Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’ Een behoefte onderzoek naar de mogelijke effectiviteit van bootcamp tijdens de ambulante behandeling van jong volwassenen voor verslavingsproblematiek
Beroepsvraagstuk – Onderzoek methodiekontwikkeling
Michiel Hollander Studentnummer 500065187
[email protected] Praktijkinstelling: Victas/B-open, Centrum voor verslavingszorg Utrecht Docent: Dhr. Arnoud Simonis Opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) Hogeschool van Amsterdam (HvA) Mei 2013
De afbeelding op de voorzijde is afkomstig van www.runningtherapie-hilversum.nl, bezocht op 07 december 2012. Het illustreert voor mij op een humoristische wijze de hedendaagse discussie over het voorschrijven van medicatie.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
2
Samenvatting Dit onderzoeksverslag beschrijft het beroepsvraagstuk welke ik voor de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan de Hogeschool van Amsterdam heb uitgevoerd, binnen Bopen. Binnen de afdeling B-open, onderdeel van Victas, kunnen jongeren voor vragen en behandeling terecht. Victas is een instelling voor verslavingpsychiatrie in de provincie Utrecht. Het onderzoek is uitgevoerd onder de jong volwassen patiënten (17 tot en met 23 jaar) die ambulant onder behandeling zijn voor hun verslavingsproblematiek. De centrale onderzoeksvraag is: Welke bijdrage kan bootcamp leveren aan de behandeling van jong volwassen patiënten die in ambulante behandeling zijn voor verslavingsproblematiek bij B-open? Met dit onderzoek onder de jong volwassen patiënten (JoVo’s) en behandelaren is een drietal aspecten onderzocht. Allereerst of er behoefte is aan bootcamp lessen tijdens het ambulante traject. Ten tweede wat vanuit het biopsychosociale model de effecten kunnen zijn van de bootcamp lessen en ten derde waar een eventueel experiment aan dient te voldoen. Bootcamp lessen bestaan uit een combinatie van hardlopen met fitnessoefeningen en samenwerkingsopdrachten. Tijdens de lessen vindt er fysieke training in de buitenlucht plaats, moeten deelnemers proberen hun grenzen te verleggen en hebben de deelnemers elkaar nodig om opdrachten uit te voeren. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat JoVo’s met verslavingsproblematiek niet tot nauwelijks sporten, vaak somber zijn, weinig zelfvertrouwen hebben en problemen ondervinden binnen de sociale context zoals: familie, vrienden, werk of school. Sporten heeft biologisch gezien een positieve werking op de algehele fysieke gezondheid en zorgt voor extra afgifte van diverse neurotransmitters (o.a. Dopamine, Endorfine en Norepinefrine) in de hersenen. Deze neurotransmitters hebben een positieve invloed op de stemming, pijnbeleving en het zelfvertrouwen. Dit is een vergelijkbaar effect als bij middelengebruik. Het behalen van succeservaringen tijdens de bootcamp kan, psychologisch gezien, voor meer zelfvertrouwen bij de JoVo’s zorgen. Dit bevorderd mogelijk de weerbaarheid tegen de behoefte aan middelen. Gezamenlijk sporten zorgt voor het aangaan van positieve sociale contacten met leeftijdsgenoten en rolmodellen. Mogelijk voelen de zich door deze sociale contacten meer verbonden met B-open dan in de huidige situatie, waarin zij regelmatig geplande afspraken niet nakomen. Door de mening van de JoVo’s en behandelaren te koppelen aan literatuur en ervaringen binnen andere instellingen is de behoefte duidelijk geworden. Er blijkt behoefte te zijn aan uitbreiding van het motivatie- en behandelprogramma met sportlessen, lotgenotencontact en het inzetten van rolmodellen. Bootcamp voldoet aan de voorwaarden om positieve effecten te bewerkstelligen op het gebied van de fysieke en mentale gezondheid van de jong volwassen patiënten. Door dit onderzoek is niet duidelijk geworden of het aanbieden van sportlessen effectief is en mogelijk invloed heeft op de mate van therapietrouw van de JoVo’s. Effectiviteit van een sportprogramma is lastig aan te tonen. Vanuit het onderzoek volgt de aanbeveling aan de organisatie om een experiment met Bootcamp uit te gaan voeren binnen de ambulante behandeling. Hierbij is het effect van de Bootcamp te meten aan de vooruitgang in de fysieke en mentale gezondheid. De mate van therapietrouw kan worden te vergeleken met een controlegroep.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
3
Voorwoord Voor u ligt mijn eindproduct van het beroepsvraagstuk dat ik heb geschreven voor de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Met het afronden van het beroepsvraagstuk rond ik de vierjarige deeltijd opleiding SPH af. Lange tijd heb ik mij afgevraagd wat ik precies heb geleerd de afgelopen vier jaar, een periode die is omgevlogen. De laatste maanden ben ik mij bewust geworden van het feit dat ik een eigen visie op de hulpverlening aan het ontwikkelen ben en mijn eerdere werkervaringen bij het Korps Mariniers en als ambulance chauffeur hierbij gebruik. Ook het feit dat ik de eerste drie jaar van de opleiding via een detacheringsbureau binnen verschillende instellingen en met verschillende doelgroepen gewerkt heb, heeft mijn visie en werkhouding breed gevormd. Ik ben er van overtuigd geraakt dat er zoveel mogelijk verantwoordelijkheid bij de cliënt/patiënt moet blijven liggen om de afhankelijkheid aan het hulpverleningssysteem zo klein mogelijk te houden. Verder ben ik inmiddels van mening dat men binnen de hulpverlening niet alleen naar de cliënt/patiënt dient te kijken, maar naar het hele systeem; alleen een onderdeel aanpakken zorgt niet voor langdurige verbetering. In eerste instantie had ik de ambitie een praktijkgericht onderzoek uit te gaan voeren door daadwerkelijk te gaan sporten met jongeren, gedurende hun ambulante behandeling. Helaas was het volgens het management organisatorisch niet mogelijk om dit experiment op dit moment uit te voeren binnen de organisatie en tot een betrouwbare en valide uitkomst te komen. Ik heb er daardoor voor gekozen, in overleg met mijn begeleider op de opleiding, om een vooronderzoek uit te voeren om het mogelijke belang aan te tonen van een daadwerkelijk experiment. Hierdoor was het voor mij niet mogelijk om gebruik te maken van (ondersteunende) faciliteiten van mijn organisatie. Na een voldoende beoordeling door de beoordelaars van de opleiding zal ik dit onderzoeksverslag aanbieden binnen mijn organisatie. Ik zal dit doen middels de presentatie die ik ook op de opleiding ga houden als onderdeel van het beroepsvraagstuk.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
4
Inhoudsopgave Pagina Voorblad Samenvatting Voorwoord Inhoudsopgave
3 4 5
1. Aanleiding tot het onderzoek 1.1 Inleiding 1.2 Aanleiding 1.3 Probleemstelling 1.4 Hoofdvraag 1.5 Deelvragen 1.6 Doelstelling onderzoek 1.7 Begripsafbakening 1.8 Theoretisch kader biopsychosociale model
6 6 7 8 10 10 10 10 11
2. Methode 2.1 Populatie en steekproef 2.2 Meetinstrumenten 2.3 Dataverzameling methoden en verloop 2.4 Verloop van veldwerk 2.5 Analysemethoden
13 13 13 13 14 14
3. Resultaten 3.1 Beschrijving van de onderzoeksgroep 3.2 Kwantitatieve en kwalitatieve resultaten 3.2a Biopsychosociale invloeden van verslaving 3.2b Biopsychosociale invloeden van bootcamp 3.2c Behoefte aan bootcamp binnen B-open 3.2d Aandachtspunten voor bootcamp experiment
16 16 16 16 20 24 26
4. Conclusie 4.1 Beantwoording deelvragen 4.2 Conclusie 4.3 Aanbevelingen 4.4 Discussie
30 30 32 33 33
Nawoord Bibliografie
35 36
Bijlagen I Woordspin onderzoek II Enquête JoVo’s III Enquête behandelaren IV Ervaringen met runningtherapie en verslaving Gonny van Riessen, PMT-er Brijder verslavingszorg Den Haag V Ervaringen bootcamp binnen klinische behandeling Noel Kiros, fysiotherapeut Leijenhoven VI Fitheidtesten jeugd TNO VII Vragenlijst effect runningtherapie bij cocaïneverslaving VIII Welzijnsindex WHO (versie 1999)
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
5
1. Aanleiding tot het onderzoek In dit hoofdstuk beschrijf ik mijn werkplek, de aanleiding tot dit onderzoek en het ‘probleem’ dat leidt tot het onderzoek wat ik heb uitgevoerd.
1.1 Inleiding Het is inmiddels alweer 15 jaar geleden dat ik als jonge Marinier de basisopleiding van het Korps Mariniers heb afgerond. Elke week van de opleiding sloot af met een pittige bootcamp sessie. Als groep kregen we de opdracht diverse voorwerpen, zoals balken, kisten of touwen mee te nemen en hoefde het opleidingskader alleen maar te volgen door Rotterdam. Het was afzien, lachen, zwemmen, vloeken, rennen en vooral om nooit te vergeten! De sessies zorgde voor fysieke training, het verleggen van grenzen en een saamhorigheidsgevoel. Het zijn juist deze aspecten die de jongeren met verslavingsproblematiek nodig hebben om hun verslaving aan te pakken; met Bootcamp gaat dit ze lukken! Allereerst is de opdracht van mijn opleiding de directe aanleiding tot dit praktijkgerichte onderzoek. Zoals ik in mijn voorwoord heb beschreven is dit onderzoek onderdeel van mijn beroepsvraagstuk. Ik toon met dit onderzoek aan dat ik een relevant, complex en actueel beroepsvraagstuk kan analyseren, onderzoeken en kan uitwerken (Bruggeman, Hoekstra, Magnee, Simonis en Stomph, 2012). Doordat het onderzoek een opdracht voor mijn opleiding is, zijn de beoordelende docenten de belangrijkste lezers. Echter, omdat ik het onderzoek uitvoer binnen de organisatie waar ik werk, is het onderzoeksrapport ook bedoeld voor leidinggevenden en collega’s van Victas/B-open. Als onderdeel van de opdracht zal ik de uitkomsten van dit onderzoek presenteren aan de beoordelaars. Sinds april 2012 ben ik werkzaam als groepswerker jeugd bij Victas (voorheen Centrum Maliebaan). Victas is een instelling, in de provincie Utrecht, voor verslavingspsychiatrie. “Victas biedt behandeling aan diegene die problemen ondervinden door gebruik van alcohol, drugs, medicijnen of door gokken. Victas behandelt ook bijkomende psychische en psychiatrische problemen” (www.victas.nl, bezocht op 29 januari 2013). Ik ben werkzaam in de kliniek Leijenhoven als groepswerker jeugd. In mijn dagelijkse werk heb ik contact met de jong volwassen cliënten (JoVo’s) in de leeftijd van 17 tot en met 23 jaar, maar ook met de volwassen cliënten. Dit zijn de patiënten ouder dan 23 jaar. De kliniek is onderdeel van de zorglijn curatief. De werkzaamheden die ik uitvoer voor de JoVo’s vallen echter onder de jongerenafdeling van Victas, B-open. De doelgroep van B-open bestaat uit jongeren (12 t/m 17 jaar) en jong volwassenen (17 t/m 23 jaar) bij wie sprake is van (beginnende) afhankelijkheidsproblematiek van middelen als ook co-morbiditeit met psychiatrische stoornissen en persoonlijkheidsproblemen (www.b-open.nu, bezocht op 29 januari 2013). “B-Open wil zorg dragen dat jongeren en jongvolwassenen met verslavingspsychiatrische problematiek in de regio Utrecht weer perspectief krijgen aangeboden. B-Open helpt jongeren en ondersteunt ouders om zo de problemen rondom gebruik te voorkomen, te beperken of helpen te hanteren” (www.b-open.nu, bezocht op 29 januari 2013). Een deel van de JoVo’s die ambulant onder behandeling zijn hebben een klinische opname achter de rug. De ambulante behandeling staat dan in het teken van nazorg. Doel van de klinische opname is altijd het abstinent worden van middelengebruik. Gebruik van enig middel is tijdens opname niet toegestaan.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
6
1.2 Aanleiding Binnen de kliniek Leijenhoven wordt, door de fysiotherapeut, runningtherapie aangeboden aan de patiënten. Door mijn achtergrond bij het Korps Mariniers neem ik de sportlessen over als onze fysiotherapeut afwezig is. Een van de aspecten die ik graag inzet binnen mijn werk als SPH-er is sport en bewegen. In 1998 heb ik de basisopleiding bij het Korps Mariniers doorlopen, gevolgd door acht jaar operationele dienst. Fysieke training wordt bij het Korps Mariniers naar mijn mening niet alleen gebruikt om de Mariniers fysiek sterker te maken, maar ook om hun weerbaarheid te vergroten en kent ook een sociale (samenwerking) component (de afbeelding van Mariniers die fysieke training aan het uitvoeren zijn is afkomstig van soldatenglueck.de, bezocht op 4 maart 2013). Door bootcamp lessen aan te bieden, in plaats van de runningtherapie, aan de JoVo’s probeer ik deze aspecten (fysieke inspanning, samenwerken en het vergroten van de weerbaarheid) bij JoVo’s te prikkelen. Ik denk dat runningtherapie te weinig aanspreekt bij de JoVo’s, er zit te weinig afwisseling en uitdaging in. Bootcamp is een populaire versie van de fysieke training die bij het Korps Mariniers wordt gebruikt. Bootcamp is een combinatie van hardlopen met fitnessoefeningen en samenwerkingsopdrachten. Er wordt gewerkt aan zowel kracht als uithoudingsvermogen. Als groep worden er voorwerpen zoals lange balken of (zware) kisten meegenomen, waarbij samenwerken noodzakelijk is om alles mee te nemen. De voorwerpen worden tijdens de lessen ook gebruikt om fitnessoefeningen uit te voeren in het bos. Ik ben er van overtuigd dat de genoemde aspecten van bootcamp (fysiek inspanning, vergroting van hun weerbaarheid, behalen van succeservaringen en sociaal samenwerken) de JoVo’s helpt binnen het behandelproces. Bootcamp heeft volgens mij invloed op alle drie de componenten van het biopsychosociale model; vergroting van het zelfbeeld door verleggen van grenzen en ervaren van succeservaringen, fysieke activiteit (meer dan ze voor de behandeling deden) en samenwerken met mede patiënten. Ik ben hierdoor een voorstander van het aanbieden van de Bootcamp lessen aan de JoVo’s die ambulant onder (na-) behandeling zijn; ook deze patiënten kunnen profijt hebben van de invloeden van Bootcamp. De afgelopen vier jaar ben ik overtuigd geraakt van het feit dat bij het analyseren van problematiek van de cliënten gekeken dient te worden naar de drie aspecten van biopsychosociale model en de onderlinge samenhang (de afbeelding geeft de belangrijkste aspecten van het model weer en is afkomstig van inspiratiejunkie.nl, bezocht op 4 maart 2013). Behandeling of begeleiding op een van de gebieden is naar mijn idee niet effectief omdat het probleem op de andere gebieden blijft bestaan. Terugval in middelengebruik ligt naar mijn idee dan op de loer omdat dit de meest bekende coping strategie blijft. In de diverse hoofdstukken van dit onderzoeksplan zal ik dan ook zoveel mogelijk de diverse onderdelen van het biopsychosociale model onderscheiden en met elkaar verbinden. Begeleiding van de cliënt dient hier dus naar mijn mening ook op gericht te zijn . Dit wordt ondersteund door de adviescommissie drugsbeleid (2009) die stelt dat er bij preventie gekeken dient te worden naar het geheel van het gedrag waar overmatig alcohol en drugsgebruik van uit maakt. Mijn onderzoek richt zich op de JoVo’s (17 t/m 23 jaar) die ambulant onder (na-) behandeling zijn. Momenteel zijn dit 160 patiënten, (persoonlijk gesprek met M. Visser, 2013). Deze jongeren zijn onder behandeling omdat zij (of hun omgeving) problemen ondervinden van het gebruik van alcohol, drugs, gamen/internet of gokken. Doel van de
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
7
ambulante behandeling kan zijn: - Volledig en blijvend stoppen met het gebruik/gokken (abstinentie). - Een betere controle over het gebruik/gokken. - Voorkomen dat de problemen verergeren (stabilisatie) (www.victas.nl, bezocht op 29 januari 2013). Bij de afspraken op de polikliniek is een aanzienlijk percentage no-show onder de JoVo’s, namelijk 10-25% (Persoonlijk gesprek met M. Visser, 2013). Vaak is het vanwege volle agenda’s of het late moment niet meer mogelijk voor behandelaren om andere afspraken te plannen, zodat er geen behandeling plaatsvindt. 1.3 Probleemstelling Het niet doorgaan van de afspraken en het afhaken van de JoVo’s is nadelig voor de patiënt, maar ook voor de organisatie. Patiënten die uit de behandeling stappen, zogenaamde drop-outs, hebben een slechtere prognose dan patiënten die de behandeling afmaken. Bij drop-outs is het gebruik van middelen gemiddeld hoger, zij vallen vaker terug in middelengebruik en hebben grotere psychosociale problematiek. Uitval van de behandeling heeft naast de gevolgen voor de jongere ook grote financiële gevolgen voor de organisatie (Velthuizen, december 2012). Momenteel bedraagt het percentage drop-outs ongeveer 5% (Persoonlijk gesprek met M. Visser, 2013). Voor een behandelgesprek dat niet doorgaat kan geen behandeling gedeclareerd worden bij de zorgverzekering. De organisatie mist hierdoor een deel van de geplande inkomsten. Een mogelijkheid zou kunnen zijn om dit, net als bij de tandarts en fysiotherapeut wel te doen. Mogelijk wordt de drempel om af te zeggen hoger voor de JoVo’s. Op het moment van dit onderzoek is binnen de organisatie niet duidelijk waarom de JoVo’s regelmatig hun afspraken niet nakomen. Binnen de vier systeemfuncties die Houweling en Visser (2011) beschrijven, zie ik mogelijkheden om ambulante behandeling te optimaliseren. Ik denk dat de JoVo’s niet het idee hebben een onderdeel te zijn van een systeem binnen B-open. Zij komen als individu binnen een bestaand systeem en maken hier alleen tijdens het individuele gesprek met de behandelaar gebruik van of onderdeel van uit. De JoVo’s keren na een behandelgesprek terug in hun eigen systeem, de grens met het systeem van B-open ligt duidelijk bij het moment dat de JoVo de polikliniek verlaat. Volgens het model van Houweling en Visser (2011) geeft het systeem van B-open maar beperkt zingeving aan de jongere. Op de JoVo’s na die deelnemen aan de motivatiemiddagen van FC Kicks United is er eigenlijk geen contact met leeftijdsgenoten gedurende de ambulante behandeling. Hier lijkt winst te behalen door de jongeren deel uit te laten maken van een ‘behandelsysteem’, er treedt meer binding op B-open, lotgenoten en behandelaren. Het motiveren en binden van patiënten kan mogelijk leiden tot een grotere therapietrouw. Ik denk dat het van belang is dat er geïnvesteerd wordt om de JoVo’s aan te spreken op hun intrinsieke motivatie. Ik heb het idee dat JoVo’s zich (bij de start van een behandeling) vooral extrinsiek laten motiveren door (sociale) druk vanuit de familie. Het motiveren van de JoVo’s is niet alleen gunstig voor de patiënt, maar ook voor de organisatie. De patiënt boekt vooruitgang in zijn verslavingsproblematiek en de organisatie kan meer behandelgesprekken declareren bij de zorgverzekering, hierdoor wordt er een hogere omzet behaald. Van Dam (2009) stelt dat soms als te vanzelfsprekend wordt aangenomen dat cliënten voldoende gemotiveerd zijn om de vereiste stappen ook daadwerkelijk te zetten. Onderzoek laat zien dat het opvolgen van behandeladviezen in 50 tot 75% van de gevallen niet gebeurt en dat dit vaker het geval is bij patiënten met complexe psychiatrische aandoeningen.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
8
Het is dan ook belangrijk dat JoVo’s worden gemotiveerd om hun behandeling af te maken en/of geplande afspraken na te komen. Om de motivatie voor de behandeling te vergroten zet B-Open specifieke interventies in. Deze interventies zijn gericht op het beter informeren van de patiënt, het optimaliseren van de behandelaar-patiënt relatie, het vergroten van de motivatie voor behandelingen en het bieden van intensievere begeleiding. Een simpel voorbeeld hiervan is dat behandelaar de JoVo’s een sms sturen ter herinnering van de afspraak (Persoonlijk gesprek met M. Visser, januari 2013). Het belonen van de JoVo’s, die therapietrouw zijn, met de motivatie bijeenkomsten van FC Kicks United maakt onderdeel uit van de interventies om patiënten te motiveren therapietrouw te zijn/blijven. In 2008 zijn Centrum Maliebaan (CMb), Voetbalclub FC Utrecht en zorgverzekeraar Agis een samenwerkingsverband aangegaan met als doel het aantal drop-outs te reduceren tot maximaal 30%. Het project kreeg de naam FC Kicks United en dient als beloningsinterventie voor jongeren tijdens hun behandeling. Bij het motivatiebijeenkomsten gaan jongeren onder begeleiding van een groepswerker en behandelaar in gesprek met elkaar en spelers van FC Utrecht over middelengebruik, het omgaan met tegenslagen en motivatie. Na twee jaar intensief samengewerkt te hebben aan de ontwikkeling van FC Kick United is na een evaluatie gebleken dat de interventie positief effect heeft op onder andere het drop-out percentage. De interventie had een significante daling van het aantal drop-outs tot gevolg van 44% naar 6%. B-open wil het inzetten van beloning uitbreiden (Velthuizen, 2012). Het motivatieprogramma lijkt het bereikte doel te bewerkstelligen. Door mijn ervaringen als gespreksleider binnen de motivatiemiddagen bij FC Utrecht zie ik de energie en motivatie toenemen bij JoVo’s die ambulant in behandeling zijn. Het praten met leeftijdsgenoten levert naar energie op, de JoVo maakt ineens onderdeel uit van een systeem. Jongeren komen in contact met leeftijdsgenoten, de zogenaamde ‘peers’. JoVo’s horen elkaars verhalen/ervaringen en kunnen hier van elkaar leren. Een systeem waarvan de verschillende onderdelen in evenwicht zijn kan volgens Houweling en Visser (2011) energie voor de deelnemers van het systeem opleveren, geeft de deelnemers een eigen identiteit ten opzichte voor de omgeving, zorgt voor binding en doordat ze zich met het susteem voelen verbonden ontstaat er een grensverzorging; met maakt duidelijk van welk systeem men uitmaakt. Hieruit blijkt wat mij betreft dat het motiveren van de JoVo’s door middel van interventies werkt en dat het de moeite waard is om ook te zoeken naar andere motiverende interventies. Van de periode 2010 tot op heden zijn geen cijfers bekend over de effectiviteit van het motivatieprogramma. Momenteel loopt er een onderzoek door studenten van de Hogeschool Utrecht. Naar mijn idee is het organiseren van gratis bootcamp groepen ook een geschikte interventie die behalve motivatie ook voordelen kent qua gezondheid, sociale contacten, uitdaging en het behalen van succeservaringen. De vergrote motivatie van de JoVo’s kan leiden tot een lagere no-show en drop out. Jongeren kunnen het gevoel krijgen bij een bestaand systeem te gaan horen. Hierdoor kan mogelijk de drempel om een afspraak niet na te komen verhoogd worden. Door rondom de bootcamp lessen met elkaar laagdrempelig over de behandeling te spreken worden ervaringen gedeeld en kan de motivatie meer helder of explicieter worden, zoals ik dit ook tijdens de motivatiemiddagen zie gebeuren.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
9
1.4 Hoofdvraag Vanuit de probleemstelling kom ik tot de volgende hoofdvraag: Welke bijdrage kan bootcamp leveren aan de behandeling van jong volwassen (JoVo’s) patiënten die in ambulante behandeling zijn voor verslavingsproblematiek bij B-open? Bij de beantwoording van de deze hoofdvraag wil ik rekening houden met de verschillende aspecten van het biopsychosociale model. Ik wil onderzoeken of bootcamp een effectieve bijdrage kan leveren aan de ambulante behandeling, waarbij de opkomst bij de gesprekken hoger wordt, de fysieke en mentale gezondheid vooruit gaat en de drang naar middelengebruik minder wordt. 1.5 Deelvragen Om tot een antwoord te komen op de hoofdvraag stel ik de volgende deelvragen; 1. Is er behoefte aan bootcamp lessen, als onderdeel van het motivatieprogramma, in ambulante behandeling bij B-open? 2. Wat zijn de biopsychosociale invloeden van een verslaving? 3. Welke onderdelen van de bootcamp hebben mogelijk een positieve invloed op de verslavingsproblematiek? 4. Waar dient rekening mee te worden gehouden bij het daadwerkelijk uitvoeren van het experiment om te toetsen of bootcamp een mogelijke effectieve interventie is? Door de tweede deelvraag te stellen onderzoek ik welke invloeden een verslaving heeft op de JoVo’s, om zo in de derde deelvragen te kunnen onderzoeken of de onderdelen van de bootcamp hier op aansluiten. 1.6 Doelstelling onderzoek Ik wil met dit onderzoek onderzoeken of er behoefte is aan bootcamp binnen de ambulante behandeling, wat de mogelijke effecten kunnen zijn op het aanbieden van bootcamp lessen aan de JoVo’s die ambulant onder behandeling zijn bij B-open en waar een mogelijk experiment aan moet voldoen. Ik wil de mogelijke invloed van bootcamp binnen de ambulante behandeling bekijken op het micro (cliënt), meso (organisatie) en macro (maatschappij) niveau (afbeelding afkomstig van www.talentontwikkeling.be, bezocht op 29 januari 2013). Na beantwoording van de hoofdvraag kom ik tot aanbevelingen aan de organisatie. Een andere belangrijke doelstelling van dit onderzoek is dat ik met dit onderzoek de laatste opdracht van de opleiding SPH afrond, ik toon aan dat ik een beroepsvraagstuk kan onderzoeken, aan methodiekontwikkeling doe en hiermee mijn HBO diploma mee behaal. 1.7 Begripsafbakening In deze paragraaf beschrijf ik de diverse begrippen uit mijn hoofd- en deelvraag. Hiermee zorg ik niet alleen voor verduidelijking van begrippen, maar ook voor een afbakening van het onderzoek. Ambulante behandeling
Een vorm van behandeling waarbij de cliënt in zijn eigen woonomgeving blijft tijdens de behandeling. Behandelgesprekken vinden plaats in de eigen woonomgeving of op de polikliniek (Hirasing, Talma & Kobussen, 2010).
B-open
B-Open is de afdeling voor jongeren van Victas, de Utrechtse en Amersfoortse instelling voor verslavingszorg, en helpt jongeren onder de 24 jaar (en hun ouders) bij vragen over drank, drugs, gokken of gamen (www.victas.nl, bezocht op 05 april 2013).
Bootcamp
Bootcamp is een full body work out waarbij men conditie, kracht, souplesse en explosiviteit opbouwt. Een training bestaat onder andere uit hardlopen, intervaltrainingen en fitnessoefeningen en dat allemaal in de buitenlucht (www.thebootcampclub.nl, bezocht op 5 april 2013)
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
10
Drop out
Er is sprake van een drop out als een patiënt een (ambulante) behandeling start, maar deze voortijdig beëindigd.
Fysieke gesteldheid
Lichamelijke gezondheid van de patiënt
Jong Volwassenen (JoVo’s)
Jong volwassen patienten in de leeftijd van 17 tot en met 23 jaar.
Mentale gesteldheid
Geestelijke gezondheid van de patiënt
Motivatie
“Complex van beweegredenen; alle krachten die de mens doen denken, handelen en de menselijke actie sturen” (Hirasing, Talma en Kobussen, 2010).
No show
Er is sprake van no show als een patiënt een afspraak niet nakomt en niet 24 uur van te voren heeft afgezegd.
Peergroup
“Elke groep die is samengesteld uit leden met gelijke functie en status” (Hirasing, Talma en Kobussen, 2010).
Runningtherapie
Runningtherapie een therapievorm waarbij onder begeleiding van een running therapeut een rustige duurloop wordt ingezet als aanvulling op een behandeling van psychische klachten (www.runningtherapie.nl, bezocht op 26 april 2013).
Verslaving
“Onaangepast gebruik van middelen, of onaangepast deelnemen aan activiteiten met ernstige gevolgen voor het lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren, gekenmerkt door onder meer steeds meer de behoefte hebben aan een grotere hoeveelheid van het middel c.q. steeds frequentere handeling om het gewenste effect te bereiken, het ontstaan van ontwenningsverschijnselen bij staken van of onvoldoende inname of handelen, gekenmerkt door hunkering naar het middel of activiteit” (Hirasing, Talma & Kobussen, 2010).
1.8 Theoretisch kader biopsychosociale model In mijn aanleiding tot de hoofdvraag heb ik beschreven dat ik de afgelopen jaren steeds meer waarde ben gaan hechten aan het biopsychosociale model. Volgens Rigter (2010) is het biopsychosociale model een vereenvoudigde versie van de algemene systeemtheorie (AST) en benadrukt dit model dat de mens als het ware is op te delen in verschillende niveaus; het biologische, psychische en het sociale niveau. Willems (2010) beschrijft dat de onderlinge afhankelijkheid van verschillende onderdelen van het systeem een van de belangrijkste uitgangspunten is van de systeemtheorie. “Het systeem is een samenstel van elementen met bepaalde eigenschappen en de relatie tussen deze elementen” (Rigter, 2010). Malschart (2005) beschrijft dat het systeemgericht analyseren en denken vanaf de jaren zeventig steeds belangrijker is geworden binnen de hulpverlening. Men kijkt volgens de systeemtheorie naar de objecten als onderdelen van een systeem en hoe de verschillende onderdelen elkaar beïnvloeden (Willemse, 2010). Rigter (2010) noemt dat volgens de systeemtheorie alle drie niveaus invloed hebben op het gedrag. Volgens Houweling en Visser (2011) bestudeert de AST de onderlinge samenhang van de individuele niveaus en onderlinge invloeden op de andere systemen. Het systeem kan alleen bestaan als alle niveaus aanwezig zijn en voldoende functioneren. Hierbij wordt door de Roos (1996) beschreven dat de onderlinge niveaus niet tot elkaar zijn te herleiden, maar wel met elkaar verbonden. Met andere woorden; de diverse niveaus hebben onderling invloed op elkaar. Dit wordt onderbouwd door Willems (201) die stelt dat het systeem meer is dan de som der delen en niet te herleiden is tot de diverse eigenschappen van de losse delen. Bij de analyse van een hulpvraag dient, volgens de Roos (1996), via biopsychosociale model naar de invloeden op de verschillende niveaus gekeken te worden. Volgens Willems (2010) is de systeembenadering een denkwijze en manier van benaderen. De
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
11
systeemtheorie is volgens Malschaert (2005) een belangrijk analyse model om gecompliceerde processen inzichtelijk te maken en te begrijpen. Houweling en Visser (2011) leggen het verband tussen de algemene systeemtheorie en het Holisme; men kan alleen iets begrijpen als men er vanuit gaat dat er een voortdurende wisselwerking is tussen het systeem waar het verschijnsel bij hoort en het verschijnsel zelf. Ook de interactie van het systeem en de omgeving heeft invloed op het verschijnsel. Dit wordt ondersteund door Rigter (2010) die beschrijft dat met de systeemtheorie nadruk wordt gelegd op de interactie en verbondenheid tussen een individu en zijn omgeving. Binnen Victas wordt gewerkt met de cirkels van Van Dijk. In dit model wordt er vanuit gegaan dat de onderlinge onderdelen van het model onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en invloed uitoefenen op elkaar. Het model is in eerste instantie opgezet door professor van Dijk om te vele terugvallen in middelengebruik binnen de verslavingszorg uit te leggen (www.jellinek, z.j.), maar hierin ligt volgens mij dus ook de oplossing voor dezelfde problematiek. Het model sluit voor mij aan bij het systeemdenken omdat de onderlinge invloed van de verschillende aspecten wordt weergegeven, maar ook de biologische, psychische en sociale aspecten van het biopsychosociale model zijn terug te vinden in het model van Van Dijk. (de afbeelding geeft de cirkels van Van Dijk weer en is afkomstig van http://hfs44b.wikispaces.com, bezocht op 26 april 2013).
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
12
2. Methode In dit hoofdstuk beschrijf ik de wijze waarop ik het onderzoek heb uitgevoerd om tot beantwoording van de door mij gestelde deelvragen te komen. Met de antwoorden van de deelvragen beantwoord ik in hoofdstuk 4 de hoofdvraag, formuleer ik mijn conclusie en aanbevelingen.
Dit onderzoek is een combinatie van een kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Ik voer een enquête uit onder JoVo’s en hun behandelaren, dit combineer ik met literatuur en ervaringen binnen de klinische opname en andere organisaties voor verslavingszorg. Ik heb dit behoefte onderzoek op eigen initiatief uitgevoerd, daar er op dit moment andere prioriteiten binnen de organisatie zijn en het belang voor een sportprogramma momenteel niet groot genoeg is. Hierdoor ben ik afhankelijk van mijn eigen contacten en de goodwill van collega’s die dit onderzoek willen ondersteunen. 2.1 Populatie en steekproef De populatie waar dit onderzoek over gaat betreft de JoVo’s die ambulant onder (na-) behandeling zijn bij B-open voor hun verslavingsproblematiek. Dit betreft, op het moment van dit onderzoek, een 160 tal jong volwassenen in de leeftijd van 17 tot en met 23 jaar (Persoonlijk gesprek met M. Visser, 2013). In dit onderzoek is het niet nodig om de populatie verder te operationaliseren, omdat het mijn intentie is om de bootcamp lessen aan alle JoVo’s aan te bieden. Voor dit onderzoek heb ik 8 behandelaren, die ambulant werken, gevraagd om een enquête in te vullen. Deze enquête is terug te lezen in bijlage III. In totaal werken er 12 behandelaren op de polikliniek van B-open. Deze behandelaren zijn niet aselect gekozen. Ik heb deze behandelaren benaderd omdat ik bekend met hen ben. Bij de keuze van behandelaren heb ik rekening gehouden dat een aantal van de behandelaren werkzaam zijn op de polikliniek in Amersfoort, de rest van de behandelaren is werkzaam op de hoofdlocatie in Utrecht. Voorafgaand aan het onderzoek ben ik niet op de hoogte van hun mening over het onderzoeksonderwerp. Ik heb dezelfde behandelaren gevraagd om, per behandelaar, drie tot vier JoVo’s te benaderen om een enquête in te vullen. Baarda en de Goede (2006) noemen dit een aselecte sneeuwbalmethode. Hierdoor heb ik als onderzoeker geen invloed op de selectie van de JoVo’s. In totaal zijn er door de behandelaren, maximaal, 32 JoVo’s gevraagd de enquête in te vullen. Zelf heb ik nog acht JoVo’s benaderd die na de klinische opname in Leijenhoven een ambulante nabehandeling volgen. Bij deze JoVo’s was het voor mij zelf mogelijk als onderzoeker om ze te benaderen. Dit was bij de andere jongeren voor mij als onderzoeker niet mogelijk. Bij het selecteren door de behandelaren heb ik hen gevraagd deze groep niet te bevragen om dubbele invoer te voorkomen. De enquête voor JoVo’s is terug te lezen in bijlage II. 2.2 Meetinstrumenten Ik gebruik gedurende dit onderzoek enquêtes (kwantitatief). Verder zal ik literatuur analyseren en ervaringen van andere instellingen en de kliniek toevoegen (kwalitatief). Door meerdere methoden toe te passen om tot een beantwoording te komen van mijn centrale vraagstelling pas ik triangulatie toe (Verhoeven, 2010). Hierdoor wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot, ondanks dat ik een laag aantal JoVo’s betrek in het kwantitatieve deel van dit onderzoek. 2.3 Dataverzameling methoden Om antwoorden te kunnen geven op de deelvragen, en hierdoor de centrale vraagstelling te beantwoorden, zal ik een aantal methoden uitvoeren.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
13
Ik zal via Thesistools een enquête uitvoeren onder JoVo’s die ambulant onder behandeling zijn en behandelaren, werkzaam op de polikliniek. Deze enquête is gericht op de verwachte behoefte voor sportlessen, de mate van therapietrouw en bekendheid met het motivatieprogramma. Dit betreft kwantitatieve gegevens. De enquête is anoniem, hiermee poog ik de JoVo’s zo eerlijk mogelijk te laten antwoorden. Dit omdat er vragen worden gesteld over hun gebruik. Bij het benaderen van de respondenten heb ik benadrukt dat er nog geen sprake is van de ontwikkeling van bootcamp lessen om zo geen verkeerde verwachtingen te scheppen. Verder zal ik literatuur over bewegen bij een behandeling van verslaving analyseren en koppelen aan de ervaringen binnen onze klinische opname en aan ervaringen van andere verslavingsinstellingen. Dit betreffen kwalitatieve gegevens. De artikelen op internet heb ik gevonden door in de diverse databanken te zoeken. Ik heb gezocht op de woorden in de woordenspin die in bijlage I is terug te vinden. Hierbij heb ik vooral gezocht via de databanken die toegankelijk zijn via de HvA en op de internetsites van instellingen voor verslavingszorg, instituten voor bewegen, het Nederlands Jeugd Instituut en de Rijksoverheid. Hiermee heb ik de betrouwbaarheid willen vergroten. Een overzicht van de data verzameling is in de onderstaande figuur schematisch weergegeven. Enquête Behandelaren
Vooronderzoek Gesprek unitmanager Onderzoeksopdracht motivatieprogramma HU Studenten
Enquête JoVo’s
Gesprek Fysiotherapeut Leijenhoven
Literatuur
Gesprek begeleider Brainstorm over onderwerp Ervaringen andere instellingen
2.4 Verloop van veldwerk Van de 8 die ik heb gevraag hebben er 7 behandelaren de door mij opgestelde enquête ingevuld. Dit is een respons van 87,5%. In totaal werken er 12 behandelaren ambulant met JoVo’s. De 7 behandelaren vormen 58,3% van het totale aantal behandelaren die ambulant werken met JoVo’s. Ik heb de enquête via Thesistools.nl opgesteld en laten invoeren. Ik heb dezelfde behandelaren gevraagd 3 tot 4 van hun patiënten te vragen de enquête voor de JoVo’s in te laten vullen. Zelf heb ik via de mail een achttal patiënten benaderd die een klinische opname achter de rug hebben en nu ambulant nabehandelt worden. Zij hebben ervaring met de Bootcamp lessen die wij in Leijenhoven aanbieden. Bij de Jovo’s zijn 40 van de 160 (25%) JoVo’s gevraagd de enquête in te vullen via hun behandelaar of via een mail van mij. 32 van deze JoVo’s hebben alleen een ambulante
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
14
behandeling. 8 van de JoVo’s zijn op het moment van dit onderzoek in een ambulante nabehandeling, welke volgt op een klinische opname in Leijenhoven. Hiermee wilde ik onderzoek of degene die al een ervaring met bootcamp heeft gehad positief tegenover Bootcamp staat dan JoVo’s die deze ervaring nog niet hebben. De respons bedraagt 7,5% (3 van de 40 gevraagde JoVo’s). Dit is minder dan 2% van het totaal aantal JoVo’s dat onder behandeling is bij B-open. Hierdoor is het niet mogelijk de resultaten van de enquête onder de JoVo’s te generaliseren. Van de JoVo’s die klinisch zijn opgenomen geweest en die benaderd zijn door mij heeft geen van de JoVo’s de enquête ingevuld. Alle respondenten onder de JoVo’s zijn vrouw. 67% van de JoVo’s is onder behandeling voor problematisch gebruik van cannabis, 33% voor een afhankelijkheid aan alcohol. Helaas is de respons van de jongeren laag. Deze had hoger kunnen zijn als vanuit de organisatie, via de officiële kanalen, een grotere groep JoVo’s was benaderd. Wel heb ik de behandelaren na twee weken nogmaals gevraagd om de JoVo’s te vragen de enquête in te laten vullen of hen hier aan te herinneren. Binnen de selectie van de onderzoeksgroep is geen rekening gehouden met voorkeur van behandelaren voor sport in het behandelprogramma. Deze voorkeuren waren op het moment van uitnodigen tot deelname aan de enquête bij mij als onderzoeker niet bekend. De selectie van de JoVo’s is via de sneeuwbalmethode gegaan. Hier is geen rekening gehouden met leeftijd, geslacht, behandelduur en/of welk middel gebruikt wordt. De selectie voor de JoVo’s is door de betreffende behandelaren gedaan. Ik heb de fysiotherapeut, die de sportlessen in de kliniek verzorgd, gevraagd zijn ervaringen met runningtherapie en bootcamp op papier te zetten (bijlage V). Tevens heb ik overige instellingen benaderd wat hun ervaringen met sport en een behandeling van verslaving is. Ik heb alleen van Brijder (bijlage IV) en Youz daadwerkelijk een bijdrage gehad. Veel reacties die ik terug kreeg waren gericht op literatuur, vooral op runningtherapie (bij de behandeling van depressie). Het literatuuronderzoek dat ik heb uitgevoerd was vooral gericht op de databanken die via de Hogeschool van Amsterdam beschikbaar zijn en algemeen via Google (scholar). Binnen de gevonden literatuur ben ik verder gaan zoeken op de diverse literatuurverwijzingen. 2.5 Analysemethoden Bij de analyse van de onderzoeksgegevens heb ik de uitkomsten van de twee enquêtes met elkaar vergelijken. Deze uitkomsten heb ik gekoppeld aan de door mij geselecteerde literatuur en aan de ervaringen binnen de klinische opname en bij de andere instellingen. De gevonden literatuur heb ik niet allemaal gebruikt. Ik heb een selectie gemaakt op de relevantie qua onderwerpen en de betrouwbaarheid qua bronnen. Alle gebruikte literatuur heeft verbinding met middelengebruik, sporten in combinatie met psychisch welbevinden, sport binnen de behandeling van jongeren of runningtherapie.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
15
3. Resultaten In dit hoofdstuk geef ik de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderzoek weer. Deze resultaten vormen de beantwoording van de deelvragen in hoofdstuk 4.1. In dit hoofdstuk geef ik eerste de uitkomsten van het literatuuronderzoek weer, opgebouwd per deelvraag. Hierna volgen de resultaten van de enquêtes van de JoVo’s en de behandelaren, opgebouwd per deelvraag. Daar waar van toepassing aangevuld met resultaten van het literatuuronderzoek en ervaringen van andere organisaties. Tevens verwerk ik bij de resultaten eigen ervaringen binnen de kliniek. Zoals ik eerder heb beschreven verdeel ik de resultaten zoveel mogelijk onder in de niveaus van het biopsychosociale model. Dit is niet altijd mogelijk omdat bepaalde aspecten te veel met elkaar verweven zijn.
3.1 Beschrijving van de onderzoeksgroep De onderzoeksgroep bestaat uit 7 van de 12 behandelaren die bij B-open ambulant met JoVo’s werken en uit 3 JoVo’s die ambulant in (na-) behandeling zijn. Behalve mijn eigen ervaringen binnen de kliniek bestaan de kwalitatieve gegevens uit de ervaring van de fysiotherapeut van Leijenhoven en een psychomotorische therapeut van Brijder, een instelling voor verslavingszorg in Noord Holland en een pedagogisch sportmedewerker van Youz, de jongerenafdeling voor verslavingszorg van Bouman GGZ. 3.2 Kwantitatieve en kwalitatieve resultaten 3.2a Biopsychosociale invloeden van een verslaving De gevonden resultaten die aansluiten bij deze deelvraag heb ik onderverdeeld in biologische, psychische en sociale invloeden. Binnen de sociale invloeden komen mijn eigen klinische ervaringen en het overheidsbeleid aan bod. Vervolgens beschrijf ik de specifieke invloeden van middelen die gebruikt worden door de JoVo’s die bij B-open in behandeling zijn. Verslaving wordt omschreven als de onweerstaanbare drang naar middelengebruik, waarbij steeds meer van het middel nodig is om hetzelfde effect te krijgen, gebruiken het middel om ontwenningsverschijnselen tegen te gaan die ontstaan als niet gebruikt wordt (www.vnn.nl, bezocht op 28 april 2013). Mensen die aan een middel verslaafd zijn hebben het middel nodig om zich goed te voelen of de kick te krijgen. Hirasing, Talma en Kobussen (2010) schrijven dat een verslaving ernstige gevolgen kan hebben voor het lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren van de aan middelen verslaafde persoon. In de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) wordt gesteld dat belangrijke symptomen van verslaving zijn; “psychisch en sociaal niet goed functioneren wat samenhangt met gebruik, schuldgevoelens of spijt over gebruik, klachten of bezorgdheid van anderen, klachten van angst, slaapstoornissen, depressieve stemming en onthoudingsverschijnselen” (www.mens-engezondheid.infonu.nl, bezocht op 28 april 2013). Biologische invloeden Binnen Victas wordt uitleg gegeven aan patiënten over de invloed van het beloningscentrum in de hersenen dat een rol speelt bij de ‘trek’ naar een middel. Dit beloningscentrum wordt volgens Lansink et al (2012) gevormd vooral door de nucleus accumbens en hippocampus gevormd. De afbeelding geeft de locatie van de nucleus accumbens en de hippocampus weer in de hersenen (www.personal.psu.eud, bezocht op 28 april 2013). Dopamine, adrenaline en serotonine zijn zogenaamde neurotransmitters. Neurotransmitters zijn chemische stofjes die er voor zorgen dat elektrische impulsen tussen zenuwcellen in de hersenen sneller of trager worden doorgegeven (Rigter, 2010).
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
16
Ook Norepinefrine en Endorfine zijn neurotransmitters. Verderop in dit hoofdstuk beschrijf ik, per verslavend middel, welke neurotransmitters invloed hebben op de werking van dit zogenoemde beloningscentrum. Voortdurende blootstelling aan verslavende stoffen zorgt, volgens het College van Zorgverzekeringen (2013), voor veranderingen in het genoemde beloningssysteem, waardoor er blijvende gevoeligheid kan ontstaan voor de verslavende middelen, hun effecten. De Roos (1996) beschrijft dat regelmatige consumptie van drugs neurofysiologisch schadelijk is en de emotionele groei van pubers en adolescenten verstoord. Volgens Cuipers (2001) zijn er bewijzen dat de sensatiebehoefte voor een deel erfelijk zou kunnen zijn. Psychische invloeden Psychische kenmerken van een persoon zouden iemand gevoelig kunnen maken voor een verslaving of middelen misbruik. Cuipers (2001) beschrijft dat genotmiddelen vaker gebruikt worden door kinderen die introvert zijn, zich lastig aanpassen in sociale situaties, veel sombere klachten kennen of juist heel extrovert of hyperactief zijn. Zoon (2012) beschrijft dat er bij 60-80% van de jongeren met een verslaving sprake is van psychiatrische comorbiditeit zoals anti sociale persoonlijkheidsstoornissen, affectieve stoornissen, angst of ADHD. Volgens de Roos (1996) is de onderliggende, psychologische problematiek meestal oorzaak van middelenmisbruik. Mijn eigen visie op verslaving is dat mensen het middel gebruiken omdat ze een ineffectieve coping strategie hebben om op met moeilijke zaken in leven om te gaan. Dit kunnen overigens ook lichamelijke of sociale invloeden zijn. Sociale invloeden De World Health Organisation (WHO) stelt dat diegene die middelen misbruiken, daarvan gevolgen kunnen ondervinden bij dagelijkse werkzaamheden zoals werk, school en hobby’s, maar ook in het contact met vrienden (www.men-en-gezondheid.infonu.nl, bezocht op 18 april 2013). Hierbij worden door Cuijpers (2001) ook gedragsproblemen zoals agressie, schooluitval en delinquentie genoemd als gevolgen van problematisch middelengebruik. In mijn eigen ervaringen als groepswerker binnen de gesloten jeugdzorg of in de justitiële jeugdinrichtingen heb ik gezien dat veel jongeren een afhankelijkheid kennen van verdovende middelen. Hierin ligt een relatie met de comorbiditeit die dus regelmatig gezien wordt bij jongeren. De Roos (1996) noemt dat jongeren zich bij medegebruikers geaccepteerd voelen, terwijl ze dit gevoel niet krijgen in hun ‘eigen’ sociale omgeving. Volgens Cuijpers (2001) zijn er verbanden te leggen tussen middelengebruik door een jongere en het gebruiken van middelen door leeftijdsgenoten, de zogenoemde ‘peers’. Cuijpers beschrijft verder dat het langer duren van middelen misbruik of verslavingsproblematiek gevolgen kan hebben voor de relatie met ouders, familie en oude vrienden. Er ontstaan problemen met huisvesting en financiën (2001). Dergelijke gevolgen kunnen bij de jongeren lang invloed hebben in de ontwikkeling. Bij alcoholgebruik bij jongeren valt op dat, vooral, jongens die sporten bij een sportclub juist meer drinken (de Bruijn en van Wezep). Dit zou te maken kunnen hebben met het de sociale interacties en druk bij een sportclub. Bij de overige drugs lijkt het middelengebruik minder te zijn bij de sportende jongeren in vergelijking met niet sportende ‘peers’ (de Bruijn en van Wezep, 2012), de relatie is echter niet eenduidig. Ook Verslavingszorg Noord Nederland onderstreept de invloed op de samenleving door te beschrijven dat middelenmisbruik leidt tot grote problemen in de samenleving (www.vnn.nl, bezocht op 28 april 2013)
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
17
Klinische ervaringen Binnen de kliniek zie ik bij de patiënten die bij ons zijn opgenomen dat de verslaving op diverse gebieden invloed heeft. Over het algemeen komen de patiënten binnen met een slechte conditie, sporten zij amper en dient dit echt op te worden gebouwd onder begeleiding van de aanwezige fysiotherapeut. Bij de JoVo’s die bij ons klinisch zijn opgenomen zie ik vooral een isolement bij diegene die in verband met een game verslaving zijn opgenomen. JoVo’s die voor een drugsverslaving zijn opgenomen hebben vooral gebruikersvrienden. Hier is dan in mindere mate sprake van een sociaal isolement. Contact met familie en nietgebruikersvrienden veranderd, raakt verstoord of verdwijnt in zijn geheel. Het omgaan met gebruikersvrienden heeft invloed op het sociaal systeem. Middelengebruik levert tijdelijk meer vertrouwen op bij de patiënten. Enerzijds zijn de JoVo’s die klinisch worden opgenomen op Leijenhoven zeer passief, vooral diegene die gamen of Cannabis gebruiken. Deze JoVo’s lijken moeilijk te stimuleren tot het bewegingsprogramma. De gebruikers van de stimulerende drugs zijn continu op zoek naar een kick en zijn makkelijk te stimuleren tot het sportprogramma, zijn hier ook lastig in af te remmen. Iets wat met regelmaat nodig is. Mogelijk speelt het een rol dat vooral bij deze laatste groep sprake is van een diagnose of verdenking van ADHD. In de literatuur heb ik geen directe verbanden gevonden tussen bepaalde psychiatrische stoornissen en een bepaald verslavend middel. Overheidsbeleid Een berekening van de stichting consument en veiligheid leverde een schatting op dat middelenmisbruik van jongeren tot en met 24 jaar de maatschappij zo een 59 miljoen euro kost. Hiervan is 31 miljoen voor kosten in de gezondheidszorg en 28 miljoen aan ziekteverzuim (de Bruijn en van Wezep, 2012). Op de internetsite van de rijksoverheid is vooral beleid te vinden op het voorkomen van een gokverslaving of algehele gezondheidspreventie, maar niet op andere verslavingen. Dit kan te maken hebben met het feit dat de overheid eigenaar is van de casino’s in Nederland en daarom hierin meer verantwoordelijkheid neemt en beleid op maakt. De rijksoverheid stelt wel dat de grootste gezondheidwinst kan worden behaald door gezondheidsbevordering en preventie van chronische ziekten, zoals verslaving (www.rijksoverheid.nl, bezocht op 23 april 2013). B-open Hierboven zijn de algemene biologische, psychische en sociale invloeden van verslaving beschreven. JoVo’s die onder behandeling zijn bij B-open kennen verschillende soorten verslavingen; alcohol, drugs, gamen en/of gokken (www.b-open.nu, bezocht op 18 april 2013). Hieronder beschrijf ik de invloeden van specifieke middelen die JoVo’s gebruiken. Alcohol Als jongeren verslaafd raken aan Alcohol, heeft de jongeren steeds meer alcohol nodig voor hetzelfde effect, drinkt de jongeren voor het effect en niet omdat het lekker is en heeft de jongere last van ontwenningsverschijnselen op het moment dat er niet gedronken kan worden (www.jellinek.nl, bezocht op 18 april 2013). Volgens de Bruijn en van Wezep (2012) heeft alcohol invloed op de hersenontwikkeling en hangt overmatig alcoholgebruik samen met risicogedrag, sociale problemen en slechte resultaten op school. Drugs Drugs beïnvloeden de werking van neurotransmitters in de hersenen. Daardoor worden bepaalde hersengedeelten extra gestimuleerd of geremd (www.jellinek.nl, bezocht op 18 april 2013). Dit wordt ondersteund door de internetsite van Unity (z.j.) die stelt dat drugs voornamelijk actief zijn in het brein waar ze de hersenbiochemie beïnvloeden. Een van deze neurotransmitters is serotonine, een neurotransmitter die betrokken is bij de controle over slaap, stemming, gedrag, leren en de eetlust (Rigter, 2010). Door het
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
18
gebruik van XTC wordt de invloed van de serotonine verhoogd (www.mens-engezonheid.infonu.nl, bezocht op 18 april 2013). Tuinhof (2008) heeft aangetoond met onderzoek naar aan cocaïneverslaafde, ratten dat op het moment van gebruik van cocaïne vooral hersenactiviteit wordt waargenomen in de nucleus accumbens, het eerder genoemde beloningscentrum. Amfetamine stimuleert de aanmaak van een andere neurotransmitter, adrenaline. Gevolg hiervan is ondermeer dat een bepaald deel van het zenuwstelsel extra wordt geactiveerd en de hartslag omhoog gaat (www.jellinek.nl, bezocht op 18 april 2013). Door de werking van THC (de werkzame stof in cannabis) wordt in de nucleus accumbens de afgifte van dopamine verhoogd (www.mesn-en-gezondheid.infonu.nl, bezocht op 18 april 2013). Dopamine is volgens deze internet site de neurotransmitter die een cruciale rol speelt bij de emoties van blij zijn, welbehagen en genot. Bij het overmatig gebruik van cannabis loopt iemand risico op psychische stoornissen (de Bruijn en van Wezep, 2012). Volgens de internetsite van Solutions, een landelijke instelling voor verslavingszorg, zorgt langdurig gebruik van druk voor veranderingen in de hersenen. Door de enorme pieken van neurotransmitters wordt de nuclues accumbens overprikkelt en deze gaat zich aanpassen. De hersenen gaan minder van de diverse neurotransmitters afgeven. Gevolg hiervan is dat er minder plezier wordt ervaren en er drugs nodig is om voldoende afgifte van de betreffende neurotransmitters te bewerkstelligen. Hier is ook steeds meer drugs voor nodig (www.addiction-solutions.nl, bezocht op 18 april 2013). Gamen Jongeren die (te) veel gamen besteden veel tijd aan het gamen, kennen een verstoord dag en nachtritme, komen niet aan school of werk toe door het gamen en besteden minder tijd aan andere hobby’s en sociale contacten (buiten het gamen). Een gamer is snel geïrriteerd als hij niet kan of mag gamen. De gamer is dan vooral in gedachten bezig met het gamen (www.jellinek.nl, bezocht op 18 april 2013). Gokken Bij een gokverslaving is er sprake van het steeds hoger inzetten van bedragen om een kick te ervaren, het onrustig zijn als er niet gegokt kan worden, liegen tegen vrienden en familie, het steeds maar bezig zijn met gokken en/of als het gokken een negatieve invloed heeft op werk, school of sociale contacten. Vaak wordt er bij een gokverslaving ook bedrog, diefstal of fraude ingezet om het gokken te kunnen financieren (www.jellinek.nl, bezocht op 18 april 2013.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
19
3.2b Biopsychosociale invloeden van Bootcamp op verslavingsproblematiek De resultaten voor deze deelvraag zijn ook ingedeeld op de biologische, psychische en sociale invloeden. Bij de sociale invloeden beschrijf ik een aantal affecten van het motivatieprogramma FC Kicks United. Vervolgens beschrijf ik het onderlinge verband tussen de niveaus en beschrijf ik een aantal invloeden op meso- en macroniveau. Biologische invloeden Er is veel literatuur te vinden over de biologische aspecten van bewegen/sport (op de hersenen). Hierin is een relatie te vinden met de werking van verslavende middelen. De meeste onderzoeksresultaten vanuit Nederland zijn gerelateerd aan runningtherapie. Van Woerkom (2010) beschrijft dat hardlopen positieve effecten heeft door het vrijkomen van endorfine. Hardlopen beïnvloed volgens van Woerkom het emotionele brein dat is betrokken bij depressie en angstklachten. Dit maakt het ook anders dan psychotherapie en interventies met medicatie omdat hier vooral processen in de hersenschors mee worden beïnvloed. Runningtherapie is een therapie waarbij men in beweging is en waardoor men zich beter gaat voelen. Deze manier van hardlopen heeft effect in de aanmaak van endorfine en serotonine, met een verbetering in de stresstolerantie en stemming tot gevolg (www.runningtherapieamsterdam.nl, bezocht op 19 april 2013). Jakobsen (2010) beschrijft dat bij sporters na het sporten flink wat endorfine in hun hersenen vrij was gekomen, vooral in de hersengebieden die met gevoel te maken hebben. Dit komt volgens de auteur overeen met de blije stemming van de sporters. Bewegen leidt volgens Morgan (1997) tot toename in aanmaak en afgifte van serotonine. De Bruijn en van Wezep (2012) onderstrepen deze bevingen door te beschrijven dat serotonine een belangrijke rol speelt in de regulatie van het geheugen, leren en zorg voor een veilig en tevreden gevoel. Andere onderzoekers schrijven dat sporten dopamine opwekt in het lichaam, dit geeft hormoon geeft een genotgevoel. Hierdoor wordt het ook wel eens het verslavingshormoon genoemd (www.infotalia.com, bezocht op 19 april 2013). De aanmaak van dopamine zorgt voor een gevoel van geluk, het biedt mensen zelfvertrouwen en ervaringen van plezier en welzijn (de Bruijn en van Wezep, 2012). Doordat er bij fysieke activiteit extra neurotransmitters vrijkomen kan er voor zorgen dat negatieve emoties en symptomen van psychiatrische stoornissen kunnen verminderen (de Bruijn en van Wezep, 2012). Volkow (2011) beschrijft dat sporten niet alleen een positieve invloed heeft op de bloedsomloop en op het humeur, maar ook op het beloningssysteem in de hersenen; het eerder beschreven nucleus accumbens. Tuinhof (2008) heeft aangetoond dat onthoudingsverschijnselen bij het stoppen met cocaïnegebruik positief wordt beïnvloed door runningtherapie. Dit komt volgens Tuinhof doordat tijdens het sporten ondermeer endorfine wordt aangemaakt. Amerikaans onderzoek toont aan dat, aan cocaïne verslaafd gemaakte, ratten die veel bewegen minder drang laten zien naar cocaïne in vergelijking met de controle groep die niet beweegt (Whitten, 2012). Ook de ervaringen bij Brijder duiden erop dat runningtherapie trek doet afnemen (Bijlage IV) Bewegen zou ook de beschikbaarheid van Norepinefrine verhogen (Morgan, 1997). Norepinefrine speelt ondermeer een rol speelt bij het voelen van pijn en geeft een opgewekt en alert gevoel. Norepinefrine is noodzakelijk voor motivatie, alertheid en concentratie. Volgens de onderzoekers zouden mensen, bij een te laag niveau van deze neurotranmitter, zich eerder depressief voelen (de Buijn en van Wezep, 2012).
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
20
Door in de buitenlucht te sporten wordt er door de huid vitamine D aangemaakt, deze vitamine heeft een positieve werking op de vetafbraak, zorgt voor de opname van calcium uit voeding, spiergroei, een beter immuunsysteem en werkt positief bij sombere klachten (Heijligers, 2012). Behalve de positieve effecten op het brein, die hierboven zijn beschreven, heeft bewegen ook positieve effecten op de rest van het lichaam. Bewegen heeft volgens de Bruijn en van Wezep (2012) een positieve invloed op de hartconditie en de bloedsomloop. Bosscher (1991) stelt dat hardlopen niet alleen goed is voor depressieve gevoelens, maar het hardlopen werkt ook op de algehele gezondheid; het is goed voor het hart, de conditie, men blijft makkelijker op gewicht en eventuele slaapproblemen worden ook minder. Hollis Karoly, van de University of Colorado, heeft geconcludeerd dat sporten er voor kan zorgen dat hersenschade, onder invloed van alcoholmisbruik, kan worden tegen gegaan of zelfs kan worden verminderd (www.medicalnewstoday.com, bezocht op 19 april 2013). De Bruijn en van Wezep (2012) beschrijven dat uit meerdere onderzoeken blijkt dat bewegen het algemeen cognitieve functioneren verbeterd doordat de hersenstructuur positief beïnvloed wordt en veranderd. Psychologische invloeden “Runningtherapie helpt in veel gevallen de zelfredzaamheid van patiënten te vergroten” (www.runningtherapie.nl, bezocht op 19 april 2013). Het NJI stelt dat fysieke activiteit samengaat met vermindering van angst- en depressieve klachten (Trompetter en Zoon, 2012). Dit wordt ondersteund door van der Stel (2004); “het verband tussen het gebrek aan fysieke activiteit en chronische gezondheidsaandoeningen heeft betrekking op zowel lichamelijk als geestelijke aandoeningen, zoals depressie, verslaving of andere psychische problemen en stoornissen die ook nauw gerelateerd zijn aan stress”. Bewegen zou dus hypothetisch tot een vermindering van angst- en depressieve klachten moeten leiden en zorgen voor een verbetering in stemming en mentale gezondheid (de Bruijn en van Wezep, 2012). “Wanneer we uitgaan dat stress de grootste gemeenschappelijke factor is bij het ontstaan van psychische klachten, is het beïnvloeden van de mate van stress het meest cruciale kenmerk van goede en effectieve runningtherapie” (www.runningtherapie.nl, bezocht op 19 april 2013). Bewegen zou er voor zorgen dat mensen hun dagelijkse stress kunnen vergeten, wat tot een positievere stemming kan leiden (de Bruijn en van Wezep, 2012). Fysieke activiteiten zouden volgens Collingwood, Sunderling, Reynolds en Kohl, (2000) kunnen bijdragen aan een gezonde leefstijl bij jongeren zodat weerbaarder worden voor een leefstijl gekenmerkt door middelenmisbruik. Succeservaringen zorgen voor het idee dat veranderen of leren mogelijk is (Mataheru, 2008). Van der Stel (2004) stelt dat fysieke activiteiten niet alleen psychische symptomen laten afnemen, maar ook bijdraagt aan het verbeteren van het zelfbeeld. Ook Trompetter en Zoon (2012) noemen het ontdekken van eigen talenten en het opdoen van succeservaringen als positieve aspecten van bewegen. Dit wordt ondersteund door de ervaringen die binnen de kliniek Leijenhoven worden opgedaan (bijlage V). Taccoen (2000) beschrijft dat veel verslaafde jongeren zich een mislukkeling voelen, deze mislukkelingen hoeven niet te veranderen in hun verslaving omdat de verslaving past bij het negatieve zelfbeeld. Alleen diegene die mentaal sterk genoeg is kom in opstand tegen het zelfbeeld en gaat aan de slag om het negatieve zelfbeeld te veranderen. Hierbij passen de eerdere succeservaringen. Peluso en Adrade (2005) stellen dat men, door regelmatig uitdagend te bewegen, de stemming en het zelfvertrouwen positief kan veranderen. Amerikaans onderzoek laat zien dat jongeren die veel sporten makkelijker nee zeggen tegen middelen (Volkow, 2011).
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
21
De Bruijn en van Wezep (2012) beschrijven vanuit literatuuronderzoek dat sporten de jongeren een kans geeft tot het volbrengen van een taak, wat leidt tot een toegenomen zelfwaardering. Bootcamp is uitermate geschikt voor het behalen van uitdagende succeservaringen (bijlage V). Ook Kruisdijk, Hendriksen, Tak, Beekman en Hopman-Rock (2012) noemen de sociale contacten en toename van het zelfvertrouwen als positieve aspecten van het bewegen. Hierbij wordt door de Bruijn en van Wezep (2012) opgemerkt dat het sociale karakter van een sportclub juist leidt tot een toename in alcohol gebruik, vooral bij jongens. Houben (2011) stelt dat bewegingsgericht werken met jongeren een grote meerwaarde heeft in de ontwikkeling van jongeren, vooral het aangeven van grenzen, het gevoel van eigenwaarde en de houding van jongeren worden positief gestimuleerd. Bosscher (1991) beschrijft dat het zelfvertrouwen met runningtherapie wordt verhoogd; door de training bereikt men iets. Men stelt zichzelf ene doel en dit wordt behaald, wat voor een succes ervaring zorgt. “Uit internationaal onderzoek is gebleken dat buitensportactiviteiten, het in de buitenlucht uitvoeren van fysieke opdrachten om samenwerking te stimuleren, te leren omgaan met tegenslagen en het leren kennen van iemands sterke en zwakke punten, een positieve invloed hebben op het zelfbeeld, sociale attitude en gedrag en dat emotionele problemen verminderen” (Trompetter en Zoon, 2012). Bootcamp sluit met het afwisselende programma, het samenwerken en op zoek naar grenzen (en deze verleggen) aan bij deze vorm van bewegen. Dit is bij runningtherapie of bijvoorbeeld voetbal veel minder het geval. Studies van het NJI ook zien dat bij sportprogramma’s binnen geïndiceerde zorgtrajecten 86% van de deelnemers gedragsverandering liet zien binnen het sportprogramma en 75% van de deelnemers ook gedragsverbetering liet zien buiten de sportcontext (Trompetter en Zoon, 2012). Bosch (2011) heeft aangetoond dat gedragsverandering door sportprogramma’s mogelijk is. Het NJI stelt daar in tegen dat verbanden tussen sport en schoolprestaties en met de preventie van probleemgedrag vooral indirect aangetoond is, het is niet direct aangetoond (Zoon, 2012). Sociale invloeden Van Kooij (2012) beschrijft als voordelen van lotgenotencontact dat er herkenning is, met kan leren van elkaar en met bouwt sociale contacten op. Van Kooij (2102) onderstreept hierbij dat dit lotgenoten contact het best kan bestaan uit groepsgesprekken en een activiteit. Houweling en Visser (2011) beschrijven dat persoonlijke ontwikkeling het beste plaatsvindt tijdens interactie met anderen. Vriendschappen met leeftijdsgenoten bieden volgens de Wit, Slot en van Aken (2007) belangrijke mogelijkheden in de sociale ontwikkeling van adolescenten. Bosscher (1991) stelt dat als het contact met de omgeving van een patiënt verstoord is, dat herontdekking van de eigen persoon de eerste stap is en dat sport hierbij een bijzondere betekenis heeft. Al deze sociale aspecten aan het sporten met patiënten/cliënten worden ondersteund door de ervaringen binnen de kliniek Leijenhoven en bij Brijder (bijlage IV en V). De Bruijn en van Wezep (2012) beschrijven dat het sociale aspect van sporten met peers zowel negatieve als positieve effecten kan hebben; negatief gedrag kan worden overgenomen, maar er zijn ook meer voorbeelden van positief voorbeeldgedrag door peers. Bij de sociale aspecten van een behandelprogramma, en dus ook bij een sportprogramma, heeft de begeleider een rolmodel, een (onder)steunende relatie tussen de begeleider en sporter kan volgens de Bruijn en van Wezep (2012) een verbetering in het anti sociaal gedrag van de adolescent tot gevolg hebben.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
22
FC Kicks United Het huidige motivatieprogramma is opgezet om die JoVo’s te belonen die hun behandeling goed doen (Velthuizen, 2012). Het motivatieprogramma wordt nu ook gebruikt om nieuw instromende JoVo’s verder te motiveren om een (ambulante) behandeling te starten. Zoon (2012) toont aan dat preventie bij jongeren extra belangrijk is omdat en dat er een grote winst in de gezondheid is te behalen omdat in de periode een van adolescentie een basis wordt gelegd voor de rest van het leven. Onderlinge samenhang Rigter (2010) beschrijft dat volgens de theorie van het biopsychosociale model de diverse aspecten van het model een onderlinge wisselwerking kennen. Dit wordt onderstreept door de Bruijn en van Wezep (2012) die stellen dat de verschillende mechanismen van het model met elkaar te maken hebben. Bosscher (1991) toont in zijn onderzoek naar runningtherapie aan dat er een overduidelijk verband is tussen iemands vooruitgang in lichamelijke conditie en algemeen gevoel van welbevinden. Hiermee sluiten deze auteurs aan bij de algemene systeem theorie (AST), die omschrijft dat het gehele systeem functioneert door de onderlinge afhankelijkheid en wisselwerking van de verschillende delen (Houweling en Visser, 2011). Meso- en macroniveau Van der Stel (2004) schrijft dat een fysieke activiteit een positieve bijdrage kan leveren aan behandelprogramma’s die gericht zijn op schizofrenie, conversiestoornissen en verslaving, vergelijkbaar met psychotherapie. Bosscher (1991) beschrijft dat bij behandeling van depressie de runningtherapie als beter werkend wordt beoordeeld door de patiënten in vergelijking met de steunende gesprekscontacten; er was minder depressie, men voelde zich beter met positieve algemene en lichamelijke verwachtingen. De Bruijn en van Wezep (2012) beschrijven dat de onderzoeksresultaten naar de relatie tussen sport en middelengebruik inconsistent lijken. De relatie is volgens de onderzoekers mede afhankelijk van het verslavende middel dat de jongeren gebruiken. Morgan (1997) sluit aan bij de Bruijn en van Wezep met het stellen dat er te weinig onderzoek is gedaan naar de gevolgen van veranderingen in serotonineniveaus op de stemming van bewegende mensen. Het NJI schrijft dat cognitieve gedragstherapie in groepen en interventies binnen het gezin de grootste effectiviteit kennen bij de behandeling van middelenmisbruik, sport wordt door het NJI (nog) niet als effectieve interventie benoemd (Zoon, 2012). Steyaert, Biggelaar en Peels (2011) benoemen dat er tegenwoordig steeds meer gevraagd wordt naar de effectiviteit van programma’s binnen de sociale sector. De maatschappelijke functie maakt de sport gewild én kansrijk voor het realiseren van belangrijke kabinetsdoelen: op het gebied van preventie en gezondheid, jeugdbeleid, onderwijs, waarden en normen, integratie, wijken, veiligheid en internationaal beleid (Ministerie van VWS, 2008).
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
23
3.2c Behoefte aan Bootcamp lessen binnen het ambulante behandelprogramma 72% van de ondervraagde behandelaren geeft aan dat het zinvol is om het bestaande motivatieprogramma uit te breiden. Hierbij is er nog 28% geeft aan dat zij voorstander Ja zijn van uitbreiding van het motivatieprogramma, ook al Ja,maar of t werkt zien deze (2) behandelaren niet direct een verband tussen het motivatieprogramma Nee Lijkt het je zinvol om tijdens de en behandelresultaten. Van ambulante behandeling regelmatig Geen idee de JoVo’s heeft 67% van de contact te hebben met lotgenoten? respondenten een keer Ja, leerzaam meegedaan aan de motivatiemiddagen en vond dit leuk. 33% is niet geweest. Bij de deelnemers aan de motivatiemiddagen wordt vooral het contact met andere Ja, hoor graag tips van jongeren als zinvolle bijdrage aan de behandeling gezien leeftijdsgenote (67%). Het zelfde aantal n jongeren lijkt het zinvol om Zou je vrienden die ook gebruiken mee nemen naar tijdens de ambulante behandeling contact te hebben met een sportles van B-open? lotgenoten. Is het zinvol om het bestaande motivatieprogramma uit te breiden?
Ja, gezellig Ja, voor hun n goede stap Geen idee
Van de ondervraagde JoVo’s denkt 67% dat ze vrienden, die ook gebruiken, een keer mee zouden nemen naar de sportlessen van B-open als dit is toegestaan. De overige 33% heeft geen idee.
85% van de ondervraagde behandelaren denkt dat bootcamp een geschikt sportprogramma en/of onderdeel van het motivatieprogramma is. 15% heeft geen idee. Het NJI beschrijft dat bij het aanbieden van sport goed gekeken dient te worden bij de motivatie van de jeugdige (Trompetter en Zoon, 2012). Hoeveel % van de JoVo's heeft interesse in Bootcamp
0-25% 25-50% 70-75% Geen idee
Is Bootcamp een geschikte sportprogramma (in het motivatieprogramma)?
Ja Nee Geen idee
Van de ondervraagde behandelaren denkt 14% denkt dat dit 0-25% van de JoVo’s is interesse heeft in de bootcamp lessen, 57% denkt dat 25-50% van de JoVo’s interesse heeft, 29% van de behandelaren denkt dat 50-75% van de JoVo’s interesse heeft in de Bootcamp lessen en 14% heeft geen idee. Niemand denkt 75-100%. Trompetter en Zoon (2012) beschrijven dat jongeren over het algemeen intrinsiek gemotiveerd zijn voor sport, omdat het leuk is.
Bij de JoVo’s vind 100% het leuk als B-open sportlessen gaat aanbieden als onderdeel van het ambulante behandelprogramma, 33% weet nog niet of ze mee gaat doen. 67% laat deelname afhangen van het moment waarop de sportlessen worden aangeboden. De Jovo’s zijn verdeel over welke sportlessen B-open aan zou moeten bieden. 33, 3% vind Bootcamp leuk, 33,3% voetbal en 33,3% streetdance.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
Welke sportles zou jij graag doen bij B-open?
Bootcamp Voetbal Streetdance
24
100% van de ondervraagde behandelaren denkt dat het motivatieprogramma met sportlessen en rolmodellen uitgebreid zou moeten Met welke middelen zou B-open het worden. 60% is voorstander om het bestaande FC motivatieprogramma het best Kicks United programma uit te breiden en 71% is kunnen uitbreiden? Sport voorstander van het inzetten van zogenoemde ‘peers’ en groepstherapie. De effectiviteit van groepstherapie Rolmodellen wordt ondersteund door het Nederlands Jeugd Groepstherapie Insitituut (NJI) (Zoon, 2012). en peers Uitbreiden FC Kicks United
71% van de ondervraagde behandelaren denkt dat minder dan de helft van de JoVo’s die zij ambulant onder behandeling hebben aan sport doet. Van de respondenten onder de JoVo’s Momenteel sport ik Hoeveel procent van de JoVo's zegt 67% minder te zijn gaan doet aan sport? sporten door het 0-25% middelengebruik. Voor het Niet gebruik sportte 67% 25-50% individueel en 33% sportte in Heel af 50-75% het geheel niet voordat zij en toe middelen ging gebruiken. De Geen idee gemiddelde behandelaar heeft meer dan 15 JoVo’s in zijn of haar caseload. Hiervan doen er, naar de mening van de ondervraagde behandelaren dus zeven niet aan sport.Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2008) stelt dat 50% van de jongeren de beweegnorm niet haalt en dus te weinig beweegt.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
25
3.2d Aandachtspunten voor een daadwerkelijk experiment Van de ondervraagde behandelaren denkt 70% dat B-open 1x in de week bootcamp zou moeten gaan aanbieden. 30% van de ondervraagde Hoe vaak dient Bootcamp in behandelaren van mening dat de lessen 2x in de week de week te worden aangeboden zouden moeten worden. Van de ondervraagde aangeboden? JoVo’s is 100% van mening dat de sportlessen 1x per week aangeboden zou moeten worden. 1x 2x
Volgens de ondervraagde 3x behandelaren zouden de bootcamp lessen vanuit de Polikliniek locatie van de polikliniek (43%) of vanaf het FC Utrecht Fc Utrecht stadion (43%) moeten starten. 30% is ook voorstander stadion van starten vanuit een van de buurthuizen waar B-open Buurthuis via het preventiewerk Welk moment is het meest komt. Bij de JoVo’s heeft Andere geschikt voor de Bootcamp 67% een voorkeur voor lokatie lessen? het starten van de Bootcamp lessen bij de polikliniek en 33% voor een Maandagavond andere lokatie in Utrecht. Dinsdagavond De ondervraagde behandelaren denken dat Woensdagavond maandagavond (57%), Dinsdag-, Woensdag- en/of Donderdagavond Donderdagavond (allen 71%) het meest geschikt zijn om de bootcamp lessen te plannen. De JoVo’s zijn verdeeld; 33,3% vindt Maandagavond het meest geschikt, 33,3& donderdagavond en 33,3% op zondagochtend. Waar moet de Bootcamp starten?
Pedagogisch klimaat Binnen een pedagogisch sportklimaat dient voldoende aandacht te zijn voor het opbouwen van positieve ervaringen, een motiverend klimaat, sociale steun, een morele atmosfeer en het bevorderen van plezier (Bosch, 2011). Alle aspecten zijn met Bootcamp lessen door enthousiaste instructeur te bewerkstelligen. Hier dient aandacht te zijn voor de JoVo’s die onzeker zijn of zij het niveau aankunnen. 33,3% van de respondenten onder de JoVo’s geeft dit aan. Voorlichting en begeleiding tijdens de lessen kan hier een positieve invloed op hebben. Het NJI noemt hierbij als succesbepalende factoren bij sportlessen binnen een behandeling; “een goede match in aanbod, geschikte trainers, enthousiasme en de bereidheid bij de sportaanbieder om te willen investeren in kwaliteit, pedagogisch klimaat en een juiste afstemming tussen sport en zorg” (Trompetter en Zoon, 2012). Houweling en Visser (2011) wijzen op het feit dat voor zingeving binnen een hulpverleningssysteem de interne en externe doelen op elkaar afgestemd dienen te zijn. Indien dit niet het geval is raakt het hulpverleningssysteem mogelijk uit evenwicht of is er geen optimale energievoorziening binnen het hulpverleningssysteem. Hierin liggen dus mogelijkheden om positief gedrag te bewerkstelligen, maar verdiend het wel aandacht door de begeleiding. De organisatie die sportlessen aanbiedt dient te investeren in de trainers. Het belang hiervan wordt aangetoond door het NJI die beschrijft dat uit nationaal en internationaal onderzoekt blijkt dat de begeleider een rolmodel is, een vriendschappelijke band dient op te bouwen met de jongeren, maar ook de eigenschappen dient te hebben als een formeel leider (Trompetter en Zoon, 2012). Dit sluit aan bij de mening van de behandelaren binnen B-open die rolmodellen graag onderdeel uit zien maken van het motivatieprogramma.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
26
Kosten Het opleiden van een gekwalificeerde bootcamp trainer kost de organisatie twee dagen en 400 euro per instructeur, waarbij het van belang is dat de instructeur een sportopleiding (ALO, CIOS, Fysiotherapie, PMT) of defensie achtergrond heeft (www.thebootcampclub.nl, bezocht op 21 april 2013). Het belang van gekwalificeerd personeel wordt aangetoond door van der Laan, Slotboom en Stams (2010) die stellen dat een interventie alleen effectief kan zijn als de uitvoerders van de interventie voldoende zijn opgeleid en ondersteund worden door hun organisatie. Houweling en Visser (2011) kennen waarde toe aan een steunende en stimulerende omgeving bij het geven van begeleiding, zij scharen dit vooral onder de affectieve structuur van een systeem. Behalve de kosten die de Bootcamp lessen met zich meebrengen om gekwalificeerde instructeurs in te kunnen zetten kosten de lessen ook de personeelskosten van de instructeur. Personeel dat de Bootcamp lessen zal gaan geven is op dat moment niet beschikbaar op de reguliere afdeling. Experiment Vooraf dient men te bepalen wat het doel van het experiment wordt; gaat men kijken of de bootcamp lessen invloed heeft op de No-show en/of drop out, gaat men kijken naar de fysieke en mentale gesteldheid van de deelnemers of naar het middelengebruik tijdens het experiment. Een combinatie van de verschillende aspecten is mogelijk. Verhoeven (2010) noemt een onderzoek naar een bepaalde causaliteit een experimenteel onderzoek. Het NJI stelt dat tien procent van de deelnemers vroegtijdig afhaakt (Trompetter en Zoon, 2012). Hier dient men bij de opzet van het experiment rekening mee te houden. Het experiment hoeft niet met alle JoVo’s die ambulant onder behandeling zijn te worden uitgevoerd. Baarda en de Goede (2006) stellen dat als men op de juiste wijze een steekproef trekt, het met statistische procedures mogelijk is om betrouwbare uitspraken te doen over de populatie als geheel. Doordat er bij dit experiment sprake moet zijn van vrijwillige deelname is een zuivere steekproef niet mogelijk volgens mij. Er is volgens Baarda en de Goede (2006) sprake van een toevallige steekproef. Bij het generaliseren van de uitkomsten dient men hier rekening mee te houden. Diegene die mee willen doen aan de bootcamp lessen hebben mogelijk al een meer dan gemiddelde motivatie voor hun behandeling. Dit kan ook het geval zijn bij de JoVo’s die meedoen aan het motivatieprogramma FC Kicks United. Mogelijk zijn dit juist de JoVo’s die niet extra gemotiveerd moeten worden. Dit zou men uit kunnen zoeken door bij deze groep te onderzoeken hoe therapietrouw zij zijn in vergelijking met de JoVo’s die niet mee (willen) doen aan het motivatieprogramma. Ook Bosscher (1991) noemt de wijze van aanmelding, door liefhebbers te vragen, een vorm van zelfselectie is. Bij het generaliseren van de uitkomsten dient hier rekening mee te worden gehouden. Het verdient volgens Verhoeven (2010) de aanbeveling om een vergelijkbare controlegroep te gebruiken om het experimentele onderzoek zo zuiver mogelijk te houden. Dit wordt onderbouwd door Tuinhof (2008) die stelt dat vervolgonderzoek naar de effectiviteit van runningtherapie bij een cocaïneverslaving betrouwbaarder wordt als de uitkomsten van het onderzoek kunnen worden vergeleken met een controlegroep die geen runningtherapie, maar een andere therapie volgt. Ook het NJI (z.j.) stelt dat de effectiviteit van een interventie zo nauwkeurig wordt gemeten door de groep, waar de interventie op is toegepast, te vergelijken met een groep waarbij de interventie niet wordt toegepast. Baarda en de Goede (2006) schrijven dat een keuze van een steekproefomvang afhankelijk is van de tijd, geld en beschikbare respondenten en adviseren om een minimum van 30 eenheden te gebruiken in het experiment. Voor de bootcamp lessen is 30 deelnemers op een begeleider een groot aantal. Vooropgesteld dat er 30 JoVos’ mee willen
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
27
doen, zou het de voorkeur genieten om deze te verdelen over minimaal twee groepen. Dit heeft echter ook extra kosten tot gevolg omdat de instructeur tweemaal zoveel tijd kwijt is. Om na afloop van het experiment te toetsen of het experiment geslaagd is, dient men een nul meting en een eind meting te doen. Indien men wil toetsen of het aantal no-shows of drop outs afneemt door de Bootcamp lessen, is dit relatief makkelijk na te gaan. De behandelaren kunnen nagaan of de groep die deelneemt aan de Bootcamp lessen minder vaak een afspraak afzegt dan de controle groep. Eventueel kan er bij dit onderzoeksdoel ook zonder controlegroep gewerkt worden, men kan vergelijken met bestaande cijfers over no show en drop out. Een afname in middelengebruik kan lastig te meten zijn omdat men dan afhankelijk is van datgene wat de JoVo’s (eerlijk) opgeven qua gebruik. Indien men een gebruik van middelen zou willen toetsten zou er met urinecontroles (UC) gewerkt moeten worden, echter kan men hier alleen wel/geen gebruik in testen en niet in hoeveelheid. Bijkomend is dat men dan minimaal tweemaal in de week een UC zou moeten afnemen, omdat middelen gemiddeld binnen twee of drie dagen uit de urine verdwenen zijn (www.unity.nl, bezocht op 18 april 2013). Fysieke gezondheid meten Indien men wil meten of de JoVo’s er qua fysieke en mentale gezondheid er op vooruit zijn gegaan kan men verschillende methoden gebruiken. Vrijkotte, de Vries en Jongert (2007) schrijven dat het lastig is om een definitie te geven van ‘fitheid’. Ook stellen zij dat aan de hand van de testen niet kan worden vastgesteld hoe fit iemand daadwerkelijk is. Vooruitgang is volgens hen echter wel te meten. De coopertest is een bekende en veel gebruikte methoden om iemands uithoudingsvermogen te toetsen. “Het uithoudingsvermogen is de mogelijkheid van het lichaam om tijdens belasting zuurstof op te nemen en om te zetten in een vermogen dat het lichaam kan leveren gedurende een langere tijd” (Vrijkotte, de Vries en Jongert (2007). De bedoeling van de coopertest is om in 12 minuten een zo groot mogelijke afstand rennend af te leggen (www.atletiekunie.nl, bezocht op 18 april 2013). De afbeelding hierboven geeft een tabel weer voor de prestatie in de coopertest waarbij de afstand wordt omgezet in een conditiemaat (www.av-archeus.nl, bezocht op 18 april 2013). Dit is echter wel in strijd met datgene dat Vrijkotte, de Vries en Jongert stellen, namelijk dat fitheid geen meetbaar iets is. Door de, door de JoVo afgelegde afstand voor en na de bootcamplessen met elkaar te vergelijken kan men nagaan of er vooruitgang is geboekt in het uithoudingsvermogen. Uiteraard dient er bij het meten ook rekening gehouden worden met de externe omstandigheden zoals bijvoorbeeld het weer. De bootcamp lessen bestaan echter niet alleen uit hardlopen, maar ook uit diverse kracht-, snelheid- en evenwichtsoefeningen. Eenvoudige en goede tests om hierin de vooruitgang na te gaan, buiten een laboratorium, zijn de sneltikken met 1 handtest, pushups, pullups, situps en verspringen uit stand (Vrijkotte, de Vries en Jongert, 2007). De invloed van kracht op een prestatie is mede afhankelijk van uithoudingsvermogen, lenigheid, coördinatie en snelheid (vrijkotte, de Vries en Jongert, 2007).
Vervanging
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
28
Omdat sporten dezelfde effecten als middelgebruik kan sorteren dient men rekening te houden met het feit dat patiënten sport als vervangend middel gaan gebruiken. Hierbij zijn de zelfde ontwenningsverschijnselen als bij middelgebruik te herkennen; moe, neerslachtig en lusteloos. Dit wordt opgelost door weer te trainen; er ontstaat een afhankelijkheid (Heijligers, 2012). Mentale gezondheid meten In bijlage VIII is de vragenlijst van Tuinhof (2008) opgenomen die gebruikt is tijdens het onderzoek naar de mogelijke effectiviteit van runningtherapie bij een cocaïneverslaving te onderzoeken. Bijlage XI bevat de welzijnsindex van de WHO, de wereld gezondheidsorganisatie. Beide lijsten zou B-open tijdens een mogelijk experiment ook kunnen gebruiken. Vooral bij de lijst van de WHO dient men rekening te houden met het feit dat er meer invloeden zijn, dan alleen de bootcamp lessen, die een rol spelen in de score door de JoVo. Bosscher (1991) wijst tevens op het belang van de subjectieve beleving van de patiënt zelf, ook al komt het niet objectief naar voren in de onderzoeksresultaten kan het wel zo zijn dat de patiënt vooruitgang voelt/ervaart. Effectieve interventie Een andere vraag die gesteld kan worden is of het vooraf effectief bewezen dient te zijn dat Bootcamp werkt. Houweling en Visser (2011) stellen praktijkonderzoek uitwijst dat methoden meestal worden gekozen vanuit persoonlijke voorkeuren, toevallige ervaringen en/of ad-hoc oplossingen. Niet uit een samenhangend model. Volgens van Ewijk (2010) is menselijk gedrag per definitie, maar in geringe mate los te zien (en dus te onderzoeken) van de context; het leent zich maar beperkt voor voorspelbaarheid en generaliseerbaarheid. Het Nederlands Instituut van Sport en Bewegen (NISB) noemt verschillende niveaus in effectiviteit. Het eerste niveau van effectiviteit is of een programma/interventie goed is beschreven. Het tweede niveau is of een programma of interventie goed theoretisch is onderbouwd. Hierna volgen de niveaus waarschijnlijk effectief en bewezen effectief. De laatste twee niveaus is volgens het NISB nog niet toegekend aan een sportinterventie (www.netwerkinbeweging.nl, bezocht op 30 april 2013). “De validering ligt niet in een geobjectiveerde, algemeen geldige waarheid, maar in een toepasbare, herkende en erkende kennis door de betrokkenen” (van Ewijk, 2010).
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
29
4. Conclusie In dit hoofdstuk geef ik aan de hand van de onderzoeksresultaten antwoord op de deelvragen, met deze antwoorden kom ik in paragraaf 4.2 met de beantwoording van de hoofdvraag tot een conclusie. Ik beschrijf vervolgens in paragraaf 4.3 mijn aanbevelingen aan de organisatie, die wat mij betreft voortvloeien uit dit onderzoek. In paragraaf 4.4 beschrijf ik in de discussie mijn kritische reflectie op het onderzoek.
4.1 Beantwoording deelvragen Om tot een beantwoording te komen van de hoofdvraag beantwoord ik allereerst de door mij gestelde deelvragen aan de hand van de kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksresultaten; 1. Is er behoefte aan Bootcamp lessen, als onderdeel van het motivatieprogramma, in ambulante (na-)behandeling bij B-open? In de enquête geven de JoVo’s zelf aan weinig aan sport te doen, dit is nog minder geworden sinds het gebruik van middelen. Dit wordt ondersteund door de behandelaren die denken dat minder dan de helft van de JoVo’s aan sport doet. Er is dus voldoende ruimte om via sport tot gezondheidsbevordering te komen bij de JoVo’s. De overheid beschrijft dat 50% van de jongeren de landelijk gestelde beweegnorm niet haalt. De behandelaren van B-open zouden het huidige motivatieprogramma graag uitgebreid zien, vooral met rolmodellen, groepstherapie en sport. De JoVo’s vinden vooral het contact met lotgenoten een zinvolle bijdrage van het motivatieprogramma. Hiermee kunnen ze leren van elkaar. Ook de behandelaren zien een meerwaarde aan het inzetten van ‘peers’. De meeste behandelaren denken dat de JoVo’s gemotiveerd zullen zijn voor het meedoen aan de sportlessen. Alle JoVo’s vinden het leuk als B-open sportlessen gaat aanbieden, het liefst 1x per week. Bootcamp is volgens de behandelaren een geschikte sportles, de JoVo’s zijn meer verdeeld; voetbal en streetdance zijn ook sporten waar interesse voor is. Doordat het NJI opmerkt dat motivatie van de deelnemers het allerbelangrijkste is voor de effectiviteit van een sportprogramma, lijkt het verstandig om die sportlessen aan te bieden waar de JoVo’s daadwerkelijk interesse voor hebben. Ervaring binnen de kliniek en bij andere instellingen zeggen dat JoVo’s de sport vaak leuker vinden dan ze vooral af denken door het te proberen. Opvallend is dat het merendeel van de JoVo’s een vriend/vriendin die ook gebruikt mee zou nemen omdat dit voor hen ook goed/leerzaam zou zijn. 2. Wat zijn de biopsychosociale invloeden van een verslaving? Uit de literatuur blijkt dat een verslaving, en middelengebruik in het algemeen, biologische, psychologische en sociale invloeden heeft. De verslavende middelen werken, biologisch gezien, vooral in het op het beloningscentrum in de hersenen. Door langdurig gebruik kunnen hersenstructuren veranderen, dit is ook de reden waarom er steeds meer van het middel nodig is om een ‘kick’ te ervaren. Juist in de periode van de adolescentie is deze invloed schadelijk omdat de hersenen nog vol op in ontwikkeling zijn. JoVo’s die verslaafd zijn doen weinig aan sport. Psychologisch gezien zorgt een verslaving over het algemeen tot een sombere of neerslachtige stemming. JoVo’s worden passief of zijn alleen actief onder invloed van oppeppende middelen. Bij verslaving is ook zeer regelmatig sprake van andere psychiatrische stoornissen. De onderlinge causaliteit is niet altijd even duidelijk te stellen. Veel JoVo’s met een verslaving hebben een laag zelfvertrouwen. JoVo’s met verslavingsproblematiek kennen over het algemeen veel problemen in hun sociale omgeving. Er is vooral goed contact met gebruikers vrienden, maar op de andere sociale gebieden zoals familie, vrienden, school of werk zijn problemen door het middelenmisbruik. Vanuit het biopsychosociale model bekeken hebben de verschillende invloeden een onderlinge samenhang en versterken de invloeden op de diverse niveaus elkaar.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
30
3. Welke onderdelen van de bootcamp hebben mogelijk een positieve invloed op de verslavingsproblematiek? Over de effecten van bootcamp bij verslaving is onvoldoende bekend om uitspraken te doen over de mogelijke effectiviteit in een ambulante behandeling. Bootcamp is een combinatie van hardlopen, kracht-, interval- en samenwerkingsoefeningen. Het onderzoek dat gedaan is naar bewegen binnen de psychiatrie is vooral gericht op runningtherapie bij depressie. Uit de gevonden literatuur blijkt dat bewegen, net als middelengebruik, zorgt voor de extra afgifte van verschillende neurotransmitters die een positieve invloed hebben om de stemming. Het effect van de extra afgifte van neurotransmitters is vergelijkbaar met middelengebruik. Behalve invloed op het brein heeft bewegen, en dus ook bootcamp, positieve effecten op het hart, de bloedsomloop en spierkracht. Bewegen zorgt op het psychologische niveau voor het behalen van succeservaringen en dus voor de groei in het zelfvertrouwen. JoVo’s komen (weer) in beweging, slaapproblemen kunnen minder worden en JoVo’s kunnen weerbaarder worden tegen het middelengebruik. Sport kan mogelijk gedragsverandering opleveren. Sociaal gezien levert groepssportlessen een sociale binding op die JoVo’s nieuwe sociale contacten kunnen opleveren. Lotgenotencontact wordt door JoVo’s als waardevol gezien. Een inspirerende trainer als rolmodel kan veel vertrouwen geven bij de JoVo’s, wat positieve effecten op de behandeling kan hebben. Er dient aandacht te zijn, bij het organiseren van lotgenotencontact, dat het contact positieve invloeden heeft. Door deel uit te maken van een systeem voelt de JoVo’s zich mogelijk meer verbonden met B-open, wat uitval mogelijk verminderd. Hoewel de werking van de verschillende invloeden van sport en/of bewegen voldoende bewezen lijkt, is er (nog) onvoldoende bewijs van de daadwerkelijke effectiviteit van sport als behandelmodule binnen de verslavingszorg. 4. Waar dient rekening mee te worden gehouden bij het daadwerkelijk uitvoeren van het experiment om te toetsen of bootcamp een mogelijke effectieve interventie is? Bij een daadwerkelijk experiment, of invoering van bootcamp/sportlessen, dient de organisatie rekening te houden met het moment van inplannen van de lessen. Volgens de behandelaren zijn de dinsdag-, woensdag- en/of donderdagavond het meest geschikt. De JoVo’s hebben de voorkeur voor de maandag- of donderdagavond of zondagochtend. Hierbij lijkt donderdagavond het meest geschikte moment. Zowel de behandelaren als de JoVo’s denken dat 1x in de week een sportles aanbieden voldoende is. De bootcamp lessen kunnen volgens de respondenten het beste vanaf de polikliniek starten. De begeleider, behandelaar of instructeur van de sportlessen heeft een belangrijke rol in het slagen van een behandelprogramma. Deze personen dienen goed opgeleid te worden en ondersteund worden door de organisatie. Hierbij dient de begeleider, behandelaar of instructeur in staat te zijn om een vriendschappelijk band aan te gaan, een rolmodel te zijn en de functie als formeel leider goed uit te kunnen voeren. Dit is van belang voor een juist pedagogisch klimaat. Qua onderzoek om de effectiviteit te meten dient men te realiseren dat de JoVo’s die mee doen vrijwillig mee doen en dat uitkomsten niet zonder meer generaliseerbaar zijn voor de gehele populatie van B-open. Het inzetten van een controlegroep maakt het onderzoek betrouwbaarder. Om de effectiviteit van de bootcamp lessen te onderzoeken kan men gebruik maken van een aantal fysieke testen en vragenlijsten over de mentale gezondheid. Testen om de fitheid te testen zijn vooral ingericht om vooruitgang te meten, niet om een maat aan de fitheid te geven. Ook kan er worden bijgehouden of de deelnemers aan de bootcamp lessen vaker afspraken nakomen in verhouding tot de JoVo’s uit de controlegroep. Hierin zeggen diverse bronnen dat effectiviteit van een sportprogramma met mensen lastig is aan
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
31
te tonen, de ervaringen van de praktijk erg belangrijk zijn en dat een goed beschreven en theoretisch onderbouwde interventie ook effectief genoemd kan worden. 4.2 Conclusie Met de beantwoording van de hoofdvraag kom ik tot de conclusie van dit onderzoek. De hoofdvraag is: Welke bijdrage kan bootcamp leveren aan de behandeling van jong volwassen (JoVo’s) patiënten die in ambulante behandeling zijn voor verslavingsproblematiek bij B-open? Het inzetten van bootcamp lessen, of andere intensieve sporten, kan zorgen voor een groei in de fysieke en mentale gezondheid van de JoVo’s die ambulant onder behandeling zijn bij B-open. Intensief sporten levert gezondheidswinst op verschillende gebieden op en kan vergelijkbare positieve gevoelens opleveren als middelengebruik. Zowel middelengebruik als intensief sporten heeft invloed op de nucleus accumbens, het zogenoemde beloningscentrum. Hierdoor worden extra neurotransmitters afgegeven, die zorgen voor een positief gevoel. Hoewel de literatuur niet eenduidig is, zijn er aanwijzingen voor dat een groei in fysieke en mentale gezondheid er voor zorgt dat de JoVo’s weerbaarder worden tegen drang naar middelengebruik. Bootcamp is een uitdagend sportprogramma waarin de JoVo’s uitgedaagd worden en (met elkaar) succeservaringen kunnen opdoen. Het behalen van succeservaringen kan zorgen voor een toename in het zelfvertrouwen van de JoVo’s. Deze toename kan er voor zorgen dat de JoVo’s weerbaarder worden tegen de drang naar middelen of de sociale druk van gebruikersvrienden. Doordat JoVo’s bij de sportlessen in contact komen met lotgenoten doen zij nieuwe sociale contacten op en hebben zij de mogelijkheid sociale vaardigheden verder te ontwikkelen. Door het ontwikkelen van de sociale vaardigheden wordt het mogelijk makkelijker voor de JoVo’s om met de sociale druk van gebruikersvrienden om te gaan. Nieuwe sociale contacten maakt het makkelijker voor de JoVo’s om afstand te nemen van de oude vriendengroep. Doordat de JoVo’s deel uit gaan maken van een groep bestaat er mogelijk meer binding met B-open, waardoor de mate van therapietrouw mogelijk vergroot kan worden. Zowel JoVo’s als behandelaren zijn van mening dat het goed zou zijn als B-open sportlessen en lotgenotencontact gaat aanbieden binnen de behandeling. Een aantal JoVo’s zou vrienden die middelen gebruiken een keer meenemen naar een sportles, hierdoor komen mogelijk meer JoVo’s in contact met B-open. Met het onderzoek kan niet effectief worden bewezen dat het inzetten van Bootcamplessen zal bijdragen aan een vergroting van de motivatie of het verlagen van de drop-out of no show cijfers. Om daadwerkelijk de effectiviteit van bootcamp of andere sportlessen, als onderdeel van de ambulante behandeling, te toetsen is vervolgonderzoek nodig. Met het opstellen van hypothesen worden de verwachte uitkomsten van dit vervolgonderzoek beschreven (Verhoeven, 2010). Voor het eventuele vervolgonderzoek heb ik de volgende hypothesen gesteld; - Er is behoefte voor een sportprogramma en lotgenotencontact binnen de ambulante behandeling. - Bootcamp vergroot de fysieke en mentale weerbaarheid van JoVo’s met verslavingsproblematiek, waardoor de JoVo’s beter weten om te gaan met de drang naar gebruik van verslavende middelen. - Het inzetten van sportprogramma’s en lotgenotencontact zorgt ervoor dat JoVo’s zich meer verbonden voelen met B-open waardoor er een toename zal zijn in de mate van therapietrouw.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
32
4.3 Aanbevelingen Met de conclusie van dit onderzoek, naar de mogelijke bijdrage die bootcamp kan leveren aan de ambulante behandeling van JoVo’s voor verslavingsproblematiek bij B-open, kom ik tot de aanbeveling om vervolgonderzoek uit te voeren. Dit vervolgonderzoek dient er op gericht te zijn om de gestelde hypothesen te toetsen op geldigheid; - Voer een vervolgonderzoek uit naar de behoefte van de JoVo’s in sportlessen als onderdeel van de ambulante behandeling. - Voer een vervolgonderzoek uit naar de behoefte van JoVo’s voor lotgenotencontact en/of groepstherapie als onderdeel van de ambulante behandeling. - Voer een gedegen experiment uit met bootcamp lessen als onderdeel van de ambulante behandeling. Met dit experiment kan worden getoetst of Bootcamp; o inderdaad een positief effect heeft op de fysieke en mentale gezondheid op de JoVo’s, o er voor zorgt dat JoVo’s weerbaarder worden ten opzichte van verslavende middelen, o zorgt voor een verhoging van de mate van therapietrouw onder de JoVo’s. Bij de eventuele invoering van sportlessen binnen het behandelprogramma dient er voldoende aandacht te zijn voor de scholing en ondersteuning van de begeleiders/instructeurs. Zij hebben als rolmodel en contactpersoon een belangrijke rol in de effectiviteit van een sportprogramma. B-open kan de effectiviteit van het sportprogramma met verschillende methoden aan tonen. Door allereerst het programma zo uitgebreid mogelijk en goed te beschrijven en theoretisch te onderbouwen wordt voldaan aan de eerste niveaus die het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen stelt. 4.4 Discussie Het is niet het onderzoek geworden dat vooraf was bedacht, echter ben ik tevreden met het eindresultaat. Vanuit de literatuur heb ik, volgens de theorie van het biopsychosociale model de conclusie gesteld dat bootcamp een zinvolle bijdrage kan leveren aan de ambulante behandeling van JoVo’s met verslavingsproblematiek en ik heb de wensen van de behandelaren over het motivatieprogramma helder. Ik had graag een grotere respons onder de JoVo’s gehad. Ik ben van mening dat ik de diverse onderdelen van het onderzoek goed heb uitgevoerd en hier mee aan toon dat ik een beroepsvraagstuk kan onderzoeken op HBO niveau. Dit in combinatie met methodiekontwikkeling. Ik hoop dat ik in de nabije toekomst de kans krijg het vervolgonderzoek, dat ik aanbeveel, uit kan voeren binnen Bopen. Binnen deze discussie kijk ik naar de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek, mijn eigen objectiviteit als onderzoeker en doe dit op basis van een evaluatie van de door mij gestelde doelstellingen van het onderzoek in hoofdstuk 1.6. Externe validiteit Ik wilde met dit onderzoek onderzoeken of er behoefte is aan Bootcamp binnen het ambulante (na-) traject, wat de mogelijke effecten kunnen zijn op het aanbieden van bootcamp lessen aan de JoVo’s die ambulant onder behandeling zijn bij B-open en waar een mogelijk experiment aan moet voldoen. Ik ben van mening dat ik hier goed in ben geslaagd. De enquête onder de behandelaren is geslaagd en geeft duidelijk de mening van de behandelaren weer en lijkt generaliseerbaar voor het hele bestand van de behandelaren. Helaas is de respons onder de JoVo te laag om hier betrouwbare conclusies aan te verbinden en te generaliseren naar de complete populatie. De respons had mogelijk hoger kunnen zijn als de JoVo’s via de officiële kanalen van de B-open organisatie benaderd waren. De externe validiteit is de mate waarin de steekproef representatief is en te generaliseren voor de gehele populatie (Verhoeven, 2010). De externe validiteit is qua respons van de JoVo’s niet hoog. Gezien de respons onder de behandelaren is hierin de externe validiteit
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
33
wel hoog, waarbij mogelijk is een deel van de behandelaren bevooroordeeld in de beantwoording van hun antwoorden door mijn enthousiasme als onderzoeker/collega. Door triangulatie toe te passen (enquête onder JoVo’s en behandelaren en dit combineren met literatuur en ervaringen binnen de kliniek en andere instellingen) heb ik de externe validiteit zo hoog mogelijk te laten zijn. Interne validiteit Verhoeven (2010) beschrijft de interne validiteit als de juiste conclusie op de vraagstelling. Punt van discussie bij de interne validiteit is dat ik als belanghebbende niet geheel objectief in het onderzoek heb gestaan. Als voorstander van de invoering van Bootcamp/sportlessen binnen de ambulante behandeling heb ik belang bij een positieve uitkomst van het onderzoek. Ik geloof in het belang van sport, zeker deze vorm van sport bij deze doelgroep. Ik vind het leuk om deze lessen uit te gaan voeren en met de JoVo’s aan de slag te gaan. Ik heb een poging gedaan de objectiviteit van het onderzoek te waarborgen door alle uitkomsten voor te leggen aan meerdere personen. Ik heb getracht literatuur te vinden die voor en tegen mijn eigen standpunt pleiten en heb de mening gevraagd van het merendeel van de behandelaren en een deel van de JoVo’s. Betrouwbaarheid Baarda en de Goede (2006) omschrijven betrouwbaarheid als maat van toeval van de onderzoeksresultaten. De betrouwbaarheid had hoger kunnen zijn in het onderzoek door de enquête eerst voor te leggen aan medestudenten of mijn begeleider. Ook het voorleggen van de resultaten van de enquête en het literatuuronderzoek aan een ander had kunnen zorgen voor een interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Door de zoektermen te beschrijven is het mogelijk om het literatuur onderzoek nogmaals uit te voeren. Dit verggroot de betrouwbaarheid. Bij de vraag in de enquête of JoVo’s voor Bootcamp zouden kiezen is het de vraag of dit een eigen keuze is of voortkomt uit de keuze mogelijkheden. Bij een volgende enquête zou mogelijk beter een open vraag gesteld kunnen worden. Het feit dat ik een enquête over de behoefte naar Bootcamp stuur aan de respondenten kan al de antwoorden sturen. Verschillende niveaus Ik wilde de mogelijke invloed van Bootcamp binnen de ambulante behandeling bekijken op het micro (cliënt), meso (organisatie) en macro (maatschappij) niveau. Uiteindelijk heb ik naar mijn idee voldoende naar het niveau naar het cliëntenniveau gekeken, via het biopsychosociale model. Het niveau van de organisatie is aanbod gekomen door te beschrijven wat de gevolgen zijn van no-show en drop out, alsmede welke invloeden het organiseren van de Bootcamp heeft op de organisatie en welke voordelen het kan hebben voor de organisatie. Met het bevragen van de behandelaren heb ik de behoefte onder een deel van het personeel onderzocht. Het macro niveau is maar ten dele aanbod gekomen, mede doordat er niet vele literatuur is te vinden over overheidsbeleid op verslaving in het algemeen en sporten met deze jongeren in de leeftijd van 17 tot en met 23 jaar. Veel literatuur is gericht op de jongere (school-) kinderen, ouderen of binnen andere onderdelen van de zorg. Aanbevelingen Met de beantwoording van de hoofdvraag wilde ik komen tot aanbevelingen aan de organisatie. Dit heb ik in hoofdstuk 4.3 gedaan en zal deze aanbevelingen presenteren binnen de organisatie. Hierin ligt mijn eigen visie op methodiekontwikkeling verscholen, namelijk dat ervaringen uit de praktijk minstens net zo waardevol zijn als bewezen effectieve interventies. Het is voor mij belangrijk dat iets werkt voor degene in de praktijk, hierbij dient wel aandacht te blijven voor de effecten van de interventie. Door goed de interventie te beschrijven en te onderbouwen komt met tot ‘practiced-based evidence’.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
34
Nawoord Zoals ik in de discussie heb beschreven ben ik tevreden met het eindresultaat van het behoefte onderzoek dat ik de afgelopen maanden heb uitgevoerd. Hoewel ik zeer zelfstandig ben ingesteld bij het uitvoeren van opdrachten, heb ik veel steun ervaren tijdens het uitvoeren van dit onderzoek. Ik heb van diverse mensen ondersteuning gekregen over bruikbare literatuur en eigen ervaringen. Hierbij ben ik ook de behandelaren van B-open dankbaar voor het invullen van de enquête. Het meest belangrijk waren voor mij; Arnoud Simonis, docent op de opleiding en begeleider van dit onderzoek. Een kritische docent die op een prettige manieren mijn vragen tijdens het onderzoeksproces heeft beantwoord. Vooral het meedenken op het moment dat ik geen toestemming kreeg om het experiment dat ik had ontworpen uit te voeren is voor mij zeer waardevol geweest. Huib Giltay Veth, docent op de voltijd opleiding SPH en sinds jaar en dag al vriend van de familie. Huib is een inspiratiebron geweest gedurende de opleiding. Gedurende dit onderzoek heeft Huib vooral meegedacht bij de opzet van het onderzoek en bruikbare feedback gegeven tijdens de voortgang van het schrijven van het onderzoeksverslag. Patricia Claessen, gedurende de eerste drie jaar van de opleiding mijn praktijkbegeleidster. Na die tijd is ze een kritische lezer gebleven van de opdrachten dit ik voor school heb geschreven. Als zij tevreden was, wist ik dat de beoordelende docent ook tevreden was. Patricia heeft meerdere malen, en ook bij dit onderzoeksverslag, haar kritische blik gebruikt om onduidelijkheden in mijn verslag en taalgebruik op een meer heldere wijze te formuleren.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
35
Bibliografie Boeken - Baarda, D.B. en Goede, M.P.M. de (2006). Basisboek methoden en technieken. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Vierde geheel herziene druk. Houten: Noordhoff Uitgevers Groningen. - Cuijpers, P. (2001). Handboek kinderen en adolescenten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum - Heijligers, A. (2012). Urbanathlon handboek. Train als een oermens in de stad, wordt een urban atleet. Utrecht: Bruna uitgevers B.V. - Heimel, O. (2012). De complete gids voor elke loper. Amsterdam: Weekbladpers tijdschriften. - Hirasing, R.A., Talma, H. en Kobussen, M. (2010). Coëlhe zakwoordenboek jeugd. Amsterdam: Reed Business B.V. - Houweling, O. en Visser, K. (2011). Sociale agogiek. Ontwikkeling van beleid in sociale systemen. Tweede herziene druk. Assen: Koninklijke van Gorcum - Malschaert, H. (2005). Basisboek opvoedingsvraagstukken. Baarn: HB uitgevers - Rigter, J. (2010). Het palet van de psychologie. Stromingen en hun toepassingen in hulpverlening en opvoeding. Bussum: uitgeverij Coutinho - Steyaert, J, Biggelaar, T. van den en Peels, J. (2010). De bijziendheid van evidence based practice. Beroepsinnovatie in de sociale sector. Amsterdam: Uitgeverij SWP - Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Derde herziene druk. Den Haag: Boom Lemma uitgevers - Willems, J. (2010). Anders kijken. Theorie en praktijk van de systeembenadering. Houten: Bohn Stafleu van Loghum - Wit, J. de, Slot, W. En Aken, M. van (red) (2007). Psychologie van de adolescentie. Basisboek. Baarn: HB uitgevers Artikelen - Adviescommissie drugsbeleid (2009). Verslavingsproblematiek jongeren verknoopt met ander deviant gedrag. Verslaving, Volume 5, Issue 3, 19-29. - Bosch, A. (2011). Gedragverandering door deelname aan sportprojecten. Vooral vechtsporten kunnen het verschil maken. Sportgericht nr. 6 21-24 - Bosscher, R.J. (1991) Runningtherapie bij depressie. Onbekend:Thesis Publishers - Bruijn, D. de en Wezep, M. van (2012). Fysiek fit, mentaal fit? Sport & bewegen in de relatie tot de mentale gezondheid van jongeren. Utrecht: Trimbos instituut - College van zorgverzekeringen (CVZ) (2013). Farmacotherpeutisch kompas. Middelen bij de behandeling van verslavingsziekten. Diemen: auteur - Collingwood, T.R., Sunderling, J., Reynolds, R. en Kohl, H.W. (2000). Physical training as substance abuse prevention intervention for youth. Journal of drug education, 30, 435451 - Elsenaar, I., Roozen, H., Hauptmann, G en Wtering, B. van de (2007). Terugvalpreventie bij verslaving. Verslaving. 3. 35-45 - Ewijk, H.van, (2010), Maatschappelijk werk in een sociaal gevoelige tijd. Amsterdam: Humanistics University Press / SWP - Have, M. ten, Graaf, R. de en Monshouwer, K. (2009). Sporten en psychische gezondheid. Resultaten van NEMESIS. Utrecht: Trimbos instituut - Houben, P. (2011). PMT behandelproduct voor jongerengroep Paschalis. Zwolle: Windesheim - Jakobsen, R.K. (2010). Wat rennen wordt je high. Wetenschap in beeld nr 11, 36-39 - Kooij, M. van (2012). Jongeren en lotgenotencontact. Hoe kunnen jongeren in de leeftijd van 16 t/m 28 jaar structureel gesteund worden door middel van de activiteiten van InTact? Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam SMO
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
36
- Kruisdijk, F.R., Hendriksen, I.J.M., Tak, E.C.P.M, Beekman, A.T.F. en Hopman-Rock, M. (2012). Effect of running therapy on depression (EFFEORT-D). Design of a randomised controlled trail in adult patients [ISRCTN 1894]. Amersfoort: GGZ Centraal - Laan, P.H. van der, Slotboom, A. en Stams (2010). Wat werkt? Bijdragen aan het terugdringen van recidive. Deventer: Kluwer - Lansink, C.S., Jackson, J.C. Lankelma, J.V., Ito, R, Robbins, T.W., Everitt, B.J en Pennartz, C.M.A. (2012). Reward cues in space: commonalities and differences in neural coding bij hippocampal and ventral striatal ensembles. Journal of neuroscience. 32(36):1244412459 - Mataheru, A. (2008). Psychomotorische therapie in de verslavingszorg. Verslaving. Jaargang 4, nummer 4, 67-74 - Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2008). De kracht van sport. Den Haag: auteur - Morgan, W..P. (1997). Physical activity and mental health. Washington: Taylor & Francis - Paluska, S.A. en Schwenk, T.L. (2000). Physical activity and mental health: current concepts. Sport medicine, 29, 167-180. - Roos, S. de (1996). Diagnostiek en planning in de hulp- en dienstverlening. Een dynamische cyclus. Bussum: Uitgeverij Couthino - Stel, J. van der (2011). Fysieke activiteit. Nuttig en noodzakelijk voor lichamelijke en geestelijke gezondheid. Haarlem: auteur - Stel, J. Van der (2004). Pillen-Praten-Doen. Het nut van fysieke activiteit voor de preventie en behandeling van depressie. Haarlem: auteur - Taccoen, L. (2000). Verandering en motivatie bij cliënten. Psychopraxis, 02. 417-421 - Tuinhof, M.R. (2008). Een lijntje kopen of hardlopen. Een onderzoek naar de effecten van runningtherapie bij een cocaïneverslaving. Zwolle: School of human movement & Sports - Velthuizen, B (december 2012). Opdracht tot praktijkonderzoek studenten Hogeschool Utrecht over effectiviteit van het motivatieprogramma B-open. Utrecht: Victas - Verduijn, K. (2011). Wedenschap en methodiekontwikkeling. Ede: auteur - Volkow, N.D. (2011). Physical activity may prevent substance abuse. Bethesda: National Institute on Drug Abuse (NIDA) - Vrijkotte, S., Vries, S. de en Jongert, T. (2007). Fitheidstesten voor de jeugd. Leiden: TNO - Whitten, L. (2012). Physical activity reduses return tot cocaine seeking in animal tests. Bethesda: NIDA - Woerkom, S. van (2010). Het lichaam in balans. Vizier, herfst 2010, 4-7 - Zoon, M. en Trompetter, A. (2012). Sport als zorgtraject. Een verkennende studie naar de effecten van sport in de geïndiceerde jeugdzorg. Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut (NJI) - Zoon, M. (2012). Wat werkt bij middelengebruik. Utrecht: NJI Gesprekken - Giesen, R. van der (april 2013) GZ-Agogisch Werker (HBO) IV Sport/bewegingscoach YouZ, BoumanGGZ - Riessen, G. Van (maart 2013), gesprek over ervaringen met runningtherapie binnen de Brijder, verslavingszorg in Den Haag. - Kiros, N. (april 2013), gesprek over ervaringen met Bootcamp binnen klinische setting (Leijenhoven), Victas/B-open. - Visser, M. (januari 2013), gesprek over onderzoek en wensen van Victas/B-open Internet - http://hfs44b.wikispaces.com/file/view/De%20vicieuze%20cirkels%20van%20verslav ing.JPG/346384914/314x314/De%20vicieuze%20cirkels%20van%20verslaving.JPG, bezocht op 26 april 2013 - http://inspiratiejunkie.nl/wp-content/uploads/biopsychosocio1.jpg, bezocht op 4 maart 2013 - http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/verslaving, bezocht op 18 april 2013
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
37
- http://nl.wikipedia.org/wiki/verslaving, bezocht op 18 april 2013 - http://soldatenglueck.de/wp-content/uploads/2011/02/Bw-Defensie-NL-OffzAusb.jpg, bezocht op 4 maart 2013 - http://thebootcampclub.nl/nl/, bezocht op 5 april 2013 - http://www.addictionsolutions.nl/verslavingen/drugsverslaving/gevolgen_drugsgebruik, bezocht op 18 april 2013 - http://www.atletieikunie.nl/index.php?page=3057, bezocht op 18 april 2013 - http://www.av-archeus.nl/new/wp-content/uploads/Tabel-Coopertest.jpg, bezocht op 18 april 2013 - http://www.b-open.nu, bezocht op 29 januari 2013 - http://www.beweegkuur.nl/documenten-2012/dagboek-beweegkuur/coachdocumentwho-welzijnsindex.pdf, bezocht op 26 april 2013 - http://www.infotalia.com/nld/in_balans/sporten/geinspireerd_sporten/vrije_tijd_sport _detail.asp?id=2031, bezocht op 19 april 2013 - http://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/alcohol-drugs/drugs/drugs-gebruk/hoewerken-drugs-op-de-hersenen, bezocht op 18 april 2013 - http://www.medicalnewstoday.com/articles/259264.php, bezocht op 19 april 2013 - http://www.netwerkinbeweging.nl/index.php?p=1004626, bezocht op 30 april 2013 - http://www.nji.nl/ecahce/def/1/07/381.html, bezocht op 20 april 2013 - http://www.personal.psu.edu/afr3/blogs/siowfa12/the-reward-circuit-nucleusaccumbens-ventral-pallidum-ventral-tegmental-area-and-amygdala.jpg, bezocht op 28 april 2013 - http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/12/kabinet-stelt-agenda-nationaalprogramma-preentie-vast.html, bezocht op 23 april 2013 - http://www.runningtherapie.nl/#!:wat-is-runningtherapie, bezocht op 19 april 2013 - http://www.runningtherapieamsterdam.nl/watisrunningtherapie, bezocht op 19 april 2013 - http://www.runningtherapie-hilversum.nl/runningtherapie.html, bezocht op 7 december 2012 - http://www.talentontwikkeling.be/media/images/macromesomicro.JPG, bezocht op 29 januari 2013 - http://www.thebootcampclub.nl, bezocht op 21 april 2013 - http://www.unity.nl/lichaam, bezocht op 18 april 2013 - http://www.victas.nl, bezocht op 29 januari 2013 - http://www.vnn.nl/meer-weten-over/verslaving, bezocht op 28 april 2013
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
38
Bijlage I
Fc Kicks United
Woordspin
Bewegingswetenschappen
Peer group
Testen
Motivatie
PMT
Literatuur
Runningtherapie
Enquête
Ambulant vs Kliniek
Jongeren
Bootcamp en verslaving
Middelen gebruik
Fysieke training
Effectieve interventie
Middelen
Zelfvertrouwen
Peter van der Laan
Verslavingszorg
Samenwerken
Andere instellingen
Mentale training
Trimbos instituut
Succeservaringen
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
Nederlands Jeugd Instituut
39
Bijlage II Enquête onder jongeren B-open Beste jongere, Jij bent in behandeling bij B-open of hebt contact met preventie medewerkers van B-open. Bij B-open hebben we een motivatieprogramma in samenwerking met Fc Utrecht; Fc Kicks. Als afstudeeropdracht voor mijn HBO opleiding doe ik een onderzoek naar jullie behoefte om dit motivatieprogramma uit te breiden met Bootcamp lessen. Ik wil jullie vragen om de onderstaande 15 vragen te beantwoorden. Er zijn geen foute antwoorden. Jullie behandelaar/preventie medewerker heeft ook een enquête ingevuld voor mij. Deze enquête is volledig anoniem! Ik ben groepswerker in de jeugdkliniek van B-open/Victas; Leijenhoven en begeleid de motivatiemiddagen bij Fc Utrecht. Binnen Leijenhoven bieden we Bootcamp lessen aan binnen het behandelprogramma en ik zie positieve resultaten bij de jongeren die hier aan deelnemen. Michiel 1. Ik kom bij B-open via.. - een preventie werker - een ambulant na traject na opname Leijenhoven
- een ambulante behandeling - anders
2. Ik ben in contact gekomen met B-open in verband met gebruik van... - Alcohol - Cannabis - Cocaïne - GHB - Amfetamine - Gokken - Gamen - Anders 3. Ik heb een keer meegedaan aan een motivatiemiddag bij Fc Utrecht via Fc Kicks - Ja, erg leuk - Ja, maar niet erg leuk - Nee, ik ben niet uitgenodigd - Nee, ik kon niet - Nee, wel uitgenodigd maar geen zin - Anders 4. Als je aanwezig bent geweest bij FC Kicks, heeft dit bijgedragen aan je behandeling? - Ja zeker, vooral het gesprek met de bekende spelers - Ja zeker, vooral het contact met de andere jongeren - Heeft niet bijgedragen 5. Lijkt het je zinvol om tijdens je ambulante behandeling regelmatig contact te hebben met andere jongeren die bij B-open in behandeling zijn? - Ja, leerzaam - Ja, gezellig - Ja, hoor graag goede tips van leeftijdgenoten - Ja, doe graag nieuwe sociale contacten op - Niet zinvol 6. Door mijn middelen gebruik ben ik meer/minder gaan sporten? - Meer - Minder - Evenveel 7. Momenteel sport ik.. - Niet - 2x per week
- Heel af en toe - Vaker in de week
- 1x per week
8. Ik sport... - Individueel
- Teamsport
- Niet
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
40
9. Ik zou het leuk vinden als B-open sportlessen zou aanbieden - Ja, ik zou zeker een keer mee komen doen - Ja, maar weet niet of ik mee kom doen - Ja, hangt wel af wat en wanneer - Nee, geen interesse in sporten via B-open 10. Als B-open sportlessen gaat aanbieden, welke sport zou jij graag doen dan? - Bootcamp - Voetbal - Fitness - Streetdance - Anders 11. Bootcamp is een populaire groepsles, een combinatie van running met krachttraining en aspecten van vechtsport. Zou jij het leuk vinden om hier aan mee te doen als B-open dit zou aanbieden? - Ja, leuk - Ja, al twijfel ik wel of ik het niveau aan kan - Nee, geen interesse in sport via B-open - Nee, liever een andere sport - Geen mening 12. Als je mee zou doen aan Bootcamp lessen via B-open, vanaf welke locatie zouden de lessen dan moeten starten? - Vanaf de ABC straat - Vanaf de Tolsteeg singel - Vanaf het Fc Utrecht stadion - Vanaf een andere locatie in Utrecht centrum - Vanaf de polikliniek in Amersfoort - Vanaf een andere lokatie 13. Als je mee zou doen aan sportlessen, hoe vaak zou je dit doen? - 1x in de week - 2x in de week - Vaker 14. Als B-open sportlessen aan zou bieden, zou ik wel vrienden die ook gebruiken mee nemen - Ja, gezellig - Ja, denk het wel - Ja, voor hun ook een goede stap - Nee, die weten niet van mijn contact met B-open - Geen idee 15. Als B-open sportlessen aan gaat bieden, wat zijn dan de beste momenten? - Maandagmiddag - Maandagavond - Dinsdagmiddag - Dinsdagavond - Woensdagmiddag - Woensdagavond - Donderdagmiddag - Donderdagavond - Vrijdagmiddag - Vrijdagavond - Zaterdagochtend - Zaterdagmiddag - Zondagochtend - Zondagmiddag
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
41
Bijlage III Enquête onder behandelaren B-open Beste collega’s, Jullie zijn (ambulant) behandelaar binnen B-open of werken binnen preventie. Zoals bekend ben ik met een onderzoek bezig naar bewegen met jong volwassen patiënten die ambulant in (na-) behandeling zijn. Ik wil jullie vragen de onderstaande twaalf vragen te beantwoorden vanuit jullie ambulante functie. Bij de vragen zijn meerdere antwoorden mogelijk. Alvast bedankt! Michiel 1. Binnen B-open ben ik? - Behandelaar - Preventiemedewerker 2. -
In mijn dagelijkse werken heb ik contacten met jongeren in? Een op een contact Groepstherapie Voorlichtingsgroepen Buurthuizen Scholen
3. -
Ik heb in mijn caseload… < 5 jongeren 5-10 jongeren 10-15 jongeren > 15 jongeren
4. Van de afspraken die ik met jongeren heb, gaat een percentage niet door doordat jongeren niet op komen dagen. Hoeveel procent van de afspraken is dit? - 0-25% - 25-50% - 50-75% - 75-100% 5. Sinds enige jaren doe B-open mee met Fc Utrecht aan het motivatieprogramma Fc Kicks. Ben je van mening dat een motivatieprogramma van jongeren een bijdrage levert aan de behandeling? - Ja, B-open zou dit uit moeten breiden - Nee, jongeren kan je beter anders motiveren - Geen idee of het echt bijdraagt, maar ik ben wel positief - Geen idee of het echt bijdraagt, ben ook niet echt positief - Geen ervaring met Fc Kicks 6. Als B-open het motivatieprogramma uitbreidt, met welke interventies zou dit het beste kunnen gebeuren? - Inzetten van rolmodellen - Uitbreiden Fc Kicks programma - Inzetten van groepstherapie en ‘peers’ - Inzetten van sportprogramma’s - Inzetten van andere programma’s - Motivatie hoeft van mij niet te worden uitgebreid - Wel uitbreiden, maar waar mee weet ik niet zo goed.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
42
7. -
Van de jongeren die ik behandel/begeleid, doet ongeveer …% aan sport? 0-25% 25-50% 50-75% 75-100%
8. Denk je dat Bootcamp een geschikte interventie is als bewegings- en of motivatieprogramma is in het ambulante behandel/preventie traject? - Ja - Nee - Geen idee 9. Indien B-open Bootcamp aan zou gaan bieden in eht ambulante traject, denk ik dat vanuit mijn caseload .. jongeren minimaal een keer zouden komen proberen - 0-25% - 25-50% - 50-75% - 75-100% 10. Indien B-open Bootcamp aan zou gaan bieden in het ambulante traject, hoe vaak in de week zou dit aangeboden dienen te worden? - 1x in de week - 2x in de week - 3x in de week 11. Indien B-open Bootcamp aan zou gaan bieden in het ambulante traject, waar zou deze Bootcamp moeten worden aangeboden? - Vanaf de ABC straat (locatie ambulante behandeling) - Voorlopig vanaf de TSS (voorheen locatie ambulante behandeling) - Vanaf een buurthuis - Vanaf Leijenhoven (jeugdkliniek) - Vanaf het Fc Utrecht stadion i.s.m. Fc Kicks - Andere locatie 12. Indien B-open Bootcamp aan zou gaan bieden in het ambulante traject, op welk moment lijkt het best aangeboden kunnen worden? - Maandagmiddag - Maandagavond - Dinsdagmiddag - Dinsdagavond - Woensdagmiddag - Woensdagavond - Donderdagmiddag - Donderdagavond - Vrijdagmiddag - Vrijdagavond - Zaterdagochtend - Zaterdagmiddag - Zondagochtend - Zondagmiddag
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
43
Bijlage IV Ervaringen met runningtherapie binnen de verslavingszorg Gonny van Riessen, PMT-er Brijder verslavingszorg, Den Haag Bij de Brijder geven we al vanaf 1985 Runningtherapie. Wat inmiddels is door ontwikkeld naar een professionele therapievorm binnen de behandelingen bij de Brijder. Het helpt tegen trek. Trek neemt af door het runnen. Voor sommige is het een vervanging voor het middel door de stoffen die vrij komen. De structuur van het lopen geeft vastigheid en bewustwording. Belangrijk bij mij is dat ze doelen moeten stellen, zowel kort, middenlang en lang. De ervaring is als het lopen minder wordt, de focus op gezonde leefstijl minder wordt, klanten wat nonchalanter worden en dit voor sommige zelfs weer kan leiden tot een terugval. Door het hardlopen wordt de focus verlegd naar een ander leven en een andere kijk op de wereld. Na het lopen ervaren alle cliënten dat ze zich beter en krachtiger voelen. Hun problemen zijn nog wel hetzelfde, maar ze kunnen vanuit een ander perspectief het benaderen. De focus wordt ook gelegd op gezonde leefstijl, dus structuur met eten, geen eten , geen energie en gaat lopen moeizaam. Dus ze voelen wat gebruik als symboliek in hun lijf doet. Vaak stopt men uiteindelijk ook met roken. Belangrijk is ook dat ze weer ervaren dat ze iets kunnen, iets afmaken en iets presteren. Wij motiveren ook het deelnemen aan wedstrijden, evenementen. Als nazorg voor cliënten die een langere therapie gehad hebben of die kort durend een behandeling nodig hebben is bewegen een must! Wij doen dit dan ook voor alle cliënten, behalve die zwaar in gebruik zitten en die geen wil intentie hebben om te stoppen met gebruik. Voor die groep is het gevaarlijk om echt intensief hard te lopen. Bovendien is de motivatie 0 om in beweging te komen, dit is de symboliek voor hun verslaving, ook daar willen ze niet in beweging komen om te stoppen. Veel van de manier van lopen en hoe ze de zaken aanpakken m.b.t. het lopen is terug te linken naar hun gedrag en mechanismes en dat is ook waar we ze in begeleiden. De beweging en het lichaam liegen niet. Dus ze kunnen zich niet verschuilen achter het praten, wat ze in gesprekken wel kunnen manipuleren. Bewegen is autonoom gedrag.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
44
Bijlage V Ervaringen met bootcamp binnen klinische opname Noel Kiros, fysiotherapeut Leijenhoven Sinds het najaar van 2012 geef ik bootcamp voor het jeugdprogramma binnen de kliniek Leijenhoven. Ik vind het een meerwaarde voor de jeugd omdat het ten eerste buiten is in een mooie bosrijke omgeving. Mede hierdoor zijn er meer mogelijkheden en uitdagingen te bedenken in een sessie bootcamp. Doordat we naast het bos ook nog verschillende attributen gebruiken zoals palen, munitiekisten en touwen kunnen we een verscheidenheid aan oefeningen aanbieden. Deze oefeningen hebben vaak als thema kracht, samenwerking, doorzetten, conditie, grenzen aangeven, coördinatie en volhouden. De keuze van of ik een en welk attribuut ik gebruik is afhankelijk van de doelstelling van de sessie, de sfeer in de groep, het weer , de samenstelling van de groep en de groepsgrootte. De groepsgrootte is eigenlijk vanaf het begin niet groter geweest dan 5-6 personen. Mede doordat er vaak wel 1 of 2 afwezigen zijn, met verschillende redenen, is het soms lastig om met een kleine groep met verschillende attributen te werken. Het voordeel van een kleine groep is, dat ik het niveau, de oefeningen en aandacht specifieker kan maken per cliënt. Mijn ervaringen van de cliënten zijn dat ze eerst er tegen opzien. Jeugdigen melden zich, zeker in het begin, regelmatig af. De groepssfeer is hierbij het meest bepalend, zeker wanneer er een gespannen sfeer binnen de groep is. De laatste tijd gaan er steeds meer cliënten mee en vinden ze het ook leuk. Bootcamp wordt als uitdagend gezien, fysiek bezig zijn en niet saai. De samenwerking binnen de groep jeugdigen verschilt qua lichting en bereidheid om elkaar te helpen. Dit is deels afhankelijk van de problematiek en het verslavende middel van de jeugdige. Ik vind het mooi om te zien, dat als er een sfeer is die goed is de weerstand veel lager ligt en de bereidheid om elkaar te helpen & rekeningen te houden met elkaar hoog is. Er worden dan ook vaker complimentjes uitgedeeld en elkaar de helpende hand geboden. Daarnaast zie ik dan ook cliënten die andere cliënten net een beetje extra stimuleren om de te halen doelen binnen de oefening te bereiken (samen iets bereiken). Wat leuk om te zien is dat sommige cliënten het voortouw nemen als ze is een keer zelf verschillende oefeningen mogen bedenken. Anderen zie je juist weer in de weerstand schieten. Als er een oefening bedacht wordt door een cliënt, is de bereidheid om het te doen hoog is. Fysiek zie ik dat als cliënten regelmatig mee doen dat ze daadwerkelijk fitter worden en de weerstand lager wordt voor sessies. Het fitter worden wordt op dit moment niet meetbaar gemaakt in doelen, maar is wel zichtbaar doordat het langer volgehouden wordt. Dit kan ook deels komen doordat oefeningen beter bekend zijn. Sommige cliënten verwachten een meer militaire aanpak. Dit is niet mijn doel van bootcamp. Soms pas ik het wel toe, met name. als iemand de groep aan het irriteren is. Ik hoef het echter weinig toe te passen mede doordat de laatste maanden de sfeer in de groep goed. Daarnaast moet het ook bij je als persoon passen.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
45
Bijlage VI Fitheidtesten jeugd TNO (Vrijkotte, de Vries en Jongert, 2007) Coopertest. De Coopertest is een veldtest om het maximale aërobe uithoudingsvermogen te schatten. Bij de Coopertest moet 12 minuten hardgelopen worden op een parcours. Het aantal afgelegde meters in 12 minuten is een maat voor het uithoudingsvermogen. Deze afgelegde afstand wordt vergeleken met andere deelnemers en kan worden vergeleken met de tabellen die te vinden zijn op internet. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat de testomstandigheden, temperatuur, luchtvochtigheid, windsnelheid, hardheid en gladheid van het loopoppervlak de prestatie kunnen beïnvloeden. Sneltikken met 1 hand De laatste test voor het meten van de snelheid die besproken zal worden is sneltikken met 1 hand. Deze test meet een andere snelheid dan voorgaande testen. Bij het sneltikken met 1 hand wordt de snelheid van het verplaatsen van de hand en arm gemeten. De testpersoon staat op blote voeten in een lichte spreidstand voor een tafel waarbij het tafelblad op navelhoogte is gebracht. Een hand wordt op de rechthoek gelegd, de voorkeurshand ligt op een cirkel. De hand op de rechthoek doet in deze test niets, en blijft daar liggen. Met de voorkeurshand moet zo snel mogelijk 25 keer heen en weer worden bewogen tussen de cirkels waarbij de cirkel steeds aangetikt moet worden. In totaal wordt er dus 50 keer een cirkel aangetikt. De tijd waarbinnen de test wordt afgelegd wordt geregistreerd tot tienden van seconden. De tijd waarin het parcours wordt afgelegd. Deze tijd wordt vergeleken met de tijd waarbinnen leeftijdsgenoten het parcours afleggen. Hangen met gebogen armen Een test die ook gebruikt kan worden voor het meten van kracht bij kinderen is hangen met gebogen armen. Deze test wordt veel gebruikt in Europa en Amerika en meet de kracht in de armen. De testpersoon gaat op blote voeten bij een rekstok staan. De rekstok wordt op schouderbreedte vastgepakt met een bovenhandse grip (duimen onder de stang en vingers er overheen). Als de tweede testpersoon de testpersoon loslaat, gaat de tijd in. Het is de bedoeling dat de testpersoon zo lang mogelijk met de kin boven de rekstok blijft. Deze tijd wordt opgenomen. Er mag niet met de kin gesteund worden en niet met de benen gesparteld worden. Zodra de kin onder de rekstok komt, eindigt de test en wordt de tijd gestopt. Het aantal seconden waarop met gebogen armen gehangen kan worden is de testuitslag. Deze tijd wordt vergeleken met de tijd van leeftijdsgenoten. Pull-ups Met pull-ups kan een uitspraak worden gedaan over de armkracht. De testpersoon moet onder een rekstok gaan liggen en de armen en vingers zo ver mogelijk uitstrekken. De rekstok wordt nu op een hoogte geplaatst op ongeveer 20 centimeter boven de vingertoppen van de testpersoon. De testpersoon pakt de rekstok met een bovenhandse grip vast (duimen onder de stang en vingers er overheen). Als de armen helemaal gestrekt zijn, mogen alleen de hielen van de testpersoon op de grond rusten. Het lichaam van de testpersoon wordt in een rechte lijn gehouden, als een plank. De testpersoon wordt nu gevraagd zich op te trekken tot de kin de rekstok kan raken. Deze beweging moet zo vaak mogelijk herhaald worden tot een maximum van 20 keer. De test wordt gestopt als de 20 herhalingen zijn gehaald, wanneer de testpersoon rugpijn krijgt of wanneer het kind niet meer ver genoeg omhoog kan komen Het aantal uitgevoerde pull-ups tot een maximum van 20 keer bepalen de testuitslag. Het aantal pull-ups wordt vergeleken met het aantal pull-ups van leeftijdsgenoten.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
46
Push-ups Een andere test voor het meten van de armkracht van een kind zijn push-ups. Deze test komt uit Amerika. De testpersoon gaat op de buik op een mat liggen met de handen naast de schouders en de ellebogen gebogen. De testpersoon zakt door de armen en drukt zich daarna weer omhoog. De testpersoon moet in 30 seconden zo veel mogelijk push-ups maken. Het aantal gemaakte push-ups in 30 seconden is de score. Het aantal keren dat een pushup gemaakt wordt in 30 seconden wordt bijgehouden is de testuitslag. Het aantal wordt vergeleken met het aantal push-ups van leeftijdsgenoten. Bij de aangepaste push-ups mag de testpersoon met de knieën de grond raken. Sit ups Het testen van de kracht in de buikspieren kan door middel van sit ups worden gemeten. De testpersoon ligt op de rug op een matje. De knieën zijn opgetrokken en de voeten staan op de grond. De testpersoon heeft de handen en armen gestrekt. De testpersoon komt nu met het bovenlichaam van de grond waarbij met de handen de knieën worden aangetikt. De testpersoon moet gedurende 30 seconden zo veel mogelijk sit-ups maken. Een tweede testpersoon leunt op de voeten waardoor deze extra steun krijgen en niet van de grond kunnen komen. Het aantal herhalingen wordt genoteerd. Het aantal sit-ups dat in 30 seconden gemaakt worden, wordt bijgehouden. Het aantal gemaakte sit-ups is de testuitslag. Deze wordt vergeleken met de testuitslag van leeftijdsgenoten. Verspringen uit stand Verspringen uit stand is een andere test om de kracht in de benen te meten. De testpersoon staat met de voeten op normale afstand van elkaar en de tenen voor een lijn (de startlijn) op de grond. De testpersoon moet door de knieën zakken, met de armen naar achteren zwaaien en zo ver mogelijk proberen te springen. Er moet geprobeerd worden met beide voeten tegelijk te landen en niet te vallen. De test wordt twee keer herhaald zonder pauze. De verste sprong telt. De afstand wordt in hele centimeters gemeten vanaf het achterste lichaamsdeel (de hiel) tot de afzetlijn. De afstand waarover gesprongen is in centimeters is de testuitslag. Het aantal gesprongen centimeters wordt vergeleken met het aantal gesprongen centimeters van leeftijdsgenoten.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
47
Bijlage VII Vragenlijst effect van runningtherapie bij cocaïneverslaving (Tuinhof, 2008) Naam: Datum: Training nr: Voor het lopen: 1.
2.
3.
4.
5.
1.
2.
3.
4.
5.
Craving Prikkelbaar Euforie Somber Vermoeid Rusteloos
Na het lopen: Craving Prikkelbaar Euforie Somber Vermoeid Rusteloos Zet een kruisje bij de mate waarin het verschijnsel aanwezig is op het moment van invullen. 1. geheel niet aanwezig 2. vrijwel niet aanwezig 3. licht aanwezig 4. aanwezig 5. in hoge mate aanwezig
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
48
Bijlage VIII Welzijnsindex WHO (versie 1999) (www.beweegkuur.nl, bezocht op 24 april 2013) U wordt gevraagd voor ieder van de vijf uitdrukkingen aan te geven welke het best weergeeft hoe u zich heeft gevoeld tijdens de laatste twee weken. Hogere scores betekenen zich beter voelen. Voorbeeld: Als u zich “Gedurende de laatste twee weken en voor meer dan de helft van de tijd in een “vrolijke en opperbeste stemming” heeft gevoeld, dan kunt u ter hoogte van de eerste regel het vak met nummer 3 in de rechterhoek aankruisen. Gedurende de laatste week
Constant
Meestal
Meer dan de helft van de tijd
Minder dan de helft van de tijd
Soms
Helemaal niet
1. Ik voelde mij vrolijk en in opperbeste stemming 2. Ik voelde me rustig en doelbewust
5
4
3
2
1
0
5
4
3
2
1
0
3. Ik voelde me actief en doelbewust
5
4
3
2
1
0
4. Ik voelde me fris en uitgerust wanneer ik wakker werd 5. Mijn dagelijkse leven was gevuld met dingen die me interesseren
5
4
3
2
1
0
5
4
3
2
1
0
Instructies voor het berekenen van uw score. Om de uitslag te berekenen, moet men de nummers in de rechter bovenhoek van de hokjes die door u aangekruist zijn optellen en de som met 4 vermenigvuldigen. U krijgt dan een uitslag tussen de 0 en de 100. Hoe hoger de uitslag, hoe beter u zich voelt.
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
49
Onderzoeksverslag ‘Zet bootcamp verslaafde jongeren in beweging?’
50