Oiltanking Stolthaven Antwerp NV Haven 623 Scheldelaan 450 2040 Antwerpen
Kennisgeving – Project-MER Hervergunning met wijziging en uitbreiding
Bijlagen
Augustus 2015
3500 9032 1000 5004
Hasselt Gent Brussel Bouge
Maastrichtersteenweg 210 Industrieweg 118/4 Clovislaan 82 Route de Hannut 55
T. 011/22 32 40 T. 09/216 80 00 T. 02/734 02 65 T. 081/22 60 82
F. 011/23 46 70 F. 09/375 36 17 F. 02/734 61 80 F. 081/22 99 22
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
BIJLAGE 1 Figuren
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1: Figuren Figuur B.I-1
Overzichtsplan site Oiltanking Stolthaven Antwerp NV;
Figuur B.I-2
Luchtfoto’s projectgebied;
Figuur B.I-3
Luchtfoto omgeving projectgebied;
Figuur B.I-4
Gewestplan;
Figuur B.I-5
Bedrijventerreinen;
Figuur B.I-7
Natuurreservaten;
Figuur B.I-8
VEN en IVON;
Figuur B.I-9
Biologische waarderingskaart;
Figuur B.I-10
Zoneringsplan;
Figuur B.I-11
Vlaamse hydrografische atlas;
Figuur B.I-12
Wegeninfrastructuur.
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Figuur B.I-1: Overzichtsplan site Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Figuur B.I-2: Luchtfoto projectgebied met contouren bestaand en te verwerven terreinen Oiltanking Stolthaven (= OTSA) Bron: Geopunt
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Figuur B.I-3: Luchtfoto omgeving projectgebied Bron: Geopunt
Oiltanking Stolthaven Antwerp NV Kerncentrale Doel
Stabroek
Schelde
Lillo Havengebied Rechteroever
Havengebied Linkeroever
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Figuur B.I-4: Gewestplan Bron: AGIV Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Legende Gewestplan
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Figuur B.I-5: Bedrijventerreinen Bron: Geopunt
Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Legende:
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Figuur B.I-6: NATURA 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) Bron: Geopunt Vlaanderen
Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Legende: Lichtblauw = Vogelrichtlijngebied en Groen = Habitatrichtlijngebied
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Figuur B.I-7: Natuurreservaten Bron: Geopunt Vlaanderen
Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Legende:
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Figuur B.I-8: VEN Bron: Geopunt Vlaanderen
Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Legende: Paars= VEN-gebied
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Figuur B.I-9: Biologische waarderingskaart Bron: AGIV
Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 1
Figuur B.I-10: Zoneringsplan Bron: VMM
Oiltanking Stolthaven
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Legende: clusters Collectief geoptimaliseerd buitengebied Collectief te optimaliseren buitengebied Individueel te optimaliseren buitengebied centraal gebied Centraal gebied waterlopen bevaarbaar categorie 1 categorie 2 categorie 3 buiten categorie wegen wegen (bron: NVEC) gemeenten gemeentegrenzen provincie provinciegrenzen
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Figuur B.I-11: Vlaamse hydrografische atlas Bron: AGIV
Oiltanking Stolthaven Antwerp
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Legende: VHA-waterloopsegmenten
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Figuur B.I-12: Wegeninfrastructuur Bron: Geopunt Vlaanderen
Bijlage 1
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 2
BIJLAGE 2 Huidige milieuvergunningssituatie
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 2.1. Overzicht milieuvergunningen
Bijlage 2
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Nr. Vergunning
Van
Tot
1 Captatie dokwater
06.01.1991
2 Basisvergunning
10.01.2002
Jaarlijks vernieuwing 10.01.2022
3 Basisvergunning
05.07.2002
10.01.2022
4 Aktename kleine verandering
08.05.2003
10.01.2022
5 Afwijking
10.09.2004
10.01.2022
6 Aktename kleine verandering
04.10.2005
10.01.2022
7 Captatie dokwater 8 Bronbemaling
17.09.2007 22.05.2008
Einde werken Einde werken
9 Wijziging en uitbreiding
12.06.2008
10.01.2022
10 Aktename kleine verandering
19.02.2009
10.01.2022
11 Bronbemaling
20.05.2009
Einde werken
12 Vervoersvergunning CEPS 13 Bronbemaling
20.11.2009
20.11.2039
11.03.2010
Einde werken
14 Verandering door wijziging, uitbreiding en
15.09.2011
10.01.2022
Vergunningverlener Stad Antwerpen Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen Minister Leefmilieu Vlaams Gewest Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen Minister Leefmilieu Vlaams Gewest Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen Stad Antwerpen Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen De minister van Klimaat en energie Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen
Bijlage 2
Referentie
Onderwerp
D10-72/225-2
Vergunning watervang uit kanaaldok B2 uitsluitend bestemd voor brandbestrijding Hervergunning terminal + uitbreiding vloeistofopslag (weigering uitbreiding gasopslag) + Bijz. vwdn 1 - 10
MLAV1/0100000262/MV/gm
AMV/0001263/1011
Uitbreiding gasopslag + Bijz. vwdn 11 -16
MLVER/0300000031/MV/AG
Heroriëntatie bullets
AMV/01263/1006
Afwijking art. 5.16.6.9 §3 VLAREM II
MLVER/0500000090/MV/AG
Heroriëntatie & uitbreiding tankpark 14 - 15
C/M/07/1278/S-vs/PR MLAN3/08-9/ES/fs
Watervangvergunning nat bouwen landtanks Melding bronbemaling
MLAV1/08-98/ES/AG
Uitbreiding tankpark 16 - 17 – 18 + extra sferen
MLVER/08-103/ES/fs
Herinrichting TP6, TP17, TP18, TP20, TP21
MLAN3/09-6/ES-mb
Melding bronbemaling
E2U/VBH/P323-3693/09/12004
Vervoersvergunning voor Jet via CEPS
MLAN3/10-3/ES/fs
Melding bronbemaling
MLAV1/11-196/PISA-mb
Uitbreiding TP19, TP20, TP21, TP22, TP23
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
toevoeging 15 Afwijking
14.12.2011
10.01.2022
16 Vergunning voor het capteren van water
6.07.2012
Jaarlijkse verlenging
17 Mededeling van een kleine verandering
6/02/2014
10.01.2022
18
Minister Leefmilieu Vlaams Gewest Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen Bestendige Deputatie Prov. Antwerpen
Bijlage 2
AMV/01263/1030
Afwijking art. 5.16.1.8, §1, 4° VLAREM II
WV2012/02
Capteren dokwater voor watertesten tanks
MLVER-2013-0136
Gewijzigd design Put 20
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 2
Bijlage 2.2. VLAREM-Rubriekenlijst (huidige milieuvergunningssituatie) Rubrieknr. 1.4
Omschrijving Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer
Kl. 1
Bem.
Mc. Aud. A P
Jv. J
Vla. B
Vergund: De opslag van 1.392.627 ton aardolie, petrochemische of chemische vloeistoffen waarvan 1.387.950 ton voor commerciële opslag, 22 ton technische opslag, 2.199 ton eenheidsverpakkingen en 2.456 ton afvalproducten (in afwachting van ophaling)
2.1.1
Opslag van afvalstoffen niet aan een verwerking van de afvalstoffen verbonden
1
O, T
B
A
Vergund: Opslag van 250.000 ton niet-gevaarlijke en gevaarlijke afvalstoffen
3.2.2°a)
Het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, 3 lozen van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m3/jaar wanneer het lozingspunt is gelegen in een gemeente waarvoor het gemeentelijke zoneringsplan definitief is vastgesteld: Lozingspunt gelegen in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan Vergund: Het lozen van huishoudelijk afvalwater in het kanaaldok B2 met een maximaal debiet van 4 m³/dag
3.6.1°
Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie: voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m3/jaar
3
Vergund: Het lozen van huishoudelijk afvalwater via een mini-waterzuiveringsinstallatie in de openbare rioleringszone C met een debiet van 2 m³/uur, 15 m³/dag en 2.500 m³/jaar
Rubrieknr. 3.6.3.3°
Omschrijving Kl. Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen 1 van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie: voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het VLAREM bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van titel II van het Vlarem, met uitzondering van de in rubriek 3.6.5 ingedeelde inrichtingen, met een effluent van meer 50 m³/h
Bem. M
Mc. Aud. A P
Jv. J
Vla. B
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 2
Vergund: Een afvalwaterzuiveringsinstallatie met inbegrip van het lozen van afvalwater met een debiet van 100 m³/uur – 500 m³/dag – 75.000 m³/jaar
7.1.3°
Niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van: • alkylering • aminering met ammoniak • carbonylering • condensatie • dehydrogenering • verestering • halogenering en fabricage van halogenen • hydrogenering • hydrolyse • oxidatie • polymerisatie • ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen • nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen • synthese van fosforhoudende verbindingen • distillatie • extractie • solvatie • menging met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton
1
G, M
A
P
J
B
Vergund: Het toevoegen van additieven aan producten met een jaarcapaciteit van maximaal 500.000 ton
12.1.2°
Elektriciteitsproductie niet in rubrieken 20.1.5, 20.1.6 en 43.2 bedoelde inrichtingen voor elektriciteitsproductie, uitgezonderd de aspecten die betrekking hebben op de kernbrandstofcyclus, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van: meer dan 300 kW tot en met 10.000 kW
2
T
Kl. 3
Bem.
2
T
A
Vergund (onder rubriek 12.1.2°a): 5 noodgroepen van 3 x 200 kW, 1 x 80 kW en 1 x 20 kW
Rubrieknr. 12.2.1°
Omschrijving Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA
Mc. Aud.
Vergund: 6 transfo’s van 400 kVA, 4 x 630 kVA en 800 kVA
12.2.2°
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA
Vergund: 13 transfo’s van 3 x 1.250 kVA, 2 x 2.000 kVA, 4 x 1.600 kVA en 4 x 2.500 kVA
Jv.
Vla.
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
15.1.2°
Al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5 en rubriek 19.8, waarin gestald worden: meer dan 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens
Bijlage 2
2
Vergund: Het stallen van 120 voertuigen
16.3.1.2°
Inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen): Koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van: meer dan 200 kW
2
T
Vergund: Koelinstallaties met een vermogen van 435 kW, luchtcompressoren met een vermogen van 50 kW en airco’s met een vermogen van 370 kW tot een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 855 kW
16.3.2.2°a)
Inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen): Andere dan onder 16.3.1 en 16.9.c ingedeelde inrichtingen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: meer dan 200 kW tot en met 1.000 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied
2
A,T
Vergund: 6 gascompressoren met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 300 kW
16.7.2°
Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in verplaatsbare recipiënten, met uitzondering van deze bedoeld in rubriek 48, met een gezamenlijk inhoudsvermogen van: meer dan 1.000 l tot en met 10.000 l
2
T
Vergund: 2 opslagplaatsen voor 2.500 liter zuurstof, 2.500 liter acetyleen en 2.500 liter argon in verplaatsbare recipiënten Totale opslagcapaciteit in verplaatsbare recipiënten: 7.500 liter
Rubrieknr. 16.8.3°
Omschrijving Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs, uitgezonderd deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgezonderd buffervaten (reserve aan koelmiddel in een opslagtank waarvan de afnameleiding afgesloten is van het koelcircuit valt hier niet onder), met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen: van meer dan 10.000 l
Kl. 1
Bem. T
Mc. Aud. B
Vergund: De opslag van 60.722 m³ gas in vaste houders, waarvan 60.600 m³ commerciële opslag
Jv.
Vla.
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
17.2.2
Industriële activiteiten en opslagplaatsen met risico's van zware ongevallen (EU-richtlijn 96/82/EG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken): VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, gevoegd bij titel I van het VLAREM vermelde hoeveelheid aanwezig zijn
Bijlage 2
1
G
A
P
J
B
G
B
P
J
B
P
J
B
Vergund: 1 ton acetyleen; 0,7 ton zuurstof; 487.120 ton methanol; 12.250 ton TDI; 33.200 ton propyleenoxide; 41.291 ton zeer licht ontvlambare gassen (incl. LPG) en aardgas; 1.392.627 ton aardoliefracties; 12.250 ton zeer giftige stoffen, cat. 1; 522.350 ton giftige stoffen, cat. 2; 1.392.627 ton ontvlambare stoffen, cat. 6 (R10); 1.392.627 ton licht ontvlambare stoffen, cat. 7b (R11); 971.350 ton zeer licht ontvlambare stoffen, cat. 8 (R12); 902.450 ton milieugevaarlijke stoffen, cat. 9i (R50); 902.450 ton milieugevaarlijke stoffen, cat. 9ii (R51/R53).
17.3.2.3°
Inrichtingen voor de opslag voor zeer giftige, giftige en ontplofbare stoffen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een opslagcapaciteit van: meer dan 1 ton
1
Vergund: De opslag van 600.027 ton giftige producten, niet ingedeeld in rubriek 17.2.2
17.3.3.3°
Opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: meer dan 50.000 kg
1
B
Vergund: De opslag van schadelijke, irriterende en/of corrosieve stoffen met een totale opslagcapaciteit van 1.392.627 ton waarvan 1.387.950 ton voor commerciële opslag, 22 ton technische opslag, 2199 ton eenheidsverpakkingen en 2456 ton afvalproducten
17.3.6.3°b)
Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: meer dan 500.000 l bij uitsluitend bovengrondse opslag
1
B
Vergund (onder rubriek 17.3.6.3°): De opslag van P3-producten met een totale opslagcapaciteit van 1.392.627 ton waarvan 1.387.950 ton voor commerciële opslag, 22 ton technische opslag, 2199 ton eenheidsverpakkingen en 2456 ton afvalproducten
A
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
17.3.7.3°b)
Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100° C, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: meer dan 5.000.000 l bij uitsluitend bovengrondse opslag
Bijlage 2
1
B
A
Vergund (onder rubriek 17.3.7.3°): De opslag van P4-producten met een totale opslagcapaciteit van 1.392.627 ton waarvan 1.387.950 ton voor commerciële opslag, 22 ton technische opslag, 2199 ton eenheidsverpakkingen en 2456 ton afvalproducten
17.3.8.3°
Opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een opslagcapaciteit van: meer dan 100 ton
1
A
E
J
B
Vergund: De opslag van milieugevaarlijke stoffen, niet ingedeeld in 17.2.2, met een totale opslagcapaciteit van 887.127 ton waarvan 882.450 ton voor commerciële opslag, 22 ton technische opslag, 2199 ton eenheidsverpakkingen en 2456 ton afvalproducten
17.3.9.1°
Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) : inrichtingen voor de verdeling van de in rubriek 17.3.6 of in rubriek 17.3.7 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang
3
Vergund: Een verdeelslang voor diesel
17.4
Opslagplaatsen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het VLAREM bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5.000 kg of 5.000 l (EG-richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechterlijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen):
3
Vergund: De opslag van 5.000 l/kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen
Rubrieknr. 24.4
Omschrijving Laboratoria andere dan bedoeld in rubrieken 24.1 24.2 en 24.3
Kl. 3
Bem.
2
T
Mc. Aud.
Jv.
Vla.
Vergund: 2 labo’s voor beperkte controle van de producten
26.2
Opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton
A
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 2
Vergund: De opslag van 100.000 ton lijmen
28.1.f)2°
Opslagplaatsen van kunstmest, andere dan deze bedoeld in rubriek 17 en 48, met een opslagcapaciteit van: meer dan 100 ton
2
O
3
O
Vergund: De opslag van 100.000 ton kunstmest
29.5.2.1°a)
Smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1, en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied
Vergund: Metaalbewerkingsmachines met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 60 kW
29.5.7.2°a)1 Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van: andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden van: 10 l tot en met 1.000 l, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied
3
Vergund: Een ontvettingsbad met een inhoud van 250 liter
31.1.3°
Vast opgestelde motoren met een nominaal vermogen van: uitzondering: motoren met inwendige verbranding opgesteld op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijk bouw, sloop- of wegenwerken zijn niet (in deze rubriek) ingedeeld meer dan 500 kW
1
T
N
Vergund: 4 noodgroepen van 2 x 200 kW, 1 x 80 kW en 1 x 20 kW en 5 dieselpompen van 3 x 620 kW en 2 x 40 kW
Rubrieknr. 39.4.2°
Omschrijving Warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een waterinhoud van de secundaire ruimte van: Meer dan 5.000 l
Kl. 2
Bem. T
Mc. Aud.
Vergund: Warmtewisselaars met een waterinhoud van de secundaire ruimte 25 x 2.000 liter
Jv.
Vla.
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
43.1.3°
Verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie (stookinstallaties e.d.), met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 15.5 en 19.8, met een totaal warmtevermogen van: meer dan 5.000 kW
Bijlage 2
1
M
B
P
J
A
Vergund: Verwarmingsinstallaties met een totaal warmtevermogen van 500 kW, 3 incinerators van 2 x 8.500 kW en 1 x 1.000 kW en een grondfakkel van 8 kW
43.4
Installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval
1
M, Yk
2
T
J
A
Niet vergund, nieuwe rubriek
44.3
Opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere nieteetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48.
O
Vergund: Opslag van 1.392.627 ton plantaardige of dierlijke oliën en vetten
45.4.e)2°
Inrichtingen voor het behandelen van andere producten van dierlijke oorsprong: Opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van producten vermeld in rubriek 48, van: 1° meer dan 50 ton
2
G,T
Vergund: Opslag van 1.392.627 ton plantaardige of dierlijke oliën en vetten
52.2.1°
Handelingen buiten de waterwingebieden en de beschermingszones type I, II of III: Indirecte lozing in grondwater van de gevaarlijke stoffen bedoeld in de bijlage 2B bij titel I van het VLAREM, met uitzondering van de uitspreiding van meststoffen en andere stoffen voor gebruik in land- en tuinbouw mits de opgelegde normen of toegelaten hoeveelheden en/of de gebruiksaanwijzingen worden nageleefd: indirecte lozing van huishoudelijk afvalwater in grondwater
3
Vergund: Indirecte lozing van huishoudelijk afvalwater in grondwater via een zuiveringsinstallatie met een maximaal debiet van 0,7 m³/dag en 160 m³/jaar
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 2.3. Bijzondere voorwaarden
Bijlage 2
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Nr. Onderwerp 2.1 Opslag van afvalstoffen
2.3 Productregistratiesysteem
2.4 Ingangsprocedure producten
2.5 Geurhinder
2.6 Voorzieningen sferen
2.7 Monitoringsprogramma
2.8 Vatenafvulinstallatie
Bijlage 2
Bijzondere voorwaarde De opslag van vloeibare afvalstoffen mag enkel gebeuren in de tankenparken die voorzien zijn van een vloeistofdichte en chemisch inerte inkuiping. In afwijking van de bepalingen vervat in art. 5.2.2.5.2§3 volstaat een inkuipingscapaciteit die minstens gelijk is aan de vereiste inkuipingscapaciteit voor de opslag van P1 en P2-vloeistoffen in bovengrondse opslagtanks volgens art. 5.17.3.7§2 van VLAREM II. Het bedrijf dient te beschikken over een automatisch productregistratiesysteem van de opgeslagen stoffen dat gebaseerd is op o.a. de toepasselijke R-zinnen, de hoofdeigenschap en het vlampunt en dat tevens toelaat op elk ogenblik de aanwezige opslaghoeveelheden per toepasselijke Vlarem-indelingsrubriek te bepalen per tankput, per vatenopslag en voor de volledige terminal. Voor er een nieuw product wordt opgeslagen, dient men via een geëigende ingangsprocedure de fysische, chemische, operationele, ecologische en veiligheids-afstanden van dit product te onderzoeken in functie van de karakteristieken van de opslagtank, de toelaatbaarheid volgens de milieuvergunning, de vereiste veiligheids-afstanden tussen de opslagtanks/opslagvaten en de eventuele onverenigbaarheid om het product samen op te slaan met andere vloeistoffen binnen eenzelfde inkuiping. Tevens dient men via deze ingangsprocedure eventuele maatregelen te bepalen die dienen voorzien te worden om de vergunningsvoorwaarden betreffende de luchtemissies na te leven. Indien er stoffen opgeslagen worden die aanleiding kunnen geven tot geurhinder dienen de nodige maatregelen getroffen te worden om de emissies via aangepaste luchtbehandelingssystemen te beperken. Dit geldt o.a. voor de opslag van acrylaten, sulfiden, vluchtige amines e.d. waar zowel de afgassen bij verlading als de afgassen door het ademen van de opslagtank dienen behandeld te worden. De 9 bestaande opslagsferen dienen minstens uitgerust te worden met de preventieve voorzieningen zoals beschreven in deel IV (preventieve maatregelen en controles), punt 5.1.2 (gasopslag in sferen) van het conform veiligheidsrapport. In samenwerking met een erkend milieudeskundige in de disciplines bodem en grondwater dient er een monitoringsprogramma uitgewerkt te worden m.b.t; het controleren van de grondwaterkwaliteit in de waarnemingsbuizen ter hoogte van de diverse tankenparken. Hierbij dient er een voldoend aantal waarnemingsbuizen (minstens 26 stuks) betrokken te worden welke gesitueerd zijn op relevante plaatsen in functie van de grondwaterstroming, de verdeling van de opslagtanks op het terrein ed. De waarnemingsbuizen dienen minstens zesmaandelijks onderzocht te worden op relevante verontreinigingen (minerale olie, BTEX, PAK’s, zware metalen.) De vatenafvulinstallatie dient voorzien te zijn van een installatie voor de afzuiging en de behandeling van afvalgassen en van een automatisch werkende sprinklerinstallatie. In de vatenopslagplaats in open lucht mogen geen P1- of P2 vloeistoffen opgeslagen worden.
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
2.9 Bedrijfsafvalwater
De van toepassing zijnde emissiegrenswaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater dienen per parameter berekend te worden als een gewogen gemiddelde, rekeninghoudend met enerzijds het influentdebiet van het gezuiverde grondwater en de lozingsnormen vermeld in de conformverklaring van de OVAM en anderzijds het influentdebiet van het bedrijfsafvalwater en de hierna vermelde lozingsnormen die enkel van toepassing zijn op de lozing van bedrijfsafvalwater vergund via dit besluit. De influentdebieten van het gezuiverde grondwater en het bedrijfsafvalwater dienen op elk moment afzonderlijk gekend te zijn. De volgende emissiegrenswaarden gelden :
Minerale olie BTEX totaal BTEX individueel Kwik Chroom VI Totaal chroom Totaal lood BOD COD Fenolen totaal stikstof Sulfiden Totaal fosfor Zwevende stoffen Acrylonitrile 2.10 Emissiereductieprogramma
Bijlage 2
0,500 mg/l 0,020 mg/l 0,010 mg/l 0,002 mg/l 0,05 mg/l 0,50 mg/l 0,05 mg/l 25 mg/l 125 mg/l 1 mg/l 15 mgN/l 1 mgS/l 2 mgP/l 60 mg/l 0,08 mg/l
Binnen de 6 maanden na de vergunningverlening moet een emissiereductieprogramma voor de componenten monochloorbenzeen en acyrlonitrile worden opgesteld en bezorgd aan de vergunningverlenende overheid, de AMV, de AMI en het schepencollege van Antwerpen.
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
3.11 Verbod ethanol opslag
3.12 Overschrijding 10-4
Bijlage 2
In de volgende opslagtanks mag geen ethanol worden opgeslagen : • Alle opslagtanks in put 9; • Alle opslagtanks in put 2; • Alle opslagtanks in put 11; • Alle opslagtanks in put 12; • Alle opslagtanks in put 18; • Tank 2000-13; • Tank 1200-06 • Tank 500-02; • Tank 500-03; • Tank 2000-04; • Tank 2000-08. Indien de NV Oiltanking Antwerpen ethanol wenst op te slaan in één van bovenvermelde opslagtanks, dient een herevaluatie van het risicobeeld te worden uitgevoerd door een deskundige erkend in de discipline “externe veiligheid – risico’s voor zware ongevallen”, teneinde de invloed hiervan op de ligging van de risicocontouren na te gaan. Aan de hand van de resultaten van deze risicoberekeningen, die moeten overgemaakt worden aan de afdeling Milieuvergunning moet bepaald worden door deze afdeling of opslag van ethanol in de betreffende tank toelaatbaar is of niet. Voor de installaties en scenario’s die in relevante mate bijdragen tot de 10-4 isorisicocontour ter hoogte van de perceelsgrens met NV Degussa Antwerpen, worden : - relevante ongevalscenario’s opgenomen en uitgewerkt in het intern noodplan van de NV Oiltanking Antwerpen - de bestaande interventieprocedures en- middelen uit het intern noodplan regelmatig door een deskundige erkend in de discipline “externe veiligheid – risico’s voor zware ongevallen” geëvalueerd. Hierbij moet worden nagegaan welke bijkomende voorzieningen of maatregelen (technische en/of organisatorische) kunnen genomen worden teneinde de impact van gebeurlijk ongevallen te minimaliseren.
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
3.13 Noodplan OTAnt – Degussa
3.14 Immissiemetingen Acrylonitrile
Bijlage 2
Tegen 15 augustus 2002 wordt een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de NV Oiltanking Antwerpen en de NV Degussa Antwerpen over de veiligheidsvoorzieningen die relevant kunnen zijn in het kader van de zone gelegen binnen de 10-4 isorisicocontour. Dit akkoord wordt overgemaakt aan de afdelingen Milieu-inspectie, Milieu-vergunningen, en Preventieve en Sociale Gezondheidszorg. Binnen een termijn van 6 maanden worden de bedoelde veiligheidsvoorzieningen van het eigen bedrijf en van het buurbedrijf geëvalueerd door een deskundige erkend in de discipline “externe veiligheid – risico’s voor zware ongevallen” en worden eventuele vereiste bijkomende veiligheidsvoorzieningen voorgesteld. Zolang de nodige veiligheidsvoorzieningen niet geïmplementeerd zijn moet jaarlijks een actualisatie van het verslag opgemaakt worden door een deskundige erkend in de discipline “externe veiligheid – risico’s voor zware ongevallen”. De interne noodplannen van de NV Oiltanking Antwerpen en de NV Degussa Antwerpen moeten afgestemd worden om een efficiënte bestrijding van gebeurlijke ongevallen mogelijk te maken. Hiertoe dient periodiek overleg te gebeuren tussen de NV Oiltanking Antwerpen en de NV Degussa Antwerpen. Immissiemetingen voor acrylonitrile worden uitgevoerd in Lillo (vaste meetpost of mobiele meetpost waarmee meetcampagnes worden uitgevoerd;) Hiertoe stelt een erkend deskundige in de discipline lucht een voorstel van meetprogramma op en het bedrijf legt dit ter goedkeuring voor aan de afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg, de afdelingen Milieu-inspectie en Milieuvergunningen en de Vlaamse Milieumaatschappij. De immissiemeetresultaten moeten worden getoetst aan de WHO – norm van 0,05 µg/m³. Tevens gebeurt ook een dispersieberekening voor het bepalen van de immissiebijdrage voor acrylonitrile, van de NV Oiltanking Antwerpen door een deskundige erkend in de discipline lucht. Het verslag van de metingen enerzijds en de berekeningen anderzijds moet overgemaakt worden aan de afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg, de afdeling Milieuvergunningen, de afdeling Milieuinspectie en de Vlaamse Milieumaatschappij. Dit moet gebeuren tegen uiterlijk 1 april 2003.
Indien de berekende imissiebijdrage significant is en de immissiemeetresultaten overschrijden de WHOnorm , dient het bedrijf in samenwerking met de erkende deskundige op basis van het onder punt 10 vermelde reductieprogramma aanvullende maatregelen voor te stellen. 3.15 Immissie Voor de immissie van andere kankerverwekkende stoffen moet een programma opgesteld worden met kankerverwekkende stoffen bewakingsmaatregelen. Deze immissieberekeningen en voorstellen van maatregelen dienen opgesteld te worden door een erkend deskundige lucht en moeten voorgelegd worden aan de afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg van de administratie Gezondheidszorg van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, de afdeling Milieuvergunningen en de afdeling Milieu-inspectie.
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
3.16 Studie gassferen
4.1 Verbod ethanol opslag
5.1 Afwijking sferen 5.2 Afwijking sferen 5.3 Afwijking sferen
5.4 Afwijking sferen 9.1 Aanpassing vw 2.2
9.2 Aanhouden 2.3, 2.4, 2.5
9.3 Beperking benzeenopslag
Bijlage 2
De exploitant dient tegen 1 november 2002 in overleg met een deskundige erkend in de discipline “externe veiligheid – risico’s voor zware ongevallen” een studie ter goedkeuring voor te leggen aan de afdeling Milieu-inspectie naar de nodige en voldoende maatregelen om het groepsrisico veroorzaakte door de NV Oiltanking voor de industriële populatie in de omgeving verder te bespreken. In het bijzonder dient het aanbrengen van een brandwerende deklaag op de 9 gassferen te worden overwogen, of evenwaardige maatregelen. Na goedkeuring van deze studie legt het bedrijf binnen de 2 maanden een actieplan voor ter implementatie van de bijkomende noodzakelijke maatregelen, aangevuld met een herrekening en attestering van de groepsrisico-curve. In de tankenparken TP 16 tot en met TP 20 mag geen ethanol worden opgeslagen. Indien de NV Oiltanking Antwerpen ethanol wenst op te slaan in één van de opslagtanks van de tankenparken TP 16 t/m TP 20 dient een herevaluatie van het risicobeeld te worden uitgevoerd door een deskundige erkend in de discipline “externe veiligheid – risico’s voor zware ongevallen”, teneinde de invloed hiervan op de ligging van de risicocontouren na te gaan. Aan de hand van de resultaten van deze risicoberekeningen, die moeten overgemaakt worden aan de afdeling Milieuvergunning moet bepaald worden door deze afdeling of opslag van ethanol in de betreffende tank toelaatbaar is of niet. De sferen dienen uitgerust te zijn met een temperatuurmeetsysteem dat toelaat de gemiddelde temperatuur van de opgeslagen gassen te bepalen. De temperatuur van de vloeistof in de sferen dient bijgehouden te worden in een register. Bij het bereiken van een temperatuur van 35°C dient de sfeer gekoeld te worden. De sferen dienen uitgerust te zijn met een sprinklerinstallatie die ook manueel in werking kan gebracht worden en in de nabijheid van de sferen dienen er minstens 4 mobiele brandweerkannonen ter beschikking te zijn. De veiligheidsventielen op de sferen dienen minstens om de 5 jaar afgesteld te worden. De tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde van het besluit MLAV1/01-262 van 10 januari 2002 wordt geschrapt en met betrekking tot de volledige inrichting geldt dat de volgende stoffen niet mogen opgeslagen worden: • ontplofbare producten; • oxiderende producten; • radioactieve producten; • licht ontvlambare producten met waarschuwingszin R17; • ammoniak De bijzondere vergunningsvoorwaarden nr. 3 (productregistratie-systeem), nr. 4 (maatregelen bij productwissel) en nr. 5 (stoffen die aanleiding kunnen geven tot geurhinder) van het besluit MLAV1/01262 van 10 januari 2002 zijn ook van toepassing op de uitbreiding. De totale opslag benzeen dient beperkt te worden tot 125.000 ton
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
9.4 Reductie emissies
9.5
9.6 9.7 9.8 9.9 9.10 9.11 10.1
14.1
Bijlage 2
In aanvulling van de bepalingen vervat in hoofdstuk 5.17 van titel II van VLAREM geldt voor de opslag en belading van alle producten die een dampspanning hebben van meer dan 13,3 kPa bij 35°C het volgende: De opslag gebeurt in tanks met een vlottend dak uitgerust met dichtingen zoals beschreven in het BAT hoofdstuk 5 van BREF “Emissions from storage of bulk or dangerous materials” (EIPPCB, juli 2006). Indien geen vlottend dak aanwezig is, worden opslagemissies naar een nabehandeling geleid. De keuze van de geschikte nabehandeling verloopt volgens de ingangsprocedure. De emissies die ontstaan door de belading van mobiele tanks (exclusief zeeschepen) zullen naar een nabehandeling geleid worden of via een dampretourleiding terug naar de tank geleid worden. De keuze van de nabehandeling verloopt volgens de ingangsprocedure. Reductie emissies De ingangsprocedure moet uitgebereid worden voor wat betreft de reductie van de emissies die vrijkomen bij de op- en overslag van producten met een dampspanning groter dan 13,3 kPa bij 35°C (exclusief de belading van zeeschepen). Volgende zaken moeten bijkomend opgenomen worden: Een beslissingschema voor de inzet van emissiebeperkende maatregelen waaruit blijkt dat de VOS emissies tot een minimum zullen beperkt worden. Voor iedere nabehandeling het minimale rendement dat, of de maximale uitstoot die, zal gehanteerd worden voor het al dan niet inzetten van de betreffende maatregel. De aangepaste ingangsprocedure wordt uiterlijk op 1 januari 2009 en bij elke wijziging ter goedkeuring voorgelegd aan de milieuvergunningverlenende overheid en de afdeling Milieuvergunningen. Afvalstoffenaanvoer In afwijking van de bepalingen vervat in art. 5.2.1.2.§3 van Vlarem II is de normale afvalstoffenaanvoer toegelaten voor 7 uur en na 19 uur. Groenscherm In afwijking van de bepalingen vervat in art. 5.2.1.5.§5 van Vlarem II dient er geen 5 meter breed groenscherm aangelegd te worden langsheen de randen van de inrichting. Opvangcapaciteit inkuiping In afwijking van de bepalingen vervat in art. 5.2.2.5.2.§3 van Vlarem II volstaat het indien de opvangcapaciteit van de inkuiping voldoet aan de bepalingen van artikel 5.17.3.7§2 van Vlarem II. Beheer afvalstoffen De nodige maatregelen worden genomen zodat geen vermenging en/of verdunning van diverse afvalstoffen in de opslagtanks mogelijk is. Overleg noodplanning Omwille van het wederzijdse risico, moet regelmatig overleg gepleegd worden met beide naburige bedrijven om de veiligheidsvoorzieningen en noodplanning te overlopen en actueel te houden. Belading zeer giftige De belading van zeer giftige producten naar zeeschepen, die niet uitgerust zijn om emissiebeperkende producten maatregelen te treffen, is verboden. Aanhouden 9.1, 9.2, 9.3, De volgende bijzondere voorwaarden, opgelegd in het deputatiebesluit MLAV1/08-98 van 12 juni 2008 9.4, 9.10, 9.11 zijn ook van toepassing op de gemelde wijziging, m.n. de bijzondere voorwaarde horende bij het eerste-, tweede-, derde-, vierde-, tiende- en elfde gedachtenstreepje. Opslag cfr. tabel E2 MVA De beperkingen met betrekking tot de opslagplaats of de opslaghoeveelheden, vermeld in de tabel van bijlage E2 van de vergunningsaanvraag moeten strikt nageleefd worden waarbij onder andere propyleenoxide enkel mag worden opgeslagen in de tankenparken 6-20-21-22-23 en de totale opslag van (zeer) giftige stoffen zoals acrylonitrile en methacrylonitrile beperkt tot 56.500 ton/m³ (waarvan maximaal 12.250 ton/m³ zeer giftig) en enkel mogen opgeslagen worden in de tankenparken 6-14-15-20-21-22.
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
14.2 Aanhouden 9.1, 9.2, 9.3, 9.4, 9.10, 9.11 15.1 Afwijking inwendig onderzoek sferen
15.2 Afwijking inwendig onderzoek sferen 15.3 Afwijking inwendig onderzoek sferen 15.4 Afwijking inwendig onderzoek sferen 17.1 Aanhouden 14.1 en 14.2
Bijlage 2
De volgende bijzondere voorwaarden, opgelegd in het deputatiebesluit MLAV1/08-98 van 12 juni 2008 zijn ook van toepassing op de gemelde wijziging, m.n. de bijzondere voorwaarde horende bij het eerste-, tweede-, derde-, vierde-, tiende- en elfde gedachtenstreepje. Er zullen bijkomende niet-destructieve onderzoeken uitgevoerd worden op de houders naast de akoestische emissietesten, zijnde: • 100% visuele uitwendige inspectie van de sferen; • Nazicht van de zettingsmetingen van de sferen; • 100% visuele inspectie van de lassen van de 8 steunkolommen van de houders; • Ultrasone diktemetingen van de 8 steunkolommen van de houders, bovenaan en onderaan de brandwerende bekleding en op plaatsen waar mogelijk corrosie kan optreden; • Visuele inspectie van de brandwerende bekleding van de 8 steunkolommen; • Visuele inspectie van de kruiselingse verstevigingsstangen; • Ultrasone wanddiktemetingen op represtantieve locaties van de houder; de locaties en de resultaten worden beoordeeld door een erkende milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen; • Bepalen van additionele geschikte niet-destructieve technieken bij het vaststellen van indicaties door middel van akoestische emissies van de klasse 2 en de klasse 3; • Nazicht van de controle van de afsteldrukken van de veiligheidskleppen; • Nazicht van de aardingsmetingen van de houders; • Visuele inspectie en beproeving van de sprinklerinstallatie; Er wordt een verslag van deze onderzoeken opgesteld door een erkende milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen waarin de onderzoeksresultaten geëvalueerd worden en indien vereist de uit te voeren herstellingen bepaald worden; de eventuele herstellingswerken worden opgevolgd; Op de gassfeer S280-3 wordt naast de akoestische emissiemetingen, ook een inwendig onderzoek uitgevoerd; De drukverhoging ligt binnen de operationele limieten van de installaties en gebeurt conform de operationele procedures. Naleven beperkingen met betrekking tot de opslagplaats of de opslaghoeveelheden en aanhouden voorwaarden 9.1, 9.2, 9.3, 9.4, 9.10, 9.11
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 3
BIJLAGE 3 Luchtkwaliteitsdoelstellingen
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 3
Bijlage 3: Luchtkwaliteitsdoelstellingen
1.
Europees vastgelegde doelstellingen
In onderstaande tabel worden de actueel van toepassing zijnde, en de reeds vastgelegde toekomstige luchtkwaliteitsdoelstellingen opgenomen, zoals af te leiden uit de Europese regelgeving, en in Vlaanderen via Vlarem II-wetgeving geïmplementeerd. Luchtkwaliteitsdoelstellingen
overeenkomstig
de
Europese
Kaderrichtlijn
‘Lucht’
goedgekeurd op 14 april 2008) Polluent
Middelingtijd
Grenswaarde
Overschrijdingsmarge
Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden
Zwevende deeltjes (PM10) Daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
24 uur
50 µg/m3 PM10 mag niet meer dan 35 keer per jaar worden overschreden. (35/365 -> P 90,40 -
50% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2005
1 januari 2005
Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
kalenderjaar
40 µg/m3 PM10
20% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2005
1 januari 2005
Zwevende deeltjes (PM2,5) Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
kalenderjaar
25 µg/m3 PM2,5 (1)
1 januari 2015
(1)
: tot 2015 geldt de waarde als streefwaarde; voor 2020 staat een indicatieve waarde van 20 µg/m³ vermeld. In 2013 wordt een herevaluatie voorgesteld
Stikstofdioxide (NO2) en stikstofoxiden (NOX) Uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
1 uur
200 µg/m3 NO2 mag niet meer dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden (18/8760 -> P 99,79 -
50% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0%
1 januari 2010
(herziening
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 3
Polluent
Middelingtijd
Grenswaarde
Overschrijdingsmarge
Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden
jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
Kalenderjaar
40 µg/m3 NO2
50% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2010
1 januari 2010
alarmdrempel
uurbasis
400 µg/m3 NO2 gedurende 3 opeenvolgende uren
Geen overschrijdingsmarge
1 januari 2010
jaargrenswaarde voor de bescherming van de vegetatie
Kalenderjaar
30 µg/m3 NOx
Geen overschrijdingsmarge
19 juli 2001 In Vlaanderen zijn evenwel geen gebieden gedefinieerd waar de grenswaarde van toepassing is
Zwaveldioxide (SO2) Uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
1 uur
350 µg/m3 mag niet meer dan 24 keer per kalenderjaar worden overschreden
150 µg/m3 (43%) bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2005
1 januari 2005
Daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
24 uur
125 µg/m3 mag niet meer dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden
geen
1 januari 2005
Gemiddeld dagelijks maximum over 8 uur
10 mg/m3
6 mg/m3 op 13 december 2000, op 1 januari 2003 en daarna om de 12 maanden afnemend met 2 mg/m3, om op 1 januari 2005 uit te komen op 0%
1 januari 2005
kalenderjaar
0,5 µg/m3
100% 1 januari 2001 – 12 maanden afnemend tot 0% op 1 januari 2005 (2010)
1 januari 2005
Koolstofmonoxide (CO) Grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
Lood (Pb) Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
(1 januari 2010)
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Polluent
Overschrijdingsmarge
Bijlage 3
Middelingtijd
Grenswaarde
Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden
kalenderjaar
5 µg/m3
daggemiddelde
50 µg/m³ (als 98P)
-
-
Gemiddeld dagelijks maximum over 8 uur
120 µg/m³ (25 x gemiddelde over 3 jaar)
Grenswaarde nog niet definitief
1 januari 2010
Benzeen (C6H6) Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
1 januari 2010
Ozon (O3) Streefwaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
M.b.t. de vermelde grenswaarden dient gesteld dat het voldoen hieraan zeker niet impliceert dat er geen gezondheidseffecten meer kunnen zijn. Dit is bijv. geenszins het geval m.b.t. fijn stof waarvan aangenomen wordt dat er geen onderste concentratie bestaat beneden welke er geen (gezondheids)effecten meer zouden optreden. In die zin dient systematisch gestreefd te worden naar de laagste concentraties. Dit zit enigszins vervat in de nieuwe kaderrichtlijn lucht die streefwaarden hanteert voor de reductie van PM2,5. Hierbij dient wel aangegeven te worden dat de aangenomen grenswaarden inzake PM2,5 aanzienlijk hoger zijn dan doelstellingen welke in (sommige) andere landen gehanteerd worden. Zo zou in de USA een grenswaarde van 15 µg/m³ gehanteerd worden (te vergelijken met de aanzienlijk hogere 25 µg/m³ die in 2015 in de EU van kracht is geworden en tegen 2020 tot 20 µg/m³ zou kunnen aangescherpt worden!).
Niettegenstaande de ingevoerde doelstellingen inzake PM2,5, welke als schadelijker kan beschouwd worden dan PM10, heeft Nederlands onderzoek aangetoond dat het respecteren van de daggemiddelde doelstelling inzake PM10 alsnog de meest kritische factor blijft ten aanzien van het al of niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen. Dit heeft vnl. te maken met de hoogte van de jaargemiddelde PM2,5-doelstellingen.
2.
Zware metalen (in omgevingslucht)
M.b.t. de zware metalen kunnen een aantal doelstellingen geciteerd worden, afkomstig van zowel Vlarem II-wetgeving, EU-bepalingen als afgeleid uit WGO-voorstellen.
Ten aanzien van de doelstellingen van verschillende zware metalen dient aangegeven te worden dat in feite zou rekening moeten gehouden worden met de vorm waaronder deze zware metalen voorkomen, gezien dit in een aantal gevallen een belangrijke impact heeft op de effecten. Vaak zijn er evenwel te weinig gegevens beschikbaar ten aanzien van de vorm waarin de metalen voorkomen om
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 3
hierover uitspraak te doen. Indien beschikbaar wordt bij de impactbeoordeling alsnog rekening gehouden met de wijze van voorkomen, en kan een aangepast toetsingskader uitgewerkt worden.
3.
Depositie van stof en zware metalen
Grenswaarden en doelstellingen inzake stofdepositie in mg/m².dag
Uitmiddeling stof (niet gevaarlijk) jaar
Vlarem II-waarden Grenswaarde Richtwaarde 650 350
Jaargemiddelde grens- en streefwaarden inzake depositie van zware metalen uitgedrukt in µg/m².dag (als gemiddelde op jaarbasis)
lood cadmium
Grenswaarde
Richtwaarde
TA-luft
Vlarem II
Vlarem II
3.000
250
100
20
2
nikkel
15
arseen
4
kwik
1
vanadium mangaan thallium
10
2
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
4.
Bijlage 3
VOS
Inzake VOS zijn er weinig wettelijk vastgelegde luchtkwaliteitsdoelstellingen. Enkel voor benzeen wordt op Europees en Vlaams niveau een grenswaarde opgelegd. Voor enkele VOS kan nog verwezen worden naar de doelstellingen zoals vastgelegd door de WGO.
Ook voor andere aromatische koolwaterstoffen zoals xylenen en ethylbenzeen kunnen gelijkaardige doelstellingen voorop gesteld worden als deze voor tolueen. In principe zou men ook de som van deze stoffen aan een dergelijk kader kunnen toetsen.
5.
Dioxines
Inzake dioxines liggen geen wettelijke doelstellingen vast. Voor de impactbeoordeling wordt gerefereerd naar de toetsingswaarden zoals gehanteerd door VMM, welke afgeleid werden uit aanvaardbare dagelijkse innamendosissen. Dit zijn dus geen wettelijk vastgelegde doelstellingen. Op basis van een richtwaarde van 1 of 4 pgTEQ/kg.dag als innamedosis (WGO) worden hieronder de drempelwaarden voor de gemeten deposities opgenomen, zoals gehanteerd door VMM. Doelstellingen inzake depositie van dioxine, zoals gehanteerd door VMM Innamedosis WGO richtwaarde op basis van 1 pgTEQ/kg.dag richtwaarde op basis van 4 pgTEQ/kg.dag
Jaargemiddelde depositie 2 pg TEQ/m².dag
Maandgemiddelde depositie 6 pg TEQ/m².dag
10 pg TEQ/m².dag
26 pg TEQ/m².dag
omschrijving Matig verhoogde waarde (26 pg ≥ x > 6 pg TEQ/m².dag) Verhoogde waarde (> 26 pg TEQ/m².dag)
Op basis van de langjarig gemiddelde meetwaarden t.h.v. achtergrondstations kan gesteld worden dat de jaargemiddelde doelstelling van 2 pg TEQ/m².dag (als jaargemiddelde depositie), wat overeenkomt met een innamedosis van 1 pgTEQ/kg.dag, in Vlaanderen momenteel niet (op permanente basis) haalbaar is. De richtwaarde van 10 pgTEQ/m².dag, overeenkomend met een inname dosis van 4 pg TEQ/kg.dag, zou daarentegen wel haalbaar moeten zijn, behoudens op plaatsen met een aanzienlijke lokale bron. Als belangrijkste dioxinebronnen worden in Vlaanderen beschouwd: bepaalde metallurgische activiteiten, houtkachels en open haarden, verbranding van groen- en ander afval in open vuurtjes,….
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
6.
Bijlage 3
Zure depositie
Doelstellingen inzake zure depositie worden afgeleid uit beleidsdoelstellingen. Beleidsdoelstellingen in Zeq/ha.jaar voor verzurende depositie (bron: jaarrapporten VMM)
Totale verzuring (Zeq/ha.jaar)
Middellangetermijndoelstelling (2010)
Langetermijndoelstelling 1 * (2030)
Langetermijndoelstelling 2 ** (2030)
2.770
1.400
300 à 700
* Lange termijnsdoelstelling 1: voor de meeste bio-ecosystemen (Mina-plan 3, 2004). ** Lange termijnsdoelstelling 2: voor verzuringsgevoelige gebieden, zoals heide op zandgronden en kalkarme vennen.
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 5
BIJLAGE 4 Beleid OTSA inzake gezondheid, veiligheid, beveiliging en milieu
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 5
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 5
BIJLAGE 5 Handtekeningen initiatiefnemer en externe deskundigen
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 5
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 5
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 5
Kennisgeving Project-MER 2015 – Oiltanking Stolthaven Antwerp NV
Bijlage 5