Op de Thundercat naar de Dordogne, juni 2004 In 1997 al eens op een Pacific Cost naar de Cote d’Azur gereden en nu wilde ik weer op de motor naar La France. De keuze viel op de groepsreis naar de Dordogne van MTVN Motorreizen. Op zondag wordt ik in Hotel La Truffiere in Cressensac verwacht, maar ik besluit om de aanrijroute in twee dagen te doen. Rond het middaguur vertrek ik op zaterdag vanuit Kapelle via de Westerscheldetunnel richting Orleans. De reis verloopt vlotjes en al snel, na drie uurtjes, verlaat ik vlak voor Parijs de snelweg bij Senlis. Ik volg een leuke route binnendoor, maar als ik na een goede 40 km een keertje verkeerd rij, besluit ik toch maar een snelle route, dus via de snelweg, naar Orleans te nemen. Het eerste de beste bordje wat de richting naar een snelweg aangeeft volg ik. De gekozen weg moet me naar de A3 leiden en dat doet het ook, ware het niet dat ik wel over een lange doorgaande weg gestuurd wordt dwars door een voorstad heen. Het kost me ruim een uur om uiteindelijk op de snelweg te geraken en het gas er weer een beetje op kan. Het is op de ring redelijk rustig en rond zeven uur kom ik aan bij Hotel Campanile in Orleans-Sud. Ik heb niet vooraf gereserveerd, dus gezien het aantal auto’s wat geparkeerd staat, vrees ik dat ik pech heb en alles al vol zit. Ik parkeer mijn motor naast een BMW 1150 RT als de eigenaar me vanaf zijn balkon al groet en toeroept dat als het hotel vol zit, ik wel op zijn kamer kan slapen. Het hotel zit inderdaad vol en dus neem ik Bert Jan’s aanbod graag aan. Ook hij is onderweg naar de Dordogne voor dezelfde reis. Zijn maat zou ook mee gaan, maar die heeft een week geleden zijn motor helaas in de prak gereden en die zit dus thuis te balen. Zondagochtend eerst ontbijten en dan binnendoor naar de Dordogne, we hebben 393 km voor de boeg. Geert Sikkens van MTVN heeft gelijk al een mooie route voor ons uitgezet en als dit een voorbode is van wat gaat volgen, dan gaan we een mooie week tegemoet. Het tempo zit er goed in, maar na 130 km in de buurt van Neuvy volgt er een probleempje. Of eigenlijk twee. De route geeft aan dat we rechtdoor moeten, maar een gendarme houdt ons tegen vanwege een wielerwedstrjd. Hij adviseert ons om linksaf te slaan en direct weer de eerste rechts te nemen. Zo gezegd, zo gedaan, maar naar een paar minuten staan we dus bij een volgende kruising, waar deze keer een oud mannetje ons druk gebarend probeert uit te leggen, dat we lastpakken zijn. Maar weer terug dus richting diezelfde gendarme. Daar aangekomen komen zien we drie andere deelnemers van de groepsreis met hem in conclaaf. Dion (Goldwing), Jos (BMW K1) en Johan (Pan European) geven gas en wij er achteraan. Het tweede probleem was benzine en wel het gebrek aan tankstations die op zondag open zijn. Uiteindelijk vinden we er eentje. Bert Jan blijkt minder dan een halve liter in zijn tank te hebben. Weer op pad treffen we rond het middaguur de volgende deelnemers, onze drie rijders uit Reusel hebben we inmiddels al uit het oog verloren. Cees en Gerda komen op een nieuwe BMW 1200 GS aanrijden net als wij een plekje willen nemen op het terras van een restaurant in het gehucht Lys St Georges. De eigenaresse heeft het echter niet zo op motorrijders. Ze probeert ons te overtuigen, dat het een gastronomisch restaurant is en dat alle tafels al gereserveerd zijn. Een simpele baquette met wat beleg of iets dergelijks is dus uit den boze. Op pad dan maar weer. Bij Uzerche stuurt de route ons de snelweg op om 43 km later afslag Cresensac weer te nemen. Via de N20 stappen we 7 km later af van onze motoren en worden we enthousiast door Theo en Debbie van Hotel La Truffiere ontvangen. Mijn Oxford zadeltassen nog uitpakken en dan lekker onderuit. De andere deelnemers druppelen ook allemaal binnen en we maken kennis met Piet en Marja (Harley Davidson) uit de regio Amsterdam. Het is al flink warm in de Dordogne en met het avondeten krijgen wij als groep een tafel in de schaduw bij het zwembad. Onder het eten uiteraard de ervaringen van de heenreis uitwisselen. Theo deelt ons mede, dat onze reisleider Geert vorige week in de Dolomieten met zijn motor onderuit is gegaan en dus helaas verstek moet laten gaan. Theo wordt direct gebombardeerd tot onze nieuwe reisleider. Voor mij is het de eerste reis dat ik via MTVN op pad ben, maar
voor de anderen is dit niet het geval en zij kennen Geert allemaal. Voor we het weten is het al laat, ik neem nog even een Cognacje als afzakkertje. Ik heb dus geen moeite om in slaap te vallen. Les Puys De eerste dag voert ons nar de toppen van de Dordogne. We rijden vanuit het hotel gezien naar het noord-oosten richting Tulle (de Lot). Dit betekent veel bochten en mooi stuurwerk. Ieder gaat zijn eigen weg, maar het leuke is wel dat je elkaar “en route” regelmatig weer tegenkomt. Ik ga samen op pad met Bert Jan. Hij heeft zo’n handige routeroller op zijn stuur, daar waar ik steeds helemaal omlaag moet kijken naar mijn tank voor de route. Hij rijdt steeds voorop en als ik het een keer doe en we nemen een verkeerde afslag, dan verdenkt hij mij ervan dat ik dat express doe, zodat hij weer voorop moet. Zonder dollen verder, ik vind het prima om niet steeds mijn aandacht van de weg te moeten hebben. Het kost me af en toe best moeite om de Boxer bij te houden in de bergen. Vooral tijdens de afdalingen merk ik dat hij zijn remmen nauwelijks hoeft te gebruiken, daar waar ik dat wel relatief vaak moet doen. Zo’n Boxer remt gewoonweg veel beter op de motor dan mijn Thundercat. Ik ben altijd gewend om al gauw in een hogere versnelling te rijden (te lang op een Pacific Coast gereden?), maar nu leer ik de Cat beter te gebruiken. Ik laat hem flink toeren maken en al gauw merk ik dat het prettiger rijdt. De eerste stop maken we in Collognes la Rouge. Dit is een dorpje geheel gebouwd uit rode stenen. Het levert mooie plaatjes op. Er is nu nauwelijks iemand te bekennen, maar in het hoogseizoen zal dit ongetwijfeld anders zijn. In Argentat aangekomen gaan we op zoek naar een tankstation. Bert Jan vraagt aan een jongen op een scooter of hij er eentje weet. De jongen mompelt wat en Bert Jan kijkt vragend naar mij of ik er wat van snap. Niet dus, de jongen roept vervolgens suivre-moi en begeleidt ons zo naar een tankstation. Aardige jongens, die Fransen daar. Na zo’n 100 km komen we aan bij een stuwdam “Barrage de la Valette”. Aan de kant van het dal kun je op een trap naar beneden, maar dat lijkt me de goden verzoeken. Straks loop ik daar beneden en juist dan breekt de dam. Zonder gekheid, er moet een geweldige druk op zo’n dam staan. Twee keer crossen we een ijzeren brug en in Le Noger ligt een mooi strandje. Zwembroeken hebben we echter in het hotel achtergelaten, dus we laten het links liggen. In Gimel passeren we een waterval. Althans die moet er zijn, er lopen ook wat mensen rond, maar we kijken elkaar even aan en van beide kanten wordt er instemmend geknikt, doorrijden. Via Turenne, wat ook een mooi stadje is, komen we weer in de buurt van La Truffiere. Het laatste stukje is een wel erg slecht stukje asfalt, maar later aan tafel blijkt dat we een afslag te vroeg hebben genomen.
Les Fleuves Op dinsdag staan de rivieren op het programma. Het eerste uurtje kom ik maar moeizaam op gang. Veel grind op de weg en dat doet het vertrouwen om een bocht bij voorbaar al hard in te gaan niet goed. Maar al snel rijden we weer op perfect berijdbare wegen. De routes zijn sowieso perfect uitgezet. Flink bochtenwerk op smalle wegen wordt afgewisseld met mooi bochtenwerk op wat bredere vlotte wegen. Iets na negenen stoppen we bij de grotten van Lacave. Hier krijg je een rondleiding door de grotten, zittend in een treintje. De eerstvolgende rit is pas over een half uur en zo lang willen we niet wachten. We stappen weer op en onderweg passeren we regelmatig mooie
panorama’s, zo ook in de buurt van Sozy en Gramat. Heel mooi is onze volgende stop, Rocamadour. Een prachtig uitzicht vanaf de stad, maar ook in de richting van de stad. Op een terrasje schrijf ik wat kaarten voor het thuisfront en we gaan weer verder over wegen die, in vergelijking
met gisteren, wat minder gepaard gaan met grote pieken en dalen, maar absoluut de moeite waard zijn. We steken de Lot over, de Dordogne zelf hadden we al gehad, en komen aan in het kunstenaarsdorpje St. Cirq Lapopie. Net het dorp uit nestelen we ons op een leuk terrasje. De uitbater wrijft al in zijn handen, maar we moeten hem teleurstellen, geen 4-gangen menu, maar een omelette, die overigens prima smaakt. Die Fransen zullen de culinaire wensen van ons Hollanders wel nooit begrijpen.
We vervolgen de route langs over de weg hangende rotsen en door enkele tunnels en komen aan bij de grotten van Padirac. Hier gaan we wel naar binnen en in anderhalf uur tijd krijgen we een boeiende rondleiding, gedeeltelijk zittend in een bootje. Weliswaar in het Frans en dus begrijpen we driekwart niet, maar de spreekwoordelijke beelden zeggen genoeg. Ook lekker koel daarbinnen. Buiten is het namelijk boven de 30 graden en dat is met een leren broek en een motorjas aan geen pretje. Het aantal trappen dat bedwongen moet worden wordt een Frans omaatje overigens teveel. Zij wordt met de lift snel naar boven gebracht. Het bezoek aan deze groet heeft wat langer geduurd dan verwacht, dus gaan we gauw verder. Rond zessen arriveren we in La Truffiere en zien we de anderen al in zwembroek aan het zwembad zittend genieten van een koel drankje. Rond achten krijgen we een malse biefstuk van de barbecue voorgeschoteld. Les Chateaux Kastelen is het thema van de derde dag. Nu vind ik kastelen best mooie bezienswaardigheden, maar ik heb er al heel wat gezien. Er wordt dus vandaag niet gestopt om ze van binnen te gaan bekijken. Komen we eentje tegen, dan kijken we vanaf de motor even omhoog en geven daarna weer gas. De route gaat vanaf het hotel gezien richting het zuidwesten. Via de Route de Noix rijden we even later door richting Sarlat als we opgehouden worden door koeien. Sarlat is zeker een mooie stad om eens rustig doorheen te lopen, maar ik ben hier al twee maal eerder geweest met
de auto en ik hoef dus niet te stoppen. We passeren vervolgens een kasteel bij Sergeac en even later St. Leon sur Vezere als we aankomen bij la Roque St. Christoph. Hier stappen we wel af, want hier is te zien hoe vroeger in de prehistorie de mensen leefden in de openingen van de rotsen. In de Middeleeuwen was er zelfs sprake van een heuse stad. De smid, de slager, de kok, allen vonden ze hier hun plek. Er is ook een replica te zien van een takel, waarmee de goederen omhoog gehesen werden. Zelfs door cultuurbarbaren als ondgetekende en Bert Jan wordt het als zeer interessant ervaren. Bert Jan vreest er zelfs voor dat zijn vrouw niet gaat geloven dat hij hier geweest is. Terug beneden bij het restaurant nog gauw wat eten en dan weer de motor op. We passeren kasteel na kasteel in Marniac, Milandes, Fayrad, Castelnaud, Montford, Fenelon en St. Julien. De Dordogne wordt diverse malen overgestoken. Rond vier uur parkeren we onze motoren in de kelder van het hotel, dan snel naar de kamer, zwembroek aan en direct het zwembad in. Ook vandaag is het weer boven de 30 graden. Het is al laat na middernacht als we met een klein groepje nog aan de bar wat nagenieten samen met Theo. Nog een laatste bodempje schenkt hij voor me in alvorens ik mijn bed weer op zoek. Les Barrages Op maandag kwamen we al een stuwdam tegen, vandaag staan er weer twee op het programma. Theo deelt na het eten altijd namens Geert de routes uit en gisterenavond wist hij ons te vertellen dat er vandaag wat minder smalle weggetjes in de route zouden zitten dan de voorgaande dagen. Nou, dus niet, zou later blijken, het zou weer volop sturen worden. Al vroeg in het begin krijgen we een paar leuke haarspeldbochten in de buurt van Martel. Ik moet nog goed wakker worden, want het loopt niet echt lekker. De bodempjes van de avond ervoor zijn hier de oorzaak van. Maar al snel krijg ik het ritme weer aardig te pakken. We passeren, direct na het dorpje St. Denise, de Pont Maret en het is tijd voor een heuse actiefoto. 20 km verder passeren we kasteel Calstelnau. Op de D673 stoppen we tussen Frayssinhes en Sousceyrac bij een mooi restaurantje. We nemen een flinke pauze en zien de anderen van de groep voorbij komen. De weg richting het station van Lamatine is erg smal en bochtig. Ik moet de Boxer weer even laten gaan, want ik moet stoppen voor een trein. Hoewel het formaat meer weg heeft van een tram, zo klein is hij. Na het plaatsje Sexcles probeer ik wat eten binnen te krijgen, maar het is al bijna half twee en dat is volgens de uitbaatster te laat. Dan maar even verderop een supermarkt binnen lopen, maar ook dan heb ik geen geluk, want deze gaat pas om drie uur open. En route dus maar weer. We volgen een lang stuk de oever van de Dordogne, passeren o.a. de stuwdam bij Chartang en het stadje Argentat. Ook rijden we door het historische stadje Beaulieu. Historisch worden hier bijna alle dorpen en steden genoemd, als je het mij vraagt alles in de naam van het toerisme. Voor mij geld wel een beetje, heb je er één gezien, dan allemaal. Maar ik ben hier dan ook gekomen voor het motorrijden en daar geniet ik met volle teugen van. Het einde van deze dagrit nadert als we nog een flinke klim maken, de Puy d’Issolud op. Het is een doodlopende weg, vol met grind, die heel stijl omhoog gaat. Bovenop aangekomen valt het uitzicht wat tegen, dus we dalen weer snel af. Via Martel rijden we over prachtig asfalt weer terug naar het hotel. Onze interim reisleider Theo heeft een dagje vrij, maar als hij ‘s-avonds laat nog even het terras aandoet kan hij het niet
laten om nog even te melden dat hij het met mij (die gozer uit Kapelle) oneens blijft. Waar we het de avond ervoor over gehad hebben, dat weten we beiden overigens niet meer. Les Pays De laatste dag touren in de Dordogne is aangebroken. Op deze dag gaan we richting het noordwesten. Was het de voorgaande dagen snikhit, vandaag is het bewolkt. Wat temperatuur betreft wat gunstiger, maar in Yssandon vind je bovenop de heuvel een oud Romaans kerkje en vanaf die heuvel heb je een prachtig uitzicht, maar door de bewolking wordt het uitzicht flink belemmerd. In het dorpje Ayen begint het heel even te regenen, net op het moment dat we een restaurantje binnen lopen voor een koffie- en theepauze. Maar de regen zet niet door en al snel pakken we de route weer verder op, die leidt langs Perpezac, St. Robert, Cherveix, la Chapelle, Segur en Pompadour. In Pompadour zien we nog een mooi kasteel en een renbaan . Vlak voor Pompabour vinden we een leuke plek voor de lunch, de anderen van de groep vinden dat ook, want binnen tien minuten staan we allemaal bij elkaar voor het terras met onze motoren. Onze magen krijgen daar een goedkoop, maar prima lunch te verwerken. Af en toe ruiken we een ongenaam geurtje, maar dat kan de pret niet bederven. Wel de schoenen van de ober......die rot honden ook. Voor de drie uit Reusel is het de eerste keer dat men deze week tussen de middag in een restaurant luncht. De voorgaande dagen werd de koffer van de Goldwing in de loop van de ochtend vol geladen, inclusief de koelbox, en werd er tussen de middag gepicknickt. Verderop in de route komen we nog langs een kloostercomlex in Troche en langs Allasac, dat een middeleeuws centrum heeft. Rond vieren zijn we weer in La Truffiere terug. Daar worden ‘s-avonds elkaars plannen besproken inzake de terugreis en wordt er nog wat getoast op een week vol heerlijk stuurwerk en worden nog wat groepsfoto’s gemaakt voor ieders plakboek. De reis huiswaarts Bert Jan, Johan en ik starten zaterdagochtend om 6 uur onze motoren om weer huiswaart te gaan. We willen in 1 dag terug naar Nederland rijden. De reis verloopt lekker snel. We stoppen alleen om te tanken. De tweede stop duurt iets langer om ook even een broodje te nuttigen. In Parijs belanden we in een korte file, maar de Fransen maken daar ruim baan voor de motoren die tussen de file door willen rijden. Slechts één keer moet ik inhouden, maar dat komt dan ook door een Hollander met de instelling “ik in de file, dan jij ook”. Als we Lille naderen moeten we even stoppen omdat het begint te regenen, maar als we de regenbroeken aan hebben is het regenen al weer voorbij. Om iets na half twee tanken we vlak voor Gent en nemen we afscheid. Via Terneuzen en de Westerscheldetunnel beland ik om iets na half drie in Kapelle na 912 km. Frank Böseler fboseler @zeelandnet.nl