Stichting Peuterspeelzaal Risdam Veel méér dan alleen spelen
Beleidsplan Op weg naar de volgende fase 2010 - 2020
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
Inhoudsopgave 1
INLEIDING
3
2
DE FUNCTIE VAN DE PEUTERSPEELZAAL 2.1 KENMERKEN 2.2 DOELSTELLINGEN 2.3 MOTIEVEN VAN DE GEBRUIKERS
4 4 4 4
3
BASISFUNCTIE 3.1 SPELEN, ONTWIKKELEN EN ONTMOETEN 3.1.1 Spelen 3.1.2 Ontwikkelen 3.1.3 Ontmoeten
5 5 5 6 6
4
VOORWAARDEN VOOR DE BASISFUNCTIE 4.1 VOORWAARDEN VOOR DE LEIDING 4.1.1 Individueel en in groepsverband omgaan met peuters 4.1.2 Een ochtend- of middagprogramma hanteren 4.1.3 Verzorging 4.1.4 Problemen herkennen 4.1.5 Met ouders samenwerken 4.1.6 Accommodatie, spel- en ontwikkelingsmateriaal beheren 4.2 VOORWAARDEN SCHEPPENDE TAKEN 4.2.1 Begeleiding van vrijwilligers en stagiaires 4.2.2 Organisatie en beleid Deskundigheidsbevordering 4.3 BEROEPSKRACHTEN 4.3.1 Arbeidsvoorwaarden 4.3.2 Omvang van de aanstelling 4.4 VRIJWILLIGERSBELEID 4.5 VOORWAARDEN VOOR DE LEIDING SAMENGEVAT
8 8 8 9 9 9 9 9 10 10 10 10 11 11 12 12 13
5
OVERIGE VOORWAARDEN 5.1 ACCOMMODATIE EN SPELMATERIAAL 5.2 GROEPSGROOTTE EN -SAMENSTELLING 5.3 FINANCIËN 5.4 ORGANISATORISCHE VOORWAARDEN
14 14 15 15 16
6
NIEUWE ONTWIKKELINGEN EN FUNCTIES 6.1 NIEUWE ONTWIKKELINGEN 6.1.1 Uitbreiding bedrijfszijden 6.1.2 Schaalvergroting 6.1.3 Concurrentie 6.1.4 ARBO wet 6.1.5 Veranderende rol van de overheid 6.2 NIEUWE FUNCTIES/DIENSTEN 6.2.1 Oppascentrale (oppas aan huis) 6.2.2 Professionalisering 6.3 CONCLUSIE
18 18 18 18 18 18 19 19 19 19 19
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
Inleiding Streven naar kwaliteit, zoeken naar een optimale schaal, verbetering en professionalisering van de dienstverlening: het zijn trends die zich in de sector Welzijn & Maatschappelijke dienstverlening de jaren na 2000 sterk hebben gemanifesteerd, vooral na invoering van de Wet Kinderopvang in 2004 en de zeer explosieve groei van de kinderopvang in de jaren nadien. In de nieuwe Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) welke sinds augustus 2010 van toepassing is, wordt het reguliere peuterspeelzaalwerk in het traject van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) voor kinderen van 0-4 jaar belangrijk geacht, maar worden er vanuit de landelijke overheid alleen financiële middelen vrijgemaakt voor de Gemeenten om kinderen met een achterstand (bv taal, sociale ontwikkeling etc.) een VVEtraject van 4 dagdelen te kunnen aanbieden. Het streven is dat 100% van alle peuters van 2-4 jaar een vorm van voor- en vroegschoolse educatie zullen gaan volgen, via de kinderdagverblijven en/of peuterspeelzalen, om daarna zonder achterstand instromen in het basisonderwijs. De reguliere peuterspeelzalen spelen daarin dus ook een belangrijke rol maar is en blijft voor de exploitatie afhankelijk van het beleid en de subsidie van de Gemeenten waarin zij gehuisvest zijn. Wel worden de eisen aan de kwaliteit van de peuterspeelzalen via deze Wet OKE gelijkgetrokken met dezelfde eisen die in de Wet Kinderopvang worden gehanteerd. Vanuit historisch perspectief werden nagenoeg alle peuterspeelzalen opgericht door vrijwilligers, meestal de ouders van de peuters. Landelijk zijn er nu ook nog veel door vrijwilligers bestuurde peuterspeelzalen, maar dit aantal loopt jaarlijks sterk terug, enerzijds door een toenemend gebrek aan capabele vrijwilligers, anderzijds door sterke toename van aan peuterspeelzalen gestelde eisen, maar natuurlijk ook door de explosieve groei in de kinderopvang en de overname/opname van veel peuterspeelzalen in de kinderopvang organisaties. In de Gemeente Hoorn zijn wij nog de enige door vrijwilligers bestuurde en gesubsidieerde peuterspeelzaal, alle andere peuterspeelzalen zijn in de afge-lopen jaren ondergebracht bij Stichting Netwerk Hoorn, die naast het peuterspeelzaalwerk ook allerlei welzijnstaken namens de Gemeente Hoorn uitvoert. Het grootste probleem voor onze stichting is het telkens weer vinden van capabele vrijwilligers die verantwoordelijkheid willen nemen in een bestuurlijke functie en/of zitting willen nemen in de oudercommissie. De praktijk leert, dat zij na ca. 2 jaar (als hun peuter naar de basisschool gaat) aldaar weer andere activiteiten willen ontplooien. De houdbaarheid, de continuïteit van het vrijwilligersbestuur is dus telkenmale zeer beperkt. Het aantrekken van capabele vrijwilligers in een bestuurlijke functie voor een langere periode dan eerder genoemde 2 jaar is dan ook een voorwaarde om de continuïteit van onze onafhankelijke peuterspeelzaal te kunnen waarborgen In dit beleidsrapport is de toekomstvisie geformuleerd over het takenpakket en de dienstverlening van de Stichting Peuterspeelzaal Risdam. Inzet is een Peuterspeelzaal die een wezenlijke bijdrage levert aan de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk in de gemeente Hoorn. Het beleid is gebaseerd op wensen en verlangens van de bestuursleden en het personeel van de Stichting. Uiteraard zal dit beleid moeten aansluiten op de door de Gemeente Hoorn gestelde beleidskaders.
Beleidsplan 2010 - 2020
2
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
De functie van de peuterspeelzaal
In dit deel van het beleidsplan geven wij aan wat de functie van onze peuterspeelzaal is. Bij het formuleren, van de functie(s), hebben wij ons laten leiden door een aantal overeenkomsten in de kenmerken, doelstellingen en motieven van vrijwel elke peuterspeelzaal in Nederland1. 2.1 Kenmerken Het Nederlandse peuterspeelzaalwerk onderscheidt zich van de andere vormen van peuteropvang door een aantal specifieke kenmerken. I.
In de peuterspeelzalen worden de peuters in de leeftijd tussen twee en vier jaar opgevangen. In onze peuterspeelzalen geldt een minimale leeftijd van 2 jaar en 3 maanden.
II.
Het gaat om kortdurende opvang. De meeste peuters komen tweemaal per week gedurende twee tot drie uur per ochtend of middag in de speelzaal. Binnen de peuterspeelzaal Risdam wordt het vigerend beleid gehanteerd dat een peuter, op basis van een medische indicatie, één of meer dagdelen extra kan komen spelen. Dit gebeurt om bijvoorbeeld de ouders of één van de ouders voor een bepaalde tijd te ontlasten.
III.
Het beleid is dat onze peuterspeelzaal niet bedoeld is als opvang van peuters van werkende ouders. Derhalve sluiten de openingstijden en opvangfrequentie ook niet aan bij de werktijden van ouders. Wat wij wel bieden aan met name de moeders2 is de mogelijkheid om aan kortdurende activiteiten deel te nemen.
IV.
Vanwege de spreiding (Huesmolen en Scheerder) is het gebruik van de peuterspeelzalen is groot3. De peuterspeelzalen zijn goed bereikbaar.
2.2
Doelstellingen Wat biedt de Stichting peuterspeelzaal Risdam? In ons informatieboekje worden de volgende doelstellingen genoemd: De peuterspeelzaal Risdam stimuleert de cognitieve, sociale, emotionele, motorische en creatieve ontwikkeling van de peuter. Kortom, het bieden van ontplooiingsmogelijkheden aan peuters staat centraal in de aanpak. De peuterspeelzaal Risdam biedt een prikkelende speelgelegenheid aan onze peuters in aanvulling op de speelmogelijkheden thuis. Tenslotte biedt de peuterspeelzaal Risdam de mogelijkheid tot onderlinge ontmoeting en contact aan peuters en ouders.
2.3 Motieven van de gebruikers De bovengenoemde doelstelling spelen voor een groot deel in op de wensen en de motieven van de ouders. Als de ouders wordt gevraagd waarom ze hun peuter of peuters naar de speelzaal brengen worden de volgende vier motieven genoemd: 1. 2. 3. 4.
Peuters ontmoeten elkaar en leren met elkaar spelen. Het is goed voor de ontwikkeling; allochtone ouders vinden het leren' en de voorbereiding op school erg belangrijk. Er zijn op de speelzaal andere speelmogelijkheden dan thuis. Het is prettig om als moeder even 'de handen vrij te hebben'.
......................................... 1
2 3
Een ander is nader door de VOG, het NIZW en het IPK onderzocht Spelen met visie, over basis- en plusfuncties van de peuterspeelzaal, 1995 Uiteraard geldt dit voor de vaders of anderszins verzorgende. Uit CBS-gegevens blijkt dat de helft van alle peuters in de leeftijd van twee en drie jaar minimaal een deel per week een peuterspeelzaal bezoekt
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
3 Basisfunctie In de literatuur en de ‘wandelgangen’ vervult de peuterspeelzaal nogal wat functies en er lijken nog wel steeds nieuwe functies bij te komen. De volgende functies worden vaak genoemd: Opvang Spelen Opvoeding en ondersteuning Ontmoetingsplaats voor peuters en ouders Ontwikkeling van peuters Preventie van opvoedingsproblemen Gerichte ontwikkelingsstimulering Signalering Een basisfunctie moet de essentie van het werk aangeven en aansluiten bij de algemeen gehanteerde doelstellingen en motieven van gebruikers. Uit de overeenkomsten in hiervoor geschetste kenmerken, doelstellingen en motieven stellen wij drie functies centraal: 1. 2. 3.
Spelen Ontwikkelen Ontmoeten
Deze drie functies vormen, met elkaar, de basisfunctie van het peuterspeelzaalwerk. Zoals we reeds in paragraaf 2.1, punt 3 reeds aangaven blijkt de peuterspeelzaal in de praktijk soms als opvang te worden gebruikt. Deze functie is helaas oneigenlijk van gebruik en nogmaals wij streven er naar dit zoveel mogelijk te voorkomen. Vanwege de korte openingstijden zijn onze peuterspeelzalen hiervoor in principe niet bedoeld. Dat wil niet zeggen dat peuterspeelzalen nooit een opvangfunctie vervullen. Veel moeders brengen hun peuter juist naar de speelzaal om 'even de handen vrij te hebben'. Opvang is dus wel een belangrijk motief. Ook komt het voor dat speelzalen worden ingeschakeld bij de opvang van peuters van ouders die een korte cursus in de buurt volgen, of om een gezinssituatie even te ontlasten. Daarnaast maken sommige werkenden ouders gebruik van een combinatie van privé-opvang, gastouderopvang en de speelzaal. Hoewel peuterspeelzalen dus soms wel als opvang worden gebruikt, is dit geen basisfunctie. Dat is het pas als we onze openingstijden hierop doelbewust aanpassen. 3.1 Spelen, ontwikkelen en ontmoeten De drie functies spelen, ontwikkelen en ontmoeten hangen weliswaar nauw met elkaar samen, maar kunnen ieder vanuit hun eigen invalshoek worden bezien. 3.1.1 Spelen Spelen is essentieel voor de ontwikkeling van onze peuters. Met spelen ontdekken zij de wereld om zich heen. Soms hebben ze bijvoorbeeld als iets niet wil lukken of als een peuter (nog) niet goed durft daarbij nog de steun van een volwassene nodig. Voldoende en veelzijdige speelmogelijkheden zijn van groot belang voor de ontwikkeling van de peuters. Peuters die onvoldoende mogelijkheden hebben om te spelen, lopen het risico een achterstand te krijgen. In de meeste gevallen hebben peuters beperkte mogelijkheden om zowel binnenshuis als buitenshuis volop veilig te spelen. Onze peuterspeelzalen bieden de peuters een speciaal op de leeftijd afgestemde stimulerende peelomgeving met speelmogelijkheden die deels de situatie thuis aanvullen.
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
Onze deskundige en gediplomeerde (hulp)leidsters stimuleren de peuters om zoveel mogelijke en veelzijdige speelervaringen op te doen. De (hulp)leidsters houden daarbij zoveel mogelijk rekening met de individuele behoeften en mogelijkheden van de peuters. Deze aanpak zorgt ervoor dat de ontwikkeling van de peuters optimaal is. Tevens worden met een dergelijke aanpak achterstanden van de peuters voorkomen. Wij realiseren ons terdege dat dit laatste bij onze speelzalen weliswaar geen doel is, maar een effect dat voortkomt uit de basisfunctie. Ons beleid is erop gericht dat het plezier dat peuters aan het spelen beleven voorop staat. 3.1.2 Ontwikkelen Peuters beleven, in de leeftijd van twee tot vier jaar, een stormachtige ontwikkeling. Het spreekt vanzelf dat iedere peuter dat op zijn eigen unieke wijze en in zijn eigen tempo doet. “Zo rijdt bijvoorbeeld de ene peuter al vrolijk op een driewieler rond, terwijl zijn precies even oude vriendje nog moeite heeft de trappers rond te krijgen. Maar dat vriendje kan wel al beter praten”. Wij beseffen dat de omgeving van de peuter een belangrijke rol speelt bij het stimuleren van de ontwikkeling. De peters moeten daartoe zo veel mogelijk en zo veelzijdig speelervaringen opdoen. Daarbij mogen wij niet uit het oog verliezen dat de houding van de opvoeders en met name de interactie tussen de peuter en de opvoeders net zo belangrijk is. De peuters krijgen, wanneer ze naar onze peuterspeelzaal komen, enkele dagdelen per week te maken met (hulp)leidsters. Onze (hulp)leidsters hebben een gedegen kennis van de ontwikkeling van peuters. Daarnaast hebben zij een behoorlijke ervaring in het omgaan met peuters. De (hulp)leidsters ondersteunen de peuters bij het spelen, zowel individueel als in groepsverband en stimuleren hen daarbij in hun ontwikkeling. Daarbij besteden ze aandacht aan de sociaal emotionele ontwikkeling, de taalontwikkeling, de ontwikkeling van de creativiteit, de zintuigen en de motoriek en de cognitieve ontwikkeling. Dit kan een belangrijke aanvulling zijn op de stimulering van de ontwikkeling die bij de peuter thuis plaatsvindt. Wij gaan ervan uit dat, doordat de (hulp)leidsters met verschillende peuters in aanraking komen, zij eventuele problemen herkennen in de ontwikkeling van peuters. Volgens ons hoort het tot de reguliere functie van een peuterspeelzaalleidster om problemen te herkennen en met de ouders te bespreken wat hen is opgevallen. Ons beleid is er niet op gericht, doelgericht en planmatig te werken met preventieprogramma's en voorschoolse programma's die zijn gericht op het voorkomen van ontwikkelingsachterstanden. Wel zouden deze extra functies kunnen zijn. 3.1.3 Ontmoeten In de peuterleeftijd doen peuters vaak voor het eerst ervaring op in het spelen met andere peuters. Dat dit essentieel is voor hun ontwikkeling spreekt voor zich. Thuis kunnen ze deze ervaring maar in beperkte mate opdoen4. In onze peuterspeelzalen ontmoeten peuters andere peuters en leren ze in een veilige sfeer en onder deskundige begeleiding geleidelijk aan te spelen met andere peuters. Voor peuters, die in deze leeftijd ook net een “eigen ik” ontdekken, is dit een proces van vallen en opstaan. Daarbij hebben ze af en toe de steun van de leidster nodig. Regelmatig terugkerende groepsactiviteiten zoals het bekende kringetje helpen de peuters een vertrouwde plaats in de groep te vinden en stimuleren hen om verder contact te leggen. .........................................
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
Ook voor veel ouders vervult de speelzaal een ontmoetingsfunctie. Tijdens het brengen en halen van peuters en op ouderavonden wisselen (hulp)leidsters en ouders5 informatie uit over de peuters en geven ze elkaar tips. Vooral ouders die onzeker zijn over de opvoeding kunnen aan deze uitwisseling steun hebben6. Omdat de uitwisseling van informatie tussen (hulp)leidsters en ouders en ouders onderling wederzijds is, is de term opvoedingsuitwisseling een passende omschrijving. De contacten tussen ouders onderling worden vaak buiten de speelzaal voortgezet. Het spreekt dan ook voor zich dat onze Peuterspeelzalen een belangrijke buurtvoorziening zijn voor ouders met jonge peuters. We streven ernaar om de contributie betaalbaar te houden. Daardoor is de peuterzaal in principe toegankelijk voor alle peuters in de leeftijd van twee tot vier jaar. Wij spelen daarnaast in op de specifieke situatie in de buurt en de specifieke wensen en behoeften van ouders en peuters die in het werkgebied wonen. Dat betekent bijvoorbeeld dat men soms extra aandacht besteedt aan de toegankelijkheid voor gezinnen die de speelzaal verhoudingsgewijs in mindere mate bezoeken, bijvoorbeeld gezinnen van allochtone afkomst. Soms kunnen ook gehandicapte peuters in de speelzaal terecht; daarvoor zijn dan meestal extra voorzieningen nodig.
4
......................................... .
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
Voorwaarden voor de basisfunctie Om de basisfunctie spelen, ontwikkelen en ontmoeten goed te kunnen vervullen, zijn bepaalde voorwaarden nodig. In hoofdstuk 3 is de noodzaak al genoemd van een prikkelende speelomgeving en een deskundige en gediplomeerde (hulp)leidster(s) die de peuters ondersteunen. Daarnaast spelen de groepsgrootte, de financiële middelen en de organisatorische voorwaarden een centrale rol. De huidige praktijk van het speelzaalwerk laat grote verschillen zien. Zo zijn er speelzalen die met twee vrijwilligers op de groep werken, maar ook speelzalen die met twee beroepskrachten werken. Een beroepskracht met een vrijwilliger of stagiaire komt eveneens veelvuldig voor. Voor wat betreft de peuterspeelzalen Risdam geldt een bezetting van minimaal twee betaalde beroepskrachten en één of meerdere vrijwillige begeleidsters. Dit zijn meestal ouders. Ook de honorering van de leiding verschilt, in de praktijk, zeer sterk. Terwijl de ene (hulp)leidster een onkostenvergoeding ontvangt, wordt de andere (hulp)leidster betaald op basis van een salarisregeling uit de CAO overeenkomstig de regeling voor het ingebouwde peuterwerk of de regeling voor peuterdagverblijven. De Stichting peuterspeelzaal Risdam honoreert de (hulp)leidsters niet geheel op basis van de CAO7 maar we streven ernaar dit wel zoveel mogelijk te bereiken. Een en ander is natuurlijk afhankelijk van de zogenaamde budgetsubsidie van de gemeente. Deze subsidieverstrekking gaat in ieder geval niet uit van een volledige honorering volgens de CAO en er wordt zeker geen rekening gehouden met een forse salarisgroei. De verwachting bestaat dat de trend van gematigde loonkostenontwikkeling zal doorzetten, maar wel onder druk zal komen te staan door de toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Investeren in permanente scholing van personeel lijkt een belangrijk item te worden. Om de sector aantrekkelijk te kunnen houden dienen de loonontwikkeling en secundaire arbeidsvoorwaarden tenminste gelijke tred te houden met de ontwikkeling in de markt. In de volgende paragraaf hebben wij het over de voorwaarden aan de leiding. Het volgende hoofdstuk gaat over een aantal andere voorwaarden voor goed peuterspeelzaalwerk: de gehanteerde groepsgrootte de omvang en inrichting van accommodaties en de financiële voorwaarden. 4.1 Voorwaarden voor de leiding Het is (hulp)leidster die met haar werk, in de dagelijkse praktijk, de basisfunctie van de speelzaal invult. Zij vervult een aantal centrale taken: In individueel- en in groepsverband omgaan met de peuters; Het hanteren van een ochtend- of middagprogramma; Het verzorgen van de peuters; Het kunnen herkennen van mogelijke problemen; Kunnen samenwerken met de ouders van de peuters; Het beheren van de accommodatie, het spel- en ontwikkelingsmateriaal. 4.1.1 Individueel en in groepsverband omgaan met peuters. Zowel het stichtingsbestuur en de ouders van de peuters vragen van de peuterspeelzaalleidster dat ze een gezellig en positief groepsklimaat schept. Een groepsklimaat waarbij ze de peuters helpt bij het ontmoeten van en omgaan met andere peuters. Het spreekt voor zich dat ze daarbij duidelijke regels en grenzen hanteert. .........................................
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
Bij elk peuter is de (hulp)leidster alert op de verschillende behoeften, stemmingen en mogelijkheden. De (hulp)leidster kijkt, luistert goed, stimuleert de ontwikkeling en betrekt bij de benadering van de peuter de informatie die ze van de ouders heeft gekregen.
4.1.2 Een ochtend- of middagprogramma hanteren. Om de functie en doelen van de speelzaal goed tot hun recht te laten komen houdt de (hulp)leidster bij de keuze van activiteiten niet alleen rekening met de heersende behoeften en stemmingen, maar ook met de gewenste soorten ontwikkeling en met voldoende afwisseling. Voor peuters in de leeftijdsgroep tussen twee en vier jaar is een vast ritme in het programma met vaste momenten voor eten en drinken van groot belang. Daarbij speelt ook een goede opbouw en afwikkeling van activiteiten een grote rol. 4.1.3 Verzorging Gedurende het verblijf in de speelzaal moet de (hulp)leidster de peuters de verzorging bieden die ze nodig hebben. Dit houdt in dat de peuters onder andere: eten en drinken krijgen; zonodig verschoond worden; geholpen worden bij het zindelijk worden. Verder draagt de (hulp)leidster bij aan de zorg voor de hygiëne en veiligheid in de speelzaal en kan ze adequaat reageren op kleine en grote ongelukken8. 4.1.4 Problemen herkennen. De (hulp)leidster let bij de begeleiding van zowel de groep als van afzonderlijke peuters op het gedrag van de peuters. De (hulp)leidster informeert ouders en eventuele collega's over de ontwikkeling. Ook herkent de (hulp)leidster eventuele problemen van peuters en bespreekt ze deze in eerste instantie met de ouders. In voorkomende gevallen helpt ze de ouders de weg te vinden naar een geschikte vorm van hulpverlening. 4.1.5 Met ouders samenwerken. Als de (hulp)leidster goed moet kunnen inspelen op de peuters in de groep is het van wezenlijk belang dat zij de gezinsachtergrond en specifieke opvoedingsideeën van de ouders kent. Aan de andere kant geeft zij de ouders, niet alleen, informatie over de gang van zaken op de speelzaal maar ook over hoe het specifiek met de peuter gaat. Deze gelijkwaardige en wederzijdse uitwisseling van ervaringen kan plaatsvinden tijdens het halen en brengen van de peuters, maar ook via eventuele oudergesprekken of huisbezoeken. De (hulp)leidster betrekt de ouders actief bij de gang van zaken in de speelzaal, onder meer door ouderavonden te organiseren9. 4.1.6 Accommodatie, spel- en ontwikkelingsmateriaal beheren. De leidster draagt zorg voor een goede inrichting, het onderhoud van de speel- en buitenruimte en voor de aanwezigheid van voldoende veelzijdig spel- en ontwikkelingsmateriaal. 4.2 Voorwaarden scheppende taken De werkzaamheden die in de voorgaande paragrafen omschreven zijn, zijn direct gericht op de basisfunctie van onze speelzalen. Daarnaast voert de (hulp)leidster een aantal voorwaardenscheppende taken die nodig zijn om .........................................
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
het werk in de speelzaal goed te laten lopen uit. Hierbij kan gedacht worden aan: Begeleiding van vrijwilligers en stagiaires; Organisatie en beleid; Deskundigheidsbevordering. 4.2.1 Begeleiding van vrijwilligers en stagiaires. Het werken met vrijwilligers en stagiaires maakt het werk van de (hulp)leidster behoorlijk zwaar. In de meeste gevallen is het de (hulp)leidster die betrokken is bij de werving en selectie van de stagiaire(s). Zij krijgt de brieven van de verschillende instanties die om stageplaatsen vragen. Ook beantwoordt zij de individuele vragen van scholieren die stage willen lopen op een peuterspeelzaal. De (hulp)leidster draagt als enige beroepskracht meestal de eindverantwoordelijkheid voor het werken met de stagiaire. Het beleid van het bestuur in deze is dat als de (hulp)leidster geen bezwaar heeft tegen een stagiaire zij moet immers zorgen voor een passende taakverdeling en begeleiding een stagiaire welkom is.
4.2.2 Organisatie en beleid. De (hulp)leidster levert vanuit haar functie een bijdrage aan overleg, beleidsontwikkeling en organisatie. Ze participeert in beleid- en werkplanning en evaluaties en voert overleg met collega's of bestuur. Ook onderhoudt zij contacten die voor haar relevant zijn, zoals met wijkverpleegkundigen, met leerkrachten van de basisschool en met andere peutercentra. In de meeste gevallen beheert de (hulp)Ieidster het groepsbudget voor haar groep(en) en voert zij eenvoudige administratieve taken uit, zoals het bijhouden van een plaatsingslijst en de gegevens van de peuters. De omvang en invulling van deze taken zijn afhankelijk van de organisatiestructuur. 4.2.3 Deskundigheidsbevordering Voor het goed vervullen van haar functie is het noodzakelijk dat de (hulp)leidster op de hoogte blijft van (nieuwe) kennis, inzichten en methodieken in haar vakgebied. Deskundigheidsbevordering via cursussen en studiedagen hoort dan ook tot haar takenpakket. De kwaliteit van de dienstverlening is in sterke mate afhankelijk van de kwaliteit van de (hulp)leidster. Permanente opleiding en scholing van (hulp)leidster dient daarom voor het bestuur een belangrijk onderwerp te zijn. Daarbij zijn drie zaken van belang. 1.
Allereerst betreft dit de samenwerking en afstemming met beroepsopleidingen waarbij vanuit het bestuur moet worden aangegeven welke kennis en vaardigheden men van toekomstige beroepsbeoefenaars verwacht en welke ontwikkelingen van belang zijn om in de opleidingen een plek te geven.
2.
In de tweede plaats is het investeren in beroepspraktijkvorming voor de speelzaal van belang. In zowel de beroepsbegeleidende leerweg (voorheen het leerlingwezen) als in de beroepsopleidende leerweg (stages) moeten leerlingen praktijkervaring kunnen opdoen in het peuterspeelzaalwerk.
3.
In de derde plaats tenslotte is het scholingsbeleid voor zittend personeel van belang. Het bestuur richt zich daarbij zowel op kwalificaties die nodig
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
zijn om de strategische doelen te realiseren als op de doorstroming en loopbaanperspectief van het personeel10. 4.3 Beroepskrachten Uit het voorgaande blijkt dat peuterspeelzaalleidsters taken uitvoeren waarvoor specifieke kennis, inzicht en vaardigheden nodig zijn. Die kennis en vaardigheden worden geleerd op beroepsopleidingen. Een logische consequentie van de erkenning van de basisfunctie van de speelzaal is dan ook dat het werk uitgevoerd moet worden door beroepskrachten met een adequate peutergerichte opleiding. Behalve aan de opleiding van de leidsters gelden er voor een verantwoorde uitvoering van de basisfunctie ook eisen aan de maximale groepsgrootte per (hulp)leidster. (Hulp)leidsters moeten immers voldoende aandacht kunnen schenken aan de groep en aan individuele peuters. De groepen in een peuterspeelzaal mogen daarom niet te groot zijn. Per groep is minstens een beroepskracht11 aanwezig te zijn. In verband met de begeleiding en verzorging van de jonge peuters is daarnaast de steun van een tweede gediplomeerde volwassene vereist. Dit is echter in veel situaties niet altijd haalbaar. Het werken met een vrijwillige ouder of een stagiaire als tweede begeleidster kan dan een redelijk alternatief zijn. Zo moet de (hulp)leidster in staat zijn begeleiding te bieden aan deze medewerkers. Dat betekent een taakverzwaring. Voor het werken met vrijwilligers geldt dat er in de buurt van de speelzaal voldoende vrijwilligers beschikbaar moeten zijn. In vrijwilligersbeleid zal geïnvesteerd moeten worden. 4.3.1 Arbeidsvoorwaarden Voor onze (hulp)leidsters zijn de secundaire arbeidsvoorwaarden uit de CAO Welzijnswerk van toepassing. Het gaat hierbij om aspecten12 als: de arbeidsovereenkomst vakantie- en verlofdagen studiefaciliteiten pensioenvoorziening Het is van belang dat binnen de salarisstructuur van de CAO Welzijnswerk ook voor speelzalen functie- en salarisafspraken tot stand worden gebracht. Maar zoals reeds in een voorgaande paragraaf is aangegeven laat de budgetsubsidie dit vooralsnog niet toe. Zolang nog geen algemeen geldende regeling bestaat kan inschaling plaatsvinden volgens een regeling waarin vergelijkbare functies zijn opgenomen. Dit zijn in de huidige CAO de P-functies uit de regeling sociaal-cultureel werk en de functie groepsleidster uit de salarisregeling13 peuterdagverblijven ......................................... 10
Zie ook de nota’s: “Toetsingsstelsel voor de kwaliteit van de kinderopvang”, Utrecht, juni 1997 “Referentiemodel voor de kwaliteit van de kinderopvang”, Utrecht, juni 1997 “Ondernemend op weg, werkplan 1996”, Rijswijk, december 1995 en het “Werkplan 1997/1998” van de sectie kinderopvang VOG, Utrecht, april 1997 11 De keuze voor een of twee beroepskrachten zal in de meeste situaties bepaald worden door de beschikbare middelen en de politieke bereidheid om voldoende nijddelen beschikbaar te stellen. Om de basisfunctie te vervullen is een minimum nodig van een beroepskracht en een vrijwilliger op een groep van veertien peuters. 12 Over soorten functies, functiezwaarte en honorering van functies zijn in de CAO alleen bindende afspraken overeengekomen voor het peuterwerk dat is ingebouwd in het sociaal-cultureel werk. Voor zelfstandige peuterspeelzalen en peuterspeelzalen die onderdeel uitmaken van andere organisatorische verbanden, (zoals brede peuter opvangorganisaties) zijn geen centrale afspraken gemaakt over functiezwaarte en honorering. 13 Door de VOG wordt gewerkt aan een nieuwe salarisstructuur. Er zijn van de VOG inmiddels heel wat rapportage verschenen. Een tweetal belangrijke rapportages zijn hier
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
4.3.2 Omvang van de aanstelling De aanstelling van de beroepskracht is van dien omvang dat de (hulp)leidster in staat is zowel de uitvoerende taken als de voorwaardenscheppende taken goed uit te voeren. Hoeveel en welke voorwaardenscheppende taken de (hulp)leidster uitvoert, hangt natuurlijk af van de grootte van de organisatie en van de differentiatie in functies binnen de organisatie. Binnen onze peuterspeelzalen is de (hulp)leidster vrij autonoom en verricht zij ook veel organisatorische- en administratieve taken. Hoewel het aantal uren dat voor deze taken nodig is, per organisatie zal verschillen, adviseren VOG, NIZW en IPK als minimum richtlijn een half uur per dagdeel. Dat strookt onder andere met een tijdschriftonderzoek dat in de provincie Zeeland is uitgevoerd14. De behoefte aan flexibel personeel in onze maatschappij neemt toe. Hierbij gaat het zowel om flexibiliteit van de arbeidstijden als flexibiliteit ten aanzien van de inzetbaarheid op verschillende functies en bij verschillende werkgevers. De nota flexibiliteit en zekerheid en het daaruit voortvloeiende wetsontwerp geven aan dat ook het kabinet flexibiliteit in de arbeidsrelaties hoog op de agenda heeft staan. De overheid wil via wetswijziging de flexibiliteit van vast personeel vergroten en de rechtspositie van tijdelijk personeel verbeteren, zodat werkgevers en werknemers flexibiliteit met zekerheid kunnen combineren. Ook in onze sector neemt de behoefte aan flexibel inzetbaar personeel toe. Buiten de deelsectoren Jeugdhulpverlening, Maatschappelijke Opvang en onderdelen van het Sociaal Cultureel Werk (waar altijd al spraken was van werken op onregelmatige tijden) wordt nu ook in de Kinderopvang en in het Algemeen Maatschappelijk Werk in toenemende mate buiten kantooruren gewerkt. Flexibiliteit15 impliceert dat er aandacht moet zijn voor mobiliteit van personeel. Flexibiliteit is het doel en mobiliteit een middel om dat doel te verwekelijken. Mobiliteitsbeleid kent -afhankelijk van de mogelijkheden- gericht zijn op in- door- en uitstroom binnen de organisatie, binnen de sector en tussen verschillende sectoren. 4.4 Vrijwilligersbeleid Er kan duidelijk worden aangetoond dat een goede vervulling van de basisfunctie de inzet van een beroepskracht vraagt. Daarnaast heeft de praktijk uitgewezen dat vrijwilligers een verdienstelijke bijdrage kunnen leveren aan het peuterspeelzaalwerk. Daarbij gaat het niet om de grote groep vrijwilligers die over dezelfde vakbekwaamheid beschikken als de betaalde beroepskrachten en die bereid zijn het werk tegen een geringe vergoeding uit te voeren. Dit zijn eigenlijk onbetaalde beroepskrachten. Bij vrijwilligers gaat het om personen die als aanvulling op de beroepskracht meewerken in de speelzaal. Dit kunnen zowel ouders als andere mensen niet de buurt van de speelzaal zijn. Door de betrokkenheid van deze vrijwilligers wordt de buurtfunctie van de speelzaal extra versterkt. Er moet echter rekehet resultaat van. In het verslag “Loonruimte en arbeidskostenontwikkeling”, Rijswijk, december 195, wordt nader ingegaan op de problematiek van de arbeidskosten en arbeidskostenontwikkeling en de (toenemende) loonruimte. In het eindrapport “Op weg naar een nieuwe salarisstructuur”, Utrecht april 1997, wordt een aanbeveling gedaan voor een nieuwe salarisstructuur. 14 Tijdschrift onderzoek peuterspeelzalen, Stichting Overleg Kindercentra Zeeland, Middelburg, juni 1992 15 Zie ook, de nieuwsbrief, nr. 2 Lokaal onderwijs, gemeente Hoorn, juni 1997 en de Nota, De arbeidstijdenwet, VOG, Rijswijk, december 1995
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
ning mee worden gehouden dat het ook in het speelzaalwerk steeds moeilijker wordt om voldoende vrijwilligers te werven. Of het nu keuze of noodzaak is, een organisatie die met vrijwilligers werkt, zal daarin moeten investeren; er zal een vrijwilligersbeleid moeten zijn. Er zal aandacht besteed moeten worden aan voldoende en tijdige beschikbaarheid van vrijwilligers en aan begeleiding en deskundigheidsbevordering. De rechten en plichten van vrijwilligers moeten voor alle betrokkenen duidelijk zijn. Van belang is ook dat er middelen zijn voor deskundigheidsbevordering en onkostenvergoeding van vrijwilligers. 4.5 Voorwaarden voor de leiding samengevat In dit hoofdstuk zijn de voorwaarden genoemd, waaraan het bestuur en de (hulp)leidsters moeten voldoen, wil ze in staat zijn de basisfunctie adequaat uit te voeren. Het ging om een vijftal voorwaarden. In een groep van veertien peuters dient minimaal één vaste betaalde beroepskracht en één vrijwilligster aanwezig te zijn. Werken met twee beroepskrachten is wenselijk. Beroepskrachten moeten een bij de functie passende opleiding hebben gevolgd. Een beroepskracht dient in overeenstemming met de functiezwaarte te worden gehonoreerd16. Het is van belang CAO-afspraken tot stand te brengen over de functie van peuterspeelzaalleidster. De beroepskracht moet voldoende tijd beschikbaar hebben om naast uitvoerende taken voorwaardenscheppende taken te kunnen uitvoeren. In ieder geval moet per dagdeel boven de uitvoerende uren minimaal een half uur extra beschikbaar zijn. Er moeten voor vrijwilligers mogelijkheden en middelen beschikbaar zijn voor deskundigheidsbevordering en vergoeding van de onkosten.
5
Overige voorwaarden
Niet alleen de leiding, maar ook de organisatie moet aan een aantal voorwaarden voldoen om de basisfunctie gerealiseerd te krijgen. Daarbij gaat het onder meer om accommodatie en spelmateriaal, om de groepsgrootte, om de financiën en om een paar organisatorische voorwaarden. Deze voorwaarden komen hieronder ter spraken. 5.1 Accommodatie en spelmateriaal Speelzalen zijn voor hun huisvesting maar al te vaak aangewezen op ruimten van matige kwaliteit. Voor onze speelzalen geldt dit gelukkig niet. In de budgetsubsidie is voldoende rekening gehouden met een huurbedrag. De continuïteit voor onze speelzaal is dan ook voorlopig gegarandeerd. De basisfunctie vraagt ook om goede en bereikbare accommodaties met veelzijdige speelmogelijkheden die voldoen aan eisen ten aanzien van oppervlakte, veiligheid en hygiëne. De locatie van de speelzaal moet zodanig zijn dat deze goed en veilig bereikbaar is en ook toegankelijk voor peuters of ouders met een handicap. De binnenruimte van de speelzaal moet minimaal voldoen aan de normen uit de modelverordening van de VNG, te weten: - elke groep heeft een afzonderlijke vaste speelzaal17 ......................................... 16
Door de nieuwe Financiële verhoudingswet zullen gemeenten in de komende vijf jaar (veel) meer of minder geld krijgen van de Rijksoverheid. Als gevolg van de herschikking van middelen zullen de gemeenten zich genoodzaakt zien hun uitgaven te heroverwegen. De budgetsubsidie aan onze peuterspeelzaal moet daarbij worden betrokken. Feit is dat deze budgetsubsidie geen al te grote loonexplosie toelaat. VOG, “de kansen en bedreigingen van de nieuwe financiële verhoudingswet”, Rijswijk september 1996.
Beleidsplan 2010 - 2020
-
-
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
overeenkomstig NEN 2580 (artikel 20 modelverordening VNG). moet voor elke peuter per speelzaal minimaal drie vierkante meter netto speel/werkoppervlakte beschikbaar zijn continuïteit van omgeving biedt peuters emotionele veiligheid.
Naast de speelzaal moet er een sanitaire ruimte aanwezig zijn, waarbij minimaal per tien peuters één peutertoilet beschikbaar is. Daarnaast verdient het aanbeveling over een aparte bergruimte en een kantoorruimte te beschikken. Bij de peuterspeelzaal dient in ieder geval een voldoende beveiligde buitenruimte aanwezig te zijn. Die moet een oppervlakte hebben van minimaal vier vierkante meter per spelend peuter, overeenkomstig NEN 2580 (VNG, modelverordening artikel 20). Binnen en buiten moeten de ruimten voldoen aan geldende normen op het gebied van veiligheid en hygiëne. Brandweer en GGD moeten dat controleren. De binnen- en de buitenruimte moeten zo zijn ingericht dat ze de peuters bij de leeftijd passende veelzijdige speelmogelijkheden bieden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de verschillende behoeften (rust/beweeglijkheid, openheid/beslotenheid), overzichtelijkheid, bereikbaarheid en functionaliteit. Er moet voldoende en veelzijdig spelmateriaal aanwezig zijn, waarbij rekening wordt gehouden met: -
5.2
een evenwichtige verdeling van materiaal voor de lichamelijke, verstandelijke en sociaal- emotionele ontwikkeling van de peuters; de ontwikkelingsfase en belevingswereld; variatie in soorten materiaal; veiligheidsnormen.
Groepsgrootte en -samenstelling
De groepsgrootte is zodanig dat het voor onze peuters voldoende overzichtelijk en vertrouwd is. De groepsgrootte en -samenstelling stimuleert de peuters om contact met elkaar te maken. De grootte stelt tevens de (hulp)leidster in staat alle peuters te ondersteunen en te stimuleren bij hun spel en de contacten met andere peuters. Al jaren bestaat er in Nederland grote overeenstemming over hoe groot het maximum aantal peuters in een groep per leeftijdscategorie moet zijn. Ondanks de unanimiteit over hoe het zou moeten zijn, zijn er nog veel speelzalen die vanuit beheersmatig oogpunt genoodzaakt zijn met grotere groepen te werken dan gezien de functie van de speelzaal wenselijk is. Binnen onze speelzalen is dit op het moment echter niet zo.18 Gezien de functie van de speelzaal en om beheersmatige redenen is het ook aan te raden een minimumnorm voor de groepsgrootte vast te stellen. Het 17 18
Een vaste verblijfsruimte is een ruimte die gedurende een lange periode beschikbaar, aangepast en ingericht is als speelruimte voor een groep peuters. De VOG en de VNG hebben in 1990 richtlijnen uitgebracht, waarin ze duidelijk maken dat de normen uit de rijksbijdrageregeling peuterdagverblijven van 1977 ook van toepassing zijn voor het peuterspeelzaalwerk. Voor peuters in de peuterleeftijd is dit als volgt: -
twaalf peuters in de leeftijd van twee tot drie jaar; zestien peuters in de leeftijd van drie tot vier jaar.
In gemengde groepen van twee- tot vierjarigen, zoals die in vrijwel alle peuterspeelzalen te vinden zijn, geldt het gemiddelde, namelijk: -
veertien peuters in de leeftijd van twee tot vier jaar.
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
aantal peuters in de leeftijd van twee tot vier jaar dat deelneemt aan de groep moet minimaal acht zijn.19. Bij een tijdelijke onderbezetting maken speelzaal en subsidiegever afspraken over de termijn waarin de onderbezetting kan zijn opgeheven. Er zijn peuterspeelzalen die kiezen voor aparte groepen voor twee- en driejarigen. Onze peuterspeelzalen hanteren een verticale leeftijdsopbouw van twee- en driejarige peuters bij elkaar. Het is dan verstandig te zorgen voor een evenwichtige leeftijdsopbouw met zowel een paar van de allerjongsten naast drie- en bijna vierjarigen in een groep. Dit geeft tegelijkertijd een geleidelijke doorstroming van vertrekkende en nieuwe peuters die moeten wennen. 5.3 Financiën Het is een essentiële voorwaarde dat onze peuterspeelzaal over voldoende financiële middelen beschikt. Zonder dat kunnen we niet tegemoetkomen aan de genoemde eisen ten aanzien van leiding, accommodatie en groepsgrootte. Onze Peuterspeelzalen worden voornamelijk gefinancierd uit subsidies van de gemeente en ouderbijdragen20. 1.
De hoogte van de ouderbijdrage is afhankelijk van het inkomen van de ouders. Om de speelzaal algemeen toegankelijk te houden, is het belangrijk dat de ouderbijdrage geen drempel vormt voor mensen met lagere inkomens.
2.
De basis waarop gemeenten subsidies verstrekken is zeer divers. Sommige gemeenten verstrekken een bedrag op basis van het aantal peuters, het aantal groepen of het aantal dagdelen. De hoogte van het bedrag varieert. Andere gemeenten subsidiëren de vaste lasten, exclusief personeelskosten. Weer andere stellen gratis huisvesting ter beschikking en geven daarnaast een vaste subsidie. Ook de jaarlijks ingediende geïndexeerde begroting vormt vaak de subsidiebasis. Onze peuterspeelzalen krijgen van de gemeente Hoorn een jaarlijkse budgetsubsidie.
Omdat de inkomsten uit inkomensafhankelijke ouderbijdragen maar ten dele te beïnvloeden zijn, is het voor een gezonde exploitatie noodzakelijk dat de subsidie wordt vastgesteld op grond van daadwerkelijk te maken kosten en te verwachten inkomsten. Daarbij hebben wij de taak de kosten zo volledig mogelijk in beeld te brengen en dienen ook de afschrijvingen van investeringen te worden meegenomen. De relatie tussen de geleverde prestatie en de verstrekte subsidie wordt zichtbaar gemaakt doordat de gemeente Hoorn de budgetsubsidie telkens baseert op een jaarlijks te indexeren bedrag per dagdeel, per peuter of per groep21. Naast voldoende financiële middelen is een goed financieel beheer een belangrijke voorwaarde. Ons financieel beheer is gesplitst in tweeën. De dagelijkse gang van zaken inzake de ontvangsten en uitgaven worden door onze eigen deskundige penningmeester geadministreerd. De salarisadministratie is uitbesteed aan een bureau dat goed op de hoogte is van de regels die gelden voor de welzijnssector.
......................................... 19
20
De gemeente Hoorn stelt echter bij het beschikbaar stellen van de budgetsubsidie vast dat de minimale grootte 14 peuters moet zijn
Uit CBS-gegevens van 1993 blijkt dat 38 procent van de inkomsten uit subsidie komt en 56 procent uit de ouderbijdragen. 21 Zie ook de nota: “Strategisch kostprijsbeleid in kinderopvang”, Utrecht, september 1997 van de VOG.
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
5.4 Organisatorische voorwaarden Het peuterspeelzaalwerk is op verschillende manieren georganiseerd. Er bestaan kleine zelfstandige peuterspeelzalen, maar ook grotere gemeentelijke of regionale koepels met verschillende vestigingen. Soms is de peuterspeelzaal onderdeel van een brede peuteropvangorganisatie, van een organisatie voor sociaal-cultureel werk of andere vormen van lokaal welzijnswerk. In ons geval hebben wij het over een zelfstandig georganiseerde peuterspeelzaal. De rechtsvorm van onze peuterspeelzaal is een stichting. Het bestuur is hierin verantwoordelijk voor het beleid en de arbeidsvoorwaarden. Tevens is het bestuur van de Stichting de werkgever van de vaste beroepskracht(en). Het Bestuur bestaat uit mensen met verschillende bestuurlijke deskundigheden. In onze kleine organisatie voert het bestuur veel taken zelf uit. Het onderscheid tussen bestuurlijke taken en taken voor de beroepskracht dient dan goed in het oog gehouden te worden. Doordat de (hulp)leidster(s) bij toerbeurt deelnemen aan de bestuursvergadering en de personeelsfunctionaris van het bestuur deelneemt aan de (hulp)leidsters vergaderingen kan dit onderscheid op een zinvolle wijze gehandhaafd blijven. Een knelpunt bij de kleine zelfstandige organisaties is de continuïteit van het bestuur. Het bestuur bestaat grotendeels uit ouders, die vaak aftreden als hun peuter de speelzaal verlaat. Daarom vinden er regelmatig bestuurswisselingen plaats. Wij hebben geprobeerd om de continuïteit te verbeteren door: ook niet ouders in het bestuur op te nemen duidelijke afspraken te maken over de bestuursperiode het op papier vastleggen van beleid en geldende afspraken In het algemeen geldt dat kleine organisaties kwetsbaarder zijn dan grotere organisaties. Daar staat tegenover dat in grote organisaties minder mogelijkheden zijn voor directe communicatie. Daar moet dan ook meer aandacht besteed worden aan de medezeggenschap van personeel en ouders.
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
Door schaalvergroting kunnen krachten gebundeld worden en ontstaan meer mogelijkheden. Voor een fusie zijn in principe drie mogelijkheden. 1.
Met andere speelzalen in de gemeente of regio. Hierbij wordt gekozen voor een organisatie met één soort voorziening: de peuterspeelzaal.
2.
Met één of meer peuteropvangorganisaties. Kenmerk van de nieuw gevormde organisatie is dat deze meerdere vormen van peuteropvang biedt.
3.
Met één of meerdere welzijnsorganisaties. Het beleidsterrein welzijn vormt daarbij het uitgangspunt.
De keuze zal sterk worden bepaald door de plaats die men op lokaal niveau aan het speelzaalwerk toekent. Omdat deze discussie over de plaatsbepaling consequenties heeft voor de landelijke organisatie (binnen de VOG) en het landelijk beleid, dient de discussie ook op landelijk niveau te worden gevoerd. Op het moment werken wij als peuterspeelzaal nauw samen met de overige — in de gemeente Hoorn aanwezige — aanwezige zelfstandig peuterspeelzalen. Een fusie zit er nog niet in. Samengevat worden er — om de basisfunctie goed te kunnen uitvoeren — de volgende aanbevelingen over organisatorische voorwaarden gedaan. Het bestuur dient te bestaan uit bestuursleden die allen over één of meerdere specifieke deskundigheden beschikken. Hierbij valt te denken aan: algemene beleidsontwikkeling, pedagogisch beleid, financiën, personeel, enzovoorts; Er moet een duidelijke scheiding tussen bestuurstaken en taken van beroepskrachten bestaan; De maatregelen om de continuïteit van besturen te bevorderen dienen telkens kritisch te worden bestudeerd; Het streven naar schaalvergroting moet een pijler van het bestuur voor 1998 worden. Door schaalvergroting kunnen wij ons behoorlijk versterken.
6
Nieuwe ontwikkelingen en functies
Het bestuur houdt rekening met de nieuwe ontwikkelingen — waarvan sommige nog in de kinderschoenen staan— maar die onmiskenbaar aanwezig zijn. 6.1 Nieuwe ontwikkelingen Te onderkennen zijn de volgende ontwikkelingen: Uitbreiding bedrijfszijden Schaalvergroting Concurrentie Veranderende rol overheid 6.1.1 Uitbreiding bedrijfszijden Het aantal uren per dag dat opvang wordt verleend neemt toe. Het varieert van 24-uurs opvang tot de reguliere opvang tussen 8.00 uur en 18.00 uur. Ook komt het steeds vaker voor dat de kinderopvang 52 weken per jaar geopend is. Voor de peuterspeelzalen speelt deze ontwikkeling nog niet.
6.1.2 Schaalvergroting Hoewel het merendeel van de kinderopvang nog bestaat uit kleine instellingen zijn samenwerking en fusie aan de orde van de dag. De grotere instellingen kennen veelal meer dan een werkvorm. Hele en halve dagopvang, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en tussen- en naschoolse opvang worden in een instelling verzorgd. Voor de peuterspeelzalen is de schaalvergroting ook aan de orde. De algemene tendens is de peuterspeelzalen behoudens grote
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
zelfstandige instellingen onder te brengen bij een brede welzijnsinstelling of een instelling voor kinderopvang.
6.1.3 Concurrentie Door de schaalvergroting bieden steeds meer instellingen voor kinderopvang een aanbod op landelijk en regionaal' niveau. Voor de peuterspeelzalen is concurrentie op dit moment bijzonder aan de orde. Niet uitgesloten kan worden dat naarmate de kinderopvang zich op steeds meer plekken vestigt concurrentie ontstaat tussen enerzijds de zelfstandige peuterspeelzalen, brede welzijnsinstellingen en 'brede' instellingen voor kinderopvang en de verschillende in te zetten werkvormen. 6.1.4 ARBO wet De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) legt uitdrukkelijke verantwoording ten aanzien van veiligheid, gezondheid en welzijn in verband met arbeid bij het bestuur. De CAO kent geen nadere bepalingen op dit terrein. De Arbowet biedt hiertoe wel de mogelijkheid maar dit is niet ingevuld. Een vergelijking met andere sectoren leert dat op dit onderwerp niet veel centrale afspraken zijn gemaakt. Een passend Arbo beleid is ook een zaak van maatwerk22.
6.1.5 Veranderende rol van de overheid De overheid treedt in toenemende mate terug. De overheid subsidieert vanuit zijn bemoeienis met de arbeidsmarkt de kinderopvang. De peuterspeelzalen hebben vanuit hun historische achtergrond een duidelijke binding met de plaatselijke overheid. 6.2 Nieuwe functies/diensten Het tijdig onderkennen van ontwikkelingsachterstanden bij kinderen en het aanbieden van opvoedingsondersteuning aan ouders speelt een duidelijke rol bij het aanbieden van nieuwe diensten. Voor deze vorm van opvang wordt een 'peuterpluspakket' ontwikkeld. Een volledig is een concurrentiewapen en kan naast de standaardopvang of de basisfunctie peuterspeelzalen bestaan uit bijvoorbeeld: Differentiatie van het aanbod naar diverse methodieken (niet alle voorzieningen hebben een zelfde aanbod); Differentiatie op maat gericht op de vorm van een 'peuterpluspakket' of indicatieopvang; Omvangverzekering voor zieke kinderen; Incidentele opvang bij feesten, symposia e.d. 6.2.1 Oppascentrale (oppas aan huis); De kinderoppascentrale is een jonge bedrijfstak. De peuterspeelzalen hebben een langere traditie. Beide staan evenwel voor belangrijke ontwikkelingen zowel in organisatorisch opzicht als de ontwikkelingen van methoden voor groepsopvang.
......................................... 22
Inmiddels is mede op initiatief van de opvolger van de Paritaire Stuurgroep Ziekteverzuim, de stuurgroep van het project arbeidsomstandigheden door het NIA/TNO een onderzoek verricht naar de arbeidsomstandigheden in de sector welzijn, hulpverlening en opvang. Dit onderzoek is gefinancierd door AWO-middelen Hieruit is een startdocument verschenen. Dit startdocument moet leiden tot een sectorplan. Ten aanzien van deelsectoren zijn verschillende initiatieven verder ontwikkeld, zo zullen sociale partners op 11 december 1997 met de Arbeidsinspectie een brancheovereenkomst tekenen waarin afspraken ten aanzien van de ergonomische omstandigheden in de kinderopvang zijn vastgelegd.
Beleidsplan 2010 - 2020
Stichting Peuterspeelzaal Risdam - Hoorn
6.2.2 Professionalisering De kinderdagverblijven werken vrijwel alleen met medewerkers die een betaalde baan bij de instelling hebben. In de peuterspeelzalen wordt van oudsher veel meer gewerkt met vrijwilligers en de inzet van ouders. De trend is dat vrijwilligers steeds meer op de achtergrond komen. De ouders nemen een steeds kritischer houding aan: er wordt betaald voor de dienst en daarmee uit. 6.3 Conclusie De sector kinderopvang en peuterspeelzalen is sterk in beweging. Professionalisering van het werk is duidelijk waar te nemen. De ontwikkelingen zijn zeker nog niet uitgekristalliseerd. In dit licht bezien verdient het aanbeveling te komen tot breed geformuleerde functies. Dit geeft werkgevers de mogelijkheid binnen de instelling de functie naar eigen wensen en behoeften vorm te geven en in te vullen. Verschillende accenten in de kinderdagverblijven en de peuterspeelzalen zijn hierin mogelijk. Dit ligt ook in de lijn van het VOG beleid 23. De mobiliteit binnen en tussen instellingen wordt hierdoor vergroot. Voor zover functies qua zwaarte gelijkwaardig zijn, wordt concurrentie op het gebied van arbeidsvoorwaarden gereguleerd.
.........................................