Opiniepeiling SBO Eindrapport
Onderzoek in opdracht van het SBO Sil Vrielink ResearchNed bv Nijmegen, 10 sep. 07
© 2007 ResearchNed Nijmegen in opdracht van SBO. Alle rechten voorbehouden. Het is niet geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in publicaties zonder toestemming van de opdrachtgever en zonder nauwkeurige bronvermelding.
Opiniepeiling SBO – 2
Inhoud 1
Resultaten
2
Veldwerk
Bijlage I – Resultaten besturen
3 – Opiniepeiling SBO
4 12 14
1 Resultaten In deze notitie presenteren we de resultaten van een opiniepeiling onder het SBO-panel Onderwijspersoneel. Aan het onderzoek hebben 950 panelleden meegedaan uit het primair en voortgezet onderwijs (zie paragraaf 2). In verband met selectiviteit van de respons is een weging toegepast. In het primair onderwijs is gewogen naar vakantieregio, schoolgrootte en schoolsoort. In het voortgezet onderwijs is gewogen naar schoolsoort en regio. De resultaten van besturen zijn in de bijlage opgenomen. Die van schoolleiders (po/vo) en p&o’ers in het voortgezet onderwijs zijn opgenomen in dit hoofdstuk. Beloningspositie De komende maanden wordt onderhandeld over een nieuwe CAO in het primair en voortgezet onderwijs. De vakbonden zetten daarbij in op een algemene loonsverhoging van 3,5%1. In het voortgezet onderwijs, waar de beloningsachterstand ten opzichte van de markt het grootst is, vinden de meeste respondenten (55%) deze looneis voldoende. In het primair onderwijs vindt 44% dat en vindt bijna 55% van de schoolleiders de looneis te laag. Dit is opmerkelijk omdat de beloningsachterstand in het primair onderwijs kleiner is dan in het voortgezet onderwijs en ook de tekorten aan personeel kleiner zijn. Tabel 1.1 – Wat vindt u van deze looneis? te laag
voldoende
te hoog
totaal (=100%)*
po
54,7%
44,1%
1,3%
719
vo
41,0%
54,7%
4,3%
117
besturen po/vo
35,4%
61,5%
3,1%
96
* Exclusief weet niet/ geen mening
De komende jaren dreigt opnieuw een tekort aan leraren te ontstaan, vooral in het voortgezet onderwijs. Om dit tegen te gaan, is volgens de meeste respondenten een structurele loonsverhoging nodig. In het primair onderwijs is 87% van de schoolleiders deze mening toegedaan. In het voorgezet onderwijs is circa 80% dat en van de besturen 75% (zie tabel 1.2). Tabel 1.2 – Om het lerarentekort tegen te gaan, is een structurele loonsverhoging nodig Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet eens, niet oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal (=100%)
po
1,5%
5,4%
5,7%
28,1%
59,3%
725
vo
0,8%
10,4%
8,8%
45,6%
34,4%
125
besturen po/vo
2,1%
7,2%
15,5%
40,2%
35,1%
97
* Exclusief weet niet/ geen mening 1
In het VO zetten de centrales in op een generieke loonontwikkeling van 3,5%, waarvan 3% per 1 juli 207 en 0,5% per 1 januari 2008. In het PO zetten de bonden in op een algemene salarisverhoging van 3% en 0,5% voor andere doelen (o.a. compensatie voor ziektekosten).
Opiniepeiling SBO – 4
Een betere beloning van leraren leidt volgens 47% van de schoolleiders po tot meer kwaliteit voor de klas. In het voortgezet onder onderwijs is 39% van de respondenten deze mening toegedaan. Dit beloningseffect werkt, naar het zich laat aanzien, vooral via de externe arbeidsmarkt (nieuw personeel). Op de vraag of leraren beter presteren indien zij beter worden beloond, lopen de meningen uiteen (zie tabel 1.3). Tabel 1.3 – In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens? Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet eens, niet oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal (=100%)*
Een betere beloning van leraren leidt tot meer kwaliteit voor de klas
3,5%
24,7%
24,8%
26,7%
20,4%
721
Leraren presteren beter, indien zij beter worden beloond
4,0%
29,6%
29,2%
26,2%
11,1%
719
12,9%
33,0%
21,4%
20,4%
12,3%
691
Een betere beloning van leraren leidt tot meer kwaliteit voor de klas
4,1%
35,9%
20,6%
18,8%
20,5%
125
Leraren presteren beter, indien zij beter worden beloond
4,5%
36,1%
33,8%
21,5%
4,1%
123
Als de kwaliteit van leraren verbetert, neemt het salaris van leraren toe
10,7%
35,7%
16,3%
21,7%
15,5%
121
Primair onderwijs
Als de kwaliteit van leraren verbetert, neemt het salaris van leraren toe Voortgezet onderwijs
* Exclusief weet niet/ geen mening
Beloningsdifferentiatie Beloningsdifferentiatie komt in onderwijsland nog maar weinig voor2. Toch lijkt dit op veel steun te kunnen rekenen, vooral als gaat om het individuele beloningsdifferentiatie. Beloningsdifferentiatie biedt leraren een beter loopbaanperspectief, zo vindt de meerderheid van de respondenten (zie tabel 1.4). Goede leraren verdienen, als het aan schoolleiders en p&o’ers ligt, ook een beter beloning dan slechte leraren. Differentiatie naar regio en vakgebied kan echter niet op veel steun rekenen (zie tabel 1.4). Hier overheerst toch vooral het gelijkheidsdenken. Ondanks evidente verschillen in schaarste op de onderwijsarbeidsmarkt naar regio en vakgebied, zien veel respondenten differentiatie op dit punt niet zitten. De opvattingen over regionale beloningsdifferentiatie lopen overigens wel uiteen. Van de schoolleiders in de grote steden is eenderde voor een betere beloning van leraren in tekortregio’s. Van de schoolleiders elders in het land is een vijfde dat. Op de vraag of leraren op achterstandsscholen meer betaald moeten krijgen dan leraren op andere scholen lopen de meningen uiteen (zie tabel 1.4). In het primair onderwijs zijn er evenveel voor- als 2
Evers (2007) Advies omtrent bevordering implementatie functie- en beloningsdifferentiatie in PO, VO en BVE. OSA: Tilburg.
5 – Opiniepeiling SBO
tegenstanders3. In het voortgezet onderwijs vindt 42% van de respondenten dat leraren op achterstandsscholen meer betaald moeten krijgen dan leraren op andere scholen. Ongeveer 30% is het daarmee oneens. Tabel 1.4 – In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens? Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet eens, niet oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal (=100%)*
Beloningsdifferentiatie biedt leraren een beter loopbaanperspectief
1,0%
6,1%
6,1%
54,3%
32,5%
726
Goede leraren verdienen een betere beloning dan slechte leraren
1,0%
3,9%
8,5%
46,7%
39,9%
723
Leraren met een universitaire opleiding dienen beter beloond te worden dan leraren met een hbo-opleiding
15,5%
38,9%
22,1%
15,2%
8,2%
724
Leraren op achterstandsscholen moeten meer betaald krijgen dan leraren op andere scholen
9,7%
31,7%
17,7%
31,9%
9,0%
726
17,8%
43,0%
16,8%
19,2%
3,2%
721
1,3%
9,4%
15,8%
43,1%
30,4%
125
Goede leraren verdienen een betere beloning dan slechte leraren
,0%
1,7%
2,6%
49,0%
46,6%
125
Leraren met een universitaire opleiding dienen beter beloond te worden dan leraren met een hbo-opleiding
10,1%
41,9%
18,4%
17,9%
11,8%
124
Leraren op achterstandsscholen moeten meer betaald krijgen dan leraren op andere scholen
8,3%
22,0%
27,7%
34,4%
7,6%
125
In regio’s waar het lerarentekort het grootst is, moeten leraren beter worden beloond dan elders
16,5%
43,0%
17,8%
18,6%
4,1%
125
Leraren in tekortvakken moeten beter worden beloond dan leraren van andere vakken
27,7%
41,1%
10,4%
18,2%
2,6%
125
Primair onderwijs
In regio’s waar het lerarentekort het grootst is, moeten leraren beter worden beloond dan elders Voortgezet onderwijs Beloningsdifferentiatie biedt leraren een beter loopbaanperspectief
* Exclusief weet niet/ geen mening
3
De opvattingen van schoolleiders op zwarte basisscholen wijken op dit punt af van die op andere scholen. Van de schoolleiders op zwarte scholen (>= 50% cumi-leerlingen) is ruim tweederde (69%) voorstander van een betere beloning van leraren op achterstandsscholen.
Opiniepeiling SBO – 6
Opmerkelijk is verder dat veel respondenten het oneens zijn met de stelling dat leraren met een universitaire opleiding beter betaald moeten worden dan leraren met een hbo-opleiding. In het primair onderwijs is 54% van de schoolleiders het hiermee oneens. In het voortgezet onderwijs is dat 52%4. Dit is vooral opmerkelijk omdat de beloningsachterstand van academici groter is dan die van hbo’ers en de Commissie Leraren naar verluid inzet op een extra beloning voor academici. Commissie leraren Eind mei is door het Kabinet de Commissie Leraren ingesteld, onder leiding van oud SER-voorzitter Rinnooy Kan. De commissie is om advies gevraagd over de aanpak van het lerarentekort en de positie en de kwaliteit van de leraar. Over de bijdrage die het advies kan leveren aan het oplossen van de personeelsproblemen in het onderwijs, lopen de meningen uiteen (zie tabel 1.5). De grootste bijdrage wordt verwacht op het terrein van de positie van de leraar en het aantrekkelijker maken van het beroep. Circa 90% van de respondenten verwacht dat het advies van de commissie een bijdrage kan leveren aan verbeteren van de positie van de leraar. Bijna de helft van de schoolleiders po verwacht op dit terrein zelfs een substantiële bijdrage. De bijdrage van de commissie aan het verbeteren van de kwaliteit van leraren en het verminderen van de werkdruk wordt lager ingeschat. Ruim een kwart van de respondenten (30% po, 26% vo) verwacht dat het advies van de commissie een substantiële bijdrage zal leveren aan het versterken van de kwaliteit van leraren. Ongeveer een vijfde van de respondenten (po 19%, vo 20%) verwacht op dit punt helemaal géén effect. Tabel 1.5a – Verwacht u dat de adviezen van de commissie een bijdrage kunnen leveren aan: Geen bijdrage
In geringe mate
In hoge mate
Weet niet / geen mening
Totaal (=100%)*
Primair onderwijs Het vergroten van het aanbod van leraren
11,6%
56,3%
24,6%
7,6%
728
Het verminderen van de werkdruk van leraren
24,4%
46,6%
23,2%
5,8%
728
De betere aansluiting van vraag en aanbod van leraren
11,8%
50,0%
30,6%
7,6%
728
Het aantrekkelijker maken van het beroep van leraar
11,1%
35,0%
48,7%
5,2%
728
Het verbeteren van de kwaliteit van leraren
18,9%
44,9%
30,1%
6,1%
728
Het verbeteren van de positie van leraren
8,2%
36,2%
50,5%
5,1%
728
4
Binnen het voortgezet onderwijs bestaat verschil van mening over deze vorm van beloningsdifferentiatie. Van de respondenten op havo/vwo-scholen vindt de helft dat academici beter beloond moeten worden dan leraren met een hbo-opleiding. Op praktijk- en vmbo-scholen vindt slechts 6% dat.
7 – Opiniepeiling SBO
Tabel 1.5b – Verwacht u dat de adviezen van de commissie een bijdrage kunnen leveren aan: Voortgezet onderwijs Het vergroten van het aanbod van leraren
8,9%
66,8%
23,0%
1,4%
125
Het verminderen van de werkdruk van leraren
34,4%
50,2%
13,5%
1,9%
125
De betere aansluiting van vraag en aanbod van leraren
12,8%
52,3%
31,8%
3,2%
125
Het aantrekkelijker maken van het beroep van leraar
15,6%
41,3%
41,1%
2,0%
125
Het verbeteren van de kwaliteit van leraren
20,1%
52,0%
26,0%
2,0%
125
Het verbeteren van de positie van leraren
10,5%
53,2%
34,9%
1,4%
125
* Exclusief weet niet/ geen mening
Onderwijstijd voortgezet onderwijs Sinds 1 augustus 2006 gelden nieuwe normen ten aanzien van de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Leerlingen in de onderbouw moeten minimaal 1040 uur onderwijs krijgen. Voor leerlingen in de bovenbouw en de examenklassen geldt een minimumnorm van respectievelijk 1000 en 700 uur. Voor het praktijkonderwijs geldt een minimum van 1000 uur in alle leerjaren. De nieuwe normering en de controle daarop hebben tot veel commotie geleid. Vooral over de haalbaarheid en de gevolgen voor de kwaliteit en de werkdruk lopen de gemoederen hoog op. Veel respondenten (59%) zijn van mening dat het vereiste aantal uren onderwijs binnen de huidige bekostiging niet haalbaar is. Controle op de naleving van de nieuwe wettelijke minimum normen voor onderwijstijd, biedt volgens velen (78%) ook géén garantie voor goed onderwijs (zie tabel 1.6). Om meer onderwijstijd te realiseren moeten leraren meer lesgeven, zo stelt 58% van de respondenten. Het realiseren van meer onderwijstijd gaat zodoende ten koste van de scholing van leraren (49%) en leidt tot een grotere werkdruk (66%).
Opiniepeiling SBO – 8
Tabel 6 – In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens? Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet eens, niet oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal (=100%)*
Het vereiste aantal uren onderwijstijd is binnen de huidige bekostiging onhaalbaar
13,3%
16,2%
11,8%
29,0%
29,7%
125
Door naleving van de urennorm te controleren, wordt goed onderwijs gegarandeerd
31,7%
46,2%
10,1%
6,0%
5,9%
124
Om meer onderwijstijd te realiseren, moeten leraren meer lesgeven
8,3%
17,3%
16,9%
39,4%
18,1%
125
Om meer onderwijstijd te realiseren, moeten de klassen op school worden vergroot
19,3%
37,8%
22,7%
13,9%
6,3%
125
Het realiseren van meer onderwijstijd gaat ten koste van de scholing van leraren
10,9%
28,9%
10,8%
26,9%
22,4%
124
Het realiseren van meer onderwijstijd leidt tot een grotere werkdruk bij leraren
7,4%
19,5%
7,5%
37,2%
28,4%
125
Het niet halen van de onderwijstijd komt vooral door ziekte en het niet (kunnen) realiseren van vervanging
5,6%
26,7%
24,4%
22,1%
21,2%
124
* Exclusief weet niet/ geen mening
Voor- en naschoolse opvang Sinds 1 augustus zijn basisscholen verantwoordelijk voor het organiseren van voor- en naschoolse opvang. Scholen zijn verplicht om aansluiting met de opvang te regelen, maar vrij in de wijze waarop zij de opvang organiseren. Uit dit onderzoek blijkt dat op 82% van de basisscholen de voor- en naschoolse opvang bij de start van het schooljaar volledig was geregeld. Op een kleine groep scholen (18%) was dit (nog) niet het geval. De voornaamste redenen hiervoor zij: gebrek aan opvangruimte (35%), onvoldoende vraag naar opvang (17%) en onvoldoende tijd (13%).
Op de meeste scholen (91%) is de organisatie van de voor- en naschoolse opvang afgestemd met de ouders en de MR. Op scholen die de opvang nog niet (volledig) hebben georganiseerd, heeft circa 82% dit gedaan. Op de meeste scholen wordt de voor- en naschoolse opvang verzorgt door een kinderopvangorganisatie (zie tabel 1.7). Vaak gebeurt dit op een aparte locatie, maar soms ook in de school. Opvang via gastouders gebeurt maar incidenteel.
9 – Opiniepeiling SBO
Tabel 1.7 – Hoe is op uw school de voor- en naschoolse opvang georganiseerd, c.q. wilt u de opvang gaan organiseren? organisatie
voorgenomen organisatie
22,8%
26,2%
63,9%
54,9%
De opvang is zelf georganiseerd, binnen de (brede) school
2,1%
2,0%
Via gastouderopvang
5,8%
3,9%
Een kinderopvangorganisatie verzorgt de opvang in de school Een kinderopvangorganisatie verzorgt de opvang op een andere locatie
We zullen dit jaar (nog) geen opvang organiseren Anders Totaal (= 100%)
-
4,6%
5,4%
8,3%
560
121
De organisatie van de voor- en naschoolse opvang kost veel organisatorisch overleg en gaat volgens ruim de helft van de schoolleiders ten kost van het directiewerk (zie tabel 1.8). Voor leraren zijn de gevolgen beperkt. De meeste schoolleiders (59%) verwachten niet dat de voor- en naschoolse opvang tot een hogere werkdruk van leraren leidt. Wel vindt circa twee vijfde van de schoolleiders dat leerlingen te veel tijd op school doorbrengen (zie tabel 1.8). Tabel 1.8 – In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens? Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet eens, niet oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal (= 100%)*
De voor- en naschoolse opvang vraagt teveel organisatorisch overleg
2,4%
28,5%
20,5%
31,7%
17,0%
671
De organisatie van de voor- en naschoolse opvang gaat ten koste van de primaire taak van de schooldirecteur
3,9%
24,6%
14,4%
29,5%
27,6%
676
De voor- en naschoolse opvang leidt tot een hogere werkdruk bij leraren
13,1%
46,4%
20,3%
14,2%
6,0%
674
Leerlingen brengen teveel tijd door op school
4,2%
29,0%
22,7%
23,2%
20,8%
661
* Exclusief weet niet/ geen mening
Scholing en professionalisering Tijdens het algemeen overleg van 5 oktober 2006 is door toenmalig minister van OCW toegezegd om het voorstel van de heer Jungbluth voor een universitaire masteropleiding voor leraren basisonderwijs in achterstandssituaties met de universiteiten te bespreken. De uitkomsten hiervan zijn recent door de staatssecretaris aan de kamer overlegd (brief d.d. 15 aug. 2007). Op grond van ambtelijk overleg met Prof. T. Wubbels en de heer F. Rokebrand concludeert de staatsecretaris dat versterking van leraren in achterstandssituaties aandacht moet krijgen via gerichte nascholing. Een (universitaire) masteropleiding acht de staatssecretaris hiervoor niet nodig.
Opiniepeiling SBO – 10
Schoolleiders denken daar soms anders over. Ruim de helft van de schoolleiders in het basisonderwijs vindt dat leraren met veel achterstandsleerlingen zich op termijn verder moeten ontwikkelen door een speciale masteropleiding te volgen (op hbo- of wo-niveau). Bijna 90% vindt gerichte nascholing voor deze groep leraren gewenst (zie tabel 1.9). Tabel 1.9 – BO: Leraren met veel achterstandsleerlingen dienen zich verder te ontwikkelen door: Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet eens, niet oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal (=100%)*
Een speciale masteropleiding te volgen
3,5%
20,2%
21,6%
44,7%
9,9%
655
Toegespitste cursussen te volgen
,9%
3,5%
7,2%
66,6%
21,9%
664
* Exclusief weet niet/ geen mening
In het onderwijs bestaat veel behoefte aan leraren met een universitaire opleiding (zie tabel 1.10). Dit geldt vooral in het voortgezet onderwijs (70%), maar ook in het basisonderwijs (49%). Tabel 10 – Er is behoefte aan leraren die op academisch niveau zijn geschoold Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet eens, niet oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal (=100%)*
bo
4,7%
23,5%
24,6%
33,1%
14,0%
655
vo
2,6%
9,5%
20,7%
31,9%
35,3%
117
* Exclusief weet niet/ geen mening
11 – Opiniepeiling SBO
2 Veldwerk In opdracht van het SBO is eerder dit jaar door ResearchNed het SBO-panel Onderwijspersoneel opgebouwd. Dit betreft een panel van schoolleiders, managers, besturen en personeelsfunctionarissen in het onderwijs. Het panel wordt periodiek uitgenodigd om een korte internetenquête in te vullen over arbeidsmarktgerelateerde onderwerpen. Voor dit onderzoek zijn alle (2.233) panelleden in het primair en voortgezet onderwijs benaderd. Hiervan hebben er 950 de enquête ingevuld. Dit komt neer op een respons van 43% (zie tabel 2.1).
De schoolleiders en p&o’ers (vo) in het noorden en zuiden van het land zijn, vanwege de vakantiespreiding, eerder benaderd dan die in het midden van het land. De respons ligt daardoor ook hoger 5
(zie tabel 2.2) . In het noorden en zuiden van het land is het veldwerk uitgevoerd in de periode van 29 augustus tot 7 september (10.30 uur) en is één keer gerappelleerd (op 4 september). De panelleden in het midden van het land (bo en vo) zijn op 4 september benaderd. Zij hadden tot 7 september (10.30 uur) de tijd om de enquête in te vullen. De schoolleiders in het speciaal onderwijs (sbo/wec) en de besturen zijn eveneens op 4 september benaderd.
Tabel 2.1 – Overzicht steekproef en respons bruto steekproef
netto respons n
bo
%
1.528
681
44,6%
sbo/(v)so
170
47
27,6%
vo
292
125
42,8%
besturen po/vo
243
97
39,9%
2.233
950
42,5%
totaal
Tabel 2.2 – Responsoverzicht bo en vo, naar vakantieregio basisonderwijs
voortgezet onderwijs
n
%
n
%
noord
300
47,5%
50
46,7%
midden
160
32,7%
39
33,9%
zuid
221
54,3%
36
51,4%
totaal
681
44,6%
125
42,8%
In de enquête zijn vragen gesteld over: beloning en beloningsdifferentiatie, de commissie leraren, onderwijstijd in het voortgezet onderwijs, voor- en naschoolse opvang en scholing en professionalisering. De vragen over beloning en beloningsdifferentiatie en de commissie leraren zijn alle panelleden gesteld. Die over onderwijstijd zijn alleen aan de managers en p&o’ers in het voortgezet onderwijs voorgelegd en die over voor- en naschoolse opvang alleen aan de schoolleiders in het 5
In de analyse is hiervoor gecorrigeerd door een weging toe te passen.
Opiniepeiling SBO – 12
basisonderwijs. De vragen over scholing en professionalisering zijn, met uitzondering van het speciaal onderwijs, aan alle respondenten voorgelegd. Voorafgaand aan de analyses is een responsanalyse uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren de respons in het primair en voortgezet onderwijs niet representatief is. Daarom is een weging toegepast. In het primair onderwijs is gewogen naar vakantieregio, schoolgrootte en schoolsoort. In het voortgezet onderwijs is gewogen naar regio en schooltype.
13 – Opiniepeiling SBO
Bijlage I – Resultaten besturen Tabel B1.1 – In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens? Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet eens, niet oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal (=100%)*
Een betere beloning van leraren leidt tot meer kwaliteit voor de klas
7,2%
34,0%
22,7%
21,6%
14,4%
97
Leraren presteren beter, indien zij beter worden beloond
8,2%
39,2%
25,8%
22,7%
4,1%
97
Als de kwaliteit van leraren verbetert, neemt het salaris van leraren toe
6,5%
29,3%
15,2%
35,9%
13,0%
92
* Exclusief weet niet/ geen mening
Tabel B1.2 – In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens? Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet eens, niet oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal (=100%)*
Beloningsdifferentiatie biedt leraren een beter loopbaanperspectief
1,0%
7,2%
5,2%
51,5%
35,1%
97
Goede leraren verdienen een betere beloning dan slechte leraren
1,0%
,0%
7,2%
49,5%
42,3%
97
Leraren met een universitaire opleiding dienen beter beloond te worden dan leraren met een hbo-opleiding
5,2%
38,1%
19,6%
28,9%
8,2%
97
Leraren op achterstandsscholen moeten meer betaald krijgen dan leraren op andere scholen
7,2%
29,9%
20,6%
35,1%
7,2%
97
In regio’s waar het lerarentekort het grootst is, moeten leraren beter worden beloond dan elders
13,4%
47,4%
17,5%
21,6%
,0%
97
Opiniepeiling SBO – 14
Tabel B1.3 – Verwacht u dat de adviezen van de commissie een bijdrage kunnen leveren aan: Geen bijdrage Het vergroten van het aanbod van leraren
In geringe mate
In hoge mate
Weet niet / geen mening
Totaal (=100%)*
8,2%
60,8%
23,7%
7,2%
97
Het verminderen van de werkdruk van leraren
23,7%
55,7%
14,4%
6,2%
97
De betere aansluiting van vraag en aanbod van leraren
11,3%
51,5%
29,9%
7,2%
97
6,2%
37,1%
51,5%
5,2%
97
Het verbeteren van de kwaliteit van leraren
13,4%
56,7%
22,7%
7,2%
97
Het verbeteren van de positie van leraren
5,2%
47,4%
43,3%
4,1%
97
Het aantrekkelijker maken van het beroep van leraar
15 – Opiniepeiling SBO