onderzoeks verslag seminar
1
Kasper Mol 1644294 JDE-SCONT.3V-13 Docent: madris duric aantal woorden: 3534
Inhoudsopgave
Inleiding Blz. 3 Deelvraag 1 Blz.4 deelvraag 2 Blz.6 Deelvraag 3 Blz.8 conclusie Blz.11 bijlage 1 Blz.12 bronnenlijst Blz.13
2
Inleiding Voor mij komt presenteren voor zolang als ik kan heugen al vrij natuurlijk, ik heb er zelf nooit problemen mee gehad of angsten bij ervaren. Maar voor veel andere is dit nog steeds een gevoelig iets waar veel problemen of angsten bij worden ervaren. Dit heeft mij altijd al geïntrigeerd, vooral omdat ik het mijzelf niet zo goed kan voorstellen. Maar een angst voor presenteren is lastig, zeker in het CMD vakgebied kan dit voor veel lastige situaties zorgen. Hierdoor besloot ik voor mijn seminar eens te kijken naar het fenomeen presentatie angst. En dan geen seminar over het fenomeen presentatie angst, nee ik wou kijken of ik de mensen die dit ervaren een soort van steun kon bieden. Of ik een oplossing of in ieder geval een hulpmiddel kon formuleren voor ze. Dit was van te voren een heel nobel idee, maar in werkelijkheid is angst natuurlijk een hele complexe emotie waarin heel veel elementen mee spelen. Een universele oplossing vinden was dus redelijk vroeg uitgesloten, maar een steunpaal bieden stond nog wel op de planning dus daar ben ik op door gegaan. Voor deze seminar heb ik de volgende hoofd en deelvragen opgesteld Hoofdvraag: Is er een manier om mensen met presentatie angst ondersteuning te bieden? Deelvraag: Waar komt angst vandaan? Deelvraag: Kunnen mensen met presentatie angst geholpen worden? Deelvraag: Is er een manier om steun te bieden bij verschillende vormen van presentatie angst?
3
Deelvraag 1 Waar komt angst vandaan? Angst is een emotie (Davis M, 1992) die wij als mensen ervaren als gevolg van ons bevinden of het waarnemen van een bedreigende situatie, meestal leidend tot vermeiden of vluchten van deze bedreiging. Angst wordt beschouwd als een mechanisme dat nodig is voor de mens om in leven te blijven. Dit kan leiden tot een fight or flight situatie (Jaak Panksepp, 1998), waarbij men of de confrontatie aangaat met de prikkel of juist deze gaat ontwijken. Angst kan verschillende gevolgen met zich mee brengen, zo ook de angst voor presenteren. Een aanwezigheid van angst kan zich in verschillende vormen tot uiting brengen. Dit kan variëren van kleine fysieke kwaaltjes als rood worden of zweet handen, tot mentale fenomenen als angst voor het falen of het vluchten van de presentatie. Wat gebeurt er in de hersenen? In de hersenen zijn verschillende segmenten van het brein betrokken bij de waarneming en verwerking van angst gevoelens. De amygdala De amygdala, ook wel bekend als de amandelkern vanwege zijn vorm, is een kern van neuronen gelegen in de hersenen. Ieder mens bezit twee amygdala’s, een voor elke hersenhelft. Beide amygdala’s maken onderdeel uit van het limbische systeem, ook staan beide in verbinding met de prefrontale cortex (Davis M, 1992). Deze verbinding speelt een cruciale rol in de verwerking van weerzinwekkende prikkels en het reguleren van angst. De amygdala legt verbanden tussen de prikkels en informatie die van verschillende zintuigen binnenkomt en koppelt hier een emotie aan. Je zou bijna kunnen stellen dat de amygdala verantwoordelijk is voor de manier hoe wij reageren op prikkels. Bij het ervaren van een nieuwe situatie of nieuwe prikkels beslist de amygdala welke emotionele reactie het meest zinvol is. De reactie op prikkels die angst ervaren kan vanuit de amygdala erg snel en volledig (bijna als een reflex) plaatsvinden. Hierdoor ervaar je ook zo snel angst bij het waarnemen van een situatie waar je eerder angst gevoelens bij hebt gehad. De rol van de amygdala bij de emotie angst is alom bekend, echter blijkt steeds vaker uit onderzoek dat deze ook betrokken is bij andere emotionele reacties als agressie en seksueel gedrag. Door bepaalde situaties en ervaringen een emotionele waarde te geven en deze ook vast te leggen met behulp van de hippocampus, wordt een soort gelijke situatie in vervolg makkelijker herkend en kan er sneller gereageerd worden. Je zou kunnen stellen dat de amygdala in dit geval een soort beoordelaar is en beslist hoe jij reageert op bepaalde prikkels. De mediale prefrontale cortex De prefrontale cortex (Jaak Panksepp, 1998) is betrokken bij zowel cognitieve als emotionele functies. Hierbij kun je denken aan dingen als beslissingen nemen, impulsbeheersing en sociaal gedrag. Ook speelt de mediale prefrontale cortex een rol bij het regelen van emoties, over de specifieke functies van de mediale prefrontale cortex wordt echter nog steeds heftig gediscussieerd. De prefrontale cortex staat in verbinding met verschillende lagere delen van de hersenen. Ook bestaan er veel verbindingen door middel van receptoren tussen de mediale prefrontale cortex en het limbische systeem, waarvan de amygdala een onderdeel is. 4
De hippocampus De hippocampus ook wel het zeepaardje genoemd is een onderdeel van de hersenen. De hippocampus is gelokaliseerd aan de binnenzijde van de slaapkwab in de hersenen. Beide hersenhelften bevatten een eigen hippocampus. De hippocampus maakt onderdeel uit van het limbische systeem net als de amygdala. De hippocampus is vooral betrokken bij het opslaan van herinneringen die gekoppeld zijn aan bepaalde gebeurtenissen of feiten. Hier blijkt ook dat het vooral om de context van deze gebeurtenissen lijkt te gaan, zoals gebeurtenissen in je persoonlijke leven of dingen die jij hebt ervaren. Prikkels die als belangrijk worden bevonden, dit zijn meestal piek emoties waarbij er een extreme vorm van een bepaalde emotie wordt ervaren worden opgeslagen in de cortex. Dit kan in sommige gevallen erg lang duren, hierdoor ervaren wij als we jong zijn zoveel hoge emoties omdat we deze nog niet goed kunnen opslaan en daardoor steeds in piekvorm meemaken. Deze drie onderdelen van de hersenen zijn voornamelijk actief bij het ervaren van angst. Als er een oplossing of steunpaal voor presentatie angst wordt ontwikkeld zal deze op een van deze organen in ieder geval invloed moeten uitoefenen. Het liefst op allemaal natuurlijk om een zo veelzijdig mogelijke werking te hebben al moet er wel opgepast worden dat ze elkaar niet gaan tegenwerken.
Angst leren en vergeten Bij het aanleren (Henry C, 2008) van angst komt er informatie van de prikkels samen in de amygdala. Dit activeert de neuronen in in de amygdala. Vanuit dit onderdeel van de hersenen lopen zenuwen naar onder andere de hersenstam. Er ontstaat angst met bijbehorende gedragsveranderingen en lichamelijke veranderingen. Mocht deze angst hevig genoeg zijn of een speciale oorzaak hebben zal deze gekoppeld worden aan die specifieke gebeurtenis en worden opgeslagen in de hippocampus Bij het afleren van angst is er input van mediale prefrontale cortex, die activeert neuronen in amygdala. Dit kan rechtstreeks plaatsvinden, of via een omweg van de uitdovingsneuronen. Beide manieren hebben als gevolg dat de activiteit van angstneuronen in de amygdala verdwijnt. Via deze manier leer je jezelf dus aan om minder heftig op angst te reageren, oftewel er tegen te vechten. Bij het opnieuw ontstaan van angst is de hippocampus onder andere actief. Hier ligt de herinnering aan de oude pijnlijke informatie opgeslagen en deze wordt gecombineerd met de actuele situatie. Hierdoor neemt de activiteit van de uitdovingsneuronen af en is de angst reactie vernieuwd. Neurotransmitters Neurotransmitters zijn stoffen die boodschappen overbrengen in de hersenen door zich vast te klemmen aan een receptor. De neurotransmitters die een rol spelen bij de ervaring en omgang van angst zijn gamma-aminoboterzuur (GABA), serotonine (5-HT) en glutamaat (Glu). Deze drie stoffen hebben echter een hele complexe werking, ze beïnvloeden elkaar maar ook andere neurotransmitters. De oplossing hier in zoeken zou leiden tot een te compliceert iets in de korte tijd die ik heb voor dit onderzoek. Daarnaast zijn deze stofjes niet bij iedereen in de zelfde verhouding aanwezig. Hierdoor zou ik als ik puur focus op deze neurotransmitters geen universele steun kunnen bieden die voor iedereen geschikt is.
5
Deelvraag 2 Kunnen mensen met presentatie angst geholpen worden? Misschien dat het niet mogelijk is voor mij om mensen helemaal van hun angst voor presenteren af te helpen, maar daar gaat het mij niet om. Ik wil graag iets doen voor deze mensen, ze steun bieden. Ook al is het iets wat maar voor 10% helpt, dat zou net dat kleine beetje kunnen zijn wat er voor zorgt dat ze juist gaan presenteren en niet vluchten ervoor. Na flink wat zoeken kwam ik achter een psychotherapie die momenteel al gebruikt wordt bij mensen met fobieën, dus dit zou ook goed toepasbaar kunnen zijn op presentatie angst dacht ik. Ik besloot verder in deze therapie te duiken om een beter beeld van de therapie zelf te krijgen. Contra cognitieve psychotherapie(CGT)(Foolen & Ince, 2013), waar het vooral gaat om het opsporen en omzetten van denk fouten, wordt al veel gebruikt bij angsten en fobieën. Bij deze manier van psychotherapie moet er wel behoefte(Therapiehulp, Z.D.) zijn om iets aan de angst te doen bij de gedupeerde. De hoofdgedachte achter CGT is dat de psychische klachten verbanden hebben met met gedachtes over een situatie die gevoelens en gedrag teweeg brengen. Deze klachten kunnen zich uiten in bedreigende gevoelens of ongemakkelijk voelen. Bij deze therapie wordt simpelweg geprobeerd deze gedachtes te wijzigen of te sturen. Als dit lukt kunnen emotionele gevoelens en onnodig gedrag afnemen of zelfs verdwijnen. Rationeel-emotieve gedragstherapie (RET/REBT) is een vorm van psychotherapie waarbij zowel het verstand als het gevoel een belangrijke rol spelen. RET is een vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT). De grondlegger van de therapie is Albert Ellis (1913-2007) Het ABC van RET De basis van deze therapie ligt in het ABC schema, ook wel het cognitieve model van RET genoemd en ziet er voor presentatie angst bij grote groepen als volgt uit. A - De gebeurtenis, iemand heeft last van angsten tijdens het presenteren voor grote groepen mensen B - De Gedachte, deze persoon zal bij het denken aan de gebeurtenis (A) denken ‘Zo meteen moet ik presenteren voor 200 mensen, ik zal wel weer slecht uit mijn woorden komen’. C - Gevoel/Gevolg, deze persoon zal zo erg bezig zijn met het aantal mensen dat hij/zij juist minder met zijn/haar tekst bezig is en daardoor gaan stotteren. Of in het ergste geval in flight modus terecht komen en de presentatie proberen te ontwijken door deze bijvoorbeeld te delegeren of zich af te melden.
6
Bij CGT is het doel om de gedachte (B) aan te passen zodat deze niet resulteert in een negatief gevolg of negatieve gedachtes. Deze manier van het probleem aanpakken leek mij uitermate geschikt aangezien je niet altijd controle hebt over de gebeurtenis(A). Je hebt echter wel controle over wat er in je hoofd gebeurt dus hier de oplossing zoeken lijkt mij een veel beter idee dan bij de presentatie zelf. Echter ervaart niet iedereen dezelfde problemen of angsten bij het presenteren. Een angst voor presenteren kan zich op vele manieren uiten. Dus de oplossing zal ook op verschillende manieren moeten werken. Ik besloot de oplossing te koppelen aan een van de 3 delen waar angst vandaan komt in de hersenen. Natuurlijk kan ik niet elke uiting van presentatie angst in deze gelimiteerde tijd onderzoeken en een passende oplossing voor zoeken. Dus ik besloot voornamelijk te kijken naar de elementen die vaak voorkomen bij mensen, en dan vooral de CMD studenten. Het werd na een aantal gesprekken met deze CMD studenten die presentatie angst ervaren al snel duidelijk dat het lokaliseren of identificeren van de oorzaak van hun angst niet erg makkelijk was. Op de vraag waar ze dan bang voor waren bij het presenteren kreeg ik bijna elke keer als antwoord dat ze gewoon bang waren. Terwijl als ik door ging vragen en aan de hand van voorbeelden bepaalde stappen met ze doorliep er veel betere antwoorden uit kwamen.
7
Deelvraag 3 Is er een manier om steun te bieden bij verschillende vormen van presentatie angst? Zoals al eerder aangegeven wil ik graag iets meegeven aan de mensen met presentatie angst, ze een steunpaal of hulpmiddel bieden. Echter ligt dit helaas niet zo makkelijk als het klinkt. Veel van de cursussen die aanbieden je te leren presenteren zijn gebaseerd op het feit van puur oefenen. Nu kan dit voor sommige mensen erg goed werken omdat het bij hun een kwestie van gewenning is. Zij moeten leren verdovingsneuronen aan te maken zodat de amygdala ze niet constant in flight modus zet. Echter is dit niet voor iedereen de juiste oplossing, aangezien niet elke vorm van presentatie angst dezelfde bron heeft. Al snel realiseerde ik mij dat ik met twee grote problemen zat als ik echt een bron van steun wou ontwikkelen voor de mensen met presentatie angst. Het eerste probleem was dat de bron van angst en de manier van aanvechten niet bij iedereen hetzelfde was en een dus niet een oplossing kon zijn, dit moest een combinatie van meerdere oplossingen worden. Daarbij kwam nog het probleem dat het identificeren van je angst erg moeilijk is voor veel mensen. Mijn oplossing zou dus een combinatie van zowel verschillende oplossingen moeten zijn als een manier om mensen te helpen bij het identificeren van de bron van hun angst. Ik ben begonnen met het kijken naar welke technieken bij RET therapie worden toegepast (Foolen & Ince, 2013) en welke voor mijn oplossing bruikbaar zouden kunnen zijn. Hierbij was ik al een beetje bezig met koppelen van oorzaak van angst aan het hulpmiddel. Hierbij keek ik naar uit welke van de drie hersendelen de meeste input moest komen om de angst te bestrijden. Uiteindelijk viel de keuzen op 5 bestaande technieken van de vele die bij RET therapie worden gebruikt. Elk van deze technieken speelt in op een of meerdere onderdelen van de hersenen die te maken hebben met de beleving of de regulatie van angst. Nu is voor mij alleen nog de klus om mensen die last hebben van presentatie angst bij de voor hun meest geschikte techniek te brengen. Echter kun je mensen niet gewoon vragen waar ze precies last van hebben zoals ik al eerder aangaf. Daarom viel voor mij de keuze op het ontwikkelen van een model die mensen hierin begeleid (bijlage 1). De meest geschikte vorm hiervoor was een flowchart naar mijn idee. Dit aangezien ik in een flowchart de meest voorkomende vormen van presentatie angst kon betrekken en door middel van gerichte vragen te stellen mensen zo naar de voor hun meest geschikte techniek kon leiden.
8
Socratisch dialoog Bij een socratisch dialoog (Socratisch gesprek, Z.D.) neem je de vorm aan van een persoon met weinig kennis over het onderwerp of de gebeurtenis om zo door middel van alleen maar vragen te stellen de ander fouten in zijn logica te laten zien of hem/haar tot nieuwe inzichten te laten komen. Deze techniek zou voor mensen die rood aanlopen tijdens het presenteren of vlak voor het presenteren erg van pas kunnen komen om zichzelf in een kalmere staat te laten verkeren. Door met zichzelf het gesprek aan te gaan waarom ze rood aanlopen en wat dit teweeg brengt kunnen deze individuen zichzelf in een status van acceptatie en rust brengen. Werkt op: Het socratisch dialoog is een goeie manier om de aanmaak van verdovingsneuronen in de prefrontale cortex te stimuleren. Hierdoor oefent deze druk uit op de amygdala om minder heftig op de prikkels die angst veroorzaken te reageren en zal de uiteindelijke reactie minder erg woorden. Daarnaast kan deze techniek ook erg goed helpen bij het bij het kalmeren van mensen met zenuwen voor juist deze specifieke presentatie. Voor mensen die onrust ervaren in de aanloop naar een presentatie kan dit ook een goede methode zijn om bij zichzelf wat meer rust te creëren door bij zichzelf na te gaan waarom ze nou juist zo bang zijn Meerdimensionaal evalueren Deze methode(Gedachten uitpluizen, 2012) is erg nuttig voor mensen die zichzelf op een dimensie beoordelen. Bijvoorbeeld ‘Ik ben niet goed in presenteren want ik praat met een accent’. Bij meerdimensionaal evalueren ga je met een neutraal staand persoon het gesprek hierover aan. De neutrale persoon vraagt jou kwaliteiten te noemen die leiden tot het slecht kunnen presenteren, maar spoort vooral aan om kwaliteiten te noemen die leiden tot het goed kunnen presenteren. Vervolgens laat de neutrale persoon de gedupeerde zichzelf op alles een cijfer geven. Vervolgens wordt dit vergeleken met andere personen die de gedupeerde kent, dit kunnen vrienden zijn maar de neutrale persoon kan dit ook sturen door mensen erbij te roepen die de gedupeerde kent van bijvoorbeeld de media en waarvan deze weet dat ze laag zullen scoren. Als laatste word alles met elkaar vergeleken en mocht dit goed uitgevoerd zijn en de neutrale persoon alles goed uitgevoerd hebben dan zal de gedupeerde met een beter zelfbeeld en meer vertrouwen in zichzelf het gesprek afronden. Werkt op: Het meerdimensionaal evalueren werkt in op de hippocampus waar onze herinneringen aan prikkels liggen opgeslagen en op de amygdala. Deze techniek is erg bruikbaar voor mensen die aan hun eigen kunnen twijfelen. Dit kan komen doordat ze bang zijn de aandacht van het publiek niet vast te kunnen houden of doordat ze bijvoorbeeld zich zorgen maken dat een van de mensen in het publiek meer verstand van zaken heeft. Door met behulp van een tweede persoon jezelf te schalen tegenover andere kan dit voor een enorme stijging in je zelfvertrouwen en zekerheid zorgen. Hierdoor zal je amygdala ook eerder geneigd zijn om niet toe te geven aan signalen uit de hippocampus en ga je juist tegen de angst in.
9
Cognitieve herstructurering Bij cognitieve herstructurering wordt er gezocht naar de de gedachte (B) die het negatieve gevolg veroorzaakt. Vervolgens word deze gedachte uitgedaagd. Hierbij worden vragen gesteld zoals: ‘Wat zou er gebeuren als ik niet meer uit mijn woorden kom?’. Vervolgens wordt de aandacht gefocust op het formuleren van betere ofwel helpende gedachtes. Deze worden ook wel coping statements genoemd. Gedragstherapeuten stellen dat verandering pas gebeurd als er een verandering plaatsvindt in de betekenis die een persoon verleend aan de wereld (A)(Braet & Scholing, 1999). Dit impliceert dat ‘cognities moeten worden herstructureert’. Werkt op: De techniek cognitieve herstructurering is een techniek die zich volledig focust op druk uit oefenen op de hippocampus. Door deze uit te dagen om samen te denken aan de gevolgen worden de prikkels minder hevig die de hippocampus afgeeft aan de amygdala. Hierdoor zal deze minder snel hierop reageren en hebben de verdovingsneuronen die de mediale prefrontale cortex naar de amygdala stuurt een betere werking. Hierdoor zul je beter met je angst kunnen omgaan. Exposure Exposure is het onder begeleiding blootstellen van de gedupeerde aan de situatie (A) die de negatieve emoties (C) opwekt. Het doel hiervan is om de intensiteit van de gevoelens te verminderen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van habitatie, deze term betekent dat naarmate een individu een prikkel vaker ervaart hij of zij gewend raakt aan deze prikkel. Werkt op: De techniek exposure werkt op de amygdala, de mediale prefrontale cortex en de hippocampus. Door de gedupeerde bloot te stellen aan de prikkels die voor de angsten zorgen leer hij/zij hier beter mee om te gaan. Hierdoor krijgt de mediale prefrontale cortex ook de kans om meer verdovingsneuronen naar de amygdala te sturen en zo de hippocampus te onderdrukken. Counter conditionering Bij counter conditionering wordt de reactie op een prikkel/stimulus veranderd van negatief naar positief. De gedupeerde kan bijvoorbeeld een beangstigend gevoel krijgen als gevolg van een grote groep mensen die hem of haar aankijken. Dit kan echter door middel van counter conditionering veranderd worden. Hierbij zal er wel iemand de gedupeerde bij moeten staan. Deze persoon zal door middel van aanmoediging de associatie die de gedupeerde bij heeft bij deze groep moeten omzetten naar een positieve associatie. Werkt op: Bij de techniek counter conditionering ben je actief bezig om de gedachte die jij ervaart bij bepaalde gebeurtenissen of prikkels die jou angst laten ervaren te veranderen naar een positieve associatie. Hierdoor zal de ervaring van angst vermindert worden in de situatie en de uiting van de angst ook minder heftig zijn dan voorheen.
10
conclusie Aan de hand van al het onderzoek dat ik gedaan heb kan ik wel stellen dat er een manier is om mensen met presentatie angst een ondersteuning te bieden. Echter is het voor mij natuurlijk niet mogelijk om hier beslissend in te oordelen aangezien ik niet de mogelijkheid meer had om het model wat ik ontwikkelde voor deze seminar uitgebreid te testen. Ik heb mijn model aan een paar CMD studenten laten zien die met presentatie angst kampen. Van hun kreeg ik wel terug dat ze het idee hadden dat ze hier meer aan zouden hebben dan een cursus waar je alleen maar oefent met presenteren. Aangezien een cursus meestal ontwikkeld is puur op de techniek exposure wat in sommige gevallen een uitkomst kan bieden, maar lang niet voor iedereen. Elk mens is immers uniek een heeft verschillende normen en waarden, zo ook een andere waarneming en beleving van prikkels en emotie. Ik denk dus dat een cursus die vooraf geschreven en uitgedacht is niet de oplossing kan zijn. Aangezien niet iedereen met presentatie angst gelijk kan stellen war deze angst vandaan komt. Hierdoor is er naar mijn idee meer behoefte aan een model waarin de gedupeerde zelf opzoek gaat naar de bron van zijn of haar angst om vervolgens bij een passende techniek die hulp kan bieden uit te komen. hierdoor wordt de aangeboden hulp of steun veel meer aangepast op zijn of haar wensen, en is hij of zij gelijk actief bezig met het nadenken over angst waardoor er misschien al wel de eerste stap naar het overbruggen van de angst wordt gezet.
11
Bijlage 1
12
bronnenlijst Braet, C. & Scholing, A. (1999) Cognitieve therapie bij kinderen en jeugdigen. In: S. M. Bögels & P. Oppen, van (red.). Cognitieve Therapie: theorie en praktijk. Houten / Diegem: Bohn Stafleu Van Lochum. Broeke, E. ten, Heiden, C. van der, Meijer, S., & Schurink, G. (2004). Cognitieve Therapie, de basisvaardigheden. Nijmegen: Cure & Care Publishers. Cladder, J.M. , Nijhoff-Huijsse, M. & Mulder, G. (2005). Gedragstherapie met kinderen en jeugdigen. Amsterdam: Harcourt Book Publishers. Davis M. (1992) The role of the amygdala in fear and anxiety. Annu Rev Neurosci. Duvernoy, H. (2005) The Human Hippocampus, 3rd ed. Berlin: Springer-Verlag. Elling, M. (2008). Denkfouten herstellen helpt bij veel kinderen met psychische problemen. Cognitieve gedragstherapeutische interventies voor jeugdigen, Utrecht : Nederlands Jeugdinstituut. Foolen, Nienke & Ince, D (2013, March). Cognitieve gedragstherapie. retrieved Maart 2 2016, from Nederlands jeugd instituut Web Site: http://www.nji.nl/nl/Download-NJi/%28311053%29-nji-dossierDownloads-WatWerkt_ CognitieveGedragstherapie.pdf Grave, J. & Blisset, J. (2004). Is cognitive behaviour therapy developmentally appropriate for young Children? A critical review of the evidence. Clinical Psychology Review, 24, 399-420. Gedachten uitpluizen, (2012, March, 12). Gedachten Uitpluizen, 10 Meerdimensionaal evalueren . retrieved Maart 22 2016, from Youtube Web Site: https://www.youtube.com/watch?v=r-3g01FZkI4 Herry C et al. (2008) Switching on and off fear by distinct neuronal circuits. Nature. Jaak Panksepp. (1998) Affective neuroscience, p 196 RET: Rationeel-emotieve therapie gedragstherapie. (Z.D). retrieved Maart 14 2016, from Therapie hulp Web Site: http://www.therapiehulp.nl/therapie/psychotherapie/ret Socratisch gesprek. (Z.D). retrieved Maart 22 2016, from Het socratisch gesprek Web Site: http://hetsocratischgesprek.nl/dossier-socratisch-gesprek-achtergrond-en-uitleg/
13