9225:225'
Zoals u van ons gewoon bent, hebt u weer een jaarverslag voor u van de activiteiten van het Nationaal Geografisch Instituut. De rode draad die we dit jaar in het verslag hebben geweven, is structuur en infrastructuur. 2009 is op gebied van structuur en infrastructuur een belangrijk jaar. Op 15 mei 2009 trad de Europese INSPIRE richtlijn in werking. Een Europese infrastructuur voor geografische en milieugegevens wordt daarbij opgericht, die moet steunen op nationale infrastructuren voor geografische gegevens. Hoewel nog niet alle spelregels zijn vastgelegd, is nu al duidelijk dat deze richtlijn een belangrijke impact zal hebben op de werking en de gegevens van het NGI. We hebben de voorbije jaren dan ook heel wat tijd en kennis geïnvesteerd om ons op deze infrastructuur voor te bereiden en er voor te zorgen dat we aan de doelstellingen ervan kunnen voldoen. Samen met een consortium van internationale partners, zowel overheden als onderzoeksinstellingen en privébedrijven, proberen we in ESDIN de theorie van INSPIRE concreet toe te passen en praktische voorstellen uit te werken om de Europese infrastructuur echt te doen werken. In dit verslag verneemt u er meer over. 2009 is ook een mijlpaal in de kanteling van de gegevensstructuur van het NGI van kaartgeoriënteerde dataverzameling maar geografische informatiestructuur. De laatste kaarten van de eerste editie digitale 1:10 000 rolden van de pers, en de volledige gegevensset werd geherstructureerd en ingeladen in de nieuwe ITGI-database, het hart van onze nieuwe infrastructuur. Ook daarover vindt u meer in dit verslag. Met een nieuwe ontvanger die ingeschakeld is in de GPS RTK-dienstverlening in België dragen we ons steentje bij tot de geodetische infrastructuur, en ook op het gebied van virtuele infrastructuur kunnen we in dit verslag enkele mooie realisaties aan u toelichten. We konden trouwens rekenen op de inzet van Defensie voor onze gebouweninfrastructuur, zodat we onder meer ons serverpark gevoelig zullen kunnen uitbreiden. De klant die we dit jaar aan het woord laten is een ULM-piloot. Niet direct de meest typische klant misschien, maar wel het bewijs dat we met onze brede waaier van producten kunnen inspelen op zeer diverse vragen. Structuur en infrastructuur, belangrijke pijlers voor de strategie van het NGI. Dat was zo in 2009, zoals u in dit verslag kunt proeven, en dat zal ook in de komende jaren nog zo blijven. Ik hoop dat u ook dit jaar genoegen kunt vinden in het doorbladeren, bekijken en lezen van dit jaarverslag. Wij zijn altijd blij met uw reacties, en kijken uit naar gelegenheden om u in 2010 te ontmoeten. Veel kijk- en leesgenot,
Ingrid Vanden Berghe
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
9225:225'
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
7239(1'(((567(',*,7$/((',7,(9$1'(.$$57236&+$$/
7239 (1'( ((567( ',*,7$/((',7,( 9$1'(.$$5723 6&+$$/ In 2009 werden de laatste gegevens Top10V afgewerkt en rolde het laatste van 843 kaartbladen van de topografische kaart op schaal 1: 10 000 van de persen. De eerste digitale editie van deze kaart is nu volledig en het NGI beschikt voor het eerst over een volledige overdekking van het Belgische grondgebied met digitale vectordata op een conceptueel schaalniveau 1: 10000. Dit is zonder twijfel een mijlpaal in de geschiedenis van het NGI. Het verhaal van dit project begon toen op het einde van de jaren ’80 werd besloten resoluut de digitale weg op te gaan en voor alle cartografische toepassingen de analoge productie te stoppen. Om ten volle gebruik te kunnen maken van de nieuwe mogelijkheden van de digitale cartografie besliste het NGI bovendien te starten met een schone lei, in plaats van de bestaande analoge kaarten te digitaliseren als basis voor de nieuwe digitale editie. De keuze van de nieuwe basisschaal 1: 10 000 was hierbij van fundamenteel belang. Door voor deze schaal te kiezen werd het mogelijk de geometrische nauwkeurigheid van de kaart in belangrijke mate te verbeteren ten opzichte van de voorgaande basiskaart op schaal 1: 25 000. Ze bood immers de mogelijkheid conventionele punt- en lijnsymbolen te gebruiken met afmetingen die overeenstemmen met de reële afmetingen van de voorgestelde elementen. Deels ten gevolge van de grotere schaal, maar nog meer dankzij de nieuwe mogelijkheden van de digitale rastersymbolisatie (later vervangen door een volledig vectorieel systeem) en zeskleurendruk, was het mogelijk de legende van de kaart gevoelig uit te breiden. De legende voor de nieuwe digitale kaart bevatte ongeveer 230 objecten, een verdubbeling ten opzichte van de oude basiskaart.
De belangrijkste vernieuwing lag evenwel in het digitale productieproces. Dit leidde immers tot een volledig nieuw product, namelijk de geografische vectordata. Het lijkt onwaarschijnlijk dat iemand ten tijde van het ontwerp van de gegevenstructuur Top10V eind jaren ’80 kon voorzien hoe belangrijk dit soort gegevens zou zijn anno 2009. Toch werd van in het begin rekening gehouden met de toegevoegde waarde van “intelligente” vectorgegevens door het inbouwen van strenge topologische regels in het gegevensmodel. De eerste afgewerkte vectordata werden al in 1990 opgeleverd, enkele maanden later gevolgd door de publicatie van de eerste gedrukte kaartbladen. Op basis van deze eerste prototypes werden nog enkele wijzigingen aangebracht in de legende van de kaart en werd ook de versnijding aangepast. Voortaan zouden de Lambert72-coördinaten van de hoekpunten van de standaard kaartbladen afgerond zijn tot op één kilometer. Na deze aanpassingen kwam de productie van de gegevens op gang, waarbij eerst voorrang gegeven werd aan de grote agglomeraties en hun randgebieden. Daarna werden de tussenliggende, minder dichtbevolkte, zones opgevuld. Samen met de voortdurende zoektocht naar manieren om het productieproces te verbeteren leidde dit tot een stijging van de jaarlijkse productie vanaf het midden van de jaren ’90, tot in de jaren 2002-2003 het maximum van ongeveer 70 kaartbladen werd bereikt. Uiteindelijk werd ook de productie van de eerste kaartbladen hernomen om tot een volledig homogene editie te komen. Op deze manier werd in 2009 de cirkel rond gemaakt met de publicatie met dezelfde bladen waar het project mee was gestart. Of hoe de laatsten in dit geval letterlijk de eersten bleken te zijn… In de huidige context, waar de technologie even snel evolueert als de geografische werkelijkheid die het NGI tracht te inventariseren, is ons niet veel tijd gegund om stil te staan bij het verwezenlijken van een doelstelling waar zo lang naar toe is gewerkt. Terwijl sommigen nog bezig waren met het afwerken van de laatste gegevens Top10V, waren anderen immers al druk aan het schrijven aan een volgend hoofdstuk in de geschiedenis van het NGI: de topogeografische inventaris of ITGI.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
7239(1'(((567(',*,7$/((',7,(9$1'(.$$57236&+$$/
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
7239(1'(((567(',*,7$/((',7,(9$1'(.$$57236&+$$/
7239 (1'( ((567( ',*,7$/((',7,( 9$1'(.$$5723 6&+$$/ Productieproces Top10V(-GIS) De basis van de productie van de gegevens Top10V werd gevormd door luchtopnamen op schaal 1: 21 000. Hiervan werden speciale matbleke afdrukken gemaakt die op het terrein werden geïnterpreteerd en “aangevuld”. Dit proces bestond erin alle elementen die opgenomen moesten worden in de gegevensbank aan te duiden op de luchtfoto. De cartografen, ook wel “aanvullers” genoemd, die deze taak uitoefenden stonden in voor de selectie en identificatie van de gegevens. De geometrie van de gegevens werd vastgelegd door digitale fotogrammetrische restitutie, met behulp van de op het terrein aangevulde foto’s en op basis van dezelfde luchtopnamen. Het resultaat hiervan was een 3D-skeletbestand: de vectoriële stereominuut. Dit bestand bevatte de basisgeometrie van de gegevens onder de vorm van gedeeltelijk geïdentificeerde punten en lijnen. Vanaf 2000 werd ook gebruik gemaakt van een alternatief scenario, waarbij terreinaanvulling en restitutie grotendeels omgewisseld werden en waarbij de aanvulling digitaal gebeurde met pencomputers. In een laatste stap werd de stereominuut geïmporteerd in een GIS-softwareomgeving. Binnen deze omgeving werden de topologische relaties tussen de gegevens opgebouwd en werden de gegevens verder geïdentificeerd met behulp van de aangevulde foto’s. Het resultaat was een 2D-vectordataset, Top10V, uitermate geschikt als input voor het automatische symbolisatieproces van de topografische kaart op schaal 1: 10 000. Het digitale symbolisatieproces was, op de plaatsing van de geschriften na, grotendeels geautomatiseerd. De oorspronkelijke rastersymbolisatie werd uiteindelijk vervangen door een volledig vectorieel systeem. Voor de gedrukte kaart werd gebruik gemaakt van zes kleuren: de gebruikelijke kleuren cyaan, magenta, geel en zwart, aangevuld met bruin en groen. Op vraag van de commerciële directie werd ook een specifieke klantenversie van de Top10V-gegevens ontwikkeld: Top10V-GIS. Deze versie bood de gegevens aan in een meer GIS-georiënteerde en thematisch gestructureerde vorm.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
7239(1'(((567(',*,7$/((',7,(9$1'(.$$57236&+$$/
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
+(7(,1'(9$1'('$7$/2$',1*
+(7(,1'( 9$1'( '$7$/2$',1*
In 2009 werd niet alleen de productie van de eerste digitale editie van de kaart op 1: 10 000 beëindigd, op zich een grote realisatie. Ook een minder bekend, maar minstens even belangrijk project werd afgerond, de “Dataloading”.
Het doel van dit project, waarmee begonnen werd in 2006, was de NGI-gegevens voor de schalen 1: 10 000 en 1: 50 000 samen te brengen in één naadloze database voor het hele Belgische grondgebied. Deze database, die ITGI (Inventaire TopoGéographique/TopoGeografische Inventaris) wordt genoemd, is het eindresultaat van jarenlang nadenken binnen het NGI over de evoluties die de datamodellen moesten ondergaan en over de methodes om deze gegevens te produceren.
De dataloading van de gegevens op 1: 50 000 bestond grotendeels uit een samenvoegen van de gegevens uit de vorige edities. Er werden slechts beperkte aanpassingen aangebracht aan het model, die bovendien grotendeels automatisch verliepen dankzij de structuur van de gegevens uit de vorige edities, die sinds verschillende jaren al erg op gebruik in een GIS gericht waren.
De dataloading van de gegevens op 1: 10 000 bestond daarentegen uit verschillende stappen waarbij de gegevens gecontroleerd en verbeterd werden in hun originele structuur om ze voldoende compatibel te maken met een GIS-structuur. De Top10v-structuur was aanvankelijk immers vooral bestemd voor de productie van kaarten en niet voor gebruik in een database.
Zodra deze controles en verbeteringen waren uitgevoerd, werden de aansluitingen gerealiseerd en begon de eigenlijke herstructurering.
Op het einde van het proces werden de gegevens omgezet naar 3D-geometrie (x,y,z - coördinaten) vanuit de originele gegevens van de restitutie en daarna uiteindelijk in de database geladen.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ +(7(,1'(9$1'('$7$/2$',1*
9DQEHJLQWRWHLQG]LMQYRRUGLW SURMHFWWRWPHQVHQLQGHZHHUJHZHHVW DIKDQNHOLMNYDQGHSURGXFWLHIDVH 1DGHYROWRRLLQJLVGH,7*,HHQQDDGOR]H GDWDEDVHGLHLQÒÒQVWUXFWXXUGHJHJHYHQVRS GHVFKDOHQHQEHYDW +HWLVHHUGHUHHQJHJHYHQVPRGHOGDQHHQ JHKHHOYDQPLQRIPHHUORJLVFKVDPHQJHYRHJGH ODJHQ'LWPRGHOEHVFKULMIWGHPDQLHUZDDURSGH JHJHYHQVEHKHHUGZRUGHQHQRQGHUOLQJ YHUERQGHQ]LMQ +HWJHHIWHYHQHHQVJHGHWDLOOHHUGHLQIRUPDWLH RYHUDOOHGHðQLWLHVYDQGHLQJH]DPHOGH JHJHYHQVHQRYHUGHVHOHFWLHFULWHULD]RGDW KHWPRJHOLMNLVQDXZNHXULJWHEHSDOHQLQZHONH JHYDOOHQHHQJHJHYHQRSKHWWHUUHLQDOGDQQLHW LQGHLQYHQWDULV]DOZRUGHQRSJHQRPHQHQLQ ZHONHYRUPKHW]DOZRUGHQZHHUJHJHYHQRS VFKDDOHQRI
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
+(7(,1'(9$1'('$7$/2$',1*
02*(/,-.+('(1 9225 1$8:.(85,*( 326,7,(%(3$/,1*(1 ,1'( 5(*,2%5866(/ )/,1. 8,7*(%5(,'
Hebt u ook een ‘GPS’ in uw wagen? Handig, niet? Ook landmeters maken veelvuldig gebruik van GPS tijdens het uitvoeren van hun opdrachten, zij het op een iets meer gesofisticeerde manier. Een landmeter wil immers coördinaten bepalen tot op een paar cm na, terwijl de nauwkeurigheid van een autonavigatiesysteem beperkt blijft tot een aantal meter. De fout op een plaatsbepaling via GPS varieert willekeurig in de tijd, maar is nagenoeg even groot op alle locaties binnen een beperkt gebied. Als men op een bepaald tijdstip de fout op punt A kent, kunnen voor datzelfde tijdstip, alle positiebepalingen binnen een straal van 20 à 25 km rond A gecorrigeerd worden, om zo tot cm-nauwkeurige coördinaten te komen. Dit is het principe van ‘Real Time Kinematic GPS’ (RTK GPS).
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ 02*(/,-.+('(192251$8:.(85,*(326,7,(%(3$/,1*(1,1'(5(*,2%5866(/)/,1.8,7*(%5(,'
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ 02*(/,-.+('(192251$8:.(85,*(326,7,(%(3$/,1*(1,1'(5(*,2%5866(/)/,1.8,7*(%5(,'
02*(/,-.+('(1 9225 1$8:.(85,*( 326,7,(%(3$/,1*(1 ,1'( 5(*,2%5866(/ )/,1. 8,7*(%5(,'
Om dit te kunnen toepassen moet men dus minstens over twee GPS-ontvangers beschikken en een middel om in reële tijd de correcties over te brengen. Ten behoeve van de eigen meetploegen, maar ook als dienstverlening voor alle landmeters, heeft het NGI sinds 2002 een GPS-ontvanger permanent opgesteld op een nauwkeurig gekend punt te Ukkel. De GPS-correcties, bepaald door dit toestel, worden via GSM naar de gebruikers gestuurd. In maart 2009 werd deze ontvanger vervangen door een toestel dat niet alleen de signalen van het GPS-systeem kan verwerken, maar ook die van GLONASS, het Russische satellietennavigatiesysteem. Het belangrijkste gevolg hiervan is dat het aantal beschikbare satellieten gevoelig is toegenomen, wat in een sterk verstedelijkt gebied als Brussel zeer nuttig is. Het probleem tot nu toe was dat in smalle straten met hoge bebouwing veel signalen van GPS-satellieten afgeblokt worden door de gebouwen, waardoor RTK GPS niet meer toegepast kon worden. Er moeten immers minstens 4 satellieten ‘zichtbaar’ zijn. Door GPS en GLONASS te combineren kan men nu op veel plaatsen nauwkeurige coördinaten bepalen, waar dit met GPS alleen niet mogelijk was. Bovendien is de nieuwe ontvanger te Ukkel reeds klaar om ook de signalen van het Europese satellietennavigatiesysteem GALILEO te verwerken, zodra deze beschikbaar worden. Maar hiervoor moeten we minstens nog tot eind 2012 geduld oefenen.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ 02*(/,-.+('(192251$8:.(85,*(326,7,(%(3$/,1*(1,1'(5(*,2%5866(/)/,1.8,7*(%5(,'
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
'(:(%6(59,&(6'(72320$39,(:(5(1+(7:(%
'( :(%6(59,&(6'( 72320$39,(:(5 (1+(7 :(%
De webdiensten die we sinds 2008 aanbieden in het kader van het Testbed, werden in 2009 verder ontwikkeld. Er werden twee nieuwe diensten (WMS) aangeboden die betrekking hebben op de Top10Rgris, een variante van de Top10R met een grijze en blauwe symbolisatie. In 2009 kregen het Testbed en de webservices gemiddeld 307 000 opvragingen per maand. Wat is nu het nut van die webdiensten? Gebruikers van buiten het NGI de kans bieden om de visualisering van onze onlinegegevens uit te testen, ofwel in GIS-software (Geografisch InformatieSysteem) die bij hen is geïnstalleerd, ofwel in een cartografische browser die is geïnstalleerd op een site die los staat van de NGI-site. Kijken we naar de gebruikerscategorieën die momenteel het best vertegenwoordigd zijn, dan zien we vooral universiteiten, bedrijven en sommige administraties, die onze gegevens uittesten als referentielaag voor hun eigen informatie. Behalve gebruikers voor wie de Testbedomgeving volstaat, hebben we ook potentiële gebruikers die wachten tot deze architectuur stabiel en beveiligd zal zijn en tot de controles, de toegangsrechten en het “business model” duidelijk bepaald zullen zijn. Dit zou in de eerste helft van 2010 gerealiseerd moeten worden. Deze diensten worden eveneens gebruikt door de topografische browser van het NGI, de “TopomapViewer”. Deze browser voor het grote publiek combineert de visualisering van een algemene cartografie van ons land met het volledige gamma van onze rasterproducten (van de 1:250 000 tot de 1:10 000) en met onze orthofoto’s. Hij biedt elke surfer te gelegenheid om onze gegevens te doorzoeken. De browser komt online in het begin van 2010 en wordt gekoppeld aan de toepassing “Print On Demand”, waarmee de internetgebruikers gepersonaliseerde topografische kaarten kunnen bestellen vanop de website van het NGI.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ '(:(%6(59,&(6'(72320$39,(:(5(1+(7:(%
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
'(:(%6(59,&(6'(72320$39,(:(5(1+(7:(%
'( :(%6(59,&(6'( 72320$39,(:(5 (1+(7 :(% Momenteel is internet resoluut georiënteerd naar het Web 2.0, dat wil zeggen de mogelijkheid tot interactie tussen de surfers via een site, de centralisering op een site van diverse gegevens die door de surfers worden aangebracht (crowdsourcing), de oprichting van sociale netwerken of gebruikersgroepen, het gebruik van nieuwe programmeringstechnieken. Het NGI houdt in zijn projecten rekening met deze technologische evoluties. Onze toepassingen moeten de surfer meer gelegenheid bieden tot personalisering en interactie. In een eerste fase zal de TopomapViewer het mogelijk maken de favoriete geografische plekken te onthouden en in een volgende sessie weer op te roepen. In de nabije toekomst zal een module ook de gelegenheid bieden om verschillen tussen onze kaarten en het terrein te melden, zodat we weten welke zones we moeten bijwerken. Deze projecten zijn maar een deel van de uitdagingen die het NGI moet aangaan op het domein van de informatietechnologieën via internet. Daarom hebben we besloten om in 2009 voor sommige taken een beroep te doen op de VZW Smals en zo onze dienst te versterken: studie van de modernisering van onze website met gebruik van een systeem voor het beheer van de inhoud, voorbereiding op een informatica-architectuur die de klok rond en zeven dagen per week een zeer betrouwbare toegang tot het web garandeert, versterking van de webprogrammering,... 2009 was een jaar van intense activiteit en van voortdurende inspanningen, die in 2010 verder geconcretiseerd zullen worden naargelang van de technologische evolutie van internet en van de GIS.
enkele statistieken over de website aantal bezoekers 303 484 aantal bezoeken 432 671 aantal geraadpleegde pagina’s 12 772 946 volume van het internetverkeer 532 GB
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ '(:(%6(59,&(6'(72320$39,(:(5(1+(7:(%
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
'(1,(8:(,1)250$7,&$,1)5$6758&7885
DE
'(1,(8:( ,1)250$7,&$ ,1)5$6758&7885
Werken aan de informaticainfrastructuur van de toekomst: het Centrum voor InformatieVerwerking (CIV) In 2009 hebben de medewerkers van het NGI niet stilgezeten. Op pagina 17 van het jaarverslag kunt u lezen hoe het webteam, een onderdeel van het CIV, nieuwe toepassingen ontwikkelde waarbij een beroep wordt gedaan op het publiek om onze producten te verbeteren. Behalve de website is er natuurlijk ook nog een hele informaticainfrastructuur met servers, PC’s en nog veel meer om het werk op het NGI vlot te laten verlopen. Ook deze infrastructuur evolueerde enorm in 2009. Er werd, met de hulp van defensie, een nieuwe serverzaal ingericht met een aangepaste airco, elektrische installatie en een uitgebreid netwerk. Hiervoor werden nieuwe netwerkswitchen (toestellen die delen van het netwerk met elkaar verbinden) aangekocht. Voor de DMZ (demilitarized zone, of, eenvoudiger gezegd, een soort buffer tussen de server en internet) werden Blade Servers gekocht, zeer compacte servers. De bedoeling was om de verbinding met internet tien keer sneller te maken en er werd in 2009 een akkoord met BELNET gesloten om tegen het einde van 2010 deze snelheid dan nog eens te verdubbelen. Zo zullen we uiteindelijk een verbindingssnelheid van 2Gb/seconde halen. Ook de opslagcapaciteit van Mass1, de bestandsserver van het NGI die werkt met een Open Solaris besturingssysteem, nam toe. Momenteel bedraagt ze 40TB. Dit was absoluut noodzakelijk omdat niet alleen de nieuwe webtoepassingen ruimte innemen, maar ook andere projecten die het NGI alleen of in samenwerking met andere instellingen uitvoert. Zo levert de documentatiedienst van het NGI al jarenlang grote inspanningen om historische kaarten en werken over cartografie te scannen en digitaal beschikbaar te maken. Voor het Cartesius-project, waarover u op pagina 31 van dit verslag informatie vindt, moet eveneens de nodige plaats op de servers vrijgemaakt worden.
schematisch overzicht van het informaticapark van het NGI serverpark
besturingssysteem linux NT server 2000 server 2003
aantal 25 0 3 5
evolutie over 5 jaar -50% -100% -62,00% -66,00%
server 2008 NAS andere
10 3 2
niet van toepassing niet van toepassing niet van toepassing
aantal 1 14 170 9
evolutie over 5 jaar -92,00% -84,00% 21,00% 0,00%
klantenpark
besturingssysteem NT 2000 XP linux
Samen met collega’s van andere diensten ontwikkelde het databaseteam van het CIV een nieuwe toepassing voor het updaten van de gegevens. De methode die hiervoor wordt gebruikt, heet offline-editing. Dit betekent dat gegevens uit de database worden gehaald en na het bijwerken worden teruggeplaatst. Vroeger gebeurde dit via de “Checkout/Checkin”-procedure, een automatische methode die echter niet naar behoren werkte. De nieuwe toepassing heet “getput” en verschilt van de oude doordat de gegevens worden gelockt op het moment dat ze uit de database worden gehaald. Zo kunnen er geen conflicten ontstaan tijdens het updaten. De “getput” wordt toegepast sinds mei 2009.
Hulp aan de gebruikers Sinds het midden van 2008 is er heel wat veranderd bij de helpdesk. Het doel: een betere dienstverlening die meer luistert naar de gebruikers. De naam veranderde in “gebruikersdienst” (End Users Service), het team werd versterkt en kreeg meer operationele en functionele autonomie.
Een betere begeleiding voor een betere dienstverlening… Voor de 1200 jaarlijkse interventies, het beheer van het informaticapark van de klanten en het geleidelijk aanbieden van steeds meer diensten, werden partnerships gesloten. We maken gebruik van de expertise van de FOD P&O en van de aanbestedingen die worden uitgeschreven door zijn cel “forcms”. Zo kunnen we onze keuze en onze behoeften, dankzij een grondigere studie van de voorgestelde producten, beter op elkaar afstemmen. In 2009 werd een intensief programma gestart voor de vernieuwing van zowat 100 werkposten. Als dit programma in 2010 wordt afgerond, zullen al deze computers door hen geïnstalleerd, geconfigureerd en gepersonaliseerd zijn. Dankzij dit homogenere informaticapark zal de gebruikersdienst de klanten een interventie binnen de acht werkuren kunnen garanderen.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ '(1,(8:(,1)250$7,&$,1)5$6758&7885
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ +(70,''(16&+$/,*5()(5(17,(%(67$1':(*(1
+(7 0,''(16&+$/,* 5()(5(17,(%(67$1' :(*(1
Gebruik & Kenmerken Ongeveer een jaar geleden klopte GIS-Vlaanderen aan bij het NGI om samen te werken aan een geografisch, digitaal wegennetwerk in Vlaanderen op middenschalig niveau. Het wegennetwerk moet aangepast zijn aan tal van gebruikers, elk met hun specifieke toepassingen. Ter illustratie enkele voorbeelden uit een enquête bij de toekomstige gebruikers:
• De GIS-coördinator van een gemeente wil de verschillende waterpunten aan de wegenlaag koppelen om de brandweer bij te staan; • Een andere gemeente wil er een toeristisch stratenplan uit afleiden, of een fietskaart; • De Lijn wil dit bestand in toekomst gebruiken om er haar HASTUS-navigatie-programma op te laten draaien en zij wil dit bestand live kunnen updaten zodat de busroutes worden verplaatst, bijvoorbeeld bij wegenwerken; • Het Agentschap voor Wegen en Verkeer zal er weginfrastructuur, wegenwerken signalisatie, enz. voor de nationale wegen mee beheren; • Het NGI wil de bijwerkingen gebruiken in de ITGI. Er moet dus een koppeling tussen beide bestaan. Kortom, een ambitieus project.
Datamodel Het spreekt vanzelf dat er hiervoor een nieuw, flexibel datamodel ontwikkeld moest worden. De objectencatalogus van de ITGI diende als basis voor het datamodel, dat in samenwerking met alle betrokken partijen tijdens de zomer werd afgewerkt. Het belangrijkste verschil met de ITGI is dat informatie van allerlei aard “event”-matig aan de wegassen gekoppeld wordt. Zo wordt een wegas niet voortdurend opgeknipt en blijft het bestand dus fundamenteel stabiel.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ +(70,''(16&+$/,*5()(5(17,(%(67$1':(*(1
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
+(70,''(16&+$/,*5()(5(17,(%(67$1':(*(1
+(7 0,''(16&+$/,* 5()(5(17,(%(67$1' :(*(1
Structuur Momenteel wordt er gewerkt om de overeenkomst tussen de Vlaamse Overheid en het NGI rond te krijgen. Wat al vaststaat is dat het NGI samen met het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV) de eigenaar is van het wegenbestand. Het AGIV zorgt er als centrale beheerder voor dat de gegevensstroom tussen de lokale gebruikers en de centrale databank vlot verloopt. Bijwerkingen moeten immers zo snel mogelijk gevalideerd in de centrale databank komen, zodat die permanent actueel is. Het dagelijkse onderhoud en de bijwerking van het bestand liggen logischerwijs in handen van de lokale wegbeheerder, hoofdzakelijk de gemeenten dus. Omdat vele gemeenten niet in staat zijn om deze verantwoordelijkheid op te nemen, wil het NGI alle bronnen gebruiken om deze leemtes te vullen: interne restitutie, terrein-controles, externe bronnen,enz. Daarnaast zullen wij actief betrokken worden bij de productvorming van bijvoorbeeld specifieke MRB-rastervoorstellingen.
Het NGI zal dus al zijn kennis en ervaring aanwenden om een up-to-date wegen-bestand te realiseren en bij te houden, en kan in ruil profiteren van de prestaties van vooraanstaande GIS-gemeenten en -organisaties. Dit moet ons eindelijk in staat stellen om realistische cycli voor ogen te houden. Pas in de loop van 2010 zal deze samenwerkingsstructuur vaste vorm krijgen. Maar vandaag kunnen we al zeggen dat het AGIV begonnen is met het uitdenken van de structuur van de centrale databank en de bijhorende transactionele services, en dat deze applicatie begin 2011 zal worden getest in enkele proefgemeenten.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ +(70,''(16&+$/,*5()(5(17,(%(67$1':(*(1
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
$..225'0(7+(7&(175809225,1)250$7,&$9$1+(7%5866(/6(+22)'67('(/,-.(*(:(67
6$0(1:(5.,1* 7866(1 +(71*, (1+(7 &(17580 9225,1)250$7,&$ 9$1+(7 %5866(/6( +22)'67('(/,-.( *(:(67&,%*
Het NGI streeft al langer naar een zo rationeel mogelijke inzameling van geografische informatie. Via overeenkomsten met openbare en private partners vermijdt het Instituut dubbel werk. Zo werden er in de voorbije jaren al samenwerkingsakkoorden gesloten met Elia (de beheerder van het hoogspanningsnetwerk) en met Infrabel (de beheerder van de spoorweginfrastructuur). In 2009 werd dit beleid verdergezet. Op woensdag 30 september sloten het NGI en het CIBG een samenwerkingsakkoord voor de uitwisseling van hun topogeografische gegevens. Beide instellingen beheren dergelijke gegevens voor het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en werkten vroeger al informeel samen. Door het akkoord worden de banden nu nauwer aangehaald.
Het CIBG zal de gegevens van het NGI integreren in Brussels UrbIS (Brussels Urban Information System), een database die wordt gebruikt door Brusselse regionale en lokale overheden, maar ook door de privésector (bijvoorbeeld architecten). Dankzij de samenwerking zal onder andere de toponymie aangevuld kunnen worden.
Het NGI zal de gegevens van het CIBG integreren in zijn ITGI (Inventaire Topogéographique - Topogeografische Inventaris). Omdat de gegevens nu maar één keer worden ingezameld, levert de samenwerking ook een productiviteitswinst en een kostenbesparing op. Door gekruiste kwaliteitscontroles wordt de betrouwbaarheid van de gegevens bovendien nog versterkt. Het akkoord kadert ook in de invoering van de Inspire-richtlijn (Infrastructure for Spatial Information in Europe) voor de terbeschikkingstelling van geografische informatie door de lidstaten van de Europese Unie. (Op pagina 39 van dit jaarverslag kunt u meer lezen over deze richtlijn).
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ $..225'0(7+(7&(175809225,1)250$7,&$9$1+(7%5866(/6(+22)'67('(/,-.(*(:(67
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ $..225'0(7+(7&(175809225,1)250$7,&$9$1+(7%5866(/6(+22)'67('(/,-.(*(:(67
.$$57 9$1'( 6&+((39$$57:(*(1 (',7,(
In mei 2009 verscheen de Kaart van de Scheepvaartwegen. Het is feitelijk de tweede editie van de Kaart van de Waterwegen die nu werd omgedoopt. De eerste uitgave dateerde van 2006 en was inmiddels uitverkocht. Dit kwam goed uit omdat heel wat gegevens aan een bijwerking toe waren. Voor de realisatie van de kaart werkte het Instituut samen met verschillende partners: • De Federale Overheid, dienst Mobiliteit en Vervoer; Maritiem Transport; • De Vlaamse Overheid, Mobiliteit en Openbare Werken, Vervoer Over Water (en de waterwegbeheerders); • De Service public de Wallonie, Mobilité et Voies Hydrauliques; • Promotie Binnenvaart Vlaanderen; • De Direction de la Promotion des Voies navigables et de l’Intermodalité.
De beide kanten van de kaart zijn bestemd voor twee aparte doelgroepen: • Voor de professionele schippers is vooral de indeling in klassen belangrijk. Aan de hand van een kleurencode op onze kaart kan een schipper meteen zien of een bepaald tracé toegankelijk is voor zijn schip. Verder staat er uiteraard ook praktische informatie op zoals de afmetingen van de sluizen, de gebruikte marifoonkanalen (scheepsradio), elektriciteitsvoorziening, enz. Nieuw voor de tweede editie is de vermelding van de bunkerstations (waar schippers zich kunnen bevoorraden) en van de milieustations (waar schippers bijvoorbeeld met hun afvalwater terecht kunnen). • Voor de pleziervaart is er in de eerste plaats informatie over de intensiteit van de professionele binnenvaart. Verder worden onder andere de snelvaartzones, de jetskizones, de jachthavens, aanmeer- en aanlegplaatsen, trailerhellingen enz. vermeld. • De Defensiestaf toonde zich ook geïnteresseerd en is van plan een aantal kaarten en een raster te bestellen, die bestemd zijn voor de dienst die sommige sluizen beheert. Al deze gegevens staan op een kaart met schaal 1: 250 000. Ze is uiteraard te koop bij het NGI maar Promotie Binnenvaart Vlaanderen verdeelt ze ook op grote evenementen zoals de Belgian Boat Show of Boot Düsseldorf. Het is de bedoeling om vanaf nu om de twee jaar een nieuwe editie uit te brengen.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
.$$579$1'(6&+((369$$57:(*(1(',7,(
3(:(4)9, /HZZLSIHJO (3),9;2(5((3 /HYPUNZSLKL +6524,,9 i[HUN:[9VJO )(52((9; 3L.YHUK,[HUN
7\TW^LYR
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
.$$579$1'(:$7(5:(*(1(',7,(
:(5.(1 9225'()(16,( '(1,(8:( 75=.$$57
Het NGI produceert voor Defensie kaarten van de militaire oefengebieden van Beverlo, Brasschaat, Elsenborn, Marche-en-Famenne en Arlon: de zogenaamde TRZ-kaarten (TRaining Zones). Deze kaarten hebben enerzijds op de recto een topografische ondergrond met opdrukgegevens en anderzijds op de verso een detailplan van het kamp.
Bij Defensie is er steeds meer behoefte aan nauwkeurige digitale informatie naast gegeneraliseerde informatie op een gedrukte kaart. Dit is de reden waarom Defensie aan het NGI vroeg een gegevensstructuur voor de opdrukgegevens van de TRZ-kaarten te ontwikkelen. Deze gegevens bevatten onder andere de grenzen van het militair domein en van oefenterreinen, trajecten voor de rupsvoertuigen, landingsplaatsen, bivakplaatsen, begrenzing en benaming van de schietstanden, granaatstanden, restrictiezones, enz.
In 2009 werden de specificaties vastgelegd voor een nieuwe symbolisatie van de TRZ-kaart. Deze nieuwe symbolisatie had als doel een grotere nauwkeurigheid en een betere leesbaarheid van de kaart te bereiken zonder haar conformiteit met de standaard van de NAVO in het gedrang te brengen. Tot nu toe werd als ondergrond de topografische kaart 1: 50 000 gebruikt die werd vergroot naar 1: 25 000. Bij de nieuwe symbolisatie werd als ondergrond de nieuwe topografische kaart 1: 20 000 gebruikt die werd verkleind naar 1: 25 000, waarbij enkele symbolen werden aangepast om de leesbaarheid te verhogen.
In 2009 werd de eerste kaart van deze nieuwe uitgave gerealiseerd: de TRZ van Marche-en-Famenne.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
:(5.(19225'()(16,('(1,(8:(75=.$$57
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
:(5.(19225'()(16,('(1,(8:(75=.$$57
+(7 &$57(6,86²352-(&7 67220723
Het doel van het Cartesius-project is het ontsluiten van oude kaarten, luchtfoto’s en ander geografische materialen van België, zijn grensgebieden en zijn vroegere overzeese gebiedsdelen voor geïnteresseerden en wetenschappers. Om deze reden vormen het Nationaal Geografisch Instituut, de Koninklijke Bibliotheek, het Rijksarchief en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren het excellentiecentrum van het Belgische kaartpatrimonium. Samen bezitten zij de belangrijkste en grootste collectie kaarten, luchtfoto’s en andere geografische documenten van België, zijn voormalige overzeese gebieden en andere delen van Afrika. Het project wordt uitgevoerd met geld van de Nationale Loterij. Ook minister van Wetenschapsbeleid Sabine Laruelle heeft onlangs nog haar steun aan dit project bevestigd voor 2010. De grote publieke belangstelling voor de Ferraris-kaarten, die we kunnen afleiden uit in het grote succes van de Ferraris-atlas, de bestelde afdrukken van Ferraris-kaartbladen en de online Ferraris-viewer in 2009, onderstreept de interesse van het grote publiek voor historische geografische gegevens en daarmee het belang van het Cartesius-project.
Het in detail online bekijken van oudere kaarten, luchtfoto’s en op termijn ook andere geografisch materiaal, zal dankzij het project mogelijk worden. De opzoeking van dit materiaal wordt grafisch (met kaart en tijdbalk) en tekstueel (via sleutelwoorden) georganiseerd. Op de recentste digitale kaarten van het NGI – de referentiekaart – zal de gebruiker een gebied kunnen selecteren, waarna het materiaal dat voor dat gebied beschikbaar is op postzegelformaat getoond wordt, inclusief een beknopte beschrijving. Met een simpele klik heeft men daarna toegang tot een beeld op hoge resolutie en de aanvullende beschrijvingen via de individuele instituten. Kaarten en luchtfoto’s met dezelfde projectie als de referentiekaart worden als transparant getoond, zodat de ontwikkeling van het landschap doorgrond kan worden. Op termijn kan dit worden uitgebreid met collecties van andere instituten.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
+(7&$57(6,86352-(&767220723
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ +(7&$57(6,86352-(&767220723
+(7 &$57(6,86²352-(&7 67220723
Het project heeft eind deze zomer een stevige impuls gekregen met de aanstelling van de projectleider, Rink W. Kruk. In de afgelopen maanden zijn de functionaliteiten en structuur van de Cartesius-website gedefinieerd. Inmiddels is het bestek voor de ontwikkeling van een prototype website geschreven en uitgestuurd. In de loop van 2010 zal het prototype van de Cartesius-website geïnstalleerd worden op de servers van het NGI. Daarnaast geeft het Cartesius-project een extra impuls aan de digitalisatie en inventarisatie van het geografische materiaal van de vier instituten die hier noest aan werken. Het gaat hier om al het materiaal dat gelokaliseerd kan worden naar huidige geografische coördinaten.
Een van de grootste uitdagingen is het samenstellen van een beknopte centrale database uit de verschillende metadata-formaten die door de instituten gehanteerd worden. Ook het op elkaar doen aansluiten van de verschillende IT-infrastructuren van de instituten ligt niet zomaar voor de hand. Medio 2010 zullen de eerste resultaten aan het publiek kunnen voorgesteld worden.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ +(7&$57(6,86352-(&767220723
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
(6',1
(6',1 De huidige samenleveing stelt steeds hogere eisen aan de geografische-informatiesystemen: ze moeten steeds nauwkeuriger, beter bijgewerkt en geharmoniseerd zijn. Dat noemt men de interoperabiliteit. Het project ESDIN (European Spatial Data Infrastructure Network) heeft als doel een Europese infrastructuur voor geografische gegevens in te voeren. Op die manier wil men de gegevens van de lidstaten voorbereiden en de toegang ertoe vergemakkelijken om de thema’s van bijlage I van de INSPIRE-richtlijn te kunnen integreren. Deze thema’s zijn: de systemen voor verwijzing door coördinaten, de administratieve eenheden, de transportnetwerken, de kadastrale percelen, de hydrografie en de geografische eigennamen op diverse schalen, van de algemene tot de meest lokale. In dit kader komen Europese experts samen om de initiatieven te coördineren en om de verspreiding van Europese geografische gegevens te bevorderen. Binnen het NGI coördineert Nathalie Delattre (AT/SIG) dit project.
Wat houdt het project ESDIN concreet in? Het doel van ESDIN is niet om de INSPIRE-richtlijn gewoonweg toe te passen, maar om ze binnen een Europees kader aan te passen aan de eigenheid van de cartografische en kadastrale eigenschappen en zelfs om nog verder te gaan. Nemen we het voorbeeld van de geografische gegevens. De cartografische en kadastrale agentschappen beschikken over zeer specifieke gegevens. De specificaties en het gegevensmodel die zullen worden opgesteld volgens INSPIRE, moeten de inhoud van de eigen gegevens van de agentschappen beter aflijnen en ze beter laten beantwoorden aan de specifieke vragen van de klanten. Bovendien koppelen we dit aan een harmonisatie van de inhoud van de gegevens die is gebaseerd op de selectiecriteria en op de criteria voor de samenhang tussen de thema’s, iets wat in de INSPIRE-richtlijn niet echt aan bod komt. Zonder harmonisatie van de inhoud kunnen de geografische gegevens immers niet gebruikt worden op Europees niveau. Deze specificaties en dit gegevensmodel werden ExM genoemd, een acroniem van Euro...Map, een aaneenschakeling van alles wat op pan-Europees niveau ontworpen zou kunnen worden. Een andere meerwaarde van het project is dat er diensten en producten ontwikkeld worden voor de generalisatie, de aansluiting aan de grenzen en het “geo right management” en dat deze diensten en producten door de cartografische agentschappen onderling gebruikt zullen kunnen worden. Bovendien voorziet het project ook in procedures voor het beheer van de unieke identificatoren, de traceerbaarheid van de updates op Europees niveau en de kwaliteitscontrole van de gegevens. De doelstellingen zijn zeer ambitieus, maar de inspanningen die worden geleverd om ze te bereiken berusten niet op zuiver onderzoek of theorie, maar op de rijke praktijkervaring die de cartografische agentschappen hebben opgedaan in diverse Europese projecten. Het project startte op 1 september 2009 en loopt nog tot 28 februari 2011. Hoe verloopt de samenwerking? Het project wordt gevormd door een consortium van 20 partners: 12 cartografische en kadastrale agentschappen, 4 universiteiten, 3 “service providers” (privéfirma’s) en de organisatie EuroGeographics die alles coördineert. Alles samen gaat het om een honderdtal experts uit 12 Europese landen. De grote uitdaging bestaat erin om te komen tot een gemeenschappelijk standpunt over de doelstellingen en tot overeenstemming over de oplossingen. Dit vergt veel discussies en vergaderingen. Bovendien is dit enorme project onderverdeeld in 12 “workpackages”, elk met zijn eigen leiding en doelstellingen. Coördinatie tussen deze Wps is dus essentieel, al is ze niet altijd even gemakkelijk.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
(6',1
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
(6',1
(6',1 Waaruit bestaat de inbreng van het NGI? Het NGI heeft 6 experts afgevaardigd: voor de invoering van de ExM dataspecificaties, voor de kwaliteitscontrole, voor de realisatie van de diensten en voor het georight management. Bovendien heeft het NGI de leiding op zich genomen van een werkgroep voor het beheer en de duurzame update van de geografische gegevens op Europees niveau. Hiertoe zal deze WP procedures opstellen voor het beheer van de unieke identificatoren en de traceerbaarheid van de updates die bruikbaar zijn op Europees niveau, alsook procedures waarmee de geografische gegevens aan de landsgrenzen op elkaar aangesloten kunnen worden.
Welk belang heeft het NGI bij zijn deelname aan ESDIN? Het NGI coördineert de productie van pan-Europese gegevens voor EuroRegionalMap, dat 30 landen bestrijkt. De oplossingen die bij ESDIN uit de bus zullen komen, zijn essentieel voor de toekomst van EuroRegionalMap en van andere pan-Europese gegevens zoals EuroGlobalMap en EuroBoundaryMap. Het doel is te komen tot een geïntegreerd beheer van de drie producten, met oplossingen die een betere uitwisseling mogelijk maken, zodat de kosten voor productie en onderhoud dalen en de kwaliteit van de gegevens verbetert. Omdat de oplossingen van het project steunen op de praktijkervaring van de cartografische en kadastrale agentschappen, is het NGI goed geplaatst om zijn knowhow te delen en te laten weten welke verplichtingen inzake gegevens en diensten het moet naleven. Bovendien zullen deze oplossingen het NGI van pas komen bij de toepassing van de INSPIRE-richtlijn en bij zijn integratie in een Europees netwerk voor een infrastructuur van geografische gegevens. Wat zijn de belangrijkste verwezenlijkingen voor 2009? De invoering van specificaties en van een ExMgegevensmodel. We hebben eigenlijk twee types specificaties ontwikkeld: één voor gegevens op gedetailleerde schaal (ExM Large Scale) of basisgegevens en één voor gegevens op gegeneraliseerde schaal (ExM medium/small scale) dat zal worden gebruikt voor de pan-Europese gegevens EuroRegionalMap, EuroGlobalMap en EuroBoundaryMap. De datacataloog en de structuur zullen uiteraard gemeenschappelijk zijn, maar met enkele varianten. Wat zijn de belangrijkste doelstellingen voor de komende jaren? Het hoofddoel voor 2010 is de invoering van diensten en oplossingen om te komen tot een Europese infrastructuur voor gegografische gegevens, anders gezegd procedures en hulpmiddelen voor de generalisatie, de aansluiting aan de grenzen, het “geo right management”, ad-hocdiensten voor omzetting, bekijken en donwloaden, omzetting van coördinaten, kwaliteitsevaluatie. Kortom, werk en uitdagingen genoeg.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ (6',1
L° L>Ì° V°Ê>° V VÌ °,° !SC Ì
° ÕÃÃ*Ì >ð j}°] i}° i}Àv«° iÛ° v À] À° i ÃÀið À° Ã
°
>Û°
>ÀÀ° #ASC
>Ì
°
° °
>«°
>ÀL°
@Ì°
°
° i}°
j}°]
ð jV
° °]`° "°]
i° %PUR
À
°
1,° >V° `
v]v`
v ° i &ONT iÀ
v i À° Þ° ® Ûi° Ì° ÕÃÌ° °° >Û° >«° >ÃÌ° >Ì
° +LËRANL i° ° ð <° ÞV° °°
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
,163,5(
,163,5( De Europese geografische informatie-infrastructuur : de lange weg naar INSPIRE De Europese richtlijn INSPIRE beoogt de realisatie van een Europese Geografische InformatieInfrastructuur, waarin geografische en milieugegevens vlot kunnen worden gevonden, bekeken en uitgewisseld, en waarbinnen webdiensten opgezet worden om op een zeer toegankelijke manier toepassingen te bouwen op basis van de grote verscheidenheid aan gegevens die beschikbaar komen. Alle lidstaten moeten de nodige wetgeving opstellen om de richtlijn in hun nationale wetten te verankeren. De technische spelregels worden vastgesteld door een comité waarin alle landen vertegenwoordigd zijn en dan in verordeningen gegoten, die rechtstreeks gelden. De nationale wetgeving moest tegen 15 mei 2009 uitgewerkt zijn. Vele landen zijn daar niet in geslaagd. Ook in België werd de deadline niet gehaald. Om de richtlijn om te zetten in onze wetgeving moet men enerzijds op elk niveau de nodige wetgeving realiseren (federale overheid en gewesten) en anderzijds een samenwerkingsakkoord sluiten tussen deze overheden waarin alle aspecten aan bod komen die noodzakelijk zijn voor de coördinatie. Het vergde een lang overleg en zelfs een advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht vooraleer het samenwerkingsakkoord voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie, afgesloten tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, in zijn definitieve plooi viel. Dat gebeurde uiteindelijk toch op de valreep van 2009: op het einde van december keurde de interministeriële commissie voor leefmilieu, uitgebreid voor INSPIRE, de definitieve tekst van het samenwerkingsakkoord goed. Het jaar 2010 zal dan het jaar worden van de formele ondertekening van dit akkoord.
Voor de verdere omzetting van de wet werd een ambtelijke werkgroep opgericht met daarin vertegenwoordigers uit verschillende administraties die vaak gebruik maken van geografische gegevens of ze produceren. Via een modulaire aanpak van de verschillende facetten van geografische informatie werd een voorontwerp van wet op de geografische gegevens opgemaakt, dat veel breder van opzet is dan de richtlijn in strikte zin. Zo worden in dit voorontwerp alle geografische gegevens behandeld, ook diegene die niet binnen de categorieën vallen waarvan sprake is in de richtlijn. Verder heeft het ontwerp oog voor alle soorten gegevens, zowel op papier als digitaal, daar waar de richtlijn enkel betrekking heeft op digitale gegevens. Het ruime opzet van dit werk maakt wel dat de tekst niet volledig was afgewerkt op het einde van 2009. Vooral de voorgestelde nationale geografische informatie-infrastructuur vergde nog heel wat overleg, onder meer met de gewesten. Bij de gewesten is enkel het Vlaamse Gewest er in geslaagd om tijdig de eigen wetgeving uit te schrijven en door het parlement te loodsen, met het GDI-decreet (Geografische Data-Infrastructuur Vlaanderen) als fraai resultaat. Een inspirerend werkstuk voor de andere gewesten en ook voor de federale wet op de geografische informatie. Naast de wettelijke regeling (de omzetting van de richtlijn) moet er ook veel werk verzet worden om de gegevens van het NGI aan de nieuwe vereisten van INSPIRE aan te passen (de implementatie van de richtlijn). De technische specificaties worden maar bij mondjesmaat vastgelegd. Eind december 2008 kwamen de bepalingen beschikbaar voor de metadata, en in oktober 2009 voor de netwerkdiensten. Ook gaf de commissie op 5/6/09 aan volgens welke instructies de opvolging en de rapportering over de richtlijn moest verlopen. Al deze documenten zijn te vinden op de INSPIRE website (http://inspire.jrc.ec.europa.eu/index.cfm) Binnen het NGI werden in 2009 de datasets geidentificeerd die als INSPIRE datasets beschikbaar moeten worden gemaakt. De metadata voor deze datasets worden opgebouwd, en de viewservice is in voorbereiding (zie ook op pagina 17 van dit verslag). Het NGI was van nabij betrokken bij de uitwerking van de technische specificaties, en deze inspanningen komen nu goed van pas bij de bepaling van de INSPIRE producten. Samengevat heeft het NGI belangrijke inspanningen geleverd om ervoor te zorgen dat de federale overheid in 2009 zowel inzake de omzetting als in de implementatie van de richtlijn belangrijke stappen vooruit heeft kunnen zetten.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
,163,5(
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ 5$',2*5$),(9$1+(71*,3(5621((/23
5$',2*5$),( 9$1+(7 1*,3(5621((/ 23 aantal personeelsleden
256
niveau A niveau B niveau C niveau D
49 104 52 51
mannen vrouwen
173 83
nederlands frans
121 135
leeftijd van het oudste personeelslid leeftijd van het jongste personeelslid
20 jaar 61 jaar
anciënniteit ngi statutairen contractuelen
21 jaar 24 jaar 9,5jaar
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ 5$',2*5$),(9$1+(71*,3(5621((/23
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ 5$',2*5$),(9$1+(71*,3(5621((/23
5$',2*5$),( 9$1+(7 1*,3(5621((/ 23 fietsvergoeding
4639,31 euro voor 30928,73km (23 personen)
openbaar vervoer (belangrijkste vervoerbewijs) mivb nmbs
37 94
aanwervingen 2009 vertrek 2009
8 contractuelen
6 statutairen en 2 contractuelen
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ 5$',2*5$),(9$1+(71*,3(5621((/23
$17:(53(1
:(679/$$1'(5(1
/,0%85*
22679/$$1'(5(1
9/$$06%5$%$17 %5866(/
:$$/6%5$%$17
/8,.
+(1(*28:(1
1$0(1
b
/8;(0%85*
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
5$',2*5$),(9$1+(71*,3(5621((/23
5$',2*5$),( 9$1+(7 1*,3(5621((/ 23 verdeling per provincie
antwerpen brussel waals-brabant henegouwen luik limburg luxemburg namen oost-vlaanderen vlaams-brabant west-vlaanderen # ziektedagen gemiddelde duur
12 64 30 15 8 4 3 13 35 70 2 3177 5 dagen
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
5$',2*5$),(9$1+(71*,3(5621((/23
),1$1&,Ê/( 5(68/7$7(1 &,-)(56
financiële resultaten
2009
Balans op 31 december 2009
2008
(euro‘000) (euro‘000)
Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
1,192 7
Vlottende activa Voorraden Vorderingen op ten hoogste één jaar Geldbeleggingen Liquide middelen Overlopende rekeningen
1,178 920 3,750 1,783 160
1,272 1,523 4,380 1,180 200 7,791 8,555 8,990 10,058
Eigen vermogen Kapitaal Reserves
3,498 2,900
4,742 2,900 7,642
Schulden Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen
1,554 1,038
Totaal activa
Totaal passiva
1,496 7 1,503 1,199
6,398
1,395 1,021 2,592 2,416 8,990 10,058 2009
Resultatenrekening voor het jaar 2009
2008
(euro‘000) (euro‘000)
Bedrijfsopbrengsten Omzet Overheidstoelage Andere bedrijfsopbrengsten
3,807 12,517 126
Bedrijfskosten Personeelskosten Goederen en diensten Afschrijvingen op vaste activa Andere bedrijfskosten
4,341 11,456 146 16,450 15,943
14,398 2,643 675 9
13,977 2,577 770 (5) 17,319 (1,376) 141 (1,235)
Bedrijfsresultaat Financieel resultaat Uitzonderlijk resultaat Resultaat van het boekjaar
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
17,725 (1,275) 31 (1,244)
),1$1&,Ê/(5(68/7$7(1
./$17 $$1+(7 :225' '(8/03,/227
Kunt u zich even voorstellen en ons vertellen welk(e) product(en) van het NGI u gebruikt? Ik ben Philippe en ik gebruik jullie Low-Airkaart al sinds ik met een ULM vlieg, dus sinds anderhalf jaar. Natuurlijk kende ik het Instituut. Ik koop al jarenlang jullie stafkaarten op schaal 1: 50 000 voor mijn wandeltochten en ik heb ook nog kaarten op schaal 1: 100 000 en 1: 250 000 gekocht voor de Grote-Routepaden.
Hoe hebt u van de Low-Airkaart gehoord? Bestaan er vergelijkbare producten die door andere spelers op de markt worden gerealiseerd? Ik heb ervan gehoord toen ik begon te vliegen. Er bestaan vergelijkbare producten die worden gemaakt door Franse organisaties (VFR* France onder andere ) maar niet voor België, althans voor zover ik weet.
Hebt u al contact gehad met het NGI in verband met de Low-Airkaart? Hoe heeft het NGI daarop gereageerd? Ik heb de kaarten uiteraard gekocht, meer bepaald de edities 2008 en 2009. Ik ben ze een keer ter plaatse komen kopen, de andere kaart heb ik via de post besteld. In beide gevallen was ik zeer tevreden over de service van het NGI. Wat de inhoud betreft, heb ik al gemeld dat er dingen ontbraken en ik heb ook al suggesties gedaan.
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
./$17$$1+(7:225''(8/03,/227
./$17 $$1+(7 :225'
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
./$17$$1+(7:225''(8/03,/227
./$17 $$1+(7 :225'
Kunt u ons zeggen waarover het ging? Natuurlijk. Ik had gesignaleerd dat het vliegveld van Maillen niet op de Low-Airkaart staat, terwijl het er nog steeds ligt. Daarnaast had ik gesuggereerd om de steengroeven en de watertorens duidelijker te laten uitkomen op de kaart. Vanuit de lucht zijn het belangrijke herkenningspunten. Misschien zou men de symbolen in kleur op de kaart kunnen zetten. Men heeft mij geantwoord dat mijn opmerking correct was en dat het zou worden rechtgezet op de uitgave voor 2010. In verband met mijn suggesties heeft mijn contactpersoon beloofd dat hij ze zou voorleggen op de volgende vergadering met de betrokken diensten.
Kent u andere personen die de Low-Airkaart gebruiken? Wat vinden zij ervan? Alle ULM-piloten gebruiken deze kaart, aangezien er geen alternatief bestaat. Wat ik hierboven heb gezegd is ook de mening van andere piloten. We zouden het op prijs stellen als het kleurcontrast groter was, maar we begrijpen wel dat dit misschien niet mogelijk is omdat alle symbolen leesbaar moeten blijven.
Laatste vraag: mogen we u een tevreden klant noemen? Zeker en vast.
Dank u voor dit gesprek.
De foto’s bij dit artikel werden genomen in Buzet. Neem een kijkje op http://www.confluence.be
*9)5LVHHQ(QJHOVHDINRUWLQJYDQì9LVXDO)OLJKW 5XOHVú5HJOHPHQWHULQJYRRUKHWYOLHJHQRS]LFKW
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$ ./$17$$1+(7:225''(8/03,/227
&2/2)21 nationaal geografisch instituut abdij ter kameren 13 1000 brussel tel: o2 629 82 82 fax: 02 629 82 83
email: website:
[email protected] www.ngi.be
wettelijk depotnummer D/2010/0911/02 1$7,21$$/*(2*5$),6&+,167,7887 ,167,787*(2*5$3+,48(1$7,21$/
5(;065((3*(2*5$),6&+05:;0;<<;-$$59(56/$*3$*,1$
&2/2)21