“Op een eenvoudige manier aantonen wat je al beheerst” Zorgorganisatie ASVZ neemt als werkgever deel aan de ECVETpilots. Dick-Jan de Rover van de afdeling opleiden en leren van ASVZ vertelt vanuit werkgeversperspectief over het verloop van de pilot. Ook deelnemer Yvette Montijn geeft kort haar ervaringen weer. Over zorgorganisatie ASVZ ASVZ is een zorgorganisatie, gespecialiseerd in kleinschalige zorg- en dienstverlening aan mensen met een verstandelijke beperking en psychische problematiek. Meer dan 5000 medewerkers zetten zich samen met ruim 1600 vrijwilligers in voor ongeveer 5200 cliënten in Zuid-Holland en West-Brabant. Dat kunnen (jong)volwassenen, ouderen, kinderen of gezinnen zijn
Aanleiding ASVZ om deel te nemen aan een pilot Dick-Jan de Rover: “We kwamen per toeval op het spoor van ECVET en vonden het wel interessant. We staan altijd open voor nieuwe oplossingen als het gaat om leren en ontwikkelen van medewerkers, zeker als het gaat over efficiëntie. In 2012 deden we al ervaring op met EVC (helpende zorg/welzijn niveau 2, MMZ 3 en MMZ 4). Via de ECVET-pilots wilden we weer een nieuwe impuls geven aan het scholen en opleiden van medewerkers. Het idee van de pilots - op een eenvoudige manier aantonen wat je al beheerst - past goed bij de filosofie van
Dick-Jan de Rover
ASVZ.”
Start pilots “Wat ook hielp, was dat er al goede ervaringen waren met de partners met wie we de EVC-trajecten deden: ROC ter AA voor de maatwerktrajecten, ISBW als EVC-aanbieder. De koppeling ASVZ, ISBW en Roc ter Aa was dus snel gemaakt. Leerervaringen uit de EVC-trajecten konden goed gebruikt worden: de goede dingen behouden en de verbeterpunten aanpassen.”
ECVET-Pilots Zorg | interview met Dick-Jan de Rover en Yvette Montijn
1
Deelnemers “We zijn kritisch geweest bij selecteren van deelnemers en hebben scherpe voorwaarden gesteld. De eisen waren: !
minimaal 3 jaar werkzaam in primair proces;
!
moet onder supervisie al wat werkzaamheden verrichten in hoger gelegen functie waar iemand straks naar opgeleid wordt om na te gaan of mensen de capaciteiten hadden;
!
vast contract voor minimaal 27 uur.
Alle kandidaten die door managers naar voren werden geschoven kregen een individueel gesprek om de voorwaarden en eisen te toetsen en te bespreken. De trajecten waren kort en krachtig, kandidaten werden onderweg in principe niet begeleid; zij moesten het zelfstandig kunnen uitvoeren en afronden. Zij moesten goed zicht hebben op wat er van ze verwacht werd en goed afwegen of ze het konden combineren met werk en privé. 23 mensen wilden starten. Op de informatiebijeenkomst werd een toelichting gegeven door de projectleider van de ECVET-pilots Marijke Dashorst, door ISBW en door ROC Ter AA om uit te leggen hoe de procedure in elkaar zit en ook om te benadrukken dat het een soort snelkookpan is, met andere woorden; om medewerkers bewust te maken van waaraan zij begonnen”.
Verloop van de pilot “Assessoren van EVC-aanbieder ISBW voerden de intakes uit. Per intake werd geïnventariseerd welke eenheden de deelnemer dacht te kunnen valideren. Onderweg zijn er 4 mensen afgehaakt door verschillende omstandigheden. Uiteindelijk hebben 19 mensen de pilot afgerond. Eén persoon kon geen enkele eenheid gevalideerd krijgen, dat was jammer; voor die persoon eindigde het traject omdat minimaal één gevalideerde eenheid voorwaarde was om toegang te krijgen tot scholing. Achttien mensen bleven over. Tien mensen daarvan kregen 5 van de 6 eenheden gevalideerd. Dat was een soort maximale score, want de eenheid verpleegtechnisch handelen was vooraf al als lastig te behalen ingeschat. Dus die moeten mensen gewoon tijdens het maatwerktraject leren. Het was een kort en krachtig traject: begin juni 2014 de intake, half juli en voor sommigen in augustus vonden de assessments plaats. Tijdens het traject waren kandidaten heel zelfsturend bezig met de beroepsproducten die per eenheid aangetoond moesten worden. Dit is een verschil met EVC, waar je zelf je bewijslast moet gaan maken of zoeken. Bij ECVET ligt vast wat je moet aantonen en veel bewijzen liggen op de plank. Leidinggevenden gaven wel wat ondersteuning waar nodig en moesten soms ook tekenen voor de beroepsproducten, of meedenken, maar de deelnemers hebben het echt zelf moeten doen en begeleiding werd niet in georganiseerd verband aangeboden.
ECVET-Pilots Zorg | interview met Dick-Jan de Rover en Yvette Montijn
2
Aan het eind maakte ISBW de rapportages op, deelnemers gaven toestemming voor verstrekking aan werkgever, want ASVZ had de rapportages nodig om af te stemmen met ROC ter Aa over de maatwerktrajecten (wie heeft welke eenheid gevalideerd en wat moet er dus nog in het maatwerktraject).
De meeste mensen hebben gevalideerd gekregen wat ze vooraf hadden ingeschat. Waar de verwachting afweek van de uiteindelijke uitkomst, had dat vooral te maken met deelnemers die op dagbestedingsactiviteiten werken. Zij konden niet voldoende aantonen dat ze een ondersteuningsplan kunnen maken. Ze zijn in de praktijk verantwoordelijk voor een deelgebied en niet voor de totale zorg en dienstverlening, dus daar week de praktijk dan af van de ontwikkelde eenheid. Terwijl de principes van de eenheid wel degelijk worden uitgevoerd, bleek dit dus toch lastig te bewijzen. Daarnaast is het complexiteitsniveau en het niveau van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid in de praktijk wat lager dan het niveau van de eenheid, dus de assessoren konden dat dan niet valideren op basis van de beroepsproducten. Dat moet dus nog in de opleidingsroute opgenomen worden.”
Deelnemer Yvette Montijn: “Het intakegesprek was heel duidelijk. Je kreeg precies te horen hoeveel tijd het zou kosten en wat je moest doen. Zes jaar geleden ben ik vanuit de marketing in de zorg gerold. Ik kwam er door de duidelijk opdrachten gekoppeld aan de ECVET-eenheden achter dat ik onbewust toch heel bekwaam was. Je moet je bewijzen op papier zetten en dan vindt er een assessment plaats. Het contact met de EVCaanbieder ISBW was heel prettig. Je kon er altijd terecht met vragen. Ik heb op 20% na alles bewezen. Ik ben nu bezig met die ontbrekende 20% zodat ik straks mijn MBO 4 diploma krijg. Daarvoor moeten wel examens Nederlands en Engels gedaan worden. Ik heb zelf een hbo-achtergrond, dus voor mij is dat geen probleem. Maar voor mijn collega die nog nooit Engels gesproken is dat wel een probleem. Zij is een uitstekende kracht, zij heeft helemaal geen Engels nodig voor haar werk. En verder schrijven de onderwijsregels voor dat ik toch naar school moet voor Engels en Nederlands. Dat vind ik vreemd, want het sluit niet aan bij mijn niveau. Maar al met al een heel waardevol traject voor mij.”
ECVET-Pilots Zorg | interview met Dick-Jan de Rover en Yvette Montijn
3
Succesfactoren !
Kritisch en selectief zijn aan de voorkant bij de selectie van deelnemers, zodat je weet dat je met een kansrijke groep start.
!
ASVZ is bij vaststelling van beroepsproducten betrokken geweest samen met diverse assessoren. ASVZ kon zo de ideeën van de werkgroep EVCET vertalen naar de praktijk van de medewerkers van ASVZ, zodat de vereiste producten herkenbaar waren.
!
Als de eenheden goed zijn beschreven, weten deelnemers wat er van ze verwacht wordt. Ze kunnen dan zelf goed inschatten of ze het kunnen of niet. De eenheden moeten in de taal zijn geschreven van de werkvloer, zodat mensen de beroepsproducten herkennen.
!
Kandidaten mochten de beroepsproducten aanleveren zoals zij ze ook in de praktijk gebruiken. Gewoon in een map met tabbladen. Er hoefde niets te worden geüpload, gescand of digitaal te worden aangeleverd. Dit past ook bij het korte en krachtige dat ECVET voorstaat.
Knelpunten !
Soms week de praktijk toch af van beschrijvingen in de eenheden (zie hierboven het voorbeeld van de dagbesteding). De eenheden zijn met de ontwikkelaar geëvalueerd.
!
Het is soms lastig een vereist beroepsproduct te formuleren. De werkelijkheid bij ASVZ is heel divers: er zijn cliënten van 0 tot 80, van meervoudige ernstig gehandicapt tot ambulante zorg. Hoe toon je dan bijvoorbeeld aan dat je ondersteuning biedt bij regie op eigen leven van de cliënt? Hier kun je geen compact beroepsproduct bij formuleren. Maar dit is wel de insteek van ECVET, werken met producten “die op de plank liggen”. En examencommissies willen uiteraard wel dat via de producten voldoende complexiteit en verantwoordelijkheid is afgedekt.
Maatwerktraject Dick-Jan de Rover: “Toen de opbrengsten van de 18 deelnemers bekend waren, is een soort staatje gemaakt van wie welke eenheden gevalideerd had gekregen en wat dus nog het ontbrekende stuk was dat in het maatwerktraject moest worden aangeboden. Alle eenheden moesten in het maatwerktraject, want bij elke eenheid was er minstens 1 deelnemer die deze niet gevalideerd had. Dit moest nog wel formeel naar de examencommissie van ROC Ter Aa verantwoord worden: dat deze mensen een vrijstellingsaanvraag deden voor deze eenheden. En de eenheden moesten ook vertaald worden naar integrale opdrachten voor het opleidingstraject, dus het ROC had er nog wel werk aan om een goede route te formuleren. ROC Ter Aa en ASVZ hebben deze klus samen opgepakt.” Dick-Jan de Rover heeft de opbrengsten van de deelnemers samen met een onderwijsarchitect omgezet in een format. Dat is naar de examencommissie gegaan en die heeft vrijstelling verleend voor die eenheden.
ECVET-Pilots Zorg | interview met Dick-Jan de Rover en Yvette Montijn
4
Vóór de zomer - voor de start van de assessments - was al met het ROC afgesproken dat de opleiding in september kon starten, maar de opbrengsten zouden pas in augustus bekend zijn, dus was kort dag. Daarom is de eerste periode van 10 weken in september gestart met Nederlands en Leren, Loopbaan en Burgerschap (LLB), want die onderdelen moeten toch door alle deelnemers behaald worden. Voor alle eenheden is een integrale opdracht ontwikkeld, een soort opdracht waarin je laat zien dat je op het eindniveau zit van een opleiding, dat je klaar bent om als beroepsbeoefenaar aan de slag te gaan. Die integrale opdracht is te vergelijken met de beroepsproducten van die eenheid, je moet dus aantonen dat je die beheerst.
Als de deelnemer de opdracht afgerond heeft, moet deze beoordeeld worden door praktijk (werkgever) en school, waarna de examinering kan plaatsvinden. Sommige deelnemers wilden al meteen beginnen met de integrale opdracht, anderen wilden zich concentreren op het Nederlands en LLB-deel. De bedoeling is wel dat iedereen in een jaar de opleiding afrondt. Hoe deelnemers dat invullen, kan onderling verschillen. “Nederlands en Engels worden nu centraal geëxamineerd en kunnen pas in november 2014 afgenomen worden. Een herexamen kan pas in februari of april 2015. Je loopt dus ook aan tegen regelgeving. In de reguliere trajecten valt de centrale examinering in het tweede deel van de opleiding. Maar hoe zit dat in deze maatwerktrajecten? Mensen hebben soms hun traject klaar, maar moeten wachten totdat ze de centrale examens kunnen doen. Dat is zonde en een struikelblok. Dit punt is op de OCW-werkconferentie Flexibel onderwijs voor volwassenen op 18 september 2014 wel genoemd. Hier is nog wel een wereld te winnen.
Burgerschap is ook zo’n onderdeel. We hebben hier mensen in de leeftijd van 25 tot 45, die al maatschappelijke ervaring hebben opgedaan en levenservaring, dus die zitten niet te wachten op opdrachten over burgerschap. De vraag is of je dat voor deze doelgroep wel moet willen toetsen. Je zou er flexibel mee om moeten kunnen gaan, maar het is nu nog steeds een verplicht onderdeel dat je af moet toetsen.”
Dat Nederlands centraal geëxamineerd wordt, is in de ogen van ASVZ wel goed, want die vaardigheden hebben medewerkers zeker ook nodig in het werk. Daar ligt de last ook niet. Engels: dat is wat anders. “We hebben cliënten met allerlei achtergronden en met allerlei talen (Arabisch, Turks, bijv.) dus medewerkers kunnen juist als ze die achtergrond delen, een belangrijke rol spelen om een brug te slaan, om te vertalen, om dingen uit te leggen. Maar dat gaat niet per se in het Engels, dat is eigenlijk niet relevant. Engels is wel van belang ook als men door wil stromen naar het
ECVET-Pilots Zorg | interview met Dick-Jan de Rover en Yvette Montijn
5
HBO, maar voor mensen voor wie die mbo-opleiding echt de vakopleiding is, is dat Engels vaak wel een struikelblok. Ze hebben het niet nodig voor het werk maar moeten soms wel onevenredig veel energie steken in verplichte onderdelen als Engels en rekenen. Zeker in dit traject waar mensen maximaal een jaar hebben om het af te ronden, moeten ze snel stappen kunnen maken. Sommige mensen hebben al in geen tien jaar een opleiding gevolgd en voor hen zijn dit soort vakken dan erg lastig. Bovendien zit er ook een financieel aspect aan, gezien de verletkosten. Als een opleidingstraject hierdoor langer duurt, kan iemand minder worden ingezet op de werkvloer, dus dat speelt ook een rol. We hopen dus dat deze bezwaren m.b.t. regelgeving worden gehoord zodat het ministerie en de MBO Raad hierin ook wijzigingen kunnen aanbrengen voor vervolgtrajecten en vervolgpilots.”
ECVET-Pilots Zorg | interview met Dick-Jan de Rover en Yvette Montijn
6