ONTWERP Assen, @ Ons kenmerk @ Behandeld door mevrouw S. Stoetman (0592) 36 58 78 Onderwerp: Ontwerpbesluit ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) voor H. Smit v.o.f. Schroot- en Metaalhandel te Borger
ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR H. SMIT V.O.F. SCHROOT- EN METAALHANDEL TE BORGER
1.
ALGEMEEN
1.1. Onderwerp aanvraag Op 12 oktober 2009 hebben wij een verzoek ontvangen van H. Smit v.o.f. Schroot- en Metaalhandel te Borger (hierna: aanvrager) om een wijziging van de voorschriften van de oprichtingsvergunning op grond van de Wm, kenmerk DO/2008004647, d.d. 10 april 2008, ingevolge artikel 8.24, eerste lid, van de Wm. Het betreft een inrichting voor het op- en overslaan, het bewerken en verhandelen van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen. De activiteiten van de inrichting bestaan uit het: opslaan, sorteren en verkleinen van ferro- en non-ferrometalen, schroot, bouw- en sloopafval; demonteren van afgetapte (landbouw)machines, cv-ketels en metaalbevattende apparaten; opslaan en laden van accu’s. Volgens het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb), behorende bij de Wm, valt de inrichting onder categorie 28.4, sub a, zesde lid, en categorie 28.4, sub c, eerste lid, uit het Ivb. Wij zijn op grond hiervan bevoegd gezag. Beschrijving van het ingediende verzoek tot wijziging De aanvrager verzoekt een drietal voorschriften van de vigerende vergunning inzake vloeistofdichte voorzieningen te wijzigen. Het gaat hierbij om voorschriften 2.7.2, 3.1.1 en 5.2.1. Het verzoek houdt in dat de vloer van de loodsen en de verharding van het buitenterrein ter plaatse van het toegangshek en de weegbrug (zoals aangegeven op de plattegrondtekening) niet als vloeistofdicht maar als vloeistofkerend worden aangeduid. Ambtshalve wijziging Ingevolge artikel 8.2 van de Wm en categorie 28.4, a4° en d, van het Ivb zijn wij het bevoegd gezag voor het verlenen van een vergunning. Op grond van artikel 8.23, eerste lid, van de Wm hebben wij de bevoegdheid om de beperkingen waaronder een vergunning is verleend dan wel de voorschriften die daaraan zijn verbonden te wijzigen, aan te vullen of in te trekken dan wel alsnog beperkingen aan te brengen of voorschriften aan de vergunning te verbinden. In verband met het feit dat per 1 oktober 2008 de CUR/PBV-verklaring (een document van Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving in het kader van het Plan Bodembeschermende voorzieningen) voor vloeistofdichte vloeren is komen te vervallen, zien wij aanleiding de vergunning van H. Smit v.o.f. Schroot- en Metaalhandel ambtshalve te wijzigen.
2
1.2. Locatie bedrijf De inrichting bevindt zich aan Westdorperstraat 12 te Borger, kadastraal bekend gemeente Borger-Odoorn, sectie L, nummer 144. 1.3. Vergunningsituatie De volgende vergunning en/of melding is eerder aan het bedrijf verleend: een oprichtingsvergunning d.d. 10 april 2008, kenmerk DO/2008004647. 1.4.
Coördinatie Wm-vergunning en vergunning ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) De aangevraagde wijziging heeft geen gevolgen voor de lozingssituatie. Er is geen nieuwe Wvo-vergunning nodig. Coördinatie van de Wm-vergunning met de Wvo-vergunning is in dit geval dus niet aan de orde. 1.5. Procedure Voor de behandeling van de aanvraag is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Als adviseurs zijn bij de procedure betrokken: het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa's de VROM-Inspectie, Regio Noord, te Groningen
2.
INHOUDELIJKE BEOORDELING
2.1. Toetsingskader Bij de beslissing op onderhavige aanvraag hebben wij, gelet op de gevolgen die een inrichting voor het milieu kan veroorzaken, het aspect bodem betrokken. Daarnaast zijn de artikelen 8.6 tot en met 8.17 van de Wm bij het opstellen van deze beschikking in acht genomen. Op grond van artikel 8.11, derde lid, van de Wm worden aan de vergunning voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zo veel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Best beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. 2.2.
Wijziging voorschriften
Het kader voor de bescherming van de bodem Het (nationale) preventieve bodembeschermingsbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) bedrijfsmatige activiteiten. Het Ministerie van VROM heeft de NRB in overleg met vergunningverleners, onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven opgesteld. Deze richtlijn is ontwikkeld om vergunningvoorschriften te uniformeren en harmoniseren. Met de NRB kunnen (voorgenomen) bodembeschermende maatregelen en voorzieningen binnen inrichtingen worden beoordeeld en kan de besluitvorming met betrekking tot een optimale bodembeschermingstrategie worden gestuurd. De NRB beperkt zich tot de normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten.
3
Wijziging op verzoek van vergunninghouder Binnen de inrichting vinden diverse potentieel bodembedreigende activiteiten plaats. Om het verwaarloosbare bodemrisico te realiseren, zijn aan de vigerende vergunning onder andere voorschriften verbonden waarin ter plaatse van potentieel bodembedreigende activiteiten vloeistofdichte voorzieningen zijn voorgeschreven. Op de plattegrondtekening behorende bij de oprichtingsvergunning is de vloer van de bestaande en te bouwen loods en een gedeelte van het buitenterrein aangemerkt als vloeistofdicht. In de aanvraag behorende bij de oprichtingsvergunning is aangegeven dat in de loods de opslag van non-ferrometalen (koper en lood) in containers, de opslag en het laden van accu's en het demonteren van metaalhoudende apparaten plaatsvinden. De aanvrager verzoekt een aantal voorschriften te wijzigen, zodat de vloer van de loodsen en de vloer van het buitenterrein ter plaatse van het toegangshek en de weegbrug als vloeistofkerend in plaats van vloeistofdicht aangeduid kunnen worden. Voorschrift 2.7.2 van de oprichtingsvergunning luidt als volgt: Het sorteren van afvalstoffen, het demonteren van metaalhoudende apparaten en het aftappen van vloeistoffen moet plaatsvinden boven een vloeistofdichte voorziening. De aanvrager verzoekt in dit voorschrift op te nemen dat alleen het sorteren van bodembedreigende afvalstoffen, het demonteren van apparaten die bodembedreigende (vloei)stoffen bevatten en het aftappen van vloeistoffen moeten plaatsvinden boven een vloeistofdichte voorziening. Voorschrift 3.1.1 Het laden van accu's moet geschieden boven een vloeistofdichte vloer. De aanvrager geeft aan dat het laden van accu's in een vloeistofdichte accubak plaatsvindt en verzoekt in dit voorschrift in plaats van een vloeistofdichte vloer een vloeistofdichte voorziening op te nemen. Voorschrift 5.2.1 De vloer van de loodsen en het gedeelte van het buitenterrein dat in de aanvraag als vloeistofdicht is aangemerkt, moet zijn uitgevoerd als een vloeistofdichte opvangvoorziening. De aanvrager geeft aan dat metaalhoudende apparaten die in de loods gedemonteerd en gesorteerd worden, geen bodembedreigende (vloei)stoffen bevatten. De opslag en het laden van accu's vinden plaats in een vloeistofdichte accubak. De opslag van non-ferrometalen (koper en lood) in de loods vindt plaats in containers. Op het gedeelte van het buitenterrein dat slechts als een rijgedeelte wordt gebruikt en ter plaatse van de weegbrug vinden geen potentieel bodembedreigende activiteiten plaats. De aanvrager verzoekt in dit voorschrift op te nemen dat alleen de vloer van het buitenterrein waar bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, vloeistofdicht moet worden uitgevoerd. Conclusie De wijzigingen in de vergunning zijn niet in strijd met de NRB en zullen niet leiden tot extra nadelige gevolgen voor het milieu. Wij geven door middel van dit besluit gehoor aan het verzoek van de aanvrager om de voorschriften 2.7.2, 3.1.1 en 5.2.1 te wijzigen. Ambtshalve wijziging In de vigerende vergunning is een aantal voorschriften opgenomen waarvoor een PBV-verklaring (Plan Bodembeschermende Voorzieningen) moet worden verkregen. Inmiddels is per 1 oktober 2008 de PBV-verklaring voor vloeistofdichte vloeren komen te vervallen. Vanaf die datum volstaat het
4
inspectierapport om aan te tonen dat een vloer op vloeistofdichtheid is onderzocht. In het rapport wordt in plaats van de PBV-verklaring een "Verklaring vloeistofdichte voorziening" opgenomen. Met een wijzigingsbesluit is de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer aangepast. Het inspectierapport is alleen van toepassing op vloeren die niet onder certificaat zijn aangelegd als vloeistofdicht. Voor onder certificaat aangelegde vloeistofdichte vloeren geldt het Bewijs aanleg onder certificaat (BAOC) als rapport dat de vloer vloeistofdicht is aangelegd. Deze is net als een Verklaring vloeistofdichte voorziening voor een duur van maximaal zes jaar geldig. Tegelijk met deze wijziging draagt het PBV het beheer over de richtlijnen voor ontwerp, aanleg en inspectie van vloeistofdichte vloeren over aan SIKB. Er is een nieuw college voor bodembescherming ingesteld dat de richtlijnen gaat beheren. Tekst en informatie over de richtlijnen vindt u op de website van SIKB (www.SIKB.nl). De voorschriften 5.2.2, 5.2.3 en 5.3.3 van de vigerende vergunning zullen ambtshalve worden ingetrokken en nieuwe voorschriften worden aan de vergunning verbonden.
3.
BEKENDMAKING ONTWERPBESLUIT
3.1. Ingekomen adviezen Naar aanleiding van de aanvraag zijn binnen de door de wet gestelde termijn geen adviezen binnengekomen. 3.2. Tervisielegging Om te voldoen aan hoofdstuk 13 van de Wm en afdeling 3.4 van de Awb liggen de aanvraag met de bijbehorende stukken en het ontwerpbesluit zes weken ter inzage bij de gemeente Borger-Odoorn en bij de provincie Drenthe. De kennisgeving is gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Kanaalstreek/Ter Apeler Courant. 3.3. Zienswijze Binnen zes weken na de dag waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, kan eenieder daartegen bij het bestuursorgaan een schriftelijke zienswijze inbrengen. De persoonlijke gegevens van degene die een schriftelijke zienswijze heeft ingebracht, worden, indien hij daarom verzoekt, niet bekendgemaakt.
4.
CONCLUSIE
Op grond van vorenstaande overwegingen passen wij de voorschriften van de vigerende vergunning aan. De aan het besluit van 10 april 2008, kenmerk DO/2008004647, overige verbonden voorschriften blijven onverminderd van kracht.
5
Beslissing Gedeputeerde staten van Drenthe; gelet op het voorgaande en de ter zake geldende wettelijke bepalingen;
BESLUITEN:
I.
aan H. Smit v.o.f. Schroot- en Metaalhandel de gevraagde vergunning inzake de Wet milieubeheer (Wm) als bedoeld in artikel 8.24, eerste lid, van de Wm, te verlenen voor de inrichting gelegen aan Westdorperstraat 12 te Borger;
II.
aan deze vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden zoals die in de bijbehorende bijlage zijn opgenomen.
Hoogachtend, gedeputeerde staten van Drenthe, namens deze,
P.J. van Eijk, manager Duurzame Ontwikkeling Bijlage(n): tkl/coll. G:\Sec\Secretariaat DO\Ontwerpen (brieven, enz.)\ob-do-H. Smit Borger.doc
Het origineel van dit ontwerpbesluit is verzonden aan H. Smit v.o.f. Schroot- en Metaalhandel, t.a.v. de heer E. Boerma, Westdorperstraat 12, 9531 TA Borger. Afschrift aan: - het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn, Postbus 3, 7875 ZG Exloo - het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa's, Postbus 195, 9640 AD Veendam - de VROM-Inspectie, Regio Noord, Postbus 30020, 9700 RM Groningen - SenterNovem Den Haag, Landelijk Meldpunt Afvalstoffen, Postbus 93144, 2509 AV 's-Gravenhage - het BMD Advies Noord Nederland, Postbus 170, 9350 AD Leek