ONTWERP Assen, @ Ons kenmerk @ Behandeld door mevrouw Y. Oostelbos (0592) 36 58 78 Onderwerp: Ontwerpbesluit ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) voor de gemeente De Wolden te Zuidwolde
ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR DE GEMEENTE DE WOLDEN TE ZUIDWOLDE
1.
ALGEMEEN
1.1. Onderwerp aanvraag Op 5 juni 2009 hebben wij een aanvraag ontvangen van de gemeente De Wolden voor een vergunning ingevolge de Wm voor het veranderen van de gemeentewerf en het afvaloverlaadstation van de gemeente De Wolden. De veranderingen betreffen het gescheiden inzamelen en opslaan van gasflessen en brandblussers, frituurvet en -olie en de aanpassing van de opslag van wegenzout. Volgens het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (Ivb) milieubeheer, behorende bij de Wm, valt de inrichting onder meer onder de volgende in Bijlage 1 van het Ivb genoemde categorieën: Categorie 6.1: inrichtingen voor het opslaan van dierlijke of plantaardige oliën of vetten Categorie 28.4: inrichtingen voor het opslaan van buiten de inrichting afkomstige ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 35 m3 of meer en van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen Wij zijn op grond hiervan bevoegd gezag. De inrichting ligt aan Industrieweg 5 en Nijverheidsweg 36 te Zuidwolde, kadastraal bekend als gemeente Zuidwolde, sectie C, nummers 7639 en 7783. 1.2. Vergunningensituatie Aan het bedrijf is op 10 april 2006 een Wm-oprichtingsvergunning verleend, kenmerk MB/A2/2005010069. Deze vergunning heeft een geldigheidsduur van tien jaar. De nu aangevraagde veranderingsvergunning expireert, tegelijkertijd met de onderliggende oprichtingsvergunning, op 23 mei 2016. 1.3. Procedure Voor de behandeling van de aanvraag is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Als adviseurs zijn bij de procedure betrokken: − het college van burgemeester en wethouders van De Wolden, Postbus 20, 7920 AA Zuidwolde − de VROM-Inspectie, Regio Noord, Postbus 30020, 9700 RM Groningen − het dagelijks bestuur van het waterschap Reest en Wieden, Postbus 120, 7940 AC Meppel − SenterNovem, Landelijk Meldpunt Afvalstoffen, Postbus 93144, 2509 AV 's-Gravenhage
2
1.4. Activiteitenbesluit Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het "Activiteitenbesluit") (Staatsblad 2007, 415) in werking getreden. Dit geldt ook voor de bijbehorende ministeriële Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (de "Regeling"). Dit Activiteitenbesluit en de bijbehorende Regeling bevatten algemene regels voor een aantal specifieke activiteiten en installaties. Type A- en type B-inrichtingen vallen geheel onder de algemene regels en hebben geen vergunning (meer) nodig. Voor type C-inrichtingen blijft de vergunningplicht bestaan. Voor type C-inrichtingen kunnen echter voor een aantal activiteiten bepalingen gelden van het Activiteitenbesluit (zie artikel 1.4 van het besluit). Dit laatste is voor de onderhavige inrichting het geval. Voor deze inrichting geldt dat moet worden voldaan aan het volgende onderdeel van het Activiteitenbesluit: − paragraaf 3.1.3: lozen van hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening; − afdeling 2.1 (zorgplicht) voor zover dit artikel betrekking heeft op paragraaf 3.1.3. In deze vergunning zijn geen voorschriften opgenomen voor die aspecten waarvoor het Activiteitenbesluit geldt.
2.
BELEIDSOVERWEGINGEN
2.1. Algemeen De onderhavige aanvraag betreft een verandering van een bestaande vergunning. In deze vergunning worden alleen die onderwerpen behandeld die betrekking hebben op de aangevraagde veranderingen. 2.2. Landelijk afvalbeheerplan Op grond van artikel 8.10 van de Wm kan de Wm-vergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip "bescherming van het milieu" is de zorg voor het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 van de Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheerplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10.14 van de Wm). In het bedoelde afvalbeheerplan (het Landelijk afvalbeheerplan 2002-2012, hierna aangeduid als het LAP) is het afvalstoffenbeleid neergelegd. Op grond van de Wm dient het LAP als toetsingskader voor het beslissen op aanvragen om een Wmvergunning voor zover deze betrekking heeft op afvalbeheer. In de oprichtingsvergunning is reeds ingegaan op de doelstellingen en reikwijdte van het LAP voor de toen aangevraagde activiteiten. In deze veranderingsvergunning wordt een uitbreiding van de in te zamelen afvalstromen aangevraagd. Voor zover de van toepassing zijnde sectorplannen reeds in de oprichtingsvergunning besproken zijn, zullen deze hier niet opnieuw worden genoemd. Naast het inzamelen van de afvalstoffen die reeds in de oprichtingsvergunning verleend zijn, wil de gemeente nu ook afgedankte gasflessen (met name campinggasflessen) en brandblussers en frituurvet en -olie inzamelen om de inwoners van de gemeente De Wolden beter te kunnen bedienen. Voor alle afvalstromen (zowel de reeds vergunde als de nu aangevraagde stromen) geldt dat particulieren hun afvalstoffen naar de gemeente kunnen brengen, waar de afvalstoffen naar soort worden gescheiden. Vervolgens worden deze afvalstoffen naar erkende inzamelaars afgevoerd voor verdere verwerking. Binnen de inrichting worden geen afvalstoffen be- of verwerkt. Frituurvet en -olie Voor frituurvet en frituurolie (hierna: frituurvet) is geen specifiek sectorplan opgesteld. Deze categorie van afval kan worden ondergebracht bij Sectorplan 1: Huishoudelijk restafval. Het beleid voor huishoudelijk restafval is gericht op het bevorderen van preventie, afvalscheiding en nuttige toepassing van deelstromen.
3
Met het separaat inzamelen van frituurvet wordt deze afvalstroom geschikt gemaakt voor nuttige toepassing; bijvoorbeeld voor de verwerking in veevoer of als biobrandstof. De minimumstandaard voor het verwerken van huishoudelijk restafval is verwijderen door verbranden, waarbij aan reststoffen minder dan 5% van de ingangshoeveelheid op gewichtsbasis wordt gestort. Door het apart inzamelen van deze afvalstroom hoeft deze niet meer gestort te worden en wordt een bijdrage geleverd aan het bereiken van de landelijke doelstellingen. Ten aanzien van de opslag van frituurvet is een extra voorschrift opgenomen in deze vergunning. Brandblussers en gasflessen Brandblussers en gasflessen kunnen worden geschaard onder Sectorplan 16: Explosieve afvalstoffen en drukhouders. In het beleid ten aanzien van brandblussers en gasflessen in het afvalstadium staan externe en interne veiligheid centraal. Preventie en verwerking zijn ondergeschikt aan de veiligheid. Uit veiligheidsoverwegingen mogen drukhouders slechts in het circuit voor materiaalhergebruik worden gebracht nadat zij zijn geleegd en - als de inhoud een gevaarlijke afvalstof was - zijn gereinigd. De minimumstandaard voor gasflessen in het afvalstadium is nuttige toepassing van gasflessen in de vorm van producthergebruik of materiaalhergebruik. De minimumstandaard voor nog aanwezige gassen in de flessen is verbranding van brandbare en gevaarlijke gassen en aflaten in de atmosfeer van niet-gevaarlijke gassen. Voor brandblussers met een inhoud groter dan 1 kg is nuttige toepassing van de lege blusser in de vorm van materiaalhergebruik. De minimumstandaard van de inhoud van een brandblusser is afhankelijk van het soort blusmiddel en varieert van aflaten, storten tot verbranden. Binnen de inrichting worden de afgedankte drukhouders (dus zowel de gasflessen als de brandblussers) uitsluitend ingenomen, opgeslagen en weer afgevoerd. Er worden geen drukhouders bewerkt of afgeblazen of iets dergelijks. Door de gasflessen en brandblussers binnen het gemeentelijke afvaloverlaadstation apart in te zamelen, en vervolgens af te voeren naar hierin gespecialiseerde bedrijven, wordt een bijdrage geleverd aan het bereiken van de landelijke doelstellingen. 2.3. A&V-beleid en AO/IC In het LAP is aangegeven dat een afvalinzamelbedrijf over een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (A&V-beleid) en een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) dient te beschikken om de risico's op een onjuiste verwerking van afvalstoffen te verminderen. Dit is in de oprichtingsvergunning vertaald in voorschriften (voorschriften 5.6.1 t/m 5.6.6). In de voorschriften bij deze veranderingsvergunning is opgenomen dat de nieuwe stromen eveneens in het acceptatiereglement worden opgenomen en aan de voorschriften 5.6.1 t/m 5.6.6 van de oprichtingsvergunning dienen te voldoen. 2.4. Conclusie Gelet op het vorenstaande zijn wij van mening dat de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met het geldende LAP 2002-2012 en daarmee bijdragen aan een doelmatig beheer van afvalstoffen.
3.
MILIEUASPECTEN
3.1. Algemene inleiding De aangevraagde activiteiten hebben invloed op milieuaspecten. Alleen de milieuaspecten die relevant zijn in het kader van de aangevraagde wijzigingen zijn hierna beschreven.
4
3.2. Bodem Binnen de inrichting wordt wegenzout opgeslagen ten behoeve van gladheidbestrijding binnen de gemeente. Het opslaan van wegenzout kan een bodemrisico met zich meebrengen. In de oprichtingsvergunning zijn diverse bodembeschermende maatregelen en voorzieningen voorgeschreven, waaronder een vloeistofdichte voorziening vóór de zoutloods. Deze vloeistofdichte voorziening vóór de opslagloods is nog niet gerealiseerd. Wel ligt er een vloeistofkerende verharding. De vergunninghouder is van mening dat gezien de activiteiten en werkwijze een vloeistofdichte voorziening op deze plaats niet nodig is. Het zout wordt onder een overkapping geladen en gelost. Tijdens de laad- en losactiviteiten kan zout op de verharding buiten de overkapping terechtkomen. Dit zout wordt direct aansluitend aan de werkzaamheden opgeruimd. Het opslaan van wegenzout is een activiteit die valt onder artikel 3.2 van de Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB) (overslag stortgoed) met een basisemissiescore van 4. Door visueel toezicht en incidentenmanagement (faciliteiten en personeel) kan worden volstaan met een vloeistofkerende voorziening om tot een eindemissiescore 1 te komen. Gezien de hygroscopische eigenschappen van wegenzout is een aaneengesloten verharding vereist. De voorschriften zullen door middel van deze veranderingsvergunning worden gewijzigd. 3.3. Geluid De dagelijkse geluidsuitstraling die vanuit de inrichting optreedt, wordt vooral veroorzaakt door het interne transport. Dit ten behoeve van het overslagstation voor grof huishoudelijk afval en een depot voor gevaarlijke afvalstoffen alsmede voor de activiteiten van de gemeentewerf en zoutopslag. In de vigerende vergunning, d.d. 10 april 2006, zijn daarvoor ook geluidsvoorschriften opgenomen. Uit de aanvraag blijkt dat de veranderingen geen gevolg zullen hebben voor de geluidsuitstraling van de inrichting. Wij zijn daarom van mening dat de gevraagde activiteiten zowel met betrekking tot het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als met betrekking tot de maximale geluidsniveaus binnen de aan de inrichtinghoudster verleende geluidsruimte plaats kunnen vinden. Er zijn daarom geen aanvullende geluidsvoorschriften opgenomen in deze veranderingsvergunning. De geluidsvoorschriften uit de vigerende vergunning van 10 april 2006, kenmerk MB A2/2005010069, gelden voor de gehele inrichting, inclusief deze verandering.
4.
EINDCONCLUSIE
4.1. Eindconclusie Gelet op vorenstaande overwegingen bestaat er voor ons geen aanleiding de gevraagde vergunning in het belang van de bescherming van het milieu te weigeren. Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden die bescherming bieden tegen de nadelige gevolgen voor het milieu.
5.
ADVIEZEN EN ZIENSWIJZEN
5.1. Ingekomen adviezen Naar aanleiding van de aanvraag zijn geen adviezen binnengekomen. 5.2. Tervisielegging Om te voldoen aan hoofdstuk 13 van de Wm en Afdeling 3.4 van de Awb wordt de aanvraag, met de bijbehorende stukken en het ontwerpbesluit, zes weken ter inzage gelegd bij de gemeente De Wolden en bij de provincie Drenthe. De kennisgeving is gepubliceerd in het huis-aan-huisblad de MWWcombinatie.
5
5.3. Zienswijzen Binnen zes weken na de dag waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, kan eenieder daartegen bij het bestuursorgaan een schriftelijke zienswijze inbrengen. De persoonlijke gegevens van degene die een schriftelijke zienswijze heeft ingebracht worden indien hij of zij daarom verzoekt, niet bekendgemaakt. Beslissing Gedeputeerde staten van Drenthe; gelet op het voorgaande en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, waaronder artikel 8.16 van de Wet milieubeheer;
BESLUITEN:
I.
de door de gemeente De Wolden aangevraagde veranderingsvergunning te verlenen voor haar inrichting gelegen aan Industrieweg 5 en Nijverheidsweg 36 te Zuidwolde;
II.
deze vergunning te verlenen voor beperkte duur, tot 23 mei 2016;
III.
voorschriften 4.1.1 van de vigerende oprichtingsvergunning d.d. 10 april 2006, kenmerk MB/A2/2005010069, in te trekken en voorschrift 5.1.2 aan te vullen;
IV.
aan deze Wm-vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden zoals die in de bijbehorende bijlage zijn opgenomen;
IV.
dat de aanvraag deel uitmaakt van de milieuvergunning.
Gedeputeerde staten voornoemd, namens deze,
P.J. van Eijk, manager Duurzame Ontwikkeling Bijlage(n): tkl/coll. G:\Sec\Secretariaat DO\Ontwerpen (brieven, enz.)\ob-do-Industrie-Nijverheidsweg De Wolden.doc
Het origineel van dit ontwerpbesluit is verzonden aan de gemeente De Wolden, t.a.v. de heer H. Dolfing, Postbus 20, 7920 AA Zuidwolde. Een afschrift van dit ontwerpbesluit te zenden aan: het college van burgemeester en wethouders van De Wolden, Postbus 20, 7920 AA Zuidwolde de VROM-Inspectie, Regio Noord, Postbus 30020, 9700 RM Groningen het dagelijks bestuur van het waterschap Reest en Wieden, Postbus 120, 7940 AC Meppel SenterNovem, Landelijk Meldpunt Afvalstoffen, Postbus 93144, 2509 AV 's-Gravenhage
6
VOORSCHRIFTEN behorende bij het ontwerpbesluit betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting Gemeente De Wolden, Industrieweg 5 en Nijverheidsweg 36 te Zuidwolde.
7
INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMEEN 9 1.1 Voorschriften uit de oprichtingsvergunning d.d. 10 april 2006 met kenmerk MB/A2/2005010069 9 2 2.1 2.2 2.3 2.4
AFVALSTOFFEN Algemeen Opslag van frituurvet en frituurolie Opslag van brandblussers en gasflessen Acceptatie
3 3.1
Bodembescherming Voorzieningen
BIJLAGE 1 :
BEGRIPPEN
9 9 9 9 9 10 10 11
9
1.
ALGEMEEN
1.1
Voorschriften uit de oprichtingsvergunning d.d. 10 april 2006 met kenmerk MB/A2/2005010069
1.1.1
Voorschrift 4.1.1 van de oprichtingsvergunning d.d. 10 april 2006 vervalt.
1.1.2
De volgende voorschriften van de oprichtingsvergunning d.d. 10 april 2006 zijn eveneens van toepassing op de aangevraagde veranderingen: • hoofdstuk 1 • hoofdstuk 2 • hoofdstuk 3 • paragraaf 4.3 • voorschriften 5.1.1 • 5.1.3 t/m 5.1.5 • paragraaf 5.6 • voorschrift 8.5.3
2
AFVALSTOFFEN
2.1
Algemeen
2.1.1
In aanvulling op voorschrift 5.1.2 van de oprichtingsvergunning d.d. 10 april 2006, mogen binnen de inrichting tevens de volgende afvalstoffen worden op- en overgeslagen: * frituurvet en frituurolie (euralcode 20.01.25) * drukhouders (gasflessen en brandblussers) (euralcode 15.01.11)
2.2
Opslag van frituurvet en frituurolie
2.2.1
Frituurvet en -olie moet worden opgeslagen in goed afgesloten, deugdelijke verpakking welke is geplaatst op een vloeistofdichte vloer of in een vloeistofdichte lekbak. Gemorste stoffen moeten direct worden opgeruimd.
2.3
Opslag van brandblussers en gasflessen
2.3.1
(Lege) drukhouders met uitzondering van spuitbussen moeten worden opgeslagen conform de voorschriften 3.2.2, 3.7, 5.15.1, 3.16, 3.21.1 en hoofdstuk 6 van de PGS 15, met uitzondering van de voorschriften 6.2.3, 6.2.7 en 6.2.9.
10
3
BODEMBESCHERMING
3.1
Voorzieningen
3.1.1
De navolgende activiteiten dienen boven een vloeistofdichte voorzieningen plaats te vinden: • het wassen van auto’s • het opslaan van zout • de opslag van gevaarlijke afvalstoffen in het KCA/KGA depot
3.1.2
Vóór de zoutloods, dient een aaneengesloten vloeistofkerende verharding aanwezig te zijn. Deze verharding moet van een dusdanige afmeting zijn dat zich tijdens het laden en lossen géén zout buiten deze verharding kan verspreiden.
BIJLAGE 1 :
BEGRIPPEN
BODEMBESCHERMENDE MAATREGEL: Handeling in de vorm van controle of onderhoud van een voorziening of proces, om de kans op emissies of immissies te reduceren. EMBALLAGE: Verpakkingsmateriaal, zoals glazen en kunststof flessen, blikken en kunststof cans, metalen en kunststof vaten of fiberdrums, papieren en kunststof zakken, houten kisten, big-bags en intermediate bulkcontainers (IBC's). PGS 15 Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15: Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. Richtlijn voor brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid.