ONTWERP Assen, @ Ons kenmerk @ Behandeld door mevrouw S. Stoetman (0592) 36 58 78 Onderwerp: Ontwerpbesluit ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) voor NV Area Reiniging te Hoogeveen
ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER VOOR NV AREA REINIGING TE HOOGEVEEN
1.
ALGEMEEN
1.1 Beschrijving van de aanvraag Op 15 april 2009 hebben wij een aanvraag ontvangen van NV Area Reiniging (hierna: Area) voor het veranderen van een inrichting of het veranderen van de werking daarvan als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wm. Het betreft een inrichting voor het op- en overslaan van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen. Met de aangevraagde vergunning wordt aangesloten bij de periode waarvoor op 26 januari 2004 vergunning (revisievergunning) op grond van de Wm is verleend, te weten tot 26 januari 2014. 1.2 Verandering van de inrichting (artikel 8.1, eerste lid, van de Wm) De aanvraag heeft betrekking op het accepteren en opslaan van afgedankte drukhouders, afkomstig van particulieren. 1.3 Bevoegd gezag Volgens het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb), behorende bij de Wm, valt de inrichting onder meer onder de categorie 28.4, sub a. 5, uit het Ivb. Wij zijn op grond hiervan bevoegd gezag. 1.4 Locatie van de inrichting De inrichting is gelegen aan De Vos van Steenwijklaan 75 te Hoogeveen, kadastraal bekend als gemeente Hoogeveen, sectie B, nummers 4019, 4020, 4021 en 4109 en sectie O, nummer 7978. 1.5 Vergunningensituatie De volgende vergunningen en/of meldingen zijn eerder aan het bedrijf verleend: revisievergunning Wm d.d. 26 januari 2004 voor het op- en overslaan van buiten de inrichting afkomstige (gevaarlijke) afvalstoffen. 1.6 Procedure Voor de behandeling van de aanvraag is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
2
De aanvraag is door ons op 23 april 2009 doorgestuurd naar de wettelijke adviseurs, te weten: het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen de VROM-Inspectie, Regio Noord te Groningen het dagelijks bestuur van het waterschap Reest en Wieden
2.
BELEIDSOVERWEGINGEN
2.1 Algemeen toetsingskader Bij vergunningverlening in het kader van de Wm wegen wij zoveel mogelijk de verschillende milieugevolgen tegen elkaar af (integrale afweging). Dit doen wij om een zo hoog mogelijk milieurendement te krijgen. In dit geval is alleen het aspect externe veiligheid relevant. Verder houden wij rekening met de geldende milieubeleidsplannen en andere beleidskaders. Ook houden wij rekening met de voor de aangevraagde activiteiten geldende richtlijnen. 2.2 Best beschikbare technieken (BBT) Ingevolge artikel 8.11, derde lid, van de Wm dienen in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning voorschriften te worden verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende BBT worden toegepast. Overeenkomstig artikel 8.11, vierde lid, van de Wm juncto artikel 5a.1 van het Ivb dienen wij bij de bepaling van BBT rekening te houden met de Regeling aanwijzing BBT-documenten. In tabel 2 van de bijlage van de regeling worden Nederlandse informatiedocumenten opgenoemd die kunnen worden aangemerkt als een adequate en actuele invulling van BBT en die ingevolge de regeling door het bevoegd gezag bij het bepalen van BBT zullen moeten worden toegepast. Het betreft zowel documenten die op alle inrichtingen van toepassing zijn alsook documenten die slechts op specifieke inrichtingen van toepassing zijn. Bij de bepaling van BBT hebben wij ingevolge de regeling rekening gehouden met de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) 15: Opslag van verpakte gevaarlijke afvalstoffen. 2.3 Landelijk afvalbeheerplan (LAP) Op grond van artikel 8.10 van de Wm kan de Wm-vergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip "bescherming van het milieu" is de zorg voor het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 van de Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheerplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10.14 van de Wm). De looptijd van het LAP 1 is op 3 maart 2009 verstreken. In afwachting van een nieuw LAP 2 dienen wij daarom rechtstreeks te toetsen aan de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm. Voor de invulling van deze toets aan deze artikelen maken wij gebruik van het LAP 1. De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de voorkeursvolgorde voor afvalbeheer zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en die samen te vatten is als: het stimuleren van preventie van afvalstoffen; het stimuleren van hergebruik/nuttige toepassing van afvalstoffen door het promoten van afvalscheiding aan de bron en nascheiding van afvalstromen;
3
-
-
door afvalscheiding worden producthergebruik en materiaalhergebruik (nuttige toepassing) mogelijk en wordt de hoeveelheid afvalstoffen die moet worden gestort of in een afvalverbrandingsinstallatie (AVI) moet worden verbrand beperkt; het optimaal benutten van de energie-inhoud van afval dat niet kan worden hergebruikt (nuttig toepassen als brandstof).
Een belangrijk aspect voor het bewerken van afvalstoffen is de minimumstandaard. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de desbetreffende afvalstoffen waarvoor nog vergunning verleend mag worden. Wanneer de minimumstandaard bestaat uit meerdere be- en verwerkingshandelingen bij meerdere inrichtingen, kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een vergunning worden verleend als door middel van sturingsvoorschriften in de vergunning verzekerd is dat de desbetreffende afvalstof alle noodzakelijke be- of verwerkingshandelingen doorloopt die tot de minimumstandaard behoren. Op de in de aanvraag genoemde afvalstroom is het sectorplan 16, Explosieve afvalstoffen en drukhouders van het LAP, van toepassing. 2.4
Toetsing van aangevraagde activiteiten
Sectorplan 16, Explosieve afvalstoffen en drukhouders In dit sectorplan is het beleid uitgewerkt voor ontplofbare stoffen en ontplofbare voorwerpen in het afvalstadium, waaronder drukhouders, waarbij een ontploffing kan ontstaan door een mechanisch/ fysisch proces. Het betreft: LPG-tanks, gasflessen, brandblussers en overige drukhouders. Bij inzameling, opslaan en be- en verwerking van zowel explosieve afvalstoffen als drukhouders in het afvalstadium is specifieke deskundigheid vereist om ongevallen te vermijden. De minimumstandaard voor gasflessen in het afvalstadium is nuttige toepassing van gasflessen, zo mogelijk (eventueel na reparatie en herkeuring) in de vorm van productgebruik en anders in de vorm van materiaalgebruik, met uitzondering van acetyleenflessen. De minimumstandaard voor brandblussers met een inhoud kleiner dan 1 kg is verwijderen door verbranden. Voor brandblussers met een inhoud groter dan 1 kg is de minimumstandaard nuttige toepassing van de lege brandblusser in de vorm van materiaalgebruik. Binnen de inrichting worden afgedankte drukhouders, zoals gasflessen en brandblussers, opgeslagen in een aparte opslagvoorziening op het buitenterrein en vervolgens afgevoerd naar een erkende verwerker. Deze werkwijze is in overeenstemming met het LAP.
3.
MILIEUASPECTEN
3.1 Algemene inleiding De aangevraagde activiteiten hebben invloed op milieuaspecten. Alleen de milieuaspecten die relevant zijn, zijn hierna beschreven. 3.2 Externe veiligheid Het externeveiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risico's en het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving. Het betreft risico's die verbonden zijn aan de productie, de opslag, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. De definitie van risico in dit kader is de combinatie van de kans en het effect (bijvoorbeeld een ongeval met dodelijke afloop), veroorzaakt door het vrijkomen van gevaarlijke stoffen.
4
Opslag van drukhouders Binnen de inrichting worden afgedankte drukhouders (gasflessen en brandblussers) opgeslagen. Deze drukhouders kunnen bij brand risico's opleveren voor de omgeving. In de aanvraag wordt wat betreft de opslag van drukhouders aangesloten bij de PGS 15: Richtlijn opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. De PGS 15 is sinds 28 juni 2005 van kracht en vervangt onder andere de richtlijn CPR 15-1. De PGS 15 heeft betrekking op de opslag van meer dan 115 l hervulbare verpakkingen van klasse 2 van het ADR. Hoofdstuk 6 van de PGS 15 gaat specifiek over de opslag van gasflessen. De van toepassing zijnde voorschriften uit de PGS 15 zijn vastgelegd in de voorschriften.
4.
BEKENDMAKING ONTWERPBESLUIT
4.1 Ingekomen adviezen Naar aanleiding van de aanvraag zijn binnen de door de wet gestelde termijnen geen adviezen binnengekomen. 4.2 Tervisielegging Om te voldoen aan Hoofdstuk 13 van de Wm en Afdeling 3.4 van de Awb ligt de aanvraag, met de bijbehorende stukken en het ontwerpbesluit, zes weken ter inzage bij de gemeente Hoogeveen en bij de provincie Drenthe. De kennisgeving is gepubliceerd in het huis-aan-huisblad de Hoogeveensche Courant. 4.3 Zienswijze Binnen zes weken na de dag waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, kan eenieder daartegen bij het bestuursorgaan een schriftelijke zienswijze inbrengen. De persoonlijke gegevens van degene die een zienswijze heeft ingebracht, worden, indien hij daarom verzoekt, niet bekendgemaakt.
5.
CONCLUSIE
Op grond van vorenstaande overwegingen kunnen wij de gevraagde vergunning verlenen. Ter bescherming van het milieu verbinden wij voorschriften aan deze vergunning. Beslissing Gedeputeerde staten van Drenthe; gelet op het voorgaande en de ter zake geldende wettelijke bepalingen:
BESLUITEN:
I.
de door NV Area Reiniging aangevraagde veranderingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer (Wm) voor de inrichting gelegen aan De Vos van Steenwijklaan 75 te Hoogeveen te verlenen tot 26 januari 2014;
II.
dat de bij dit besluit behorende gewaarmerkte aanvraag deel uitmaakt van dit besluit;
5
III.
aan deze Wm-vergunning de voorschriften en beperkingen te verbinden zoals die in bijbehorende bijlage zijn opgenomen.
Gedeputeerde staten voornoemd, namens deze,
P.J. van Eijk, manager Duurzame Ontwikkeling Bijlage(n): tkl/coll. G:\Sec\Secretariaat DO\Ontwerpen (brieven, enz.)\ob-do-Area Hgv.doc
Het origineel van dit besluit is verzonden aan NV Area Reiniging, t.a.v. mevrouw M. Schoemakers, Postbus 2297, 7801 CG Emmen. Een afschrift van dit besluit is verzonden aan: het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen, Postbus 20000, 7900 PA Hoogeveen de VROM-Inspectie, Regio Noord, Postbus 30020, 9700 RM Groningen het dagelijks bestuur van het waterschap Reest en Wieden, Postbus 120, 7940 AC Meppel SenterNovem Den Haag, Landelijk Meldpunt Afvalstoffen, Postbus 93144, 2509 AV 's-Gravenhage