!" # $""" %&'(( )"!*++,#"./ 0)"!*++,#".+
Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing Project: De Blankaart Initiatiefnemers: Vlaamse Landmaatschappij (Velodroomstraat 28, 8200 Brugge / Guldenvlieslaan 72, 1060 Brussel) Agentschap voor Natuur en Bos (Koning Albert II-laan 20/8, 1000 Brussel) Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water (Koning Albert II-laan 20/16, 1000 Brussel)
30 november 2007 OHPR0167
1 Projectbeschrijving en mer-procedure De ontheffingsaanvraag betreft een natuurinrichtingsproject in de Blankaart. Het projectgebied is 927 ha groot en is gelegen in de gemeenten Houthulst en Diksmuide. De uitvoering van het natuurinrichtingsproject kadert in het raamakkoord inzake waterbeheer in het Blankaartbekken. Daarnaast bevat het project maatregelen noodzakelijk voor de instandhouding van het Blankaartgebied gelegen binnen het Europees Vogelrichtlijngebied ‘IJzervallei’. De kerndoelstellingen (zoals vermeld in het ontheffingsdocument onder § 1.4) zijn: het behoud en ontwikkeling van de internationaal belangrijke natuurwaarden in het projectgebied; het garanderen van de veiligheid van de bewoners en vermijden van schade aan bebouwing door wateroverlast; het zoveel mogelijk vermijden van de impact van de peilverhoging op naburige percelen. Het ontheffingdossier is opgesteld in toepassing van artikel 4.3.3 §3 1° van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project is onderworpen aan de mer-plicht volgens Bijlage II, rubriek 1c m.n. ‘Waterbeheersingsprojecten op onbevaarbare waterlopen zoals de aanleg van overstromingsgebieden, wachtbekkens of van nieuwe waterlopen die gelegen zijn in of een aanzienlijke invloed kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied, met uitzondering van instandhoudings-, herstel- of onderhoudswerken’. Tevens valt het project onder Bijlage II, rubriek 1d: ‘ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voor zover de oppervlakte 3 ha of meer bedraagt…’ De initiatiefnemers zijn de Vlaamse Landmaatschappij, het Agentschap voor Natuur en Bos, de Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Water. Het contactadres is de Vlaamse Landmaatschappij, Velodroomstraat 28, 8200 Brugge. De ontheffingsaanvraag is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur en Energiebeleid ontvangen op 29 augustus 2007. Op vraag van de Dienst Mer werd, gezien de aard en de ligging van het project, advies gevraagd aan het college van Burgemeester en Schepenen van de stad Diksmuide en van gemeente Houthulst, het Agentschap R-O Vlaanderen meer bepaald R-O West-Vlaanderen, cel Onroerend Erfgoed en cel Ruimtelijke Ordening en het Departement Landbouw en Visserij - Duurzame Landbouwontwikkeling West-Vlaanderen. Het college van Burgemeester en Schepenen van de stad Diksmuide (ontvangen op 24/10/2007; contactpersoon Martin Deruytter) en Duurzame Landbouwontwikkeling West-Vlaanderen (ontvangen op 6/11/2007; contactpersoon Bart Debussche) adviseren de ontheffing gunstig. Het advies van het Agentschap R-O (ontvangen op 12/11/2007; contactpersoon Marika Strobbe) is eerder genuanceerd bij gebrek aan informatie in de nota. De gemaakte opmerkingen in deze adviezen zijn verwerkt verder in dit verslag. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek en het college van Burgemeester en Schepenen van Houthulst hebben niet gereageerd. Het Agentschap R-O Vlaanderen – R-O West-Vlaanderen stuurde het document door naar de afdeling Stedenbouwkundig Beleid, Regiosecretariaat West-Vlaanderen (Brussel) omwille van een samenwerkingsprotocol, maar de dienst Mer heeft van deze entiteit geen advies ontvangen.
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0167
2/6
2 Beschrijving ontheffingsaanvraag De ontheffingsaanvraag is naar presentatie een verzorgd document en bevat duidelijke cartografische informatie. Het ontheffingsdocument bevat een heldere bespreking van de geplande maatregelen in het natuurinrichtingsproject. Deze maatregelen worden in 3 fasen uitgevoerd en een onderscheid wordt gemaakt tussen infrastructuur – en kavelwerken / waterhuishoudingswerken / grondwerken / aanpassing van de wegen en wegenpatroon / uitbouw van natuureducatieve voorzieningen. Het merendeel van deze ingrepen kunnen reeds exact gelokaliseerd worden. Voor echter een aantal maatregelen is de realisatie afhankelijk van verwerving of overeenkomsten of dient de locatie nog bepaald te worden in een latere fase. Tevens worden in het document de nodige maatregelen opgelijst die uitgevoerd dienen te worden door andere administraties. Een ervan handelt over de aanleg van een waterkering. Voor deze ingreep werd reeds een MER opgemaakt dat op 29 juni 2004 conform werd verklaard. Het juridisch en beleidsmatig kader wordt besproken in deel 2. Wat de gewestplanbestemmingen betreft blijkt dat er momenteel een RUP in opmaak is dat het grootste deel van het projectgebied als hoofdfunctie natuur vastlegt. Een kleiner deel zou ingekleurd worden als verwevingsgebied. In het ontheffingsdocument ontbreekt echter een bespreking van de stand van zaken van dit RUP-proces. Na contact met de initiatiefnemer blijkt dat de plenaire vergadering van dit RUP georganiseerd werd op 19 oktober 2007. Uit de bespreking van het juridische kader blijkt dat het projectgebied gelegen is in het Vogelrichtlijngebied ‘IJzervallei’ en in het erkend RAMSAR gebied ‘de Blankaart en de IJzerbroeken’. Delen van het projectgebied zijn aangeduid als GEN, GENO en erkend natuurreservaat (‘De IJzerbroeken’ en ‘De Blankaart’). Binnen het projectgebied bevindt zich tevens een beschermd monument, namelijk Fort De Knocke. De effectbespreking per discipline wordt behandeld in deel 3 van het ontheffingsdocument. De mogelijke effecten worden per ingreep beknopt en duidelijk beschreven in een tabel. De effecten die meer uitleg vereisen, worden in een apart onderdeel nader toegelicht. Zo nodig worden milderende maatregelen voorgesteld. Per discipline wordt de effectbespreking bondig samengevat. In verband met de effectbespreking voor de disciplines water en mens werd volgend advies ontvangen van het Departement Landbouw en Visserij, Duurzame Landbouwontwikkeling West-Vlaanderen: Van de voorgestelde inrichtingsmaatregelen is het vooral de verhoging van het waterpeil dat voor de grootste impact op de aanwezige landbouwactiviteit zorgt. Het is dan ook van cruciaal belang dat de milderende maatregelen zoals opgenomen in Het Raamakkoord, het Projectrapport, e.d. nauwgezet uitgevoerd en gevolgd worden. Dit houdt in dat de waterpeilverhoging pas doorgevoerd wordt wanneer het grootste deel van het projectgebied is verworven. Uitruilen kan hier ook een nuttige en waardevolle oplossing bieden. Hydrologische isolatie is aan te bevelen voor percelen die dichtbij en/of aansluiten aan bedrijfszetel en waardoor de landbouwbedrijfsvoering verder gezet kan worden. In laatste instantie kunnen vergoedingen een antwoord bieden voor percelen die niet verworven zijn of kunnen worden. Een bedrijfsspecifieke aanpak, zoals de impact beschreven is, is noodzakelijk om een duurzame oplossing te bieden aan gevolgen van de gestelde maatregelen Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0167
3/6
Via diverse structuren (stuurgroep, commissie, natuurinrichtingscomité) wordt het proces van Natuurinrichting strikt opgevolgd en waar nodig bijgestuurd. Gelet op deze argumenten kunnen wij vanuit afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling instemmen met de ontheffing op voorwaarde dat de dienst MER hier ook mee instemt. Na de bespreking van de mogelijke effecten voor discipline water wordt een heldere conclusie geformuleerd op p 53. Er wordt o.a. vermeld dat voor de zones waar voor hydrologische isolatie gekozen wordt het gemiddeld peil van voor de hydrologische isolatie zoveel mogelijk zal benaderd worden. Tevens zal een protocol opgemaakt worden met afspraken met de waterbeheerders om negatieve effecten van verhoging van de capaciteit van het pompstation op de Stenensluisvaart en van het nieuwe pompstation op de Engelendelft te vermijden. Er wordt gewezen op het grote belang van permanente peilmetingen in de postmonitoringsfase. Bij de effectbespreking van de discipline mens wordt o.a. de impact op landbouw door verhoging van het waterpeil uitgebreid besproken. Op basis van de bespreking van de kwetsbaarheid en afhankelijkheid in combinatie met de gevolgen tgv de waterpeilverhoging wordt de impact bedrijfsmatig beschreven. Per perceel worden deze parameters cartografisch aangeduid. Onder § 3.5.4 worden de conclusies voor de discipline mens samengevat. Wat de gevolgen voor de landbouw in het projectgebied betreft wordt gewezen op remediërende maatregelen op maat zoals vergoedingen, aankopen en uitruilen van percelen. Omdat fase 3 (o.a. ingreep H1.3) op langere termijn wordt uitgevoerd wanneer de aanleg van de waterkering voltooid is en een aanzienlijk deel van de gronden aangekocht is, zal een impactanalyse in een verder stadium worden uitgevoerd als meer zicht is op de gebruikssituatie. Bij de bespreking van de discipline fauna en flora wordt de graduele verdroging van het Blankaartmoeras duidelijk in beeld gebracht. Waterpeilverlaging en eutrofiëring veroorzaakten duidelijke habitatveranderingen. Door afname van de oppervlakte rietland en toename van wilgenstruweel verdwenen interessante moerasvegetaties en nestmogelijkheden voor rietbewonende vogels. De typische soortenrijke hooilanden die enkel bemest werden via slibafzettingen door jaarlijkse winteroverstromingen zijn bijna geheel verdwenen. Wat het voorkomen van broedvogels betreft kwamen in de periode 2000-2002 een 20 tal Rode Lijstsoorten voor in het Blankaartgebied, maar de huidige trend is dalend voor bijna alle soorten. Sommige soorten werden in 2005 zelfs niet meer waargenomen. Dit natuurinrichtingsproject voorziet een omvorming van wilgenstruweel naar rietland, waardoor een oppervlak van 4,68 ha wordt ontbost. Er wordt in het ontheffingsdocument aangegeven dat deze ontbossing voorzien wordt in het beheerplan van vzw Natuurpunt. Na goedkeuring van dit beheerplan, dat momenteel ingediend werd bij het Agentschap Natuur en Bos voor behandeling, wordt de ontbossing vrijgesteld van compensatie. Het ontheffingsdocument bevat tevens een VEN-toets, en een passende beoordeling die op 05/06/2007 werd goedgekeurd door het Agentschap voor Natuur en Bos. De conclusie onder §3.3.3 (p 63) bevat een degelijke samenvatting van de gevolgen voor fauna en flora door uitvoering van het project. Met uitvoering van dit natuurinrichtingsproject is het de bedoeling om meer geschikt habitat te creëren voor de broed- en overwinterende vogels met specifieke aandacht voor moerasvogels.
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0167
4/6
In onderdeel 3.4 wordt de discipline landschap behandeld. In deel 2 (juridisch en beleidsmatig kader) wordt gesproken van een beschermd monument, namelijk Fort De Knocke. Ook ligt het projectgebied volgens kaart 11 in de relictzone de ‘IJzervallei’ en de ankerplaats ‘IJzerbroeken en Lovaart bij Pollinkhove’. De conclusie van de effectbespreking voor deze discipline beschrijft dat de gevolgen voor het landschap positief zijn door uitbreiding van het areaal rietland, wat een typisch element is voor de streek. Het Agentschap R-O Vlaanderen – onroerend erfgoed (R-O West-Vlaanderen) adviseert om bij de beschrijving van de bestaande toestand en de mogelijk effecten op het onroerend erfgoed rekening te houden met het voorkomen van relicten van WO I in het projectgebied. Tevens geven ze aan dat gedetailleerde gegevens opgevraagd kunnen worden bij het VIOE. Als achtergrondinformatie zal de dienst MER kaartmateriaal van R-O West-Vlaanderen over de situatie van de Duitse bezetting in 1917 doorsturen naar de initiatiefnemer van dit project. De dienst Mer beveelt aan om in een vooronderzoek de mogelijke effecten op WO I-relicten (door uitvoering van de specifieke ingrepen) te onderzoeken en de resultaten voor goedkeuring voor te leggen aan R-O West-Vlaanderen-onroerend erfgoed. De effectbespreking in het ontheffingsdocument geeft een goed beeld van de relevante effecten door uitvoering van het project. Ook worden de noodzakelijke milderende maatregelen bondig samengevat in deel 4 (p 77).
3 Besluit Met uitvoering van het natuurinrichtingsproject ‘De Blankaart’ wordt getracht om maatregelen te nemen voor instandhouding van het Europees vogelrichtlijngebied ‘IJzervallei’ en om het raamakkoord inzake het waterbeheer in het Blankaartbekken uit te voeren. De ontheffingsaanvraag is een verzorgd en samenhangend document, de effectenanalyse werd voldoende onderbouwd en vormt een coherent geheel en de effectenbeoordeling wordt op een goede en transparante manier uitgevoerd. Bijgevolg wordt een ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een MER toegekend voor het voorliggende project op voorwaarde dat de milderende maatregelen zoals beschreven in het rapport en het Raamakkoord nauwgezet gevolgd worden. Het is echter aangewezen om in een voorstudie de ligging van WO I-relicten in het projectgebied in kaart te brengen en de invloed van uitvoering van het project op de WO I-relicten diepgaand te onderzoeken en deze resultaten voor goedkeuring voor te leggen aan R-O West-Vlaanderen-onroerend erfgoed. Deze ontheffing wordt verleend voor een termijn van vier jaar.
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0167
5/6
Dit verslag dient samen met de ontheffingsaanvraag deel uit te maken van de vergunningsaanvraag. 30 november 2007, Het afdelingshoofd,
Ir. Koen DE SMET
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0167
6/6