cradle-to-cradle
Circulaire huisvesting op weg naar volgende stap De circulaire economie maakt een stevige ontwikkeling door. Er zijn inmiddels voorbeelden van circulaire gebouwen, bijvoorbeeld geïnspireerd door het Cradle-to-Cradle-gedachtegoed, maar dit zijn nog uitzonderingen. Om van de circulaire economie een echt succes te maken, zijn ook nieuwe businessmodellen nodig. Daarbij is ketensamenwerking essentieel.
Tekst: Peter Bekkering
Karin Verploegen
24
Karin Verploegen is als manager bij kantoorinrichter Gispen International BV verantwoordelijk voor alles wat met circulair en de circulaire economie te maken heeft. Willem Adriaanssen houdt zich als partner bij HEVO bezig met advies over de huisvestingscyclus: het ontwerpen, realiseren en exploiteren van gebouwen. Adriaanssen raakte in 2009 als een van de velen enthousiast over het Cradle-to-Cradle-concept (C2C) en realiseerde inmiddels al een schoolgebouw volgens dit principe en paste het ook toe bij de verbouwing van het eigen kantoor van HEVO. In de jaren die volgden zag hij hoe C2C langzaam maar zeker werd verbreed tot de circulaire economie. “Dat begrip raakte steeds meer ingeburgerd, maar riep tegelijkertijd ook vragen op: wat houdt de term precies in, hoe brengen we het in de praktijk en wat betekent het voor de manier waarop we met elkaar samenwerken, voor de verhouding tussen eigenaar en gebruiker van huisvesting en voor de fabrikant van producten in de huisvesting en inrichting?” De belangrijkste vraag is volgens Adriaanssen: hoe sluiten we de kringloop op een manier die niet alleen theoretisch is, maar ook daadwerkelijk in de praktijk gaat functioneren? “Je ziet momenteel wel een paar bijzondere en inspirerende projecten, maar dat is
niet voldoende. Er moet een versnelling komen, zodat het doorsijpelt naar de mainstreamgebruikers van huisvesting en uiteindelijk een nieuwe standaard wordt.”
Van lineair naar circulair Bij een circulaire economie wordt niet langer gedacht in de traditionele lineaire keten: grondstof – product – product afgeschreven – product vernietigd. “In een circulaire economie maak je op een slimme manier gebruik van grondstoffen en producten. Wanneer het product niet meer voldoet, organiseer je hergebruik: hoe breng je (delen van) het product of de grondstoffen van het product in de vorm van een nieuw hoogwaardig product terug in de keten, en hoe organiseer je die keten daarvoor?” Adriaanssen ziet daarbij het C2C-concept als theoretisch kader: het denken in een theoretische en biologische cyclus en het zich realiseren dat als iets aan de voorkant op een verkeerde manier is gemaakt – bijvoorbeeld door het gebruik van giftige stoffen – het altijd een negatief effect zal hebben aan de achterkant. Toch is er de afgelopen jaren in het denken over duurzaamheid wel wat veranderd, aldus Adriaanssen: “Aanvankelijk lag de nadruk erg op CO2-uitstoot en energie. Inmiddels zijn we tot de conclusie gekomen dat energie slechts een tijdelijk probleem is, omdat er voldoende alternatieven zijn voor de fossiele brandstoffen, zoals zonne-energie. We moeten alleen nog technisch oplossen hoe we die goed kunnen opslaan en bufferen. Het fundamentele probleem is veel meer dat de grondstoffen van onze aarde eindig
interview zijn. De afgelopen 150 jaar hebben we die grondstoffen zodanig gebruikt dat er uitputting dreigt. In een circulaire economie kiezen we voor een andere aanpak door de C2C-principes toe te passen.” Verploegen vult aan: “Bij ons staat een circulaire economie voor een houdbare economie: proces, technisch en financieel. Daarbij richt C2C zich vooral op het technische aspect en op het productieproces. De circulaire economie voegt daar een dimensie aan toe: de financiële haalbaarheid. Proces is voor ons niet alleen het productieproces, maar ook ketensamenwerking. Bovendien betekent het streven naar waardebehoud dat je ook anders moet gaan kijken naar concurrentie.” Adriaanssen: “Kort samengevat kun je stellen dat C2C zich vooral focust op Planet en People, terwijl de circulaire economie ook het aspect Profit erbij betrekt, omdat dat er onlosmakelijk mee verbonden is.”
Transparant Om ervoor te zorgen dat de circulaire economie de nieuwe standaard wordt, moet volgens Verploegen eerst brede bewustwording ontstaan over het probleem en daarna Profit in balans worden gebracht met Planet en People. “Verschillende disciplines moeten gaan samenwerken en zich daarbij in een hoogcompetitieve markt transparant opstellen. Vanuit een gedeeld startpunt – de circulaire economie – moet er vervolgens lef worden getoond om nieuwe initiatieven, ondanks de risico’s en moeilijkheden, in de praktijk te brengen. Daarna moeten er lessen worden getrokken uit deze praktijkcasussen om circulaire huisvestingsconcepten verder te ontwikkelen en uiteindelijk te komen tot een nieuwe standaard.” Om ervoor te zorgen dat partners c.q. disciplines gaan samenwerken, moet er een ander verdienmodel komen, aldus Adriaanssen: “Nu betaalt een opdrachtgever om zaken te bezitten, straks betaalt hij om zaken te gebruiken. Voor het gebruik geldt dan een prestatieafspraak. In die prestatieafspraak worden alle zaken genoemd die nodig zijn voor een effectief huisvestingsconcept of voor een ‘inbouwpakket’ van een gebouw: binnenwanden, plafonds, vloerafwerking, meubels, ICT, catering, afvalmanagement enzovoort. De klant doet daarin niet meer de investering aan de voorkant. Die investering leidt namelijk tot inkoopgedrag: het zo goedkoop mogelijk inkopen. Bij een prestatieafspraak is het uitgangspunt anders: de klant wil met een xaantal mensen en een x-aantal voorzieningen zo
Willem Adriaanssen
effectief mogelijk werken en betaalt daarvoor. Bij zo’n prestatieafspraak zorgt een regisseur ervoor dat de benodigde faciliteiten slim en optimaal aanwezig zijn. Dat heeft ook een verandering in de relatie met fabrikanten tot gevolg. Die moeten namelijk worden gezien als partners die verbonden blijven met de gebruiker. En een partner behandel je nu eenmaal anders dan iemand met wie je eenmalig een contract sluit over een
‘In een circulaire economie kiezen we voor een andere aanpak door de C2C-principes toe te passen’ aankoop. In feite ga je als gebruiker en leverancier in de circulaire economie een partnership aan gebaseerd op het gebruik en de levenscyclus van een product. Daarmee wordt het veel meer een dienstverleningscontract dan een kooponderhoudscontract.”
Out of the box Om toe te groeien naar betalen voor gebruik is het belangrijk dat er out of the box wordt geFacility Management Magazine | maart 2015 | 25
Lyceum Schravenlant in Schiedam is het eerste voorbeeld van een school voor voortgezet onderwijs in Nederland die is gebouwd volgens het Cradleto-Cradle-concept.
dacht, vindt Verploegen: “Nu is bijvoorbeeld inventaris nog fiscaal aftrekbaar. In een circulaire economie zou je kunnen denken aan koopconstructies met retourwaarde, sale en leaseback of een pay-per-use. Of je zou bij een meerjarencontract voor meubilair een fasering kunnen maken, bestaand en nieuw meubilair combineren, waarbij je passende afspraken maakt voor retour. Welke optie ook wordt gekozen: het wordt in ieder geval maatwerk.” Ook Adriaanssen is ervan overtuigd dat er in een circulaire economie uiteindelijk verschillende verdienmodellen
‘Welke optie ook wordt gekozen: het wordt in ieder geval maatwerk’ naast elkaar zullen bestaan: “Het koopmodel met restwaardegarantie, zodat een organisatie weet welke afschrijvingen moeten worden toegepast. En als andere uiterste het betalen voor gebruik. En natuurlijke talloze tussenvormen.” Welke optie wordt gekozen zal volgens Adriaans26
sen ook afhangen van de markt waarin wordt geopereerd. “Zo zullen overheden, die goedkoop kunnen lenen en die bovendien vaak omvangrijke kantoren bezitten, eerder kiezen voor eigendom inclusief restwaarde c.q. retourgarantie, terwijl een kantoorgebruiker die een gebouw van een belegger huurt en beschikt over een goede cashflow, juist geholpen wordt met betalen voor gebruik omdat hij dan snel kan schakelen.” Hij wijst erop dat de best lopende herhuisvestingsprojecten van kantoren momenteel vaak businesscentra zijn, waarbij niet een groot vast kantoor wordt aangeboden, maar werkplekken met flexibiliteit op dagbasis. Of er nu gekozen wordt voor koop inclusief restwaarde c.q. retourgarantie of voor betalen voor gebruik, in beide gevallen wordt volgens Adriaanssen hetzelfde doel bereikt: “Verbinding houden met de fabrikant. En het feit dat je benoemt dat de grondstoffen in je product waarde hebben.” De concepten voor circulaire gebouwen richten zich momenteel vooral op bestaand kantorenvastgoed, waarvan er momenteel een groot overschot is – en dat daarmee een enorme hoeveelheid grondstoffen vertegenwoordigt. Adriaanssen: “Daar moeten we echt iets mee, terwijl gebruikers niet in de rij staan. Tegelijkertijd zie je dat de alternatieve broedplaatsen steeds populairder worden, maar dat die vaak nog geen goede huisvesting hebben. Daarom zou er dus een match kunnen zijn van circulaire huisvestingsconcepten met die leegstaande kantoren.” Adriaanssen ziet dat er in business-to-business bij kantoren nog steeds vaak automatisch wordt gedacht aan nieuwbouw, terwijl op andere terreinen in de consumer-to-consumermarkt – zoals Marktplaats – een tweede, derde of vierde gebruik al algemeen geaccepteerd is. Verploegen vult aan: “We moeten anders gaan nadenken over ‘nieuw’. Als wij van twee bestaande tafels een dubbele opstelling maken met een wand ertussen is deze oplossing voor de klant nieuw. Hetzelfde geldt voor de herinrichting van een pand: dat kan ook het gevoel van nieuw oproepen. Het gaat namelijk om de kwaliteit. De Dutch Design meubels van sloophout zijn een mooi voorbeeld hoe kwaliteit en hergebruik prachtig kunnen samengaan.”
Facility manager In de circulaire economie is volgens Adriaanssen een belangrijke rol weggelegd voor de facility manager. “Omdat je er niet bent met het ontwer-
Het HEVO-kantoor in ’s-Hertogenbosch is optimaal ingericht om tijd- en plaatsonafhankelijk werken te faciliteren.
pen en realiseren van een circulaire gebouwoplossing. Je moet het namelijk ook in de hele bedrijfsvoering verder brengen en doorvertalen. Want juist daar heb je de kortste cycli als je kijkt naar de materiaalstromen. Zo heb je bij afvalmanagement die cyclus op dagbasis. Bij inrichting en meubilair gaat het om een termijn van een aantal jaren en bij gebouwen om een nog langere termijn. De facility manager is daarnaast belangrijk omdat hij jaar in jaar uit de contacten onderhoudt met de partners in het concept. En hij signaleert wat er moet gebeuren en wanneer er contact moet worden opgenomen.” Verploegen knikt instemmend. “De facility manager is voor mij een onmisbare schakel om de circulaire economie daadwerkelijk vorm te geven in een organisatie. Hij moet enerzijds communiceren naar de eindgebruiker en anderzijds naar de leverancier wat de eindgebruiker verwacht en waaraan een product functioneel moet voldoen. Want hij is als geen ander op de hoogte van de gebruikerstevredenheid en eventueel veranderende behoeften. Bovendien volgt hij de ontwikkelingen, bijvoorbeeld rond circulaire verlichting, en kan hij deze op een geschikt moment toepassen om de mate van duurzaamheid of gebouwprestaties te verhogen.” De facility manager heeft volgens Adriaanssen verschillende argumenten waarmee hij de directie kan overtuigen om te kiezen voor circulaire huisvestingsconcepten. “Allereerst kostenreduc-
tie en kwaliteit, omdat er gestuurd wordt op een totaalconcept in plaats van op losse onderdelen. Daarnaast zijn het milieueffect en de verminderde CO2-uitstoot interessant omdat bedrijven graag op dit terrein willen scoren en ‘goed’ willen doen. Bovendien is inmiddels gebleken dat bedrijven die duurzaamheid hoog in het vaandel hebben beter presteren. Omdat ze beter aansluiten bij de maatschappelijke behoeften, innova-
‘Flexibiliteit en maatwerk, de balans daarin vinden is een uitdaging’ tiever zijn en omdat ze het doorvertalen in de dienstverlening aan hun klanten.” Sturen op een totaalconcept betekent ook sturen op Total Cost of Ownership in plaats van op inkoopprijs. Adriaanssen: “Een facility manager moet kijken naar de waarde die wordt geleverd in relatie tot de gebruikersbehoefte en of hij zich die kan permitteren.”
MVO Trendrapport Onlangs verscheen het tweejaarlijkse MVO Trendrapport dat zeven trends benoemt: - Van winst naar waarde; - Fossiel op zijn retour; - Smart sustainability; Facility Management Magazine | maart 2015 | 27
- Het potentieel van het teveel; - Duurzaamheid verkoopt niet; - Revolutie in de handelsketen; - Gezondheid en duurzame inzetbaarheid. Alle zeven trends sluiten volgens Adriaanssen goed aan bij de uitgangspunten van de circulaire economie. “Neem het potentieel van het teveel. Zowel bij commercieel als bij maatschappelijk vastgoed hebben we een enorm overschot. Dat betekent dat we slim moeten nadenken hoe we dat kunnen inzetten zodat het wel mensen trekt. Het betekent vastgoed op goede plekken gebruiken, maar ook afscheid nemen van slechte gebouwen op verkeerde plekken die geen kansen meer bieden.” Maar hoe ontwerp je een gebouw volgens de circulaire principes? Adriaanssen: “Door in de programmeerfase goed te kijken naar de vraag en naar de behoeften zodat je een effectief huisvestingsconcept ontwikkelt. Veel traditionele kantoren werden ontworpen vanuit het gegeven dat iedere medewerker een aantal vierkante meters of een eigen kamer moest hebben. De hedendaagse medewerker is echter niet altijd op kantoor. Het betekent dat je in het ontwerp gaat sturen op effectief gebruik van een gebouw, op de pieken en dalen in aanwezigheid, en op het communiceren over aanwezigheid. Met als gevolg dat bijvoorbeeld op dalmomenten bepaalde afdelingen niet hoeven te worden schoongemaakt.” Omdat je niet kunt weten hoe een gebouw in de toekomst zal worden gebruikt, pleit Adriaanssen ervoor een gebouw zodanig te ontwerpen dat het in de toekomst aanpasbaar is. “Met bijvoorbeeld verplaatsbare wanden, maar ook met een mooie mix van werkplekken, zodat je in de toekomst niet veel hoeft aan te passen. Bovendien is er al flexibiliteit als je een werkplek zodanig ontwerpt dat medewerkers er tijden plaatsonafhankelijk kunnen werken.” Verploegen ziet daarbij nog wel een spanningsveld: “Enerzijds wil je bij het ontwerp standaardisatie omdat je daardoor flexibel wordt. Anderzijds wil je maatwerk om de goede oplossing te vinden. Het ene hoeft het andere niet uit te sluiten, maar ik zie het vinden van een balans wel als een uitdaging.”
Ook interessant op fmmacademy.nl Masterclas Facilitair duurzaamheidsplan in één dag > www.fmmacademy.nl
28
Adriaanssen noemt nog een reden om flexibiliteit in te bouwen bij het ontwerp van gebouwen. “Het maakt het mogelijk in de toekomst nieuwe of bestaande duurzame technologieën in te voegen, zoals een nieuwe generatie zonnepanelen, die je verder brengen naar je einddoel, misschien zelfs tot aan het punt dat een gebouw energieproducerend wordt.”
Inspirerende voorbeelden Inmiddels zijn er al inspirerende voorbeelden van circulaire gebouwen. Adriaanssen: “Gispen is bezig met een mooi project in Duiven waarbij de opdrachtgever heeft aangegeven: wij willen in de bestaande huisvesting toe naar een nieuwe manier van werken, naar een nieuwe uitstraling. Zij hebben vervolgens de markt gevraagd hen daarbij goed te huisvesten en te faciliteren en om het huisvestings- en inrichtingsconcept overal door te trekken.” Verploegen: “Het mooie bij dat project is dat men partners zoekt om de juiste oplossingen te realiseren in plaats van dat alleen naar de prijs wordt gekeken. Er wordt echt gewerkt vanuit een inspirerende visie. De weg en de zoektocht naar juiste oplossingen is daarom bijna nog mooier en inspirerender dan het uiteindelijke resultaat.” Een tweede inspirerend project voor Adriaanssen is het stadskantoor van Venlo, dat momenteel gebouwd wordt. “Daar worden bijzondere, natuurlijke oplossingen toegepast. Onder meer om met planten de luchtkwaliteit zodanig te optimaliseren dat de lucht die ze achterlaten beter is dan de lucht die ze binnenkrijgen. Daarmee creëren ze meerwaarde voor de omgeving.” Adriaanssen hoopt dat deze voorbeelden andere mensen inspireren om ook aan de slag te gaan met circulaire huisvestingsconcepten onder het motto ‘het is elders bewezen dat het kan, dus het kan bij mij ook’. “Daarom is het belangrijk dat er op flinke schaal meegewerkt wordt, om de ontwikkelingen te versnellen. Uiteindelijk zullen zulke projecten ertoe leiden dat in het streven naar een circulaire economie de lat elke keer weer een stukje hoger wordt gelegd en er essentiële stappen worden gezet.”