Onderwijsregeling Minerva Academie voor Popcultuur
Voltijd Bachelor Opleidingen Muziek (34739C) en Vormgeving (39111C)
Hanzehogeschool Groningen
2013-2014
Vastgesteld door de dean van Academie voor Beeldende kunst, Vormgeving en Popcultuur Minerva op 04-07-2013 Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013
1
Inhoudsopgave 1.
2. 3.
4.
5.
6.
7. 8.
9. 10. 11.
Opleiding 1.1 Academie voor Popcultuur 1.2 Visie op Onderwijs en Leren 1.3 Examencommissie en Toetscommissie 1.4 Toelatingscommissie 1.5 Schoolmedezeggenschapsraad 1.6 Opleidingscommissie Eindkwalificaties 2.1 Beroepsrollen van de Popartiest 2.2 Kerntaken, Beroepscompetenties en Gedragsindicatoren Opbouw van de studie 3.1 Karakterisering van de opbouw 3.2 Major-minorstructuur, specialisaties, vrije keuzeruimte en excellentieprogramma’s 3.3 Studieroutes 3.4 Excellentie 3.5 Aanwezigheidsplicht 3.6 Curriculumoverzichten Studieprogramma 4.1 Programma Propedeuse 4.2 Programma Hoofdfase 4.3 Excellentieprogramma’ s 4.4 DOP-formats Toelatingseisen 5.1 Profiel m.b.t. de toelating tot een opleiding 5.2 Toelating op grond van buitenlands diploma 5.3 Toelatingsonderzoek (de zogenaamde 21+ regeling) 5.4 Aanvullende eisen 5.5 Toegang tot de postpropedeutische fase met onvolledige propedeuse Toetsing 6.1 Volgtijdelijkheid toetsing 6.2 Toetsmomenten 6.3 Anti-plagiaatregels Kwalitatieve vereisten voor het Studieadvies Stages, excursies en afstuderen 8.1 Stages 8.2 Excursies en werkweken 8.3 Afstuderen Studiebegeleiding Cum laude Algemene informatie over rechten en plichten
Bijlagen I II III IV
3 3 4 6 7 7 7 7 8 9 12 13 13 17 17 17 19 26 26 27 29 31 35 35 35 35 36 37 38 38 38 38 39 40 40 42 42 43 44 44
45
Examenregeling Hanzehogeschool Groningen Niveauindeling AvP Beroepsrollen, Kerntaken, Competenties en Gedragscriteria Selectiecriteria en –procedure Honours trajecten
2
45 52 55 62
Onderwijsregeling Opleiding Minerva Academie voor Popcultuur 1.
Opleiding
1.1 Academie voor Popcultuur Minerva Academie voor Popcultuur (in de verdere tekst ook aangeduid als AvP) richt zich op een instroom van kunstzinnig getalenteerde mensen met een multidisciplinaire interesse, die op HBO-niveau een bijdrage willen (gaan) leveren aan de popcultuur. De specifieke toegevoegde waarde van de opleiding ten opzichte van ander HBO-kunstvakonderwijs is tweeledig: • •
De opleiding ontwikkelt het aanwezige (artistieke) talent en faciliteert de ontplooiing van de individuele artistieke kwaliteiten van de student, volgens de ambitie zoals deze geformuleerd werd tijdens het intakeassessment De opleiding bewerkstelligt een ontwikkeling in de breedte bij de student, opdat deze zich als innovatieve, artistieke conceptualist, ontwerper en ondernemer een plaats kan verwerven binnen de popcultuur
De missie van de AvP luidt:
“De Academie voor Popcultuur leidt op tot popartiest: interdisciplinair werkende kunstenaars, die experimenteren met culturele vernieuwing (innovatie) in een publieke omgeving en die tevens deel uitmaken van de creatieve industrie.” Deze interdisciplinaire benadering, de cross-overs tussen muziek, dans, vormgeving en theater, het experimenteren met culturele vernieuwing in een publieke omgeving en het vermarkten ervan heeft nog geen pendant in het kunstvakonderwijs in de vorm van een aparte opleiding. De verbinding Popcultuur en ondernemerschap is een belangrijke component in de opleiding. De Academie stimuleert en faciliteert een vernieuwende en producerende gemeenschap, gericht op artistieke productie waarvoor draagvlak bestaat. Door een actieve samenwerking met culturele organisaties en het bedrijfsleven wordt bovendien de Noordelijke culturele infrastructuur versterkt waardoor Noordelijk poptalent voor de regio behouden blijft. Door deze uitgangspunten kiest de AvP voor een structuur waarin er geen vast omlijnde afstudeerrichtingen zijn, waar de keuze van de student leidend is voor de invulling van de studieloopbaan. De AvP is een opleiding met een brede multidisciplinaire basis waarin samenwerken en participeren in praktijkprojecten centraal staan. Kennis en vaardigheden worden ‘just-in-time’ aangeboden en ontwikkeld binnen de context van beroepstaken. Ook cultuuroverdracht vormt een belangrijk element in de opleiding. Een opleiding die professionals opleidt tot popartiest moet zich immers onderscheiden als innovatief, tegendraads, eigenwijs, open en conceptueel. Dit realiseert de AvP door zich op te stellen als een open instelling, als actief deelnemer aan de popcultuur. Dit wil zij bewerkstelligen door, eventueel in opdracht, popevenementen te organiseren, deze te managen en mee te werken aan de uitvoering en de ondersteuning daarvan. De doelen daarvan zijn: • de verrijking van de popcultuur in de regio; • nationaal en internationaal activiteiten ontwikkelen; • interactie van student en personeel met de eigen omgeving om te komen tot kwalitatief hoge innovatieve en artistieke cultuuruitingen.
3
1.2 Visie op Onderwijs en Leren De Academie voor Popcultuur kiest voor praktijksturing en projectmatig werken. De opleiding doet daarmee recht aan de praktijk van de popcultuur die projectmatig en praktijkgestuurd vanuit zichzelf is: ontdekken en interpreteren van de werkelijkheid van de omgeving en daarmee interacteren is de inspiratiebron voor de popartiest. Bij de uitvoering van de praktijksturing en het projectmatig werken bij de inrichting van het curriculum dienen de onderwijskaders van de Hanzehogeschool Groningen (zie bijlage HG Onderwijskaders) als uitgangspunt. Kern van de onderwijskaders van de HG is het competentiegericht leren en de HG-invulling van het major-minormodel. Praktijksturing Praktijksturing wil zeggen dat de praktijk, de vraag uit de markt de basis vormt voor de invulling van het onderwijs. Opdrachten vanuit de praktijk die in de context van een beschermde opleidingsomgeving worden uitgevoerd bieden een prachtig instrument om de student voor te bereiden op zijn beroepsmatig functioneren. In deze situatie kan hij op grond van werkelijke praktijkproblemen aan zijn competenties werken. De docent is daarbij gericht op een rol als coach aan de zijlijn. De student komt terecht in een ongestructureerde omgeving, waar hij zelf structuur leert aan te brengen. Het maken en leren van fouten is onderdeel van dit leerproces. Zelfsturing De kern van het onderwijs aan de AvP is dat de vraag en ontwikkeling van de student centraal staat. Door uit te gaan van de intrinsieke motivatie van de student wordt aangesloten bij hetgeen hem drijft en de kennis die hij al heeft opgedaan. Van daaruit kan nieuwe kennis worden opgedaan die aansluit bij de behoefte van de student. Het leerproces van de student en het monitoren daarvan is een belangrijke factor is voor de ontwikkeling van lerend vermogen van de student. In de nazorg, de reflectie en evaluatie wordt vastgesteld waar de student staat, wat hij geleerd heeft en waar sterke en zwakke punten zitten. Het vaststellen daarvan leidt tot het opstellen van een vervolgtraject, vastgelegd in het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) voor een volgende periode. Projectmatig werken De AvP kiest voor projectmatig werken om leersituaties te plaatsen in een realistische context van de beroepsuitoefening. Indien dit niet mogelijk is, wordt met behulp van simulaties een zo realistisch mogelijke context benaderd. Er wordt gewerkt aan de hand van projecten, die een student ook in zijn toekomstig beroep kan verwachten. Deze projecten plaatsen de student in de rol van beroepsbeoefenaar die aantoont over bepaalde competenties te beschikken om het beroep adequaat uit te oefenen. De projecten zijn zodanig opgesteld dat een kernprobleem of -opgave (kerntaak) van het beroep aan de orde wordt gesteld, waarbij het verwerven van een aantal uiteenlopende competenties in samenhang aan bod komen. Het gaat daarbij om toepassing van eerder geleerde vaardigheden, kennis- en attitudeaspecten en het uitbreiden daarvan. In ieder project neemt de complexiteit toe. Parallel aan het project worden nieuwe vaardigheden en kennis in de vorm van flankerend onderwijs aangeboden. Kennis en vaardigheden worden zodoende direct geplaatst in de context van de beroepsuitoefening. De student zal al doende intrinsiek gemotiveerd zijn om zich de aangedragen kennis en vaardigheden eigen te maken, omdat hij ze direct kan en moet toepassen bij de uitvoering van het project. In de loop van de opleiding zal de student zelf meer op zoek
4
gaan naar benodigde kennis en aan te leren vaardigheden. Dat zal hij later in zijn beroep ook voortdurend moeten doen, gezien de snelle technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Om een zo groot mogelijk realiteitsgehalte van de projecten te bereiken, wordt de beroepspraktijk binnen gehaald. Dat gebeurt door vanuit de beroepspraktijk opdrachten te laten formuleren en achteraf de producten te laten voorzien van feedback uit het werkveld. Ook wordt de beroepspraktijk ingeschakeld om projecten uit te zetten en uit te voeren. Hoe verder een student in de loop van de opleiding vordert met het verwerven van zijn competenties, hoe meer hij op eigen initiatief projecten verwerft en deze uitvoert in de beroepspraktijk. Leerlijnen en hun samenhang In het onderwijs aan de AvP zijn vijf leerlijnen te onderscheiden: 1 De integrale lijn Het werken aan projecten vervult een centrale rol in het curriculum.. De georganiseerde kennisen vaardigheidsleerlijnen zullen daarbij langzaamaan niet meer uitdrukkelijk aanwezig zijn als van bovenaf en vooraf aangereikte, geplande onderwijsleersituaties. 2 De vaardighedenlijn De student zal de bij het project benodigde kennis en vaardigheden zelf al doende op het spoor moeten komen en toepassen. Daar waar nog sprake is van afzonderlijke leerlijnen, zullen docenten en begeleiders niet het aparte ervan moeten benadrukken, maar juist de routine van het integreren moeten aanleren en stimuleren. 3 De kennislijn In de kennisleerlijn is aandacht voor (wetenschappelijke) concepten en de toepassingsmogelijkheden ervan. Door middel van de projecten worden de competenties van studenten bij het verrichten van samenhangende, cruciale beroepshandelingen getoetst. 4 De studieloopbaanleerlijn In de studieloopbaanleerlijn leert de student om na te denken over hoe hij projecten en onderdelen ervan concreet aanpakt en of de tussentijdse en eindresultaten overeenkomen met de gestelde doelen. Ervaringen worden omgezet en doorvertaald naar gebruik in toekomstige leeren beroepssituaties (transfer). Ook is er aandacht voor de integratie van persoonlijke en sociale vaardigheden. Ten slotte wordt de student begeleid tijdens buitenschools te verrichten projecten. 5 De ervaringsreflectieleerlijn Reflectie maakt deel uit van de ervaringsreflectieleerlijn. Reflectie op het eigen professionele handelen tijdens de studie helpt de student om zijn leren efficiënt en effectief te doen verlopen. Niet alleen om er tijdens zijn studie profijt van te hebben, maar ook ten behoeve van de toekomstige beroepsuitoefening. Naast reflectie is daar aandacht voor de kwalitatieve en kwantitatieve studievordering van de student, te maken keuzes (gaandeweg worden opdrachten meer en meer zelf geformuleerd en verworven) en begeleiding bij eventuele persoonlijke blokkades.
5
Schematisch ziet dit concept er als volgt uit. Ervaringsreflectielijn Reflecteren op eigen handelen in de beroepspraktijk
Kennislijn
Integrale lijn Projecten, Praktijk Oriënteren Analyseren
Vaardigheden lijn
Studieloopbaan lijn Monitoren van de studievoortgang
Startdocument (doelen en definities) Uitvoeren
Projecten Hoofdfase
Onderzoek Evalueren
Projecten Hoofdfase
Verbeteren aanvullen Integraal verwerven van kennis en vaardigheden
Projecten Propedeuse
De integrale leerlijn is de kern van het onderwijs: kenmerkende beroepsvraagstukken worden op een projectmatige manier aangepakt met een direct daaraan gerelateerde ondersteuning van een kennis- en een vaardigheidsleerlijn (specifieke beroepsvaardigheden, projectvaardigheden, sociale en communicatieve vaardigheden). De studieloopbaanleerlijn en de ervaringsreflectieleerlijn ondersteunt het primaire leerproces; de voortgang van de studie en de persoonlijke ontwikkeling. 1.3 Examencommissie en toetscommissie De examencommissie bewaakt het niveau van de opleiding door intern toezicht te houden op de tentaminering en examinering qua inhoud, werkwijze en niveau. De examencommissie heeft de taak om vast te stellen of de afgestudeerde de in de onderwijs- en examenregeling beschreven eindkwalificaties gerealiseerd heeft. De leden van de examencommissie worden benoemd door de dean. De toetscommissie heeft als taak om onder verantwoordelijkheid van de examencommissie onderzoek te doen naar de kwaliteit van tentamens en examens. De examencommissie van de school kan worden bereikt via secretaris Lia Steenmeijer (
[email protected], tel: 0505951285). De actuele samenstelling van de examencommissie kan men vinden via: Mijn Hanze > Academie Minerva > Over de Academie > Examencommissie De toetscommissie kan worden bereikt via het secretariaat van de opleiding; Gerda Postma (
[email protected], tel 0582921600). De actuele samenstelling van de toetscommissie kan men vinden via: Mijn Hanze > Organisatie > Academie Minerva > Minerva Academie voor Popcultuur > Over de opleiding > Toetscommissie
6
1.4 Toelatingscommissie De toelatingscommissie adviseert de dean over de toelating van studenten. De leden van de toelatingscommissie worden benoemd door de dean. De Academie voor Popcultuur selecteert studenten door middel van een intake assessment. De intake wordt gedaan door commissies bestaande uit twee docenten en een student van de opleiding. De toelatingscommissie kan worden bereikt via het secretariaat van de opleiding; Gerda Postma (
[email protected], tel 0582921600). 1.5 Schoolmedezeggenschapsraad De Schoolmedezeggenschapsraad is het democratisch gekozen orgaan van de School. De raad bestaat voor de helft uit studenten en voor de helft uit medewerkers. Zie voor contactgegevens en actuele samenstelling van de MR: Mijn Hanze > Academie Minerva > Over de Academie > SMR 1.6 Opleidingscommissie De opleidingscommissie is het orgaan dat advies uitbrengt over zaken die het onderwijs in de School/Academie / het Instituut betreffen. De opleidingscommissie bestaat voor de helft uit studenten; de leden van de opleidingscommissie worden benoemd door de dean. De opleidingscommissie kan worden bereikt via het secretariaat van de opleiding; Kim Bary (
[email protected], tel 0582921600). De actuele samenstelling van de opleidingscommissie kan men vinden via: Mijn Hanze > Organisatie > Academie Minerva > Minerva Academie voor Popcultuur > Over de opleiding > Opleidingscommissie 2.
Eindkwalificaties
Binnen Europa zijn afspraken gemaakt over het algemene niveau van de Bachelor. Deze afspraken zijn vastgelegd in de zogenaamde Dublin descriptoren. In de landelijke profielen Bachelor Muziek en Bachelor Vormgeving wordt de relatie gelegd met de Dublin descriptoren. In totaal zijn er vijf descriptoren benoemd: 1. Kennis en inzicht 2. Toepassen kennis en inzicht 3. Oordeelsvorming 4. Communicatie 5. Leervaardigheden Hierna worden de Dublin descriptoren voor de Bachelor toegelicht. 1. Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis van en inzicht in een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen, waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. 2. Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
7
3. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. 4. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en/of niet-specialisten. 5. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. 2.1 Beroepsrollen van de Popartiest De AvP richt zich op de creatieve industrie in het publieke domein als professionele omgeving. Analyse van deze omgeving en de mogelijke rollen daarbinnen leert dat de artistieke of creatieve bijdrage die een afgestudeerde levert aan de popcultuur het verbindende element is. Die bijdrage kan zich manifesteren op het podium (uitvoerend artiest), rond het podium (geluid, licht en dergelijke), achter de schermen (vormgeving, styling, programmering, journalistiek, release, distributie en merchandising). Interactie met de omgeving, en de participatie van het publiek zijn daar belangrijke aspecten van. In dit beroepsprofiel is uitgegaan van gemeenschappelijke kenmerken van al die functies. Die kenmerken zijn herleid tot drie generieke beroepsrollen voor de popartiest: • Conceptualist • Ontwerper • Uitvoerend Artiest Entrepreneur is niet als een aparte beroepsrol gedefinieerd omdat ondernemen onlosmakelijk verbonden is met het functioneren van de popartiest als conceptualist, ontwerper en performer. De popartiest is een zelfstandige ondernemer met een overeenkomstige houding. Het creëren en onderhouden van een rijk netwerk is daar onderdeel van, evenals het opstellen van een begroting, een marketing - en PR-plan, (artistiek) leiding geven aan een project etc. De Popartiest als Conceptualist In de huidige beroepspraktijk beperken werkzaamheden zich niet meer tot één gebied waardoor professionals zich als conceptualist op meerdere terreinen gaan bewegen. Een voorbeeld is de popartiest die events organiseert en presenteert en daarnaast songwriter en/of videoclipmaker is. Kenmerkend voor de ervaren popartiest is dat hij disciplineoverstijgend kan denken en van daaruit weloverwogen keuzes kan maken welke (kunst)disciplines hij in zijn ontwerpen betrekt en op welke wijze. Hij is zich bewust van zijn unieke artistieke identiteit en is in staat onderzoek te doen naar eigen kaders en van daaruit buiten die kaders te treden. De popartiest als conceptualist beschikt over het vermogen om op eigenzinnige wijze– in interactie met het publiek en als continu kunstzinnig experiment – culturele vernieuwing aan te gaan. Hij ziet creatieve verbanden, kan principes uit het ene medium toepassen op het andere en daardoor nieuwe media ontwikkelen. Ook maatschappelijke betrokkenheid, bewustzijn van de tijdgeest en multidisciplinaire interesse zijn belangrijke eigenschappen. Daarbij is hij in staat concepten helder te verwoorden en over te brengen op anderen. De Popartiest als Ontwerper Een ontwerper werkt in principe vanuit een opdrachtsituatie. Een opdrachtgever heeft een ‘probleem’ en de ontwerper ontwikkelt ideeën over hoe dit probleem te benaderen en ‘op te
8
lossen’. Dat leidt tot een vormconcept dat op velerlei wijze toepasbaar kan zijn. De ontwerper ontwerpt vervolgens tussen- en eindproducten en/of begeleidt het uitwerken van het ontwerp tot een vorm door anderen. De ontwerper is de schakel tussen inhoud, vorm, techniek en uitvoering. Hierbij worden door de ontwerper afwegingen en keuzen tussen de vraag van de opdrachtgever, de doelen en doelgroep, technische mogelijkheden en kosten gemaakt. Het onderzoeken van het probleem en het ontwikkelen van oplossingen – en het nemen van risico’s daarbij – zijn verbonden met het ontwerpproces dat een popartiest aangaat. Ontwerpen overstijgt daarmee disciplines. Het kan voor een popartiest gaan over muziek- en/of beeldcomposities, grafische of ruimtelijke ontwerpen, het programmeren van een festival of het creëren van een beleving of experience. De Popartiest als Uitvoerend Artiest De popartiest is in staat vanuit ten minste één van de kunstdisciplines een bijdrage te leveren aan de realisatie van een artistiek project. Deze bijdrage kan zowel scheppend (in de vorm van een compositie, beeld e.d.) als uitvoerend zijn (musicus, DJ, VJ, op het podium). Ambachtelijke beheersing van een of meer kunstdisciplines schept gunstige voorwaarden voor het bedenken van interdiscipinaire kunst. Daarnaast is ambachtelijke beheersing van een kunstdiscipline een belangrijke voorwaarde voor de popartiest om zich een inkomen te verwerven. Veelal opereert de popartiest in een gemengde beroepspraktijk waarin hij in steeds wisselende mate werkzaam is als conceptualist, ontwerper en uitvoerend artiest. Ambachtelijke beheersing van een kunstdiscipline (muziek, vormgeving) opent tevens de deur naar educatieve activiteiten: lesgeven/coachen, het geven van workshops en het organiseren van en meewerken aan educatieve projecten. Hoewel deze activiteiten niet tot de kernactiviteiten van de popartiest behoren, zou de student zich op dit terrein kunnen kwalificeren door hiervoor de vrije-keuze-ruimte te gebruiken. 2.2
Kerntaken, Beroepscompetenties en Gedragsindicatoren
Kerntaken Kerntaken geven de essentie van het beroep weer en zijn gebaseerd op de benoemde beroepsrollen. Het gaat om wat de professional moet kunnen, ongeacht de omgeving waarin hij werkt of de rol die hij uitoefent. Gebaseerd het beroep van popartiest en de gedefinieerde beroepsrollen zijn de volgende zeven kerntaken geformuleerd: 1 2 3 4 5 6 7
Het bedenken van een artistiek, multi – interdisciplinair concept Het uitdragen van een artistiek (multi- interdisciplinair) concept Het verkennen en interpreteren van culturele trends en ontwikkelingen Een concept volgens eigen interpretatie vertalen naar een ontwerp Het realiseren van een artistiek ontwerp Leidinggeven aan een artistiek proces Het op de markt brengen van een artistiek concept/ontwerp/product
Deze kerntaken dient iedere afgestudeerde student van de Academie voor Popcultuur te kunnen uitvoeren, ongeacht wijze waarop hij is ingestroomd (muziek of vormgeving) en ongeacht de richting waarin hij zich heeft ontwikkeld. Beroepscompetenties Om de kerntaken van het beroep adequaat te kunnen uitvoeren dient de student zich de daarvoor benodigde competenties eigen te maken. Voor de beschrijving van deze competenties heeft de AvP aansluiting gezocht bij de competenties zoals die zijn vermeld in de landelijke
9
opleidingsprofielen Muziek en Vormgeving. Gerelateerd aan de beroepsomgeving waar de AvP voor opleidt komt de opleiding tot de volgende selectie en definiëring van negen competenties: 1 Visie en creërend vermogen De popartiest is artistiek gedreven en ontwikkelt vanuit een eigen idee, visie, opvattingen en overtuigingen op het eigen vakgebied, een multi- dan wel interdisciplinair concept en realiseert deze concepten. 2 Communicatief vermogen De popartiest handelt in verschillende contexten en draagt effectief en efficiënt de artistieke betekenis van popcultuur uit naar anderen. Hij verwerft en interpreteert opdrachten, onderhandelt met opdrachtgevers en andere betrokkenen en presenteert en licht het werk effectief toe. 3 Vermogen tot samenwerken De popartiest levert in een samenwerkingsverband een actieve bijdrage aan de totstandkoming van een gezamenlijk product of proces. 4 Innovatie, groei en vernieuwing De popartiest beheerst en onderhoudt de noodzakelijke vaktechnische kennis en vaardigheden, die hem in staat stellen het eigen vakgebied te verkennen, dat persoonlijk in te vullen en ermee te experimenteren, om zo de eigen artisticiteit verder ontwikkelen en verdiepen. 5 Analytisch vermogen De popartiest analyseert, interpreteert en ontleedt eigen en andermans werk op basis van inzicht en theoretische kennis en past deze inzichten toe in zijn praktijk. 6 Vermogen tot kritische reflectie De popartiest handelt methodisch en professioneel, reflecteert op eigen en andermans werk waar het gaat om aspecten als traditie, actualiteit, theorie en visie en is zelfstandig in staat tot terugkoppeling. 7 Omgevingsgerichtheid De popartiest legt verbanden tussen het eigen werk en dat van anderen en tussen het eigen werk en publiek, is alert op ontwikkelingen in de samenleving en integreert deze in zijn beroepspraktijk. 8 Ondernemerschap De popartiest geeft zelfstandig vorm aan een duurzaam, inspirerend, professioneel bestaan binnen de popcultuur. Hij is zich bewust van de noodzaak van zakelijke voorzieningen om te functioneren als cultureel ondernemer. 9 Organiserend vermogen De popartiest zoekt en schept mogelijkheden voor het exploiteren en of tot realisatie brengen van eigen of andermans werk en gaat daarvoor, indien nodig, samenwerkingsverbanden aan met anderen. Hij brengt balans aan tussen ontwerpende activiteiten en de logistieke, facilitaire en publicitaire activiteiten.
10
Gedragsindicatoren Aan de negen competenties zijn omschreven gedragsindicatoren toegekend aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of een student een competentie heeft verworven. Deze gedragsindicatoren worden verder gespecificeerd (genormeerd) volgens vier niveaus: 1. Basis; het uitvoeren van geleerde handelingen of acties in een bekende, stabiele omgeving of situatie. 2. Gevorderd; het uitvoeren van geleerde handelingen of acties in een deels onbekende, deels stabiele omgeving of situatie. 3. Expert; het uitvoeren van geleerde handelingen of acties in een onbekende, deels stabiele omgeving of situatie. 4. Excellent: het uitvoeren van geleerde handelingen of acties in een onbekende en turbulente omgeving of situatie. In bijlage II vindt men een matrix niveauindeling aan de hand waarvan een competenties en indicatoren op de verschillende niveaus kunnen worden genormeerd. Hierna worden de gedragsindicatoren per kerncompetentie omschreven. 1
Visie en creërend vermogen a. Levert vanuit een artistieke gedrevenheid oorspronkelijk werk b. Interpreteert ideeën, ontwerpen en producten c. Vertaalt een idee naar een ontwerp d. Voert een visueel of auditief ontwerp uit e. Past ideeën, ontwerpen en producten toe in verschillende situaties f. Improviseert g. Denkt op hoofdlijnen en langere termijn en maakt keuzes
2
Communicatief vermogen a. Draagt eigen en andermans bedoelingen en ideeën over b. Presenteert idee/ontwerp/product en verantwoordt gemaakt keuzes c. Onderhandelt met opdrachtgevers en andere belanghebbenden over organisatorische, financiële en inhoudelijke aspecten
3
Vermogen tot samenwerken a. Functioneert doelgericht in verschillende rollen en situaties b. Interpreteert ideeën en inbreng van anderen en schat die op waarde c. Gaat constructief om met het geven en ontvangen van kritiek
4
Innovatie, groei en vernieuwing a. Treedt vanuit een onderzoekende en ondernemende geest buiten eigen kaders b. Voegt eigen elementen toe aan bestaand werk c. Verwerft nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden vanuit een professionele gedrevenheid en past deze toe
5
Analytisch vermogen a. Analyseert eigen en andermans werk op basis van inzicht en theoretische kennis b. Ontwikkelt kennis omtrent aspecten als werking, gebruik en betekenis van de popcultuur
11
6
Vermogen tot kritische reflectie a. Schat ideeën, ontwerpen en producten op waarde, relevantie en uitvoerbaarheid in b. Legt ideeën, ontwerpen en producten uit en verantwoordt keuzes c. Hanteert doelgericht de relevante aspecten omtrent traditie, theorie en visie
7
Omgevingsgerichtheid a. Reageert met artistieke concepten op trends en ontwikkelingen in de popcultuur b. Legt verbanden tussen eigen werk en dat van anderen c. Legt verbanden tussen eigen werk en publiek d. Maakt gebruik van het overzicht van het werkveld e. Maakt gebruik van de mogelijkheden van publiciteitsmedia
8
Vermogen tot creatief (innovatief) ondernemerschap a. Neemt initiatieven, herkent problemen, ziet kansen en handelt daarnaar b. Is nieuwsgierig naar innovatieve ontwikkelingen en past deze toe in eigen werk
9
Organiserend vermogen a. Creëert een vruchtbare balans tussen artistieke en voorwaardenscheppende activiteiten b. Plant, organiseert, delegeert, improviseert en bewaakt de voortgang c. Werkt planmatig en heeft overzicht van het proces d. Geeft leiding aan projecten e. Onderhoudt en maakt effectief gebruik van netwerken f. Verantwoordt projecten financieel g. Plant de logistiek van projecten
In bijlage III vindt men schematische overzichten van samenhangende competenties, indicatoren en beroepsrollen per kerntaak. 3.
Opbouw van de studie
De opleidingen Muziek en Vormgeving zijn vierjarige voltijdopleidingen die uit twee fasen bestaan; een propedeuse en een hoofdfase. De omvang van de studie is vastgesteld volgens het European Credit Transfer System (ECTS). De omvang van de gehele studie (zowel Muziek als Vormgeving) bedraagt 240 European Credits (EC). Daarbinnen heeft de propedeuse een omvang van 60 EC en de hoofdfase een omvang van 180 EC. Twee opleidingen, één curriculum De Academie voor Popcultuur kent een gezamenlijke, geïntegreerde major bestaande uit twee erkende hbo-kunstenopleidingen die in het Croho geregistreerd zijn: Muziek en Vormgeving. In het curriculum worden beide richtingen zoveel mogelijk geïntegreerd aangeboden. Studenten van beide richtingen werken voor een groot deel aan dezelfde competenties en aan dezelfde projecten. De student kan daarnaast kiezen voor een persoonlijke profilering door te werken op verschillende niveaus aan zelf gekozen competenties die opgenomen worden in de keuze voor specialisaties en voor minors. In de hoofdfase kan tijdens een leerwegonafhankelijke route gekozen worden voor het werken aan de eigen sterke, dan wel zwakke kanten op grond van keuze van competenties die vallen onder het beroeps- en opleidingsprofiel van de opleiding.
12
3.1 Karakterisering van de opbouw De Academie voor Popcultuur is een voltijdse opleiding van vier jaar en kent geen duale of deeltijd variant. Zoals aangegeven bestaat de opleiding uit een propedeuse en een hoofdfase. Hierna worden beide fasen beknopt omschreven. Propedeuse De propedeuse beslaat het eerste jaar van de opleiding en heeft een omvang van 60 EC. De propedeuse heeft een inleidende, oriënterende, selecterende en verwijzende functie. Wanneer een student heeft voldaan aan de eisen die propedeuse stelt ontvangt hij het propedeutische getuigschrift. Hoofdfase De hoofdfase bestaat uit het tweede, derde en vierde studiejaar. De hoofdfase is verbredend en verdiepend van aard en heeft een omvang van 180 EC. Wanneer een student aan de eisen van de hoofdfase heeft voldaan dan ontvangt de student het afsluitende getuigschrift. Dit getuigschrift geeft recht op het voeren van de titel ‘Bachelor of Music’ of ‘Bachelor of Design’, afhankelijk van de keuze van de student voor de richting Muziek of Vormgeving. De hoofdfase kent een zogenaamde vrije ruimte met een omvang van minimaal 30 EC (zie paragraaf 3.2; major- minorstructuur). Binnen deze ruimte is het mogelijk om aan competenties te werken die niet direct gerelateerd zijn aan het beroeps- en opleidingsprofiel van de opleiding. In overleg tussen student en opleiding kan tot een dergelijke variant worden gekomen. Voor een dergelijk traject moet toestemming worden gevraagd aan de studieloopbaanbegeleider als zijnde gedelegeerde van de examencommissie. Afspraken hierover worden vastgelegd in het POP van de student. Keuzemomenten De opleiding begint breed in de propedeuse. Het programma is voor 60 EC verplicht voor alle studenten. De student maakt een keuze aan het begin van de propedeuse voor Muziek of Vormgeving. De student kan wisselen van richting op basis van een assessment. Dit gebeurt in overleg met de SLB-er. In de hoofdfase kiest de student voor een specialisatie op het gebied van de gekozen richting Muziek of Vormgeving en/of een minor gekoppeld aan de ambitie van de student. Na elke periode kan de keuze bijgesteld worden op grond van het POP van de student. De inhoud en richting van verdieping of verbreding kan de student zelf bepalen door het formuleren van criteria en normen en door de keuze van activiteiten. Dit gebeurt in overleg met de SLB-er. 3.2 Major-minorstructuur, specialisaties, vrije keuzeruimte en excellentieprogramma’s De voltijd opleidingen binnen de Hanzehogeschool Groningen hebben een major-minor structuur. Dat betekent dat de student naast de major (hoofdrichting) een minor kan volgen. In de regel omvat de major 210 studiepunten en de minor 30 studiepunten. Een minor is een samenhangend aanbod van keuzeonderwijs gericht op verbreding. Een minor volgt de student buiten de major. De omvang is 30 studiepunten, bestaande uit twee samenhangende blokken binnen een semester. Minoren worden in blokvorm aangeboden (m.u.v. de minor Talen). De minor wordt op het diplomasupplement vermeld. De hogeschool heeft een veelzijdig aanbod van minoren ontwikkeld, waaruit (via de DOP) gekozen kan worden. Bij sommige opleidingen is de vrije keuze beperkt. De student kan de minor binnen en buiten de
13
eigen School volgen. In de DOP is zichtbaar welke minoren aanbevolen worden door de opleiding. De student dient de keuze altijd te verantwoorden op basis van het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP), dat in het kader van de studieloopbaanbegeleiding wordt opgesteld. Het is ook mogelijk om een minor buiten de hogeschool te volgen. Bijvoorbeeld bij de Rijksuniversiteit Groningen (een schakelprogramma naar een masteropleiding), een andere hogeschool (via Kies Op Maat) of bij een instelling in het buitenland. Voor een externe minor (buiten de HG) dient de student vooraf toestemming te vragen bij de examencommissie (NB Bij de opleiding fungeert de SLB-er hierbij als afgevaardigde van de examencommissie). De student is niet verplicht een verbredende minor te volgen. De minorruimte van 30 studiepunten kan ook op een andere manier ingevuld worden, namelijk: • Door te kiezen voor een (extra) specialisatie. Een specialisatie is een samenhangend pakket van (minimaal) 30 studiepunten waarmee de student verdieping aanbrengt binnen de opleiding. Deze volgt de student binnen de major of als extra specialisatie in de minorruimte. • Door te kiezen voor een door de student zelf samengesteld pakket van keuze onderwijs van binnen of buiten de opleiding. Een zelf samengesteld pakket kan bijvoorbeeld bestaan uit vijf HG keuzemodules van 3 studiepunten in combinatie met een keuzeblok, of uit twee losse blokken die de student bij een andere opleiding volgt (HG keuzeblokken). Alleen door het CvB vastgestelde minoren en als zodanig vastgestelde specialisaties (samenhangende pakketten met een minimale omvang van 30 studiepunten) worden vermeld op het diplomasupplement. Samengevat: de student kan kiezen tussen verbreding (een minor), verdieping (een specialisatie of extra specialisatie) of een vrij keuzepakket van onderdelen binnen en/of buiten de opleiding. Deze keuzes dienen met inachtneming van hoofdstuk 3 van het studentenstatuut te worden verantwoord op basis van de POP en te worden goedgekeurd door de studieloopbaanbegeleider. Major/minors en keuze-onderwijs bij de Academie voor Popcultuur De Academie voor Popcultuur kiest voor maximale keuzevrijheid en flexibiliteit. Dit is gebaseerd op haar visie op popcultuur, die inter- en multidisciplinair, dynamisch en flexibel is (zie Beroepsprofiel Academie voor Popcultuur). Maximale keuzevrijheid en flexibiliteit doet bovendien recht aan het onderwijsconcept (competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs) van de opleiding. Major AvP De Academie voor Popcultuur kent een major van 210 EC. Deze major omvat twee Crohoopleidingen uit het Kunstendomein: Vormgeving en Muziek. Zoals gezegd kiest elke student kiest aan het begin van de studie voor een van beide richtingen. Van de 210 EC zijn 105 EC gedefinieerd in termen van competenties, gedragsindicatoren en normering en daarmee het te verwerven niveau. • 60 EC van het verplichte deel zijn terug te vinden in de propedeuse; • 15 EC in het kernprogramma van de hoofdfase (totaal kernprogramma 30 EC); • 15 EC als verplicht onderdeel van de stage (stage totaal 30 EC); • 15 EC als verplicht onderdeel van het afstuderen (afstuderen totaal 30 EC).
14
De overige EC zijn in te vullen met een individuele profilering, maar zijn altijd gekoppeld aan competenties en gedragsindicatoren uit het beroepsprofiel. Het niveau en de normering wordt in overleg met de SLB-er vastgesteld. Een specialisatie met een omvang van 30 EC maakt deel uit van de hoofdfase. Individuele profilering Aansluitend op het kernprogramma kan de student zichzelf profileren middels het verwerven van competenties naar keuze. In totaal kunnen 30 EC op deze wijze worden verworven. Criteria voor het vaststellen van projectactiviteiten individuele profilering: • Verbreding of verdieping van eerdere activiteiten/projecten; • Sluit aan bij de gekozen opleiding; • Sluit aan bij ambitie van de student; • Biedt genoeg uitdaging aan de student; • Is realistisch en haalbaar; • Indien van toepassing: verplichte competenties uit de propedeuse of het kernprogramma passen in het project, mits deze passen binnen de projectactiviteiten. Criteria voor het vaststellen EC’s individuele profilering: • Altijd in eenheden van 3 EC’s per competentie; • In de hoofdfase is het competentieniveau verplicht gevorderd of hoger; • Relatie met complexiteit en tijdsinvestering in project. Specialisatie De Academie biedt studenten twee maal 30 EC ruimte om zich te specialiseren. De specialisaties zijn met ingang van het studiejaar 2012 – 2013 opnieuw benoemd. Specialisaties die gelden voor studenten die ingestroomd zijn in het cursusjaar 2010 – 2011 en eerder zijn de hierna volgende. Opleiding • • • Opleiding • • •
Muziek (Crohonummer 34739C): Compositie Uitvoerend muzikant Producer/technicus Vormgeving (Crohonummer 39111C ) Grafische vormgeving Ruimtelijke vormgeving Mediavormgeving
Specialisaties die gelden voor studenten die ingestroomd zijn per 1 september 2011 en daarna zijn de hierna volgende. Opleiding • Opleiding •
Muziek (Crohonummer 34739C) Popcompositie (Pop Composition) Vormgeving (Crohonummer 39111C ) Popvormgeving (Pop Design )
Specialisaties worden in principe in twee blokken met een omvang van 15 EC georganiseerd. Dat maakt 30 EC totaal per specialisatie. Afwijken van deze regel gaat in overleg met de SLB-er. Een
15
student kiest tenminste één specialisatie. Een specialisatie is altijd een verdieping van de eigen opleiding, zij het Muziek of Vormgeving. Een specialisatie is altijd gekoppeld aan competenties uit het opleidingsprofiel op minimaal gevorderd. De keuze van gedragsindicatoren en de invulling van normering is afhankelijk van de inhoud gekozen projecten en individuele keuzes van de student. Een specialisatie wordt op het diplomasupplement vermeld. Minoren voor studenten AvP De Academie voor Popcultuur biedt de mogelijkheid om naast de major, een minor te volgen buiten de opleiding. Een minor is altijd 30 EC en wordt in blokken van minimaal 15 EC aangeboden door externe opleidingen. Aan het volgen van een minor worden de volgende voorwaarden gesteld: • Een minor is gerelateerd aan de persoonlijke ontwikkeling en ambitie van de student. • De SLB-er – als gedelegeerde van de examencommissie - moet toestemming voor het volgen van de gekozen minor geven. Een student kan in plaats van een minor twee keuzeblokken van 15 EC bij andere opleidingen volgen of één van de twee keuzeblokken invullen met vrije keuze onderwijs bestaande uit eenheden van 3 EC. Schematisch ziet de major-minorstructuur bij de AvP er als hierna volgend uit. Minor
30 EC
30 EC
30 EC
Major
30 EC
30 EC
30 EC
60 EC
Minor • Ruime keuze binnen en buiten de Hanzehogeschool zolang deze keuze gerelateerd is aan het POP van de student o Of verdere invulling van de vrije keuzeruimte o Of een tweede specialisatie op minimaal gevorderd niveau Afstuderen • 15 EC verplicht te verwerven en vooraf gedefinieerde competenties, gedragsindicatoren en normering op expert niveau • 15 EC eigen keuze voor competenties en gedragsindicatoren uit het beroepsprofiel welke door de student worden genormeerd op expert niveau Specialisatie • 30 EC eigen keuze voor competenties en gedragsindicatoren uit het beroepsprofiel welke door de student worden genormeerd op minimaal gevorderd niveau Stage • 15 EC verplicht te verwerven en vooraf gedefinieerde competenties, gedragsindicatoren en normering op gevorderd niveau • 15 EC eigen keuze voor competenties en gedragsindicatoren uit het beroepsprofiel welke door de student worden genormeerd op minimaal gevorderd niveau Individuele Profilering • 30 EC eigen keuze voor competenties en gedragsindicatoren uit het beroepsprofiel welke door de student worden genormeerd op minimaal gevorderd niveau Kernprogramma • 15 EC verplicht te verwerven en vooraf gedefinieerde competenties, gedragsindicatoren en normering op gevorderd niveau • 15 EC verplicht te verwerven en vooraf gedefinieerde competenties en gedragsindicatoren welke door de student worden genormeerd op minimaal gevorderd niveau Propedeuse • Alle competenties uit het beroepsprofiel verplicht te verwerven op basisniveau
16
Instapvoorwaarden De studenten van de Academie voor Popcultuur zijn voor het jaar 2013-2014 vrijgesteld voor het kiezen van een volledig onderwijsprogramma in de DOP. Studenten kunnen wel kiezen voor externe keuzeblokken of minors. De volgende voorwaarden worden gesteld aan het volgen van (extern) keuzeonderwijs: a. Alleen studenten die de propedeuse hebben afgerond, of verwachten die dit studiejaar af te ronden kunnen extern keuzeonderwijs volgen. b. Voor die studenten geldt dat voor volgend studiejaar 1 minor of 1 keuzeblok of voor 15 EC keuzeonderwijs gekozen kan worden. c. Het gekozen aanbod mag niet teveel overlap hebben met je huidige opleiding. d. Aanmelding gebeurt via de digitale onderwijsplanner (DOP). e. De keuze moet goedgekeurd worden door je Studieloopbaanbegeleider. f. De aanbiedende opleidingen kunnen aanvullende toelatingseisen stellen waaraan studenten moeten voldoen. g. Als een student een keuze heeft gemaakt – en deze keuze is door de SLB-er goedgekeurd – verplicht de student zichzelf om dat onderwijs te volgen. h. Mogelijkheden om de keuze te herzien en de overeenkomst open te breken moeten voor november van het cursusjaar waarin het onderwijs wordt aangeboden zijn verkend en gecommuniceerd met de betreffende opleiding. 3.3 Studieroutes Het is voor leerlingen van het afsluitende jaar van de Friese Poort (Media, Kunst en Cultuur; opleidingen Grafimedia en Art & Design), Friesland College (D’Drive kunstopleidingen) en Noorderpoortcollege (opleidingen KTM) mogelijk om een schakeljaar te volgen. In een schakerjaar aan de AvP wordt het afsluitende jaar MBO en het eerste jaar HBO (propedeuse) gecombineerd. De voorwaarden om deze route te kunnen volgen zijn beschreven in hoofdstuk vijf (toelatingseisen). 3.4 Excellentie De Hanzehogeschool Groningen streeft naar een ambitieuze studiecultuur en biedt extra uitdaging aan studenten die uitblinken. Studenten die het beste uit zichzelf willen halen en zich graag laten uitdagen kunnen binnen Academie Minerva en de opleiding terecht. In het kader van excellentiebeleid biedt de Academie voor Popcultuur de volgende door het CvB vastgestelde excellentieprogramma’s aan: • Het honours talentprogramma (inclusief de interdisciplinaire module Creativity & Entrepreneurship, voor honours studenten van buiten de opleiding/School); • Een honoursproject; • Een honours stage. Honoursminoren worden evenals reguliere minoren hogeschoolbreed aangeboden en staan open voor studenten van verschillende schools. Informatie over alle honoursminoren die binnen de hogeschool worden aangeboden is te vinden in de DOP. Voor de excellentieprogramma’s worden studenten geselecteerd. Meer informatie over de excellentieprogramma’s, de toelatingsvoorwaarden en de selectieprocedure is te vinden in hoofdstuk 4.
17
3.5 Aanwezigheidsplicht De Academie voor Popcultuur kent geen aanwezigheidsplicht maar gaat uit van eigen verantwoordelijkheid en onderling vertrouwen. De eigen verantwoordelijkheid van de student voor de eigen leerroutes en studieloopbaan is de basis van het onderwijssysteem van de opleiding. Om aanwezigheid te borgen worden afspraken gemaakt binnen projectgroepen en productiehuizen tussen docenten en studenten en tussen studenten onderling over samenwerking en aanwezigheid. Afmelden met reden bij afwezigheid is een eerste verantwoordelijkheid van de student. Het elkaar aanspreken op het niet nemen van verantwoordelijkheid behoort tot de cultuur die de opleiding nastreeft.
18
3.6 Curriculumoverzicht De student plant zijn eigen studie en is vrij om te kiezen voor door de opleiding aangeboden projecten, het werken via het projectbedrijf of voor door hem zelf aangedragen projecten. De opzet van het curriculum ziet er schematisch als volgt uit:
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Semester 1
Semester 2
periode 1 Specialisatie
periode 2 Specialisatie
15 + EC eigen profilering minimaal gevorderd
15 + EC eigen profilering minimaal gevorderd
Stage
Stage
15 EC verplichte competenties minimaal gevorderd Kernprogramma 15 + EC
15 EC eigen profilering minimaal gevorderd
periode 3 Afstuderen
periode 4 Afstuderen
15 EC 15 + EC verplichte eigen profilering competenties expert expert Minor of extra Specialisatie keuzeonderwijs 30 EC
Kernprogramma 15 + EC
Individuele Profilering
15 EC verplichte competenties uit kerntaken 4 en 5 gevorderd
15 EC verplichte competenties uit kerntaken 4 en 5 gevorderd
15 + EC eigen profilering; in totaal 30 EC minimaal gevorderd
eigen profilering in totaal 30 EC minimaal gevorderd
Gekkenhuis samenwerken en uitvoeren
NEXT verkennen en vertalen
Life is a Pitch denken en overtuigen
Paris Hilton leiden en ondernemen
15 + EC verplichte competenties uit kerntaken 3 en 4 basis
15 + EC verplichte competenties uit kerntaken 1 en 2 basis
15 + EC verplichte competenties uit kerntaken 1 en 5 basis
Individuele Profilering 15 + EC
15 + EC verplichte competenties uit kerntaken 6 en 7 basis
+ betekent dat het mogelijk is om meer EC’s te halen in een periode dan noodzakelijk is
19
Curriculumoverzichten jaar 1 t/m 4 Opleiding: Muziek of Vormgeving (voltijd)
studiejaar 1
Blok 1.1: Samenwerken en uitvoeren/project Gekkenhuis Periode: 1 Kerntaken: 1 Het bedenken van een artistiek, multi – interdisciplinair concept. 5. Het realiseren van een artistiek ontwerp. 1 visie en creërend vermogen 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 4 innovatie, groei en 6 vermogen tot kritische reflectie 9 organiserend vermogen
Code
EC
T
Blok 1.2: Verkennen & Vertalen/project Next Periode: 2 Kerntaken: 3. Het verkennen en interpreteren van culturele trends en ontwikkelingen. 4. Een concept volgens eigen interpretatie vertalen naar een ontwerp.
3
O
3
1
1 visie en creërend vermogen 4 innovatie, groei en vernieuwing 5 analytisch vermogen
3 2 2
6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid
EC
Major : Muziek of Vormgeving T
Blok 1.4: Leiden & Ondernemen/Paris Hilton Periode: 4 Kerntaken: 6. Leidinggeven aan een artistiek proces. 7.Het op de markt brengen van artistiek concept/ontwerp/product.
Code 3
O
3
1
2 communicatief vermogen 4 innovatie, groei en vernieuwing 7 omgevingsgerichtheid 8 ondernemerschap
T
Blok 1.3: Denken & Overtuigen/Life is a Pitch Periode: 3 Kerntaken: 1. Het bedenken van een artistiek, multi – interdisciplinair concept. 2. Het uitdragen van een artistiek (multi- interdisciplinair) concept.
Code 3
O
3
1
1 visie en creërend vermogen 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid
3 3 3
EC
3 3 3
9 organiserend vermogen
T
3
O
3
1
3 3 3
2
Basisniveau
Basisniveau
Basisniveau
Basisniveau
Beoordeling Integraal assessment
Beoordeling Integraal assessment
Beoordeling Integraal assessment
Beoordeling Integraal assessment
Totaal
Code
EC
15
Totaal
15
Totaal
20
15
Totaal
15
Opleiding: Muziek of Vormgeving (voltijd) Blok 2.1: Kernprogramma/kerntaak 4 Periode: 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 Kerntaak 4. Een concept volgens eigen interpretatie vertalen naar een ontwerp.
studiejaar 2
5 verplicht te verwerven competenties die je koppelt aan een of meer projecten uit het projectbedrijf of aan een zelf aangedragen project.
Kerntaak 4 1 visie en creërend vermogen 4 innovatie, groei en vernieuwing 5 analytisch vermogen 6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid
EC
Code
T
Blok 2.2: Kernprogramma/kerntaak 5 Periode: 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 Kerntaak 5. Het realiseren van een artistiek ontwerp.
O
5 verplicht te verwerven competenties die je koppelt aan een of meer projecten uit het projectbedrijf of aan een zelf aangedragen project.
1
3 3 3 3 3
Kerntaak 5 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 4 innovatie, groei en vernieuwing 5 analytisch vermogen 9 organiserend vermogen
EC
Code
Major : Muziek of Vormgeving
T
Blok 2.3: Individuele Profilering Periode: 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 Kerntaken: 1 t/m 7
O
Keuze van 5 competenties die je koppelt aan een of meer projecten uit het projectbedrijf of aan een zelf aangedragen project.
1
EC
T Blok 2.4: Individuele profilering Periode: 2.1, 2.2, 2.3, en/of 2.4 Kerntaken: 1 t/m 7 O Zie Blok 2.3
Code
EC
Code
O
1
1
Je kunt kiezen uit onderstaande competenties gekoppeld aan een van de kerntaken. 1 visie en creërend vermogen 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 4 innovatie, groei en vernieuwing 5 analytisch vermogen 6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid 8 ondernemerschap 9 organiserend vermogen
3 3 3 3 3
3 3 3 3 3 3 3 3 3
Je mag in dit blok maximaal 3x aan dezelfde competentie werken op minimaal gevorderd niveau
Gevorderd niveau
Gevorderd niveau
Minimaal gevorderd niveau
Beoordeling Integraal assessment
Beoordeling Integraal assessment
Beoordeling Integraal assessment
Totaal
15
Totaal
15
Totaal
21
15
T
Totaal
15
Opleiding: Muziek of Vormgeving (voltijd) Blok 3.1: Stage Periode: 2.3, 2.4, 3.1,3.2,3.3, 3.4 4.1,en/of 4.2 Kerntaken: 1 t/m 7
studiejaar 3
Vijf verplicht te verwerven competenties tijdens je stage:
EC
Code
T
Blok 3.2: Stage Periode: 2.3, 2.4, 3.1,3.2,3.3, 3.4 4.1,en/of 4.2 Kerntaken: 1 t/m 7
O
Keuze van 5 competenties die je koppelt aan je stage op minimaal gevorderd niveau.
O
2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 7 omgevingsgerichtheid
3
8 ondernemerschap
3
9 organiserend vermogen
3
3 3
EC
T
Blok 3.3: Specialisatie 1 of Minor Periode: 3.1,3.2,3.3, 3.4 Kerntaken: 1 t/m 7
EC T Blok 3.4: Specialisatie 1 of Minor Periode: 3.1,3.2,3.3, 3.4 Kerntaken: 1 t/m 7
O Keuze van 5 competenties die je Code koppelt aan een of meer 1 projecten uit het projectbedrijf of aan een zelf aangedragen project.
Code
Je kunt kiezen uit onderstaande competenties gekoppeld aan een van de kerntaken. 1 visie en creërend vermogen 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 4 innovatie, groei en vernieuwing 5 analytisch vermogen 6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid 8 ondernemerschap 9 organiserend vermogen
Major : Muziek of Vormgeving
O Zie Blok 3.3
EC
Code
O
1
1
Je kunt kiezen uit onderstaande competenties gekoppeld aan een van de kerntaken.
1 visie en creërend vermogen 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 4 innovatie, groei en vernieuwing 5 analytisch vermogen 6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid 8 ondernemerschap 9 organiserend vermogen
3 3 3 3 3 3
3 3 3 3 3 3 3 3 3
Je mag in dit blok maximaal 3x aan dezelfde competentie werken op minimaal gevorderd niveau
3 3 3
Je mag in dit blok maximaal 3x aan dezelfde competentie werken op minimaal gevorderd niveau
Minimaal gevorderd niveau
Minimaal gevorderd niveau
Minimaal gevorderd niveau
Beoordeling Integraal assessment
Beoordeling Integraal assessment
Beoordeling Integraal assessment
Totaal
15
Totaal
15
Totaal
22
15
T
Totaal
15
Opleiding: Muziek of Vormgeving (voltijd) Blok 4.1: Specialisatie 2 Periode: 4.1, 4.2 Kerntaken 1 t/m 7
EC
Keuze van 5 competenties die Code je koppelt aan een of meer projecten uit het projectbedrijf of aan een zelf aangedragen project..
T
Blok 4.2: specialisatie 2 Periode: 4.1, 4.2 Kerntaken 1 t/m 7
O
Zie blok 4.1
EC
Code
O
Studiejaar 4
T
Blok 4.3: Afstuderen Periode: 4.3 en 4.4 Kerntaken: 1 Het bedenken van een artistiek, multi – interdisciplinair concept 3 Het verkennen en interpreteren van culturele trends en ontwikkelingen 5 Het realiseren van een artistiek ontwerp 6 Leidinggeven aan een artistiek proces
O
Vijf verplicht te verwerven competenties tijdens het afstuderen:
1
1 visie en creërend vermogen 4 innovatie, groei en vernieuwing 6 vermogen tot kritische reflectie 7omgevingsgerichtheid 9 organiserend vermogen
Je kunt kiezen uit onderstaande competenties gekoppeld aan de kerntaken.
1 visie en creërend vermogen 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 4 innovatie, groei en vernieuwing 5 analytisch vermogen 6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid 8 ondernemerschap 9 organiserend vermogen
Major : Muziek of Vormgeving EC
Code
T
Blok 4.4: Afstuderen Periode: 4.3 en 4.4 Kerntaken 1 t/m 7
O
Zie Blok 4.1 met uitzondering van niveau; tijdens het afstuderen werk je ook aan de door jezelf gekozen competenties op expert niveau.
1
3 3
EC
Code
O 1
3 3 3
3 3 3 3 3 3 3 3 3
Je kunt in dit blok maximaal 3x aan dezelfde competentie werken op minimaal gevorderd niveau
Minimaal gevorderd niveau
Expert niveau
Beoordeling Integraal assessment
Beoordeling Integraal assessment
Totaal
15
Totaal
15
Totaal
23
15
Totaal
T
15
Keuzeprogramma’s Specialisaties Naam: Specialisatie 1 en Specialisatie 2 Doelgroep: Studenten Muziek en Vormgeving Periode 3.3 en 3.4 en/of 4.1 en 4.2 Specialisatie 1 en/of Specialisatie 2
EC
T
Voor studenten opleiding muziek tot cohort 2011: • Compositie • Uitvoerend muzikant • Producer/Technicus Voor studenten opleiding muziek vanaf cohort 2011: • Popcompositie (Pop Composition) Voor studenten opleiding vormgeving tot cohort 2011: • Grafische vormgeving • Ruimtelijke vormgeving • Mediavormgeving Voor studenten opleiding vormgeving vanaf cohort 2011: Popvormgeving (Pop Design) Keuze van 5 competenties per periode die je koppelt aan een of meer projecten uit het projectbedrijf of aan een zelf aangedragen project. Een specialisatie heeft een omvang van 30 EC. Je kiest in totaal dus 10 competenties per specialisatie.
Code
O
Je kunt kiezen uit onderstaande competenties gekoppeld aan de kerntaken. Je mag in dit blok maximaal 3x aan dezelfde competentie werken op gevorderd of expertniveau. 1 Visie en creërend vermogen 2 Communicatief vermogen 3 Vermogen tot samenwerken 4 Innovatie, groei en vernieuwing 5 Analytisch vermogen 6 Vermogen tot kritische reflectie 7 Omgevingsgerichtheid 8 Ondernemerschap 9 Organiserend vermogen
3 3 3 3 3 3 3 3 3
Minimaal gevorderd niveau Beoordeling: Integraal assessment Totaal (per specialisatie)
30
24
Honours talentprogramma 1e jaar programma (2e studiejaar student) Opleiding: AvP, ABK, VG
Cursusjaar 2013-2015 Toetsvorm
Omschrijving
EC ProgRESScode
Omschrijving
Score
Semester 3
Semester 4
Visie en creërend vermogen 1 Groei, Innovatie en vernieuwing 1 Omgevingsgerichtheid 1
3
AMHHOVCV1
Assessment
o/v
X
3
AMHHOGIV1
Assessment
o/v
X
3
AMHHOOGG1
Assessment
o/v
X
Leiderschap 1
2
AMHHOLDS1
Assessment
o/v
X
Interdisciplinaire lijn 1 en 2
2
Extern
o/v
2
Extern
o/v
Totaal
15
X X
2e jaar programma (3e studiejaar student) Opleiding: AvP, ABK, VG
Cursusjaar 2013-2015 Toetsvorm
Omschrijving
EC ProgRESScode
Omschrijving
Score
Semester 5
Semester 6
Visie en creërend vermogen 2 Groei, Innovatie en vernieuwing 2 Omgevingsgerichtheid 2
3
AMHHOVCV2
Assessment
o/v
X
3
AMHHOGIV2
Assessment
o/v
X
3
AMHHOOGG2
Assessment
o/v
X
Leiderschap 2
4
AMHHOLDS2
Assessment
o/v
X
Interdisciplinaire lijn 3
2
Extern
o/v
X
Totaal
12
Toelichting algemeen Het honours talentprogramma omvat in totaal 30 – 36 ec, aanvullend op het reguliere studieprogramma. Daarvan wordt het grootste deel ingevuld door de school: minimaal 20 ec voor de onderzoekslijn (ONDL) en 4 ec voor de communitylijn (COMM). De interdisciplinaire lijn wordt hogeschoolbreed aangeboden in de vorm van thema’s van 2 ec. De student kiest gedurende het honours talentprogramma uit het totale aanbod drie thema’s (in totaal 6 ec). Toelichting Progresscodes honours talentprogramma’s De studieonderdelen van het Honours talentprogramma zijn herkenbaar in Progress door middel van de codering. De eerste twee posities betreffen de afkorting van de opleiding. Op de derde positie (dus waar normaal gesproken de D of V staat) komt de H van Honours. De thema’s in de interdisciplinaire lijn krijgen een aparte code, gekoppeld aan de aanbiedende school. Deze codes worden aangeleverd door STAD; de opleiding hoeft dus geen codes zelf in te vullen.
25
4.
Studieprogramma
4.1 Programma Propedeuse Tijdens de propedeuse leren studenten op basisniveau te werken aan de kerntaken en competenties van het opleidingsprofiel. De ontwikkeling van de student wordt getoetst door middel van assessments. Hierin wordt bekeken in hoeverre de student voldoet aan de bij kerntaken en competenties gestelde eisen. Projecten In de propedeuse wordt het onderwijs georganiseerd rondom vier door de opleiding georganiseerde projecten. Rondom de projecten worden verschillende vormen van flankerend onderwijs georganiseerd. De projecten vormen samen een gemeenschappelijk programma voor zowel studenten uit de richting muziek als vormgeving. Studenten werken samen in projectgroepen van gemiddeld vijf studenten aan de projecten. De inhoud van de projecten en de eisen en voorwaarden die daarbij worden gesteld zijn vastgelegd in projecthandleidingen. Productiehuis propedeuse Het onderwijs in de propedeuse wordt georganiseerd vanuit een productiehuis. Een productiehuis propedeuse bestaat uit een aantal projectgroepen die gecoacht worden door verschillende docenten. In het productiehuis propedeuse staat de organisatorische voortgang van het project en de artistieke ontwikkeling van de student centraal. Werkvormen die gebruikt worden zijn onder anderen werk- en hoorcolleges, presentaties, intervisie, consulten en excursies. Coaching binnen het productiehuis is de cruciale verbinding tussen het project, flankerend onderwijs en toetsing. Coaching vindt plaats vanuit verschillende invalshoeken. Daarbij zijn drie onderdelen te onderscheiden die gezamenlijk de kern van het onderwijs vormen: 1. Research & Development (R&D) Deze lessen zijn bedoeld om onderzoeksvaardigheden en artistieke ontwikkeling van studenten tijdens het project te stimuleren en te helpen monitoren. R&D wordt gegeven door de ‘R&D docent’. 2. Projectmanagement (PM) De administratieve, organisatorische en sociale kant van het projectmatig werken komt tijdens deze lessen aan de orde. Samenwerken, communiceren, plannen en verslaglegging komen onder andere aan bod. Projectmanagement wordt gegeven door de ‘projectcoach’. 3. Studieloopbaanbegeleiding (SLB) Hierbij staat de persoonlijke ontwikkeling en studievoortgang van de student centraal. Iedere student krijgt een studieloopbaanbegeleider (de ‘SLB-er’) toegewezen. Met deze SLB-er wordt het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) opgesteld. In het POP wordt beschreven aan welke projecten de student werkt en welke competenties er behaald moeten worden. Ook het niveau van competentieontwikkeling en de wijze waarop dit aangetoond wordt is in het POP beschreven. De SLB-er geeft goedkeuring aan het POP en houdt de uitvoering en continuïteit in de gaten.
26
Middels reflectie (vastgelegd in verslagen) kijkt de student terug op persoonlijke groei ten aanzien van de competenties en stelt zichzelf op basis van deze reflectie nieuwe leerdoelen. De SLB-er ondersteunt hierin en geeft de student feedback op diens reflectievaardigheden. Studieloopbaanbegeleiding is bij de AvP geïntegreerd in het curriculum. Om studenten verder te ondersteunen bij het uitvoeren van de projecten wordt het volgende (flankerend) onderwijs aangeboden (waarbij vormgeving en muziek zowel geïntegreerd als specifiek aan bod komt): Sound, Vision en Brainwaves Werkcolleges waarin vanuit auditief, visueel en filosofisch perspectief naar de thematiek van de projecten wordt gekeken. Daarbij ligt de nadruk op het in de praktijk herkennen, toepassen en ontwikkelen van theoretische concepten. Instrumentals (Music & Design cafés) Deze lessen hebben als doel de uitvoerende vaardigheden van de student op diens instrument (zowel muziek als vormgeving) te vergroten. In principe zijn deze lessen aan het project gekoppeld maar worden ook gebruikt voor de algemene ontwikkeling op het gekozen instrument. Consults Studenten kunnen met verschillende (vak)docenten afspraken maken voor consultgesprekken of lessen. In een consult kan de student specifieke vragen en problemen voorleggen aan een docent. Deze docent ondersteunt en adviseert daarbij. Studenten moeten hierbij rekening houden met een beperkte beschikbaarheid van docenten omdat deze vaak meerdere afspraken hebben. Naast het hiervoor beschreven flankerend onderwijs worden er tijdens de projecten verschillende (gast)colleges, trainingen en workshops georganiseerd die aansluiten bij de thematiek van de projecten. 4.2 Programma Hoofdfase Gedurende de hoofdfase werken studenten aan competentieontwikkeling op gevorderd en expert niveau. De trajecten die studenten doorlopen resulteren uiteindelijk in een afstudeerproject waarin de student aantoont aan de eindkwalificaties van de opleiding te voldoen en daarmee als beginnend creatief professional zijn loopbaan voort te kunnen zetten. Net als in de propedeuse wordt de ontwikkeling van de student getoetst door middel van assessments. Projecten In de hoofdfase is het onderwijs georganiseerd rondom projecten van buiten. Deze projecten worden zowel door het werkveld aangeboden als door studenten zelf geïnitieerd en georganiseerd. De opleiding speelt hierbij een faciliterende rol. Rondom de projecten worden verschillende vormen van flankerend onderwijs georganiseerd. De studenten en het werkveld (o.a. in de vorm van gastcolleges, stages, etc.) hebben hierbij in toenemende mate een initiërende en sturende rol. Studenten werken samen met elkaar en/of met het werkveld aan de projecten. Eisen en voorwaarden die aan projecten op gevorderd of expert niveau worden gesteld zijn vastgelegd in de handleiding onderwijs hoofdfase.
27
Productiehuis hoofdfase Het productiehuis is de plek waarbinnen het delen en stimuleren van leerervaringen plaatsvindt. In de hoofdfase bestaat een productiehuis uit een groep studenten met eigen ideeën en projecten die gecoacht worden door verschillende docenten. De werkvormen die in de propedeuse worden toegepast (werk- en hoorcolleges, presentaties, intervisie, consulten, excursies etc.) worden ook in de hoofdfase gebruikt. Omdat de projecten niet meer per definitie door de opleiding worden georganiseerd ligt de nadruk in het productiehuis hoofdfase op de individuele student en zijn project. Werkvormen zullen daarbij in toenemende mate door studenten worden georganiseerd en uitgevoerd. Coaching binnen het productiehuis is ook in de hoofdfase de cruciale verbinding tussen het project, flankerend onderwijs en toetsing. Daarbij vormen de onderdelen R&D, Projectmanagement en SLB net als in de propedeuse de kern van het onderwijs. Ook de invulling van deze onderdelen is in principe dezelfde waarbij een paar accentverschillen te vermelden zijn: 1. Research & Development (R&D) Deze lessen zijn bedoeld om onderzoeksvaardigheden en artistieke ontwikkeling van studenten tijdens het project te stimuleren en te helpen monitoren. R&D wordt gegeven door de ‘R&D docent’. In de hoofdfase neemt de sturing door de R&D docent geleidelijk aan af. Dit betekent dat studenten in toenemende mate onderzoek en artistieke ontwikkeling zelfstandig gaan opzetten en uitvoeren. 2. Projectmanagement (PM) De administratieve, organisatorische en sociale kant van het projectmatig werken komt tijdens deze lessen aan de orde. Samenwerken, communiceren, plannen en verslaglegging komen onder andere aan bod. Projectmanagement wordt gegeven door de ‘projectcoach’. Ook hier geldt dat studenten, naar mate ze op gevorderd en uiteindelijk op expert niveau leren werken, steeds meer zelfstandig projecten gaan organiseren. De rol van de projectcoach verschuift daarmee steeds meer naar consultant. 3. Studieloopbaanbegeleiding (SLB) In de hoofdfase blijft de persoonlijke ontwikkeling en studievoortgang van de student centraal staan. SLB in de hoofdfase heeft als doel de student te begeleiden bij het maken van keuzes in zijn studietraject zodat hij zijn ambitie kan verwezenlijken en als beginnend creatief professional afstudeert. Het kiezen van de juiste rollen en daarbij behorende kerntaken en competenties is daarbij een essentieel middel. Het afstemmen van de mogelijkheden binnen het opleidingsprofiel enerzijds en de talenten, dromen en ambities van de student anderzijds staat daarbij centraal. Net als bij R&D en PM neemt de student in toenemende mate de regie bij het opstellen van het POP en het uitvoeren daarvan. De SLB-er blijft in de hoofdfase de student ondersteunen bij de studievoortgang en reflectie daarop. Omdat studenten in de hoofdfase grotendeels zelf de normering opstellen aan de hand waarvan ze competenties ontwikkelen, heeft de SLB-er een monitorende rol bij het beoordelen van de kwaliteit van deze
28
normering. Hierbij vindt nauw overleg plaats met andere docenten die betrokken zijn bij het leerproces van de student. Flankerend onderwijs Voor projecten in de hoofdfase wordt in principe geen flankerend onderwijs door de opleiding georganiseerd. Flankerend onderwijs vindt in de hoofdfase van de AvP plaats op basis van de vraag van studenten. Studenten organiseren in toenemende mate zelf het onderwijs en maken op basis van het POP afspraken met docenten over consults. Doorgaans gebeurt dit aan het begin van een semester. Workshops, trainingen en/of colleges die voor alle studenten interessant zijn worden gecommuniceerd via (Hanze)mail, Blackboard Learn en/of sociale media. 4.3 Excellentieprogramma’s Academie Minerva biedt de volgende excellentieprogramma’s aan: • Honours talentprogramma • Individueel traject: o Honoursproject o Honoursstage Honours talentprogramma Het Minerva honours talentprogramma start in het tweede studiejaar en is gespreid over de opleiding. Het honours talentprogramma omvat 30 extra ec’s, in aanvulling op het reguliere studieprogramma van de bacheloropleiding. Het honours talentprogramma kent een onderzoekslijn, een communitylijn en een interdisciplinaire lijn. In de onderzoekslijn werkt de student aan praktijkgericht onderzoek, advies en innovatie op het gebied van kunst en cultuur in een maatschappelijke context. In de communitylijn organiseert de student activiteiten voor de school en voor de gemeenschap buiten de school. Studenten die deelnemen aan het Minerva honours talentprogramma vormen een lerend, producerend netwerk. In de interdisciplinaire lijn kiest de student zelf uit het aanbod van actuele, maatschappelijke thema’s die hogeschoolbreed worden aangeboden. Het honours talentprogramma wordt bij afstuderen vermeld op het getuigschrift en het diplomasupplement. Criteria voor toelating zijn: zie bijlage IV voor selectiecriteria Selectieprocedure: zie bijlage IV voor selectieprocedure Honoursminor Binnen de Hanzehogeschool worden hogeschoolbreed honoursminoren aangeboden, waarbij studenten van verschillende opleidingen een multidisciplinair programma volgen en uitdagende opdrachten uitvoeren. Het betreft een programma van 30 ec (incl. studieloopbaanbegeleiding). Deze minoren staan vermeld in de DOP. Daarbij zijn ook de selectiecriteria en de selectieprocedure vermeld. Voor honoursminoren is in verband met de selectieprocedure tijdige voorinschrijving noodzakelijk. De honoursminor wordt bij afstuderen als excellentieprogramma vermeld op het diplomasupplement. NB Academie Minerva biedt zelf geen honoursminor aan.
29
Individuele trajecten Binnen de opleiding kan de student op individuele basis een excellentietraject volgen in de vorm van een honoursstage en/of een honoursproject. Honoursstage Het betreft een extra uitdagende stage bij een gerenommeerde instelling of bedrijf, waarvoor de student wordt geselecteerd. De richtlijnen waaraan een honours stageplek moet voldoen zijn: • Het bedrijf heeft aantoonbaar toegevoegde waarde voor popcultuur (denk aan internationale publicaties, opdrachten, releases etc.); • Het bedrijf beschikt over een breed, internationaal netwerk binnen de popcultuur; • Het bedrijf is bereid deel om actief te nemen aan beoordeling en evaluatie van zowel resultaten en ontwikkeling van de student; • De student moet binnen het bedrijf de verplichte competenties op excellent niveau kunnen ontwikkelen; • De student krijg binnen het bedrijf ruimte en brede verantwoordelijkheid (zowel organisatorisch als artistiek/creatief); • De student krijgt ondersteuning vanuit het (top)management van het bedrijf; • De student krijgt toegang tot het netwerk van de organisatie. Bij afstuderen wordt een honoursstage als excellentieprogramma vermeld op het diplomasupplement. Criteria voor toelating zijn: zie bijlage IV voor selectiecriteria Selectieprocedure: zie bijlage IV voor selectieprocedure Honoursproject Het betreft de uitvoering van een extra uitdagend, innovatief project met een omvang van minimaal 30 ec, passend binnen het bachelorprogramma. Bij afstuderen wordt het honoursproject als excellentieprogramma vermeld op het diplomasupplement. Criteria voor toelating zijn: zie bijlage IV voor selectiecriteria Selectieprocedure: zie bijlage IV voor selectieprocedure
30
4.4 DOP formats Minor/specialisatie Rubriek
Minor
Titel*
Popcultuur
Titel in het Engels*
Pop Culture
Soort*
x Minor
Cursusjaar*
2013-2014
Doelgroep/soort onderwijs*
Meerkeuze uit (meer dan 1 opleiding, major, School mogelijk): X Minor voor studenten Hanzehogeschool x Minor voor alle studenten Hbo Nederland (via Kies Op Maat)
Instapvoorwaarden
Omschrijving van de voorwaarden om deel te mogen nemen Er wordt een intake-assessment uitgevoerd waarbij gelet wordt op de volgende punten: het creatief vermogen om je zelf te ontwikkelen en het opstellen van een realistisch plan
Competentienaam
(apc.7) Kerntaak 7 Vermarkten (apc.6) Kerntaak 6 Leidinggeven (apc.5) Kerntaak 5 Realisatie ontwerp (apc.4) Kerntaak 4 Ontwerpen (apc.3) Kerntaak 3 Trends en ontwikkeling (apc.2) Kerntaak 2 Uitdragen van een concept (apc.1) Kerntaak 1 Concepting (apc.C9) Organiserend vermogen (apc.C7) Omgevingsgerichtheid (apc.C6) Vermogen tot kritische reflectie (apc.C4) Innovatie, groei en vernieuwing (apc.C5) Analytisch vermogen (apc.C3) Vermogen tot samenwerken (apc.C8) Ondernemerschap (apc.C2) Communicatief vermogen (apc.C1) Visie en creërend vermogen
31
Inhoud*
De minor popcultuur geeft je de mogelijkheid om in 20 weken intensief te werken aan een project binnen de popcultuur. Je kunt zelf een project aandragen of meewerken aan een extern project dat door het projectbedrijf van de opleiding wordt aangeboden. Je kunt kiezen voor muziek of vormgeving of voor een cross over van beide richtingen. Je kan daarbij denken aan bandvorming, bouwen van een website, maken van een videoclip, de realisatie van een evenement, etc. In de periode ontwikkel je het concept en voert deze, al dan niet in samenwerking, binnen de Academie voor Popcultuur uit. Daarnaast neem je deel aan (gast)colleges, groepsoverleg, trainingen en werkplaatsen die aansluiten bij het project dat je gekozen hebt. Je wordt daarbij door docenten gecoacht. Afhankelijk van je kennis en ervaring kun je kiezen voor een specialisatie in je rol: voor vormgeving zijn dat: audiovisuele vormgeving, ruimtelijke vormgeving, grafische vormgeving. Je werkt gedurende deze twee perioden aan 2 of meer van de volgende kerntaken: 1 Het bedenken van een artistiek, multi - interdisciplinair concept 2 Het uitdragen van een artistiek (multi- interdisciplinair) concept 3 Het verkennen en interpreteren van culturele trends en ontwikkelingen 4 Een concept volgens eigen interpretatie vertalen naar een ontwerp 5 Het realiseren van een artistiek ontwerp 6 Leidinggeven aan een artistiek proces 7 Het op de markt brengen van een artistiek concept/ontwerp/product Elk blok wordt afgesloten met een beoordeling in de vorm van een integraal assessment. Tussentijds laat je je beoordelen door begeleidende docenten, medestudenten en/of opdrachtgevers
Bijzonderheden
De minor wordt twee keer per jaar aangeboden en start in periode 1 en 3. De minor bestaat uit twee keuzeblokken: Project Popcultuur en Project Popcultuur 2 die beide goed zijn voor respectievelijk 15 EC.
Contactpersoon**
Anne Karen de Boer
Bijbehorend onderwijs*** Naam blok/onderwijseenhei
ProgressCode
Project Popcultuur 1
APCH6PRJ1
Project Popcultuur 2
APCH7PRJ2
Studiejaar***
n.v.t. (in regulier programma, i.g.v. minor niet van toepassing)
Periode***
Aangeboden in periode 1 en 2 en 3 en 4
Plaats in het onderwijsprogramma***
code: jaar.periode; maximaal 1 code selecteren (in regulier programma, i.g.v. minor niet van toepassing)
32
Minor/specialisatie Rubriek
Minor
Titel*
International Pop Culture (M09IP)
Titel in het Engels*
International Pop Culture
Soort*
X Minor | □ Specialisatie
Cursusjaar*
2013-2014
Doelgroep/soort onderwijs*
Meerkeuze uit (meer dan 1 opleiding, major, School mogelijk): □ Aanbevolen voor studenten opleiding/major …………………… □ Aanbevolen Minor voor studenten School ……………… x Minor voor studenten Hanzehogeschool x Minor voor alle studenten Hbo Nederland (via Kies Op Maat) x Minor voor studenten aan buitenlandse universiteiten die Erasmuspartner van de Academie zijn en indien plaatsen beschikbaar zijn voor Erasmuspartners van de Hanzehogeschool
Instapvoorwaarden
We constructed an intake procedure out of two main motives: - We want to know what the students expectations are for the minor at the Academy of Pop Culture. This is in order to find out if the student can reach those goals here - Placement in one of the production houses is based on the projects or goals that the students have described in their intake documents Documents We need an motivation letter (about 300 words) and a project plan (about 2 A4 pages) from the students. In the project plan the students describe the projects they would like to perform and the competences they want to develop. The competences are correlated to the described projects
Competentienaam
(apc.1) Kerntaak 1 Concepting (apc.2) Kerntaak 2 Uitdragen van een concept (apc.3) Kerntaak 3 Trends en ontwikkeling (apc.4) Kerntaak 4 Ontwerpen (apc.5) Kerntaak 5 Realisatie ontwerp (apc.6) Kerntaak 6 Leidinggeven (apc.7) Kerntaak 7 Vermarkten (apc.C1) Visie en creërend vermogen (apc.C2) Communicatief vermogen (apc.C3) Vermogen tot samenwerken (apc.C4) Innovatie, groei en vernieuwing (apc.C5) Analytisch vermogen (apc.C6) Vermogen tot kritische reflectie (apc.C7) Omgevingsgerichtheid (apc.C8) Ondernemerschap (apc.C9) Organiserend vermogen
33
Inhoud*
Themes related to pop culture - lifestyle & trends - entrepreneurship - innovation - mass culture & subculture - zeitgeist - communication & information - networking - image - identity - authenticity You will have to explain what your goals are for the Minor, which competences you would like to work on and what projects you want to achieve. This document will be converted in to a contract with the student. The student will be assessed on the competences in that contract. So per student there will be an individual route within the limits of this minor. Projects you are working on could be starting a band, building a website, the realisation of a festival etcetera. Projects At the Academy of Pop culture the students have the possibility to choose their own assignment(s), they can come up with an own project or get inspiration for a project by a teacher from the Academy. Whatever a student chooses teamwork and collaboration is a significant aspect in their assignment work. They are not only selecting a subject matter on which their projects are based, but they are also choosing competencies they want to develop themselves, like for example communication or organizing skills. The students are assigned to a personal coach who will help them formulate their goals. During the minor they will have several meetings together about their Personal Development Plan and the general development of their projects. Assessment Every ten weeks there is an assessment week at the Academy of Pop culture. This means that the students have the possibility to get assessed twice during the minor on their work that they have done and their personal development. To apply for an assessment the students have to sign up by mail and hand in their portfolio, which consist of the work that they have done, a personal development plan and verification of that the project has been taken place This could be in the form of photos, emails and feedback from teachers and other people that they have worked with. The portfolio is assessed by two teachers
Bijzonderheden
he international Minor Pop culture at the Academy of Pop culture starts every semester at the 1st of september and 14th of february . By successfully completing the minor the student will earn 30 European Credits. If the student chooses the Minor they will be asked to hand in an intake document. In this document the student will have to explain what their goals are for the Minor, which competences they would like to work on and what projects they would like to achieve (please see Intake procedure). With the aid of these documents there will be decided in which production house you will be placed
Contactpersoon**
Degene die binnen de School toelichting kan geven Anne Karen de Boer
Bijbehorend onderwijs*** Naam blok/OE
Studiejaar***
ProgressCode
International Pop Culture 1
APCH9IPR1
International Pop Culture 2
APCH9IPR2
n.v.t. (in regulier programma, i.g.v. minor niet van toepassing)
Periode***
1 en 2 |
Plaats in het onderwijsprogramma***
3 en 4
code: jaar.periode; maximaal 1 code selecteren (in regulier programma, i.g.v. minor niet van toepassing)
* compulsory sections for DOP ** compulsory when optional for students from other schools *** grey sections can be filled in by DOP-manager according to curriculum
34
5.
Toelatingseisen
5.1 Profiel m.b.t. de toelating tot de opleiding Om toegelaten te worden tot de opleiding Muziek of Vormgeving moet een intakeassessment met goed gevolg worden afgelegd. Om deel te kunnen nemen moet aan de hierna volgende algemene eisen worden voldaan. Degene die zich wenst in te schrijven als student voor de opleiding dient te voldoen aan één of meer van de volgende vooropleidingseisen: a) VWO diploma; b) HAVO diploma; c) MBO niveau 4 diploma dat toelating geeft tot het HBO; d) Propedeutisch getuigschrift; e) Getuigschrift (afsluitend examen) van een hogeschool dan wel universiteit; f) Door de minister aangewezen diploma dat als tenminste gelijkwaardig aan een diploma als bedoeld onder a, b of c wordt aangemerkt; g) Diploma dat naar het oordeel van de Examencommissie gelijkwaardig is aan een diploma als bedoeld onder a, b of c. Februari instroom Het is mogelijk om tussentijds bij de Academie voor Popcultuur in te stromen. Voor kandidaten die willen wisselen van opleiding of om andere redenen tussentijds willen instromen gelden dezelfde toelatings- en aanvullende eisen zoals in dit hoofdstuk beschreven. 5.2 Toelating op grond van buitenlands diploma Studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma dienen om te worden toegelaten aan een Nederlandstalige opleiding aan de volgende drie eisen te voldoen: 1. 2.
3.
De student moet kunnen aantonen dat hij in het bezit is van het diploma Staatsexamen NT2-II bestaande uit vier deelcertificaten. Een bewijs van toelating kunnen overleggen dat door de School is afgegeven. Dit bewijs wordt afgegeven indien het buitenlandse diploma minimaal gelijkwaardig is aan HAVO of MBO-niveau, of als de student beschikt over het getuigschrift van het Voorbereidend Jaar van het Noorderpoortcollege met het juiste vakkenpakket. Een geldige verblijfsstatus voor het volgen van een studie in Nederland.
Voor nadere informatie kan de student contact opnemen met STAD. 5.3 Toelatingsonderzoek (de zogenaamde 21+ regeling) Studenten van 21 jaar en ouder die niet voldoen aan de vooropleidingseisen, kunnen hiervan worden vrijgesteld na een onderzoek door een toelatingscommissie die door de dean is ingesteld. De toelatingscommissie brengt een advies uit aan de dean. Bij het toelatingsonderzoek worden de volgende eisen gesteld: a) De student moet aan de eisen van het reguliere intake-assessment voldoen. b) De student moet de Multiculturele capaciteitstest Hoger Onderwijs (NOA) met goed gevolg afleggen.
35
Aan de eisen bedoeld onder b. wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van de NOA toets, afgenomen door een gekwalificeerde medewerker en op basis van een gesprek met een of meer leden van de toelatingscommissie. Onderdeel van het toelatingsonderzoek kan ook zijn dat de student een portfolio samenstelt, waarbij dit portfolio de basis vormt voor een af te nemen assessment. Onderdeel van het portfolio kan een ervaringscertificaat zijn. Specifiek voor kunstonderwijs Studenten die jonger zijn dan 21 en niet voldoen aan de vooropleidingseisen en daar ook niet van kunnen worden vrijgesteld, kunnen in bijzondere gevallen tot de opleiding worden toegelaten als zij naar het oordeel van de toelatingscommissie blijk hebben gegeven van voldoende geschiktheid voor de desbetreffende opleiding. 5.4 Aanvullende eisen Wanneer een aspirant student voor toelating in aanmerking wil komen, dan meldt deze zich aan via Studielink: http://www.studielink.nl. De student krijgt na aanmelding via Studielink van de opleiding een opdracht die voorafgaand aan het assessment dient te worden vervult. Deze opdracht houdt het volgende in: a. b.
De aspirant student stuurt een door de opleiding toegestuurde (volledig ingevulde) vragenlijst op. De aspirant student stuurt een recente pasfoto plus een kopie van het eigen id-bewijs op. c. De aspirant student stuurt een portfolio op dat voldoet aan de door de opleiding toegestuurde richtlijnen.
Intake-assessment Op basis van de hiervoor beschreven opdracht wordt de aspirant student uitgenodigd om deel te nemen aan een intake-assessment. Wanneer de opdracht onvoldoende wordt uitgevoerd krijgt de aspirant student een gemotiveerd advies over hoe hij verder. Op basis van dit advies kan de aspirant student zich voor een volgende ronde opnieuw aanmelden. Indien de aspirant student in aanmerking komt voor het intake-assessment ontvangt hij een week van tevoren een uitnodiging. In deze uitnodiging wordt bekend gemaakt waar en wanneer de intake plaatsvindt. De data voor de intake staan op de website van de Hanzehogeschool Groningen. Beoordeling intake-assessment Aspirant studenten worden aan de hand van het intake-assessment beoordeeld door een intake-commissie bestaande uit docenten en studenten. De opleiding stelt de hierna volgende aanvullende eisen conform de door het ministerie van onderwijs vastgestelde criteria.
36
Voor de opleiding Muziek Technische en fysieke vaardigheid blijkend uit: • De dispositie om de instrumentele vaardigheden verder te ontwikkelen. Artistieke aanleg die blijkt uit: • Expressiviteit in muzikaal spel • Muzikale persoonlijkheid Voor de opleiding Vormgeving Artistieke aanleg die blijkt uit: • Beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie • Gevoel voor kleur, vorm en materiaal • Oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid Uitslag De aspirant student ontvangt binnen een maand na het intake-assessment bericht of hij is toegelaten of afgewezen. In beide gevallen krijgt hij een geschreven motivatie van de uitslag. De algemene en aanvullende eisen gelden zowel voor de reguliere instroom als voor de februari instroom. 5.5 Toegang tot de post-propedeutische fase met onvolledige propedeuse Hier geldt de algemene regel uit artikel 4.3 van het studentenstatuut: Artikel 4.3 Examens 4.3.1.1 De Bachelor opleiding en het Associate degreeprogramma bestaan uit een propedeutische fase en een post-propedeutische fase. Aan iedere fase is een examen verbonden. 4.4 Indien de tentamens van de tot een opleiding of propedeutische fase van een Bachelor opleiding of een Associate degreeprogramma behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, is het examen behaald. 4.5 De examencommissie kan een student op diens schriftelijk verzoek reeds de toegang tot het afleggen van één of meer door de examencommissie te bepalen onderdelen van het afsluitend examen verlenen, voordat die student het propedeutisch examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. 4.6 Tenzij de examencommissie anders bepaalt, wordt een student, die na vier onderwijsperiodes van het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van zijn opleiding, de tentamenperiode daarin begrepen, 40 of meer studiepunten heeft behaald, geacht toestemming van de examencommissie te hebben tot het afleggen van onderdelen van het afsluitend examen.
37
6.
Toetsing
De inrichting van de beoordeling (toetsing middels assessments) is vastgelegd in een schoolbreed toetsbeleid. Dit toetsbeleid is vertaald naar een opleidingspecifiek toetsplan. 6.1 Volgtijdelijkheid toetsing Studenten worden tijdens assessments getoetst op competentieontwikkeling. Deze assessments vinden plaats in de laatste week van elke onderwijsperiode. Een periode bestaat uit de helft van een semester. Er zijn dus vier periodes per studiejaar. Tijdens de assessments worden studenten beoordeeld op hun competent zijn. Tijdens de assessments wordt vastgesteld welke competenties een student heeft verworven. Op basis van het assessment worden de aan competenties gekoppelde EC’s toegekend. Niveau (basis, gevorderd, expert, excellent), criteria en normering geven context en richting bij het beoordeling van competent zijn. De inhoud van de assessments – kerntaken, competenties, gedragsindicatoren, normering, niveau en bijbehorende bewijsvoering – worden voorafgaand aan het assessment vastgelegd in het POP van de student. In de propedeuse ligt per periode vast welke competenties per assessment beoordeeld worden. Deze competenties worden op basisniveau ontwikkeld en beoordeeld. Het staat de student vrij om daarnaast een assessment van andere competenties aan te vragen mits deze in het project aan de orde kunnen komen. De student moet dit aan het begin van de periode in zijn POP aangeven. Voor de hoofdfase gelden in principe dezelfde regels met betrekking tot toetsing als voor de propedeuse. Het verschil is als volgt: • Beoordeling van competent zijn vindt plaats op minimaal gevorderd niveau; • Met uitzondering van de studieonderdelen kernprogramma, stage (50%) en afstuderen (50%) kiezen studenten zelf de competenties die ze willen laten beoordelen; • Studenten formuleren zelf de normering voor de gekozen competenties. Daar waar in de propedeuse aan het eind van iedere periode een assessment doen is het in de hoofdfase mogelijk per semester een assessment te doen. 6.2 Toetsmomenten Elke periode wordt afgesloten met een assessmentweek. Een student heeft daardoor elke periode de mogelijkheid om een assessment te doen. Ook is het mogelijk om tijdens een assessmentweek meerdere assessments te doen. Wanneer een student gedurende een assessment er niet in slaagt een of meerdere competentie(s) te behalen, dan kan hij daarvoor in het algemeen in de periode daarna weer een assessment aanvragen. In bepaalde gevallen kan in overleg met de assessmentcommissie een reparatieopdracht worden uitgevoerd en beoordeeld. Het gaat dan om kleine, maar essentiële punten waarop de student onvoldoende heeft gescoord. 6.3 Anti-plagiaatregels Met plagiaat wordt bedoeld, dat er tijdens assessments, in verslagen en/of andere schriftelijke werkstukken, tekst, beeld en geluid wordt overgenomen uit het werk van anderen zonder een heldere bronvermelding, waarbij de student doet voorkomen dat het zijn/haar eigen werk is. Onder plagiaat wordt tevens citeren, parafraseren, annoteren zonder correcte bronvermelding verstaan. Het overgenomen werk dient altijd verifieerbaar
38
te zijn, middels de geldende regels (zoals leestekens, voetnoten, typografie) voor overname. De opleiding stelt dat vanaf het moment dat verslagen en/of ander schriftelijk materiaal ter beoordeling wordt aangeboden (tijdens assessments) de student de verantwoordelijkheid draagt voor de authenticiteit van het aangeboden materiaal. Tot dat moment kunnen docenten de student ondersteunen en adviseren in het omgaan met bronvermelding en het voorkomen van plagiaat. Vaststellen van plagiaat: • Wanneer plagiaat wordt vermoed licht de assessmentcommissie de examencommissie in; • De student ontvangt van de examencommissie een afschrift van deze melding; • De examencommissie stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord; • De examencommissie stelt vast of er daadwerkelijk sprake is van plagiaat; • De examencommissie stelt indien plagiaat is vastgesteld een of meerdere sancties in; • De student/pleger kan bezwaar instellen tegen de sanctie conform het Studentenstatuut. Sancties De examencommissie kan de volgende sancties opleggen, afhankelijk van de aard en ernst van het plagiaat. • • • • • 7.
Ongeldig verklaren van assessments, verslagen en/of andere schriftelijke werkstukken Ongeldig verklaren van een gedeelte van assessments, verslagen en/of andere schriftelijke werkstukken Uitsluiting van deelname aan assessments, verslagen en/of andere schriftelijke werkstukken van maximaal 1 jaar Een combinatie van de bovenstaande sancties In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist de examencommissie in redelijkheid en billijkheid Kwalitatieve vereisten voor het Studieadvies
Aan het eind van het propedeutisch jaar ontvangt de student (vormgeving en muziek) een advies over de voortzetting van de studie; dit advies kan een bindende afwijzing inhouden wanneer de student er niet in slaagt binnen een bepaalde termijn aan de vereiste studielast te voldoen. Het advies wordt uitgebracht conform de bepalingen van het Studentenstatuut. Zie verder paragrafen 4.14, 4.15, 4.16, 4.17 van het Studentenstatuut (Algemeen deel) Hanzehogeschool Groningen.
39
8.
Stages, excursies en afstuderen
8.1 Stages Een student volgt een verplichte stage van 30 EC (studielast 840 uur) in twee aaneengesloten perioden. De stage vindt in principe plaats in het derde jaar van de opleiding. In de stagehandleiding van de opleiding is dit hoofdstuk verder uitgewerkt (de stagehandleiding is te vinden op Blackboard Learn). Voorwaarden om stage te kunnen lopen Een student kan beginnen aan zijn stage wanneer in ieder geval de propedeuse is behaald en overeenstemming is bereikt met diens SLB-er. Het uitgangspunt voor het kiezen van een stageplek is de beroepsambitie van de student. In samenspraak met de SLB-er maakt de student zijn keuze en inventariseert hij of de nodige competenties aanwezig zijn om de stage uit te kunnen voeren. In het POP geeft de student aan welke competenties tijdens de stage ontwikkeld worden en welke leerdoelen hij zichzelf stelt. Duur De stage omvat minimaal een semester (half jaar) en levert 30 EC op. Daarvan worden 15 EC toegekend voor de voorgeschreven competenties en 15 EC voor zelfgekozen competenties. Doelen • Werken aan een brede inzetbaarheid (gevorderd): het leren toepassen van kennis, inzicht en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties; • Werken aan brede professionalisering (gevorderd): zelfstandig leren uitvoeren van de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar; leren functioneren binnen een organisatie; projectmatig werken; het verder ontwikkelen van professionalisering van de eigen beroepsuitoefening; • Werken aan multidisciplinaire integratie (gevorderd): het leren integreren van kennis, inzichten en vakinhouden van verschillende vakdisciplines vanuit het perspectief van het beroepsmatig handelen; het ontwikkelen van een eigen visie; • Ontwikkelen van een methodische en reflectieve denk- en handelwijze (gevorderd): het leren stellen van realistische doelen, het leren plannen: behaalde resultaten terugkoppelen en planning en aanpak daarop aanpassen; • Ontwikkelen van sociale en communicatieve vaardigheden (gevorderd): het leren communiceren en samenwerken met anderen. Competenties in de stage Vijf competenties zijn voorgeschreven en verplicht te behalen op gevorderd niveau tijdens de stage. Daarnaast kiest de student zelf vijf competenties die hij wil ontwikkelen. De voorgeschreven competenties zijn: 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 7 omgevingsgerichtheid 8 ondernemerschap 9 organiserend vermogen Deze competenties zijn door de opleiding genormeerd (zie de stagehandleiding). De zelf gekozen competenties worden door de student genormeerd. Uitgangspunten bij het kiezen van de competenties zijn:
40
• • •
De leerdoelen van de student; Ontwikkeling op minimaal gevorderd niveau; De taken die tijdens de stage uitgevoerd gaan worden.
Gedurende de beginfase van de stage is het mogelijk om de gekozen competenties bij te stellen. Begeleiding tijdens de stage Tijdens je stage wordt de student door verschillende mensen begeleid. Vanuit de Academie voor Popcultuur is dat de SLB-er. Vanuit het stagebedrijf is dat een contactpersoon ter plekke, de stagebegeleider. Het punt waar alle stageplekken worden aangemeld en waarlangs de stages kunnen worden uitgezet is het Projectbedrijf. Het projectbedrijf kan ook adviseren bij het maken van de keuze voor een stageplek. Contactpersonen hierin zijn Ype van der Ploeg ([email protected]) en Anne Karen de Boer ([email protected]). Studenten met een handicap die het uitvoeren van een stage kunnen bemoeilijken kunnen ondersteuning krijgen van de aandachtsfunctionaris ([email protected]) van de school. Zie ook www.onderwijsenhandicap.nl. Tot slot een aantal belangrijke aandachtspunten: Professionele omgeving Studenten gaan aan de slag in een professionele omgeving. Dit wil zeggen dat studenten onder begeleiding van en met professionals uit het creatieve beroepsveld werken. Deze professionals leveren diensten of producten volgens markconform tarieven. De student moet zich hiervan bewust zijn. Verzekeringen De student dient zowel voor WA als ziektekosten verzekerd te zijn. Dit is de eigen verantwoordelijkheid van de student. De opleiding kan geen aansprakelijkheid nemen voor ongelukken, schade of ziekte tijdens de stage. Studenten kunnen voor meer informatie contact opnemen met het decanaat ([email protected]). Vergoedingen Wat betreft (stage)vergoedingen gelden geen vaste regels. Het ene stagebedrijf betaalt uit en het andere niet. Het is aan de student om hierover te onderhandelen. Hierbij moet niet uit het oog worden verloren dat het bij een stage in de eerste plaats om een goede leerervaring gaat.
41
8.2 Excursies en werkweken Excursies en werkweken worden gedurende het studiejaar aangeboden en georganiseerd in overleg met of op initiatief van studenten. Kosten, voorwaarden en de relatie met het curriculum worden tijdig vastgelegd en gecommuniceerd. 8.3 Afstuderen In het laatste jaar is het de bedoeling dat de student zich definitief richt op zijn ambitie. De student heeft zich goed georiënteerd op zijn beroep en legde zich toe op een specifieke expertise. Hij heeft de laatste leerdoelen aangepakt die hem in staat moeten stellen om zelfstandig het beroep op HBO- niveau uit te oefenen. Deze probleemstellingen en onderzoeksvragen stonden centraal bij de projecten die hij heeft aangepakt voor zijn specialisatie; op deze wijze bereikte de student het expertniveau. Uiteindelijk moet de student zich gaan bewijzen in het laatste project: het afstudeerproject. Met dit project bewijst de student klaar te zijn voor het creatieve beroep waar hij zich al die tijd op gericht heeft. Het is dus niet alleen een proeve van bekwaamheid die hij aflegt voor de examinatoren maar ook het visitekaartje voor de buitenwereld. Formele zaken die geregeld dienen te worden Om te mogen afstuderen heeft de student alle vóór het afstuderen liggende onderdelen succesvol afgesloten en beschikt hij in totaal over 210 EC. (60 EC uit de propedeuse en 150 EC uit de hoofdfase). De student levert een ingevuld, en een door hemzelf en de SLBer ondertekend aanmeldingsformulier en een uitdraai uit Progress aan bij het Secretariaat. Hard copy, in tweevoud. Het secretariaat stuurt dit door naar de examencommissie. De student krijgt van het secretariaat te horen of de examencommissie op basis van de punten akkoord is. Dit akkoord moet minimaal een periode (10 onderwijsweken) voor het eindassessment gegeven zijn. Plan van Aanpak De student stelt met zijn SLB-er en zijn begeleidende docenten een Pop en een Plan van aanpak (PvA) voor het afstuderen op. Het PvA wordt gepitcht in het afstudeerproductiehuis aan de daar aanwezige docenten en studenten. Op basis van de ontvangen feedback stelt de student het plan daar waar nodig bij. De criteria van het afstuderen Om het eindniveau van het afstuderen te bepalen zijn criteria benoemd waaraan een afgestudeerde/beginnend professional moet voldoen om zijn diploma te krijgen. Bij het afstuderen hanteert de AvP minimaal expertniveau. De criteria voor dit niveau zijn ontleend aan verschillende onderwijskundige modellen en aan de generieke kwalificaties voor de hbo-bachelor. Het model gaat uit van de volgende dimensies (zie ook bijlage II): • Voorstructurering • Complexiteit en Context • Disciplinegebondenheid (multi/inter/trans) • Impact op de omgeving • Zelfstandigheid • Artistieke identiteit • Theoretische verdieping
42
De student gebruikt deze criteria bij het kiezen van de competenties en het opstellen van zijn normering. De competenties en het afstuderen Naast de hierboven genoemde algemene kwalificaties heeft de AvP aanvullende en specifieke competenties geformuleerd, waarbij dat niveau gewaarborgd wordt. Dit zijn de 5 voorgeschreven competenties waarop een student beoordeeld wordt. Hiermee toont hij aan dat hij op expert niveau kan functioneren. Met de 5 competenties die de student zelf kiest, stelt hij een eigen profilering / specialisatie samen. Passend bij de ambitie, (toekomstig) beroepsprofiel en leerdoel. Tezamen heeft de student dan 10 competenties waarop hij tijdens het eindassessment beoordeeld wordt. Normeren binnen het afstuderen Met bovenstaande criteria in het achterhoofd zullen de examinatoren (dit zijn de assessoren van het eindassessment) zowel de verplichte als de door de student gekozen competenties gaan beoordelen. De student zorgt ervoor dat hij voldoende materiaal en feedback verzamelt waarmee hij aantoont dat hij competent op het gewenste niveau is. Dit doet hij in de vorm van beoordelingsformulieren, documentatie, verslagen en halffabricaten en eindproducten, die hij samenvoegt tot een portfolio. Zie voor uitgebreide informatie over het afstuderen de afstudeerhandleiding, te vinden op Blackboard Learn. 9.
Studiebegeleiding
De studieloopbaanbegeleider (SLB-er) begeleidt studenten bij het realiseren van zelfreflectie en het maken van keuzes ten aanzien van studie en beroep. Hij levert hierdoor een bijdrage aan het opleiden van zelfbewuste creatieve professionals die in staat zijn tot ‘life long learning’. De SLB-er richt zich op een drietal aandachtsgebieden: 1. Voortgang in de competentieverwerving en het leerproces van de student: De SLB-er als Coach bespreekt met de student de voortgang in en reflectie op de competentieverwerving. De docenten van de andere onderwijseenheden zorgen voor de inhoudelijke beoordeling van de studieonderdelen en het toekennen van studiepunten bij de daar beoogde competenties. 2. Studieroutes en studie-informatie: De SLB-er als Consulent wordt geraadpleegd over flexibele leerwegen, profielen en andere keuzemogelijkheden. De SLB-er als Contactpersoon geeft gevraagd of ongevraagd informatie of verwijst de student desgevraagd naar documenten (studiegids, DOC, OER, BB-documenten), diensten of functionarissen (frontoffice kleine kwaliteit, bureau roostering en planning, examencommissie, decanaat, studenteninschrijving; directie) die hem verder kunnen helpen (beleefde kleinschaligheid). 3. Contractering tussen student en opleiding: De SLB-er als Contractpartner beoordeelt het portfolio en POP en SOK (voor keuzeonderwijs) en kent credits voor SLB toe. Hij sluit namens de opleiding / hogeschool een studieovereenkomst (SOK – voor keuzeonderwijs) met de student af.
43
Aan de start van elke periode worden studieloopbaangesprekken georganiseerd. Daarnaast maken student en SLB-er afspraken indien nodig. De student verwerkt de uitkomsten van deze gesprekken in zijn verslagen. Zie ook het studentenstatuut, artikel 3.16.4. 10.
Cum laude
Een student studeert aan de AvP met lof af wanneer hij voldoet aan de volgende voorwaarden: • De student is binnen 4 jaar afgestudeerd • De student heeft minimaal voor 60 EC competenties op Expertniveau verworven, waarvan 30 EC voor het afstuderen Zie het studentenstatuur artikel 4.13 voor de HG kaders Cum Laude. 11.
Algemene informatie over rechten en plichten
1.
In gevallen waarin deze onderwijsregeling niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist de Voorzitter van de Examencommissie.
2.
Van de in het eerste lid bedoelde beslissing wordt door de Voorzitter van de Examencommissie zo spoedig mogelijk mededeling gedaan aan de leden van de Examencommissie, aan de Dean alsmede aan het College van Bestuur.
Algemene, voor alle studenten geldende rechten en plichten zijn opgenomen in het Studentenstatuut. Denk aan algemene regels over collegegeld, algemeen geldende regels bij tentamens en voorzieningen voor studenten. In het studentenstatuut staat in hoofdstuk 10 (Rechtsbescherming) ook vermeld wat de student moet doen als deze het niet eens is met een beslissing van de examencommissie of een beslissing van de dean.
44
Bijlage I:
Examenregeling Bacheloropleidingen en Associate degreeprogramma’s Hanzehogeschool Groningen (Hoofdstuk 4 studentenstatuut) Artikel 4.1 Algemene bepalingen 4.1.1 Dit is de examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Whw), voor iedere Bacheloropleiding en ieder Associate degreeprogramma van de Hanzehogeschool Groningen. 4.1.2 Deze examenregeling vormt tezamen met de onderwijsregeling zoals die wordt bekendgemaakt op intranet van de desbetreffende opleiding, de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Whw die bij de opleiding hoort. 4.1.3 Op de inschrijving voor een bachelor of Associate degreeprogramma van de Hanzehogeschool Groningen zijn naast het in deze examenregeling bepaalde de rechten en verplichtingen van toepassing die staan beschreven in het Studentenstatuut van de Hanzehogeschool Groningen en in de onderwijsregeling zoals bedoeld in artikel 3.13.1. 4.1.4 Onder een tentamen wordt in deze examenregeling verstaan: een onderzoek naar kennis, inzicht en/of vaardigheden van de student. Een tentamen kan de vorm aannemen van een schriftelijk, mondeling of computertentamen, een tentamen door middel van een practicum, een praktijktentamen, assessment, (project-) opdracht, groepsopdracht of door middel van een andere door de examencommissie goedgekeurde vorm van toetsing. Ook indien er sprake is van een groepsopdracht, worden studenten individueel beoordeeld. 4.1.5 Voor de toepassing van deze regeling wordt een schriftelijk verzoek of een schriftelijke mededeling gelijkgesteld met een verzoek of mededeling die langs elektronische weg wordt bekendgemaakt. 4.1.6 Waar in deze examenregeling sprake is van studiepunten worden European Credits bedoeld. Eén studiepunt vertegenwoordigt 28 uren studielast. 4.1.7 Indien zich bij toepassing van de examenregeling of van het tentamenprotocol zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van dit statuut onbillijkheden van overwegende aard voordoen, kan de examencommissie afwijken van deze regel. 4.1.8 In de gevallen waarin de examenregeling of van het tentamenprotocol zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van dit statuut niet voorziet, beslist de examencommissie. ARTIKEL 4.2 ONDERWIJSPROGRAMMA
4.2.1 4.2.2
4.2.3
4.2.4
Het studiejaar kent 42 studieweken die verdeeld zijn over twee semesters van ieder twee onderwijsperiodes. In iedere onderwijsperiode is een tentamenperiode opgenomen. De jaarplanning van de opleiding wordt gepubliceerd op intranet. Het studiejaar is het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar. In afwijking hiervan wordt voor de student die zich inschrijft met ingang van februari van enig studiejaar bij de toepassing van het bindend studieadvies het studiejaar geacht te beginnen op 1 februari, waarbij niet eerder dan na 31 januari van het daarop volgend jaar een bindend studieadvies kan worden uitgebracht. Het onderwijs wordt aangeboden in de vorm van onderwijseenheden. De studielast van de onderwijseenheden wordt uitgedrukt in hele studiepunten. De studielast van de gehele opleiding bedraagt 240 studiepunten, waarvan 60 studiepunten in de propedeutische fase van de opleiding en 180 studiepunten in de hoofdfase van de opleiding. In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.3 bedraagt de studielast van een
45
4.2.5
4.2.6
Associate degreeprogramma 120 studiepunten. De onderwijseenheden die tot de opleiding behoren zijn opgenomen in een studiepuntentabel. Het aantal studiepunten dat aan de onderwijseenheden van de studiepuntentabel is toegekend correspondeert met de studielast die voor de onderwijseenheden is vastgesteld. De studiepuntentabel van de opleiding wordt gepubliceerd op intranet van de desbetreffende opleiding. Indien voor een onderwijseenheid instapvoorwaarden gelden, wordt dit vermeld in de onderwijsregeling.
Artikel 4.3 Examens 4.6.1 De Bachelor opleiding en het Associate degreeprogramma bestaan uit een propedeutische fase en een post-propedeutische fase. Aan iedere fase is een examen verbonden. 4.6.2 Indien de tentamens van de tot een opleiding of propedeutische fase van een Bachelor opleiding of een Associate degreeprogramma behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, is het examen behaald. 4.6.3 De examencommissie kan een student op diens schriftelijk verzoek reeds de toegang tot het afleggen van één of meer door de examencommissie te bepalen onderdelen van het afsluitend examen verlenen, voordat die student het propedeutisch examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. 4.6.4 Tenzij de examencommissie anders bepaalt, wordt een student, die na vier onderwijsperiodes van het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van zijn opleiding, de tentamenperiode daarin begrepen, 40 of meer studiepunten heeft behaald, geacht toestemming van de examencommissie te hebben tot het afleggen van onderdelen van het afsluitend examen. Artikel 4.4 Tentamens 4.4.1 Aan iedere onderwijseenheid zijn één of meer tentamens verbonden. Tenzij in de onderwijsregeling van de opleiding anders is bepaald, worden per onderwijsperiode ten hoogste tien tot die periode behorende tentamens afgenomen die op studieloopbaanbegeleiding en daarnaast op ten hoogste vijf verschillende studieonderdelen betrekking kunnen hebben. Ten aanzien van cohorten van studenten die voorafgaand aan het studiejaar 2004-2005 ononderbroken aan een opleiding aan de Hanzehogeschool Groningen hebben ingeschreven gestaan kan van de bovenvermelde inrichting van het tentamenprogramma worden afgeweken. De inrichting van het afwijkende tentamenprogramma wordt alsdan in de onderwijsregeling bekend gemaakt. 4.4.2 Een tentamenresultaat leidt tot een geregistreerde beoordeling in Progress. De aan een tentamen verbonden studiepunten worden toegekend als het tentamen is behaald. Er is geen compensatie mogelijk tussen de resultaten van tentamens. Ten aanzien van cohorten van studenten die voorafgaand aan het studiejaar 2004-2005 ononderbroken aan een opleiding aan de Hanzehogeschool Groningen hebben ingeschreven gestaan kan van de bovenvermelde wijze van toekenning en registratie van studiepunten worden afgeweken. De afwijkende wijze van toekenning van studiepunten wordt alsdan in de onderwijsregeling bekend gemaakt.
46
Artikel 4.5 Herkansingen 4.5.1 Bij deelname aan een herkansing in enig tentamen is het hoogst behaalde resultaat geldig. 4.5.2 Indien in een studiejaar wordt vastgesteld dat een onderwijseenheid of een deel daarvan in de daarop volgende studiejaren niet langer wordt aangeboden, dan wel ingrijpend zal worden gewijzigd, wordt aan belanghebbenden voorafgaande aan het studiejaar waarin het onderdeel niet langer of gewijzigd wordt aangeboden, ten minste éénmaal een extra gelegenheid geboden om het desbetreffende tentamen of de desbetreffende tentamens af te leggen. De mogelijkheid tot herkansing wordt ten minste drie maanden voorafgaand aan de herkansing en uiterlijk 1 mei van het lopende studiejaar bekend gemaakt. Artikel 4.6 Vrijstellingen 4.6.1 De examencommissie kan aan een student op diens schriftelijk verzoek vrijstelling verlenen van het afleggen van één of meer tentamens, op grond van een assessment, of van het bezit van een akte, diploma, getuigschrift of ander geschrift waarmee de student kan aantonen reeds aan de vereisten van het tentamen, te hebben voldaan. Een vrijstelling wordt uitgedrukt als VR. 4.6.2 Indien een examencommissie, na een advies van de betrokken examinator te hebben ingewonnen, de gevraagde vrijstelling verleent, zendt de commissie de verzoeker binnen vier weken, gerekend vanaf de dag van ontvangst van het verzoek, een bewijs van vrijstelling. Dit bewijs vermeldt de datum waarop de vrijstelling is verleend en het tentamen of de tentamens waarop de vrijstelling van toepassing is. Het bewijs van een vrijstelling wordt ondertekend door de voorzitter van de examencommissie. 4.6.3 De examencommissie is bevoegd vrijstelling te verlenen van de verplichting tot het deelnemen aan de praktische oefeningen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen. 4.6.4 Er wordt geen vrijstelling gegeven voor een of meer onderdelen van een minor die wordt gevolgd buiten de opleiding waar de student staat ingeschreven. Artikel 4.7 Geldigheidsduur 4.7.1 De geldigheidsduur van examens en resultaten van tentamens is onbeperkt. 4.7.2 Voor de student die ononderbroken aan de opleiding heeft ingeschreven gestaan, kan aan de geldigheidsduur van toegekende studiepunten en vrijstellingen geen beperkingen worden gesteld, tenzij de inschrijving de periode van de nominale studieduur vermeerderd met twee jaren overschrijdt. Artikel 4.8 Afleggen van tentamens 4.8.1 Bij de beschrijving van de onderwijseenheden van de opleiding op intranet van de desbetreffende opleiding, staat vermeld in welke van de in artikel 4.1.4 genoemde vormen een onderwijseenheid of de onderdelen daarvan wordt getentamineerd alsmede de wijze waarop de uitslag van het tentamen zoals bedoeld in artikel 4.9.4 wordt uitgedrukt. 4.8.2 Tot het afleggen van tentamens wordt in ieder studiejaar ten minste tweemaal de gelegenheid gegeven. De momenten waarop tentamens plaatsvinden, worden in het begin van het studiejaar door de Dean bekendgemaakt. 4.8.3 Met inachtneming van het bepaalde in het vorige lid kan de Dean in de onderwijsregeling vastleggen dat voor bepaalde onderwijseenheden een maximum aantal kansen geldt. Het beperken van het aantal kansen mag daarbij niet leiden tot een verzwaring van de normen die gelden voor het studieadvies als bedoeld in
47
4.8.4
artikel 4.14. Voorts blijft het bepaalde in artikel 5.3.1 betreffende een overmachtsituatie onverminderd van toepassing. Voor de deelname aan een tentamen door een student met een functiebeperking dan wel een taalachterstand is het bepaalde in artikel 5.8 van toepassing.
Artikel 4.9 Tentamenuitslag 4.9.1 De uitslag van een tentamen wordt vastgesteld door de desbetreffende examinator(en). Indien de uitslag van een tentamen door meer dan één examinator wordt vastgesteld, geschiedt de vaststelling in onderling overleg. Indien de examinatoren niet tot een eensluidend oordeel kunnen komen, wordt door de examencommissie een derde examinator aangewezen, die met inachtneming van de eerdere oordelen de uitslag van het tentamen vaststelt. 4.9.2 Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vijftien werkdagen na afloop van een tentamen en uiterlijk vijf werkdagen vóór een eventuele herkansing, wordt het resultaat van de beoordeling vastgesteld en aan de student bekend gemaakt. Tenzij de examencommissie anders bepaalt, wordt de uitslag van een mondeling tentamen bekend gemaakt op dezelfde dag dat het tentamen werd afgenomen. 4.9.3 De uitslag van mondelinge, schriftelijke en computertentamens wordt langs elektronische weg bekendgemaakt. 4.9.4 De uitslag van een tentamen wordt uitgedrukt in een cijfer van 1 tot en met 10 met ten hoogste één decimaal dan wel een kwalificatie waar uit blijkt dat een resultaat voldoende is, dan wel blijk geeft van een onvoldoende resultaat. Een 5,5 of hoger wordt beoordeeld als een voldoende resultaat, alle resultaten beneden een 5,5 worden beoordeeld als een onvoldoende resultaat. Bij deelname aan een tentamen krijgt de student ten minste het cijfer 1 of de kwalificatie onvoldoende. Artikel 4.10 Inzage tentamenwerk 4.10.1 De examencommissie draagt er zorg voor dat de student het door hem gemaakte schriftelijke werk kan inzien binnen twintig werkdagen na de laatste dag van de onderwijsperiode. Voor zover een eventuele herkansing wordt aangeboden, wordt deze termijn verkort tot vijf werkdagen voor deze herkansing. 3.10.2 Plaats en tijdstip waarop inzage wordt geboden, worden ten minste vijf werkdagen van te voren bekendgemaakt. Artikel 4.11 Registratie studievoortgang 4.11.1 Uiterlijk vijf werkdagen nadat het tentamenresultaat is bekend gemaakt heeft de student de mogelijkheid van inzage in de op basis van het tentamenresultaat verwerkte studievoortgang in het registratiesysteem Progress. 3.11.2 Indien de student van oordeel is dat de studievoortgang zoals die blijkt uit Progress niet overeenkomt met zijn tentamenresultaten, doet hij daarvan binnen twintig werkdagen na de in artikel 4.9.2 bedoelde bekendmaking van het tentamenresultaat schriftelijk mededeling aan de desbetreffende examinator. De examinator beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien werkdagen, of de registratie in Progress dient te worden aangepast en doet daarvan schriftelijke mededeling aan de student. Artikel 4.12 Getuigschrift 4.12.1 Op grond van de uit het studievoortgangsregistratiesysteem overlegde bewijsstukken stelt de examencommissie de einduitslag van het examen vast. Indien de uitslag luidt dat het examen met goed gevolg is afgelegd, reikt de 48
examencommissie het getuigschrift uit. Het getuigschrift wordt niet uitgereikt zo lang de Hanzehogeschool Groningen openstaande vorderingen bij de student heeft uitstaan. 4.12.2 Op het getuigschrift behorende bij het afsluitende examen wordt in ieder geval vermeld: - welke opleiding het betreft; - welke onderdelen het examen bevatte; - in voorkomende gevallen, welke bevoegdheid daaraan is verbonden; - welke graad is verleend; - de laatste accreditatietermijn van de opleiding; - indien van toepassing: het met goed gevolg afgelegde honours talentprogramma; - indien van toepassing: Cum Laude, zoals bedoeld in artikel 4.13. 4.12.3 Bij het getuigschrift behorende bij het afsluitende examen wordt een diplomasupplement met inbegrip van een transcript of records gevoegd. Het diplomasupplement is gesteld in de Engelse taal. 4.12.4 Op verzoek van de student wordt door de studentenadministratie tegen een vergoeding van € 25,- andermaal een diplomasupplement met inbegrip van een transcript of records alsmede een gewaarmerkte kopie van het getuigschrift verstrekt. Artikel 4.13 Cum Laude 4.13.1 De examencommissie verbindt aan de uitslag van zowel het propedeutisch als het post-propedeutisch examen het judicium “Cum Laude”, waarbij het totaal van de resultaten moet voldoen aan de volgende voorwaarden: a. de onderwijseenheden waar gewerkt wordt met de kwalificatie voldoende/onvoldoende moeten binnen de nominale studieduur met een voldoende zijn afgesloten; b. waar gewerkt wordt met cijfers moet het gemiddelde van de resultaten met ten minste een 8,0 zijn afgesloten, mag geen der cijfers lager dan 7,0 bedragen en dient de student binnen de nominale studieduur te zijn afgestudeerd. Het gemiddelde zoals bedoeld in het voorgaande lid onder b wordt berekend via een Weighted Grade Point Average systematiek, die ertoe strekt dat een gewogen gemiddelde wordt berekend waarbij de weegfactor wordt gevormd door de omvang van de onderwijseenheid in ECTS-credits. 4.13.2 De Dean kan in de onderwijsregeling in aanvulling op het vorige lid vastleggen dat een bepaalde onderwijseenheid met ten minste een 8,0 is afgesloten. 4.13.3 De student aan wie door de examencommissie een maatregel is opgelegd waarbij aan die student het recht is ontnomen om één of meer tentamens of examens aan de instelling af te leggen, kan geen rechten doen gelden op het judicium “Cum Laude”. Artikel 4.14 Studieadvies in de propedeuse 4.14.1 De examencommissie brengt aan elke student uiterlijk en niet eerder dan aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse, deeltijdse of duale opleiding een schriftelijk advies uit over de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. 4.14.2 Aan het studieadvies kan door de Dean een afwijzing worden verbonden. Aan de afwijzing kan een termijn worden verbonden. Het advies kan worden uitgebracht zolang de student het propedeutische examen nog niet met goed gevolg heeft afgelegd. 4.14.3 Tot afwijzing wordt overgegaan, indien de student de propedeutische fase nog niet heeft voltooid en met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden
49
4.14.4
4.14.5
4.14.6
4.14.7
4.14.8
4.14.9
niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten zoals genoemd in artikel 4.14.4. De persoonlijke omstandigheden die in aanmerking worden genomen staan beschreven in artikel 4.16.1. Voor een voltijd- duale of deeltijdbacheloropleiding met een totale studielast van 240 studiepunten dan wel associate-degreeprogramma met een totale studielast van 120 studiepunten wordt een afwijzing aan het studieadvies verbonden bij studenten die na vier onderwijsperiodes, de tentamenperiode daarin begrepen, minder dan viervijfde deel van de studielast van het propedeutische programma hebben behaald. Als studielast moet de voor de propedeuse geldende studielast worden aangemerkt, verminderd met het totale aantal studiepunten dat door middel van verkregen vrijstellingen voor de propedeutische fase is behaald. Bij de berekening wordt naar beneden afgerond op een geheel getal. Onverminderd het bepaalde in de eerste volzin kan aan de student een afwijzend studieadvies worden uitgebracht zo lang de student het propedeutische programma niet heeft behaald. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt een afwijzing verbonden aan het studieadvies bij de student die staat ingeschreven bij het Hanze Institute of Technology die na vier onderwijsperiodes, de tentamenperiode daarin begrepen, minder dan 51 studiepunten heeft behaald. De student die in het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase is ingestroomd met ingang van september van het studiejaar en aan wiens studieadvies op grond van het bepaalde in artikel 4.14.4 een afwijzing dient te worden verbonden, wordt in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan een op de laatste tentamenperiode aansluitende herkansingsmogelijkheid, voor zover door die deelname op grond van het maximaal te behalen aantal studiepunten het uitbrengen van een bindend studieadvies zou kunnen worden vermeden. Een bindend studieadvies kan niet worden uitgebracht aan de student die op 1 februari van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse opleiding niet meer staat ingeschreven. Aan de student die in het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van zijn voltijdse opleiding op 1 februari werd ingeschreven kan geen bindend studieadvies worden uitgebracht als die inschrijving voor of op 1 september beëindigd werd. Voordat de Dean tot een afwijzing overgaat, geeft deze de desbetreffende student een schriftelijke waarschuwing onder bepaling van een redelijke termijn waarbinnen de studieresultaten moeten zijn verbeterd. Een waarschuwing kan worden verstrekt aan de student die: a. na twee onderwijsperiodes minder dan eenderde deel van de studielast heeft behaald; b. na drie onderwijsperiodes minder dan de helft van de studielast heeft behaald; c. na drie onderwijsperiodes niet heeft voldaan aan de kwalitatieve vereisten zoals bedoeld in artikel 4.15; d. na zes onderwijsperiodes de propedeuse niet heeft behaald. Als studielast moet de voor de propedeuse geldende studielast worden aangemerkt, verminderd met het totale aantal studiepunten dat door middel van verkregen vrijstellingen voor de propedeutische fase is behaald. Bij de berekeningen onder a en b wordt naar beneden afgerond op een geheel getal. Indien aan de student de onder a. bedoelde waarschuwing is verstrekt hoeft aan de student niet de onder b. bedoelde waarschuwing te worden verstrekt. Alvorens tot een afwijzing over te gaan, stelt de Dean de student in de gelegenheid te worden gehoord. De Dean is bevoegd om het horen op te dragen
50
aan een functionaris of orgaan binnen de School. 4.14.10 Indien een student zich beroept op zijn persoonlijke omstandigheden, wordt tot een afwijzing niet overgegaan dan nadat de desbetreffende decaan en/of studiebegeleider gehoord is. De persoonlijke omstandigheden die in aanmerking worden genomen staan beschreven in artikel 4.16.1. 4.14.11 Een bindend studieadvies wordt de student schriftelijk en met redenen omkleed medegedeeld, onder vermelding van de mogelijkheid van beroep bij het College van Beroep voor Studenten. Artikel 4.15 Kwalitatieve vereisten bij studieadvies
Onverminderd het bepaalde in artikel 4.14.4 kan aan het studieadvies een afwijzing worden verbonden indien de studieresultaten niet voldoen aan in de onderwijsregeling bekendgemaakte kwalitatieve vereisten. Deze vereisten kunnen onder meer inhouden dat één of meer tentamens of onderwijseenheden voor een peildatum dienen te zijn behaald. De kwalitatieve eisen staan, indien van toepassing, op intranet van de desbetreffende opleiding vermeld. Artikel 4.16 Persoonlijke omstandigheden bij studieadvies
4.16.1 De -
persoonlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 4.14.3 zijn: ziekte van betrokkene; lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de student; zwangerschap van betrokkene; bijzondere familieomstandigheden; het lidmaatschap van de HMR, een SMR of een opleidingscommissie; het lidmaatschap van het bestuur van een erkende studentenorganisatie zoals bedoeld in de in de bijlagen 2a en 2b opgenomen Gezamenlijke Regeling bestuursbeurzen 2007-2010, respectievelijk regeling FOS II. 4.16.2 Indien een student zich beroept op een persoonlijke omstandigheid als bedoeld in het vorige onderdeel dient hij deze omstandigheid tijdig, zo mogelijk direct bij het optreden daarvan en voorafgaand aan het uitbrengen van het studieadvies aan de decaan en/of studiebegeleider mee te delen. 4.16.3 De student dient de examencommissie tijdig schriftelijk melding te maken van de mededeling als bedoeld in 4.16.2. Artikel 4.17 Rechtsbescherming (Zie ook hoofdstuk 10 Rechtsbescherming.) De student kan tegen beslissingen inzake de uitvoering van de examenregeling in beroep gaan bij het College van Beroep voor Studenten.
51
Complexiteit en context van het project
Voorstructurering
Bijlage II: Niveauindeling Academie voor Popcultuur Basisniveau • Door de opleiding gestructureerd project; opleiding stuurt aan. • Door de opleiding aangereikt project
•
•
Disciplinegebondenheid
• •
Gevorderd niveau • Door de opleiding en de student gestructureerd project; opleiding en student sturen aan. • Door student of projectbedrijf verworven project.
Project speelt zich af binnen een bekende, stabiele omgeving; de setting is bekend en veranderingen zijn gelijkmatig en voorspelbaar. De opleiding is de belangrijkste stakeholder.
•
Student functioneert monodisciplinair; student werkt vanuit eigen discipline(s). Student leert multidisciplinair denken en werken.
•
•
•
Expertniveau • Door de student, opleiding en werkveld gestructureerd project; student en opleiding sturen aan. • Door student verworven en/of ontwikkeld project.
Project speelt zich af binnen een deels onbekende, stabiele omgeving; de setting is deels bekend en veranderingen zijn gelijkmatig en voorspelbaar. De opleiding en de student zijn de belangrijkste stakeholders.
•
Student functioneert multidisciplinair; student werkt met verschillende disciplines. Student leert interdisciplinair denken en werken.
•
52
•
•
Excellentieniveau • Door de student, KC en/of externe stakeholders gestructureerd project; student stuurt aan. • KC en/of externe stakeholder(s) speelt/spelen een rol bij het aanreiken en/of ontwikkelen van het project.
Project speelt zich af binnen een onbekende, deels stabiele omgeving; de setting is onbekend en veranderingen zijn dynamisch en voorspelbaar. De student en de opleiding zijn de belangrijkste stakeholders.
•
Student functioneert interdisciplinair; student creëert uitwisseling tussen disciplines. Student leert transdisciplinair te denken en werken.
•
•
Project speelt zich af binnen een onbekende en turbulente omgeving; de setting is grotendeels onbekend en veranderingen zijn dynamisch en onvoorspelbaar. De student, het KC en/of externe partijen zijn de belangrijkste stakeholders.
Student functioneert transdisciplinair; student combineert verschillende kunst – en andere disciplines om te komen tot innovatie.
Impact op de omgeving
• •
Zelfstandigheid
• •
Artistieke identiteit
• •
•
Resultaten bereiken de beoogde doelgroep; opleiding en medestudenten. Resultaten worden (h)erkend door de doelgroep.
•
Student functioneert in groepsverband. Intensieve begeleiding door de opleiding.
•
Bewustwording van artistieke identiteit en ambitie. Interpretatie van ontwerpen en realisatie van concepten volgens richtlijnen van de opleiding. De opleiding (h)erkent de bewustwording van artistieke identiteit en ambitie van de student.
•
•
• •
•
Resultaten bereiken de boogde doelgroep; opleiding, medestudenten en publiek. Resultaten worden (h)erkend door de doelgroep.
•
Student functioneert zowel in groepsverband als zelfstandig. Toenemende vraaggestuurde begeleiding van de opleiding en vanuit het werkveld.
•
Ontwikkeling artistieke identiteit, visie en ambitie. Interpretatie van ontwerpen en realisatie van concepten volgens richtlijnen van de opleiding en student. Opleiding (h)erkent de ontwikkeling van artistieke identiteit, visie en ambitie van de student.
53
•
•
• •
•
Resultaten hebben effect op de beoogde doelgroep; opleiding, medestudenten, publiek en experts uit het werkveld. Het effect wordt (h)erkend door doelgroep.
•
Student functioneert zelfstandig en stuurt daarbij een team aan. Vraaggestuurde begeleiding door opleiding en vanuit het werkveld.
•
Student is zich bewust van artistieke identiteit, visie en ambitie en draagt dit uit. Interpretatie van ontwerpen en realisatie van concepten volgens richtlijnen van de student. Opleiding en werkveld (h)erkennen de artistieke identiteit, visie en ambitie van de student.
•
•
• •
•
Resultaten hebben een duurzaam effect op de beoogde doelgroep en/of maatschappelijke kwestie. Het effect wordt (h)erkend door de stakeholders van het project.
Student functioneert zelfsturend in teamverband (zelfsturend team). Vraaggestuurde begeleiding en ondersteuning (met betrekking tot middelen). Student organiseert eigen onderwijs.
Student is zich bewust van zijn/haar artistieke identiteit, visie en ambitie en weet daarmee zijn/haar stempel te drukken op de uitvoering van het project. Stakeholders (h)erkennen de artistieke identiteit, visie en ambitie van de student.
Theoretische verdieping
•
•
• •
Begeleide verkenning van theoretische kaders en opbouw van een algemeen beeld popcultuur en eigen plek daarbinnen. Toepassen van bestaande theorieën die vanuit de kennisbasis van de opleiding worden aangereikt. (Onderzoeks)vragen worden door de opleiding voorgestructureerd. Uitvoering onderzoek wordt intensief begeleid.
•
•
•
•
Toenemende zelfstandige verkenning van theoretische kaders en ontwikkeling van eigen beeld popcultuur en plek daarbinnen. Bestaande theorieën worden toegepast waardoor student zijn/haar kennisbasis uitbreidt en actualiseert. (Onderzoeks)vragen worden deels door de opleiding voorgestructureerd en door de student gearticuleerd. Vraaggestuurde begeleiding van het uitvoeren van onderzoek neemt toe.
54
•
•
•
•
Zelfstandige verkenning van theoretische kaders en ontwikkeling van eigen beeld popcultuur en plek daarbinnen. Bestaande theorieën worden gecombineerd toegepast waardoor student zijn/haar kennisbasis uitbreidt en actualiseert. (Onderzoeks)vragen worden grotendeels door de student voorgestructureerd en gearticuleerd. Student voert onderzoek grotendeels zelfstandig uit.
•
•
•
•
Ontwikkeling van contextgebonden theorie met betrekking tot popcultuur en de plek van de student daarbinnen. Bestaande theorieën worden gecombineerd toegepast waardoor student de kennisbasis van de betreffende discipline(s) uitbreidt en actualiseert. (Onderzoeks)vragen worden door de student voorgestructureerd en gearticuleerd. Student voert onderzoek zelfstandig (alleen en/of in samenwerking) uit.
Bijlage III: Schematisch overzicht van competenties, gedragsindicatoren en beroepsrollen per kerntaak Kerntaak 1: het bedenken van een artistiek, multi – interdisciplinair concept Beroepsrol Conceptualist Competenties 1 visie en creërend vermogen 5 analytisch vermogen 6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid 1 visie en creërend vermogen Gedragsindicatoren: De popartiest is artistiek gedreven en a) Levert vanuit een artistieke ontwikkelt vanuit een eigen idee, visie, gedrevenheid oorspronkelijk werk opvattingen en overtuigingen op het eigen b) Interpreteert ideeën, ontwerpen en vakgebied, een multi- dan wel interdisciplinair producten concept en realiseert deze concepten. c) Vertaalt een idee naar een ontwerp d) Voert een visueel of auditief ontwerp uit e) Past ideeën, ontwerpen en producten toe in verschillende situaties f) Improviseert g) Denkt op hoofdlijnen en langere termijn en maakt keuzes 5 analytisch vermogen Gedragsindicatoren: De popartiest analyseert, interpreteert en a) Analyseert eigen en andermans ontleedt eigen en andermans werk op basis werk op basis van inzicht en van inzicht en theoretische kennis en past deze theoretische kennis inzichten toe in zijn praktijk. b) Ontwikkelt kennis omtrent aspecten als werking, gebruik en betekenis van de popcultuur 6 vermogen tot kritische reflectie Gedragsindicatoren: De popartiest handelt methodisch en a) Schat ideeën, ontwerpen en professioneel, reflecteert op eigen en producten op waarde, relevantie en andermans werk waar het gaat om aspecten uitvoerbaarheid in als traditie, actualiteit, theorie en visie en is b) Legt ideeën, ontwerpen en zelfstandig in staat tot terugkoppeling. producten uit en verantwoordt keuzes c) Hanteert doelgericht de relevante aspecten omtrent traditie, theorie en visie 7 omgevingsgerichtheid Gedragsindicatoren: De popartiest legt verbanden tussen het eigen a) Reageert met artistieke concepten werk en dat van anderen en tussen het eigen op trends en ontwikkelingen in de werk en publiek, is alert op ontwikkelingen in popcultuur de samenleving en integreert deze in zijn b) Legt verbanden tussen eigen werk beroepspraktijk. en dat van anderen c) Legt verbanden tussen eigen werk en publiek d) Maakt gebruik van het overzicht van het werkveld e) Maakt gebruik van de mogelijkheden van publiciteitsmedia
55
Kerntaak 2: het uitdragen van een artistiek (multi- interdisciplinair) concept Beroepsrol Conceptualist Competenties 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 7 omgevingsgerichtheid 8 ondernemerschap 2 communicatief vermogen Gedragsindicatoren De popartiest handelt in verschillende contexten a) Draagt eigen en andermans en draagt effectief en efficiënt de artistieke bedoelingen en ideeën over betekenis van popcultuur uit naar anderen. Hij b) Presenteert idee/ontwerp/product en verwerft en interpreteert opdrachten, verantwoord gemaakte keuzes onderhandelt met opdrachtgevers en andere c) Onderhandelt met opdrachtgevers en betrokkenen en presenteert en licht het werk andere belanghebbenden over effectief toe. organisatorische, financiële en inhoudelijke aspecten 3 vermogen tot samenwerken Gedragsindicatoren De popartiest levert in een samenwerkingsverband a) Functioneert doelgericht in een actieve bijdrage aan de totstandkoming van verschillende rollen en situaties een gezamenlijk product of proces. b) Interpreteert ideeën en inbreng van anderen en schat die op waarde c) Gaat constructief om met het geven en ontvangen van kritiek 7 omgevingsgerichtheid Gedragsindicatoren De popartiest legt verbanden tussen het eigen a) Reageert met artistieke concepten op werk en dat van anderen en tussen het eigen werk trends en ontwikkelingen in de en publiek, is alert op ontwikkelingen in de popcultuur samenleving en integreert deze in zijn b) Legt verbanden tussen eigen werk en beroepspraktijk. dat van anderen c) Legt verbanden tussen eigen werk en publiek d) Maakt gebruik van het overzicht van het werkveld e) Maakt gebruik van de mogelijkheden van publiciteitsmedia 8 ondernemerschap Gedragsindicatoren De popartiest geeft zelfstandig vorm aan een a) Neemt initiatieven, herkent problemen, duurzaam, inspirerend, professioneel bestaan ziet kansen en handelt daarnaar binnen de popcultuur. Hij is zich bewust van de b) Is nieuwsgierig naar innovatieve noodzaak van zakelijke voorzieningen om te ontwikkelingen en past deze toe in functioneren als cultureel ondernemer. eigen werk
56
Kerntaak 3: het verkennen en interpreteren van culturele trends en ontwikkelingen Beroepsrol Conceptualist, Ontwerper, Uitvoerend artiest Competenties 1 visie en creërend vermogen 5 analytisch vermogen 6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid 1 visie en creërend vermogen Gedragsindicatoren De popartiest is artistiek gedreven en ontwikkelt a) Levert vanuit een artistieke vanuit een eigen idee, visie, opvattingen en gedrevenheid oorspronkelijk werk overtuigingen op het eigen vakgebied, een multib) Interpreteert ideeën, ontwerpen en dan wel interdisciplinair concept en realiseert deze producten concepten. c) Vertaalt een idee naar een ontwerp d) Voert een visueel of auditief ontwerp uit e) Past ideeën, ontwerpen en producten toe in verschillende situaties f) Improviseert g) Denkt op hoofdlijnen en langere termijn en maakt keuzes 5 analytisch vermogen Gedragsindicatoren De popartiest analyseert, interpreteert en ontleedt a) Analyseert eigen en andermans werk op eigen en andermans werk op basis van inzicht en basis van inzicht en theoretische kennis theoretische kennis en past deze inzichten toe in b) Ontwikkelt kennis omtrent aspecten als zijn praktijk. werking, gebruik en betekenis van de popcultuur 6 vermogen tot kritische reflectie Gedragsindicatoren De popartiest handelt methodisch en a) Schat ideeën, ontwerpen en producten professioneel, reflecteert op eigen en andermans op waarde, relevantie en werk waar het gaat om aspecten als traditie, uitvoerbaarheid in actualiteit, theorie en visie en is zelfstandig in staat b) Legt ideeën, ontwerpen en producten tot terugkoppeling. uit en verantwoordt keuzes c) Hanteert doelgericht de relevante aspecten omtrent traditie, theorie en visie 7 omgevingsgerichtheid Gedragsindicatoren De popartiest legt verbanden tussen het eigen a) Reageert met artistieke concepten op werk en dat van anderen en tussen het eigen werk trends en ontwikkelingen in de en publiek, is alert op ontwikkelingen in de popcultuur samenleving en integreert deze in zijn b) Legt verbanden tussen eigen werk en beroepspraktijk. dat van anderen c) Legt verbanden tussen eigen werk en publiek d) Maakt gebruik van het overzicht van het werkveld e) Maakt gebruik van de mogelijkheden van publiciteitsmedia
57
Kerntaak 4: een concept volgens eigen interpretatie vertalen naar een ontwerp Beroepsrollen Ontwerper, Uitvoerend artiest Competenties 1 visie en creërend vermogen 4 innovatie, groei en vernieuwing 5 analytisch vermogen 6 vermogen tot kritische reflectie 7 omgevingsgerichtheid 1 visie en creërend vermogen Gedragsindicatoren De popartiest is artistiek gedreven en ontwikkelt a) Levert vanuit een artistieke gedrevenheid vanuit een eigen idee, visie, opvattingen en oorspronkelijk werk overtuigingen op het eigen vakgebied, een multib) Interpreteert ideeën, ontwerpen en producten dan wel interdisciplinair concept en realiseert deze c) Vertaalt een idee naar een ontwerp concepten. d) Voert een visueel of auditief ontwerp uit e) Past ideeën, ontwerpen en producten toe in verschillende situaties f) Improviseert g) Denkt op hoofdlijnen en langere termijn en maakt keuzes 4 innovatie, groei en vernieuwing Gedragsindicatoren De popartiest beheerst en onderhoudt de a) Treedt vanuit een onderzoekende en noodzakelijke vaktechnische kennis en ondernemende geest buiten eigen kaders vaardigheden, die hem in staat stellen het eigen b) Voegt eigen elementen toe aan bestaand werk vakgebied te verkennen, dat persoonlijk in te c) Verwerft nieuwe kennis, inzichten en vullen en ermee te experimenteren, om zo de vaardigheden vanuit een professionele eigen artisticiteit verder ontwikkelen en verdiepen. gedrevenheid en past deze toe 5 analytisch vermogen Gedragsindicatoren De popartiest analyseert, interpreteert en ontleedt a) Analyseert eigen en andermans werk op basis eigen en andermans werk op basis van inzicht en van inzicht en theoretische kennis theoretische kennis en past deze inzichten toe in b) Ontwikkelt kennis omtrent aspecten als zijn praktijk. werking, gebruik en betekenis van de popcultuur 6 vermogen tot kritische reflectie Gedragsindicatoren De popartiest handelt methodisch en a) Schat ideeën, ontwerpen en producten op professioneel, reflecteert op eigen en andermans waarde, relevantie en uitvoerbaarheid in werk waar het gaat om aspecten als traditie, b) Legt ideeën, ontwerpen en producten uit en actualiteit, theorie en visie en is zelfstandig in staat verantwoordt keuzes tot terugkoppeling. c) Hanteert doelgericht de relevante aspecten omtrent traditie, theorie en visie 7 omgevingsgerichtheid Gedragsindicatoren De popartiest legt verbanden tussen het eigen a) Reageert met artistieke concepten op trends en werk en dat van anderen en tussen het eigen werk ontwikkelingen in de popcultuur en publiek, is alert op ontwikkelingen in de b) Legt verbanden tussen eigen werk en dat van samenleving en integreert deze in zijn anderen beroepspraktijk. c) Legt verbanden tussen eigen werk en publiek d) Maakt gebruik van het overzicht van het werkveld e) Maakt gebruik van de mogelijkheden van publiciteitsmedia
58
Kerntaak 5: het realiseren van een artistiek ontwerp Beroepsrollen Uitvoerend artiest Competenties 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 4 innovatie, groei en vernieuwing 5 analytisch vermogen 9 organiserend vermogen 2 communicatief vermogen Gedragsindicatoren De popartiest handelt in verschillende contexten a) Draagt eigen en andermans bedoelingen en en draagt effectief en efficiënt de artistieke ideeën over betekenis van popcultuur uit naar anderen. Hij b) Presenteert idee/ontwerp/product en verwerft en interpreteert opdrachten, verantwoord gemaakt keuzes onderhandelt met opdrachtgevers en andere c) Onderhandelt met opdrachtgevers en andere betrokkenen en presenteert en licht het werk belanghebbenden over organisatorische, effectief toe. financiële en inhoudelijke aspecten 3 vermogen tot samenwerken Gedragsindicatoren De popartiest levert in een samenwerkingsverband a) Functioneert doelgericht in verschillende een actieve bijdrage aan de totstandkoming van rollen en situaties een gezamenlijk product of proces. b) Interpreteert ideeën en inbreng van anderen en schat die op waarde c) Gaat constructief om met het geven en ontvangen van kritiek 4 innovatie, groei en vernieuwing Gedragsindicatoren De popartiest beheerst en onderhoudt de a) Treedt vanuit een onderzoekende en noodzakelijke vaktechnische kennis en ondernemende geest buiten eigen kaders vaardigheden, die hem in staat stellen het eigen b) Voegt eigen elementen toe aan bestaand vakgebied te verkennen, dat persoonlijk in te werk vullen en ermee te experimenteren, om zo de c) Verwerft nieuwe kennis, inzichten en eigen artisticiteit verder ontwikkelen en verdiepen vaardigheden vanuit een professionele gedrevenheid en past deze toe 5 analytisch vermogen Gedragsindicatoren De popartiest analyseert, interpreteert en ontleedt a) Analyseert eigen en andermans werk op basis eigen en andermans werk op basis van inzicht en van inzicht en theoretische kennis b) Ontwikkelt kennis omtrent aspecten als theoretische kennis en past deze inzichten toe in werking, gebruik en betekenis van de zijn praktijk. popcultuur 9 organiserend vermogen Gedragsindicator De popartiest zoekt en schept mogelijkheden voor a) Creëert een vruchtbare balans tussen het exploiteren en of tot realisatie brengen van artistieke en voorwaardenscheppende eigen of andermans werk en gaat daarvoor, indien activiteiten nodig, samenwerkingsverbanden aan met b) Plant, organiseert, delegeert, improviseert en anderen. Hij brengt balans aan tussen bewaakt de voortgang ontwerpende activiteiten en de logistieke, c) Werkt planmatig en heeft overzicht van het facilitaire en publicitaire activiteiten. proces d) Geeft leiding aan projecten e) Onderhoudt en maakt effectief gebruik van netwerken f) Verantwoordt projecten financieel g) Plant de logistiek van projecten
59
Kerntaak 6: leidinggeven aan een artistiek proces Beroepsrol Competenties
Uitvoerend artiest 2 communicatief vermogen 3 vermogen tot samenwerken 6 vermogen tot kritische reflectie 9 organiserend vermogen 2 communicatief vermogen Gedragsindicatoren De popartiest handelt in verschillende contexten a) Draagt eigen en andermans bedoelingen en en draagt effectief en efficiënt de artistieke ideeën over betekenis van popcultuur uit naar anderen. Hij b) Presenteert idee/ontwerp/product en verwerft en interpreteert opdrachten, verantwoord gemaakt keuzes onderhandelt met opdrachtgevers en andere c) Onderhandelt met opdrachtgevers en andere betrokkenen en presenteert en licht het werk belanghebbenden over organisatorische, effectief toe. financiële en inhoudelijke aspecten 3 vermogen tot samenwerken Gedragsindicatoren De popartiest levert in een samenwerkingsverband a) Functioneert doelgericht in verschillende een actieve bijdrage aan de totstandkoming van rollen en situaties een gezamenlijk product of proces. b) Interpreteert ideeën en inbreng van anderen en schat die op waarde c) Gaat constructief om met het geven en ontvangen van kritiek 6 vermogen tot kritische reflectie Gedragsindicatoren De popartiest handelt methodisch en a) Schat ideeën, ontwerpen en producten op professioneel, reflecteert op eigen en andermans waarde, relevantie en uitvoerbaarheid in werk waar het gaat om aspecten als traditie, b) Legt ideeën, ontwerpen en producten uit en actualiteit, theorie en visie en is zelfstandig in staat verantwoordt keuzes tot terugkoppeling. c) Hanteert doelgericht de relevante aspecten omtrent traditie, theorie en visie 9 organiserend vermogen Gedragsindicatoren De popartiest zoekt en schept mogelijkheden voor a) Creëert een vruchtbare balans tussen het exploiteren en of tot realisatie brengen van artistieke en voorwaardenscheppende eigen of andermans werk en gaat daarvoor, indien activiteiten nodig, samenwerkingsverbanden aan met b) Plant, organiseert, delegeert, improviseert en anderen. Hij brengt balans aan tussen bewaakt de voortgang ontwerpende activiteiten en de logistieke, c) Werkt planmatig en heeft overzicht van het facilitaire en publicitaire activiteiten. proces d) Geeft leiding aan projecten e) Onderhoudt en maakt effectief gebruik van netwerken f) Verantwoordt projecten financieel g) Plant de logistiek van projecten
60
Kerntaak 7: het op de markt brengen van een artistiek concept/ontwerp/product Beroepsrol Uitvoerend artiest Competenties 2 communicatief vermogen 4 innovatie, groei en vernieuwing 7 omgevingsgerichtheid 8 ondernemerschap 2 communicatief vermogen Gedragsindicatoren De popartiest handelt in verschillende contexten a) Draagt eigen en andermans bedoelingen en en draagt effectief en efficiënt de artistieke ideeën over betekenis van popcultuur uit naar anderen. Hij b) Presenteert idee/ontwerp/product en verwerft en interpreteert opdrachten, verantwoord gemaakt keuzes onderhandelt met opdrachtgevers en andere c) Onderhandelt met opdrachtgevers en andere betrokkenen en presenteert en licht het werk belanghebbenden over organisatorische, effectief toe. financiële en inhoudelijke aspecten 4 innovatie, groei en vernieuwing Gedragsindicatoren De popartiest beheerst en onderhoudt de a) Treedt vanuit een onderzoekende en noodzakelijke vaktechnische kennis en ondernemende geest buiten eigen kaders vaardigheden, die hem in staat stellen het eigen b) Voegt eigen elementen toe aan bestaand vakgebied te verkennen, dat persoonlijk in te werk vullen en ermee te experimenteren, om zo de c) Verwerft nieuwe kennis, inzichten en eigen artisticiteit verder ontwikkelen en vaardigheden vanuit een professionele verdiepen. gedrevenheid en past deze toe 7 omgevingsgerichtheid Gedragsindicatoren De popartiest legt verbanden tussen het eigen a) Reageert met artistieke concepten op trends werk en dat van anderen en tussen het eigen werk en ontwikkelingen in de popcultuur en publiek, is alert op ontwikkelingen in de b) Legt verbanden tussen eigen werk en dat van samenleving en integreert deze in zijn anderen beroepspraktijk. c) Legt verbanden tussen eigen werk en publiek d) Maakt gebruik van het overzicht van het werkveld e) Maakt gebruik van de mogelijkheden van publiciteitsmedia 8 ondernemerschap Gedragsindicatoren De popartiest geeft zelfstandig vorm aan een a) Neemt initiatieven, herkent problemen, ziet duurzaam, inspirerend, professioneel bestaan kansen en handelt daarnaar binnen de popcultuur. Hij is zich bewust van de b) Is nieuwsgierig naar innovatieve noodzaak van zakelijke voorzieningen om te ontwikkelingen en past deze toe in eigen functioneren als cultureel ondernemer. werk
61
Bijlage IV: Selectiecriteria en –procedure Excellentietrajecten Academie Minerva Academie Minerva biedt extra uitdaging aan studenten die uitblinken. Studenten die het beste uit zichzelf willen halen en zich graag laten uitdagen kunnen binnen de Academie Minerva en de opleiding terecht. In het kader van excellentiebeleid biedt de opleiding de mogelijkheid tot het volgen van een honours talentprogramma of het doen van een individueel traject (honoursstage en/of honoursproject). 1. Selectiecriteria honourstrajecten Academie Minerva Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een honourstraject zijn: • er is geen sprake van een studieachterstand • de student is voorgedragen door zijn of haar SLB-er • de student heeft zijn/haar propedeuse behaald, of gaat deze voor of aan de start van het tweede studiejaar behalen. Criteria voor toelating tot de verschillende trajecten binnen het excellentieprogramma zijn de volgende competenties en indicatoren: Visie en creërend vermogen • ontwikkelt vanuit een eigen visie ideeën, ontwerpen en producten • levert artistiek oorspronkelijk/origineel werk • heeft overzicht over het totale proces, ziet mogelijkheden en weet deze te benutten (ondernemend) • Onderzoekt en experimenteert Groei, Innovatie en vernieuwing • onderzoekt en experimenteert • reflecteert en onderbouwt zijn of haar keuzes/ standpunten • kan out-of-the-box denken en treedt buiten eigen kaders • denkt disciplineonafhankelijk en kan werken in een multidisciplinaire omgeving • is vernieuwend en op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen: innovatief Omgevingsgerichtheid • verklaart zijn/haar standpunt in relatie tot de omgeving en communiceert deze (met de omgeving) • is sociaal en maatschappelijk bewust • is gericht op en actief naar de buitenwereld • internationale oriëntatie Leiderschap • • • • •
motiveert en inspireert geeft leiding aan het artistiek proces organiseert complexe projecten geeft leiding aan een team heeft een helikopterview
62
Generiek competentie: reflectie • is in staat om (zelfstandig) te reflecteren Generieke houding • is proactief • haalt het onderste uit de kan 2. Selectieprocedure honourstrajecten Academie Minerva Om in aanmerking te komen voor een honourstraject worden studenten geselecteerd op basis van: 1. een motivatiebrief 2. een portfolio 3. een intake-assesment De selectieprocedure verloopt als volgt: - De student schrijft een motivatiebrief aan de intakecommissie voor honourstrajecten op basis van het format (zie Blackboard Learn Talentprogramma’s), waarin de student motiveert waarom hij mee wil doen aan het honoursprogramma en onderbouwt door middel van een portfolio waarom hij voldoet aan de competentieprofiel voor honours studenten. - De intakecommissie beslist op basis van de brief en het portfolio of de student in aanmerking komt voor het portfolio-assessment. - Op basis van een portfolio-assessment (beoordelingsgesprek aan de hand van een criteriumgericht interview) wordt de student al dan niet toegelaten tot het honoursprogramma. Het portfolio bevat materiaal waarmee je aantoont dat je voldoet aan de criteria om te gaan werken aan de benoemde competenties uit competentieprofiel voor excellentie. Met je motivatiebrief vormt het toelatingsportfolio de basis voor het intake-assessment De motivatiebrief bevat de volgende onderdelen: • Vermeld aan welk honourstraject je mee wilt doen en motiveer: Waarom ben jij geschikt voor het traject? Wat verwacht je van dit traject? Gebruik het competentieprofiel om je keuze onderbouwen. • Geef aan wat je behaalde studieresultaten (tot nu toe) zijn en voeg een uitdraai van Progress toe. • Geef aan wie je SLB-er is en zorg dat je SLB-er op de hoogte is van je aanmelding en de aanmelding ondersteunt. De brief kun je richten aan de intake commissie honours Minerva en samen met je portfolio sturen naar het volgende mailadres: [email protected]. Op basis van de brief word je al dan niet uitgenodigd voor een portfolio assessment.
63