m 313
3 Februari 1921
DE J O U R N A L I S T Orgaan vanden Nederlandschen Journalisten-Kring Redacteur: W. N. VAN DER HOUT
Dit blad verschijnt den eersten en derden
Van Slingelandtstraat 70, Den Haag
Donderdag van iedere maand.
INHOUD.. Na twee jaar, Jaarlijksche Alg. Vergadering, De Maaltijd (E. A. M.) — Oificiëele Mededeelingen: Kiingbestuur, Jaarverslag, Samenwerking van Intellectueelen, Ledenlijst. — Plaatselijke Vereenigingen: 's-Gravenhage. — Algemeene belangen: Onze motie inde Nieuwe Courant, Publiciteits-commissie, Aanklacht ingediend, Officieele verslaggeverij, Vriendelijke wenken. — Personalia en Berichten. —, Advertentie.
Na twee jaar. Het leven gaat snel. En : men vergeet zoo gauw. Ook en vooral in ons jagend beroep. Maar voor een vereeniging — voor een vakvereeniging met name — is het gewenscht een enkele maal stil te staan, als op een bergtop, en het achter-liggende, het beneden-liggende, te overzien. Zoo ook nu. Het is thans goed twee jaar geleden, dat wij begonnen aan onze salaris actie, dat we de hand aan den ploeg sloegen op het veld van onze economische positie. Wat zijn we in die betrekkelijk zoo korte spanne tijds gevorderd? Dat willen wij nog even overzien. Want: men vergeet zoo gauw. En de critische stemming is goed, is noodzakelijk zelfs, maar zij mag het bereikte niet uit het oog doen verliezen. Op 23 November 1918 werd in het Knngbestuur voor de eerste maal de wenschelijkheid van salarisverbetering ter sprake gebracht en besloten zich deswege te wenden tot de directeuren-vereeniging. Voor de eerste maal zou dus de Kring zich met de salarissen gaan bemoeien. Zou het wel gelukken er iets van terecht-te-brengen ? Wat zouden wij toch kunnen bereiken ? wij, met onze „zwakke" vereeniging, die nooit vakvereeniging was? wij, die nimmer iets hadden gedaan op dit gebied ? wier leiders niet de minste ervaring en routine bezaten op vakvereenigings-terrein ? wij, geestelijke arbeiders, die, numeriek klein in aantal, geen macht konden vormen? Velen waren pessimistisch. Maar we gingen vergaderen, confereeren, studeeren. En nog geen twee maanden later, op 18 Januari 1919, verscheen het extra-nummer van ons orgaan met de tijdelijke regeling van 60, 30 en 15 °/0, die voor velen zulk een aanzienlijke vooruitgang beteekende. Toen gingen we verder werken. Aan den moeilijken arbeid van een vaste regeling. Moeilijk in ons beroep met zijn vele verscheidenheden. Wat aanzienlijke bezwaren hebben we moeten overwinnen ! wat vele bestrijding weerstaan! Maar op 19 September 1919 verscheen weer een extra-nummér, nu met de minimum-regeling als vaste-basis, die op 28 September door de journalisten en op 2 October door de directeuren werd aanvaard. Zoo was het gelukt, in ons vak met zijn ongeordende economische toestanden, waar op de meest willekeurige wijze met de salarissen werd omgesprongen, een grondslag te leggen, waarop kon worden voortgebouwd. De cijfers waren te laag, maar de basis was er. Op 1 October 1919 trad de regeling in werking. En op 25 September 19-20 begon het Kringbestuur, met de bekende motie, de beweging tot kerstening van de schaal Opnieuw werd verbinding met de directeuren-vereeniging verkregen. Nog moeilijker dan de eerste maal waren de onderhandelingen. Veel beleid en veel tact waren noodig. Maar zij slaagden: de minimum-cijfers werden met 20 % verhoogd, een nieuwe gemeenteklasse werd ingeschoven, de getalsverhouding en de periodieke verhoogingen werden verbeterd. 1 Januari 1921 is de herziene regeling beginnen te werken. En dan wachten ons nog de afzonderlijke onderhandelingen over de hoofdredacteuren en de vaste medewerkers. Zoo is het ons in twee jaar tijd gelukt: éérst de nood-regeling tot stand te brengen, daarna de vaste regeling en eindelijk de verbetering hiervan. En behalve dit zijn we de onderhandelingen begonnen over een pensioen-regeling, die nu met * kracht zullen worden voortgezet. Ziedaar het resultaat. Bereikt door onze vereeniging, die geen historie als vak-
organisatie had, geen ervaring en routine, en geen bezoldigde, maar met beroepsbezigheden overladen bestuurders, en die werkt op een gebied waar het voeren van economische actie ontzaglijk veel moeilijker is dan elders. Zeker, vele salarissen zijn nog te laag, maar voor het bereikte, dat naar onze innige overtuiging van groote beteekenis is, mogen wij de oogen niet sluiten. Te meer niet, waar — en daar mag ook nog wel eens de aandacht op gevestigd worden — onze salaris-regeling is een mimmum-regelmg. Men vergelijkt zoo vaak en zoo graag met andere beroepen, maar in die andere is de regeling niet alleen een grens naar beneden, maar ook naar boven. Bij ons niet. Wij hebben een minimumschaal en het is ook aan de actie te danken, dat aan verscheidene bladen de salarissen een heel eind boven de minima uitgaan. Zoo werkt onze salarisbeweging in de goede richting, niet nivelleerend op een matig inkomen, maar ook de hoogere salarissen steeeds voortdrijvend. En in die richting blijven wij werken. Ziehier een enkel woord. Dat noodig was. Want nogmaals: critiek is goed en noodzakelijk, en we hebben nog lang niet het rechtvaardige bereikt, maar het stuk werk in de afgeloopen twee jaar volbracht en het resultaat daarmee behaald is waard om trotsch op te zijn. Laat ons maar alleen eens zien naar andere geestelijke werkers. Wat zijn wij hun een stuk vooruit nu. Maar dit niet alleen. Hoe is in andere landen de toestand nog in ons eigen beroep? Zoo juist publiceerden onze bladen een bericht uit Duitschland, meedeelend dat het Rijksverbond. van Duitsche journalisten met de directeuren hadden geconfereerd over een vaste salaris-regeling als grondslag. Maar de conferentie is mislukt. De directeuren wilden volstrekt niet. En in dit verband moet ons een woord van erkentelijkheid uit de pen voor het bestuur der directeurenvereeniging in ons land en voor haar vertegenwoordigers in de conferenties. De salaris-cijfers mogen nog onvoldoende zijn, de directeuren hebben aan het totstandkomen van een vaste regeling in principe krachtig medegewerkt. Zoo kan nu spoedig onze jaarvergadering in opgewekte stemming bijeenkomen. Wij hebben nog lang niet wat wij willen en wat ons recht is. Maar wij zijn op den goeden weg. En op het in deze twee jaar bereikte mogen wij met voldoening terugzien. Als de totaal-som van de door ons verkregen salaris-verbeteringen eens bekend was, zouden velen verstomd staan, zóó slecht 'was vroeger de toestand. l) Laat ons met kracht en met lust verder strijden voor de geestelijke en materieele verheffing van' den journalist. En geve het Kringleven het beeld te aanschouwen van „den eenparigen schouder", die de profeet Zefanja onsterfelijk heeft gemaakt. D. H. ') Laat ons een enkel voorbeeld geven van de nieuwe regeling. Ons is bekend een blad met 14 redacteuren, waarvan de directeur zich vrijwel precies houdt aan de minimum-schaal. De getalsverhouding is daar volgens de bestaande regeling 4—5 — 5. Moet nu worden krachtens de nieuwe regeling 5—5—4. Aldus zullen al dadelijk vooruitgaan: 1 redacteur met (ongeveer) f 1440, 1 met f 900, 4 met 1' 640, 4 met f 480 en 4 met f 380. In totaal op 1 Januari jl. dus een salaris-toename van f 8340. Berekent men hiernaast de maxima, dan ziet men dat alleen deze vooruitgaan met f 10.720. Dit is dus enkel door de nieuwe regeling: de 20 %-verhooging, Vóór den oorlog werd aan dat blad in totaal aan redactie-salaris niet meer uitbetaald dan f 22.000 a f 23.000 per jaar. Krachtens de nieuwe regeling zal de totaal-som in minimum moeten worden f 42.640. En hierbij komen dan de periodieke verhoogingen, (f 2720 per jaar in totaal), waarop vroeger niet het allerminste recht bestond. Alleen reeds aan periodieke verhoogingen moet in totaal gedurende de opklimmingsjaren worden uitgekeerd f 11.040. En als allen over een paar jaar hun minimale maximum hebben bereikt, ontvangen ze in totaal per jaar f 54.720 (tegen f 22.000 a f 23.000 vóór den oorlog. Deze cijfers illustreeren voldoende. En zij betreffen dan nog maar een directeur, die zich precies aan het minimum houdt. Terwijl wij, vóór het maximum bereikt is, nog wel eens een actie zullen voeren om de cijfers te verbeteren.
16
DE
J O U R N A L I S T
Jaarlijksche Algemeene Vergadering op Zaterdag 19 Februari 's avonds 8 uur, en Zondag 20 Februari 's morgens 103^ uur t e 's=Gravenhage, in de bovenzaal van Restaurant R1CHE, Buitenhof. Agenda voor Zaterdagavond: 1. Notulen der algemeene vergadering van Zondag 9 Januari 1921. 2. Mededeelingen. 3. Verkiezing van twee leden der Commissie van Advies. (Aftredend, doch herkiesbaar, zijn de heerenj. H. VAN DIJL en C. J. SCHOTEL).
4. Samenwerking van Intellectueelen (zie Toelichtingen). * * * Agenda voor Zondag: 1. Financieel verslag van den Penningmeester over 1920. (Zie volgend nummer). 2. Benoeming van een commissie tot nazien van de rekening en verantwoording van den Penningmeester. 3. Vaststelling van het bedrag, over 1921 te storten in de Weerstandskas (art. 14 Statuten, art. 23 Huish. Reglement). Het Bestuur stelt voor, de storting te bepalen op het reglementaire minimum van 10 °/0. 4. Voorstel van het Bestuur, om in art. 19 Huishoudelijk Reglement de woorden „in December 1919 en verder telkens om de twee jaar" te vervangen door „ieder jaar". (Zie Toelichtingen). 5. Jaarverslag van den Secretaris over 1920 (zie hierachter). 6. Mededeelingen over de Publiciteitscommissie. 7. Verkiezing van twee bestuursleden. (Aan de beurt van aftreding, doch herkiesbaar, zijn de heeren A. VOOGD en L. SCHOTTINQ).
8. Voorstel van het Bestuur, om over 1921 voor het orgaan wederom een crediet toe te staan van f 1750, berekend op gemiddeld 4 bladzijden per nummer (Zie Toelichtingen). 9. Verkiezing van een redacteur van De Journalist en zijn plaatsvervanger. (Aftredend, doch herkiesbaar, zijn resp. de heeren W. N. VAN DER HOUT en G. POLAK DANIELS).
10. Motie, voorgesteld door de commissie tot het instellen van een onderzoek naar de salaris-regeling van losse medewerkers aan dagbladen en periodieken: „De Algemeene Vergadering van den N. J. K. draagt aan de commissie voor de salaris-regeling van medewerkers aan dagbladen en periodieken op, in samenwerking met vertegenwoordigers van de R. K. J. V. en de Verëeniging van Letterkundigen, met de werkgevers in verbinding te treden, teneinde een noodregeling tot stand te brengen in den geest van het door genoemde commissie aan de A. V. overlegde schema". (Zie Toelichtingen). 11. Rondvraag. TOELICHTINGEN.
Samenwerking Intellectueelen. (Punt 4 Zaterdag.) — Zooals reeds is medegedeeld, werd door verschillende organisaties in principe besloten tot oprichting van het Algemeen Nederlandsch Intellectueelen-Verbond. De leden vinden hieronder het voorstel, zooals dat door de voorloopige oprichtings-vergadering is aangenomen. Het Kringbestuur -wijst er
uitdrukkelijk op, dat thans van den Kring nog geen beslissing inzake de toetreding wordt gevraagd. De bedoeling is alleen, dat de algemeene vergadering thans gelegenheid zal hebben tot een voorloopige bespreking, teneinde aan de vertegenwoordigers van den Kring in de voorbereidings-commissie eventueele wenschen of opdrachten te geven. Later zal dan omtrent de toetreding van den Kring een beslissing genomen dienen te -worden. Het aangenomen voorstel luidt in hoofdzaak: I. Er wordt opgericht een organisatie van Vereenigingen van Intellectueelen, op federatieven grondslag,genaamd „Algemeen Nederlandsch Intellectueelen-Verbond" (A. N. I. V.) II. Het Verbond wordt gesplitst in drie af deelingen: A. Groep van vrije beroepen. B. Groep van gesloten beroepen. C. Groep van ambtenaars-beroepen. III. Het Verbond wordt bestuurd door een Raad, bestaande uit een aantal nader vast te stellen leden. De Raad kiest een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Aan het hoofd van iedere Groep staat een Groepsbestuur van 5 leden. IV. De Raad heeft de algemeene leiding van het Verbond, doch iedere Groep is autonoom op eigen gebied, met dien verstande, dat, op voorstel van haar Bestuur, elk optreden door andere groepen kan worden gesteund. Daarover beslist de Raad. De Raad is voorts ten allen tijde bevoegd namens het geheele Verbond op te treden, behoudens nader vast te stellen reglementaire bepalingen. V. Het program zal hoofdzakelijk behandelen: a. de geestelijke en stoffelijke belangen der intellectueelen: b. hun maatschappelijk aanzien; c. hun rechtspositie, Het reglement bevat o. a. een uitwerking van de in dit voorstel opgenomen punten.
Art. 19 Huish. Regl. (Punt 4 Zondag). — De bedoeling van deze eenvoudige wijziging is, om het den penningmeester mogelijk te maken voortaan ieder jaar den leden te vragen in welke contributieklasse zij opgenomen moeten worden, zulks in verband met salaris-verhoogingen. Bij aanneming van het voorstel zal de penningmeester onverwijld voor het loopende vereenigingsjaar de formulieren verzenden. Het Bestuur meent, dat door de salaris-verhoogingen de meeste leden iets hooger geklassificeerd moeten worden en daardoor de contributie-opbrengst niet-onbelangrijk zal stijgen. Speciale maatregelen tot dekking van het tekort wenscht het Bestuur daarom eventueel tot het volgende jaar uit te stellen, als een beter overzicht mogelijk is.
Het orgaan. (Punt 8). Het Bestuur zou gaarne voor het orgaan meer geld beschikbaar willen stellen, maar de financiën maken dat onmogelijk. Het dringt er bij de leden ernstig op aan, het blad zoo mogelijk met vrijwillige bijdragen te steunen.
Salaris medewerkers. (Punt io). — Het Bestuur ziet zich tot zijn leedwezen genoodzaakt deze motie op dit oogenblik te ontraden. Het zal de motieven daarvoor aan de algemeene vergadering meedeelen. Bovendien wijst het er op, dat, blijkens het resultaat der salarisconferenties, de positie der vaste medewerkers binnenkort afzonderlijk aan de orde komt. Dan zal ook te overwegen zijn, of voor de losse medewerkers iets kan worden bereikt. Toelichting
en schema der commissie luiden als volgt:
„De commissie hoopt binnen niet al te langen tijd met een definitief voorstel voor den dag te kunnen komen, omtrent de wijze waarop het salaris (honorarium) van vaste en losse medewerkers aan dagbladen en periodieken zou behooren te worden vastgesteld. lntusschen ontveinst de commissie zich niet, dat, gezien de vele problemen aan dit vraagstuk verbonden, de kans op een spoedig tot stand komen eener definitieve, algemeen werkende regeling zeer gering is. Waar aan den anderen kant tot dusver voor een redelijke verhooging in de betaling van den journalistieken en publicistischen arbeid, waarop de commissie haar aandacht moest vestigen, niets gedaan werd en op zeer eenvoudige wijze een regeling te treffen is, Waardoor tenminste die betaling zich zal kunnen aanpassen aan de huidige economische verhoudingen, meende de comissie dat het zaak was met een voorstel te komen om den weg te banen voor een zoo spoedig mogelijk in werking te doen treden noodregeling. Schema I. De salarissen en honoraria van vaste medewerkers aan dagbladen en van schrijvers, van daarin opgenomen losse bijdragen ondergaan een verhooging, overeenkomstig hetgeen in de algemeene salarisregeling ten opzichte van vaste medewerkers is bepaald. II. a. De salarissen en honoraria van redacteuren en vaste medewerkers aan weekbladen en tijdschriften, en schrijvers van de daarin opgenomen losse bijdragen, ondergaan een verhooging: met 100 % voorzoover het betreft salarissen ingesteld voor 1 Jan. 1916; met 50 °/0 voorzoover het betreft salarissen vastgesteld na dien datum. b. De commissie sub III genoemd is bevoegd om in de gevallen, waarin reeds verhoogingen plaats vonden op grond van de gewijzigde economische omstandigheden, van dezen maatstaf af te wijken en te handelen overeenkomstig hetgeen zij billijk acht.
DE
J O U R N A L I S T
III. Een commissie, vertegenwoordigende de Vereeniging van Letterkundigen, de R. K. J. V. en den N. J. K. wordt belast met de onderhandelingen noodig om deze voorstellen te doen aannemen en uitvoeren door de Directeurenvereeniging, de Nederl. Periodieke Pers, de Provinciale Pers, den Uitgeversbond en door niet aangesloten werkgevers. IV. Deze commissie zal na het totstandkomen dezer noodregeling, te zamen met vertegenwoordigers der werkgevers, belast zijn met het regelen van geschillen en moeilijkheden, die zich bij de uitvoering mochten voordoen. # * *
Na afloop der vergadering op Zondag: 6 uur Gemeenschappelijke Maaltijd. De Maaltijd (E. A. M.) Vroeger — in dien besten braven tijd — bestond de gewoonte, om élke jaarvergadering te besluiten met een gezamenlijken maaltijd. Die gewoonte is „afgeschaft". Maar — waarom zouden we nog niet eens.een proef nemen, letterlijk: een proef? Er is in het afgeloopen jaar zoo veel en zoo hard gewerkt, en nog nèt voor deze jaarvergadering kwam de herziening der salaris-regeling in veilige haven. Laat ons daarom deze jaarlijksche bijeenkomst besluiten met een gemeen-, vriend- en kameraadschappelijken maaltijd, genaamd Economische Actie Maaltijd (E. A. Af.) Zie-hier:
Economische Actie-Maaltijd. Agenda. Punt /(Notulen): Hartige 60—30—is %-Voorproefjes: Hans-sardines Gerookte Wierdels-paling Paling in Boissevain-gelei Schotting-salade Meijerink-selderij Directeuren-makreel Neyenesch-mayonaise Kringraad-bieten in zuur Voogd-ansjovis Gefarceerde minimum-eieren Punt II: Anonyme Orgaan-SOep met van der Hout-peper. Punt III: Gefileerde Eloul-zeetotlg met Utrechtscke-molie-SSMS. Punt IV: ie klas-Haarlemsche Ossenhaas met allerlei g r o e n tetl-Schotels: Klomp-peultjes Vieweg-erwten Luikinga-spruitjes Tersteeg-peen Van Meurs-kool Punt Punt Punt Punt
V: Congres-kip met Kouruenaar-COmpÖte. VI: Biemond-ijS met /ioofdredacleurs-biSC[tlitS. VII: Ko/0«taz>\5-Kaasstengels. VIII: Salaris-\r\\it. Peereboom-vruchten Van Bolhuis-noten Crayé-appels Fijne journalisten-druiven Punt IX (Rondvraag) : Dessert a la Pensioen. Emmy-koekjes Hélène-bonbons Anna-gember Als dat niet trekt . . .! Maar wij rekenen dan ook op vele deelnemers. Er zijn Kringleden, die al vanzelf tot de aanzitters zullen behooren, omdat ze niet anders kunnen (Pannekoek, Schotel, Stokvis, Kouwenaar, Dekking, Haringsma, Rogge, Spiering, Zuikerberg e. a.), terwijl we ook Cannegieter en Wijnberg niet gaarne zouden missen, maar ook zij die met minder suggestieve namen zijn versierd dienen mee te doen. Ieder is welkom. Zoowel de Boer als de Burger. Hij zij Blauw of (van) Geel, of de Roode, of Swart of Wit-sen: op kleur wordt niet gelet. Hij kome uit een Hoek van 't land, van ('t) Oosten, uit het Bosch, van de Vijver of- van 't Sand, van Tilburg of van Oosterbeek, hij zij de Ruyter, de Ridder, de Graaff of de Koning in eigen persoon, hij kome van de Wal of van. de Zee, hij zij de Jonge of den Ouden, mits hij Hollander zij: ieder verlate zijn Hof of zelfs zijn Hol. Hij is altijd Werkman des geestes, van Loon moet hij het hebben, op een Penning rnoet hij vaak zien, maar nu kan hij 'm eens Raken. Als zijn vrouw hem nu thuis wil houden, wordt hij Rebel, wordt nij de Wolff gelijk en noemt haar een slechte Raatgever.
17
„Je bent toch m'n Voogd of Peet niet?" voegt hij haar toe, en als ze hem antwoordt: „Het zal je be-Zuure!", roept hij: „Ik Hoor-wèg!", en spoedt zich met de Hoop in 't hart en een Vonk van geestdrift in de ziel naar den E. A. M. Dat is een Feith. Collega's, Bon appetit! En als ge van de Reis thuiskomt, dan — ook al krijgt ge den wind van Vooren — weet ge u den Koning te rijk en belooft het volgend jaar weer te zullen Koomen. Daarom: laat ons, als in dien beroemden prae-historischen tijd, weer eens de jaarvergadering met een maaltijd besluiten. Plaats van handeling: Restaurant Riche, waar ook de vergadering is. Prijs per couvert: f 5. Qpgave, van deelneming wordt gaarne ingewacht bij den Kringsecretaris, Van Slitigelandtstraat 70, den Haag. D. H .
Officiëele Mededeelingen. Kringbestuur. Het Kringbestuur kwam Zaterdag 22 Januari, 's middags half vier, bijeen. Aanwezig waren de bestuursleden: HANS, VOOGD, VAN. DER HOUT, CRAYÉ, SCHOTTING, POLAK, POLAK DANIELS en BIEMOND en de gedelegeerden KOUWENAAR, VAN MEURS en MEIJERINK.
De Voorzitter sprak een woord van welkom tot het nieuwe bestuurslid E D . POLAK.
Bij de ingekomen stukken deelde de Voorzitter mede een schrijven te hebben ontvangen van den heer J. J. BRUNA, vertegenwoordiger van de directeuren in de salariscommissie. Daarin gaf de schrijver te kennen, dat hij de verdere onderhandelingen niet zou bijwonen, wanneer zij werden bijgewoond door den heer VAN DER HOUT. Zulks in verband met hetgeen laatstgenoemde in De journalist over hem (BRUNA) had geschreven. Tevens was ingekomen een brief van het Kringlid mr. E. VAN RAALTE, waarin krachtig tegen het bewuste artikeltje van dèn heer VAN DER HOUT werd geprotesteerd, omdat .het „onwaardig" was en aan den Kring „onnoemelijke schade" kon toebrengen. De klager verzocht op den redacteur een reglementaire straf toe te passen. In het hierop gevolgde breedvoerig debat bleek, dat het , Bestuur eenparig wat de zaak zelf betrof (n.1. het verkeerd resumeeren van onze salaris-motie in de Nieuwe Courant) aan de zijde van den redacteur stond, aangezien door de resumtie de inhoud onzer motie op een belangrijk punt onjuist was weergegeven. De wijze echter waarop de redacteur aan •zijn bezwaren uiting had gegeven,'liet men voor zijn rekening. Voor een reglementaire straf achtte men overigens geen reden aanwezig. Besloten werd den heer BRUNA te antwoorden, dat het Bestuur de zakelijke bezwaren van den redacteur deelde, doch de wijze waarop hij die had geuit voor zijn eigen rekening liet. Het Bestuur vond geen aanleiding den heer VAN DER HOUT te ontheffen van het lidmaatschap der Economische Commissie. : ) Inzake de samenwerking der intellectueelen werd besloten de jaarvergadering in de gelegenheid te stelkn haar oordeel over de zaak te zeggen. Later zal dan over de al of niet toetreding van den Kring worden beslist. Over de jaarvergadering werden vervolgens besprekingen gevoerd. Zij zal plaats hebben op 19 en 20 Februari te 's-Gravenhage. Het jaarverslag van den secretaris werd goedgekeurd en de agenda vastgesteld. Men zie elders in dit nummer. Daarna werd gepauzeerd. In de avondvergadering werd de financieele toestand van den Kring behandeld. Inzake het denkbeeld om door een speciale contributieheffing het tekort van vorige jaren te dekken, zoodat 1921 met een schoone lei kan worden begonnen, verschilde men van meening. Een beslissing daaromtrent werd nog aangehouden, tot het Financieele Verslag zal zijn verschenen. Aangenomen werd een voorstel-CRAYÉ tot wijziging van van art. 19 Huish. Reglement (zie agenda jaarvergadering). Besloten werd den secretaris een tegemoetkoming te geven voor een telefoonaansluiting, aangezien die voor een goede afdoening van zaken noodig is. Uitvoerig werd wederom den stand der salaris-actie bespro') Ten einde eventueele stagnatie bij het afdoen van het restantonderhandelingen over de salaris-schaal te voorkomen, heeft collega Van der Hout er echter genoegen mede genomen dat alleen de collega's Hans en Schotting dat deel der onderhandelingen zouden voeren.
18
DE
J O U R N A L I S T
ken. De Voorzitter deelde mede dat de directeuren op 18 Januari hadden vergaderd en alsnog over eenige punten nader overleg wenschten met onze vertegenwoordigers. Dit overleg zal spoedig plaats hebben. (Het heeft inmiddels, zooals men weet, reeds plaats gehad en de zaak is beëindigd). Inzake het jaarlijksche uitstapje op Hemelvaartsdag werd het plan verdedigd nu eens naar het Oosten des lands te gaan. Aan de vereeniging „De Arnhemsche Pers" zal gevraagd worden of zij er prijs op stelt, dat het uitstapje plaats heeft naar Arnhem en omstreken. Het voorstel der commissie, die de salaris-regeling voor losse medewerkers zou onderzoeken, om thans voor deze een salaris-actie te beginnen, vond in de vergadering geen verdediging. Het Bestuur besloot aan de algemeene vergadering afwijzend te prae-adviseeren en zal aan haar mondeling de argumenten meedeelen. Voorts werd eenig debat gevoerd over de Publiciteitscommissie, waarover de Voorzitter mededeelingen deed. Aan de jaarvergadering zal een resumé worden verstrekt van hetgeen in verband met deze commissie is geschied. Bij de rondvraag vestigde een der leden de aandacht op het nog altijd niet-afgedane, jaren geleden verschenen rapport van de commissie voor de bestaausonzekerheid. Deze zaak zal nader worden behandeld. Hierna werd de vergadering gesloten.
Jaarverslag 1920. Het jaar 1920 was in niet mindere mate dan zijn voorganger een jaar van veel beteekenis voor den Kring. De beperkte ruimte in ons Orgaan dwingt ons slechts de feiten aan te stippen, die in één adem genoemd een beeld geven van hetgeen in ,het afgeloopen jaar is voorgevallen. We herinneren dan aan Üe eerste stappen die gedaan zijn om tot samenwerking van de intellectueelen te geraken. Het Kringbestuur stelde een speciale commissie ter voorbereiding in, bestaande
uit de heeren
DEKKING,
RITTER, V A N OOSTEN,
VAN A S en E D . POLAK. Op 26 Maart werd deze commissie geïnstalleerd en zij arbeidde met opgewektheid. Zij had deze opvatting van haar taak dat zij zelf reeds een begin van uitvoering maakte van de haar opgedragen bemoeiing: op 17 Juli riep zij in breede schare intellectueelen in vergadering bijéén. In November verscheen haar rapport waarna het Bestuur zijn standpunt vaststelde. Bij het einde des jaars had deze gansche aangelegenheid haar beslissing nog niet gekregen. In de tweede plaats herinneren wij aan de excursie op Hemelvaartsdag naar Alkmaar. Wederom namen daaraan zeer vele collega's en hun vrouwen deel. Het was een zeer geslaagde dag. In de derde plaats wijzen wij op het eerste JournalistenCongres op 16 en 17 October te Rotterdam gehouden. Ook dit mag bizonder goed geslaagd heeten, Verschil van inzicht en opvatting ten aanzien van de voorbereiding deed aan het slagen niet af. In de vierde plaats zij aangestipt de actie voor pensioen, waartoe het Kringbestuur het initiatief nam. Op 2 October had te Haarlem een conferentie plaats tusschen onze Economische Commissie en een Commissie uit de Directeuren-Vereeniging, die er toe leidde dat deze laatste nader onze voorstellen zoude overwegen. Binnenkort kan de hervatting tot overleg worden tegemoet gezien. In de vijfde plaats herinneren wij aan de enquête betreffende de salarissen in den aanvang des jaars gehouden. Deze leerde o. a. dat de eerste salaris-r(egeling zoo goed als overal was ingevoerd. In de zesde plaats leggen wij vast dat het Kringbestuur op 26 September besloot andermaal naar verbetering deisalarissen te streven. Op 10 December had een besprekingplaats tusschen onze Economische Commissie en een Commissie uit de Directeuren-Vereeniging. Deze bespreking droeg een eenigszins ander karakter dan vroeger het geval is geweest aangezien de vergadering der Directeuren-Vereeniging haar commissieleden op vele punten aan banden had gelegd. Einde des jaars duurde de actie nog voort. Ten slotte zij in dit verband vermeld, dat de Publiciteitscommissie eerst in het afgeloopen jaar haar eigenlijke taak kon aanvangen. Daarover zullen nadere mededeelingen worden gedaan. Bestuur. Onze Kring kreeg een nieuwen voorzitter. Gelijk wij in het vorig jaarverslag reeds met leedwezen mjesten aankondigen, heeft Mr. L. J. PLEMP VAN DUIVELAND zich genoodzaakt gezien zijn belangrijke post te verlaten. De Kring toonde zijn erkentelijkheid voor hetgeen hij in het belang van de Nederlandsche journalisten heeft gedaan, door hem het eere-voorzitterschap aan te bieden. Collega D. HANS, die reeds geruimen tijd het voorzitterschap had waargenomen, werd door de jaarvergadering tot president gekozen."In plaats
van collega HANS werd tot bestuurslid gekozen de heer G. POLAK DANIELS wien kort daarna het tweede secretariaat werd opgedragen. De heeren J.' J. DE ROODE en W. N. VAN DER HOUT traden af doch werden herkozen. De eerste heeft in den loop van het jaar de journalistiek vaarwel gezegd, een verlies voor het vak dat wij allen betreuren. Zijn plaats was op 31 December nog niet vervuld. In plaats van mej. A. BUINING die als bestuurslid bedankte, werd gekozen Mr. P. H. R I T T E R
Jr.
In de groep der gedelegeerden kwam eenige verandering. De Rotterdamsche gedelegeerde Mr. P. C. SWART werd opgevolgd door collega J. J. HOOGEWERFF, die ons helaas door den dood ontviel. Sindsdien heeft de R. J. V. geen gedelegeerde meer gezonden. Mr. J. J. VAN BOLHUIS werd als gedelegeerde der H. J. V. opgevolgd door collega W. C. VAN M E U R S .
Commissie van Advies. Tot voorzitter van de C. v. A. benoemde de jaarvergadering collega N. D. KUIPER. Tot leden de
collega's J. H. VAN DIJL,
C. J. SCHOTEL,
P. DERJEU en
JET VAN STRIEN, tot plaatsvervangende leden A. J. LUIKINGA
en ]. J.ViNKESTEijN. De Commissie had één beroep te behandelen van een lid, wiens bijdrage voor het Orgaan door den redacteur was geweigerd. Zij verklaarde de aangevoerde bezwaren niet voldoende motief te achten voor weigering. Leden. In No. 311 van De Journalist gaven we reeds een overzicht van het ledental. Het aantal gewone leden ,vermeerderde met 41, het aantal buitengewone leden met 3. Thans bedragen deze getallen resp. 445 en 67. Op 1 Januari lagen nog zeven aanvragen voor het lidmaatschap ter afdoening te wachten. De Kring nam gestadig in ledental toe. Wij grijpen deze gelegenheid eens aan om te wijzen op dit verschijnsel : het duurde acht jaar eer de Kring van zijn oprichting de eerste honderd leden bijéén had; vervolgens duurde het zes jaar eer het tweede honderdtal er,bijgevoegd was; daarna verliepen één en twintig jaar eer het 3oo ste lid was geboekt, het vierde honderdtal kwam bij één in . . . één jaar en thans na dat jaar van rijken oogst gelukte het nog een 50-tal te werven. Met weemoed gedenken 'wij het overlijden van MARTIN VAN RAALTE,
onzen nestor, en van JACOB HOOGEWERFF die
nog in den eersten bloei van zijn leven werd weggerukt. Herinneren we ook aan het overlijden van Dr. A. KUYPER, eenmaal onze voorzitter en eere-voorzitter. Van de jubilea stippen wij aan die der collega's D E MEESTER,
SMIT, . BEEREMANS
en
STUFKENS en last not least
van collega VOOGD, die wij huldigden toen hij 20 jaar lid van het Kringbestuur was. Wij herinneren er op deze plaats aan dat de collega's ELOUT en D E MEESTER op 31 Augustus, onze Voorzitter ter gelegenheid van het Congres, begiftigd werden met de Ofnciersorde van Oranje-Nassau. Gedenken wij ook één onzer veteranen, den heer M. D. VAN LESSEN te Utrecht, die dit. jaar uit de journalistiek trad na zoovele jaren daarvan een sieraad te zijn geweest. Hij bleef onzen Kring, thans als donateur, trouw. Ledenvergadering. Buiten de jaarvergadering op 22 Februari te 's-Gravenhage had geen ledenvergadering plaats. Op de jaarvergadering hadden de noodige verkiezingen plaats en werd de salaris-enquête besproken. Bestuursvergadering. Het Kringbestuur kwam in 1920 dertien maal bijeen en wel op 10 Jan., 7 en 21 Eebr., 13 Maart, 10 April, 8 Mei, 5 en 26 Juni, 14 Augustus, 25 Sept., 30 Oct., n en 27 December. Kringraad. De Kringraad kwam tweemaal bijeen i° op 27 Maart te Amsterdam voor de bespreking der Pensioenactie; 20 op 30 October ter bespreking van de salarissen. Economische Commissie. Deze vergaderde driemaal n.1. 24 Januari en 15 Mei over de pensioen-kwestie en 30 October over de salarissen. Met vertegenwoordigers der Dir.-Ver. had zij op 2 October te Haarlem een bespreking over de pensioen-, op 10 December te Den Haag over de salaris-regeling. Statuten en LLuishoudelijk Reglement. In geen van beide werd eenige verandering gebracht. Aan het eind van het jaar diende het Bestuur een voorstel bij cle ledenvergadering in om de 20 % storting in de Weerstandskas te verlagen tot 10 °/0, aan deze bepaling terugwerkende kracht te verleenen over 1920 en voor het vervolg de minimum-bijdrage voor de Weerstandskas op f 2.— per lid te bepalen. Dit voorstel was op 31 December nog niet behandeld. Orgaan. De groote stijging der drukkosten dwong tot beperking van den omvang van het Orgaan. In enkele jaren tijd zijn deze kosten verviervoudigd en het Orgaan telt dientengevolge slechts 4 pagina's per nummer. Dank zij een klein bedrag dat alsnog aan het Orgaan-fonds werd geschonken, kon het totaal aantal pagina's in 1920 118 bedragen. Van deze werden er tachtig in beslag genomen met Ofncieele Mededeelingen van den Kring of van de Plaatselijke Ver-
DE
J O U R N A L I S T
eenigingen. H e t ligt voor d e h a n d d a t er zoo goed als geen plaats m e e r was voor eenige b e s p r e k i n g van vak-aangelegenh e d e n . Wil het Orgaan meer zijn d a n een blad m e t mededeelingen d a n zal er raad geschaft d i e n e n te w o r d e n . Bij het geven van verslagen over onze vergaderingen doet zich al dadelijk de moeilijkheid gevoelen d a t de r u i m t e ten e e n e n m a l e onvold o e n d e is. Wie m o c h t klagen over te kleine verslagen, geve dus aan hoe de r e d a c t e u r over m e e r r u i m t e zal k u n n e n beschikken. Collega H A N S werd als r e d a c t e u r v e r v a n g e n door collega V A N D E R H O U T en deze, als plaatsvervanger, door collega G.
POLAK
DANIELS.
*
*
Als alle jaren h a d het Bestuur ook weer tal van zaken af te doen van huishoudelijken aard. Met genoegen constateeren wij dat de k l a c h t e n van en over leden dit j a a r zeer gering in a a n t a l w a r e n . Van de o n d e r w e r p e n die alsnog w e r d e n b e h a n d e l d h e r i n n e r e n wij a a n d a t der redactie-vereenigingen, w a a r o m t r e n t in de b e s t u u r s v e r g a d e r i n g van 13 M a a r t ( O r g a a n N o . 291) een resolutie werd a a n g e n o m e n ; voorts over de kwestie der financieele h u l p v e r l e e n i n g ter bestrijding van de kosten v e r b o n d e n aan h e t z e n d e n van gedelegeerden. O o k dit vraagstuk werd voor het j a a r 1920 a l t h a n s opgelost (zie O r g a a n N o . 295.) M e t deze k o r t e en zakelijke o p s o m m i n g van d e fata van onzen K r i n g in 1920 m e e n e n wij te k u n n e n volstaan. H e t arbeidsveld van den K r i n g breidt zich gestadig uit en het werk van het Bestuur n e e m t dientengevolge v o o r t d u r e n d in o m v a n g toe. W a n n e e r de belangstelling aller leden in h e t leven en streven van den K r i n g in gelijke m a t e wast, gaat onze vereeniging een goede t o e k o m s t tegemoet. Moge het zóó zijn. De Secretaris, W. N . V A N D E R H O U T .
Samenwerking van Intellectueelen. D e Commissie d o o r het K r i n g b e s t u u r b e n o e m d inzake d e s a m e n w e r k i n g van I n t e l l e c t u e e l e n heeft haar r a p p o r t ingez o n d e n . De groote o m v a n g d a a r v a n m a a k t het onmogelijk het in zijn geheel o p te n e m e n . W e n e m e n d a a r o m de kardinale p u n t e n er uit over. De vraag, waaromtrent door den Ned. Journalistenkring'het advies werd ingewonnen van deze Commissie, bestaande uit de heeren Dekking, Van As, Van Oosten en Ritter, bedoelde, te weten te komen, of samenwerking van intellectueelen in organisatorisch verband wenschelijk en mogelijk is en zoo ja, voor welke groepen, voqr welke belangen en op welke wijze. Deze Commissie heeft zich, teneinde zich behoorlijk van haar taak te kunnen kwijten, in verbinding gesteld tot verschillende organisaties, waarin het intellectueele element in meerdere of mindere mate is vertegenwoordigd, hetgeen heeft geleid tot de vergadering op 17 Juli 1920 te 's-Gravenhage gehouden, eene vergadering, die ook door den voorzitter en secretaris van den Nederlandschen Journalisten- Kring werd bijgewoond. De moeilijkheid, welke zich bij dit contact met andere organisaties voordeed, was deze, dat, lerwijl de Commissie bedoelde eene sawenspreking met de andere organisaties te houden, bij vele dier organisaties de bepaalde bedoeling aanwezig was om reeds te komen tot een begin van samenwerHno. De Commissie zag het gevaar nabij, dat door te groote vaagheid en algemeenheid van plannen en discussies de leiding en het initiatief der ititellectueelen-beweging aan den Nederlandschen JournalistenKring zou ontglippen, terwijl haai bijeenroepen der andere organisaties noodzakelijk was, om de onontbeerlijke gegevens te verkrijgen, voor haar advies aan den Kring, een bijeenroepen, dat bij algemeener en vager formuleering ware mislukt. De Commissie verdedigt vervolgeus haar opvattingen en concludeert dat indien men wil komen tot samenwerking van intellectueelen, men zich niet kan beperken tot de zuiver intellectueele beroepen, daar dan een groot aantal intellectueelen (wetgevende ambtenaren, politie- en belastingmannen, die de regeering in belangrijke zaken hebben te adviseeren, enz.) zou uitsluiten. Men kan evenmin uit de gemengde beroepen een selectie houden, omdat noch rang, noch bekwaamheid eene aanwijzing geeft, omtrent de intellectualiteit deifunctie; en de vakvereenigingen uithoofde van collegialiteit zich tegen die selectie zullen verzetten. Wil men dus principieel alle intellectueelen meenemen, dan moet men noodzakelijk komen tot eene samenwerking met de gemengde beroepen als zoodanig, dus de niet-intellectueele elementen uit die beroepen in zijn verband begrijpen. De vraag beantwoordend, hoe men zich, in groote lijnen, samenwerking tusschen intellectueelen, in organisatorisch verband heeft voor te stellen, welk antwoord de Commissie aldus wil formuleeren, dat die samenwerking heeft te bestaan in het vormen van een permanent college voor de speciale belangen der intellectueelen, samengesteld uit afgevaardigden van alle vakorganisaties, die niet-handWerkersberoepen vertegenwoordigen, dan blijft er nog een belangrijke tactische quaestie >te beschouwen. Die qnaestie is op de vergadering v an 17 Juli door den voorzitter van den N. J. K. gesteld, en, naar onze Commissie meent, terecht. Geeft de N. J. K., wanneer hij medeJ^erkt aan eene breedere organisatorische samenwerking van i'ntelleeUe elen niet de onafhankelijkheid, waarvoor de Pers zorevuldiff •Moet waken, prijs? iLr ligt in die vraag een onmiskenbaar element van juistheid.
19
Maar naar het inzien der Commissie is de Pers geenszins gebonden, om haar kritisch standpunt ten opzichte van de nieuwe organisatie te verzaken, te minder, indien het college van intellectueelen de autonomie der vakvereenigingen respecteert. Voor de adviezen en gedragingen van een dergelijk college behoeft de N. J. K. geen enkele aansprakelijkheid te hebben. Maar zelfs indien hij dit wel had. ziet de Pers er tegen op, de gedragingen van de eigen vakvereeniging publiekelijk te kritiseeren ? De periode van voorbereiding van het Journalistencongres en ook de nabeschouwingen van dat Congres in enkele bladen hebben wel anders te zien gegeven! Men kan dit afkeuren, maar er blijkt toch wel uit, dat de Pers in de praktijk zich haar vrijheid van kritiek zelfs ten aanzien van collegiale aangelegenheden niet zoo gemakkelijk laat ontnemen. Indien evenwel de vrees voor een prijsgeven der journalistieke onafhankelijkheid bij samenwerking van intellectueelen in breeder verband in alle opzichten gegrond moet worden verklaard, dan moet men vragen: Waarom heeft de N. J. K. het initiatief genomen tot eene actie, waarvan hij toch reëele resultaten moe't verwachten, indien hij onmiddellijk voor de gevolgen van die actie terugdeinst? Van tweeën een: of de N. J. K. moet zich van de samenwerking van intellectueelen onthouden, en zijn onafhankelijkheid aldus bewaren, of wèl hij moet die samenwerking tot stand brengen, maar dan moet die samenwerking meer gaan beteekenen dan een gebaar. De Commissie stelt voor, een raad van intellectueelen te benoemen uit de ter vergadering aanwezige organisaties, waaraan zich andere organisaties kunnen assurueeren. Aan dien raad van intellectueelen moet als .opdracht gegeven worden, de beginselen en den inhoud van zijn arbeid binnen een bepaalden tijd vast te stellen en dan in overleg met de deelnemende organisaties te komen tot een nader omschreven taak. De Commissie stelt zich dus voor, dat die Raad een verlengstuk zal geven aan hare werkzaamheid met dien verstande, dat hij niet meer zal hebben te adviseeren over een theoretische vraag, maar zal moeten komen tot de voorbereiding eener daadwerkelijke uitvoering. Zoo ontstaat er een geleidelijke ontwikkeling in de samenwerking der intellectueelen en voorkomt men een overhaaste beslissing omtrent vele ingewikkelde quaesties, welke het intellectueeJenvraagstuk embrouilleeren. De Commissie gaat uit van de gedachte, dat de praktijk die quaesties zal hebben op te lossen, maar dat er een college noodig is, om die quaesties voortdurend te behandelen. De Commissie wil de samenwerking niet beperken tot verbetering der economische positie maar zeer stellig verzet zij zich tegen een losmaken der samenwerking van maatschappelijke belangen. De Raad van Intellectueelen behoort alleen studie-Commissie te zijn, inzooverre die studie de noodzakelijke voorbereiding inhoudt van praktische voorstellen. Als maatschappelijke belangen beschouwt de Commissie: 1. de stoffelijke verbetering van den intellectueelen stand; 2. het maatschappelijk aanzien van dien stand; 3. de rechtspositie van den intelleciueel. In die drie punten meent de Commissie een zeer algemeen richtsnoer voor den Intellectueelenraad te hebben aangegeven. De verdere détailleering van diens werkzaamheid meent zij aan dien Raad te kunnen overlaten. Resumeerend komt de Commissie tot de volgende conclusies: 1. Samenwerking van intellectueelen is wenschelijk. 2. Eene poging, om die samenwerking te bevorderen is mogelijk. 3. De samenwerking moet geschieden op organisatorische basis en volgens het federatief princiep, waarbij de autonomie van de vakvereeniging niet wordt aangetast. 4. Er behoort een Raad van Intellectueelen te komen, die de bij dit Rapport gevoegde Standregels aanneemt, het werk der Commissie voortzet en contact blijft houden met het Centraal Bureau voor de Statistiek. 5. De samenwerking behoort eene samenwerking te zijn, op zoo breed mogelijken voet; als algemeen kriterium gelde, dat alle niet uitgesproken handwerkersvakvereenigingen tot de samenwerking worden uitgenoodigd. Indien er Centrales zijn, gelden deze en niet de haar opbouwende vakvereenigingen als vertegenwoordigende organisaties. 6. Indien een uitgebreide samenwerking als boven bedoeld niet kan tot stand komen, verdient het de voorkeur, de samenwerking van intellectueelen geheel achterwege te laten. 7. De samenwerking van intellectueelen stelle zich in geen geval anti-thetisch tegenover de algemeene vakbeweging, maar blijve zonder dat van de afgevaardigden in den Intellectueelenraad prijsgeving van hun politiek of religieus standpunt wordt geëischt, op neutraal gebied. 8. De Raad van Intellectueelen worde gekozen op de a. s. vergadering der op 17 Juli geconvoceerde organisaties, stelle een program van werkwijze en actie vast, dat binnen een door de vergadering te bepalen termijn aan het oordeel der verschillende organisaties wordt onderworpen, en, wanneer het is goedgekeurd, als definitief program geldt.
Ledenlijst. Aangenomen als gewoon lid: H . J. VAN D E M U N N I K , Commercial Holland ZT\ Wereldkroniek, W e i m a r s t r a a t 369, den H a a g . K. B E E N , Leidsch Dagblad, Musschebroeckstraat 13s, Leiden. W. A . VAN G O U D O E V E R , De Nederlander, V a n D i e m e n s t r . 142, den H a a g . W. G. N . D E K E I Z E R , N. Arnh. Crt., Boulevard 96, A r n h e m . Mej. H . F . VAN D E F E E R , Leeuw. Crt., W e e r d 22, L e e u w a r d e n . C. T I E L K E M E I J E R , Utr.Nwsbl., Weerdsingel o/z 3 3 s bis, U t r e c h t . Bedankt
als gewoon
lid:
J. E . BONDAM (wegens verlaten van de journalistiek). H.
A.
T H . LESTURGEON,
Parijs.
DE
20
J O U R N A L I S T
Wijzigingen en aanvullingen: H. LEVY, Nieuwe Courant, Hazelaarstraat 30, den Haag. Dr. L. A. RADEMAKER, Vad., Leuvenschestr. 23, Scheveningen. B. LEVY, Vooruit, Rozenstraat 59, Hilversum. Mr. E. W. J. NIERSTRASZ, Handelsblad, Regentesselaan 47, Bussum. J. G. THORBORG, Opr. Haarl. Crt., Olieslagerslaan 1 rood, Haarlem.
Plaatselijke Vereenigingen. 's-Gravenhage. Het Bestuur der H. J. V. hield Donderdag 20 Januari een vergadering onder voorzitterschap van den heer Bruysten. De voorzitter Mr. van Bolhuis was afwezig wegens verblijf buitenslands, mej. Belinfante had bericht van verhindering gezonden. In behandeling kwam o. m. de gerielegeerdenkwestie, in verband met de machtiging door de ledenvergadering van 25 October 1.1. op voorstel van den voorzitter Mr. van Bolhuis aan het bestuur verleend, om voortaan geen gedelegeerde te zenden. De voorzitter, de heer Bruysten wees er op, dat van deze machtiging geen gebruik gemaakt kan worden, omdat de artt. i en 6 der H. J. V.-statuten imperatieve bepalingen omtrent den gedelegeerde bevatten. Spr. gaf daarom in overweging de zaak te laten rusten. De heer Luikinga wenschte tot statutenwijziging over te gaan; de voorzitter handhaafde zijn standpunt, het zou z. i. ook dwaas zijn nu met een voorstel tot statutenwijziging te komen waar men later, na de aanstaande wijziging der Kringstatuten, weer tot wijziging van de statuten der H. J. V. zal moeten overgaan. Zoowel het standpunt van den voorzitter als dat van den heer Luikinga, vond bij de andere besprekingen verdediging en bestrijding. Met 3 tegen 2 stemmen werd aangenomen een voorstel-Luikinga om de ledenvergadering voor te stellen aan de bepalingen betreffende den gedelegeerde het imperatief karakter te ontnemen en die dus facultatief te doen zijn. De datum van de ledenvergadering ter behandeling van het voorstel zal nader worden vastgesteld. Over de nieuwe salarisregeling werd van gedachten gewisseld waarbij de verwachting werd uitgesproken, dat, evenals vorige maal, de invoering hiervan zonder moeilijkheden zal gepaard gaan. Mocht dit in een enkel geval onverhoopt anders blijken, dan zal het Bestuur, na overleg met het Kringbestuur, zijn invloed aanwenden, om tot een bevredigend resultaat te komen. Statutenwijziging. Het Bestuur stelt voor: Alinea 7 van artikel 4 aldus te doen luiden: //Jaarlijks kan één der bestuursleden door de ledenvergadering worden aangewezen als gedelegeerde en één als diens plaatsvervanger, bij het bestuur van den Nederlandschen JournalistenKring. Beiden zijn onmiddellijk herkiesbaar. En in art. 6 in te voegen, na bestuursleden, //eventueel". Toelichting. De bedoeling is de aanwijzing van een gedelegeerde en diens plaatsvanger facultatief te stellen; zoodat de verplichting een gedelegeerde te kiezen uit de statuten verdwijnt en de beslissing hieromtrent aan de ledenvergadering komt. Zie verder bovenstaande mededeeling i. z. de bestuursvergadering. Buitenlandsche perstelegrammen. Het departement van Buitenlandsche Zaken heeft, blijkens mededeeling aan den voorzitter eenigen tijd geleden, naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van den vertegenwoordiger hier te lande aan de //Associated Press of America", met het Hoofdbestuur der Posterijen en Telegraphie een regeling getroffen betreffende perstelegrammen voor het buitenland. Hierdoor kunnen correspondenten van vreemde dagbladen alhier hun perstelegrammen met gelijken rang als regeeringstelegrammen d. w. z. met voorrang boven alle andere telegrammen verzenden. De telegrammen moeten daartoe op het departement van Buitenlandsche Zaken worden aangeboden, waar ze van een departementszegel voorzien worden en vervolgens in een verzegelden omslag gesloten worden, in welker omslag zij aan het hoofd telegraaf kantoor in de Prinsestraat moeten worden aangeboden, de verrekening geschiedt ten laste der correspondenten. De regeling geldt niet alleen voor hier te lande vertoevende buitenlandsche journalisten, maar ook voor Nederlandsche journalisten en Ned. Persagentschappen, die perstelegrammen naar het buitenland zenden. Voor het buitengewone lidmaatschap hebben zich aangemeld mevr. C. van Dommelen, Aoondpost, en voor het gewone lidmaatschap de heer J. J. L. van Zuylen, Haagsche Post. Volgens art. 5 derstatuten beslist het Bestuur op zijn vroegst een week nadat deze aanvragen ter kennis van de leden zijn gebracht. persinsignes. Verschillende Haagsche journalisten hebben hun persinsigne nog niet laten viseeren op het Hoofdbureau van Politie, gelijk voor elk jaar vereischt wordt. De nalatigen worden verzocht ten spoedigste, alsnog hiervoor te zorgen. VAN MEURS, secretaris.
Algemeene belangen. Onze motie in de Nieuwe Courant. Naar aanleiding van het entrefilet onder bovenstaanden titel in het vorig No. van De Journalist ontving ik de volgende brieven: Het jongste nummer van At Journalist bevatte een persoonlijken aanval tegen den heer J. J. BRUNA, hoofdredacteurdirecteur van de Nieuwe Courant naar aanleiding van diens houding bij de onderhandelingen over de salaris-regeling tusschen het bestuur van den Kring en de Directeuren-vereeniging. Over het zakelijk verschil van meening bij deze quaestie kan ik geen oordeel vellen, daar ik van de feitelijke toedracht der onderhandelingen daartoe onvoldoende op de hoogte ben. Ik wil er echter ten sterkste tegen protesteeren, dat in het redactioneel gedeelte van het officieel orgaan van den Kring in een bedekten, desniettemin ondubbelzinnigen vorm de heer BKUNA van kwade trouw bij deze onderhandelingen beschuldigd wordt, zonder dat de Redactie ook zelfs maar een schijn van bewijs voor deze beschuldiging aanvoert. „Goede trouw wordt verondersteld, zoolang kwade trouw niet bewezen is". Ik geloof, dat, evenals elk fatsoenlijk man, ook de Redacteur van ons orgaan, dezen algemeenen stelregel wel zal. huldigen en in de praktijk tegenover een ieder zal willen toepassen. Doch dan waren er, ten aanzien van het conflict tusschen het bestuur van den Kring en den heer BRUNA, voor den Redacteur van ons orgaan ook slechts twee houdingen mogelijk: of de kwade trouw van den heer B R . bij de onderhandelingen was aanwijsbaar gebleken (op grond van een jarenlange samenwerking met den heer BR. weiger ik ten eenemale, deze mogelijkheid als een werkelijkheid aan te nemen); in dat geval had het Bestuur van den Kring aanstonds openlijk moeten weigeren, de onderhandelingen met den heer B R . voort te zetten en had de Redacteur van dit besluit en van de gronden, waarop het berust, in Be Journalist mededeeling moeten doen. Of de kwade trouw van den heer B R . is bij de onderhandelingen niet gebleken, doch dan wordt elke openbare toespeling daarop een hoogst ongepaste verdachtmaking. De houding der Redactie, waarbij de heer BRUNA zonder eenig bewijs van kwade trouw beschuldigd wordt, waarbij derhalve de eer en de goede naam van iemand buiten den Kring in het openbaar smadelijk wordt aangetast, acht ik dan ook — ik zal me tegenover mijn collega van krasse qualificaties onthouden — volstrekt ongeoorloofd. G E R B E R T SCHOLTEN. Ondergeteekenden, Redacteuren van de Nieuwe Courant, wenschen bij dezen met nadruk te protesteeren tegen de wijze, waarop u gemeend hebt in het jongste nummer van De Journalist een persoonlijken aanval op den heer BRUNA te richten. Deze aanval zondigt niet slechts in hooge mate tegen den goeden toon, maar is bovenal te veroordeelen, waar hij gericht werd tegen iemand, die zich in ons orgaan niet kan verdedigen, daar hij geen lid van den Kring is. Wij verzoeken u dit protest in het eerstvolgend nummer van De Journalist te plaatsen. P. A. HAAXMAN Jr. G. J. H. VAN DE VIJVER. FRITS LAPIDOTH. T H . L. H A R L A A R . NICO OOSTERBEEK. Met bovenstaande collega's van de Nieuwe Courant betreur ik het, dat de gewraakte zinsneden aan uw pen zijn ontsnapt. Hun protest kan ik echter niet mede-onderteekenen; ra. i. zou nl. moeten worden afgewacht of een verdediging, als daar bedoeld, inderdaad niet zou worden geplaatst — gesteld, dat er om wordt verzocht. Doch wat de hoofdzaak is: een aanval, als door u gedaan, diende gemotiveerd te zijn, wien het ook mocht gelden. Gelukkig staat de meerderheid der Nederlandsche journalisten ongetwijfeld te hoog, om op grond van dergelijke phraseologie iemands reputatie „bedenkelijk debiel" te gaan vinden. Uw aanval op den hoofdredacteur-directeur van de Nieuwe Coura7it vormt ook een wonderlijk contrast met de — mij evenmin in allen deele sympathieke — woorden van de
DE heeren
mr.
L.
J. PLEMP VAN DUIVELAND en
D.
J O U K N A L I S T
H A N S in
de
alg. jaarl. vergadering van den Kring dd. 22 Februari 1920. Bovendien, ik kan u de verzekering geven, dat tal van journalisten in den lande zich onbehaaglijk gevoelen door d£ geheimzinnigheid, die het gevoerde beleid omfloerst. Men bedenke: het betreft hier de toekomst van den Kring, die blijkens de motie van 9 Jan. 1.1. eindelijk den goeden weg schijnt in te slaan. Het geldt hier een levensbelang, niet van een debatingclub, maar voor een vakvereeniging. E pur si muove — ondanks Rotterdamsche congressen, Alkmaarsche festiviteiten, „stille medewerksters" e.t.q. Met dank, H. W. DE WAL. In De Journalist van 20 Jan. wordt op gezag van den redacteur verklaard, dat in de oogen van alle Nederlandsche journalisten (hij cursiveert) de reputatie van den heer BRUNA, wat betreft de oprechtheid van diens bedoelingen en handelingen, bedenkelijk debiel is geworden. Ik ontzeg dien redacteur het recht dergelijke plompe verklaringen af te leggen ook uit mijn naam. G. VAN LISSA. Met niet geringe verbazing heb ik in De Journalist No. 311 gelezen, dat de „reputatie van den directeur-hoofdredacteur deriV. Ct., wat betreft de oprechtheid zijner handelingenen bedoelingen, in de oogen van alle Nederlandsche journalisten bedenkelijk debiel is geworden." Mijn oordeel is in deze zaak niet gevraagd. Ware dit geschied, dan zou ik zeker niet aan deze motie van wantrouwen hebben meegedaan, al wil ik natuurlijk allerminst opkomen voor een verkeerd weergeven van een motie. Ik begrijp niet waar de redactie de bevoegdheid vandaan haalt, namens alle Nederlandsche journalisten te schrijven, waar ze niet eens alle Kringleden aan haar zijde vindt. Dr. .L. A. RADEMAKER.
*
*
*
Naar aanleiding van deze brieven wensch ik het volgende te verklaren. Gelijk voor ieder duidelijk is, heb ik in het aangevochten entrefilet noch den mensch, noch den collega, noch den journalist, noch den directeur, noch den hoofdredacteur BRUNA op het oog gehad. Het was enkel en alleen de figuur van den heer BRUNA in het vereenigingsleven, wien het gold. Ik liet en laat den heer B. in al zijn andere functies en kwaliteiten volkomen onbesproken en onaangetast. De frequentie van de eenzijdige onjuistheden in de circulaires van Hodiver, een vereeniging die niet anders is te beschouwen dan geïncarneerd in haar voorzitter; de nalatigheid van dezen om ter gelegener tijd deze onjuistheden-te rectificeeren (zie De Journalist van 6 Mei 1920), de houding van den heer B. bij de jongste onderhandelingen, dat alles te zamen heeft mij en zeer velen met mij steeds pijnlijk getroffen, gegriefd en ontvankelijk gemaakt voor twijfel omtrent de bedoeling van dit alles. Onder die omstandigheden kon het niet uitblijven of de wijze waarop onze motie van 9 Jan. in de Nieuwe Courant werd veranderd, moest een diepen indruk maken. Deze wijze van verandering was journalistiek zoo absoluut ontoelaatbaar, organisatorisch zóó absoluut onduldbaar, dat het met den besten wil ter wereld niet mogelijk is een redelijk, aanneme-' lijk, verdedigbaar motief te bedenken dat voor deze handelwijze kan hebben gegolden. Diep geschokt door deze handelwijze, welke slechts van de figuur in het vereenigingsleven BRUNA kan zijn uitgegaan, heb ik uiting gegeven van mijn heftige verontwaardiging. Wel verre van een beleediging was het een scherpe waarschuwing voor den heer B. om te bedenken wat de gevolgen van deze daad zouden en moesten zijn. Meer dan dat was mijn entrefilet niet en ik kom er met kracht tegen op dat er meer in zal worden gelezen of er meer zal worden uitgehaald. Ten einde het vormen van een oordeel voor allen mogelijk te maken, stel ik voor den heer BRUNA de kolommen van ons orgaan onvoorwaardelijk open ter verdediging van zijn handelwijze met onze motie. W. N. VAN DER H O U T .
21
Publiciteits-commissie. De Kringvoorzitter, tevens voorzitter van de Publiciteitscommissie, schrijft ons : De beschouwing van collega LUIKINGA in het jongste nummer is onjuist. Zij steunt allereerst op dit misverstand, dat de commissie aan haar werk openbaarheid zou geven. Dit is niet het geval. De commissie brengt advies uit aan de Regeering of aan één minister, maar van dat advies blijkt niets naar buiten. Bovendien heeft zij haar taak feitelijk pas in den loop van 1920 kunnen aanvangen. De voorzitter heeft meer dan eens een onderhoud gehad met den minister van Buitenlandsche Zaken over het wenschelijke van publiciteit. En speciaal had hij zulk een onderhoud ook betreffende het Servische conflict. Voorts zijn er in de pers ook vanwege een ander departement mededeelingen verschenen, die de commissie had uitgelokt. Maar nog eens : zulke dingen komen niet naar buiten. Collega LUIKINGA ziet er echter uit, dat zijn beschouwing grond mist. En hem zal dit nader blijken in de komende jaarvergadering, waarin uitvoerige mededeelingen van een en ander zullen worden gedaan. Ik betreur echter ten zeerste dat hij zich heeft laten verleiden tot de uitspraak, dat het boven de macht van den Kring gaat „een element van beteekenis (te) vormen in het algemeen-politieke leven". Zelfs al zou zijn opvatting inzake de commissie juist zijn, dan nog acht ik die uitlating verkeerd. Ik kan collega LUIKINGA verzekeren, dat in liet afgeloopen jaar van zeer omvangrijken en ingespannen arbeid, dien de Kring van zijn leiders vroeg, ook aan de bewuste commissie aandacht is gewijd. Wanneer hij echter mocht meenen, dat zij erin zou slagen in een korte spanne tijds verandering te brengen in de geheimhouding, die een integreerend 'deel is van onze buitenlandsche politiek, dan is mijn verbazing over zijn naïveteit even groot als mijn vriendschap voor hem. En dat wil wat zeggen?
Aanklacht ingediend. Op Woensdag 29 Dec. had te Amsterdam in tegenwoordigheid der Koningin, van een der hellingen der Ned. Scheepsbouw Mij. de tewaterlating plaats van den kruiser „Sumatra". In verband met het betrekkelijk vergevorderde uur hebben eenif e collega's gemeend, de werf te moeten verlaten, terstond nadat het schip was afgeloopen. Tot hun groote verwondering werd de toegang tot de straat aan de collega's D E VOOGT {N.v.d.D) en SAND (TelegraaJ) door eenige portiers ontzegd. Op order der directie mocht niemand de werf verlaten alvorens de Koningin was vertrokken. Hierdoor verliep drie kwartier, zoodat genoemde collega's niet in staat waren hun verslag naar behooren in de stadseditie van hun krant te plaatsen. Een inspecteur van politie werd eveneens in het uitoefenen zijner functie belemmerd. In verband met het bovenstaande heeft collega SAND bij de politie een aanklacht tegen de directie der Scheepsbouw Mij. ingediend, ter zake wederrechtelijke vrijheidsberooving. Als getuige werd o. a. getoond collega D E VOOGT, terwijl door den inspecteur, die het ge\al meemaakte een ambtelijk procesverbaal aan de stukken is toegevoegd. Deze zijn reeds naar den Officier van Justitie gezonden. Ook onder het publiek heerschte, daar niemand de werf mocht verlaten, groote ontstemming. Er werd getracht de portiers van een anderen uitgang met geweld te noodzaken de poort te openen. De Amsterdamsche Pers heeft te dezer zake een onderzoek ingesteld.
Officieele verslaggeverij. Mijnheer de Redacteur, Véél zal ik over het verslag van 't door mij ter vergadering van den N. J. K. gesprokene niet zeggen, 't Zou wellicht, gezien de vroeger mij ten deel gevallen behandeling, vergeefsche moeite zijn. Alleen wil ik even rechtzetten, dat ik op het „protest" van den Voorzitter tegen de „schandelijke beleedigingen", die zoogenaamd in het bewuste ingezonden stuk voorkwamen, niet heb gezegd: „ik heb het zoo niet bedoeld", maar wèl ontkend, dat deze beleedigingen in het stuk te vinden waren. Verder op deze zaak in te gaan, lust mij niet, het is nu welletjes en de bijval, dien ter algemeene vergadering mijn critiek op het Congres-gedoe mocht vinden, is mij meer waard dan het, recht gezegd, onvolledige en onjuiste verslag, in de pas verschenen Journalist opgenomen. Met dank, hoogachtend F. T H . HOLSBOER.
DE
J O U E N A L I S T
Vriendelijke wenken. In het Officieel orgaan van de 's-Gravenhaagsche Winkeliersvereeniging wordt de volgende vriendelijke wenk aan de Haagsche Courant gegeven: „Wil de redactie van dit blad haar houding tegenover den handeldrijvenden middenstand nog eens bijzonder overwegen? Enkele uitingen staan in een eenigszins minder vriendelijken vorm gesteld. En dat spijt ons om haar. Bij de aankondiging der Duurte-yerordening onzer gemeente, (een zaak, die nog „geheim" blijven moet, omdat nog niets werd bepaald) trof ons de toon. En dan ook in het Jaar-overzicht 1920: Geen medelijden. Zij herleze eens dat van het vorig jaar en ook het mooie artikel van 1919 over de duurte. Dat was andere en betere taal."
Buitenland. Zondagsrust in België. De hooge raad van arbeid betuigde zijn instemming met het ontwerp de Brouckere nopens de verplichte Zondagsrust in het dagbladbedrijf. De Schelde schrijft naar aanleiding daarvan': Onze lezers begrijpen dus wel: „Er mag des Zondags gebeuren wat wil, een betooging, een meeting, sportmatchen, een moord, een groote brand . . . geen enkel onzer reporters mag er heen om er verslag over uit te brengen. Dat nieuws zal De Schelde slechts des Maandags na 3 uur in den namiddag aan zijn lezers bekend mogen maken of wel . . . daarmee wachten tot Dinsdagmorgen! Ziedaar waar staats-interventionnisme ons leidt! Men wil ons dus verplichten van 's Zondags tot Dinsdags niet te verschijnen, zoodat onze lezers van alle nieuws verstoken zouden blijven van Zondagmorgen tot Dinsdagmorgen! Is dat niet onzinnig en een aanslag op de door onze grondwet gewaarborgde vrijheid der pers? Een dagbladschrijver, een letterzetter en een drukker hebben evenveel recht als wie ook op een rustdag per week. Maar wat heeft in godsnaam artikel 2 met de Zondagsrust te stellen? Was het niet eenvoudiger te bepalen, dat aan een ieder een rustdag per week verzekerd werd. We hopen dan ook, dat de Kamer — waarin zoovele • dagbladschrijvers zetelen, art. 2 en 3 zullen in het licht stellen en het ontwerp een onthaal voorbereiden zullen, zooals trouwens alle dwangmaatregelen er een verdienen."
Intervieuws, Ingez. v. Bolhuis, Vad. 20 O. Wie zijn intellectueelen ? W. N. v. d. Hout, de Loods 21.' De Pers, „Thimothëus" Ge'iïl. Weekbl. 23. Invloed der pers, Res.bode 25. Anonymiteit in de Pers, „de Reformatie", Weekbl. 22. De Amerikaansche Pers, H. A. L.(esturgeon) N.Crt. 28 A. Pers en Criminaliteit. Adres „Amsterdamsche Pers" aan den Gemeenteraad van Amsterdam. Idem Weekblad voor het Recht 27. November. De nood der intellectueelen, Alex Cohen, Tel. 3 A. Dr. Kuyper -f, dagboek. Tel. 9 A. „ als journalist, Eno, N.Ct. n A. „ op H.J.V. Tentoonstelling, Wereldkroniek 13. Berichtgeving Aneta, (Protest van den directeur) Tel. n A. Idem Tel. 13 A. Publiciteit (predikbeurten) Arnhemsche Crt. 16. De nood der intellectueelen, H. A. L.(esturgeon) N.Ct. 16 A. Insolvente Journalistiek (Haagsche Post) Tel. 27 A. Toestand der Intellectueelen, C. Veth, Soc. Gids. December. Dr. W. VV. v. d. Meulen en de Pers. Verslagen, 1 O. Idem motie-H.J.V en critiek. N.Ct., 1 A, Vad. 2 O. en A., N.Ct. 3 A., Res.bode 3, Avondpost 3, Vad. 4 A, 6 A,, N. Groene 4. De Journalistenvrouw (naar het Engelsch) Gron.dagbl. 6. De voordracht door dr. J. L. Walch voor de H.J.V. gehouden over „de Lach", verscheen als feuilleton in de N.Ct. 3, 4 en 5 Dec. Avondblad. In een drietal romans is de journalistiek behandeld: Walmende Lampen, Joh. de Meester; Gelukzoekers, Albertine Draayer—De Haas en De Cirkel, Julia Frank; zie o.a. Vad. 1 Jan. O., N.Ct. 5, 17 en 19 Dec. — Sedert 1 Januari 11. heeft de heer Louis COUTURIER op eigen verzoek opgehouden werkzaam te zijn als Haagsche • muziekverslaggever van het Algemeen Handelsblad. — Per 1 April a.s. is tot redacteur aan de N. R. Ct. benoemd de heer H. J. K. SERRY, thans verbonden aan de redactie van de Maasbode te Rotterdam.
Advertentiën. Personalia en Berichten.
Journalistiek.
Bibliografie. October. Pers en Hoogeschool, prof. Th. Kohnstamm, „Volksontwikkeling" No. 1, blz. 3. Jubileum A. Voogd, N.R.Crt. 1 en 2 O. Onze zuivere journalistiek, Res.bode 7. Idem. Niet redactioneel, Vad. n A. De krantenstaking te Berlijn, N.R.Crt. 14 A, 8 A.
Jongmensch, 25 jaar, van goeden huize, algemeen ontwikkeld, goed op de hoogte van sport-aangelegenheden en bekend met financieel, zag zich gaarne geplaatst aan een Dagblad. Liefst daar waar vooruitzichten zijn. Brieven letter C redactie De Journalist.
Gedrukt bij A. de la Mar Azn., Amsterdam