Hoe schri jfje een goede column?
Door: Michiel Hekkens Studentnummer: 1581694 Seminar: Content Design Docent: Madris Duric
Inhoud Hoofdvraag: Hoe schrijf je een goede column? Deelvragen: Welke vorm heeft een goede column? Wat kan ik leren van gevestigde columnisten? Welke inhoud heeft een goede column? Hoe schrijf ik zelf een goede column? Motivatie: Zowel mijn ambities als dromen liggen op gebied van schrijven. In mijn vrije tijd onderhoud ik een blog, ben ik bezig aan het schrijven van een boek en werk ik als eindredacteur bij een onderzoeksbureau. Mocht het niet lukken om de nieuwe Gerard Reve te worden, dan toch op zijn minst de nieuwe Nico Dijkshoorn. In mijn seminar wil ik onderzoeken wat een goede column goed maakt. Aan de hand van de lessen die ik tijdens mijn onderzoek leer, wil ik zelf een column schrijven en zien of het me lukt om deze in een krant gepubliceerd te krijgen. Manier van presenteren: Hoorcollege
Robert M. Pirsig gaat in het boek ‘Zen en de Kunst van het Motoronderhoud’ met zijn zoon op een roadtrip door Amerika. Terwijl hij over de eindeloze wegen in de middle of nowhere rijdt, dwalen zijn gedachten af en begint hij een filosofische zoektocht; een zoektocht naar kwaliteit. Dit is hetzelfde als wat ik ga doen in dit seminar: ik ga op zoek naar de kwaliteit in het schrijven van columns. Met als uiteindelijk doel om aan het eind van mijn gemaakte reis zelf een goede column te schrijven. Ik ga op zoek naar wat een column ‘goed’ maakt. Hierbij is het woord ‘goed’ natuurlijk interessant, want wanneer is iets ‘goed’? Bij CMD wordt ons geleerd dat we nooit mogen zeggen dat we iets ‘leuk’ of ‘mooi’ vinden, maar het altijd moeten kunnen onderbouwen, en dit werkt eigenlijk zo in ons gehele schoolsysteem. We leven in een maatschappij die uitgaat van een wetenschappelijke manier van naar dingen kijken, een maatschappij van ratio. Allereerst zal ik het schrijven van columns dan ook op rationele wijze benaderen, door columns op hun vorm te analyseren: op wetmatigheden en controleerbare gegevens. De inhoud laat ik even buiten beschouwing. Eerst zal ik uit de doeken doen waarom ik überhaupt heb besloten op deze zoektocht te beginnen, daarna zal ik aan de hand van de boeken ‘The Art of Column Writing’ en ‘On Writing Well’ een rationele analyse van columns geven.
Waarom behandel ik dit onderwerp? Mijn voornaamste reden om dit onderwerp te behandelen is dat ik er zelf erg gepassioneerd over ben. Ik schrijf zelf regelmatig columns, heb afgelopen jaar een boek proberen te schrijven (zie foto’s) en ben als bijbaan actief als eindredacteur bij een onderzoeksbureau. Het is mijn droom om later iets te kunnen doen met mijn hobby, om bijvoorbeeld de columnist te zijn waar je iedere ochtend smachtend de krant voor opent of de erudiete schrijver die zinnen maakt die je dingen laten zien die je voorheen niet zag. Daarnaast is dit onderwerp ook relevant voor de CMD’er. Columns schrijven gaat over storytelling, het vermogen om een goed verhaal te kunnen vertellen. Storytelling zit door alle disciplines van CMD verweven. Een goed verhaal is wat mensen beweegt om zich aan een bepaald merk te willen binden, om het aan hun vrienden te vertellen en om er een fan van te worden. Kevin Spacey (2015) zegt hier tijdens een conventie voor content-designers over: ‘The only thing that people seek in a product is a well-told story. We just have to give it to them.’
Welke vorm heeft een goede column? Voor je een column schrijft, is het raadzaam om het doel van je column in één regel op te schrijven. Lukt dit niet, dan ben je niet klaar om te gaan schrijven, aldus Standring (2007). Als dit is gelukt, kun je proberen om hetgeen je wil schrijven te vertellen aan een vriend. Zodra dit je ook lukt , zonder te spieken op blocnotes of op je laptop, ben je klaar om te gaan schrijven. Tik een eerste versie op je laptop en neem dan de virtuele scalpel ter hand, waarmee je het kaf van het koren kunt scheiden.
De eerste regels van een column bestaan uit een introductie van het onderwerp en laten de richting zien waar de columnist naartoe wil. Daarbij moeten deze regels de lezer prikkelen om verder te lezen. Om dit te bewerkstelligen, gebruikt een columnist vaak humor om serieuze zaken te persifleren. Iedere alinea die volgt na de eerste, moet verder bouwen op de in de eerste alinea geponeerde stelling. Als voorbeeld van een goede inleiding heb ik het volgende voorbeeld uitgekozen, het begin van een column waarin steniging van vrouwen in Arabische landen wordt besproken. ‘This is how you stone a woman to death. You bury her up to her neck. Then you heave stones at her head. One imagines her face slowly obliterated, her skull repeatedly broken.’ De schrijver had kunnen ook kiezen voor een meer gematigde aanpak. Hij had kunnen vertellen hoeveel vrouwen er dit jaar slachtoffer werden van steniging in Saudi Arabië. Hij had kunnen vertellen dat de ‘vergrijpen’ waarvoor ze werden veroordeeld geen echte vergrijpen zijn. Hij kunnen vertellen hoe immoreel deze manier van rechtspraak is. Hoewel de boodschap van deze beschrijving in feite hetzelfde zou zijn als bovenstaand stuk, is de kans groot dat het de lezer niet raakt. Hij wordt immers al iedere dag aangesproken met onrecht in de wereld. Door het op deze manier te beschrijven, liggen de onthoofde vrouwen plots gestenigd in je achtertuin en grijpen ze je onherroepelijk bij de ballen. Door je mee te nemen in het gruwelijke proces raak je er als lezer emotioneel bij betrokken; dat gebeurt veel minder snel als er voor een meer zakelijke aanpak wordt gekozen.
On Writing Well van William Zinsser (1974)
The Art of Column Writing van Suzanne Standring (2007)
William Zinsser heeft jarenlang lesgegeven aan schrijvers op de universiteit van Yale. Zijn boek ‘On Writing Well’ (1974) wordt veelal gezien als een handboek voor beginnende schrijvers, en dit boek heb ik dan ook onder andere gebruikt om de kunst van het schrijven van columns te onderzoeken. Waar het boek van Zinsser meer over schrijven in het algemeen gaat, daar richt Suzanne Standring zich specifiek op het schrijven van columns. Zij beroept zich hierbij op beroemde columnisten als Arianna Huffington en Pete Hamill. Haar boek ‘The Art of Column Writing’ heb ik gebruikt als tweede bron.
De belangrijkste lessen uit zijn boek over het schrijven van columns zijn de volgende. Een column is doorgaans ongeveer zeshonderd woorden lang, maar veel hangt af van de hoeveelheid woorden die een columnist krijgt toebedeeld. Een column bestaat uit een persoonlijke mening, waarbij het niet nodig is om objectief te zijn. In tegendeel zelfs, William Zinsser predikt het credo ‘don’t pee down both legs’, oftewel: kies een duidelijke invalshoek en belicht niet allebei de kanten. Wel is een columnist volgens hem verplicht deze mening te baseren op controleerbare feiten. Hoewel een column over een persoonlijke mening gaat, dienen zinsneden als ‘ik denk’, ‘naar mijn mening’ of ‘soms dringt het tot me door dat..’ te worden vermeden. Dit leidt namelijk af. Als de column over een persoonlijke ervaring gaat, overdrijf dan niet en verzin geen gebeurtenissen of personages. Het is de taak van een columnist om zijn visie te geven en verslag te doen van het échte leven; fictie hoort hier niet in thuis, tenzij de columnist de lezer hiervan op de hoogte stelt. Zorg voor origineel taalgebruik, maar vermijdt het gebruik van te veel bijvoeglijke naamwoorden. Hierbij zou ik graag een voorbeeld aan willen dragen van een column waarin de columnist duidelijk gebeurtenissen verzint, maar waarbij dit volgens de theorie geoorloofd is. In deze column van James Worthy (2015) verdraait de schrijver de werkelijkheid door het leven in Amsterdam te doen voorkomen alsof het een door oorlog verscheurd Afrikaans oord is. ‘Op de dag dat ik niets meer van hem hoorde, belde ik hem op terwijl ik langs de grachten liep en uiteindelijk hoorde ik zijn ringtone ergens in de buurt van de Westertoren. Ik wilde hem meenemen, zijn lichaam begraven, maar toen ik hem optilde, schoot een sluipschutter twee waarschuwingsschoten in de ribbenkast van mijn eerstgeborene. Mijn zoon is kennelijk een onmisbare bokaal in de prijzenkast van de duivel.’ Naast deze narratieve truc om het onderwerp voor de lezer van een ‘ver van mijn bed’-show te veranderen in iets dat in zijn eigen achtertuin plaatsvindt, zit er nog een belangrijke kracht van de columnist in dit stuk verborgen, namelijk het origineel verwoorden van hetgeen je vertellen hebt. Zie hiervoor de laatste zin uit het stuk: Mijn zoon is kennelijk een onmisbare bokaal in de prijzenkast van de duivel. De columnist had ook kunnen zeggen: ‘het was mijn zoon blijkbaar niet gegund om een lang leven te leiden,’ maar de woorden van de schrijver strelen de oren (en dan in het bijzonder de romantische kunstenaarsoren. Hier kom ik later op terug). Een creatieve manier om je boodschap te verwoorden, zorgt ervoor dat een artikel boven het maaiveld uitsteekt en dat er echt een gevoel bij de lezer wordt opgewekt. Als voorbeeld hiervan heb ik een column van Nico Dijkshoorn uitgekozen, waarbij hij schrijft over Fernando Ricksen. Ricksen is een voetballer wiens filmsterrenbestaan wordt gekenmerkt door dagenlang bivakkeren in stripclubs, absurde aankopen van zijn miljoeneninkomen en coke snuiven van de borsten van prostituees. Op het moment dat iedereen in een uitzending van De Wereld Draait Door verwacht dat hij hier de nodige zeemansverhalen over zal vertellen, onthult Ricksen echter dat er zonet ALS bij hem is geconstateerd. Nico Dijkshoorn omschrijft dit moment als volgt: ‘Daar zat hij, het fenomeen. Hij zag er goed uit. Al Pacino in Scarface. Strak hemd. Goed jasje. Ricksen zou ons tien minuten lang vertellen wat hij in vrouwen had geduwd en wat hij in zijn neus had geduwd. Het liep anders. Ricksen brak midden in de uitzending in tweeën. Hij huilde. Bij hem was een dag eerder ALS geconstateerd. Weg waren de helikopter en het gepomp op een Miss World. We zagen zijn kwetsbaarheid. De wanhoop. Hij vertelde nog wel wat verhalen, maar zijn ziekte hing als een koude winterjas om zijn schouders. Het ene moment straal je van geluk en een moment later sta je te janken aan een graf. Ricksen herinnert ons daaraan. Tegen zijn zin. Sterkte, Fernando.’
In dit stuk is het niet zozeer de beeldspraak die ik bewonder, maar meer de manier waarop Dijkshoorn het tragische verhaal van Ricksen in het contrast tussen leven en dood giet, waarmee we als mens allemaal te maken krijgen. Het ene moment sta je aan de vooravond van de presentatie van een ongetwijfeld succesvol boek, een moment later wordt er ALS bij je geconstateerd en ben je ten dode opgeschreven.
Er zijn echter ook gevallen waarin het puur de beeldspraak is waardoor een column schittert. Waarbij een column niet een tragische gebeurtenis beschouwt, maar een nietszeggende gebeurtenis. Misschien schuilt hierin wel de grootste kracht van de columnist, het alledaagse bijzonder kunnen maken. Als voorbeeld hierbij wil ik opnieuw James Worthy (2015) citeren. ‘Mijn eerste sigaret rookte ik voor de deur van Paradiso en ik voelde vrijwel direct dat het slecht voor me was. Vlinders van schuurpapier vlogen door mijn longen en mijn vingers roken naar de omhelzingen van wijlen opa. En al die majesteitelijke rook. Die prachtige, witte slierten in de lucht, sensueel kronkelend als de tenen van een vrouw die klaarkomt. De tenen van een teerbeminde.’ Persoonlijk bewonder ik dit stuk enorm, en dan met name om de getoonde creativiteit. Een dergelijk hoog niveau van dubbelzinnigheid en beeldspraak kom ik niet vaak tegen. Een nietszeggende gebeurtenis – het roken van een eerste sigaret – wordt zodanig verwoord dat het een kunstwerk is. Om te horen wat een gevestigde columnist denkt waarin de kracht van een column in zit, heb ik de auteur van het bovenstaande stuk benaderd. James Worthy zei hierover: ‘Mijn visie? Neem de tijd. Provoceren is te makkelijk. Geloofwaardigheid zit niet in de waarheid vertellen, maar in mooie, rake zinnen. Als columnist heb je niets met de waarheid te maken, althans, niet veel, alles draait om gevoel. Het opwekken ervan. Het overbrengen. En voor de rest is het gewoon erg belangrijk dat je het met plezier doet. Een column schrijven is geen schnabbel of een simpele bezigheid, het is een kunst. Welke inhoud heeft een goede column? De contouren van een goede column worden langzaam duidelijk: de vorm van de mal waarin de inhoud wordt gegoten. Een column moet een persoonlijke mening verwoorden, moet creatief taalgebruik bevatten, een onverwacht of een pakkend einde hebben en zich berusten op feiten. Maar nu we weten wat de factoren van een succesvolle column zijn, kunnen we dan ook een goede column schrijven? Nee, want anders zou iedereen het wel doen. We beheersen de vorm, maar nu moeten we nog weten hoe we kwalitatief goede inhoud schrijven. In tegenstelling tot de vorm – die hetzelfde blijft – is inhoud echter niet te analyseren. Hij verschilt steeds, de ene keer gaat een column over iemands relatie met de plaatselijke viskraamuitbater en de andere keer gaat het over een analyse van een Tweede Kamer-debat.
Tijdens zijn motorreis door Amerika peinst Robert Pirsig over dezelfde vraag. Hoe manifesteert zich de aanwezigheid van kwaliteit nu in een dergelijk stuk? Als oplossing zegt hij dat mensen op twee manieren ergens naar kunnen kijken, op de Klassieke manier en op de Romantische manier. De Klassieke manier hebben we zojuist besproken: een wetenschappelijke manier waarbij analyse en feiten voorop staan. De Romantiek is gebaseerd op esthetiek en gevoel. Dit komt ook terug in de woorden van James Worthy. Hij zegt dat het schrijven van columns een kunst is, en dat columns een gevoel op moeten wekken. Pure romantiek! De Romantiek kent zijn oorsprong in de Oosterse filosofie. Waar Aristoteles ons de Klassieke manier van denken aanleerde, zo gebeurde dat in het Oosten onder andere met het Taoïsme. In deze leer wordt onder andere gesteld:
‘De essentie van Tao is dat het niet uitgedrukt kan worden. Als men denkt het wel te kunnen uitdrukken, dan is het niet Tao. Tao is immers vormloos en niet gebonden aan een vorm. Tao voedt alles. Het creëert de gewenste ordelijke patronen in de chaos. Maar de wens naar ordelijke patronen zal nooit vervuld worden. Men kan alleen maar op het pad blijven van de zoektocht. In de Taoïstische leer is Tao de kwaliteit van die zoektocht. Een (levens)kunstenaar is iemand die de nadruk legt op het bewandelen van de weg in plaats van op de bestemming.’
In deze woorden kunnen we enige verklaring vinden van de obstakels op onze weg om een goede column te schrijven. Net als Tao is een column niet gebonden aan een vorm en kunnen we constateren dat we – ondanks de Klassieke analyse – de kwaliteit ervan niet kunnen uitdrukken. Bovendien is het Taoisme gestaafd op een holistisch wereldbeeld, wat betekent dat het geheel niet verklaard kan worden door de som van zijn componenten. Ook dit zien we terug in de column, waar de som van alle geanalyseerde componenten niet genoeg blijkt om de kwaliteit ervan te verklaren. Romantische kwaliteit zit hem zoals gezegd in gevoel en in esthetiek, die zoals we zojuist zagen onverklaarbaar zijn. De Westerse wereld, een wereld gestaafd op de Klassieke manier van denken, veroordeelt deze Romantische manier van denken vaak. Want kijken met een Romantisch oog is toch gewoon alleen maar kijken naar wat iemand bevalt? Dit klopt, behalve het denigrerende ‘gewoon alleen maar’, een typische Klassieke reactie op een gevoel dat zijn oorsprong kent in de Romantiek. Klassieken verachten de Romantici omdat ze oppervlakkig zijn, Romantici verachten de Klassieken omdat er geen gevoel in zit. Zonder het Romantische oog ziet een kale muur er echter net zo mooi uit als een schilderij. Zonder het Romantische oog klinken nagels op een krijtbord hetzelfde als een LP van David Bowie. Zonder het Romantische oog is iedere column even goed, of even slecht. Het lijkt een dualistische, onverenigbare wereld, maar Robert Pirsig concludeert het daarmee niet eens te zijn, daar op die snikhete motor in de woestijnlanden van de Verenigde Staten. Er is namelijk een derde entiteit, en dat is Kwaliteit. Het is de entiteit die de andere twee verbindt. Kwaliteit is de kracht die een amoebe zich uit de voeten laat maken als er zuur in de buurt is. Als de amoebe intelligenter zou zijn, zou hij zoeken naar analogieën om dit te begrijpen. Vanuit de Romantiek zou hij de Klassieke manier van denken inrollen, een brug tussen beide systemen.
In het brein van de mens komt dit neer op een verschil in de pre-intellectuele fase en de analytische fase. Je neemt iets waar en voordat je erover na gaat denken, behaagt het je. Dit kan voor verschillende mensen anders zijn, aangezien iedereen zijn wereld is opgebouwd uit verschillende analogieën en ervaringen. Daarna komt de intellectuele fase en komt de Klassieke manier van denken aan bod. Samengevat wordt Kwaliteit, de brug tussen Romantiek en Klassiek, tussen objectiviteit en subjectiviteit, als volgt door Pirsig (1974) omschreven : ‘Kwaliteit is een prikkel die ons opgedrongen wordt op de wereld te scheppen.’
Hoe schrijf ik een column van de hoogst mogelijke kwaliteit? Ik kan mijn column op Klassiek niveau zo goed mogelijk maken door mij te houden aan de wetten van de experts die er verstand van hebben. Ik kan hier de vorm van mijn column op baseren. De kwaliteit van de inhoud is echter gestaafd op pre-intellectuele kwaliteit, waardoor ik geen houvast heb aan Klassieke argumenten tijdens de creatie hiervan. Ik kan alleen maar rekening houden met wie ik blootstel aan mijn column. Ik kan de column het beste laten lezen door mensen die ongeveer dezelfde analogieën als ik hebben opgebouwd. Dan zal er de grootste kans zijn dat ze de kwaliteit van mijn column erkennen. Om te laten zien dat mijn theorie ‘werkt’, zou ik graag willen proberen om mijn column in een medium gepubliceerd te krijgen. Ik ben hierbij uitgekomen bij de Metro lezerscolumn. Hierbij wordt een column gekozen die gepubliceerd wordt in 510.000 dagbladen en waarvoor de schrijver honderd euro krijgt. Hieronder zal ik een column proberen te schrijven naar mijn eigen gevonden regels. Allereerst moet ik volgens Standring (2007) in één zin kunnen beschrijven wat het doel van mijn column is. Mijn eerste idee is om te beschrijven wat er zou gebeuren als iedereen altijd eerlijk zou zijn, door situaties van vroeger te vergelijken met nu. Dit wil ik doen aan de hand van het lied ‘Het dorp’ van Wim Sonneveld, waarin hij vertelt over hoe vroeger alles beter was dan nu.
Willem Sonneveld
De oorsprong hiervan ligt in mijn verbazing over het feit dat officieren van de SS een doodshoofd op hun pet droegen. Je zou in eerste instantie zeggen dat de Duitsers vroeger dachten dat zij het moreel gezien bij het rechte eind hadden, zoals alle partijen in een oorlog dat hebben. Door doodshoofden op hun petten af te beelden lijken ze echter te erkennen dat ze de slechteriken zijn. Ik denk dat in de huidige tijd een dergelijk fenomeen niet meer voor zou kunnen komen, door de persvrijheid en de vele vormen van informatietoevoer die de bevolking heeft. Vroeger was het alleen Josef Goebbels die burger vertelde wat er allemaal in het land gebeurde, tegenwoordig analyseren ontelbare media alle achtergronden van elk nieuwsfeit. Tussen beide tijden wil ik graag een brug bouwen met behulp van Wim Sonneveld, die in zijn lied de eenvoud van vroeger roemt.
Met dit in het achterhoofd wil ik in mijn column speculeren over wat er zou gebeuren als men altijd zijn intenties duidelijk zou maken en nooit zou liegen. Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren als Henk Kamp met een doodshoofd op zijn nette pak gespeld naar Groningen ging om de mensen te vertellen dat het hem niets kan schelen dat hun huizen wegzakken en dat hij puur vanwege maatschappelijke druk de gaskraan een beetje meer dicht draait. Dit stuk wil ik beginnen met een variatie op de eerste regels van ‘Het dorp’: Thuis heb ik nog een anzichtkaart, van Heinrich Himmler op de Maliebaan. Een doodshoofd schittert op zijn pet. Anton Mussert lachend aan zijn zij. Mannen in zwart, nors op een rij. Een fascistisch wijsje op trompet. Uiteindelijk heb ik er toch vanaf gezien om een dergelijk onderwerp te behandelen in mijn column. Ik merk dat ik te veel in de knoop raak in vergezochte gedachtespinsels die weinig kans hebben om in de smaak te vallen bij het publiek van Metro: forenzen die – met de slaap nog in hun ogen – een leuke, luchtige column willen lezen. Op Romantisch vlak zal ik meer toenadering moeten zoeken naar de analogie van mijn doelgroep. Hierdoor ben ik uitgekomen bij mijn tweede concept. Ik wil alle ontberingen en het genot van het bezoeken van een festival aan de lezer duidelijk maken, aan de hand van mijn persoonlijke ervaring op het festival Soenda, dat ik zestien mei heb bezocht.
De gelukszoeker ‘Doorlopen!’ schreeuwt een in het zwart geklede man me toe, terwijl hij mij aankijkt alsof ik een hond ben die zojuist op zijn gazon heeft gescheten. Samen met honderden andere gelukszoekers sta ik in een smalle doorgang. Om ons heen bevinden zich ijzeren tralies. We kunnen geen kant op. Ik moet onwillekeurig denken aan de betegelde gangen van een slachthuis, die ik voor het eerst zag in een filmpje van PETA en vele malen in mijn nachtmerries. Ik ben één van de kalveren die aarzelend naar voren schuifelt. In de inleiding introduceer ik het onderwerp, maar probeer ik het tegelijkertijd in nevelen te hullen. De lezer weet niet precies waar het over gaat en ik poog hem op het verkeerde been te zetten door te doen voorkomen alsof het over een vluchteling gaat. Deze ‘truc’ pas ik toe om te lezer te prikkelen om verder te lezen. Hij grist mijn tas uit mijn handen, haalt al mijn eten en drinken eruit en stopt het in een zak. Ik wil protesteren maar voor ik iets kan zeggen snauwt hij: ‘Als het je niet bevalt, dan rot je maar op.’ Ik besluit te zwichten voor deze Aboutaleb-adept en loop snel het terrein op dat ons is toegewezen. Het is niet veel meer dan een stuk gras met een hek eromheen. Een vijftal omvangrijke tenten zal duizenden mensen moeten huisvesten; op enkele voedselpunten rust de zware taak om dezelfde menigte in leven te houden.
Alles is hier op de bon. Wat voorheen voor mij een alledaags product was, is nu pure luxe. Thuis liggen vast nog wel een paar bananen zwart te worden in een vergeten kastje, maar hier zijn ze bijna onbetaalbaar. Aan mijn linkerhand passeer ik een paar primitieve hokken, waarin we allemaal onze behoeften moeten doen. Nu al is de grond veranderd in een drassige modderpoel en drijven plastic bekers als ijsschotsen door een zee van urine. De volgende alinea’s bouwen verder op deze inleiding en beschrijven hoe de bezoeker het betreden van het festival ervaart. Nog steeds is echter onduidelijk dat het om een festivalbezoeker gaat. Geïnspireerd door James Worthy heb ik daarnaast ook geprobeerd om origineel taalgebruik toe te passen, door het gebied van de toiletten als volgt te omschrijven: ‘Nu al is de grond veranderd in een drassige modderpoel en drijven plastic bekers als ijsschotsen door een zee van urine.’ Daar mijn eigen vocht is afgepakt, loop ik naar een tentje waar men drinken uitdeelt. De menigte dringt en probeert ongeduldig de aandacht van de weinige medewerkers te trekken. Zodra de overvloed is verdwenen blijft er niets meer over van onze zorgvuldig bedachte sociale afspraken, besef ik. Met het geduld van een brandende monnik ontwijk ik de ellebogen van alle andere dorstige mensen en wacht ik tot mij een klein bekertje wordt aangereikt. Ook in de hierop volgende alinea probeer ik te spelen met origineel taalgebruik, door het geduld van de ik-persoon te omschrijven als dat van een ‘brandende monnik.’ Als ik wegloop streelt plots een doorbrekend zonnetje mijn gelaat. Ik laat mij achterover in het gras vallen en neem mijn bluswater tot me; een ferme slok bier. Om mij heen huppelen kortgerokte meisjes en zwalken bedwelmde feestgangers over het veld als Lance Armstrong op de flanken van de Mont Ventoux: onvermoeibaar en vol verboden middelen in hun lijf. Vanuit een van de tenten speelt de bassist de eerste klanken van mijn festivalseizoen. Ik sluit mijn ogen. En geniet. Tot slot volgt de alinea waarin de twist plaatsvindt. Waar alle voorgaande alinea’s deden vermoeden dat het om een vluchteling in een kamp ging, blijkt het opeens te gaan over een festivalbezoeker. In eerste instantie wilde ik gaan voor een einde waarin de ik-persoon werd aangesproken door een meisje in een jas van Unicef, die hem om een bijdrage vroeg voor de bootvluchtelingen in Indonesië. Een meisje in een blauwe jas van Unicef loopt op me af en vraagt: ‘Zou je iets willen doen voor bootvluchtelingen in Indonesische opvangkampen?’ Ik knik glimlachend naar haar en schrijf me in als donateur. Dat is wel het minste wat ik kan doen voor hen die nooit het genot van het eerste festival van het jaar zullen kennen. Ik heb hier echter vanaf gezien omdat ik dacht dat ik anders zou afwijken van mijn oorspronkelijke boodschap: het beschrijven van de ontberingen en het genot van een festivalbezoek. Ik vreesde ervoor dat het stuk anders te veel een politieke lading zou krijgen, in plaats van de luchtigheid die ik op het oog had. Bovendien wil ik het bezoeken van een festival niet daadwerkelijk vergelijken met het verblijf in een vluchtelingenkamp. Dit zou het lot van de vluchtelingen bagatelliseren en daar ben ik natuurlijk niet op uit. Het moeilijkste aan het schrijven van deze column vond ik om de originele manier van beschrijven te verzinnen. Dit is niet heel verwonderlijk, aangezien dit een vaardigheid betreft die kan worden toegeschreven aan de Romantiek. De opbouw en het geraamte van de column kon ik aan de hand van mijn onderzoek vormgeven, maar het creatieve gebruik van taal berust vooral op inspiratie. En net als een gevoel is inspiratie ongrijpbaar. Zo is mijn ervaring dat de metaforen slap en ongeïnspireerd kunnen zijn na urenlang broeden, maar geniaal en origineel tijdens een stil moment op het toilet. Zo vond ik zelf de dubbelzinnigheid van ‘de gelukszoeker’ wel goed gevonden.
Tot slot Uiteindelijk is mijn column uitgekozen door de redactie van Metro en stond ik afgelopen dinsdag in 510.000 Metro’s, die door 1,3 miljoen mensen wordt gelezen. Ik ben heel blij dat ik voor dit onderwerp heb gekozen om in mijn seminar te behandelen, want hierdoor is voor het eerst een van mijn stukken gepubliceerd. Hopelijk volgen er nog velen!
Bronnen Zinsser, W. (1974). On writing well. (30ste druk) New York: HarperCollins Publishers Standring, S. (2007) The art of column writing (ebook). Marion Street press. Pirsig, R.M. (1974) Zen en de kunst van het motoronderhoud. HarperTorch. Dijkshoorn, N. (2014) Met de punt naar voren. Voetbal International Worthy, J. (2015) Teerbeminde. Geraadpleegd op 3 mei 2015 van http://www.metronieuws.nl/columns/2014/11/teerbeminde Worthy, J. (2015) Eerlijk oversteken. Geraadpleegd op 3 mei 2015 van http://www.metronieuws.nl/columns/2015/04/eerlijk-oversteken Borst, H. (2014) Raar he, ik weet er niks meer van. Algemeen Dagblad, editie 25 oktober 2014. Hekkens, M. (2015) De gelukszoeker. Metro, editie 26 mei 2015. Spacey, K. (2014) How to be a good storyteller in marketing. Geraadpleegd op 14 mei 2015 van https://scripted.com/content-marketing-2/kevin-spacey-content-marketing-storytelling/