OP WEG NAAR DE
ERASMUSKLAS
Een beleidsplan voor hoogbegaafde kinderen. Gertjan van Rangelrooy Theus van Vliet Beleidsplan hoogbegaafden
1
Oplegvel bij de notitie “Erasmusklas”
Passend onderwijs en hoogbegaafden Passend Onderwijs is onderwijs dat iedere leerling, ook de leerling die extra zorg nodig heeft, optimale kansen biedt op ontwikkeling van zijn of haar talenten. Uitgangspunt voor het management van 3primair is de visie van de samenwerkingsverbanden. We kiezen ervoor zo thuisnabij mogelijk onderwijs aan te bieden. Dit betekent dat scholen de opdracht hebben leerlingen binnen de school passende zorg te bieden. Afstemming is nodig met partners in de buurt, de wijk, de gemeente en de regio. Natuurlijk kiezen we binnen de scholen van 3primair ervoor competenties en expertise uit te wisselen en in te zetten. Zorgstructuur Het kind moet centraal staan. Taak van het onderwijs is om kinderen, die extra instructie of ondersteuningsbehoeften hebben, waar het in Passend Onderwijs om gaat, zo goed mogelijk voor te bereiden op een zo zelfstandig mogelijke plaats in de samenleving. Passend Onderwijs betekent dat het schoolbestuur de verantwoordelijkheid heeft om een passend zorgarrangement aan te bieden aan iedere leerling die zich bij een school van dat bestuur aanmeldt of bij een school van dat schoolbestuur is ingeschreven. Passend Onderwijs betekent niet dat alle leerlingen in de reguliere school voor basisonderwijs moeten worden opgevangen. Een deel van de leerlingen kan met goede ondersteuning in de reguliere school onderwijs volgen, maar een ander deel kan beter onderwijs volgen in een andere setting, zoals bijvoorbeeld de inrichting van een speciale klas binnen een reguliere school. Regionaal moet er een goed continuüm van onderwijsvoorzieningen komen met doorgaande leerlijnen. Passend Onderwijs dient naar de visie van het AMT primair in de klas gerealiseerd te worden. Leerkrachten moeten voldoende toegerust zijn om het onderwijs aan deze leerlingen te geven en zullen in sommige gevallen extra ondersteuning bijvoorbeeld in de vorm van een onderwijs- of klassenassistent nodig hebben. Onderwijs is passend als de leraar die het geeft de bekwaamheid heeft ontwikkeld om het te geven en zich daarbij voldoende ondersteund weet. Bovenschoolse klas voor (hoog)begaafden Een groep leerlingen die extra ondersteuning en instructie nodig heeft betreft de hoogbegaafde leerlingen. De inventarisatie van hoogbegaafde kinderen op de diverse basisscholen van een schoolbestuur zou aanleiding kunnen zijn tot het formeren van een bovenschoolse klas. 3Primair heeft besloten dat het inrichten van Leonardoklassen niet past binnen deze visie. Beleidsplan - werkplan In een beleidsplan hebben twee intern begeleiders in grote lijnen de visie en onderliggende gedachte voor extra zorg voor (hoog)begaafden beschreven. De specifieke uitwerking en concretisering ervan wordt vastgelegd in een nader uit te werken werkplan (hoog)begaafden. Het AMT van de stichting 3primair is van mening dat dit beleidsplan volledig aansluit op de visie. Het aanbod krijgt als naam “Erasmusklas” en is primair bedoeld om een beredeneerd aanbod te doen vanuit de onderwijsbehoeften van kinderen. We willen daarin initiatiefrijk zijn in alle gemeenten en vinden profilering van het openbaar onderwijs een afgeleide van het hoofddoel: een passend onderwijsaanbod voor leerlingen .
Beleidsplan hoogbegaafden
2
Inhoudsopgave Inleiding • Verschil hoogbegaafd en hoogintelligent • Ontwikkelingsvoorsprong • Doelgroep Het (hoog)begaafde kind en zijn denkprocessen • Van concreet naar abstract denken • Convergent denken versus divergent denken • Rationeel denken • Intuïtief denken • Conceptueel denken De sociaal-emotionele ontwikkeling • Signaalpunten • Zaken, waardoor het “anders zijn” van het kind opvalt Signalering en diagnostiek • Signalering • Diagnostiek • Integratie van de informatie van signalering en diagnose Versnellen • Waarom is de reguliere leerstof ontoereikend voor de (hoog)begaafde leerling • Waaraan moet leerstof voor de begaafde leerling wel aan voldoen? Onderpresteren • Twee vormen van onderpresteren Compacten, verdiepen en verrijken • Compacten • Verdiepen • Verrijken • Beoordeling van het werk Bovenschoolse klas voor (hoog)begaafden • Van concreet naar abstract denken • Convergent denken versus divergent denken • Rationeel denken • Intuïtief denken • Conceptueel denken Beleidsplan – werkplan Bronvermelding
Beleidsplan hoogbegaafden
2 3 3 3 4 4 4 5 5 5 7 7 7 9 9 9 10 11 11 11 12 12 13 13 13 13 13 14 14 14 14 14 14 15 16
3
Inleiding Er is een bewustwordingsproces op gang gekomen binnen de scholen om de zorg niet alleen aan de “uitvallers” aan de onderkant te geven, maar dat de “uitvallers” aan de bovenkant net zo goed recht op extra aandacht hebben. Deze verschuiving binnen het zorgsysteem heeft ertoe geleid, dat er een intrinsieke motivatie bij leerkrachten op gang komt om ook zorg te bieden aan (hoog)begaafden. Hoogbegaafde kinderen beschikken over een superieure intelligentie. Ze hebben een IQ van tenminste 130. Hoogbegaafde leerlingen vertonen een grote honger naar kennis en nieuwe inhoud. Daarnaast beschikken ze meestal over een hoog niveau van creatief denken; zij zijn in staat tot het vinden van oplossingen bij problemen en vraagstukken, die niet routinematig zijn. Velen van hen zijn vaak zeer gemotiveerd om een andere oplossing te bedenken dan gebruikelijk is. Zonder veel inspanning pikken ze leerinhouden op. Meestal ontwikkelen ze weinig of geen leer- of studievaardigheden. Ze vervelen zich snel. Hun intelligentie gebruiken ze soms om problemen te ontwijken. Als hun grote parate kennis en snelle geest niet meer volstaan om voldoende te presteren, kunnen ze faalangst en problematisch uitstelgedrag ontwikkelen. Vaak wordt er bij de beschrijving van hoogbegaafde kinderen uitgegaan van zes factoren (het “Triadisch Interdependentie Model” van Mönks): Sociale omgevingsfactoren a. het gezinsverband b. de school c. de “peergroup” Persoonskenmerken 1. hoge intellectuele capaciteiten 2. creativiteit 3. motivatie/doorzettingsvermogen Deze zes factoren zijn in principe sturend voor de manier waarop straks tegen inhoudelijke zaken als versnellen, compacten en verrijken wordt aangekeken.
Beleidsplan hoogbegaafden
4
Verschil hoogbegaafd en hoogintelligent Allereerst moet er onderscheid gemaakt worden tussen hoogbegaafd en hoogintelligent. Deze twee begrippen worden in de onderwijspraktijk nogal eens verwisseld, terwijl er een duidelijk onderscheid tussen deze twee groepen leerlingen is en kan worden gemaakt voor wat betreft het leerstofaanbod en de benodigde begeleiding. Het verschil tussen hoogbegaafde en hoogintelligente kinderen zit hem in de aanwezigheid van persoonskenmerken. In potentie zijn deze persoonskenmerken aanwezig bij alle kinderen met een intelligentie op een hoogbegaafd niveau (IQ > 130). Of een kind in staat is om dit potentieel tot uiting te laten komen in de vorm van uitzonderlijke prestaties is met name afhankelijk van de combinatie van die persoonskenmerken met talenten op één of meer intelligentiegebieden. Daarnaast spelen werkhouding, motivatie en creatief denkvermogen een grote rol. Ook het vermogen tot reflecteren en het voort kunnen bouwen op eerder opgedane ervaringen en kennisbronnen is typerend voor hoogbegaafde leerlingen. Kenmerken hoogbegaafdheid Bij hoogbegaafde kinderen is er veelal sprake van een combinatie van gunstige persoonskenmerken met leereigenschappen die passen bij een IQ van minimaal 130 en die het realiseren van een hoogbegaafd functioneringsniveau bevorderen. Persoonskenmerken • Motivatie • Creativiteit • Hoge mate van autonomie • Zelfvertrouwen • Positief zelfbeeld • Vermogen tot reflectie • Sociale competentie
Leereigenschappen • Snel van begrip • Leert met sprongen • Benut samenhangen • Ervaart niet noodzaak memoriseren • In staat tot abstracties • Geneigd tot redeneren • Brede algemene kennis • Uitgedaagd door problemen
Ontwikkelingsvoorsprong Ontwikkelingsvoorsprong doet zich voor in de kleuterperiode. In veel gevallen blijkt later dat de voorsprong van tijdelijke aard was en dat het niet gaat om een potentieel hoogbegaafde leerling.
Doelgroep Tot de doelgroep kunnen óók de volgende leerlingen horen: • leerlingen, die op deelgebieden duidelijk boven het gemiddelde scoren of op hoogbegaafd niveau scoren. Deze prestaties zijn voornamelijk terug te vinden in de A-scores op de Cito-toetsen; • bovengemiddeld begaafde leerlingen met een IQ tussen de 120 en de 130.
Beleidsplan hoogbegaafden
5
Het (hoog)begaafde kind en zijn denkprocessen Hoogbegaafde kinderen denken anders. Veel ouders weten dit uit ervaring, maar het goed overbrengen aan de buitenwereld, dat hun kind door zijn manier van denken in de problemen kan komen, is lastig.
Van concreet denken naar abstract denken Concreet denken is denken over onderwerpen die tastbaar zijn. Bij abstract denken kan men zich voorstellingen maken over zaken die niet in de realiteit zichtbaar zijn. Hoogbegaafde kinderen kunnen eerder dan leeftijdsgenoten abstract denken. Ze bereiken ook een hoger niveau van abstractie.
Praktische gevolgen: • • • • •
•
•
Zij stellen regels ter discussie. Zij hebben een groot rechtvaardigheidsgevoel, hetgeen tot veel discussie kan leiden of het gevoel kan geven van aangedaan onrecht. Zij vinden (soms) geen aansluiting in de groep. Communicatie met leeftijdsgenoten vormt vaak een probleem. Zij stellen hogere eisen aan vriendschappen dan leeftijdsgenoten met als gevolg dat zij gekwetst worden. Bij jonge kinderen zie je soms woede-uitbarstingen of enorme huilbuien uit frustratie. Zij zijn intellectueel vaardig en kunnen niet tegen onbegrijpelijke stupiditeiten. Ze leggen vaak hun oplossingen te compact uit aan anderen, hetgeen tot verwarring leidt. Zij leren vaak zichzelf lezen en rekenen.
Convergent denken versus divergent denken Convergent denken is gericht op het vinden van één oplossing of de beste uit een paar oplossingen. Voor de meeste kinderen is dit de manier waarop ze meestal denken. Bij divergent denken is men bezig om zoveel mogelijk oplossingen te bedenken, die mogelijkerwijs tot een oplossing van het probleem of het bereiken van het gestelde doel leiden. Deze manier van denken is kenmerkend voor hoogbegaafde kinderen. Zij slaan informatie ook op door veel links te leggen tussen nieuwe informatie en al aanwezige kennis. Om divergent te kunnen denken, moet een kind beschikken over veel kennis en diverse denkmethoden. (divergent denken leidt altijd weer naar convergent denken – het komen tot één oplossing)
Praktische gevolgen: • • •
•
Zij hebben moeite met meerkeuzevragen. Open vragen zijn beter; je kunt dan de redenering van het kind volgen. Doordat deze kinderen de kennis van het ene schoolvak toepassen in het andere schoolvak geven zij vaak vreemde antwoorden. Zij vragen veel om nieuwe kennis te kunnen verbinden aan wat ze al weten. Ze willen verschillen en overeenkomsten duidelijk hebben, halen andere vakken erbij. Soms roept dit irritatie op. Zij kunnen problemen hebben bij opdrachten waar geen verband in zit (woordrijtjes, tafels leren e.d.)
Beleidsplan hoogbegaafden
6
• • •
De opdracht lezen zij vaak gebrekkig, doordat zij al verbanden leggen met aanwezige kennis. Dit kan leiden tot zoeken in andere richtingen dan bedoeld. Zij hebben grote behoefte aan complexe taken, anders vinden zij het al gauw saai. Zij kunnen zich in een probleem vastbijten, eventueel teveel energie in de verkeerde dingen stoppen.
Rationeel denken De manier van denken waarbij je stap voor stap alles afweegt tegenover de logica van het moment. (denken met je linkerhersenhelft) Hoogbegaafde kinderen zijn rationele denkers bij uitstek. Zij hebben een hoog ontwikkelde logica, die bovendien versterkt wordt door grote kennis.
Praktische gevolgen: • • • •
• •
Zij gaan graag in discussie, discussiëren in detail en zijn kritisch (ook naar zichzelf toe). Zij zijn gevoelig voor het niet-logische binnen de taal. ( Hoe kun je nu vragen aan een jong mens hoe oud hij is geworden?) Als de vraag te ruim omschreven is, komen zij vaak tot een ander antwoord (wel met goede logische redenering). Hoogbegaafde kinderen hebben snel overzicht over het grote geheel en zicht op de gevolgen. Zij gaan vaak te snel voor hun omgeving, zien al problemen waar anderen zich nog oriënteren. Zij maken grote stappen in de leerstof. Dit is helaas ook een valkuil, doordat ze soms te snel denken dat ze het weten. Zij moeten leren, dat herkennen nog geen kennen is.
Intuïtief denken Een manier van denken, waarbij zowel de creativiteit als de emoties een rol spelen, een manier van denken die snel oplossingen kan brengen.
Praktische gevolgen: • •
• • •
Hoogbegaafde kinderen voelen vaak perfect stemmingen aan en kijken door uiterlijk vertoon heen. Hoogbegaafde kinderen zijn vaak zeer sensitief zonder dat zij zich daar bewust van zijn. Zij nemen emoties vaak over van anderen en voelen spanningen (die voor anderen niet zichtbaar zijn) snel aan. Jonge hoogbegaafde kinderen kunnen zeer onbevangen diep verborgen zaken benoemen en brengen anderen in verlegenheid. Zij weten vaak het antwoord, maar kunnen dan niet uitleggen hoe ze aan het antwoord komen. Zij moeten léren leren op jonge leeftijd. Zij moeten leren zich ergens voor in te spannen en leren fouten te maken.
Conceptueel denken ( creativiteit en fantasie ) Deze manier van denken richt zich op het uitwerken van ontwerpen, detaillering van een geheel. Fantasie en creativiteit leiden tot nieuwe ideeën, toekomstbeelden (uitvinders).
Beleidsplan hoogbegaafden
7
Praktische gevolgen: •
• • •
Hoogbegaafde kinderen kunnen vaak op een heel creatieve wijze concepten in hun hoofd uitwerken, terwijl het hen voor de praktische uitvoering aan middelen ontbreekt (valkuil). - kloof tussen verbaal – performaal - niveau motorische ontwikkeling kan in de weg staan - soms beginnen ze niet aan de uitwerking, omdat die al bij voorbaat niet aan hun ideeën kan voldoen Zij hebben vaak flitsende, gekke, onnozele en soms vreemde ideeën. Zij starten met de uitvoering, maar maken het werk niet af. Zij kunnen met meerdere zaken tegelijk bezig zijn en hebben daarom behoefte aan meerdere werkplekken tegelijk.
Beleidsplan hoogbegaafden
8
De sociaal-emotionele ontwikkeling Bij het opzetten van beleid voor hoogbegaafden is het belangrijk, dat de school niet alleen de cognitieve ontwikkeling van het kind adequaat benadert, maar dat de school plannen maakt voor een goede benadering van de sociaal- emotionele ontwikkeling. Vaak wordt er nog gedacht dat hoogbegaafde kinderen dan wellicht slim zijn, maar dat zij wel altijd sociaal- emotionele problemen hebben of op zijn minst achterlopen in de ontwikkeling. Dat is niet waar. Hoogbegaafde kinderen hebben net zoveel of net zo weinig problemen op sociaalemotioneel gebied als alle andere kinderen. Het lijkt er zelfs op dat in veel gevallen de hoogbegaafde kinderen ook op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling een voorsprong hebben op leeftijdgenoten. Met sociale ontwikkeling bedoelen we in feite niets meer of minder dan de manier waarop een kind leert om te gaan met anderen en leert omgaan met de manier waarop die anderen met hem omgaan. Bij de emotionele ontwikkeling staat de ontwikkeling van het zelfbeeld centraal. Wie ben ik, wat ben ik, waar liggen mijn grenzen? Bij deze emotionele ontwikkeling speelt het niveau van de cognitieve ontwikkeling een belangrijke rol.
Signaalpunten. •
• •
Een kind dat voorloopt op intellectueel gebied, maar sociaal–emotioneel op leeftijdsniveau scoort, wordt vaak ten onrechte beschouwd als een kind dat sociaalemotioneel achterloopt. Een kind dat voorloopt op intellectueel gebied en sociaal-emotioneel functioneert op datzelfde niveau, wordt vaak beschouwd als een “veel te wijs kind.” Hoogbegaafde kinderen die op sociaal–emotioneel gebied functioneren op een lager niveau dan hun kalenderleeftijd verkeren in een gevarenzone.
Zaken, waardoor het “anders-zijn” van het kind opvalt: • • • • • •
Zij hebben vriendschapsverwachtingen die passen bij kinderen die enkele jaren ouder zijn. Trouw, loyaliteit en moreel ethisch besef zijn vaak eigenschappen, die ze op veel jongere leeftijd ontwikkelen dan andere kinderen. Zij hebben een woordenschat en een manier van praten, die door andere kinderen vaak niet wordt begrepen. Zij stellen hoge eisen aan zichzelf en vinden het vaak vanzelfsprekend dat zij deze eisen ook aan hun vrienden kunnen stellen. Zij hebben duidelijk andere interessen. Zij maken grotere denksprongen, waardoor het samenwerken en spelen met andere kinderen bemoeilijkt wordt.
De school moet oog krijgen voor de problematiek van het hoogbegaafde kind, maar het hoogbegaafde kind moet zelf ook inzicht krijgen in zijn/haar problematiek. Dit alles kan bevorderd worden door in de eerste plaats deze kinderen te aanvaarden zoals ze zijn. Herkenning en erkenning zijn daarbij sleutelwoorden.
Beleidsplan hoogbegaafden
9
De school kan (rekeninghoudend met het bovenstaande) de volgende uitgangspunten hanteren: 1. Hoogbegaafde kinderen laten we samenwerken in homogene groepen (ontwikkelingsgelijken) om zich te kunnen ontwikkelen en om zich met andere kinderen te kunnen identificeren. Zij werken óók in heterogene groepen (onder ontwikkelingsniveau) om te voorkomen dat zij buiten de groep vallen. 2. Hoogbegaafde kinderen moeten voldoende worden uitgedaagd en gemotiveerd blijven. 3. Opdrachten voor deze kinderen moeten veelal gekoppeld zijn aan de opdrachten van de klas. Ook kunnen hun inspanningen naar de klas toegespeeld worden, bijvoorbeeld door het geven van presentaties over bereikte resultaten. 4. Er moet rekening gehouden worden met het eventueel niet synchroon lopen van hun cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Beleidsplan hoogbegaafden
10
Signalering en diagnostiek Signalering Signalering van begaafde kinderen dient zo vroeg mogelijk te gebeuren. Het vroegtijdig onderkennen van de begaafdheid en hiermee de onderwijsbehoeften van een leerling is vooral van belang om problemen als onderpresteren en negatief zelfbeeld of gedragsproblemen te voorkomen.
Signaleringsmethoden bij binnenkomst 1. Informatie voorschoolse periode 2. informatie van de ouders 3. indruk van de leerkracht
Signaleringsmethoden tijdens schoolloopbaan 1. 2. 3. 4. 5.
resultaten in het leerlingvolgsysteem ( welk systeem - vastleggen) resultaten bij methode geboden toetsen ( bij welke vakken – vastleggen) leereigenschappen van de leerling ( hoe zijn deze vastgesteld en door wie) informatie van de ouders formele signaleringslijst
Signalering van onderpresteerders 1. 2. 3. 4.
algemene observaties resultaten in het leerlingvolgsysteem kenmerkenlijst onderpresteerders informatie van de ouders
Diagnostiek Diagnose is noodzakelijk om ontwikkelingsbehoeften van leerlingen in kaart te brengen. Het gaat hierbij om het verzamelen van informatie over factoren, die het werken en functioneren van begaafde leerlingen beïnvloeden en daarmee van belang zijn voor het uitzetten van een leerlijn.
De factoren zijn: werkgedrag • zelfstandigheid • werkinstelling • motivatie taakaanpak • planmatige aanpak • welke stappen neemt een leerling in het oplossen van een probleem? • creativiteit en flexibiliteit sociaal-emotionele ontwikkeling • omgang met andere kinderen • omgang met volwassenen • houding tegenover school • zelfbeeld • interesses/ hobby’s
Beleidsplan hoogbegaafden
11
Integratie van de informatie van signalering en diagnose. Na signalering en diagnose kan men antwoord geven op de volgende vragen: 1. Welk leerstofniveau kan de leerling aan? 2. Is er sprake van hoogbegaafdheid of van hoogintelligentie of van ontwikkelingsvoorsprong? 3. Op welke gebieden moet er een individuele leerlijn aangeboden worden? 4. Is de leerling gemotiveerd om te presteren? Is deze factor stabiel? 5. Kan de leerling zelfstandig werken en welke factoren lijken dit te beïnvloeden? 6. Kan de leerling planmatig en doelgericht werken en problemen oplossen? 7. Wordt het denken van de leerling gekenmerkt door creatieve probleemoplossing? 8. Is de leerling flexibel in zijn denken? 9. Spelen er externe risicofactoren (plezier hebben in school, zelfbeeld)? 10. Spelen er externe risicofactoren in de omgang met anderen? Met het antwoord op deze vragen kan men een leerlijn voor de leerling uitzetten. Men kan de juiste materialen zoeken, die passen bij de ontwikkelingsbehoeften, werkwijze en interessen van de leerling. Tevens heeft men een duidelijk beeld van eventuele risicofactoren, die extra aandacht behoeven.
Beleidsplan hoogbegaafden
12
Versnellen Als men uitgaat van een doorgaande ontwikkelingslijn voor kinderen, moet het eigenlijk vanzelfsprekend zijn, dat er aan de onderwijsbehoeften van kinderen die sneller dan gemiddeld leren tegemoet wordt gekomen. Soms betekent het, dat het kind een groep versnelt, omdat de ontwikkelingsgelijken van het kind in een groep hoger zitten. Maar het cognitieve element mag niet de enige leidraad zijn voor versnellen. Het is belangrijk om bij deze beslissing de schoolsituatie, de thuissituatie en de emotionele ontwikkeling van het kind mee te wegen. Vaak zal de praktijk uitwijzen dat er in de onderbouw wordt versneld. Kleuters, die zich het leren lezen hebben eigen gemaakt, stromen vaak door. Al dan niet geleidelijk aangepast. Hier moet wel bij opgemerkt worden, dat kinderen die een ontwikkelingsvoorsprong hebben op jonge leeftijd niet altijd hoogbegaafd hoeven te zijn. Deze kinderen kunnen de voorsprong kwijt raken in de loop van de jaren. Observatielijsten aan de hand van een kenmerkenlijst zullen gebruikt moeten worden om te achterhalen of er sprake is van hoogbegaafdheid of een ontwikkelingsvoorsprong. Versnellen, na groep 3, is vaak het grootste probleem. Het zou kunnen voorkomen, dat de leerling eigenlijk te vroeg naar het voortgezet onderwijs doorstroomt. Wat betreft de cognitieve aspecten zal het geen probleem geven, maar de emotionele– en sociale ontwikkeling gaan problemen opleveren. De leerling komt met pubers in aanraking, terwijl hij of zij daar zelf nog niet aan toe is. Er zou dan ook gekozen kunnen worden voor verdiepende- en verrijkende leerstof in plaats van versnellen.
Waarom is de reguliere leerstof ontoereikend voor de (hoog)begaafde leerling. • • • •
De De De De
leerling heeft meestal een hoog werktempo. leerling heeft minder tijd nodig zich nieuwe dingen aan te leren. leerling heeft behoefte aan grotere leerstappen en minder herhalingsstof. leerling heeft minder behoefte aan instructie.
Waaraan moet leerstof voor de begaafde leerling wel aan voldoen? • • • • • • • • • • •
De leerstof heeft een hogere moeilijkheidsgraad dan de reguliere leerstof. De leerstof bevat meer uitdaging. De leerstof heeft een hoger abstractieniveau. In de leerstof zitten complexere vraagstukken en combinaties van verschillende problemen. De leerstof kent samenhang tussen vakgebieden. Er is sprake van variatie in aanbod. De leerstof moet aansluiten bij de interesses van de leerling. De leerstof moet een zinvolle aanvulling vormen op de reguliere leerstof. De leerstof moet zo min mogelijk herhalingen hebben en geen routinewerk zijn. De leerstof moet didactisch logisch en gestructureerd opgebouwd zijn. De leerstof moet reflectie op eigen handelen uitlokken en divergent denken stimuleren.
Beleidsplan hoogbegaafden
13
Onderpresteren Het onderwijsaanbod op de meeste scholen maakt dat (hoog)begaafde kinderen eigenlijk voortdurend onder hun eigen niveau presteren. Wanneer deze situatie lang voortduurt, kan dit ertoe leiden dat de kinderen uiteindelijk zelfs onder het niveau van de groep gaan presteren. Als een kind langdurig onder zijn niveau wordt aangesproken kan dit tot gevolg hebben, dat het kind zijn motivatie om te leren verliest en zich niet langer inspant bij het uitvoeren van taken, met als gevolg onderpresteren. Bij onderpresteren zien we een verschil tussen de schoolprestaties van het kind en de prestaties, die op grond van zijn werkelijke capaciteiten verwacht zouden mogen worden.
Twee vormen van onderpresteren. De meeste onderpresteerders doen dat op een manier die niet opvalt. Zij passen zich aan het klassengemiddelde aan. Bij een hoger klassengemiddelde presteren zij nog redelijk goed. Bij een laag klassengemiddelde presteren zij zwaar onder hun niveau. •
•
Bij de relatieve vorm van onderpresteren functioneert het kind boven het klassengemiddelde, maar toch onder zijn eigen niveau. Dit kind zal men niet gauw een onderpresteerder noemen, want hij/zij behoort immers bij de besten van de klas. Bij de absolute vorm van onderpresteren gaat het kind onder het klassengemiddelde presteren. Dit kind heeft, relatief gezien, nog de meeste kans om “ontdekt” te worden. Bij dit kind zie je vaak een grote discrepantie tussen het mondelinge en schriftelijke taalgebruik. De ouders hebben het idee, dat hun kind op school veel beter zou kunnen presteren, dan dat het doet. Naarmate het kind langer op school is, kunnen de matige resultaten vergezeld gaan van gedragsproblemen. Het kind kan zich in de klas als stoorzender gaan gedragen.
Beleidsplan hoogbegaafden
14
Compacten, verdiepen en verrijken Compacten Compacten is het comprimeren van de reguliere leerstof tot een zodanige omvang dat alleen nieuwe aspecten (en de daarbij minimaal inoefenstof) worden aangeboden. Een structurele opzet hiervan vraagt aanvankelijk een behoorlijke tijdsinvestering, maar gaat mee voor de duur van een methode.
Verdiepen Bij verdiepen vormt de aangeboden leerstof een verdieping op onderwerpen binnen de reguliere leerstof waardoor de leerling meer kennis en vaardigheden opdoet. Deze leerstof is uitgewerkt in leermaterialen, speciaal ontwikkeld voor hoogbegaafde leerlingen zoals in: Vooruit, Somplex, Plustaak enz. Het aanbieden van leerstof, die een uitbreiding vormt op onderwerpen of vakken, die een onderdeel uitmaken van het reguliere onderwijsaanbod van een school.
Verrijken Het aanbieden van leerstof die onderwerpen of vakken behandelt, die normaal gesproken geen onderdeel uitmaken van het reguliere onderwijsaanbod. De aangeboden leerstof is een aanvulling op de kerndoelen van het basisonderwijs en gaat in op onderwerpen die géén deel uitmaken van de reguliere leerstof. Hier gebruiken we materialen die inhoudelijk interessant zijn, extra vakken of onderwerpen zoals bijvoorbeeld een talencursus. Er kan ook leerstof worden aangeboden op een hoger abstractieniveau.
Beoordeling van het werk. Voor de leerling is het van belang dat zijn/ haar werk wordt beoordeeld en besproken. In het gesprek tussen leerkracht en leerling moet vooral de nadruk liggen op het proces dat de leerling heeft doorgemaakt en op de leerpunten die de leerling eruit heeft gehaald. Voorbeeldvragen: Zijn de doelstellingen bereikt? Zo ja, op welke manier? Kon je het anders doen? Zo nee, waarom niet? Wat ging er mis? Wat verliep goed? En waarom ging het goed? Weet je zelf veranderingen te noemen, waardoor het een volgende keer nog beter gaat? Wat vind je zelf van het resultaat? Wat heb je ervan geleerd?
Beleidsplan hoogbegaafden
15
Bovenschoolse klas voor (hoog)begaafden De inventarisatie van hoogbegaafde kinderen op de diverse basisscholen van een schoolbestuur zou aanleiding kunnen zijn tot het formeren van een bovenschoolse klas. Overwegingen om voor (hoog)begaafde kinderen te starten met een bovenschoolse klas:
Van concreet denken naar abstract denken • • • •
Zij ontmoeten ontwikkelingsgelijken. Er kan aandacht besteed worden aan sociale vaardigheidstraining . Zij leren samenwerken. Er wordt aan de behoefte aan autonomie tegemoetgekomen.
Convergent denken versus divergent denken • • • •
Zij kunnen werken aan projecten op niveau. Zij léren leren (structureren en plannen) . Er wordt een kans geboden om experimenterend te leren (leren met veel handelen). Zij krijgen leerstof aangeboden in maatschappelijke context.
Rationeel denken • • • • •
Zij leren de ratio in te zetten om gevoelens te kunnen beheersen en benoemen. Zij kunnen hun eigen mening uiten en leren discussiëren. Zij krijgen begeleiding bij meerkeuzevragen. De lesstof kan compact worden aangeboden (vooraf toetsen). Zij mogen een keuze maken uit deelonderwerpen bij de projecten (wel het geheel aanbieden, maar onderdeel van interesse uitwerken).
Intuïtief denken • • • • • •
Zij leren antwoorden goed te verwoorden. Zij leren een helder inzicht te krijgen in sociale situaties en leren dat te gebruiken om eigen positie ten opzichte van anderen te versterken. Zij leren om te gaan met het aanlopen tegen grenzen. Zij leren omgaan met frustraties. Zij kunnen een werkplanning maken voor een langere termijn. Zij leren hun creativiteit in te zetten bij projecten.
Conceptueel denken (creativiteit en fantasie) • • • • • •
Zij leren hulp in te roepen van anderen (elkaars talenten benutten). Zij leren ideeën te toetsen aan de realiteit (uitproberen van oplossingen). Zij durven fouten te maken en fouten toe te geven. Zij worden gestimuleerd door het werken met ontwikkelingsgelijken. Het overleg met ontwikkelingsgelijken gaat veel sneller, tevens krijgen zij voldoende tegengas. Zij leren werken op meerdere werkplekken.
Beleidsplan hoogbegaafden
16
Beleidsplan - werkplan In dit beleidsplan hebben wij in grote lijnen de visie en onderliggende gedachte voor extra zorg voor (hoog)begaafden beschreven. De specifieke uitwerking en concretisering ervan wordt vastgelegd in het werkplan (hoog)begaafden. In • • • • • • • •
dit werkplan moet aandacht besteed worden aan: signalerings- en diagnosticeringsinstrumenten verrijkings- en verbredingsmaterialen begeleiding in de groep, aparte begeleiding binnen de school (groepsoverstijgend) of bovenschools hoe de extra begeleiding eruit ziet (kwaliteitsbewaking) de organisatie van bovenschoolse begeleiding (door wie, wanneer en waar wordt deze extra begeleiding gegeven) het naar binnen halen van de buitenwereld in de bovenschoolse klas de financiering van de bovenschoolse klas de participatie van de ouders
Beleidsplan hoogbegaafden
17
Bronvermelding Artikelen Boekhorst-Reuver, Drs Judith te Drent, Sylvia Drent, Sylvia Drent, Sylvia & Gerven Eleonoor van Gerven, Eleonoor van Gerven, Eleonoor van Grootenboer Carine Kiebooms, Tessa Nelissen J. & Span P. JSW Boek - Bekdidact, Baarn (1999) ISBN: 902622 4281 Plusklas Den Bosch Plusklas Den Bosch Plusklas Den Bosch Span P., De Bruin-De Boer A.L.& Wijnekus M.C. Samson 2001 ISBN: 901407 056X Stichting Leerplan Ontwikkeling
Verrijken – Werken aan doelen en vaardigheden Hoe vrijblijvend is verrijkingsonderwijs Hoogbegaafde kinderen kunnen meer Professioneel omgaan met hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs Slim diagnosticeren Zicht op hoogbegaafdheid Vroeg signaleren en stimuleren Hoogbegaafdheid: Vergiftigd geschenk? "Begaafde kinderen op de basisschool" Suggesties voor didactisch handelen"
Denkprocessen Hoogbegaafdheid Uitgangspunten om te komen tot een beleidsplan voor (hoog)begaafde kinderen “Het testen van begaafde kinderen, Suggesties voor diagnostiek en begeleiding.”
Toelichting hoogbegaafdheid
Websites Centrum voor begaafdheidsonderzoek Hint Landelijk centrum hoogbegaafdheid Pharos Ponte Wikipedia
Beleidsplan hoogbegaafden
http://www.hoogbegaafdvlaanderen.be/06_HB_op_school/ visies/briefaandeminister.html http://www.hintnederland.nl/ http://www.lich.nl/lich2/ http://www.pharosnl.nl/ http://www.hoogbegaafd.nu/ http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoogbegaafdheid
18