Onderzoeksverslag ‘Van betalingsachterstand tot (dreigende) huisuitzetting, De verhalen van huurders’
Gegevens Studenten Donja Pouw Genevieve Read Lisette Smink Melina de Wit
-
500636638 500641410 500623977 500623808
Opdrachtgever Naam: Stichting Eropaf! Begeleiders leerwerkonderzoek Naam begeleiders: Simona Gaarthuis & Henrike Kowalk E-mail adressen:
[email protected] &
[email protected] Hogeschool en minor Naam: Hogeschool van Amsterdam Domein: Maatschappij en recht Minor: Outreachend innoveren Inleverdatum leerwerkonderzoek Inleverdatum: 9 januari 2015 voor 13.00 uur
Inhoudsopgave Inleiding 1. Probleemanalyse 1.1 Aanleiding onderzoek 1.2 Probleemstelling 1.3 Doelstelling 1.4 Resultaten 1.5 Centrale vraagstelling 1.6 Operationalisering 1.7 Deelvragen 2. Opzet eindproduct 2.1 Verantwoording eindproduct 2.2 Verantwoording vaardigheden onderzoekers 2.3 Kenmerken van de respondenten 3. Resultaten 3.1 Contact met organisaties en sociaal netwerk 3.2 Het traject dat huurders doorlopen 3.3 Het voorkomen van een dreigende huisuitzetting 4. Analyse 5. Conclusie 6. Aanbevelingen 7. Evaluatie 8. Eindproduct 9. Bijlagen 9.1 Bijlage 1 - Theoretische verkenning 10. Bijlage 2 – Methodologische verantwoording 11. Bijlage 3 – Topic lijsten 12. Bijlage 4 – interviewvragen 13. Bijlage 5 - Verbatim [niet opgenomen] 14. Bijlage 6 – Label schema’s [niet opgenomen] 15. Bijlage 7 – Bronnen
p.2 p.3 p.3 p.3 p.4 p.4 p.5 p.5 p.6 p.7 p.7 p.8 p.9 p.10 p.10 p.12 p.14 p.15 p.20 p.22 p.24 p.25 p.27 p.27 p.36 p.42 p.46 p.45 p.45 p.46
1
Inleiding Hierbij presenteren wij het onderzoeksverslag voor een onderzoek in het kader van de minor Outreachend Innoveren. De studenten uit deze onderzoeksgroep zijn bij elkaar gekomen door een gemeenschappelijke interesse in het onderwerp ‘voorkomen huisuitzettingen’. De opdrachtgever voor dit onderzoek is de Stichting Eropaf!. De stichting beheert een landelijk meldpunt ter voorkoming van huisuitzettingen. De essentie van het landelijk meldpunt is om samen met de huurder, die kampt met een (dreigende) huisuitzetting, te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de huisuitzetting te voorkomen. Stichting Eropaf! werkt samen met Pieter Hilhorst, initiatiefnemer van het Goede-GierenFonds. De essentie van dit fonds is om maatschappelijke problemen te voorkomen door de schulden op te kopen van de schuldenaren (Eropaf!, 2011). Het probleem is dat er op dit moment geen overzicht is voor zowel de stichting Eropaf! als het Goede-Gieren-Fonds over de persoonlijke verhalen van de huurders die te maken hebben of hebben gehad met een (dreigende) huisuitzetting in Rotterdam. Met dit onderzoek willen wij een bijdrage leveren aan het verstrekken van informatie aan de stichting Eropaf! en Pieter Hilhorst. De informatie die wij verstrekken kan worden gebruikt om de knelpunten in kaart te brengen die de huurder heeft ervaren in het traject van de (dreigende) huisuitzetting. De centrale vraagstelling waar een antwoord op wordt gegeven in dit onderzoek luidt: ‘Hoe vinden huurders in Rotterdam dat het traject bij (dreigende) huisuitzetting is verlopen?’ In dit onderzoek staan de verhalen van de huurders van sociale woningen in Rotterdam centraal. In het onderzoeksverslag komen de volgende onderdelen aan bod: de resultaten van het onderzoek, de analyse over deze resultaten, de conclusie gebaseerd op de analyse en tenslotte de aanbevelingen. In de bijlagen kunt u de theoretische verkenning en de methodologische verantwoording uit de onderzoeksopzet lezen. Deze dienen ter verduidelijking van de informatie in dit onderzoeksverslag. Verder kunt u in de bijlagen de uitgeschreven interviews lezen en het label schema bekijken op basis waarvan onze resultaten zijn verzameld en geanalyseerd.
2
1. De probleemanalyse In dit hoofdstuk zal de probleemanalyse weergegeven worden zoals deze is opgesteld in de onderzoeksopzet. Deze weergave dient ter verduidelijking van de aanleiding, de probleemstelling, de doelstelling en de onderzoeksvragen. De lezer krijgt middels dit hoofdstuk een goed beeld waarop de resultaten in dit onderzoeksverslag zijn gebaseerd. 1.1 Aanleiding onderzoek De aanleiding voor het uitvoeren van dit onderzoek is het verzoek van de stichting Eropaf! en Pieter Hilhorst (van het Goede Gieren-fonds) aan studenten die geïnteresseerd zijn in het onderwerp ‘meldpunt voorkomen huisuitzettingen’. Stichting Eropaf! beheert een landelijk meldpunt ´Voorkomen huisuitzettingen´. Bij het meldpunt kunnen cliënten, hun netwerk en professionals (dreigende) huisuitzettingen melden. Eropaf! constateerde dat een groot deel van de meldingen uit Rotterdam afkomstig was. Doordat de stichting geen directe hulpverlening biedt en niet langer dan noodzakelijk betrokken is bij de situaties, zijn de aard van de problemen waarmee de huurders kampen niet structureel in kaart gebracht (Eropaf!, 2011). Eropaf! en Pieter Hilhorst willen dat er onderzoek wordt gedaan naar de verhalen van de huurders. Zij stellen de vraag hoe de situatie is ontstaan en verlopen, welke acties er zijn ondernomen om een huisuitzetting te voorkomen, waar de knelpunten zitten in contact tussen huurders en organisaties en welke verbeteringen hierin aan te brengen. Dit alles vanuit het perspectief van de huurders. Het onderzoek wordt in Rotterdam uitgevoerd, omdat Eropaf! in de afgelopen periode veel meldingen uit de gemeente Rotterdam heeft ontvangen. Het onderzoek verdiept zich in verhalen van de doelgroep huurders van sociale woningen in Rotterdam, die in contact zijn geweest met Eropaf!. 1.2 Probleemstelling In vergelijking met andere steden, waar het meldpunt betrokken is, is het aantal (dreigende) huisuitzettingen in de gemeente Rotterdam gestegen. Dit is gebleken uit de dossiers van stichting Eropaf!. De stijging vond plaats onder huurders van sociale huurwoningen in Rotterdam waarbij een (dreigende) huisuitzetting wegens huurachterstand heeft plaatsgevonden. De toename van het aantal huisuitzettingen wordt veroorzaakt door structurele huurachterstand (van twee maanden of meer), als gevolg van financiële problemen, waarbij men kan denken aan: terugval in het inkomen, onverwachte uitgaven, uitgaven die meer bedragen dan het inkomen, of onverwachte financiële tegenvallers. Door al deze omstandigheden lopen huurders het risico een huurachterstand op te lopen en uiteindelijk kunnen zij te maken krijgen met een (dreigende) huisuitzetting (Aedes, 2013). Gedurende het proces van een (dreigende) huisuitzetting zijn vaak meerdere hulpverleners betrokken zoals maatschappelijke organisaties en woningcorporaties, die proberen huisuitzettingen te voorkomen. Ondanks deze professionele bemoeienis lukt het vaak niet om het tij te keren en wordt een huisuitzetting uitgevoerd. Dit leidt tot sociaal-maatschappelijke 3
schade bij huishoudens. Het werken aan het voorkomen van huisuitzettingen is een gerichte manier om dak- en thuisloosheid te voorkomen (Eropaf!, 2011). Eropaf! biedt geen directe hulpverlening en blijft niet op lange termijn betrokken bij het traject van de (dreigende) huisuitzetting. Hierdoor heeft de stichting geen inzicht noch kennis over het verloop van de situatie die de huurders doorlopen van betalingsachterstand tot (dreigende) huisuitzetting. Samen met Pieter Hilhorst wil Eropaf! de huurders ondersteunen die zich in deze ongunstige situaties bevinden. Doordat Eropaf! geen overzicht heeft over hun werkwijze, missen zij echter informatie over het verloop van de huurderssituatie, waardoor de knelpunten in de praktijk niet aangepakt kunnen worden. Dit onderzoek verstrekt informatie aan Eropaf! en Pieter Hilhorst van het Goede Gieren-fonds over de verhalen van huurders. De hulpverlening is niet altijd succesvol en de opdrachtgever van dit onderzoek mist informatie over het perspectief van de huurder. Knelpunten in de ondersteuning aan huurders kunnen niet aangepakt worden op de gebieden waarvan de huurder vindt dat het nodig is. Huisuitzettingen leiden tot sociaal maatschappelijke schade, slagvaardiger handelen bij een (dreigende) huisuitzetting, op een manier die op de behoefte van de huurders aansluit is nodig om deze schade te voorkomen. 1.3 Doelstelling De doelstelling van dit onderzoek is informatie verstrekken aan stichting Eropaf! en Pieter Hilhorst over het verloop van situaties van (dreigende) huisuitzetting vanuit het perspectief van de huurders. De informatie die verkregen is in dit onderzoek zal als input dienen voor het verbeteren van de hulpverlening en ondersteuning aan mensen die in de toekomst te maken krijgen met een (dreigende) huisuitzetting. 1.4 Resultaten De resultaten uit dit onderzoek dienen voor Eropaf! en Pieter Hilhorst als leidraad ter verbetering van de hulpverlenende organisaties die ondersteuning bieden aan huurders die te maken hebben met een (dreigende) huisuitzetting. Het eindproduct van dit onderzoek bestaat uit drie onderdelen: - Een presentatie (aan de hand van een powerpoint) - Een onderzoeksverslag - Een uitgewerkt verhaal van één van de huurders Tijdens de presentatie zal worden ingegaan op alle informatie die we hebben verzameld gedurende het onderzoek, de verbanden die wij hiertussen leggen en de theoretische koppelingen die we hebben kunnen maken. In het onderzoeksverslag lichtten wij de resultaten en onze analyse hiervan schriftelijk toe. Het uitgewerkte verhaal dient ertoe dat de opdrachtgever meer inzicht krijgt in het traject van betalingsachterstand tot (dreigende) huisuitzetting. Het verhaal zorgt ervoor dat de opdrachtgever één totaaloverzicht heeft van een verhaal van een huurder. Aan de hand hiervan hebben ze overzicht over het traject wat doorlopen is. Tijdens onze presentatie en in het onderzoeksverslag zullen we een bredere weergave geven van alle verhalen. Dit met als doel onze presentatie helder te houden.
4
In het onderzoeksverslag zullen ten eerste de resultaten van het onderzoek weergegeven worden. Vervolgens leest u een analyse van deze resultaten, met deze analyse worden de deelvragen beantwoordt. Vervolgens staan een conclusie en aanbevelingen geschreven. De drie onderdelen van het eindproduct zullen overhandigd en gepresenteerd worden aan onze opdrachtgever en begeleiders vanuit de Hogeschool van Amsterdam. De aanbevelingen van dit onderzoek zijn de zaken waarin huurders knelpunten zien in de ondersteuning aan mensen die te maken hebben met een (dreigende) huisuitzetting. Onze aanbevelingen komen dus voort uit het perspectief van de huurders. Tijdens de presentatie van dit onderzoek staan de aanbevelingen, de gesignaleerde knelpunten uit de verhalen van huurders en de conclusie centraal. 1.5 Centrale vraagstelling Onderzoeksvraag: Hoe vinden huurders in Rotterdam dat het traject bij (dreigende) huisuitzettingen is verlopen? 1.6 Operationalisering Traject: de zes fasen bij (dreigende) huisuitzetting. Dreigend: Als de huisuitzetting zich geopenbaard heeft voor de huurder. De huurder heeft schriftelijk te horen gekregen dat hij/zij zijn huis zal moeten verlaten. De datum van de ontruiming wordt duidelijk vermeld. Huisuitzettingen: Een huurder die te horen krijgt dat hij/zij zijn huis moet verlaten. Wij hebben ons onderzoek beperkt tot huurders die door betalingsproblemen de huur langer dan 3 maanden niet betaald hebben en hierdoor hun woningen worden uitgezet. Huurders: De mensen die een woning hebben gehuurd van de verhuurder (woningcorporatie). Sociale woningen: huurwoningen die door de gemeente worden aangeboden aan mensen met een inkomen tot € 34.678 in 2014 (rijksoverheid, 2014). Randvoorwaarden: Onze opdrachtgever geeft toegang tot het inzien van de dossiers die van belang zijn voor het onderzoek. Voor het afnemen voor de interviews in Rotterdam, zullen kosten gemaakt worden in verband met het reizen met het openbaar vervoer. Deze kosten worden gedeclareerd bij Eropaf! op voorwaarde dat het ov-kaartje wordt ingeleverd bij Eropaf!.
5
1.7 Deelvragen Deelvraag I: Met welke instellingen hebben de huurders contact gehad en hoe hebben zij gebruik gemaakt van hun sociale netwerk? Deelvraag II: Hoe ontwikkelt zich een (dreigende) huisuitzetting en welk traject doorlopen huurders bij (dreigende) huisuitzettingen? Deelvraag III: Op welk(e) moment(en) denkt de huurder dat een (dreigende) huisuitzetting voorkomen had kunnen worden?
6
2. Opzet eindproduct Alvorens de resultaten van dit onderzoek weergegeven zullen worden, wordt in dit hoofdstuk dieper ingegaan op hoe wij de opdrachtgever willen informeren over de verkregen resultaten uit het onderzoek. U heeft hier eerder over kunnen lezen in paragraaf 1.4. van het onderzoek. Verder wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke manier het onderzoek relevant is voor de praktijk en de doelgroep. Daarnaast wordt een beschrijving geven van de zaken waar wij als onderzoekers aandacht voor hebben moeten houden. Zoals u in de methodologische verantwoording in bijlage 1 kunt lezen, konden wij de specifieke kenmerken van de respondenten niet beschrijven, omdat wij geen weet hadden wie de respondenten waren die wij te spreken zouden krijgen. De respondenten zijn steekproefsgewijs geselecteerd en wij konden vooraf niets zeggen over verdere relevante kenmerken. Na het uitvoeren van het onderzoek is dit duidelijk geworden en de gegevens zullen in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk beschreven worden. 2.1 Verantwoording eindproduct In de onderzoeksopzet in bijlage 1 hebben wij de probleemanalyse, theoretische verkenning en de methodische verantwoording van het onderzoek uitgeschreven. Zoals eerder werd benoemd richt het onderzoek zich op de ontwikkeling van een dreigende huisuitzetting onder huurders van sociale woningen in Rotterdam, die in contact zijn geweest met Eropaf!. In de analyse in het onderzoeksverslag koppelen we de theorie uit de theoretische verkenning en het theoretisch kader aan de verhalen van de respondenten. De huurders zijn bevraagd over het gehele traject van huurachterstand (en de periode daarvoor) tot aan de (dreigende) huisuitzetting en de tijd daarna. Met de interviews hebben wij ons verdiept in de leefwereld van huurders. Onze opdrachtgever heeft op het moment een tekort aan informatie over het verloop van het traject van dreigende huisuitzetting en de beleving van huurders hierover. Door de verhalen te verzamelen van de huurders en deze te analyseren, kunnen we aangeven welke verbeterpunten er zijn vanuit het perspectief van huurders in de ondersteuning aan mensen in een situatie van dreigende huisuitzetting. Door dit te doen geven wij een relevant product voor de beroepspraktijk uit. In de verhalen wordt de nadruk gelegd op de beleving van huurders en wat zij denken dat beter/ anders kan. Het ontbrak de opdrachtgever van dit onderzoek aan informatie op dit gebied. Dit onderzoeksverslag is onderdeel van het eindproduct van dit onderzoek. Omdat wij inzichtelijk willen maken op welke manier wij de verhalen en belevingen uit de interviews hebben gefilterd, hebben wij gekozen voor een verslag waarin dit alles duidelijk wordt gemaakt. Allereerst zullen de bevindingen uit het onderzoek aan de opdrachtgever en andere geïnteresseerden gepresenteerd worden tijdens een presentatie op de werklocatie van onze opdrachtgever. De presentatie betreft het tweede deel van het eindproduct van ons onderzoek en zal gedaan worden aan de hand van een PowerPoint presentatie. In dit onderzoek staan de verhalen van huurders centraal. Om dit duidelijk naar voren te laten komen zullen we één van de verhalen van de huurders uitwerken en verwerken in een handout. Deze hand- out is het derde onderdeel van het eindproduct van dit onderzoek, die tevens aan de opdrachtgever zal worden gegeven. De opdrachtgever wilde één volledig uitgeschreven verhaal waarin het proces waarmee huurders te maken krijgen wordt weergegeven. Wij hebben voor dit verhaal gekozen omdat de huurder werkzaam was als zzp`er, uit zijn verhaal blijkt hoe kwetsbaar deze groep is. Volgens het Centraal Bureau van 7
de Statistiek (CBS) zal de groep zzp’ers in de toekomst alleen maar groter worden, hierom leek ons dit verhaal interessant en actueel. Eropaf! krijgt hierdoor krijgt inzicht in het proces van betalingsachterstand tot aan dreigende huisuitzetting. Tijdens de presentatie zullen we de verbinding leggen met de verhalen van de huurders. Dit met het doel duidelijk te maken welke problemen ook bij andere huurders spelen. Op deze manier willen wij aandacht vragen voor de zaken die huurders belangrijk vinden. In dit onderzoeksverslag zal ingegaan worden op alle onderzoeksresultaten en zullen we dus onze algemene bevindingen weergeven. Dit met als doel de opdrachtgever te informeren en ervoor te zorgen dat we naast het uitwerken van een specifieke verhaal, ook een volledige weergave van de onderzoeksresultaten geven. In dit onderzoeksverslag zullen allereerst de onderzoeksresultaten beschreven worden aan de hand van de informatie uit de interviews. In het hoofdstuk resultaten leest u dus puur de bevindingen uit het onderzoek en gaan wij nog niet verder in op onze interpretatie hiervan. Vervolgens worden de deelvragen van dit onderzoek beantwoordt middels een analyse. Deze analyse is vormgegeven aan de hand van het theoretisch kader en de verbanden die wij leggen naar aanleiding van de informatie uit de verschillende interviews. De analyse mondt uit in het beantwoorden van de hoofdvraag van dit onderzoek: “Hoe vinden huurders in Rotterdam dat het traject bij (dreigende) huisuitzettingen is verlopen?” De hoofdvraag wordt beantwoordt in het hoofdstuk: Conclusie. Naar aanleiding van de conclusie schrijven wij aanbevelingen voor de beroepspraktijk. Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op wat huurders vinden dat anders/ beter kan in de ondersteuning aan mensen die te maken hebben met een dreigende huisuitzetting. Het onderzoeksverslag, de presentatie en één uitgeschreven verhaal zijn een realistisch eindproduct voor de praktijk, omdat wij middels het schrijven en vertellen van de verhalen en belevingen van de huurders aansluiten op de verwachting van de opdrachtgever. De doelstelling van dit onderzoek is het verstrekken van informatie aan de opdrachtgever en samenwerkingspartner Pieter Hillhorst van het Goede Gieren- fonds vanuit het perspectief van de huurder. De uiteindelijke doelstelling van onze opdrachtgever is het verbeteren van de ondersteuning aan mensen die te maken hebben met een dreigende huisuitzetting. 2.2 Verantwoording vaardigheden onderzoekers In het onderzoek wordt rekening gehouden met de belangen van de huurders, door bij het verwerken van de verkregen informatie de namen te anonimiseren. Verder blijven we zo dichtbij mogelijk bij het eigen verhaal van de huurder om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten. Daarnaast wordt er rekening gehouden met de omgeving waarin de huurder zich bevindt bij het afnemen van de interviews. Dit doen wij door de huurders de vraag te stellen waar zij het interview het liefst zouden houden. Dit heeft ervoor gezorgd dat sommige interviews bij de huurders thuis zijn afgenomen, een andere is afgenomen in een café. De huurders worden op de hoogte gebracht van het onderzoek, wat het doel daarvan is en wat zij op deze manier voor andere huurders in de maatschappij kunnen betekenen. Tevens worden de huurders uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de presentatie.
8
Zoals eerder is benoemd in de onderzoeksopzet richt het onderzoek zich op de doelgroep huurders van sociale woningen in Rotterdam, die in contact zijn geweest met Eropaf!. Daarin wordt er gesproken over 7 respondenten. Hieronder vallen zes huurders en één medewerker van de stichting Eropaf!. Als professionals hebben wij allereerst de medewerking van de respondenten nodig (het maken van afspraken). Daarnaast hebben we ons vermogen tot empathie moeten aanspreken om ons in te leven in het verhaal van de huurders. Verder zijn kwaliteiten als nieuwsgierigheid, betrokkenheid en empathie (het tonen van interesse) aan de orde geweest. Gesprekstechnieken als doorvragen zijn tijdens het onderzoek essentieel geweest om de verhalen van de huurders compleet te krijgen binnen de context van ons onderzoek. Onze maatschappelijke betrokkenheid werd aangesproken door de actualiteit van het onderwerp van dit onderzoek in de maatschappij. In de theoretische verantwoording in de onderzoeksopzet in bijlage 1, hebben we deze maatschappelijke problemen toegelicht. Daarnaast heeft iedereen gedurende het onderzoek een professionele houding getoond. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat onze persoonlijke betrokkenheid geen invloed had op de objectieve onderzoeksresultaten. Door het onderzoek objectief te benaderen is dit onderzoek geschreven vanuit professioneel gezichtspunt. Daarnaast zijn we flexibel ingesteld om te kunnen schakelen van plan A naar plan B op het moment dat de gewenste aanpak of afspraak anders verloopt of niet wordt behaald. Tevens werken wij planmatig en doelgericht voor het behalen van het eindresultaat. 2.3 Kenmerken van de respondenten De respondenten die hebben meegewerkt aan het onderzoek zijn: vijf mannen (waaronder de medewerker van Stichting Eropaf!) en 2 vrouwelijke huurders. De leeftijdscategorie van de respondenten zit tussen de 27 jaar en 60 jaar. Het opleidingsniveau varieert van MBO tot HBO. Wij zijn ons ervan bewust dat deze verschillen groot zijn, toch vinden wij grote gelijkenissen in hun verhalen en is dit volgens ons juist wat de problemen van de huurders zo sprekend maakt. Dezelfde problemen spelen dus bij verschillende leeftijdsgroepen en bij mensen met verschillende opleidingsniveaus. Verder hebben we te maken gehad met allemaal huurders met de Nederlandse nationaliteit. Hieronder waren ook 3 huurders met een allochtone achtergrond. Sommige huurders ontvangen inkomen uit loondienst, anderen vanuit uitkeringsinstanties. De organisatie die wij betrekken bij het onderzoek is onze opdrachtgever Stichting Eropaf! (in samenwerking met Pieter Hillhorst). Stichting Eropaf! werkt Outreachend door out of the box te denken, door het ombuigen van protocollen en ook door ondersteuning te bieden aan huurders die daar niet om hebben gevraagd (bemoeizorg). De visie van een medewerker is voor dit eindproduct relevant om te toetsen of deze bevindingen aansluiten op de leefwereld van de cliënt. De informatie die is verkregen bij het afnemen van de interviews zal in het hierop volgende hoofdstuk worden beschreven.
9
3. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven die middels de labelschema’s uit bijlage 3 zijn gefilterd. Dit hoofdstuk betreft enkel feitelijke bevindingen over de onderwerpen die onze deelvragen aansnijden. De resultaten geven de lezer een totaaloverzicht van de verhalen die we te horen hebben gekregen. Hieronder leest u dus een samenvatting van de zeven verhalen die ons ter oren zijn gekomen. In het volgende hoofdstuk zullen we deze informatie analyseren en hiermee antwoord geven op de deelvragen van dit onderzoek. 3.1. Contact met organisaties en sociaal netwerk. Uit de interviews is naar voren gekomen dat de huurders contact hebben gehad met de volgende instellingen: -
De Belastingdienst De Kredietbank Maatschappelijk werk Uitvoeringsinstituut Werknemers en Verzekeringen (UWV) De Sociale Dienst Woningcorporatie Bavo Parnassia Juridisch advies Eropaf! Beschermingsbewind
Hieronder leest u een weergave van de ervaringen van huurders in het contact met deze organisaties/ instanties. De Belastingdienst Het contact met de Belastingdienst is volgens één huurder erg traag verlopen. Doordat de aanvraag voor huursubsidie volgens de huurder erg traag verliep heeft hij een huurachterstand opgelopen. Deze achterstand is zo hoog geworden dat de huurder te maken kreeg met een dreigende huisuitzetting. Kredietbank Vijf huurders geven aan dat zij zijn aangemeld bij de Kredietbank, doel hiervan is om de schulden af te lossen d.m.v. betalingsregelingen. Eén huurder geeft aan onterecht aangemeld te zijn omdat haar schuld te laag was om bij de kredietbank in traject te komen, de huurder was doorverwezen door de woningcorporatie. De doorverwijzing was in het geval van deze huurder niet realistisch. Deze huurder was hierna aangewezen op maatschappelijk werk. Een andere huurder kon niet geholpen worden door de Kredietbank omdat hij als zzp’er werkte. De Kredietbank kan dan niks voor een persoon betekenen omdat de zzp’er geen recht heeft op een uitkering wanneer deze om welke reden dan ook niet kan werken. Bij twee huurders heeft de Kredietbank gezorgd voor de betaling van de vaste lasten (huur, energie en zorgverzekering). De huurders zijn echter ontevreden over het traject bij de kredietbank omdat hun schulden verder niet werden afgelost. Verder geven de huurders aan dat de betalingen niet op tijd werden gedaan, waardoor schulden juist hoger werden in plaats van lager. Eén huurder geeft aan goed te zijn geholpen door de Kredietbank. De huurder is zelf naar de 10
Kredietbank gegaan. Er is toen een moratorium voor deze huurder aangevraagd om de huisuitzetting te voorkomen. Door het moratorium had de huurder meer tijd om zijn situatie te stabiliseren. Maatschappelijk werk Vijf huurders hebben contact gehad met maatschappelijk werk. Vier van de huurders zijn tevreden over de steun van het maatschappelijk werk. De organisaties hebben kunnen helpen bij het aanvragen van fondsen, toeslagen en een beschermingsbewindvoerder. Eén huurder geeft aan dat hij niet goed geholpen is door maatschappelijk werk. Juist toen de huisuitzetting zich aandiende was de maatschappelijk werker op vakantie. Uitvoeringsinstituut Werknemers en Verzekeringen (UWV) Eén huurder vertelde dat het 8 maanden heeft geduurd voordat zij een volledige uitkering kreeg van het UWV. Hierdoor ontstond er een huurachterstand van 8 maanden. Het UWV stortte met terugwerkende kracht een bedrag van €4994,94, waardoor de huurachterstand betaald kon worden. Een andere huurder ontvangt een WA –Jong uitkering, er zijn in haar geen bijzonderheden bij de uitkeringsinstanties op het gebied van de dreigende huisuitzetting. Sociale Dienst Twee huurders geven aan dat zij heel lang hebben moeten wachten tot hun bijstandsuitkering rond was. Hierdoor is een huurachterstand ontstaan. Er is vertraging bij de Sociale Dienst bij het verwerken van de aanvragen voor uitkeringen. De medewerker van Eropaf! geeft aan dat uitkeringsinstanties en andere overheidsdiensten er in beginsel vanuit gaan dat mensen frauderen met hun uitkering en dat de strenge controle hierop tot vertraging kan leiden. De vertraging betekend voor de betreffende huurders een flinke terugslag in het inkomen waardoor een huurachterstand en andere schulden ontstaan. Eén huurder vertelt dat de sociale dienst zijn bijstand uitkering heeft stopgezet nadat hij zijn loonstrook te laat heeft ingeleverd na een korte periode van werk. Deze huurder had eerder al een huurachterstand door de wachttijd voor zijn uitkering. Deze situatie heeft drie maanden geduurd en zorgde ervoor dat de huurachterstand verder opliep. Woningcorporatie Vijf huurders hebben de mogelijkheid gekregen binnen de eerste fasen van het traject huisuitzetting tot het treffen van betalingsregelingen. twee huurders konden de huur niet betalen omdat één helemaal geen inkomen had door vertraging bij de sociale dienst, de ander moest 6 maanden op huurtoeslag wachten. De woningcorporatie toonde geen begrip voor hun situatie. Eén huurder heeft bewust niet de huur betaald omdat er een kakkerlakken invasie was in de woning. Ze wilde met deze reden niet ingaan op betalingsregelingen waarna de woningcorporatie juridische stappen heeft gezet. Bavo Parnassia (psychische ondersteuning) Eén huurder wordt ondersteund door Bavo Parnassia bij de problemen de zij ervaart op het psychisch gebied. De huurder geeft aan dat Parnassia geen ondersteuning kon bieden op het praktisch materieel gebied. Een tweede huurder is via het maatschappelijk werk bij een andere organisatie terechtgekomen die hulp en steun biedt bij psychische problematiek. Juridisch advies Eén huurder geeft aan dat het juridisch loket niets voor haar heeft kunnen betekenen omdat er geen adequate disciplines aanwezig waren. De stagiaires waar zij mee te maken kreeg waren 11
naar haar idee niet competent genoeg om haar te helpen. Een andere huurder is via het juridisch loket bij een advocaat terecht gekomen. Deze huurder is erg tevreden over het contact met haar advocaat, vooral de onderlinge afstemming en het regelmatig contact vond zij fijn. Het contact met het juridisch loket verliep moeizaam, zij bellen volgens de huurder niet terug als dit is afgesproken. Eropaf! De contactgegevens van onze respondenten komen bij de stichting Eropaf! vandaan. Echter geeft één van de huurders aan dat hij niet meer weet wanneer dit contact geweest moet zijn of wat dit heeft ingehouden, er is zoveel gebeurt dat hij het niet meer kan plaatsen vertelt hij. Een andere huurder geeft aan dat Eropaf! uiteindelijk niet heeft kunnen ondersteunen omdat er al hulp was ingeroepen bij de kredietbank (dit is echter de huurder die niet bij de kredietbank terecht kon vanwege een te lage schuld). Twee van de huurders geven aan dat het contact met de stichting Eropaf! prettig verliep omdat de medewerkers er alles aan deden om te voorkomen dat de huisuitzetting zou plaatsvinden. Bij één huurder is dit gelukt. De andere huurder heeft genoegen genomen met de eis van de woningcorporatie om het volledige bedrag in één keer te betalen. Twee huurders namen te laat contact op met Eropaf!. Dit was een paar dagen voor de huisuitzetting. Volgens de huurders kon Eropaf! niets meer doen voor de huurders. Beschermingsbewind Drie huurders hebben met hun maatschappelijk werk beschermingsbewind aangevraagd om een situatie als deze in de toekomst te voorkomen. In dit onderzoek kan dus niet gesproken worden over het verloop van de contacten met beschermingsbewind. Duidelijk is dat er stappen zijn genomen om de situatie van huurders structureel te stabiliseren. Sociaal netwerk Vijf van de zes huurders geeft aan gebruik te hebben gemaakt van hun sociaal netwerk. Zij hebben dit gedaan door financiële ondersteuning te vragen aan familie of vrienden en advies te vragen over de situatie waar zij zich in bevinden (bijv. welke stappen te ondernemen). Vijf huurders hebben praktische ondersteuning gevraagd aan vrienden of familie. Hierbij kan gedacht worden aan; hulp bij verhuizen of het bieden van een slaapplek. Eén van de zes huurders geeft aan dat zij geen gebruik hebben gemaakt van hun sociaal netwerk. De reden hiervoor is dat het sociaal netwerk niet aanwezig is bij de huurder. Hij kon hierdoor geen beroep doen op vrienden/familie en/of kennissen. 3.2 Het traject dat huurders doorlopen. Volgens de medewerker van Eropaf! is de belangrijkste oorzaak van een huisuitzetting het niet op tijd betalen van de huur. Wanneer de huurrekening niet op tijd wordt betaald ontstaat er een nog grotere schuld. Deze schuld kan zo hoog oplopen dat de woningcorporatie besluit dat de huurder het pand moet verlaten. Op dit moment is er sprake van een dreigende huisuitzetting of een huisuitzetting. Dit is voor al onze huurders het geval. Een oorzaak voor een (dreigende) huisuitzetting is de complexiteit en ingewikkeldheid van de maatschappij voor de burger. Hiermee wordt de wet- en regelgeving van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) en de Belastingdienst bedoelt. De rechten die de Belastingdienst en de overheid zichzelf hebben gegeven in het innen van schulden en achterstanden is zo groot dat er niet genoeg geld overblijft voor de burgers om bijvoorbeeld de huur en de boodschappen te betalen. Het systeem van de overheid is zo 12
ingericht dat mensen zich vaak vergissen of het niet snappen waardoor ze in de problemen komen. De complexiteit van de maatschappij is een oorzaak voor de problematiek die de huurder die kampt met een (dreigende) huisuitzetting ervaart. Eén van de huurders heeft doordat hij dyslectisch is duidelijk last gehad van deze complexiteit. Twee andere huurders geven aan dat ze begrijpen hoe het systeem werkt maar er niet doorheen komen en de goede persoon te pakken krijgen. Ook hierin is het probleem van de complexiteit van de maatschappij terug te herkennen. Eén huurder heeft aangegeven dat de woningcorporatie regels hanteerde waar zij niets vanaf wist. Hierdoor raakte zij in de problemen. Achteraf geeft zij aan dat ze haar situatie heel anders had aangepakt als ze de regels had gekend en had begrepen. Vijf huurders benoemen dat ze werkloos werden waardoor de huur en andere rekeningen niet meer betaald konden worden. Deze huurders geven aan dat ze fase één tot en met vier hebben doorlopen; er is een huurachterstand ontstaan waarna er een betalingsregeling is getroffen. De betalingsregeling konden zij niet nakomen vanwege een gebrek aan inkomen waardoor de betalingsregeling kwam te vervallen omdat zij zich niet aan de afspraken konden houden. Binnen fase drie en vier werden ze gedagvaard om voor de rechter te verschijnen. Hier kregen zij nogmaals de mogelijkheid om het bedrag in één keer af te lossen. Het aflossen was echter niet mogelijk gezien hun inkomenssituatie. Voor één van deze huurders is deze situatie langslepender geweest. Deze huurder verloor zijn baan en liep hierdoor een huurachterstand op. Na het wachten op zijn uitkering (drie maanden) is hij begonnen met afbetalen, vervolgens werd zijn uitkering gestopt nadat hij niet op tijd de juiste papieren heeft aangeleverd aan de uitkeringsinstantie. Drie huurders geven aan dat de woningcorporatie een meldplicht heeft in het geval van een huurachterstand/ huisuitzetting. Twee huurders geven aan dat dit niet is gebeurt. Een andere huurder geeft aan dat zij heeft verzocht om een melding, de woningcorporatie wilde dit niet doen alvorens zij twee maanden huurachterstand had betaald. De huurders geven aan dat ze het idee hebben gehad dat de woningcorporatie niet wilde meedenken over een oplossing, ze voelden zich niet gehoord/ begrepen. Eén van de huurders vroeg zich tijdens het interview hardop af of de woningcorporatie wel wist hoe belangrijk het is om je goed te voelen in je eigen woning. Deze huurder gaf ook aan een groot gevoel van afstand te ervaren tussen haar en de woningcorporatie. Alle huurders (behalve de huurder die zelf weigerde huur te betalen) hebben in eerste instantie zelfstandig geprobeerd om een betalingsregeling te treffen. Het is de huurders niet gelukt zich aan deze regeling te houden vanwege een tekort aan inkomen. Voor vier huurders geldt dat zij na de dagvaarding door de rechter professionele hulplijnen hebben ingeschakeld zoals het maatschappelijk werk. Van twee huurders is niet duidelijk op welk moment professionele hulp ingeschakeld is, zij kunnen dit niet aangeven. Voor de vier huurders waarvan dit wel duidelijk is geldt dat het maatschappelijk werk niet veel voor ze heeft kunnen betekenen omdat het traject van huisuitzetting al te ver gevorderd was. Twee van huurders zijn na de huisuitzetting dak/- thuisloos geraakt. Dit houdt voor één van de huurder in dat hij bij vrienden slaapt, dit kan iedere dag ergens anders zijn. Voor de andere huurder betekent dit dat hij van de ene anti- kraak woning naar de andere trekt. Voor twee huurders geldt dat zij niet uit huis zijn gezet maar tijdig zelfstandig een andere woning hebben weten te vinden via woningnet. Zij hebben geen schuld meer bij de woningcorporatie. De 13
huurder waarvoor een moratorium is aangevraagd woont nog steeds in zijn huurwoning. De laatste huurder woont nog steeds in dezelfde woning, maar de onderhoudsproblemen waar de huurachterstand door is ontstaan zijn nog niet opgelost. Deze huurder heeft zich ook niet aan de betalingsregeling gehouden. 3.3 Het voorkomen van een dreigende huisuitzetting Volgens de medewerker van Eropaf! melden huurders vaak één week voordat de woning zal worden ontruimd dat er sprake is van een (dreigende) huisuitzetting. De medewerker geeft aan dat het van belang is om tijdig melding te maken van zo’n situatie om de huurder goed te kunnen ondersteunen, hoe eerder de huurder zijn situatie kenbaar maakt aan een organisatie (maatschappelijk werk of Eropaf!) hoe beter hij/zij ondersteunt zou kunnen worden. Eén van de huurders geeft in het interview aan dat hij te laat was met het inschakelen van maatschappelijk werk/ ondersteuning door een vrijwilliger. De situatie was al zo ver uit de hand gelopen dat zij niets meer konden doen om een huisuitzetting te voorkomen. De huurder begrijpt dit en ziet zijn aandeel van de situatie in. Hij is wel tevreden over het contact met zijn mantelzorgster. Eén van de huurders geeft aan dat het naar zijn idee nog goed mogelijk is om een huisuitzetting te voorkomen bij één of twee maanden huurachterstand. Een andere huurder vertelt dat een huisuitzetting op ieder moment in het traject kan worden voorkomen door te betalen. De betreffende huurder heeft dit zelf twee keer meegemaakt. Diezelfde huurder heeft, toen de dreigende huisuitzetting speelde, in samenwerking met Eropaf! een filmpje gemaakt waarin zijn situatie werd uitgelegd. Eropaf! dreigde met publicatie van het filmpje, waarna de woningcorporatie mee wilde werken en de huisuitzetting niet heeft plaatsgevonden. Drie huurders hebben de huurachterstand opgelopen nadat zij hun inkomen kwijtraakte, het knelpunt zat in de traagheid het aanvragen van sociale voorzieningen en de moeilijke bereikbaarheid van deze voorzieningen. Tijdens de aanvraag zijn er volgens de huurders ook fouten gemaakt. De huurders zeggen dat als het aanvragen van de uitkering sneller was gegaan, zij de huur hadden kunnen doorbetalen en de dreigende huisuitzetting voorkomen had kunnen worden. Vier huurders geven aan dat ze het moeilijk vonden om te weten te komen waar ze terecht kunnen. Ze geven aan dat de informatievoorziening van organisaties omtrent dreigende huisuitzettingen verbetert zou kunnen worden. Volgens de medewerker van stichting Eropaf! moet er ter preventie van huisuitzettingen een systeem gemaakt worden waarbij er een waarschuwing wordt gegeven aan bijvoorbeeld maatschappelijk werk of de schuldhulpverlening van de huurachterstand. Deze waarschuwing moet gegeven worden wanneer een huurder 31 kalenderdagen de huur niet heeft betaald. Woningcorporaties beslissen op dit moment zelf of zij een melding doen bij Eropaf! van de huurachterstand. Wanneer er bij iedereen een waarschuwing wordt gegeven kan er in een vroeger stadium ingegrepen worden. Na de waarschuwing wordt er contact gezocht door Eropaf! om te kijken wat er aan de hand is met de huurder en of er ondersteuning gegeven kan worden. Of een woningcorporatie wel of geen melding maakt van de huurachterstand heeft te maken met de opvatting van de woningcorporatie over huurders met financiële problematiek en de corporaties zijn vrij in de keuze of zij wel of geen melding willen maken. Het systeem draagt bij aan het voorkomen van huisuitzettingen omdat er sneller achterhaald kan worden 14
wat de oorzaak is van de huurachterstand van de huurder en het probleem dan bij de kern aangepakt kan worden. Omdat de huurder zich in een vroeg stadium van de dreigende huisuitzetting bevindt is de kans groter dat de huurder het probleem kan oplossen.
15
4. Analyse In dit hoofdstuk zullen de deelvragen van dit onderzoek beantwoordt worden aan de hand van de resultaten uit de vorige paragraaf en de informatie die we verzameld hebben in de theoretische verkenning. Op deze manier wordt de verbinding gelegd tussen theorie en praktijk en zullen ook verbanden tussen de verschillende interviews toegelicht worden. Zodoende geven wij een totaaloverzicht van de situaties van de huurders die geïnterviewd zijn. Deelvraag I: Met welke instellingen hebben de huurders contact gehad en hoe hebben zij gebruik gemaakt van hun sociale netwerk? Bij het schrijven van de theoretische verkenning kwam al naar voren dat bij veel huurders vaak meerdere organisaties betrokken zijn maar het niet lukt het tij te keren en een huisuitzetting te voorkomen. Dit gegeven zijn wij tegengekomen bij nagenoeg al onze respondenten. Bij één van de respondenten is dit niet het geval en is de huisuitzetting wel voorkomen, het traject is echter nog niet voorbij omdat dezelfde problemen als waar het allemaal om begon nog steeds in stand zijn. Twee andere huurders zijn niet uit hun huis gezet omdat zij tijdig een andere woning hebben gevonden. De medewerker van Eropaf! geeft aan dat de complexiteit van de systemen bij organisaties ervoor zorgt dat het huurders niet lukt op de juiste plek of bij de juiste persoon terecht te komen. Dit hebben wij ook bij de ondervraagde huurders teruggezien. Voor de huurders die te maken hebben gekregen met dakloosheid geldt dat zij het overzicht over hun situatie verloren. De zaken waar zij mee te maken krijgen zitten zodanig ingewikkeld in elkaar dat zij het niet meer kunnen overzien vanuit hun dakloze situatie. Het is moeilijk voor hen om altijd, alle informatie paraat te hebben waar instanties om vragen. Wij zien dit als een vertragende factor in het traject waardoor de problemen van de huurder worden vergroot. Eén van de huurders geeft aan dat zij hele andere stappen had ondernomen als zij toen wist wat zij tijdens het traject heeft geleerd. Wij interpreteren dit gegeven als dat de informatievoorziening aan huurders te wensen overlaat. Wij baseren ons hierbij op de verhalen die de huurders ons vertelden en de informatie die we kregen van de medewerker van Eropaf!. In de theoretisch kader van het onderzoek kwam de theorie van J. Habermas naar voren, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de leefwereld van mensen en de systeemwereld (van Gennep, 2007). Binnen de systeemwereld zijn de relaties instrumenteel en dus meer gericht op het bereiken van een doel. Huurders hebben contact gehad met de instellingen die eerder benoemd werden. De contacten die huurders hebben met de betrokken instellingen dienen een duidelijk doel zoals de theorie van J. Habermas beschrijft. De huurders hadden schulden, waaronder ook huurachterstand en die dreigde uit hun huis gezet te worden. De instellingen waarmee de huurders contact hebben opgezocht hadden als doel het reduceren van de schulden en het voorkomen van de dreigende uithuiszetting. Uit één van de interviews is duidelijk naar voren gekomen, dat de huurder een grote afstand heeft ervaren tussen haar en de woningbouwvereniging. Ze vroeg zich af of de woningbouw wel wist wat het betekent om je fijn te voelen in je woning. 16
Andere huurders hebben ook aangegeven onbegrip te ervaren op het gebied van contact met instanties, ze voelden zich niet gehoord. Op basis van dit gegeven stellen wij dat de systeemwereld van organisaties weinig tot geen rekening houdt met het gevoel van huurders. Uit de interviews blijkt dat het gevoelsleven voor de huurders voorop staat, dit geldt niet voor de systeemwereld. Dit verschil kan zorgen voor stroeve communicatie en levert stress op bij de huurders. Dit baseren wij op de informatie die we verkregen van de medewerker van Eropaf! en de verhalen die huurders vertelden. De relaties binnen de leefwereld richt zich op de persoonlijke relaties tussen individuen en relaties tussen kleine groepen waaronder familie, gezin en vrienden bijhoren. Uit de interviews is gebleken dat 5 huurders gebruik hebben gemaakt van hun sociaal netwerk. Het netwerk bestond uit persoonlijke relaties tussen individuen en relaties tussen kleine groepen waaronder familie en vrienden bijhoren. De andere huurder had/heeft geen sociaal netwerk om een beroep op te doen. Voor een andere huurder was het sociaal netwerk ten tijde van de dreigende huisuitzetting niet helpend vanwege veel drugsgebruik in het netwerk. Zijn vrienden en kennissen kostten hem eerder geld. Verder geven de huurders aan dat hun sociaal netwerk hen wegwijs heeft kunnen maken in welke stappen ze zouden kunnen zetten. Daarnaast heeft het sociaal netwerk meer praktische ondersteuning geboden. Hieronder wordt verstaan dat zij hebben geholpen met verhuizen of het bieden van een slaapplek en onder één huurder financiële ondersteuning. Eén van de huurders geeft aan contact te hebben gehad met een vrijwilligster. Hij heeft dit contact als prettig ervaren omdat zij zelf ook ervaring had met deze situatie. Voor ons onderzoek interpreteren wij dit als dat het informele sociaal netwerk een betere aansluiting vindt op de leefwereld van de huurder dan de organisaties waar de huurders mee te maken krijgen. Tenslotte komt uit meerdere interviews naar voren dat de organisaties of instanties zich niet aan hun afspraken houden. Er wordt genoemd dat zij niet terugbellen of niet voldoende informatie verstrekken aan huurders. Verder is het niet altijd duidelijk waar een huurder terecht kan. Dit levert voor de huurder veel frustratie op. Vanuit het onderzoek kunnen wij zeggen dat deze frustratie niet bevorderlijk is voor het welzijnsbevinden van de huurders. Zoals in onze theoretische verkenning al wordt beschreven kan de frustratie die schulden en contact met organisaties met zich meebrengen zorgen voor psychische problematiek. Uit dit onderzoek is gebleken dat dit inderdaad het geval is geweest bij twee huurders. Hieruit interpreteren wij dat het belangrijk is om rekening te houden met de invloed die het moeizame contact met instanties kan hebben op het persoonlijke leven van huurders. Deelvraag II: “Hoe ontwikkelt zich een (dreigende) huisuitzetting en welk traject doorlopen huurders bij (dreigende) huisuitzettingen?” In het theoretisch kader staat genoemd dat een huurachterstand vaak niet de enige schuld is die speelt bij een dreigende huisuitzetting. In de interviews is dit gegeven bevestigd. De ontwikkeling van een (dreigende) huisuitzetting ontstaat volgens huurders op het moment dat zij met een financiële tegenvaller te maken krijgen.
17
Zoals eveneens te lezen in het theoretisch kader zijn er verschillende fasen beschreven in het traject van een dreigende huisuitzetting. De geïnterviewde huurders blijken deze fasen te hebben doorlopen (afhankelijk van of de huisuitzetting door is gezet), tijdens het traject komen de huurders voor verschillende problemen te staan. Er speelden meerdere schulden bij alle huurders (op één na). Bij de huurder waar geen eerdere schulden waren (de huurder die zelf besloot niet meer te betalen), zijn later meerdere schulden bijgekomen doordat zij probeerde de huurachterstand in te lopen om een huisuitzetting te voorkomen. Uit dit onderzoek blijkt dus dat het traject van schulden al begint voordat er een dreigende huisuitzetting plaatsvindt. Alle huurders uit het onderzoek kregen te maken met een (dreigende) huisuitzetting door een huurachterstand. In onze theoretische verkenning en kader staat al aangegeven dat we bij het onderzoeken rekening moesten houden met mogelijke problemen als LVB- problematiek (licht verstandelijk beperkt) of psychische problematiek. In ons onderzoek is dit naar voren gekomen doordat één van de huurders gediagnosticeerd is met autisme. Wij maken hieruit op dat ondersteuning voor deze huurder niet alleen van belang is om de huisuitzetting te voorkomen, maar dat er ook ondersteuning nodig is in het dagelijks leven van de huurder. Dit baseren wij op dat de diagnose een blijvende kwetsbaarheid is. Een andere blijvende kwetsbaarheid die we tegen kwamen in het onderzoek is die van een dyslectische huurder. Daarnaast geeft deze huurder aan dat hij vanuit zijn opvoeding niet heeft geleerd hoe hij als burger in de maatschappij moet functioneren. Verder zijn ‘foute vrienden’ op het moment dat de problemen zijn ontstaan, zijn enige sociale contacten geweest. Vanuit de sociale leertheorie kunnen wij hieruit opmaken dat de huurder nooit vanuit zijn sociale omgeving heeft kunnen leren hoe hij moet omgaan met problemen als een dreigende huisuitzetting. Ook in het geval van deze huurder is blijvende ondersteuning gewenst om te voorkomen dat hij opnieuw in problemen van dezelfde aard terecht komt. Ook in het traject dat huurders doorlopen komt de complexiteit van de systeemwereld naar voren. Het blijkt uit de interviews dat het moeilijk is voor huurders om de juiste personen te spreken te krijgen. Zo wordt er bijvoorbeeld aangegeven dat huurders in een poging hun situatie te verbeteren terugbel afspraken maken met instanties, deze worden niet nagekomen. In de theoretische verkenning staat beschreven dat het voorkomt dat medewerkers binnen organisaties of instanties niet van elkaar weten wat ze doen. Dit kan ervoor zorgen dat de afspraken met huurders niet worden nagekomen. Dit voorval kwam duidelijk naar voren in de interviews, zo gaf een huurder aan dat zijn maatschappelijk werker op vakantie was toen de huisuitzetting voor hem een feit werd. Het lukte de huurder niet een andere maatschappelijk werker te spreken te krijgen die de ondersteuning over kon nemen. Wij interpreteren dit als probleemfactor bij organisaties. De ingewikkelde structuur kan ervoor zorgen dat huurders niet (snel genoeg) de ondersteuning kunnen vinden die ze nodig hebben. Verder geven huurders in het onderzoek aan dat er bij het treffen van betalingsregelingen rekening zou moeten worden gehouden met hun inkomenssituatie. Drie huurders hebben bijvoorbeeld niet aan hun regeling kunnen voldoen omdat zij in afwachting waren van inkomen. Hieruit maken wij op dat een betalingsregeling met goede intenties wordt 18
afgesproken (de huurder helpen om af te betalen), maar dat er niet genoeg aandacht is voor de feitelijke situatie van de huurder, waardoor de betalingsregeling niet tot zijn recht komt. Deelvraag III: “Op welk(e) moment(en) denkt de huurder dat een (dreigende) huisuitzetting voorkomen had kunnen worden?” De rode draad die door dit onderzoek loopt op het gebied van het voorkomen van dreigende huisuitzettingen is vooral ‘tijd’. Er komt vaak naar voren in het verhaal van de huurders dat de situatie (of escalatie daarvan) voorkomen had kunnen worden als ondersteuning eerder was ingeschakeld of sneller had kunnen verlopen. In contact met het maatschappelijk werk en de kredietbank wordt bijvoorbeeld meerdere malen aangegeven dat traagheid een groot probleem is van de huurders. Verder komt in het onderzoek meerdere malen naar voren dat te laat melden van de situatie door de huurder ervoor zorgt dat het voorkomen van de huisuitzetting vermoeilijkt wordt. Vanuit de visie van de stichting Eropaf! wordt aangegeven dat huurders vaak één week voor de huisuitzetting melding maken van hun situatie. Het is dan moeilijk voor ondersteuners om te helpen de huisuitzetting te voorkomen. Het zou meer helpen om bij een huurachterstand van één of twee maanden melding te maken zodat er meer speelruimte is. Deze visie wordt gedeeld door één van de huurders uit het onderzoek. In het onderzoek horen we dus twee geluiden, enerzijds zouden organisaties volgens de huurders sneller moeten handelen. Anderzijds zouden huurders eerder melding kunnen maken van hun situatie. Wij interpreteren dit gegeven als een wisselwerking tussen deze twee partijen. Wat dit betekent voor de ondersteuning aan huurders is dat wij denken dat huurders meer bewust gemaakt moeten worden van de mogelijkheden om hun situatie te melden, wat inhoud dat de preventieve insteek van organisaties vergroot moet worden. Verder zou er intern bij organisaties gezorgd moeten worden voor betere communicatielijnen waardoor de ondersteuning sneller en gerichter kan verlopen. Eén van onze huurders heeft aangegeven dat de woningcorporatie haar niet wilde aanmelden voor preventie huisuitzettingen. Gebaseerd op de gegevens die we hebben zijn woningcorporaties hier ook niet toe verplicht. De huurder gaf aan dat ze het gevoel had dat de woningcorporatie haar een vervelende huurder vindt en daarom geen melding wilde maken. Wij concluderen dat de woningcorporatie selectief is geweest op het gebied van de aanmelding. Een meldplicht (waar de medewerker van Eropaf! in het interview over heeft gesproken) zorgt ervoor dat selectief handelen niet meer mogelijk is. Daarnaast kan escalatie van de dreigende huisuitzetting worden voorkomen doordat er op tijd, passende ondersteuning aanwezig is. Door een huurder werd aangegeven dat het op ieder moment mogelijk is om een huisuitzetting te voorkomen door de huurachterstand te betalen. Dit staat echter op gespannen voet met andere resultaten die we hebben verkregen. Andere huurders geven namelijk aan dat ze dit graag hadden gedaan, maar dat dit niet mogelijk was omdat er simpelweg geen geld beschikbaar was. Deze oplossing blijkt dus niet altijd realistisch te zijn.
19
5. Conclusie Naar aanleiding van de resultaten van de interviews en de analyse hiervan, wordt in dit hoofdstuk antwoord gegeven op de centrale vraagstelling: 'Hoe vinden huurders in Rotterdam dat het traject bij (dreigende) huisuitzettingen is verlopen?' In de probleemstelling werd omschreven dat Eropaf! geen directe hulpverlening biedt, waardoor zij niet op lange termijn betrokken zijn bij het traject van (dreigende)huisuitzetting. De stichting had hierdoor geen kennis noch overzicht over het traject dat de huurders doorlopen van betalingsachterstand tot (dreigende) huisuitzetting. De huurders hebben het gehele traject als zwaar en moeizaam ervaren. Middels deze conclusie geven wij de stichting meer informatie over de herkomst van deze gevoelens bij de huurders. Dit staat beschreven aan de hand van de zes fasen van een dreigende huisuitzetting zoals beschreven in het theoretisch kader van dit onderzoek in bijlage 1. De huurachterstand van mensen ontstaat vaak door het verliezen van inkomen door werk. Vervolgens is deze achterstand moeilijk in te lopen door traag contact met uitkeringsinstanties en doordat huurders moeilijk de juiste persoon kunnen bereiken. De huurders ervaren stress als het aankomt op het leggen van contacten met de woningcorporatie, ze voelen zich niet begrepen. Verder hebben huurders het idee dat er niet naar hen geluisterd wordt door de uitkeringsinstanties. Eén van de huurders geeft aan zich als crimineel behandelt te voelen. Deze huurder geeft aan dat ze niet het gevoel heeft dat organisaties haar vertrouwen. Wanneer het gaat over de ervaringen met deurwaarders, blijkt uit dit onderzoek dat dit een grote druk zet op mensen. Bij één van de huurders leidde dit ertoe dat hij stopte met het afbetalen van lopende regelingen als er een nieuwe deurwaarder op de stoep stond. Dit zorgde ervoor dat hij verder in de problemen terecht kwam in plaats van zijn schulden afbetaalde. In de fase waarin het vonnis word gegeven voor de huisuitzetting geven meeste de huurders aan hulplijnen als het maatschappelijk werk in te schakelen. Opvallend is dat het contact met het maatschappelijk werk door vijf van de zes huurders positief wordt gewaardeerd. De kern van deze positieve waardering zit in het succesvol zoeken naar structurele oplossingen met de huurder. De zesde huurder is niet tevreden omdat hij vind dat het traject naar structurele oplossingen te lang heeft geduurd en de maatschappelijk werker niet competent was. De stichting Eropaf! wordt door twee huurders goed gewaardeerd, zij hebben zich gesteund gevoeld door hen gedurende het traject. Uiteindelijk heeft de ondersteuning van Eropaf! bij één van de geïnterviewde huurders een huisuitzetting weten te voorkomen. De ondersteuning van Eropaf! heeft bij één huurder uit dit onderzoek de huisuitzetting weten te voorkomen, twee anderen hebben een andere woning gevonden, twee huurders zijn uit huis gezet en de laatste huurder heeft de huurachterstand bijtijds ingelopen. Het is opvallend dat twee huurders zich niet meer herinneren of zij contact hebben gehad met Eropaf!. Zij vertellen dat er veel gebeurt is ten tijde van de huisuitzetting en dat zij het daarom niet meer weten. Van de huurders die uit huis gezet zijn is er één momenteel thuisloos, een ander woont steeds korte perioden in anti- kraak woningen. Wij concluderen op basis van informatie van huurders en de medewerker van Eropaf! dat hun negatieve ervaringen te maken hebben met de complexiteit van de systemen waardoor niet goed duidelijk is welke instantie, welke taak heeft. Dit kan te maken hebben met beperkingen van de huurder, maar ook met niet toereikende informatievoorziening naar de huurders toe. 20
Al met al concluderen wij dat het traject van betalingsachterstand tot dreigende huisuitzetting, een moeizaam stressvolle ervaring is geweest voor de huurders, doordat de systeemwereld niet volledig aansluit op de leefwereld van de burgers. Hierdoor kunnen burgers hun weg niet vinden binnen de complexe systeemwereld en lukt het niet om zelf regie te voeren over hun situatie omdat zij niet weten bij welke organisatie zij moeten aankloppen voor een specifiek probleem wat te maken heeft met de (dreigende) huisuitzetting. Huurders begrijpen sommige regels niet, doorverwijzingen vinden niet naar de juiste instantie plaats en het is moeilijk voor huurders om de juiste persoon te bereiken.
21
6. Aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen geschreven waarop wij zijn gekomen naar aanleiding van de data analyse en de conclusie. De aanbevelingen zijn gericht op de beroepspraktijk van stichting Eropaf!. Eropaf! biedt ondersteuning aan huurders die te maken krijgen met een (dreigende) huisuitzetting. Op basis van de bevindingen in het onderzoek is geconcludeerd dat de systeemwereld niet aansluit op de leefwereld van de burgers. Om deze reden adviseren wij de volgende aanbevelingen. De geïnterviewde huurders geven aan dat zij het lastig vonden om informatie te vinden over bij wie/ waar zij terecht konden voor ondersteuning in het traject van (dreigende) huisuitzetting. Hier is een aanbeveling op het gebied van informatievoorziening uitgekomen: Aanbeveling 1: Door het maken van een algemene informatiefolder kan Eropaf! huurders informeren over de mogelijke stappen die zij kunnen ondernemen in het geval van een (dreigende) huisuitzetting. Deze folder kan makkelijk bereikbaar worden gemaakt voor huurders door middel van hun website en het uitgeven bij organisaties. In het onderzoek komt verder veel onvrede van huurders naar voren jegens het contact met instellingen. Uit de analyse van deze problematiek zijn de volgende aanbevelingen voortgekomen: Aanbeveling 2: Aan de hand van het onderzoek kan Eropaf! de meest betrokken organisaties middels het organiseren van bijeenkomsten informeren over de problemen die spelen vanuit het perspectief van huurders. Zodoende kan Eropaf! deze organisaties aanzetten door het verbeteren van hun werkwijze. Tevens kunnen zij organisaties informeren over de criteria voor het aanmelden van huurders bij instanties als bijvoorbeeld de kredietbank, dit om te voorkomen dat huurders worden aangemeld met een te lage schuld. Aanbeveling 3: Voor de werkzaamheden van het Meldpunt Voorkomen Huisuitzettingen van Eropaf! zou het goed zijn om bij contact met een nieuwe huurder een overzicht te vragen van de organisaties waar de huurder mee te maken heeft. Op deze manier wordt het voor de stichting makkelijker om te overzien wat de meest betrokken organisaties zijn en kunnen zij vervolgens mogelijk een samenwerkingsrelatie aangaan met deze organisaties met het doel de ondersteuning bij (dreigende) huisuitzettingen efficiënter aan te pakken. Door de systeemwereld efficiënter aan te laten sluiten op de leefwereld van de huurders. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat de woningcorporaties een cruciale rol spelen bij het voorkomen van huisuitzettingen. Het blijkt verder dat ondersteuning van huurders soms te laat komt. De volgende aanbeveling is hierop gericht: Aanbeveling 4: In het interview met de medewerker van Eropaf! kwam al naar voren dat de kans op het succesvol voorkomen van een huisuitzetting groter wordt wanneer woningcorporaties een meldplicht hebben voor het melden van een huurachterstand van minimaal twee maanden (vanaf 31 kalenderdagen). Middels deze aanbeveling vullen wij de medewerker van Eropaf! hierin aan. Op het moment dat organisaties zoals woningcorporaties energieleveranciers en verzekeringsmaatschappijen een 22
meldplicht zouden hebben, kan door middel van preventief te werk gaan, voorkomen worden dat huurders in forse financiële problemen terecht komen met als gevolg een (dreigende) huisuitzetting. Hierbij bevelen wij aan de stichting aan om zich in te zetten voor een verandering van de wet- en regelgeving op dit gebied.
23
7. Evaluatie De respondenten van het onderzoek zijn geselecteerd middels een steekproef. Het is ons duidelijke geworden dat het lastig is om huurders te spreken te krijgen die te maken hebben (gehad) met het maatschappelijke probleem van (dreigende) huisuitzetting. Niet alle respondenten waren makkelijk te bereiken. Daarnaast beseffen wij ons dat het onderwerp van dit onderzoek dichtbij de huurder staan en dus een hoge mate van persoonlijke betrokkenheid hebben voor hen. We hebben gezien dat het interviewen de emoties die opkomen bij een dreigende huisuitzetting weer op laat komen bij de huurder. Om de verhalen van huurders zo goed mogelijk naar voren te laten komen, hebben we gekozen voor een meervoudige case- study met half- gestructureerde interviews. Een case study wordt gekenmerkt door de nadruk op relaties en processen bij de respondenten. Aangezien dit onderzoek inzicht geeft in verhalen van huurders binnen het traject van (dreigende) huisuitzetting, sluit deze onderzoeksmethode goed aan. De ervaring n.a.v. het onderzoek leert dat hierin de goede keuze is gemaakt. Door de mogelijkheid tot doorvragen hebben we van alle huurders het complete verhaal kunnen verzamelen. Aan het begin van het onderzoek hadden we verwacht dat afspraken soms niet nagekomen zouden worden. Dit is in het onderzoek ook zo gebleken, niet alle afspraken verliepen zoals gepland en niet alle afspraken zijn doorgegaan. Dit hebben wij kunnen opvangen door contact te leggen met meer steekproefsgewijs geselecteerde huurders. In dit onderzoek hebben we gekeken naar hoe huurders de (dreigende) huisuitzetting beleven. Door deze verhalen weer te geven hebben we informatie kunnen verstrekken aan de opdrachtgever vanuit het perspectief van huurders. Het is ons echter niet duidelijk hoe organisaties aankijken tegen deze betreffende huurders en hoe zij met hun situatie omgaan. Wellicht is vervolgonderzoek hiernaar interessant. De grootste bevinding in het onderzoek was de theorie over leef- en systeemwereld. Wij adviseren in het kader hiervan een vervolgonderzoek zodat op grootschalig niveau uitgezocht kan worden welke factoren uit de systeemwereld ervoor zorgen dat er geen goede aansluiting gevonden wordt op de leefwereld van huurders en hoe dit veroorzaakt wordt. Wij zijn van mening dat dit uitgezocht moet worden omdat het ons belangrijk lijkt dat de leefen systeemwereld op elkaar aansluiten zodat structurele maatschappelijke problemen op verschillende leefgebieden gereduceerd kunnen worden.
24
8. Eindproduct ‘Portret
van Martijn, een huurder uit Rotterdam die te maken kreeg met een huisuitzetting’. Martijn is 41 jaar en woont in een antikraak woning. Martijn heeft de afgelopen 16 jaar gewerkt als geluidstechnicus, waarvan de laatste jaren als zzp`er. Tot 2013 had hij een prima leven met zijn (inmiddels ex) vriendin en hun twee kinderen. Toen de relatie eindigde hebben de ouders een co-ouderschap afgesproken, hij zorgt 2 dagen per week voor zijn kinderen van 11 en 14 jaar oud. Begin 2013 krijgt Martijn een burn-out, waardoor hij zijn werk als zzp`er niet meer uit kon voeren. Als zzp`er heb je geen recht op een WW-uitkering en Martijn heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. Dit is een relatief dure verzekering waardoor Martijn heeft besloten deze niet af te sluiten. Martijn kon de rekeningen waaronder zijn huur niet meer betalen, waardoor de huurschulden opliepen. Als zzp`er kan hij niet terecht bij de Kredietbank voor hulp bij het oplossen van zijn schulden. Martijn heeft geen groot sociaal netwerk om zich heen, mede doordat hij als zzp`er heeft gewerkt en hierdoor geen collegiaal netwerk heeft opgebouwd. Ook had hij weinig tijd voor vrienden omdat hij 60 tot 80 uur per week werkte om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Zijn ex-vriendin kan of wil hem niet helpen. Gelukkig kon hij wel wat geld van vrienden lenen maar dit was niet genoeg om alle rekeningen te betalen. Hij probeert het ene gat met het andere te dichten. Martijn heeft bijstand aan moeten vragen omdat hij geen inkomen had. In november 2013 wordt de bijstandsaanvraag afgewezen omdat Martijn niet alle overzichten van zijn bankafschriften kan overleggen doordat er 1 bankrekening geblokkeerd is. De advocaat van Martijn is tevergeefs tegen de beslissing van de sociale dienst in bezwaar gegaan. Nadat het bezwaar is afgewezen heeft Martijn opnieuw bijstand aangevraagd in februari 2014. Hij moet nu echter bankafschriften van de afgelopen 5 jaar overleggen. Negen weken na de aanvraag wordt er eindelijk €2000,- bijstand gestort, één dag voordat hij uit huis wordt gezet. Martijn belt direct naar de woningcorporatie Havenstede, maar deze kon de ontruiming niet meer terug draaien. Op 29 april 2014 wordt Martijn zijn woning ontruimt. De woningcorporatie was onverbiddelijk en de volgende ochtend stond er een deurwaarder met een ontruimingsploeg op de stoep. Omdat de kosten van de ontruiming voor Martijns rekening zouden komen, heeft hij zichzelf binnen één uur ontruimd. De belangrijkste spullen zijn in een container opgeslagen. Hij heeft zich nog nooit zo machteloos en radeloos gevoeld. De eerste nachten heeft hij in een daklozenopvang doorgebracht. De mensen die gebruik maken van de daklozenopvang zijn grotendeels drugsverslaafden. Martijn vindt een voorlopige slaapplaats in een gedeeld antikraakpand waar veel drugsverslaafden leven. Op de dagen dat hij zijn kinderen heeft, mag hij het huis van een vriend gebruiken. De andere 5 dagen slaapt hij in het antikraakpand waar hij geen eigen kamer heeft omdat hij niet continu in het pand verblijft. Martijn ontvangt vanaf de dag voorafgaand aan zijn huisuitzetting bijstand en gaat naar de voedselbank. 25
Martijn zou graag in de zorg willen werken. In de buurt waar hij nu woont zit een bejaardentehuis en een verzorgingstehuis voor mensen met een lichamelijke beperking. Hij is bij deze organisaties langs geweest en zij konden zijn hulp goed gebruiken alleen op vrijwillige basis, maar in de toekomst door de opgebouwde werkervaring misschien, misschien in een betaalde functie. De sociale dienst gaat niet akkoord met de wens van Martijn om als vrijwilliger aan de slag te gaan. Martijn vertelt dat de behandeling bij de sociale dienst mensonterend was, hij werd als een crimineel behandeld. Uiteindelijk vindt Martijn hulp bij de stichting De Ontmoeting, zij ondersteunen mensen met drugsproblemen en psychische problemen. Dankzij zijn burn-out kan deze stichting hem helpen met zijn problemen en ondersteunen bij het vinden van woonruimte (Woon Traject Begeleiding). Martijn is blij met alle hulp die hij kan krijgen en grijpt deze met beide handen aan. Op 7 januari 2015 moet Martijn de antikraak woning verlaten. Martijn heeft weer contact opgenomen met de Kredietbank omdat hij nu wel in aanmerking komt, daar hij bijstand heeft en een (tijdelijk) woonadres. Per januari 2015 zal het minnelijk schuldhulptraject van start gaan, hopelijk heeft Martijn dan een nieuwe woning. Voor Martijn is het proces van de huisuitzetting nog lang niet voorbij, het blijft zich herhalen zolang hij geen vaste woon- en verblijfplaats heeft. Martijn heeft nog steeds het vertrouwen dat het ooit goed komt met hem. Als de woningcorporatie zich iets flexibeler had opgesteld was de ontruiming niet nodig geweest. Als de sociale dienst geen achterstand had gehad, had Martijn eerder zijn bijstand ontvangen en hiermee de huur kunnen betalen. De sociale dienst had ook eerder een voorschot kunnen geven zodat hij niet zijn huis uit gezet zou worden.
26
9. Bijlagen 9.1 Bijlage 1 - Theoretische verkenning Hieronder staat de theoretische verkenning weergegeven zoals deze beschreven is in de onderzoeksopzet van dit onderzoek. Deze bijlage dient ter aanvulling op de informatie uit het onderzoeksverslag. 9.1.1 Huisuitzettingen – maatschappelijke context Alvorens dit onderzoek van start kan gaan zoomen we in op huisuitzettingen. We geven weer wat een huisuitzetting is, hoe vaak het voorkomt en welke rechten en plichten hieraan zijn verbonden vanuit wettelijk kader. Alle geïnterviewde huurders hebben te maken gehad met dit wettelijk kader en dit maakt dus onderdeel uit van hun verhaal over de (dreigende) huisuitzetting. Mede door de financiële crisis die sinds 2009 in Nederland speelt, is het aantal huisuitzettingen toegenomen. In 2013 werden er 23.100 vonnissen tot huisuitzetting uitgesproken en dit leidde in 6.980 tot een huisuitzetting (Aedes, 2013). Dit betekend dat 70% van de vonnissen tot huisuitzetting uiteindelijk niet wordt uitgevoerd. Woningcorporaties geven in het landelijk onderzoek van Aedes (vereniging voor woningcorporaties) aan dat dit komt door tijdig ingrijpen van woningcorporaties, uit het onderzoek blijkt dat een huisbezoek de beste manier is om een huisuitzetting te voorkomen (Aedes, 2013). Verder blijkt uit het onderzoek van de vereniging voor woningcorporaties Aedes dat in 88% van de gevallen een structurele huurachterstand de oorzaak is van de huisuitzetting. Uit een onderzoek naar schuldhulpverlening en (dreigende) huisuitzettingen, uitgevoerd door de opdrachtgever van dit onderzoek (Dr. C. Akkermans) blijkt echter dat de structurele huurachterstand vaak niet het enige probleem is. De doelgroep verkeerd vaak al jaren in financiële moeilijkheden en hulpverlening wordt vaak te laat ingeschakeld (Akkermans, 2011).
27
9.1.2 Huurrecht In Nederland is huren een sociaal grondrecht, de overheid heeft de verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor dit recht. Er gelden voor huurovereenkomsten speciale bepalingen tegenover overeenkomsten voor de huur van zaken (bijvoorbeeld auto’s of gereedschap). Een huurovereenkomst beschermt de huurder ten behoeve van zijn recht op wonen. Een van de meest kenmerkende speciale bepalingen in het huurrecht van woonruimten is dat het recht op gebruik van de woonruimte niet automatisch vervalt, ook niet als er een bepaalde huurperiode is afgesproken. De huurovereenkomst zal moeten worden opgezegd door de huurder of de verhuurder (of met instemming van beiden). In ons onderzoek is het opzeggen van de overeenkomst door de verhuurder het meest relevant. De verhuurder kan op zes gronden de huurovereenkomst beëindigen. Voor ons onderzoek is ‘niet nakomen van de afgesproken betaling’ de meest relevante grond (Bunthof & Visscher, 2009). In eerste instantie moet de verhuurder het opzeggen van de overeenkomst aangeven bij de huurder. Wanneer deze niet instemt met het beëindigen van de overeenkomst of niet binnen 6 weken reageert, kan de verhuurder de beëindiging vorderen bij de kantonrechter, dit gebeurt met een dagvaarding. Wanneer de beëindiging afgewezen wordt bepaald de kantonrechter of de huurovereenkomst wordt voortgezet voor bepaalde, of onbepaalde tijd. Als de beëindiging wordt toegewezen stelt de rechter een vonnis op waarin wordt aangegeven op welke datum en tijdstip de woning zal worden ontruimt (als de huurder zelf geen actie onderneemt). In dit vonnis kan ook bepaald worden dat de huurder nog een maand de tijd krijgt om aan zijn verplichtingen aan de verhuurder te voldoen of dat de verhuurder zorg zal dragen voor (een deel van) de kosten die de huurder zal maken bij het ontruimen van de woning (Bunthof & Visscher, 2009). Een huurder is van rechtswege in verzuim wanneer hij/zij niet (op tijd) voldoet aan de betalingen aan de verhuurder. Het uitgangspunt is dat de rechter alleen een vonnis tot ontruiming uitspreekt wanneer er duidelijk sprake is van een ernstige wanprestatie door de huurder. Dit houdt in dat de huurder voor een langere periode (minimaal 3 maanden) verzuimd heeft te betalen (Bunthof & Visscher, 2009). 9.1.3 Fasen van huisuitzetting Een huisuitzetting is geen op zichzelf staande gebeurtenis. Het is een gevolg van een traject van huurachterstand tot huisuitzetting. Omdat wij onderzoek doen naar het verloop van dit traject is het belangrijk de fasen weer te geven en te onderzoeken of deze in praktijk op dezelfde manier naar voren komen. In het proces van huurachterstand tot huisuitzetting zijn verschillende fasen te onderscheiden (Eropaf, 2011): Fase 1: Huurachterstand. De huurder heeft een huurachterstand opgelopen. De verhuurder probeert de huur alsnog te incasseren. In deze fase is het mogelijk om een betalingsregeling te treffen tussen huurder en verhuurder. Na drie maanden huurachterstand mag een woningcorporatie een huisuitzetting aankondigen, dit hoeft niet te betekenen dat deze ook wordt uitgevoerd. Verder in het proces kunnen nog regelingen getroffen worden.
28
Fase 2: Deurwaarder/ incassobureau. Wanneer het de verhuurder en de huurder niet lukt om tot een betalingsregeling te komen, of de huurder heeft verzuimd zich aan de regeling te houden, wordt het dossier door de verhuurder overgedragen aan een incassobureau. Het is mogelijk een deurwaarder in te zetten om aan de betalingsachterstand te voldoen. Fase 3: Het vonnis. Als het in voorgaande fasen niet gelukt is om tot een betalingsregeling te komen, kan de deurwaarder namens de verhuurder een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst indienen bij de kantonrechter. De huurder ontvangt een dagvaarding waarin wordt aangekondigd ter zitting te verschijnen. Fase 4: Na het vonnis. De deurwaarder brengt de huurder op de hoogte van het vonnis middels een exploot van kennisgeving (EVK). Dit exploot wordt ook bij de gemeente waar de huurder zich bevindt afgegeven. In het EVK wordt aangekondigd wanneer (datum en tijd) de huurder de woning dient te hebben verlaten en dat de woning leeg opgeleverd moet worden. Er kan in deze fase nog afgezien worden van uitvoering van het vonnis als aan de huurachterstand wordt voldaan. Fase 5: De huisuitzetting Op het moment dat alle betrokken partijen zoals de huurder, verhuurder en (hulpverlenende) organisaties in de voorafgaande fasen niet tot een betalingsregeling/ het aflossen van de schuld zijn gekomen of de huurder heeft de woning op vrijwillige basis verlaten, wordt het vonnis uitgevoerd namelijk huisuitzetting. Fase 6: Na de huisuitzetting Sommige huurders worden opgevangen door hun sociaal netwerk, anderen kloppen aan bij maatschappelijke opvang en sommige huren een nieuwe woning in de particuliere sector. 9.1.4 Financiële problemen – de doelgroep Zoals geschreven in de vorige paragraaf is een huurachterstand in de meeste gevallen de oorzaak voor een huisuitzetting. Een andere oorzaak voor een huisuitzetting is bijvoorbeeld overlast. Dit onderzoek is gericht op huurders waarbij een huurachterstand speelt. Het is dus goed om in te verder te kijken naar financiële problemen van huurders. Het is bekend dat een situatie van (dreigende) huisuitzetting niet zomaar ontstaat, maar dat er een traject aan vooraf gaat van huurachterstand tot huisuitzetting. In de context van ons onderzoek begint een (dreigende) huisuitzetting met financiële problemen. Wanneer mensen het gevoel hebben dat hun inkomen niet opweegt tegen hun uitgaven zouden we al kunnen spreken van financiële problemen. Het probleem hoeft er dan feitelijk (puur op berekeningen) niet te zijn, we spreken dan van subjectieve financiële problemen. Voor ons onderzoek zijn objectieve financiële problemen relevant (Nibud, 2012). Het betreft dan schulden (bij bedrijven of roodstand bij de bank) en betalingsachterstanden bij 29
zorgverzekeraar of verhuurder. Het komt vaak voor dat een huurachterstand niet de enige schuld van een huishouden is maar dat er een meer complexe financiële situatie heerst. In 50% van de gevallen zijn mensen die een huurachterstand oplopen ook geregistreerd bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) (Jungman, Moerman, Schreuer, & Berg Van den 2012). Er is sprake van financiële problemen als het inkomen niet opweegt tegen de uitgaven en dit niet gerepareerd kan worden door het inkomen te verhogen of de uitgaven te verlagen. Soms hebben huishoudens zelf een groot aandeel in de disbalans tussen inkomen en uitgaven en zou een verandering in koopgedrag ervoor kunnen zorgen dat de achterstanden ingelopen worden. Het kan echter ook zo zijn dat iemand zijn baan is verloren en daardoor niet meer kan voldoen aan zijn vaste lasten (Nibud, 2012). Mede door de economische crisis zijn financiële problemen niet meer alleen een signaal van achterliggende problematiek. Steeds vaker vindt het juist andersom plaats. Door financiële problemen kunnen mensen stress ervaren en dit kan bijvoorbeeld leiden tot psychische problematiek. Verder kunnen mensen afhankelijk worden van hun omgeving en kan deze situatie uitlopen op scheuren in het sociaal netwerk, dit heeft een negatieve invloed op de veerkracht en eigen kracht van huishoudens. Verder hebben ook kinderen last van financiële problemen van ouders doordat ze uit hun vertrouwde leefomgeving weg moeten door bijvoorbeeld verhuizing of niet deel kunnen nemen aan een sport door geldtekort. Deze zaken hebben te maken met de zelfredzaamheid van mensen. Financiële problemen hebben hier dus duidelijk invloed op (Eropaf!, 2011). 9.1.5 Schuldhulpverlening Veel van de huurders in onze doelgroep hebben problematische schulden. Dit blijkt al uit de vele registraties als wanbetaler in het BKR. Het is daarom te verwachten dat veel mensen uit de doelgroep te maken hebben (gehad) met schuldhulpverlening. Door te kijken naar hoe schuldhulpverlening in elkaar zit is de voorbereiding voor het onderzoek beter gewaarborgd. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening aan haar inwoners. In 2010 deden 100.000 mensen een beroep op schuldhulp en dit aantal blijft eerder stijgen dan afnemen. (Jungmann, N. en Geus, van, R, 2011). Er worden verschillende vormen van schuldhulpverlening gehanteerd, wettelijk en minnelijk. Minnelijke vormen van schuldhulp zijn bijvoorbeeld budgetteerhulp of hulp bij de administratie door een vrijwilliger (maatje). Wanneer schulden niet op te lossen zijn door een betere manier van budgetteren of het afspreken van betalingsregelingen, is schuldsanering een mogelijkheid. Een schuldsaneringstraject kan een minnelijk traject zijn waarin de cliënt in drie jaar zoveel mogelijk van zijn schulden aflost (bijvoorbeeld via de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam). Er worden afspraken gemaakt tussen de cliënt, de schuldhulpverlener en de schuldeisers en na drie jaar aflossen is de cliënt schuldenvrij. Als het niet lukt de minnelijke afspraken te maken of het lukt de cliënt niet om zich aan de afspraken te houden kan er een wettelijk schuldsaneringstraject worden aangevraagd mits de schulden te goeder trouw zijn ontstaan. De rechter kan in dit geval zijn toestemming 30
uitspreken voor een saneringstraject op basis van de Wet Sanering Natuurlijke Personen (WSNP). Dit is een streng traject. De cliënt dient zich aan de afspraken te houden en krijgt een bewindvoerder toegewezen. Wanneer de cliënt zich niet aan de afspraken houdt (bijvoorbeeld door nieuwe schulden te maken of zich niet aan de inspanningsverplichting te houden) kan hij/ zij uit de WSNP worden gezet. Dit betekent dat de cliënt de aankomende 10 jaar niet meer in aanmerking komt voor een WSNP traject. In eerste instantie kan iedereen een minnelijk schuldsaneringstraject volgen. Het blijkt in praktijk echter dat dit traject niet voor iedereen haalbaar is. De Nederlandse Vereniging voor Volks Krediet (NVVK) heeft de stabilisatiefase ingevoerd, deze fase vindt plaats voordat het drie- jarig saneringstraject begint en is erop gericht dat de financiële situatie van de cliënt zodanig stabiliseert dat hij/ zij het traject kan volbrengen. Het is afhankelijk van de situatie van de cliënt welke werkzaamheden worden gedaan in deze fase. In sommige gevallen is het nodig om eerst te werken aan het gedrag van cliënten omtrent financiën, andere keren is het nodig om extra tijd in te ruimen om de schulden in kaart te brengen. Het is belangrijk dat alle schulden bekend zijn en meegenomen worden in het saneringstraject omdat de afspraken die hierin met schuldeisers worden gemaakt niet meer tussentijds kunnen worden aangepast. Eenmaal afgesproken, zullen de afspraken drie jaar lopen. Schuldsanering is van grote invloed op de leefwereld van cliënten, drie jaar lang zal de cliënt op een financieel minimum moeten leven. Dit vraagt om bepaalde vaardigheden en is dus niet voor iedereen weggelegd (Jungmann, Geus 2011). 9.1.6 Schuldenaren Zoals eerder beschreven spelen mensen met een huurachterstand vaak meerdere schulden. In deze paragraaf zal aandacht besteed worden aan kenmerken van mensen met schulden. De oorzaken van deze schulden en de redenen waarom deze niet (tijdig) worden opgelost zijn erg divers. Schulden kunnen te maken hebben met factoren die buiten de persoon liggen, zoals het verliezen van een baan of een scheiding. Daarnaast kan schuldenproblematiek te maken hebben met de persoon die de schulden heeft. Vaak is het een combinatie van factoren. Juist de combinatie in factoren die meespelen maakt het moeilijk om verschillende ‘typen’ schuldenaren te onderscheiden. Of de schulden van een persoon succesvol worden opgelost of niet heeft bijvoorbeeld te maken met de bereidheid van de persoon om eraan te werken. Een betalingsregeling of saneringstraject kan veel van een persoon vragen. Mensen zullen moeten besparen op het uitgaven patroon waar ze aan gewend zijn geraakt. Niet iedereen is hiertoe bereid. Naast dat niet iedereen bereid is om aan zijn schulden te werken, kan schaamte ook een rol spelen. Wanneer iemand zich schaamt voor zijn schulden tegenover zijn omgeving zal die persoon niet snel om hulp vragen bij zijn omgeving of schuldhulpverlening. Verder kan het zijn dat de betreffende personen het moeilijk vinden om te besparen op hun uitgaven. Dit kan te maken hebben met bijvoorbeeld Licht Verstandelijke Beperkingen (LVB - problematiek), psychische problemen, of laaggeletterdheid (Geuns, Jungmann en Weerd, 2011).
31
Voor alle schuldenaren (ongeacht de combinatie van factoren die tot de schulden hebben geleid) geldt dat het steeds moeilijker wordt om uit de financiële problemen te komen als men hier eenmaal in zit. Eldar Shafir heeft een theorie ontwikkeld over schaarste. Wanneer mensen schaarste ervaren van tijd of geld (in dit onderzoek ligt de focus op geld), is het moeilijk voor hen om zich te concentreren op andere zaken die hun situatie beter kunnen maken. De schulden nemen het hele leven van de schuldenaar in beslag en dit zorgt ervoor dat deze persoon geen ruimte meer ervaart om te werken aan verbeteringen. Het ervaren van deze schaarste kan ervoor zorgen dat mensen gedrag gaan vertonen wat het tegengestelde oplevert. In de context van dit onderzoek kan het betekenen dat mensen nieuwe schulden maken. Naar dit verschijnsel wordt in de theorie van schaarste verwezen met het begrip bandbreedte (Bregman, z.j.). De theorie gaat ervan uit dat er een zekere mate van ruimte nodig is om te kunnen werken aan duurzame oplossingen. De huishoudens waar dit onderzoek zich op richt kunnen in zo’n situatie zitten. Wanneer een huishouden geen geld heeft om zichzelf van voedsel te voorzien, is het ook niet mogelijk om schulden af te betalen en achterstanden (waaronder de huurachterstand) in te lopen. Het is moeilijk voor mensen om in een situatie van schaarste hoger op de sociaal economische ladder te klimmen waardoor de financiële problemen opgelost kunnen worden. Dit kan de reden zijn dat een huisuitzetting drie maanden aanhoudt en de huurder te maken krijgt met een (dreigende) huisuitzetting. De sociale leertheorie van Albert Bandura is een andere benadering voor de oorzaak van de langdurende financiële problematiek van de doelgroep van dit onderzoek. In deze theorie wordt vanuit het behaviorisme en de cognitieve psychologie gekeken naar hoe mensen leren. De sociale leertheorie gaat ervanuit dat mensen leren door een combinatie van factoren: de omgeving van de persoon, de persoonlijke kenmerken en zijn of haar gedrag. In de sociale leertheorie kunnen mensen op verschillende manieren leren. Ten eerste kunnen mensen leren door directe ervaringen. Het draait hierin vooral om ‘reïnforcement’ (beloning of bestraffing van het gedrag), in het kader van ons onderzoek kan dit gezien worden als de gevolgen van het gedrag van mensen (Bandura, 1971). Een actie kan beloond worden of juist bestraft, dit kan ervoor zorgen dat mensen een actie nog een keer doen, of juist niet. In de sociale leertheorie wordt gesteld dat lange termijn belonen werkt bij mensen (anders dan bij dieren bijvoorbeeld) dit heeft te maken met de cognitieve vermogens van mensen. Gekoppeld aan ons onderzoek kan dit betekenen dat schuldsanering kan werken omdat mensen kunnen inzien dat zij over drie jaar beloond worden met schuldenvrij zijn. Vanuit dit opzicht zou schuldsanering voor iedereen de ideale uitkomst zijn, echter; de vaardigheden van mensen spelen een grote rol, zoals eerder beschreven. Het moet wel mogelijk zijn voor iemand om drie jaar lang op het financiële minimum te leven, hier moet rekening mee worden gehouden. Een tweede manier waarop mensen kunnen leren volgens de sociale leertheorie is leren door voorbeelden (modelling). Hij spreekt ook wel van observatief leren. Mensen leren door ‘af te kijken’ van anderen. Mensen hebben gedrag geleerd van anderen en op het moment dat zij in een situatie terecht komen waarin zij dit geleerde gedrag kunnen toepassen, zullen zij dit doen. Dhr. Bandura heeft onderzoek gedaan naar huiselijk geweld, hieruit bleek dat dit van 32
generatie op generatie kan worden overgedragen. We kunnen er dus vanuit gaan dat mensen leren van het gedrag dat zij zien in hun thuissituatie terwijl zij opgroeien. Hier kan de link worden gelegd met armoede. Van armoede is bekend dat het generaties terug kan gaan, er wordt dan gesproken van generatiearmoede. Het is mogelijk dat mensen binnen onze doelgroep hiermee te maken hebben. Generatiearmen zijn mensen die opgroeien in armoede, waardoor zij hun hele leven al te maken hebben met financiële problematiek. Wanneer we de sociale leertheorie hierop toepassen kan het zijn dat mensen van voorgaande generaties hebben geleerd hoe ze om moeten gaan met geld en hetzelfde gedrag gaan vertonen. Zij hebben dezelfde kennis en vaardigheden aangeleerd en kunnen hierdoor zelf te maken krijgen met financiële problemen. De kans bestaat dat zij huurachterstanden oplopen en te maken krijgen met een (dreigende) huisuitzetting (Bandura en Walters, 1959 en Gershoff, 2002). In de sociale leertheorie wordt het belang van het ontwikkelen van patronen in gedrag benadrukt. Ook in de klantprofielen zoals opgesteld door het Nibud worden gedragspatronen als belangrijke oorzaak gezien voor het ontstaan en in stand blijven van schulden. Doordat mensen leren van directe ervaringen of door gedrag van anderen kunnen zij een gedragspatroon ontwikkelen wat hun financiële situatie negatief beïnvloed. Het patroon is niet zomaar te doorbreken en dit maakt het moeilijk om uit de financiële problemen te klimmen (Bandura, 1971). De sociale leertheorie kan toegepast worden op de doelgroep waar ons onderzoek zich op richt. Het is bekend dat schulden en andere problematiek niet ontstaan van de één op de andere dag. Vanuit de sociale leertheorie zou dit gezien kunnen worden als een resultaat van aangeleerd gedrag. In ons onderzoek houden we rekening met zowel het gedrag van mensen als de invloed van factoren van buitenaf (organisaties/ regelgeving). 9.1.7 Huurders en organisaties - leef- en systeemwereld. Eropaf! en onze opdrachtgever geven aan dat er vaak meerdere hulpverlenende organisaties en de woningcorporatie betrokken zijn gedurende het traject van (dreigende) huisuitzetting, maar dat het hen niet lukt het tij te keren en een huisuitzetting te voorkomen of problemen op te lossen (persoonlijke communicatie 25 september 2014). In het boek “Toen Peter de deur dichttimmerde” (Kruiter en Pels, 2012) wordt een voorbeeld van zo’n situatie geschetst. De bemoeienis van verschillende organisaties maakt het voor de cliënt moeilijk om overzicht over zijn situatie te houden en de regie in eigen handen te houden. De organisaties leggen de focus op ‘hun’ deelprobleem. Resultaat hiervan is dat de problemen waar van meerdere kanten aan gewerkt wordt juist niet opgelost wordt en de cliënt zich niet gehoord voelt. In het boek leidt het ertoe dat de cliënt het vertrouwen in de hulpverlening verliest (Kruiter en Pels 2012). Voor ons onderzoek interpreteren wij dit gegeven als dat er een spanning plaatsvindt tussen de leefwereld van de cliënt en de systeemwereld waarin de organisaties en woningcorporaties (deels) handelen. Hierin baseren wij ons op de theorie van J. Habermas waarin hij het onderscheid maakt tussen de leefwereld van mensen en de systeemwereld (van Gennep, 2007). De leefwereld is gericht op persoonlijke relaties en de beleefwereld van personen. Factoren in de leefwereld geven betekenis aan de identiteit van mensen. 33
In de systeemwereld zijn relaties instrumenteel, ze zijn erop gericht een doel te bereiken. Kenmerkend voor de systeemwereld is de economische en bureaucratische structuur. Verder onderscheidt Habermas vier niveaus van de sociale omgeving: Individueel niveau: leefwereld. Relaties tussen individuen, waaronder intieme relaties. Sociaal micro niveau: leefwereld. Relaties met kleine groepen (gezin, familie, klas, buurt) Sociaal meso niveau: overgangsgebied tussen leef- en systeemwereld. Relaties met gestructureerde organisaties (school, werk) Sociaal macro niveau: Systeemwereld. De samenleving als geheel. In de leefwereld zijn de relaties tussen personen erg belangrijk en er wordt vanuit gevoel gehandeld. In de systeemwereld zijn de relaties een middel om een doel te bereiken. Het is mogelijk dat deze verschillende manieren van omgaan met de omgeving voor spanning zorgen tussen huurders en organisaties waardoor het moeilijk is om de problemen van de huurders aan te pakken. 9.1.8 De Wmo en Welzijn Nieuwe Stijl Het prestatieveld van de Wmo wat het meest relevant is voor ons onderzoek is: Informatie, advies en cliëntondersteuning (invoeringWmo, z.j.). Onze doelgroep bestaat uit mensen die zich in een complexe situatie bevinden, het lukt hen niet om de problemen zelfstandig (of in samenwerking met hun omgeving) op te lossen. Met dit onderzoek brengen wij de situatie van huurders in kaart zodat wij zicht kunnen krijgen in de zaken waar zij tegenaan lopen. In de vorige paragraaf is beschreven hoe de samenwerking tussen huurders en organisaties door het verschil in leef- en systeemwereld moeizaam kan verlopen. Met dit onderzoek kunnen wij bijdragen aan het verbeteren van het prestatieveld van de Wmo. Zodat advies, informatie en cliëntondersteuning op een efficiëntere manier kan worden uitgevoerd. Wij leveren met dit onderzoek de informatie die als inspiratie kan dienen voor het verbeteren van de werkwijze. Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) is gericht op acht bakens. Deze bakens vormen de uitgangspunten van de zorg in Nederland en zijn voortgekomen uit de evaluatie van vier jaar Wmo. Twee bakens zijn het meest relevant voor ons onderzoek (InvoeringWmo, z.j.) : Baken 2: gebaseerd op eigen kracht van de burger. Baken 3: Direct eropaf Veel organisaties werken al met een methodiek die hierbij aansluit. Mensen worden niet zozeer meer geholpen, maar ondersteund om zelf te kunnen omgaan met hun problemen. De kernwaarde van het maatschappelijk werk sluit hierbij aan, een maatschappelijk werker zet zich in om de cliënt tot zijn recht te laten komen als mens en als burger (NMV, 2010). In deze kernwaarde zijn de leef- en systeemwereld waar de huurders in ons onderzoek mee te maken hebben. De huurders zijn enerzijds mens (leefwereld) en anderzijds burger (systeemwereld). 9.2 Theoretisch kader Er is gekozen voor onderstaand theoretisch kader omdat deze belangrijke aspecten belicht over hetgeen wat onderzocht wordt. Door het gebruik van deze theorieën kunnen we een passend antwoord geven op de centrale vraagstelling en deze onderbouwen. In dit onderzoek krijgen we te maken met huurders in een situatie van (dreigende) huisuitzetting nadat zij van rechtswege in verzuim zijn geweest op het gebied van 34
huurbetaling (Bunthof & Visscher, 2009). De aanleiding hiervoor is dat zij in complexe financiële problematiek verkeren (Akkermans, 2013). Een huisuitzetting is geen op zichzelf staande gebeurtenis. De huurder doorloopt een traject waarin verschillende fasen zijn te onderscheiden (Eropaf, 2011): Fase 1: Huurachterstand Fase 2: Deurwaarder/ incassobureau Fase 3: Het vonnis Fase 4: Na het vonnis Fase 5: De huisuitzetting Fase 6: Na de huisuitzetting Het is bekend dat huurders vaak meerdere financiële problemen hebben voordat ze een huurachterstand oplopen (Akkermans, 2011). De reden dat het huurders niet lukt om hun problemen op te lossen en een (dreigende) huisuitzetting te voorkomen kan te maken hebben met gedragspatronen die in de loop der jaren ontwikkeld zijn (bv. geen goede omgang met geld of gebrekkig contact met instanties) . Deze gedragspatronen kunnen ontwikkeld zijn n.a.v. directe ervaringen of door het leren van anderen, hiernaar wordt verwezen met het begrip modelling (Bandura, 1971). Bovenstaande theorieën hebben betrekking op problemen die zich afspelen op microniveau. Een belangrijk ander aspect van de problematiek van de huurders is de spanning die lijkt plaats te vinden tussen de leefwereld van burgers en de systeemwereld waarin zij moeten functioneren. Voor de huurders geldt dat het gaat om het contact met organisaties, dit speelt zich af op meso niveau. De organisaties waar huurders mee te maken krijgen werken op het overgangsgebied tussen de leef- en systeemwereld van mensen. De leefwereld kenmerkt zich door persoonlijke relaties en er wordt gehandeld op gevoel. De systeemwereld is meer gericht op functionele relaties, deze relaties dienen een doel (bijvoorbeeld een huis huren van een corporatie of hulp vragen bij een organisatie). De leefwereld en systeemwereld kennen dus verschillende betrekkingen en ook een andere taal. Het kan zijn dat spanningen tussen deze twee werelden ertoe leiden dat het niet lukt om de problemen van de huurder op te lossen. In dit onderzoek zal onderzocht worden op welke manier deze theorie uitwerking heeft in de praktijk (van Gennep, 2007).
35
10. Bijlage 2 – Methodologische verantwoording In deze bijlage leest u over de methodologische verantwoording van dit onderzoek, zoals beschreven in de onderzoeksopzet. Deze bijlage dient ter aanvulling op de informatie uit het onderzoeksverslag. 10.1 Verantwoording manier van onderzoeken Om onderzoek te kunnen doen, moet je bedenken hoe je het onderzoek wilt gaan doen. Hierbij horen methoden die zijn uitgekozen om het onderzoek zo goed mogelijk uit te voeren. De verantwoording over de manier van onderzoeken kunt u in de dit hoofdstuk lezen. 10.2 Onderzoeksbenadering Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek. In het geval van een open onderzoeksvraag wordt er kwalitatief onderzoek gedaan. Meestal is er weinig voorkennis waardoor vaak niet met vaste vragen- of observatielijsten wordt gewerkt. Bij kwalitatief onderzoek gaat het vooral om het verkrijgen van inzichten. In een kwalitatief onderzoeksrapport staan vooral beschrijvingen en vrijwel geen grafieken of numerieke tabellen (Baarda, 2009). Wij hebben gekozen voor een open onderzoeksvraag omdat wij geen voorkennis hebben over de positie van de huurders en de verhuurders. Door open vragen te stellen kunnen wij tot nieuwe inzichten komen over de situatie van de betrokken partijen. De respondent heeft zo de kans om zijn persoonlijke verhaal te vertellen. 10.3 Casestudy Bij een casestudy wordt er dieper ingegaan op de inhoud en de betekenis van een probleem (Baarda, 2009). Volgens de Lange, Schuman & Montessori (2011) gaat het om een case study wanneer er één casus of meerdere casussen worden onderzocht. Indien het om meerdere casussen gaat betreft het een klein aantal. In het geval van een case study hebben onderzoekers de mogelijkheid om dieper in te gaan op een probleem. Interacties tussen personen kunnen hierbij onder een vergrootglas worden gelegd. Hierbij kunnen observaties, diepte-interviews of het maken van een inhoudsanalyse van documenten of focusgroepen gebruikt worden. Verder ligt de focus van het onderzoek in een case study op relaties en processen. Een case study kan onderscheiden worden in een enkelvoudige case study en een meervoudige case study. Bij een enkelvoudige maak je gebruik van één casus van één persoon. Bij een meervoudige casestudie gebruik je meerdere personen voor je onderzoek. Dit onderzoek is een meervoudige casestudy. Wij onderzoeken meerdere casussen en er zijn meerdere respondenten die worden geïnterviewd. Onze bedoeling is om dieper in te gaan op het probleem tijdens het interview door open vragen te stellen en aan de hand van de uitkomsten van de gespreksverslagen een beeld te schetsen van de hele situatie van de huurder en de bijkomende zaken eromheen. Het onderzoek draait om het verkrijgen van inzicht in de verhalen van huurders.
36
10.4 Interviewmethode De interviewmethode die toegepast wordt in dit onderzoek heet half gestructureerd. Dit houdt in dat er vaste startvragen worden geformuleerd n.a.v. een topic lijst. De startvragen dienen als leidraad voor het verdere beloop van het interview (Baarda, 2009). U kunt de topic lijst en de startvragen vinden in de bijlagen van het onderzoek. Onze voorkeur is uitgegaan naar een half gestructureerd interview omdat wij richtlijnen willen geven aan de vragenlijst maar het interview verder zo min mogelijk willen sturen om het verhaal vanuit het perspectief van de huurder zo goed mogelijk weer te geven. Met behulp van open vragen, topics en sub topics geven kunnen wij als interviewer gerichte onderwerpen aanhalen die in onze theoretische verkenning relevant zijn gebleken voor ons onderzoek. In ons onderzoek zijn de namen van de desbetreffende personen die hebben meegewerkt aan de interviews geheel geanonimiseerd in verband met de wet op de privacy. 10.5 Verifieerbaarheid en generalisatie In alle gevallen van het doen van onderzoek (kwalitatief en kwantitatief) moet er gecontroleerd kunnen worden hoe een onderzoeker de conclusie heeft gevormd. Dit wordt voor kwalitatief onderzoek de verifieerbaarheidseis genoemd (Baarda, 2009). Omdat wij de verifieerbaarheidseis helder willen hebben voor de lezers van het onderzoeksrapport en voor onszelf willen wij verduidelijken wie wij interviewen en waarom wij voor die persoon hebben gekozen. Het is bekend dat het lastig is om bij kwalitatief onderzoek dezelfde resultaten te verkrijgen als een ander het onderzoek opnieuw uitvoert. In dit onderzoek wordt met half gestructureerde interviews gewerkt en een interview zal dus niet altijd hetzelfde zijn. Het is belangrijk dat de verhalen die we gedurende het onderzoek verzamelen de eigen verhalen van huurders zijn, het is daarom logisch dat wanneer andere huurders geïnterviewd worden, er andere verhalen weergegeven zullen worden in de resultaten. Bij kwalitatief onderzoek is het alsnog belangrijk dat de conclusies plausibel zijn en de werkwijze transparant. Wij doen dit door de uitgeschreven interviews, de topic lijst en de startvragen toe te voegen in de bijlagen zodat de lezer van het onderzoek exact kan zien wat wij hebben besproken met de respondent. Onze generalisatiepretentie van het onderzoek zijn de huurders van sociale woningen in Rotterdam die met een (dreigende) huisuitzetting te maken hebben of hebben gehad. Wij zijn ons ervan bewust dat het onderzoek niet generaliseerbaar is gezien het aantal respondenten (6 huurders en één medewerker van de stichting Eropaf!) wat wij interviewen en het feit dat het onderzoek persoonlijke ervaringen omvat van de huurders. In dit onderzoek is er geen sprake van generaliseerbaarheid omdat ieder verhaal uniek is en deze persoonlijke verhalen die de huurders vertellen in het interview een moment opname zijn. 10.6 Validiteit en betrouwbaarheid De respondenten die wij hebben gekozen voor het onderzoek zijn een juiste afspiegeling van de populatie, namelijk; de huurders die betrokken zijn bij de (dreigende) huisuitzetting. 37
Onze voorkeur is uitgegaan naar het benaderen van huurders zodat wij inzichten kunnen verkrijgen in hun persoonlijke verhalen. Dit onderzoek is in dit opzicht dus valide (Verhoeven, 2010). Om ervoor te zorgen dat het onderzoek zo betrouwbaar mogelijk is hebben wij besloten om interviews af te nemen. De respondent krijgt de kans om zijn of haar volledige verhaal te vertellen. Met behulp van de half gestructureerde interviews kunnen wij tot de kern van de persoonlijke ervaringen doordringen. Dit zal gedaan worden door verdiepende vragen te stellen bij de onderwerpen die voor een specifieke huurder relevant zijn. Wij zijn ons bewust van het feit dat er rekening gehouden moet worden met de beperkingen en mogelijkheden van de geïnterviewde. Er bestaat een kans dat er respondenten benaderd zullen worden die bijvoorbeeld de Nederlandse taal niet voldoende beheersen, psychische problematiek ervaren of te maken hebben met een Licht Verstandelijke Beperking (LVBproblematiek). In de theoretische verkenning staat meer toegelicht over eventuele beperkingen van huurders die we kunnen tegenkomen. Het is voor een zo goed mogelijk resultaat van belang dat wij ons hierop voorbereiden. De topic lijst en startvragen zijn eenvoudig en duidelijk opgesteld. De subtopics staan in een logische volgorde zodat de respondenten hun verhaal in een chronologische volgorde kunnen vertellen. Verder hebben wij afgesproken de interviewvragen eenvoudig te formuleren, zodat de kans op onduidelijkheid bij de geïnterviewde zo gering mogelijk is. Op het moment dat wij zien in de non-verbale of verbale communicatie van de geïnterviewde dat er iets onduidelijk is in de formulering van een vraag, dan zullen wij vragen aan de respondent welk gedeelte van de vraag hij/ zij niet begrijpt zodat wij deze nogmaals duidelijk kunnen stellen aan de geïnterviewde. Er bestaat een mogelijkheid dat de respondent emotioneel wordt tijdens het vertellen van zijn of haar persoonlijke verhaal rondom de (dreigende) huisuitzetting. In dit geval is het tonen van empathie en compassie belangrijk zodat de geïnterviewde erkenning krijgt van ons in hetgeen hij of zij heeft ervaren tijdens de (dreigende) huisuitzetting. Wij willen open staan voor het gevoel van de huurders en hen de ruimte bieden om dit gevoel te uiten. 10.7 Populatie In een onderzoek is het belangrijk dat er duidelijk wordt over wie of wat er iets wordt gezegd. Onze onderzoeksvraag luidt: “Hoe vinden huurders in Rotterdam dat het traject bij (dreigende) huisuitzettingen is verlopen?” In onze onderzoeksvraag komt naar voren dat wij iets willen vertellen over het perspectief van de huurders van sociale woningen die met een (dreigende) huisuitzetting te maken hebben of hebben gehad. De eenheden waarover je iets wilt zeggen vormen de onderzoekseenheden. Onderzoekseenheden zijn de personen, instanties of situaties waarover je op basis van je onderzoek uitspraken wilt doen. Soms zitten de eenheden verstopt in een onderzoeksvraag. Alle eenheden samen vormen de populatie (Baarda, 2009).
38
Naar aanleiding van een gesprek met C. Akkermans (Persoonlijke communicatie, 25 september, 2014) hebben wij in samenwerking de afspraak gemaakt om in totaal zeven respondenten te interviewen. Zes respondenten zijn huurders die betrokken zijn of zijn geweest bij de (dreigende) huisuitzetting en één respondent is werkzaam voor de stichting Eropaf!. De contactgegevens van de huurders die wij interviewen hebben we verkregen van onze opdrachtgever. De huurders zijn steekproefsgewijs geselecteerd. Het enige criterium waar rekening mee is gehouden is dat de huurders vrij recentelijk nog in contact zijn geweest met de stichting Eropaf! (op z’n laatst in september 2014). Dit om de kans dat wij de huurders kunnen bereiken te vergroten. De populatie voor ons onderzoek, dus alle eenheden samen zijn; de huurders van sociale woningen die in Rotterdam wonen die betrokken zijn of zijn geweest in een (dreigende) huisuitzetting. Verder omvat onze populatie één medewerker van de stichting Eropaf!. Met de informatie die we verkrijgen vanuit dit interview kunnen we kijken of de informatie die we van de huurders krijgen aansluit op de visie van een medewerker van de organisatie. Zodoende kunnen we een bijdrage leveren aan het signaleren van knelpunten in de ondersteuning aan mensen die te maken hebben met een (dreigende) huisuitzetting. 10.8 Verantwoording vraagstelling Hoofdvraag: “Hoe vinden huurders in Rotterdam dat het traject bij (dreigende) huisuitzettingen is verlopen?” Omdat dit onderzoek informatie wil verstrekken over het traject van (dreigende) huisuitzetting vanuit het perspectief van huurders hebben wij dit meegenomen in de hoofdvraag. De huurders waren op het moment dat de (dreigende) huisuitzetting speelde woonachtig in Rotterdam, omdat wij de huurders in deze stad zullen interviewen hebben wij dit betrokken in onze hoofdvraag. Deelvragen: Deelvraag I: Met welke instellingen hebben de huurders contact gehad en hoe hebben zij gebruik gemaakt van hun sociale netwerk? Inmiddels weten we dat er vaak meerdere hulpverlenende organisaties betrokken zijn geweest bij de situatie, maar dat het uiteindelijk niet is gelukt de problemen op te lossen. In dit kader zijn wij benieuwd naar welke organisaties er betrokken zijn geweest en hoe de huurder vindt dat deze contacten zijn verlopen. Wij interesseren ons voor het verloop van het contact omdat we vanuit de theorie over de leefwereld van burgers en de systeemwereld van organisaties weten dat er spanningen kunnen zijn op dit gebied. In Welzijn Nieuwe Stijl is het inzetten van de eigen kracht van burgers een van de bakens (Invoering Wmo, z.j.). Met deze informatie willen wij weten of de huurders daadwerkelijk de eigen kracht gebruiken en een beroep kunnen doen op het sociaal netwerk om een (dreigende) huisuitzetting te voorkomen. 39
Deelvraag II: “Hoe ontwikkelt zich een (dreigende) huisuitzetting en welk traject doorlopen huurders bij (dreigende) huisuitzettingen?” Door Eropaf! (2011) is een fasering opgesteld van het verloop van (dreigende) huisuitzettingen. In dit onderzoek zullen we kijken of deze fasen herkent worden door de huurders en of zij, vanuit hun perspectief hetzelfde traject doorlopen als door de organisaties geschetst is. Deze vraag is relevant omdat de ondersteuning aan huurders in een situatie van (dreigende) huisuitzetting niet goed aansluit op de betreffende huurders als zij en de organisatie voor hun gevoel verschillende trajecten doorlopen. Naast het begin van de dreiging door een huurachterstand zullen wij kort aandacht besteden aan voorliggende problematiek, zijn er bijvoorbeeld al schulden voordat de huurachterstand opliep? We weten uit voor onderzoek dat dit bij veel mensen het geval is (Akkermans, 2011). Deelvraag III: “Op welk(e) moment(en) denkt de huurder dat een (dreigende) huisuitzetting voorkomen had kunnen worden?” Er is bekend dat er vaak geprobeerd wordt om huurders te ondersteunen bij het voorkomen van een huisuitzetting, maar dat dit niet altijd lukt. In het kader hiervan zijn wij benieuwd wanneer de huurder denkt dat tussenkomst van een organisatie wel had geholpen. Daarnaast zijn wij benieuwd wat de inhoud van deze tussenkomst volgens de huurder zou moeten zijn en wat de betreffende organisaties dus hadden moeten doen.
40
11. Bijlage 3 – Topic lijsten 11.1 Topic lijst huurders Om ervoor te zorgen dat dezelfde topics aan de orde komen bij alle respondenten, wordt van tevoren een topiclijst opgesteld. In deze topiclijst zijn subtopics opgenomen (Baarda, de Goede & Van der Meer-Middelburg, 2007). Het formuleren van de vraagstelling Wij willen weten hoe het traject verloopt bij (dreigende) huisuitzettingen onder huurders van sociale woningen in Rotterdam. Het formuleren van de doelstelling Wij willen dit weten zodat wij informatie over het traject wat de huurder doorloopt door kunnen geven aan Eropaf! en Pieter Hillhorst. Deze informatie komt voort uit het perspectief van de huurders. De deelvragen die zijn geformuleerd voor het veldonderzoek: I: Met welke instellingen hebben de huurders contact gehad en hoe hebben zij gebruik gemaakt van hun sociale netwerk? II: Hoe ontwikkelt zich een dreigende huisuitzetting en welk traject doorlopen huurders bij (dreigende) huisuitzettingen? III: Op welk(e) moment(en) denkt de huurder dat een dreigende huisuitzetting voorkomen had kunnen worden? De operationalisering Traject: Dreigend: als de huisuitzetting zich geopenbaard heeft voor de huurder. De huurder heeft schriftelijk te horen gekregen dat hij/zij zijn huis zal moeten verlaten. De datum van de ontruiming wordt duidelijk vermeld.
Huisuitzettingen: een huurder die te horen krijgt dat hij/zij zijn huis moet verlaten. Wij hebben ons onderzoek beperkt tot huurders die door betalingsproblemen de huur langer dan 3 maanden niet betaald hebben en hierdoor hun woningen worden uitgezet. Huurders Sociale woningen: huurwoningen die door de gemeente worden aangeboden aan mensen met een inkomen tot € 34.678 in 2014 (rijksoverheid, 2014). 41
De Topics en subtopics die voortvloeien uit de operationalisering: 1. Topic Persoonlijke kenmerken Subtopics - Geslacht - Leeftijd - Woonsituatie - Werk en inkomen - Opleidingsniveau 2. Topic Huurder Subtopics - Schulden - Problematiek - Sociaal netwerk - Eigen oplossingen 3. Topic Traject huisuitzetting Subtopics - Fasen van de huisuitzetting - Contacten met organisaties en/of hulpverleners - Beleving huurder
42
11.2 Topiclijst medewerker Eropaf!. De Topics en subtopics die voortvloeien uit de operationalisering: 1. Topic Eropaf! Subtopics - Stichting Eropaf! – Reden oprichten stichting - Aantal medewerkers – Doel van de organisatie - Visie op de huidige maatschappij (macro-niveau) 2. Topic Huurder Subtopics - Oorzaken (dreigende) huisuitzetting - Problematiek bij huurders - Sociaal netwerk van huurders - Contact verhuurders 3. Topic Traject huisuitzetting Subtopics - Fasen van de huisuitzetting - Contacten met organisaties en/of hulpverleners - Beleving medewerker Eropaf traject huisuitzetting
43
12. Bijlage 4 - interviewvragen De interviewvragen die zijn voortgekomen uit de subtopics: 1. We willen graag weten wie u bent. Kunt u iets over uzelf vertellen? 2. Op welke manier is de huurachterstand ontstaan? 3. Welke andere problemen hebben zich voorgedaan vanaf het moment dat de huurachterstand is ontstaan? 4. Hoe heeft uw sociaal netwerk u kunnen helpen/ ondersteunen? 5. Hoe heeft u zelf uw problemen geprobeerd op te lossen? 6. Op welk moment had er volgens u ingegrepen moeten worden door een instantie om de (dreigende) huisuitzetting te voorkomen? 7. Met welke organisaties en/of hulpverleners heeft u contact gehad? 8. Hoe verliep het contact met de andere organisaties en/of hulpverleners en wat hebben deze voor u kunnen betekenen? 9. Hoe heeft u de (dreigende) huisuitzetting en het hele proces van begin tot eind ervaren?
44
13. Bijlage 5 - Verbatim
45
Bijlage 7 – Bronnenlijst Aedes vereniging van woningcorporatie, (2013). Geraadpleegd op 13 oktober 2014, van http://www.aedes.nl/content/feiten-en-cijfers/bewoners/hoeveel-huisuitzettingen-zijn-er-perjaar/hoeveel-huisuitzettingen-zijn-er-per-jaar.xml Akkermans, C. (2011) Schuldhulpverlening en dreigende huisuitzetting. geraadpleegd op 15 september 2014 via http://www.eropaf.org Akkermans, C., Räkers, M. (2011). Eropaf! Handreiking Voorkomen huisuitzetting. Drukwerk: Paperware Baarda, B. (2009) Dit is onderzoek. Houten: Noordhoff uitgevers Bandura, A. (1971) social learning theory. Verkregen op: 20 oktober 2014. Via: http://www.esludwig.com/uploads/2/6/1/0/26105457/bandura_sociallearningtheory.pdf Bandura, A & R.H. Walters (1959) Adolescent Agression. New York: Ronald Press Bregman, R. (2014). Waarom arme mensen domme dingen doen. Verkregen op 18 oktober, 2014, via: https://decorrespondent.nl/511/Waarom-arme-mensen-domme-dingendoen/19645395-f6c9a0bd Bunthof, A en Visscher, Y.M. 2009. Mens en recht. Houten: Noordhoff uitgevers. Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) geraadpleegd op 8 januari 2015, http://www.nu.nl/economie/2816170/cbs-ziet-steeds-meer-zzpers.html Gemeente Rotterdam, (z.j.). Geraadpleegd op 13 oktober 2014, van www.rotterdam.nl/rondkomen Gennep, van, A. (2007) Waardig leven met beperkingen. Over veranderingen in de hulpverlening aan mensen met een beperking in hun verstandelijke mogelijkheden. Antwerpen: Garant uitgevers. Geuns, R., Jungmann, N. & Weerd, M., (2011) klantprofielen in schuldhulpverlening. Geraadpleegd op: 9 december 2014. Via: http://www.divosa.nl/system/files/SZW%20rapport%20klantprofielen%20webversie.pdf Graaf, De P. (2014, 30 oktober) Verlos huishoudens van schulden. Volkskrant p. 26. Hemert, van B. (2009) Bruggen bouwen. Critical Time Intervention gids. Verkregen op 7 oktober 2014. Via: http://www.psychiatrieweb.mywebhome.nl/pw.cti/files/docs/090831%20CTI-gids.pdf Jungmann, N. en Geus, van, R. (2011) klantprofielen in schuldhulpverlening. Verkregen op: 30 september 2014 via: http://www.regioplan.nl/publicaties/artikelen/klantprofielen_in_de_schuldhulpverlening
46
Jungmann, N. & Geus, van, R. & Weerd, de, M. Klantprofielen schuldhulpverlening, ministerie van sociale zaken. Verkregen op 20 oktober 2014. Via: Keken, H. van (2010) Voor het onderzoek. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Jungman, N.,Moerman, A.J., Schreuer, H.D.L.M., Van den Berg, I. (2012). Paritas Passé: Debiteuren en crediteuren in de knel door ongelijke incassobevoegdheden. verkregen op 5 oktober 2014 http://www.stimulansz.nl/documenten-1/nb-szignalering/paritas-passe/view Kruiter, A.J. & Pels, C. (2012) De dag dat Peter de deur dichttimmerde. Waarom mensen die onze hulp het hardst nodig hebben, niet geholpen worden. Amsterdam, uitgeverij: van Gennep. Lange, R., de, Schuman, H., Montesano Montessori, N., (2010). Praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Madern, T. en Schors, van der, A. (maart 2012). Kans op financiële problemen. Verkregen op 13 oktober 2014 via: http://www.nibud.nl/fileadmin/user_upload/Documenten/PDF/onderzoeken/2012/kans_op_fin anciele_problemen.pdf Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (2010). Beroepscode voor de maatschappelijk weker. Collectieve beroepsnormen van het beroep maatschappelijk werker. Nieuwegein: www.anraad.nl Rijksoverheid, informatie over sociale huurwoningen, geraadpleegd op 15 oktober 2014 via http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huurwoning Tonkens, E. (2010) Mondige burgers, getemde professionals. Uitgeverij: , . Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs (3de druk). Den Haag: Boom Lemma. WSNP (2009) Richtlijnen schuldsanering. http://www.wsnp.rvr.org/intro_wettekstwsnp.cfm?section=burger Zuidhof, M. Pieter Hilhorst over het Goede Gieren-fonds Maatschappelijke kosten voorkomen door schulden op te kopen', Geraadpleegd op 24 september 2014 via http://www.eropaf.org
47