Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75
Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing
Project: Uitbreiding Westgolf Middelkerke nv Westgolf, Bassevillestraat 81, 8434 Westende
13 december 2010
OHPR0366
Projectbeschrijving en mer-procedure De ontheffingsaanvraag werd opgesteld in opdracht van nv Westgolf met het oog op uitbreiding van een bestaande 6-holes golfterrein met 3 holes, zodat een 9-holes golfterrein wordt gecreëerd. Het is de bedoeling om het terrein in het noorden uit te breiden met 1,1 ha, en om een beperkte aanpassing uit te voeren aan de practice aansluitend op de toegangsweg. Het uitbreidingsgebied wordt begrensd door de Pietestraat, de Strandjuttersdreef, het kampeerterrein „Duin en dorp‟, het bestaande golfterrein en de waterloop Het Geleed. Het projectgebied is gelegen in een zone volgens het gewestplan met de bestemming „gebied voor verblijfrecreatie‟, waar toeristische accommodaties toegelaten worden. Het ontheffingdossier is opgesteld in toepassing van artikel 4.3.3 §3 1° van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project is onderworpen aan de milieubeoordelingsplicht volgens de categorie 13 in bijlage II van het besluit m.n. “Wijzigingen en uitbreidingen van projecten van bijlage I of II, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd en die aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (niet in bijlage I opgenomen wijziging of uitbreiding)”, vermits de golfclub uitbreidt van een 6-holes terrein naar een 9-holes terrein, wat valt onder categorie 12c van de bijlage II, namelijk de aanleg van golfterreinen van 9 holes of meer.
Het is de bedoeling om een ontheffing van mer-plicht te bekomen voor de indiening van een stedenbouwkundige aanvraag en voor een aanvraag voor milieuvergunning. De ontheffingsaanvraag werd bij de dienst Mer ontvangen op 17 maart 2010. Op datum van 22 juni communiceerde de dienst Mer over de ontheffingsaanvraag om het document aan te passen. Het document diende aangepast te worden naar aanleiding van opmerkingen van de dienst Mer zelf, en van VMM (Afdeling Operationeel Waterbeheer) en ANB. Het Agentschap Ruimte en Erfgoed, Buitendienst West-Vlaanderen (Onroerend Erfgoed), gemeente Middelkerke, gemeente Nieuwpoort, en Middenkustpolder hadden laten weten geen opmerkingen te hebben; Middenkustpolder gaf aan dat de locatie van het voorgenomen project zich buiten de grens van de Middenkustpolder bevindt.
Op basis van de geformuleerde opmerkingen werd het document aangepast en opnieuw ingediend, zijnde voorliggende ontheffingsaanvraag. Dit dossier werd bij de dienst Mer ontvangen ontvangen op 20 oktober 2010 en werd voor advies rondgestuurd naar ANB en VMM (Afdeling Operationeel Waterbeheer). ANB en VMM reageerden schriftelijk op de aangepaste ontheffingsaanvraag met de vraag om een aantal elementen in de ontheffingsaanvraag verder uit te klaren. Dit verslag bevat deze verduidelijkingen, naar aanleiding van input van gegevens van Grontmij, uitvoerder van de ontheffingsaanvraag (zie verder).
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0366
2
Beschrijving ontheffingsaanvraag De ontheffingsaanvraag is een overzichtelijk document met duidelijk kaartmateriaal. Volgende disciplines worden behandeld in de ontheffingsaanvraag: bodem, grondwater, oppervlaktewater, fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, mensruimtelijke aspecten en mens-mobiliteit. De mogelijke effecten en/of knelpunten ten gevolge van de hoger geschetste activiteit worden op een gedetailleerde manier behandeld. Dit verslag bevat echter nog een aanvulling op enkele elementen m.b.t. de effectbespreking, dit naar aanleiding van vragen vanuit ANB en VMM.
Zoals hoger vermeld formuleerden ANB en VMM opmerkingen op de oorspronkelijke versie van de ontheffingsaanvraag (resp. kenmerk AVES/10/2274 dd 10/05/2010 en kenmerk WT 2010 M 0150 dd 26/05/2010). - De VMM stelde zich ondermeer vragen over de relevantie van een meetpunt van het grondwatermeetnet, dat als niet representatief voor de diepte van de grondwatertafel werd beschouwd. Daarnaast was niet duidelijk of het waterbekken, waaruit de irrigatie zou gebeuren via vijvers, in contact staat met het freatische grondwaterreservoir. Indien dit effectief het geval zou zijn, dient verwezen te worden naar de vergunningsplicht, en dient de impact van deze winning op de omgeving ook bekeken te worden. De VMM meldde dat er momenteel geen grondwatervergunning gekend is van het bestaande golfterrein. Een bespreking van de waterbehoefte van het golfterrein dient toegevoegd te worden. Tevens dient de Vlarem-verplichting mbt drainage vermeld te worden. Daarnaast dient het dossier aangevuld te worden wat het aspect verzilting betreft, vermits het project gelegen is in verzilt gebied, met kans op verstoring van het zoet-zout evenwicht door winning van grondwater. Ook bestaat de kans dat zout grondwater wordt opgepompt. - ANB vroeg een meer gefundeerde formulering van de milderende maatregelen, vnl. bij discipline bodem en fauna en flora. Er dient verduidelijkt te worden welke elementen in de praktijk uitgevoerd zullen worden. Bij verwijzing naar de opmaak van een milieubeheerplan, dienen meer gegevens vermeld te worden, zoals wanneer dit opgesteld zal worden, door wie, hoe opvolging en eventuele bijsturing zal gebeuren. Ook voor het aspect grondwater stelden ze zich vragen ivm onduidelijkheden ivm beregening en drainage, en de al dan niet aanwezigheid van een weinig doorlatende laag op de bodem. Daarnaast werden de opmerkingen vanuit de dienst Mer schriftelijk overgemaakt aan de opstellers van de ontheffingsaanvraag (kenmerk LNE/MER/OHPR0366/10/1169 22/06/2010). Algemene verduidelijkingen werden gevraagd m.b.t. de bestaande situatie, oppervlakte-inname, beheer als ecogolf. Tevens werden opmerkingen geformuleerd naar aanleiding van onduidelijkheden bij de uitwerking van enkele disciplines, er werd ondermeer meer informatie gevraagd over bufferstroken langs de waterpartij, de landschappelijke impact van plaatsing van netten diende verduidelijkt te worden en mogelijke mobiliteitsproblemen dienden beter aan bod te komen.
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0366
3
De ontheffingsaanvraag werd naar aanleiding van bovenvermelde adviezen aangepast. Hieronder volgt een korte bespreking van enkele aanpassingen. -
-
-
Bij de bespreking van discipline grondwater, worden gegevens van het dichtstbijzijnde meetpunt van het grondwatermeetnet gebruikt. Hoewel dit meetpunt op enige afstand van het studiegebied gelegen is, blijkt volgens de argumentatie onder §9.2.1.2 dat dit meetpunt wel als relevant beschouwd kan worden. §9.2.1.3 (p. 37) behandelt de impact van de huidige watercaptatie, als onderdeel van de bespreking van de discipline grondwater. Hierin wordt verwezen naar het gebruik van water voor irrigatie van het golfterrein. Dit irrigatiewater is afkomstig van een waterbekken ten noordwesten van het bestaande golfterrein en wordt opgepompt naar de bestaande vijvers binnen het golfterrein. Vermits de vijvers en het waterbekken voorzien zijn van een weinig doorlatende kleilaag op de bodem, maar zonder de aanwezigheid van ondoorlatende folie, is er contact mogelijk tussen het water in de vijvers en het waterbekken met grondwater. Gezien een mogelijke beïnvloeding van de grondwatertafel niet kan uitgesloten worden, wordt deze captatie vanuit wettelijk oogpunt als grondwaterwinning beschouwd, wat vergunningsplichtig is. De ontheffingsaanvraag bevat in dat opzicht een tegenstrijdigheid, vermits op p 27 wordt vermeld dat geen grondwater gewonnen zal worden. Uit de grondwatergegevens blijkt dat de grondwatertafel minder diep gelegen is dan de bodem van het waterbekken op het diepste punt, waardoor er steeds contact tussen het oppervlaktewater en het grondwater mogelijk is bij het waterbekken. Daarnaast wordt verwezen naar de aanwezigheid van een zware kleilaag in de bodem. Wat de waterbehoefte betreft, wordt verwezen naar informatie uit de studie „Golf, een milieueffectenstudie‟ van de Koninklijke Belgische golf Federatie (2000). Baserend op deze informatie wordt een irrigatiebehoefte voor het huidige golfterrein berekend van 2400 m³/ jaar. Deze gegevens worden in de ontheffingsaanvraag genuanceerd naar aanleiding van een inschatting van het actuele waterverbruik door de initiatiefnemer, zijnde 812,52 m³ op jaarbasis. Op p 38-39 worden argumenten aangehaald die de sterke afwijking met de cijfers uit de studie van de Koninklijke Belgische Golf Federatie verantwoorden. Een irrigatiebehoefte van 812,52 m³ heeft een totale peildaling van ongeveer 60 mm in het waterbekken tot gevolg wat als zeer beperkt wordt aanzien. Daarnaast wordt aangegeven dat de effectieve peildaling lager zal zijn dan 60 mm door aanvulling van drainagewater. Door deze beperkte watercaptatie wordt in de ontheffingsaanvraag beargumenteerd dat de wijziging in grondwaterkwaliteit als beperkt beschouwd wordt. De bijkomende watercaptatie tgv de uitbreiding van het golfterrein zal resulteren op een bijkomende daling van 21 mm in het waterbekken (in totaal wordt dit 81 mm), wat beoordeeld wordt als een verwaarloosbare wijziging van de grondwaterstand. Er zal ook een bijkomende vijver aangelegd worden die op de bodem voorzien zal worden van een folie. Het uitbreidingsgebied van het golfterrein zal voorzien worden van beperkte drainage ter hoogte van de greens, en indien nodig zullen french drains aangelegd worden.
De VMM en ANB vermoeden dat een waterbehoefteberekening van 812 cm³ een onderschatting van de reële behoefte inhoudt, gelet op de cijfers uit de milieueffectenstudie van de Koninklijke Belgische Golffederatie (zoals weergegeven in de adviezen van VMM en ANB, geformuleerd op de aangepaste ontheffingsaanvraag, met als respectievelijke
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0366
4
kenmerken WT 2010 M 0150_2 dd 9/11/2010 en AVES/10/5660 dd 29/11/2010). Daarom wordt een inschatting van het effect van waterverbruik in overeenstemming met deze studie gevraagd, tenzij een betere argumentatie voor de afwijking gegeven wordt. De VMM wijst erop dat de impact op verzilting moet vermeden worden. Verzilting is afhankelijk van het debiet. Wanneer het reële debiet zo beperkt is als aangegeven in het dossier worden geen problemen verwacht. De VMM wijst erop dat het ook in het belang van de golf zelf is dat de impact op verzilting moet vermeden worden. Daarnaast verduidelijkt de VMM dat drainage eveneens onder de Vlarem-wetgeving valt. Dit wordt in de ontheffingsaanvraag verduidelijkt in het juridische-beleidsmatige kader op p 15. Er wordt in deze matrix vermeld dat de initiatiefnemer de nodige stappen zal ondernemen om de vergunningstoestand in orde te brengen.
Volgende gegevens worden verstrekt door de opstellers van het ontheffingsdocument over de inschatting van het waterverbruik aan de hand van gegevens van de studie van de Koninklijke Belgische Golffederatie, naar aanleiding van de adviezen van de VMM en van ANB: “Het project betreft een uitbreiding van het golfterrein met 3 greens van 300m² (totale oppervlakte 900m²) en met 3 tees van 200m² (totale oppervlakte 600m²). Indien de studie „Golf, een milieueffectenstudie‟ van de Koninklijke Belgische Golf Federatie gevolgd wordt, impliceert dit een totale bijkomende irrigatiebehoefte op jaarbasis van 780 m³. Hierbij wordt, conform deze studie, uitgegaan van een irrigatiebehoefte van 30mm/week voor greens en 20mm/week voor tees en dit gedurende maximum 20 weken, binnen een periode van 7 maanden per jaar (maart-september). Deze bijkomende irrigatiebehoefte resulteert in een bijkomende theoretische peilverlaging op jaarbasis van 58mm in het waterbekken van de Lombarde. Dit is een zeer beperkte bijkomende peildaling die qua grootteorde zeker in de range van de seizoenale peilschommelingen ligt. De totale theoretische peildaling (huidig golfterrein + uitbreiding) in het waterbekken bedraagt volgens deze worst case inschatting op jaarbasis 236 mm. Dit zal evenwel niet resulteren in een reële peildaling van deze omvang. Zoals aangegeven in het ontheffingsdossier wordt de waterbalans van het waterbekken in belangrijke mate bepaald door aanrijking met enerzijds hemelwater dat erop invalt en anderzijds drainagewater afkomstig van de camping de Lombarde. Onvoldoende informatie is voorhanden om de omvang van de aanrijking van het waterbekken met het drainagewater in te schatten. Gezien de vrij lage ligging van het golfterrein en de camping in verhouding tot de ruimere omgeving, kan aangenomen worden dat dit drainagewater een belangrijke waterbron vormt voor het waterbekken. In periodes van grote aanvoer is er een overloop van het waterbekken naar de nabijgelegen waterloop de Piete via een gracht die beiden verbindt. De bijkomende watercaptatie van 58 mm in dit worst case scenario zal hierdoor hoogstwaarschijnlijk niet leiden tot een jaargemiddelde peildaling van 58 mm, maar tot een beperktere daling en het minder frequent overlopen van het waterbekken naar de Piete. De impact van de bijkomende watercaptatie is bijgevolg zeer beperkt. Dit worst case scenario is - zoals in het in oktober ingediende ontheffingsdossier is aangegeven - een sterke overschatting van de werkelijke irrigatiebehoefte omwille van volgende redenen: - Het golfterrein is gelegen ter hoogte van kleibodems. Enkel thv de greens is zandig materiaal aangebracht. Klei houdt het water veel beter vast dan zand waardoor de irrigatiebehoefte duidelijk lager is.
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0366
5
-
-
Het golfterrein is – samen met de nabijgelegen camping – gesitueerd in een zone dewelke lager gelegen is dan het omliggende gebied. Hierdoor is het van nature vrij vochtig. De uitbater van het golfterrein streeft niet koste wat het kost een goede kwaliteit van de grasmat na. Een minder goede staat van de grasmat tijdens langdurige droge periodes wordt geaccepteerd.
Ter aanvulling van dit laatste element kan bovendien opgemerkt worden dat tijdens een terreinbezoek in het kader van het ontheffingsdossier duidelijk is gebleken dat het golfterrein wel degelijk geen intensitief beheerd golfterrein betreft, wat ondermeer blijkt uit de hoge ecologische kwaliteit van de reeds aanwezige waterpartijen.” Hoewel bovenstaande deze aanvulling niet is opgenomen in de eigenlijke ontheffingsaanvraag, maakt het er een onderdeel van uit door opname in dit verslag. Wat de effectbespreking binnen discipline oppervlaktewater betreft, wordt ondermeer vermeld dat er geen ingrepen ter hoogte van het Geleed voorzien worden, wat betekent dat het project geen invloed zal hebben op het Geleed. Het project zou echter een meerwaarde kunnen betekenen wanneer een kwalitatieve inrichting van de waterloop met oeverherstel geïntegreerd zou worden in het project. ANB is van oordeel dat de synthese van de effecten binnen discipline oppervlaktewater beperkt is, vermits effectieve voorstellen ontbreken. Een vermelding dat bij de uitwerking van het project in de aanbesteding de kwalitatieve inrichting van het Geleed expliciet wordt opgenomen, en/of dat contact zal opgenomen worden met de bevoegde overheden om de inrichting van het Geleed aan te kaarten zou de synthese sterker maken en aanmoedigen tot actie. Naar aanleiding van dit advies wensen de opstellers van de ontheffingsaanvraag te wijzen op de categorisering van Het Geleed als waterloop van de 3de categorie, en de erfdienstbaarheidregels waardoor de initiatiefnemer het Geleed niet kan opnemen bij de inrichting van het gebied. De Dienst Mer en ANB bevelen aan dat de initiatiefnemer contact opneemt met de gemeente om de inrichting van het Geleed aan te kaarten, wat de totale inrichting van het golfterrein ook ten goede zal komen. De dienst Mer oordeelde dat de overige aanpassingen naar aanleiding van het overgemaakte advies vanuit de dienst Mer goed ingevuld werden.
Het ontheffingsdocument bevat een duidelijke conclusie (§6) waarin de effecten kort worden samengevat en waarin gesteld word dat globaal genomen de milieueffecten beperkt zijn. Er wordt samengevat dat er vanuit de disciplines bodem, grond- en oppervlaktewater, fauna en flora geen belangrijke negatieve effecten vastgesteld worden, mits de principes van ecogolf toegepast worden en mits geen sterke drainage toegepast zal worden waardoor verdroging zou kunnen ontstaan buiten de grees en de tees. Wat de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie betreft, vormt de potentiële aanwezigheid van ongekend bodemerfgoed een aandachtspunt, en begeleiding van de werken door een archeoloog wordt voorgesteld als milderende maatregel. Tevens wordt er gewezen op de vondstmeldingsplicht. Tijdens de werken wordt aanbevolen om werfverkeer langs de N318 te vermijden. Ook de effecten voor mens-ruimte worden samengevat. Hieruit kan geoordeeld worden dat het opstellen van een MER geen duidelijke meerwaarde in de verdere besluitvorming omtrent dit project biedt.
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0366
6
Besluit Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat deze ontheffingsaanvraag voldoende informatie bevat om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Bijgevolg wordt een ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een MER toegekend voor de realisatie van dit project, mits toepassing van de in het ontheffingsdossier vermelde maatregelen. Deze ontheffing wordt verleend voor een termijn van vier jaar. Dit verslag dient samen met de ontheffingsaanvraag deel uit te maken van de vergunningsaanvraag.
13 december 2010,
Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB
Dienst Milieueffectrapportage
ontheffingsdossier OHPR0366
7