Hanzehogeschool Groningen Academie voor Popcultuur, Leeuwarden Opleiding: Croho: Varianten:
Muziek, hbo-bachelor; 34739 voltijd
Visitatiedatum:
7 mei 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2009
2/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 9 10 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 21 35 39 43 46
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitzorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
51 52 57 61 63 65
3/65
4/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
5/65
6/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Muziek van de Hanzehogeschool Groningen (HG) heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in maart 2009, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 7 mei 2009. Het panel bestond uit: De heer M.P. Schouten (voorzitter, domeinpanellid); De heer M. Twaalfhoven (domeinpanellid); De heer K.A. van der Voort (studentpanellid); Mevrouw C.A.M. van den Berg (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hanzehogeschool Groningen (HG) biedt ca. 60 bachelor- en masteropleidingen opleidingen aan. In 2009 beschikt de HG over 13 masteropleidingen. Aan de HG staan in het studiejaar 2008-2009 ca. 23.400 studenten ingeschreven. De jaarlijkse instroom bedraagt ca. 6.500 studenten. Ca. 2700 medewerkers zorgen voor de organisatie, ondersteuning en inhoud van het onderwijs. Van dit totaal vallen.ca. 1850 medewerkers (934 fte peildatum dec. 2008) onder de categorie ‘DOP’ (docerend en onderzoekspersoneel). De student/ docent ratio bedraagt 25:1 (Totaal studenten/fte aanstellingen, Bron: Jaarverslag HG 2008).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
7/65
De faculteitsstructuur is in 2004 omgevormd tot een organisatiestructuur met Schools en centrale ondersteunende diensten. Tot 2004 beschikte de HG over de faculteiten Techniek, Economie, Gamma en Kunsten. Op dit moment bestaat de HG uit totaal 19 Schools. Een School is een organisatorische, inhoudelijk samenhangende eenheid. In 2008 zijn 18 positieve accreditatiebesluiten door de NVAO afgegeven van bacheloropleidingen die in 2007 zijn gevisiteerd. De Academie voor Beeldende Kunst en Vormgeving (ABKV), waar de opleiding Muziek onder valt, is een van de 19 Schools. De ABKV is samengesteld uit de opleidingen van Academie Minerva (bacheloropleidingen Autonome Beeldende Kunst, Vormgeving en docent Beeldende Kunst en Vormgeving), Academie voor Popcultuur (bacheloropleidingen Muziek en Vormgeving) en Frank Mohr Instituut (Master of Fine Arts (MFA) Schilderkunst, MFA Theatervormgeving en MFA Interactive Media). De ABKV telt 980 studenten en 140 medewerkers (140 fte). De ABKV heeft in 2006 een nieuwe organisatiestructuur ingevoerd mede met het oog op een gezonde financiële situatie en een nauwere samenwerking tussen de opleidingen. Er zijn teams geformeerd die gezamenlijke onderdelen verzorgen. De teams staan onder leiding van een teamleider. In 2009 is bij de ABKV een nieuwe dean aangesteld. Per 1 februari 2009 is het ABKV in samenwerking met de School of Performing Arts gestart met het inrichten van het kenniscentrum Kunst en Samenleving waarin 3 lectoraten een plaats krijgen: Lifelong Learning in Music en Arts (bestaand lectoraat), Beeld in Context (nieuw) en Popcultuur, Duurzaamheid en Innovatie (nieuw). In 2007 werden alle opleidingen van de ABKV, met uitzondering van Muziek, gevisiteerd. De opleiding Muziek van de Academie voor Popcultuur haakt aan bij de visitatie van het Prins Claus Conservatorium. Beide opleidingen hebben hetzelfde CROHO-nummer, organisatorisch valt de opleiding Muziek echter onder het ABKV. De opleiding Muziek van de Academie voor Popcultuur is bedoeld voor studenten die zich op hun vakgebied en in de popcultuur willen ontwikkelen en talentvol zijn als uitvoerend musicus, producer of componist. In 2008-2009 staan er 197 studenten ingeschreven bij de opleiding. Na de start van de opleiding in 2003 stabiliseert de instroom van studenten zich vanaf 2007 tot ca. 60 studenten per jaar. De Academie voor Popcultuur beschikt over 28 OP (onderwijzend personeel) met een totale omvang van 11,5 fte. De student/docentratio van de Academie bedraagt 17:1. De opleiding tot vormgever, welke in onderlinge samenhang met de opleiding tot Muziek wordt aangeboden, is bedoeld voor studenten die talent hebben voor alle vormgevingsaspecten die (mede) bepalend zijn voor de popcultuur. Naast de rol van uitvoerend artiest moet de student zich ontwikkelen in de rol van conceptualist, ontwerper en cultureel ondernemer. De Academie leidt op tot ‘pop artist’ en biedt ruimte tot het maken van eigen accenten en persoonlijke profilering. De musicus kan zich ontwikkelen tot uitvoerend musicus, componist, en/of technicus/producent. Voor beide opleidingen geldt dat vanuit een artistiek concept de vertaling volgt naar muziek, vormgeving, beeld, geluid en performance.
8/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
De opleidingen van de Academie voor Popcultuur hebben de opleidingsprofielen van de landelijk vastgestelde competenties van de opleiding muziek en vormgeving opnieuw geordend en geïntegreerd tot een profiel Popcultuur. Via een POP werkt de student aan de ontwikkeling van zijn competenties via projecten op basis van studenten van beide opleidingen. Voortschrijdend inzicht heeft geleid tot de overweging van een aanvraag van een nieuwe opleiding Popcultuur voor beide opleidingen. Het panel van de visitatie van de opleiding vormgeving stond in 2007 positief tegenover deze plannen. In cursusjaar 2008-2009 werkt de HG aan een nieuwe strategisch beleidsplan, tot 2010 geldt het strategisch beleidsplan ‘Focus 2010’. Twee belangrijke strategische thema’s vormen kennissamenleving en internationalisering. Kenniscirculatie wordt gestimuleerd in directe communicatie met instellingen en bedrijven. Vanuit eerder strategisch beleid en het HG-onderwijskader zijn sinds 2005 de volgende kaders verder uitgewerkt: onderwijsaanbod, onderwijsprogrammering, onderwijsorganisatie, studieloopbaanbegeleiding, Eerder Verworven Competenties (EVC’s), toetsbeleid en kwaliteitszorg. De HG geeft hiermee richting aan de gemeenschappelijke doelen op het gebied van competentiegericht onderwijs, flexibilisering, internationalisering en studeerbaarheid. Ter versterking van de culturele infrastructuur in het Noorden is in 2000 besloten om het kunstonderwijs te spreiden over de noordelijke provincies. De Academie voor Popcultuur opende in 2003 haar deuren in Leeuwarden en in 2007 studeerde de eerste studenten af. Het is de ambitie van de ABKV de gezamenlijkheid van de kunstopleidingen te versterken. De strategische doelen die de ABKV zich heeft gesteld betreft de verbetering van haar positionering en profilering naast collega-instituten, opereren vanuit internationaal perspectief en de ontwikkeling tot herkenbare kennispartner in de noordelijke regio. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereiden de panelleden zich in de periode april 2009 inhoudelijk voor op het bezoek van 7 mei 2009. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
9/65
prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juli 2009 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in augustus 2009 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2009. Het visitatierapport is uiteindelijk in september 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten.
10/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
11/65
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Opleiding Muziek
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
12/65
Goed Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldaan Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Positief Goed Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Doelstellingen opleiding Facet 1.1 tot en met 1.3 krijgen het oordeel goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma De facetten 2.1 tot en met 2.3, 2,5 en 2.8 worden als voldoende, en de facetten 2.4 en 2.7 als goed beoordeeld. Aan facet 2.6 is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel De facetten 3.1 en 3.2 worden als goed beoordeeld. Facet 3.3 krijgt het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Facet 4.1 wordt als voldoende en facet 4.2 als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De facetten 5.1 tot en met 5.3 worden als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten De faceten 6.1 en 6.2 worden als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen Positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding Positief is.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
13/65
14/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
15/65
16/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het opleidingsprofiel sluit aan bij het landelijk opleidingsprofiel van het domein Muziek, zoals vastgesteld door het netwerk muziek van de HBO-raad in oktober 2002. • Op grond van het landelijk opleidingsprofiel domein Muziek, het landelijk opleidingsprofiel domein Vormgeving (HBO-raad 2002) en een eigen analyse van de beroepspraktijk van de Popartiest heeft de opleiding zeven kerntaken en negen beroepscompetenties geformuleerd (Onderwijsregeling Academie voor Popcultuur 2008-2009). Het panel is van mening dat het profiel zorgvuldig en doordacht tot stand is gekomen. De opleiding wenst aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de hedendaagse en internationale Popcultuur. Kenmerkend daarvoor is: de multi- en interdisciplinaire praktijk, het volgen van actuele maatschappelijke trends en een sterke manifestatie in de maatschappij. • De competenties van de opleiding Muziek van de Academie voor Popcultuur zijn in samenwerking met het werk- en beroepenveld vastgesteld (Notulen werkveld). • Bij de integratie van de domeinen Muziek en Vormgeving is de opleiding gestuit op de grenzen van de profielen, met name vanwege het beperkte multi/interdisciplinaire karakter. De opleiding overweegt een aanvraag van een nieuwe opleiding Popcultuur. Het panel van de eerder gevisiteerde opleiding Vormgeving stond hier positief tegenover. Dit panel constateert dat het breder maken van het profiel als consequentie heeft dat studenten op vakken (als muziek) minder de diepte in kunnen gaan dan gebruikelijk bij Muziekopleidingen van conservatoria. Een onderbelicht aspect in de uitwerking van het beroepsprofiel betreft een visie van de opleiding op de filosofische kanten van de popcultuur. Wat betekent popcultuur in de samenleving? Omdat kunst, visie en inspiratie nauw samenhangen met filosofische reflectie ziet het panel dit als een aandachtspunt. • Bij een vergelijking met internationale programma’s, ter voorbereiding van een aanvraag CROHO Popcultuur en in verband met een eigen internationaliseringproject (ondermeer via ELIA), constateert de opleiding dat zij uniek is in haar multidisciplinaire onderwijsconcept. Dit concept wordt doorgaans als vernieuwend en interessant beoordeeld en vormt geen beletsel voor samenwerking met zowel nationale als internationale Popmuziek- als Popvormgeving opleidingen elders. Het biedt de Academie bovendien een kans om zich nationaal en internationaal als uniek te profileren.In 2006 startte de Academie een eerste internationaliseringproject waarbij uitwisseling plaatsvond met het St. Louis School of Jazz in Rome en werden gastdocenten uitgewisseld met het Music Institute in Los Angeles. De Academie werkt aan een netwerk in Noordwest en Oost Europa. In Erasmus verband werkt de Academie samen met de Tampere School for Art en Media in Finland en met de afdeling Music and Media Management van de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
17/65
•
•
University of applied Sciences van Jyväskyläa in Finland is een Erasmusovereenkomst in voorbereiding. Verwante opleidingen in Bremen en Mannheim hebben positief gereageerd. Een van de projecten in de hoofdfase richt zich op samenwerking tussen Frieslandpop en de popkoepels uit IJsland, Denemarken, Finland en Engeland. De opleiding profileert zich binnen het netwerk van de regionale, landelijke en internationale popcultuur. De Academie is actief lid van het Fries Popnet. De opleiding werkt samen met de Rockacademie van Tilburg aan het opbouwen van een landelijk netwerk van popopleidingen. Vertegenwoordigers uit de werkveldadviesraad vinden doel en werkwijze van de opleiding voor Popcultuur uniek en zijn positief over het concept. De opleiding maakt een goede koppeling met de buitenwereld (omgeving). De Academie voert gezamenlijk met de NHL en Stenden Hogeschool projecten uit in de provincie Friesland. Het werkveld geeft aan dat er in Friesland een flinke cultuur is in Pop en in bandjes. Het constateert ook een verschuiving: er komen bandjes vanuit Groningen naar Leeuwarden. In Groningen is op de hoofdvestiging een Cultureel Café georganiseerd om uitwisseling tussen Leeuwarden en Groningen te stimuleren.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft de beroepscompetenties van de opleiding Muziek, die afgeleid zijn van de landelijk vastgestelde beroepsprofielen Muziek en Vormgeving, geverifieerd met de Dublin descriptoren (Vertaling van de Dublin descriptoren naar de generieke kernkwalificaties, 2003). De competenties van de opleiding Muziek dekken de Dublin descriptoren en de generieke hbo-bachelor kwalificaties. • In de landelijk afgesproken opleidingsprofielen worden de competenties uitgewerkt met kenmerkende gedragsindicatoren, die een beginnend professional (Muziek, vormgeving) moet vertonen. Voor het opleidingsprofiel van de opleiding voor Popmuziek zijn voor ieder van de zeven kerntaken de daarvoor noodzakelijke competenties vastgesteld met de daarbij behorende noodzakelijke gedragsindicatoren. De competentie ambacht is besloten in visie en creërend vermogen. De competentie ‘Organiserend vermogen’ is door de opleiding toegevoegd aan de landelijke lijst van competenties. De opleiding heeft een niveau-indeling beschreven voor basis, gevorderd en expertniveau (Handleiding Onderwijs 2008-2009). De uitwerking van de competenties is weergegeven in de Onderwijsregeling Academie voor Popcultuur 2008-2009. De negen competenties betreffen: 1. Visie en creërend vermogen, 2. Communicatief vermogen, 3. Vermogen tot samenwerken, 4. Innovatie, groei en vernieuwing, 5. Analytisch vermogen, 6. Vermogen tot kritische reflectie, 7. Omgevingsgerichtheid, 8. Ondernemerschap en 9. Organiserend vermogen.
18/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
Het onderwijsconcept, het competentieprofiel en de prestatie-indicatoren komen voort uit een analyse van de beroepspraktijk (Beroepsprofiel Popartiest, hoofdstuk 3 Onderwijsregeling voor Popcultuur 2008-2009). Voor de beoordeling hanteert de opleiding (m.i.v. 2008-2009) drie niveaus: basis, gevorderden en expertniveau. Deze niveaus worden jaarlijks getoetst door de curriculum- en toetscommissie. De verplichte competenties in de afstudeerfase die op expertniveau beheerst moeten worden zijn: competentie 1, 4, 6, 7 en 9. De overige competenties die door de student op grond van zijn eigen profilering worden gekozen dienen ook op expertniveau afgesloten te worden. Twee uitgewerkte voorbeelden van de Dublin descriptor ‘Kennis en inzicht’ en ‘Communicatie’ betreffen de competenties 4: Innovatie, groei en vernieuwing en 2: Communicatief vermogen: - (4) De popartiest beheerst en onderhoudt de noodzakelijke vaktechnische kennis en vaardigheden, die hem in staat stellen het eigen vakgebied te verkennen, dat persoonlijk invulling te geven en ermee te experimenteren, om zo de eigen artisticiteit verder ontwikkelen en verdiepen. Uitgewerkt in gedragsindicatoren: Treedt vanuit een onderzoekende en ondernemende geest buiten eigen kaders; voegt eigen elementen toe aan bestaand werk en verwerft nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden vanuit een professionele gedrevenheid en past deze toe. - (2) De popartiest handelt in verschillende contexten en draagt effectief en efficiënt de artistieke betekenis van popcultuur uit naar anderen. Hij verwerft en interpreteert opdrachten, onderhandelt met opdrachtvers en andere betrokkenen en presenteert en licht het werk effectief toe. Uitgewerkt in gedragsindicatoren: Draagt eigen en andermans ideeën en bedoelingen over; presenteert idee/ontwerp/product en verantwoordt gemaakte keuzes, onderhandelt met opdrachtgevers en andere belanghebbenden over organisatorische, financiële en inhoudelijke aspecten.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor dit aspect geldt tevens de argumentatie bij facet 1.1. en 1.2. • De geformuleerde kerntaken en competenties zijn ontleend aan de landelijke opleidingsprofielen Muziek en Vormgeving. Daarin worden drie beroepsrollen onderscheiden: de popartiest als conceptualist, als ontwerper en als uitvoerend kunstenaar. De zeven kerntaken en de daaraan gekoppelde negen competenties heeft de opleiding beschreven in hoofdstuk 3 van de Onderwijsregeling Academie voor Popcultuur 2008-2009. Naast de rollen conceptualist, ontwerper en uitvoerend artiest
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
19/65
•
•
•
•
heeft de academie de beroepsrol cultureel ondernemer toegevoegd. De student moet zich in alle vier rollen ontwikkelen. Voor de opleiding Muziek (evenals de opleiding Vormgeving) geldt dat vanuit een artistiek concept de vertaling volgt naar muziek, vormgeving, beeld, geluid en performance. Het muziekambacht is ondergebracht bij visie en creërend vermogen. Het verschil met reguliere muziekopleidingen is dat Muziek spelen het middel is om het concept te realiseren. De Academie leidt op tot ‘pop artist’ en biedt ruimte tot het leggen van eigen accenten en persoonlijke profilering. De musicus kan zich ontwikkelen tot uitvoerend musicus, componist, en/of technicus/producent. Studenten en alumni met wie het panel heeft gesproken zijn positief over de mengvorm. Ze leren creatief te managen in de omgeving van de popmuziek. Studenten geven aan “de mogelijkheid te hebben om jezelf te kunnen ontwikkelen en in vrijheid te kunnen experimenteren, eigen concepten te ontwikkelen en een visie en houding aan te leren”. “De som van je ervaring maakt je uniek”. Afgestudeerden tekenden contracten met platenlabels en/of starten een eigen onderneming. De pers is positief over studenten en afgestudeerden en de rol van de Academie voor de Popmuziek (Persanalyse door Academie periode 2008-2009). De werkveldadviesraad wordt betrokken bij ontwikkelingen in de eindkwalificaties en het onderwijsconcept (notulen Werkveldadviesraad). In gesprek met het panel bevestigt het werkveld de behoefte aan mensen die conceptueel kunnen denken en entertainen. In ‘de platenindustrie’ veranderen dingen snel. De eisen die door het werkveld gesteld worden komen terug in het curriculum via opdrachten van externe partners of opdrachten die direct aan de beroepspraktijk zijn ontleend. Via de projectopdrachten ontwikkelt de student zijn competenties via een cyclisch proces. Het panel is positief over de actieve participatie in de popcultuur door studenten. Vertegenwoordigers uit het werkveld zijn betrokken bij de beoordeling van stage en het afstuderen (zie tevens facet 6.1). Het viel het panel op dat het aspect van maatschappelijke betrokkenheid redelijk mager naar voren komt als gebied waar de popkunstenaar actief kan zijn. Juist binnen jongerencultuur spelen maatschappelijke issues sterk en zouden de popartiesten veel kunnen betekenen. Het werkveld noemt wel de aandacht voor maatschappelijke projecten maar dit is nog niet zo goed van de grond gekomen. De opleiding geeft aan dat hier momenteel aan gewerkt wordt.
20/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding werkt met een competentiegericht curriculum dat aansluit op het landelijk opleidingsprofiel Muziek. De daarin onderscheiden competenties zijn door de opleiding gegroepeerd rond kerntaken van de popartiest. • Voor de competentieontwikkeling kiest de opleiding voor praktijksturing en projectmatig werken. Dit is in overeenstemming met de praktijk van de popcultuur. De opleiding heeft vier leerlijnen gedefinieerd: de kern daarvan vormt de integrale leerlijn, het werken aan opdrachten. De andere lijnen betreffen de vaardigheden-, kennis- en studieloopbaanlijn. • In integrale leerlijn in de propedeuse werken studenten aan thematische, levensechte opdrachten. Voorbeelden van projecten in de propedeuse betreffen ‘Paris Hilton’ en ‘Life is a Pitch’ (Handleidingen propedeuse 2008-2009). In de vaardighedenlijn krijgen studenten presentatietechnieken, informatievaardigheden en communicatietrainingen e.d. aangeboden. Voor muzieklessen (drums, bas, zang e.a.) kunnen studenten zich inschrijven. In de kennislijn krijgen studenten ondermeer colleges trendwatching, cultuurbeschouwen, sound (muziektheorie), onderzoek en case-study en vakken die de student op basis van zijn POP heeft geformuleerd. Bij het onderdeel Research & Development (R&D) krijgt de student begeleiding bij de inhoudelijke en organisatorische ontwikkeling van een project. Concepting valt hier ook onder. In de SLB-lijn leert de student reflecteren, feedback geven en ontvangen en doorloopt hij een p-d-c-a cyclus voor zijn eigen leerdoelen. In de stage verwerft de student integrale kennis, vaardigheden en een professionele attitude binnen een instelling of bedrijf. Daarbij komen verplichte competenties aan bod (communicatief vermogen, vermogen tot samenwerken, omgevingsgerichtheid en vermogen tot (creatief) ondernemerschap) en - op basis van de eigen profilering - vrij te kiezen competenties op gevorderd of expertniveau. Door middel van een afstudeerproject integreert de student vakinhoudelijke disciplines en demonstreert via een performance- en een portfolioassessment de competenties op expertniveau te beheersen. • Studenten hebben veel ruimte voor cross-overs. Eigen profilering vindt in de hoofdfase plaats door middel van keuzeprogramma’s (specialisatie en/of verbredende minor) en eigen invulling van projecten, stage en afstuderen. Ondermeer hebben studenten gebruik
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
21/65
•
•
•
•
•
•
•
gemaakt van de minoren: Trainer/coach (een student) en Da Vinci (vier studenten). Twee studenten volgden de minor Cross Media van de opleiding CMD NHL. De afstudeerprocedure en de invulling van het eindassessment waarborgen het niveau (zie facet 6.1). In het vervolg op de visitatie van de opleiding Vormgeving in 2007 heeft de opleiding verbeteringen aangebracht. Dit betreft ondermeer de toepassing van praktijkgericht onderzoek voor de ontwikkeling van concepten. Er is een verplichte literatuurlijst. Binnen de zogenaamde productiehuizen is aanvullende literatuur beschikbaar en worden studenten ondersteund bij het zoeken naar relevante literatuur. Voor de kerncompetentie ‘concepting’ heeft de opleiding een reader ontwikkeld. Het panel is van mening dat de vakliteratuur het hbo-niveau raakt maar niet volledig overtuigend is. Het internationale gehalte is beperkt. Bij studenten was de literatuurlijst niet opvallend bekend. In de kennislijn is aandacht voor (wetenschappelijke) concepten en de toepassing ervan. De onderzoeksleerlijn heeft de opleiding in 2008 toegevoegd. Deze wordt door de opleiding nauwlettend gevolgd. Aan de recente beroepsproducten van studenten is te merken dat de opleiding meer aandacht schenkt aan onderzoeksvaardigheden. Studenten komen nog niet echt in aanraking met (toegepast) onderzoek. Het is de bedoeling dat het lectoraat m.i.v. 2010 van start zal gaan. Het panel is van mening dat de kennislijn sterker aangezet kan worden in het programma en onderschrijft de volgende aanbeveling uit de interne audit: ‘Maak expliciete keuzes in de body of knowledge voor de popartiest en zorg voor een consequente vertaling naar het onderwijsprogramma’ (Auditrapport Academie voor Popcultuur, juni 2008). De opleiding heeft nauwe contacten met het werkveld voor de ontwikkeling en uitvoering van projecten, excursies, stages en afstudeeropdrachten. Dit is bevestigd door het gesprek van het panel met het werkveld en blijkt ook uit de opdrachten. Studiemateriaal wordt ontleend aan de beroepspraktijk of wordt in een gesimuleerde setting of direct in de beroepspraktijk uitgevoerd. In de productiehuizen kunnen studenten de beroepsvaardigheden binnenschools in een veilige omgeving aanleren. Deze worden geleid door een productiehuischef (docent). In de hoofdfase zijn de opdrachten bij voorkeur afkomstig van externe opdrachtgevers die door studenten zelf of door het projectbedrijf van de Academie voor Popcultuur zijn verworven. Er wordt samengewerkt met bekende Festivals zoals Oerol en Freeze Festival, Festival The internationals voor Fryslan POP, dat streeft naar duurzame talentontwikkeling, en het Noorderslag Eurosonic waarbij aansluiting gezocht wordt met creativiteit en bedrijfsleven. De opleiding geeft aan dat in 2008-2009 ca. 50 studenten een activiteit in het kader van onderwijs in het buitenland hebben uitgevoerd. Met ingang van 2009 wordt de werving van het projectbedrijf verbreed van de noordelijke regio naar landelijk en worden niet alleen culturele maar ook maatschappelijke organisaties benaderd. Streefcijfers: 50% opdrachtgevers actief buiten regio, waarvan 15% internationaal. Studenten krijgen te maken met mediagebruik, het toeren, onderhandeling met platenmaatschappijen en andere zaken. Door de consultatiegesprekken met docenten (vakmensen uit de praktijk) komen studenten eveneens in aanraking met de beroepspraktijk. Opdrachten worden mede beoordeeld door experts uit de beroepspraktijk.
22/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
•
•
De Academie staat open voor initiatieven uit de omgeving. Vragen komen ook van studenten zelf. Het team stelt de thema’s vast, het kernteam bepaalt de kaders zoals thematiek en maatschappelijke betrokkenheid. De actualiteit is leidend. Binnen het productiehuis kunnen maatschappelijke projecten geadapteerd worden. Zo werd meegewerkt aan een project voor activiteiten voor hangjongeren in samenwerking met de gemeente Heerenveen. De opleiding wenst aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de hedendaagse en internationale Popcultuur (facet 1.1). Qua internationalisering heeft de Academie/opleiding een oriëntatie op ondermeer Bremen, Finland, Denemarken en Engeland. Via gastlessen komen ook invloeden uit andere landen en culturen binnen de opleiding: er is een Gastcollege ‘Brazilië project’. Een van de studenten is betrokken bij een uitwisselingstraject. Vooralsnog acht het panel het multiculturele gehalte van de opleiding beperkt (zie tevens facet 3.3). Een 4e jaarsstudent gaf in het panelgesprek aan positief te zijn over de muziekvakken (muziektheorie, solfège) in het eerste jaar. Het panel hecht hier ook waarde aan. De opleiding geeft aan dat in de nieuwe opzet van het eerste jaar en de hoofdfase muziektheorie en solfège geïntegreerd worden in de instrumentele lessen en in het gecombineerde flankerende onderwijs Sound & Vision. Daarnaast kunnen studenten individuele consults aanvragen. Daarmee speelt de opleiding in op de niveauverschillen en behoeften van studenten. In blokenquêtes en de recente STO 2009 tonen studenten zich i.t.t. eerdere jaren positief over de actualiteit van de opdrachten. Studenten zijn tevreden over de contacten met het werkveld en redelijk tevreden over de kwaliteit van het studiemateriaal (STO 2009). Studenten zijn verder redelijk tevreden over de mogelijkheden van een oriëntatie op een internationale werkomgeving. In de curricula wordt door de hogeschool gestuurd op ondernemerschap (een van de kernwaarden). Docenten hebben de mogelijkheid om een internationale masteropleiding te volgen. Zeven docenten van de School Academie voor Beeldende Kunst maken hier gebruik van. Dit facet wordt als voldoende beoordeeld. De opleiding heeft een sterke geïntegreerde praktijkcomponent in het curriculum. Versterking kan plaatsvinden van de kennisleerlijn, de verplichte en vrij te gebruiken (internationale) vakliteratuur en de toepassing van onderzoek. Dit wordt door de opleiding herkend.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
23/65
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma dekt de eindkwalificaties. Voor 50% is dit ingevuld door de opleiding en voor 50% vult de student dit zelf in via te verwerven competenties met daaraan gekoppelde normen zoals vastgelegd in het POP. Voor de niveaubepaling en beoordeling zijn door de opleiding gedragsindicatoren benoemd (Onderwijsregeling Academie voor Popcultuur 2008-2009). • De opleiding heeft een structuur ontworpen waarbinnen geen vastomlijnde afstudeerrichtingen zijn, maar waarbij de keuze van de student leidend is voor de invulling van de studieloopbaan. De zeven kerntaken en negen competenties van het opleidingsprofiel Popmuziek vormen daarbij de ruggengraat van de opleiding. De competenties zijn rechtstreeks ontleend aan het landelijk beroepsprofiel en getoetst op de dekking van de Dublin descriptoren. De student werkt in elke fase van de opleiding rechtstreeks aan het verwerven van deze competenties. • In de handleidingen geeft de opleiding per kerntaak weer wat de beroepsrollen zijn, aan welke competenties gewerkt wordt, welke gedragsindicatoren van toepassing zijn en wat de normering hierbij is (Studenten- en docentenhandleidingen 2008-2009). Per blok worden de algemene prestatie-indicatoren en specifieke normen aangegeven. De opleiding wenst de studenten- en docentenhandleidingen verder te expliciteren en ook de prestatie-indicatoren verder uit te splitsen naar de niveaus basis, gevorderd en expert (Opleidingsplan 2008-2009). • In de hoofdfase formuleert de student in overleg met de studieloopbaanbegeleider de te ontwikkelen competenties en het streefniveau in een bepaalde periode. Dit legt de student vast in zijn POP. De normen en wijze van beoordeling, zoals overeengekomen met de SLB’er, worden eveneens opgenomen in het POP. • Het programma wordt vormgegeven via een 4-jarig voltijds hbo programma. Ieder studiejaar kent twee semesters van elk twee onderwijsperiodes (blokken). • In het propedeutisch jaar ligt de nadruk op het verwerven van alle kerntaken en competenties op beginnend niveau. Het artistieke concept is binnen de opleiding het uitgangspunt op basis waarvan de student zich verder ontwikkelt. De kerntaken 1 tot en met 3 betreffen de voorwaardelijke fasen die betrekking hebben op het artistieke concept. In de hoofdfase komen deze kerntaken als volgt terug in het curriculum: in de verplichte competenties tijdens de stage (kerntaak 2); in de verplichte competenties van het afstuderen; als keuze in specialisatie of individuele profilering; impliciet in de productiehuizen en het flankerend onderwijs. • De vier blokken zijn thematisch ingericht, aan de thema’s zijn projecten gekoppeld. De student formuleert de eigen leerdoelen in zijn Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP). Alle competenties komen op basisniveau aan de orde. In het 1e project ‘Gekkenhuis’ wordt bijvoorbeeld gestart met het projectmatig ontwerpen van een artistiek concept voor een multidisciplinair event dat vervolgens ook opgevoerd wordt. • Jaar twee, semester een, van de hoofdfase betreft een kernprogramma (30 EC) met verplicht te verwerven competenties uit kerntaken vier en vijf (innovatie, groei en vernieuwing en analytisch vermogen) en 30 EC eigen profilering in semester twee. Met uitzondering van ondernemerschap komen alle competenties aan bod. Jaar drie start met een stage van 30 EC. 15 EC betreft verplichte competenties (2, 3, 7 en 9) en 15 EC vrij te
24/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
•
•
• •
kiezen competenties op basis van de eigen profilering. Beiden op gevorderd of expertniveau. Semester twee kan ingevuld worden door een vrij te kiezen minor of via keuzeblokken of keuzemodulen van in totaal 30 EC die de student moet verantwoorden in zijn POP. Jaar vier betreft de specialisatiefase (30 EC) waarin kerntaken 1 t/m 7 aan de orde komen. Hierbij maakt de student een keuze uit compositie, uitvoerend muzikant of producer/technicus. Het tweede semester betreft de afstudeerfase met daarin 15 EC verplichte competenties op expertniveau (dit betreft kerntaken 1, 4, 6, 7 en 9) en 15 EC ruimte voor de eigen profilering op expertniveau (Afstudeerhandleiding 2008-2009). Flankerend onderwijs rond de projecten wordt gegeven in de productiehuizen. De basis van een productiehuis is identiek, ieder productiehuis heeft een andere insteek. Het productiehuis ‘The office’ richt zich bijvoorbeeld op het ondernemende aspect. Onderdeel van de hoofdfase is het verplichte kernprogramma projectmanagement. In de R&D lijn werken studenten aan reflectie, professionele persoonlijke ontwikkeling en onderzoeksvaardigheden. Uit het panelgesprek met studenten trekt het panel de conclusie dat deze leerlijn professioneler ingevuld kan worden. Het ambacht muziek kan in dienst staan van een project of als ambacht centraal staan. Muzieklessen waaronder bas, drums, gitaar, toetsen en zang worden gegeven in het flankerend onderwijs. Wanneer studenten zich verder willen specialiseren in andere instrumenten, dan hebben studenten de mogelijkheid om extern onderwijs te volgen. Wanneer het in het POP past dan zijn studenten vrij om muziekvakken buiten de deur te organiseren, bijvoorbeeld bij het conservatorium in Groningen. De beoordeling van de verworven competenties per blok vindt plaats via een integraal assessment (zie tevens facet 1.2 en 2.8). Uit de inzage in de producten merkt het panel op dat de maatschappelijke context niet zo snel meegenomen wordt door studenten (alertheid op ontwikkelingen in de samenleving en de integratie daarvan in de eigen beroepspraktijk). De verbinding van traditie, actualiteit, theorie en visie kan sterker ondersteund worden door de kennis en onderzoekslijn. In dat kader kan ook de aandacht voor de filosofische kant van de Popcultuur genoemd worden (zie tevens 1.1). De R&D lijn kan ook steviger ingevuld worden. In recente evaluaties waarderen studenten het onderwijs met een 6,8, hetgeen iets onder het HG gemiddelde ligt. Dit facet wordt als voldoende gewaardeerd. Actief gebruik maken van maatschappelijke thema’s en de onderbouwing van het ambacht verdienen meer aandacht. Het panel is van mening dat voor de balans een maatschappelijke onderbouwing en verbreding gewenst is. Het flankerend onderwijs ter ondersteuning van de competentieontwikkeling van studenten kan sterker aangezet worden.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
25/65
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De horizontale en verticale samenhang in het programma krijgt gestalte door vier samenhangende leerlijnen: - de integrale leerlijn waarbinnen projecten uit de beroepspraktijk gestalte krijgen; - het verwerven van vaardigheden gerelateerd aan de projecten; - het verwerven van kennis als ondersteuning van het werken aan de projecten; - de ervarings- en reflectieleerlijn. • Het programma kent een concentrische opbouw. Het onderwijs is ingericht rond de 7 kerntaken welke de studenten in een toenemende complexiteit moet gaan beheersen. De kerntaken zijn gebaseerd op de beschrijving van het beroep en de voorkomende beroepsrollen. • In de propedeuse komen alle kerntaken en competenties op basisniveau aan bod. Gedurende de jaren daarna verwerft de student de competenties in een toenemend niveau via het vaste verplichte studieprogramma (kernprogramma, stage en afstuderen) en via de keuzeblokken (specialisatie, minor en individuele profilering). De kern vormt de integrale leerlijn die gedurende de opleiding een steeds grotere plaats in gaat nemen. Het flankerende onderwijs in de vorm van de kennis- en vaardighedenleerlijn is gedurende de studiejaren minder nadrukkelijk als vooraf geplande en aangereikte leersituatie aanwezig (zie facet 2.2). • De integrale leerlijn kent de volgende fasering: oriënteren, analyseren, startdocument waarin doelen en definities zijn opgenomen, uitvoeren, evalueren, verbeteren/aanvullen, integraal verwerven van kennis en vaardigheden. De plaats van reflectie is in belangrijke mate aanwezig binnen alle leerlijnen en in het bijzonder bij de integrale leerlijn. De aandacht voor de profilering van de student in de aankomende beroepspraktijk vormt een sterke verbindende factor. De SLB’er heeft ook aandacht voor de kwalitatieve en kwantitatieve studievoortgang, te maken keuzes en mogelijke blokkades bij de student. • In het propedeutisch jaar ligt de nadruk op het verwerven van alle kerntaken op beginnend niveau. Dit vormt het uitgangspunt op basis waarvan de student zich verder ontwikkelt. De projecten zijn zodanig opgesteld dat een kernprobleem van het beroep aan de orde wordt gesteld, waarbij het verwerven van alle competenties verbonden aan de kerntaak uit het beroepsprofiel in samenhang aan bod komt. • In de achtereenvolgende projecten worden eerder geleerde vaardigheden, kennis- en attitudeaspecten toegepast. De complexiteit van de projecten neemt gedurende de opleiding toe. Ieder project voegt nieuwe competenties toe en/of heeft een verdiepend karakter. • In de hoofdfase werken studenten, deels binnen eigen projecten, aan een samenhangende set competenties gekoppeld aan kerntaken. Voor het vrije studiedeel
26/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
•
•
•
heeft de SLB’er een belangrijke taak om de samenhang en toename van de complexiteit te bewaken. De normering wordt opgenomen in het POP van de student. Het flankerend onderwijs in de hoofdfase wordt door de productiehuizen – welke ingericht zijn rond thema’s – direct in zijn context aangeboden. Hierdoor wordt een directe verbinding gemaakt tussen praktijk en theorie. Naast het vaste aanbod moet de student gedurende de opleiding zelf steeds meer op zoek gaan naar aan te leren kennis en vaardigheden, passend bij zijn persoonlijke leerdoelen zoals geformuleerd in het POP. Want, zo stelt de opleiding, deze vaardigheid moet hij ook beheersen in de latere beroepsuitoefening gezien de snelle technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Dit wordt ondersteund door de studieloopbaanlijn. De student doorloopt, begeleidt door de SLB´er, op microniveau steeds een kwaliteitscyclus. In de stage verwerft de student integrale kennis, vaardigheden en een professionele attitude direct binnen een instelling of bedrijf. De opleiding meet systematisch de samenhang. De opleiding geeft aan dat de samenhang in vergelijking met het voorgaande vakgerichte onderwijs versterkt is. De tevredenheid over de samenhang in de propedeuse scoorde in 2007-2008 voldoende. Studenten in de hoofdfase waren in dat jaar minder tevreden over de samenhang, hetgeen de opleiding toeschrijft aan de overgang van oud naar nieuw onderwijs. In de recente STO 2009 scoort de samenhang iets onder het HG-gemiddelde. Studenten geven in deze evaluatie daarnaast aan minder tevreden te zijn over de aansluiting van de stage bij het overige onderwijs. Om zicht te krijgen op de samenhang van de vrij in te vullen studieonderdelen is een aparte evaluatie hiervan mogelijk gewenst. Temeer omdat hoofdfase studenten aangaven wat minder tevreden te zijn over de samenhang dan propedeusestudenten. Dit facet wordt als voldoende beoordeeld. De aansluiting van het onderwijs bij de stage en de samenhang van het onderwijs in de hoofdfase betreffen aandachtspunten.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie voor Popcultuur biedt een studeerbaar programma via regelmatige toetsing en feedback, samenhang in het curriculum, een duidelijke normering (waaronder ook het BSA), diverse vormen van begeleiding en een flexibele opzet van het programma waarbij de student voor een groot deel zelf de eigen leerweg vormgeeft. • Via de blokevaluaties en het instellingsbrede STO wordt de studielast regelmatig getoetst. In de zelfevaluatie geeft de opleiding aan dat studenten in de propedeuse- en hoofdfase respectievelijk gemiddeld 30 en 33 uur aan de studie besteden. Dit komt overeen met de weergave van studenten tijdens het panelgesprek.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
27/65
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Studenten melden dat zij in het eerste jaar tien tot twintig contacturen per week hebben. Daarna is het aantal contacturen wisselend. Het aantal ingeroosterde contacturen in de hoofdfase bedraagt zeventien uur per week. De realisatie van het aantal contacturen dat Academiebreed wordt vermeld bedraagt 28,8. De streefwaarde bedraagt 26 contacturen/week (Managementovereenkomst 2008-2009). De perioden (blokken) kennen een gelijke omvang van 15 EC. In de propedeuse worden studenten intensief begeleid via het flankerend onderwijs. Aan het eind van ieder blok vindt een toetsing plaats. Ieder blok kent ook een samenhangend integratief programma dat integraal wordt getoetst. Elke periode wordt afgesloten met een assessmentweek. De opleiding heeft een goed studieloopbaanbegleidingssysteem (zie facet 4.2). In de hoofdfase krijgen studenten procesmatige en inhoudelijke begeleiding bij de uitvoering van de projecten door respectievelijk een coach en de Research & Development (R&D) docent. Er zijn veel feedbackmomenten op (tussentijdse) producten van studenten door docenten, medestudenten en werkveld. Studenten worden per competentie beoordeeld en krijgen op basis daarvan studiepunten toegekend. De regels zijn vastgelegd in de Assessmentprocedure van de Academie. Zowel in de propedeuse- als in de hoofdfase kan de student bij het niet behalen van een bepaalde competentie deze in een volgend blok opnieuw laten toetsen en beoordelen (zie tevens facet 2.8). Conform het Hogeschool- en Academiebeleid hanteert de opleiding een bindend studieadvies (BSA). Dit behelst dat de student in het eerste jaar minimaal 40 van de 60 EC moet hebben behaald om door te kunnen stromen. Binnen twee jaar moet de student de propedeuse behaald hebben om verder te kunnen studeren. Studenten die hier niet aan voldoen moeten de opleiding verlaten. Getalenteerde studenten hebben de mogelijkheid van een versnelde studieroute, door aan meer of aan competenties van een hoger niveau te werken, en dit via een assessment te laten beoordelen. Met de SLB’er kunnen via het POP vervolgens afspraken gemaakt worden over een individuele studieroute. Incidenteel is hier gebruik van gemaakt. Dit wordt vervolgd in het kader van het hogeschoolbrede project Sirius gericht op talentontwikkeling. Het niveau van de competenties en de inhoud van het curriculum is beschreven in docenten- en studentenhandleidingen. Aan de explicitering naar niveau wordt in het kader van het curriculumproject nog gewerkt. De opleiding biedt extra ondersteuning voor staartstudenten die vertraging hebben opgelopen door veranderingen in het curriculum. Door extra voorlichting, instructie en begeleiding aan de eerste cohorten studenten hoopt de opleiding dat deze groep alsnog met een positief resultaat gaat afstuderen. In de studieloopbaangesprekken staat dit onderwerp op de agenda. Er zijn geen specifieke struikelvakken naar voren gekomen. Ouderejaarsstudenten hebben moeite gehad met de overgang van oud naar nieuw curriculum. De studie moet soms concurreren met de echte praktijk van studenten (tournees e.d.). Docenten melden dat het een aandachtspunt is dat studenten niet vergeten de studiepunten te verzilveren van verworven competenties. Studenten melden dat ze, sinds de toename van het aantal
28/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
studenten van de laatste jaren, de onderwijsruimtes niet altijd toereikend vinden. Dit blijkt ook uit de recente STO 2009 (zie facet 4.1). In gesprek met het panel geven studenten er geen blijk van dat het programma te zwaar is. Uit evaluatieresultaten blijkt dat studenten de studielast voldoende gespreid vinden en dat de opleiding te doen is in de tijd die ervoor staat.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Aankomende studenten die toegelaten willen worden aan de Academie voor Popcultuur moeten een havo-, vwo-, of mbo opleiding afgerond hebben en met goed gevolg het intake assessment hebben doorlopen. De Academie heeft het intake assessment ontwikkeld op basis van de wettelijk gestelde eisen aan het kunstvakonderwijs. Het assessment is bedoeld om vast te stellen of de student voldoende ontwikkelbaar is om de competenties en opleidingskwalificaties te kunnen behalen. Er is een intakeprocedure en een gecombineerde intake- en afstudeercommissie. Er wordt gekeken naar de artistieke en muzikale component. Na een voorselectie op ingestuurd materiaal beoordeelt een commissie de student op verbeeldende begaafdheid, creativiteit, presentatie en motivatie conform de competenties en prestatie-indicatoren van de opleiding (Onderwijsregeling voor Popcultuur 2008-2009). De Academie is voornemens het intake assessment verder te ontwikkelen tot EVC assessmentprocedure. Circa de helft van het aantal studenten dat zich aanmeldt is de afgelopen twee jaar aangenomen. Hiervan is ca. 75% muziek. Op basis van de huidige resultaten acht het panel een stringenter selectiebeleid meer dan wenselijk. • Geconstateerde lacunes kunnen door studenten tijdens de opleiding weggewerkt worden via het flankerend onderwijs. Hierdoor is de aansluiting van de opleiding op verschillende typen vooropleidingen goed. • In voorkomende situaties en op basis van de vooropleiding kan de student instromen in de hoofdfase. Bijzonder getalenteerde studenten kunnen toegelaten worden zonder aan de algemene vooropleidingseisen te voldoen, mits de student het intake assessment positief heeft afgesloten. Het panel heeft vernomen dat in het voorjaar van 2009 de multiculturele capaciteitentest HO eveneens onderdeel uitmaakt van het intake assessment. • Specifieke regelingen zijn vastgelegd in de Onderwijsregeling van de Academie. Dit geldt voor studenten met een buitenlands diploma en toelating op basis van de 21+ regeling. De Code of Conduct, in verband met toelating van studenten met een buitenlands diploma, is door de Hanzehogeschool Groningen ondertekend.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
29/65
•
•
•
•
•
•
In het kader van doorstroming binnen de beroepskolom is een schakeljaar samen met twee ROC’s ontwikkeld: het Friesland college en de Friese Poort. Sinds 2005 kunnen studenten het laatste jaar van het mbo afsluiten door het volgen van een semester uit de propedeuse en het uitvoeren van een stage of praktijkopdracht in het tweede semester. Het projectbedrijf is daartoe gecertificeerd als (voor het mbo-onderwijs) erkend leerbedrijf en stageplaats door het Grafisch Opleidingscentrum (GOC). De pilot met de ROC’s wordt in 2008-2009 geëvalueerd en geformaliseerd in een officieel zwaluwstaarttraject. De Academie heeft contact over de ontwikkeling van zwaluwstaarttrajecten met andere kunstopleidingen van eerder genoemde ROC’s en het Noorderpoortcollege in Groningen. Wederzijdse afstemming wordt ook bevorderd via gastlessen en docentenaanwezigheid bij beoordelingsmomenten en examens. Via project- en flankerend onderwijs werkt de student aan de ontwikkeling van zijn competenties. De student krijgt in de propedeuse de projecten eerst aangeboden. Door de aanbodgestuurde projecten sluit de opleiding beter aan bij de vooropleiding. De opleiding geeft aan dat de verschillende vooropleidingen niet uitmaken voor het met succes voltooien van de opleiding. Kwantitatieve gegevens ontbreken door onvoldoende response op de aansluitingsmonitor. De opleiding merkt op dat studenten met een mbovooropleiding meer ervaring hebben met competentiegericht werken. Docenten melden dat de opleiding goed bekend staat, dat er veel voorlichting gegeven wordt in het voortgezet onderwijs en dat 80% van de studenten een goed beeld heeft van de opleiding. In gesprek met het panel gaf de opleiding aan nog niet aan scouting te doen. Een goede scouting en pr kan het aantal en de kwaliteit van de aanmeldingen verbeteren en het uitvalpercentage terugdringen. Ook kunnen studenten uit culturele minderheden, die bijvoorbeeld minder met traditionele kunst hebben, beter via scouting en werving benaderd worden omdat ze mogelijk minder snel op eigen initiatief voor een kunstopleiding kiezen. Uit de notulen blijkt dat scouting onderwerp van gesprek is geweest. De opleiding heeft in juni 2009 goedkeuring gekregen voor een scoutingproject in het kader van het hogeschoolbrede talentontwikkelingsproject Sirius. Het panel beoordeelt dit aspect als voldoende. Nader onderzoek is nodig om de werving specifieker te maken voor studenten die de potentie hebben de opleiding met succes af te kunnen ronden (ondermeer op basis van instroom- en exitonderzoek).
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding voldoet aan de formele eis van 240 EC: 60 EC propedeuse en 180 EC in de hoofdfase. De propedeuse en hoofdfase zijn opgebouwd uit periodes van tien of elf weken (blokken) met een studielast van elk vijftien EC.
30/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
Stage en afstuderen bestaan uit twee aaneengesloten periodes. De opleiding geeft in de Onderwijsregeling voor Popcultuur 2008-2009 een beschrijving van de programmaonderdelen uit de major/minorstructuur en een schematisch overzicht van de curriculumstructuur van de opleiding over het 1e tot en met 4e jaar. De Hanzehogeschool kent een major/minorstructuur. Studenten hebben de mogelijkheid om een minor te kiezen uit het aanbod van de Hanzehogeschool, mits dit aansluit bij het persoonlijk ontwikkelingsplan van de student en goedgekeurd is door de examencommissie. De minor kan ook in het buitenland gevolgd worden. De student heeft binnen de minorruimte ook de keuze om een extra specialisatie binnen de opleiding te volgen. Specialisaties en minors (van minimaal 30 EC) worden vermeld op het internationale diplomasupplement. Van de 210 EC zijn 120 EC door de opleiding vastgelegd in termen van competenties, prestatie-indicatoren en normeringen. De overige studiepunten verwerft de student door eigen profilering. De te behalen studiepunten uit de major zijn altijd ontleend aan de door de opleiding vastgestelde competenties en prestatie-indicatoren van het beroepsprofiel.(zie tevens facet 2.2).
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding sluit met haar onderwijsvisie aan bij de kaders van de HG (Onderwijskaders Hanzehogeschool Groningen, 2005). De onderwijsvisie laat zich samenvatten in de volgende punten: Beroepstaken staan centraal, Onderwijs staat in directe communicatie met de praktijk, Leren is een proces van competentieontwikkeling, Studenten leren individueel én samenwerkend, Studenten profileren zich, Docenten inspireren, Docenten en studenten zijn partners in onderwijs en kwaliteitszorg, De HG, c.q. opleiding biedt een effectieve onderwijsomgeving. • De kernthema’s van het programma zijn: projectmatig en praktijkgestuurd, competentiegericht en integratief. Dit doet volgens de visie van de opleiding recht aan de inspiratiebron van de popartiest: het ontdekken en interpreteren van de werkelijkheid van de omgeving en daarmee interacteren. Door zelfsturing en ruimte voor eigen initiatief beoogt de opleiding een ondernemende houding te stimuleren hetgeen voor de popartiest belangrijk is. Het POP is belangrijk, dat is de ruggengraat voor het onderwijs. • In de integrale leerlijn werkt de student op een gefaseerde manier aan opdrachten/projecten met een toenemende moeilijkheidsgraad. Dit wordt ondersteund door de vaardigheden-, kennis-, studieloopbaan-, en de stage- of ervaringsreflectielijn. • Binnen de projectmatige opzet en de opbouw van het programma komen de negen competenties in toenemende complexiteit aan bod. De opleiding heeft een infrastructuur ontworpen waardoor de student in een leeromgeving geplaatst wordt die recht doet aan
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
31/65
•
•
•
•
•
•
de werkomgeving van de popartiest. Vanaf de start vormt de student met zijn medestudenten, docenten en gastdocenten een netwerkstructuur waarvan de student actief gebruik kan maken. Studenten komen door het programma in aanraking met gevarieerde werkvormen die zijn vormgegeven in (binnen- en buitenschoolse) projecten, workshops, ondersteunende theorielessen en (real life) optredens. Er wordt ondermeer aandacht besteed aan: Creatief denken, werken aan vernieuwende ideeën en deze vormgeven en verwoorden. Ontwikkeling van specifieke vaardigheden zoals: het bespelen van een instrument, grafisch ontwerp, het omgaan met multimedia, compositie, songwriting, web- en dvddesign, ruimtelijke vormgeving, produceren, dj. Ontwikkeling van algemene vaardigheden waaronder presentatie-, en communicatietechnieken. Theorielessen over muziek, film en techniek, projectmanagement en zelfstandig ondernemen. De beschrijving van de vier leerlijnen is weergegeven bij facet 2.3. Het eerste jaar is opgebouwd uit vier thematisch ingerichte projecten. Daarna werkt de student in thematisch ingerichte productiehuizen aan zelf vergaarde of door het projectbureau uit de werkpraktijk geworven projecten. De productiehuizen hebben inclusief de productiehuisleider twee docenten. Daarnaast is aan elk productiehuis een junior coach verbonden. Studenten hebben allen een verschillend plan maar de basisthema’s zijn identiek. Docenten melden dat een groep van soortgelijken met elkaar een ‘learning community’ vormen. Doordat de student eerst met projectopdrachten aan de slag gaat in een beschermde opleidingsomgeving en vervolgens met zelf verworven opdrachten werkt, wordt de student voorbereid op zijn beroepsmatig functioneren. Uit de panelgesprekken kwam naar voren dat studenten positief zijn over deze aanpak juist doordat zij fouten mogen maken. Studenten melden dat het productiehuis dat vorig jaar is gestart nu al veel gestroomlijnder werkt. Het werkveld is van mening dat de unieke manier waarop het competentiegerichte onderwijs is uitgewerkt door de Academie/hogeschool nog meer uitgedragen mag worden. Docenten hebben de rol van coach. Ieder productiehuis staat onder leiding van een productiehuischef. Studenten kunnen consults aanvragen bij (gast)docenten op bepaalde expertisegebieden. Informatie hierover wordt gegeven via Blackboard. Binnen de productiehuizen wordt flankerend onderwijs aangeboden dat in relatie staat met het thema van het productiehuis en ondersteunend is voor de projecten van de studenten. Studenten krijgen in het flankerend onderwijs veel hoorcolleges. De projecten zijn actueel, ze zijn gekoppeld aan de wereld van nu en hebben niet altijd perse een maatschappelijk thema. Docenten geven in de productiehuizen advies over te raadplegen boeken en literatuur reiken artikelen aan. Studenten zijn tevreden over de afwisseling in werkvormen (STO 2009).
32/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De beroepscompetenties en daaraan gekoppelde prestatie-indicatoren vormen voor de opleiding het uitgangspunt van het toetsbeleid. De Academie heeft in 2006 haar (competentiegericht) toetsbeleid vastgelegd in het document Assessmentprocedure Academie voor Popcultuur. Dit beleid is afgestemd op het HG onderwijskader. De Academie heeft in het toetsbeleid het systeem van kwaliteitsbeoordeling van toetsen op validiteit, betrouwbaarheid, efficiency en consistentie ten aanzien van het curriculum beschreven. • Sinds 2006 heeft de Academie in de ontwikkeling van nieuwe blokken de normering en wijze van toetsing integraal opgenomen. Dit is terug te vinden in de Handleiding onderwijs Academie voor Popcultuur 2008-2009 en de verschillende studenten- en docentenhandleidingen van de propedeuse, de stage en het afstuderen (Stage- en Afstudeerhandleiding 2008-2009, Docentenhandleiding 2008-2009). • Documenten zijn voor een belangrijk deel raadpleegbaar via de HELO. Resultaten van assessments zijn voor studenten raadpleegbaar via Progress. • De opleiding maakt gebruik van een formatieve beoordeling (feedback) en summatieve beoordeling (assessment). In de formatieve beoordeling beoordelen begeleidende docenten, experts, peers enzovoort de producten, voortgang en ontwikkelpunten en geven daar feedback op. Dat materiaal komt in het portfolio. Tijdens de summatieve toetsing beoordeelt een onafhankelijke eindassessmentcommissie (waarvan begeleidend docenten en andere betrokkenen geen deel uitmaken) op grond van presentatie, portfolio en assessmentgesprek of de student de competenties heeft verworven en kent de EC wel of niet toe (zie tevens facet 6.1). • Er is een gecombineerde toets- en curriculumcommissie. De toetscommissie heeft de assessmentprocedure geïmplementeerd. De bewaking van de PDCA cyclus voor borging van de kwaliteit van de toetsing heeft nu de aandacht. Tijdens het panelgesprek met docenten gaven docenten aan goed te kunnen werken met de uitgangspunten zoals vastgelegd in het toetsbeleid. De richtlijnen voor het portfolio heeft de opleiding recent herzien. • De rol van de examencommissie is vastgelegd in het Studentenstatuut van de HG 2008-2009. Samen met de onderwijsregeling vormt dit het Oer van de opleiding. De examencommissie controleert de intake- en afstudeercommissie op de gevolgde procedure, op wettelijke, HG- en Schoolkaders. Zij geeft op grond daarvan definitieve goedkeuring aan de afstudeerplannen. De student heeft het recht bezwaar te maken tegen een besluit conform het studentenstatuut van de HG (2008-2009).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
33/65
•
•
•
•
•
Flankerend onderwijs telt niet apart mee in de beoordeling. Er wordt geïntegreerd getoetst, waarbij de student beoordeeld wordt op de aspecten kennis, houding en vaardigheden in zijn samenhang zoals die in gedrag en resultaten tot uiting komen (Toetsbeleid Academie voor Popcultuur). Het panel is terughoudend over deze aanpak. Docenten melden dat studenten soms de indruk hebben dat het vak niet beoordeeld wordt. Echter de toepassing komt tot uiting in het project. De opleiding wenst het komend studiejaar (in de hoofdfase) meer ruimte te geven aan feedback op de vakken. Dit moet de student opnemen in zijn POP. De opleiding maakt inzichtelijk waarop beoordeeld wordt. Toetsing vindt plaats in authentieke en levensechte beroepssituaties. Voor de competenties is beschreven welke criteria, standaarden en normen gehanteerd worden bij de beoordeling. Prestatieindicatoren zijn vastgelegd in de Onderwijsregeling. In de hoofdfase formuleert de student in overleg met de studieloopbaanbegeleider zelf de te ontwikkelen competenties en het streefniveau in een bepaalde periode, dit wordt evenals de normering en wijze van beoordeling opgenomen in het POP (Toetsbeleid Academie voor Popcultuur). Het panel acht de invloed van de student hierbij wel erg groot. Het opleidingsprogramma is projectmatig en praktijkgestuurd. In het verlengde daarvan is een groot deel van de toetsing gericht op assessments waarin de student moet aantonen op welk niveau hij de competenties uit het beroepsprofiel beheerst. Zowel individuele prestaties als groepsproducten worden beoordeeld. Elke periode binnen de major (bij stage en afstudeerfase geldt de periode van een semester) wordt afgesloten met een portfolio assessment, een aanvullende performance assessment en/of een beoordeling van het professionele product. Een beoordeling (assessment) wordt uitgevoerd door een team van docenten (minimaal twee docenten). Zowel de algemene beroepscompetenties, conform de NVAO criteria of Dublin descriptoren, als de beroepsspecifieke competenties van de opleiding worden getoetst waarbij een onderscheid gemaakt wordt in basis, gevorderd en expertniveau. Het werkveld is betrokken bij de ontwikkeling van criteria van de beginnende beroepsbeoefenaar. Tijdens het gesprek van het panel met de studenten geven studenten aan zelf sterk inhoud aan een project te kunnen geven. Dit doen zij in overleg met de SLB’er, experts en vakdocenten. De SLB’er stelt, als gedelegeerde van de examencommissie, uiteindelijk het leertraject vast (Onderwijsregeling Academie voor Popcultuur, 2008-2009). De opleiding heeft de rollen gescheiden: de SLB’er stelt het POP vast wat tevens het signaal is voor een go/no-go leertraject. De beoordeling van de competenties gebeurt door onafhankelijke docenten. Docenten vermelden dat zij de voortgang goed in de gaten houden, er worden veel peerassessments gehouden. De afstudeerfase kent 6 controlemomenten. De monitoring vindt plaats door de bewijslast, de verslaglegging en het werk. De feedback van de expert wordt meegenomen in het assessment. De onafhankelijke assessmentcommissie stelt de beoordeling vast. De opleiding heeft een scheiding doorgevoerd tussen de feedback van de begeleidende docenten en de onafhankelijke assessmentcommissie. Bij de eindexamens zit een externe deskundige vanuit het werkveld in de commissie.
34/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
• •
De opleiding heeft veel geïnvesteerd in de ontwikkeling en uitvoering van het toetsbeleid. Zo ook in scholing en training van docenten op het gebied van assessments. In recente enquêtes tonen studenten zich tevreden over de mate waarin de toetsen passen bij het programma. Uit de inzage van verschillende tussenproducten en afstudeerwerken door het panel blijkt dat de toelichting op de beoordelingen soms ‘wollig’ overkomt, hetgeen de transparantie van de beoordeling niet ten goede komt. De Academie geeft aan te blijven investeren in het toetsbeleid door aanpassingen door te voeren op grond van evaluaties en door scholing en training van docenten. Het panel beoordeelt dit facet als voldoende. De assessmentprocedure is goed doordacht en komt goed geborgd over. In de uitvoering kan de concretisering van de beoordeling nog verbeterd worden. De opleiding kiest duidelijk voor assessments als het definitieve beoordelingsmoment. Het is de wens van studenten om het vakkenonderwijs niet alleen via een assessment, maar ook via aparte toetsen te laten beoordelen en daar ook studiepunten voor te krijgen. Het panel is van mening dat de opleiding er goed aan doet om dit te honoreren.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft voor haar docenten ambities c.q. doelstellingen geformuleerd voor het bevorderen en behouden van een sterke band met de beroepspraktijk (Meerjarenpersoneelsplan 2006-2010). Zij streeft daarbij naar een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand, dat tevens een goede afspiegeling vormt van de popcultuur waarmee kenniscirculatie en kennisontwikkeling samen met de beroepspraktijk tot stand gebracht kan worden. Daarnaast stimuleert de opleiding de samenwerking met internationale partners. • Het docentenkorps heeft een sterke relatie met het beroepenveld. Het panel heeft dit bevestigd gezien. Ca. 95% van de docenten is als professional werkzaam in het werkveld, hetzij in loondienst maar hoofdzakelijk als zelfstandig ondernemer. Er zijn ook docenten met internationale ervaring. De meeste docenten zijn thans niet meer internationaal actief. Daarnaast zet de opleiding voor een bedrag van ca. € 30 K aan gastdocenten in. De opleiding stimuleert docenten deel te nemen aan evenementen, tentoonstellingen en andere performances in samenwerking met opdrachtgevers en netwerkorganisaties. Uit de panelgesprekken met studenten kwam naar voren dat studenten actief gebruik maken van het netwerk en de ervaring van docenten.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
35/65
•
Zo heeft een student gebruik kunnen maken van de tourervaring van een van de docenten. In de recente STO 2009 tonen studenten zich tevreden over de aansluiting bij actuele ontwikkelingen. Dit is een verbetering ten opzichte van eerdere enquêtes. De kenniscirculatie wenst de Academie verder te stimuleren door het opzetten van het kenniscentrum Kunst en Samenleving (in samenwerking met het Conservatorium Groningen) waarbinnen het lectoraat Popcultuur, duurzaamheid en & innovatie opgestart zal gaan worden. Tijdens het gesprek van het panel met het MT kwam naar voren dat de benoeming van een lector per januari 2010 gerealiseerd zal gaan worden.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft uitgangspunten geformuleerd voor de aanstelling en taakverdeling van medewerkers (Zelfevaluatie AvP). • De Academie voor Popcultuur heeft een capaciteit van 28 OP (onderwijzend personeel) met een totale omvang van 11,5 fte. Hiervan heeft 37,5% een vaste en 62,5% een tijdelijke aanstelling. Gemiddeld is dit ruim 0,4 fte, waarbij de Academie de voorwaarde stelt dat (deeltijd)docenten werkzaam dienen te zijn in de beroepspraktijk. De vaste OP-formatie staf bestaat uit tien medewerkers met een totale omvang van 5,1 fte. Tot de vaste staf behoort ook de inzet van 1 fte praktijkondersteuning. De student-docentratio van de Academie bedraagt 17:1. • Door het sterke vernieuwende veld in de Kunsten hecht de Academie groot belang aan de flexibiliteit van het personeel. Docenten bevestigen dat zij erg flexibel moeten zijn binnen dit onderwijsconcept. Een deel van de formatie wordt ingezet voor stuur- en ontwikkelruimte, onvoorziene werkzaamheden of overbelasting van zittend personeel. Veranderingen ten aanzien van de keuzes voor het langdurig inzetten van tijdelijk personeel worden mede bepaald door de wijzigingen in de wetgeving voor tijdelijke aanstellingen. Op termijn streeft de opleiding naar een vast kernteam van breed inzetbare medewerkers die hun specifieke expertise kunnen combineren met didactische expertise: 60% vast, 30% tijdelijk en 10% niet in loondienst. • Het team beschikt over 1,8 fte onderwijsondersteunend personeel vanuit het bureau onderwijsondersteuning van de Academie voor Beeldende Kunst (ABKV). Dit wordt, indien nodig uitgebreid voor projectondersteuning. Tevens ontvangt de Academie onderwijskundige ondersteuning van het stafbureau Onderwijszaken van de Hanzehogeschool (0,2 fte vast en 0,3 fte op projectbasis). • De opleiding hecht groot belang aan het voorzien in voldoende contactmomenten tussen student en docent. Om dit binnen de financiële kaders uitvoerbaar te houden heeft de opleiding zich geheroriënteerd op de functieopbouw en de verschillende taken en rollen van onderwijzend personeel (Conceptnotitie Docentrollen AvP).
36/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
• •
Ervaren studenten worden ingezet voor de procesondersteuning bij projecten en als student-assistent bij instrumenteel onderwijs. Sinds 2008-2009 zet de Academie ook 2 stagiaires in afkomstig van de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (t.b.v. ontwikkeling en verzorging onderwijs) en een student Media & Entertainment Management (t.b.v. ontwikkeling uitwisselingsprogramma’s internationalisering). Hoewel de personeelssamenstelling representatief is voor de Popscene in het Noorden, streeft de Academie naar een betere vertegenwoordiging van vrouwen en van niet Nederlandse en niet Westerse culturen. Het panel onderschrijft het belang hiervan. Niet alleen wordt de wereld van Popmuziek gedomineerd door multiculturele invloeden, ook in het maatschappelijk discours in Nederland spelen waarden als multiculturaliteit, diversiteit, identiteit etc. een belangrijke rol. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de bereikbaarheid van docenten (STO 2009, Blokevaluaties opleiding). Uit het onderzoek Waardering Personeel 2008 blijkt dat medewerkers de werkdruk acceptabel vinden. Het ziekteverzuimpercentage is met 3,07% lager dan het gemiddelde van de ABKV. Er is een protocol ziektebegeleiding HG. De Academie heeft geld gereserveerd voor vervanging bij (langdurig) ziekteverzuim.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij de werving van docenten en in de HRM-cyclus gebruikt de Academie het competentieprofiel voor docenten als kader. De specificaties van het didactisch concept en de verschillende rollen en taken binnen het curriculum geven verder richting aan het aannamebeleid en professionalisering van het personeel. • De onderzoekscomponent wordt HG-breed ingevuld door docenten de gelegenheid te geven onderzoek te doen en eventueel te promoveren binnen de lectoraten. De nog aan te stellen lector Popcultuur, duurzaamheid & innovatie zal docenten ondersteunen bij onderzoek en promoties. Twee docenten van de Academie overwegen een promotieonderzoek te gaan doen. • De Academie hanteert een HRM-cyclus van functionerings-, voortgangs- en beoordelingsgesprekken (Notitie HRM gesprekscyclus P&O, mei 2006). Hierin worden ook scholingsafspraken gemaakt welke voortkomen uit het didactisch concept en curriculum. De AvP stelt geld en tijd beschikbaar voor deskundigheidsbevordering. • In verband met veranderende eisen rond het nieuwe onderwijsconcept heeft de Academie een conceptnotitie docentrollen AvP geschreven. Hieruit worden/zijn nieuwe competentieprofielen opgesteld. Bij de functioneringsgesprekken over 2008-2009 wordt gebruik gemaakt van deze nieuwe profielen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
37/65
•
•
•
• •
•
•
De opleiding heeft een verandering ingezet waarbij er meer samenhang is op verschillende fronten. Er is veel en efficiënt overleg zoals productiehuis, onderwijs en slb vertegenwoordiging, propedeuseoverleg, gemeenschappelijke studie- en teamdagen. Veel mensen nemen ergens aan deel en de betrokkenheid is groot. Dit wordt bevestigd door de verslaglegging van de verschillende overlegvormen welke het panel in heeft kunnen zien. Het panel is positief over de manier waarop het MT de betrokkenheid en onderlinge afstemming van docenten organiseert. Uit de cv’s van het OP heeft het panel opgemaakt dat docenten over een gevarieerde ervaring beschikken in het nationale en internationale veld van de Popcultuur. Het merendeel van de docenten heeft een hbo-opleiding en een docent volgt nog een masteropleiding. Het panel is van mening dat het een pre is dat veel docenten midden in de praktijk staan en ondernemer/kunstenaar zijn. Docenten zoeken elkaar op in de samenwerking, gaan met elkaar in gesprek over stijlen en opvattingen. Docenten ontmoeten elkaar ook op evenementen in de stad. Nadeel is dat de (aandacht voor de) didactische kwaliteiten zich pas later ontwikkelen. Tijdens de interne audit van juni 2008 werden de theoretische en didactische kwaliteiten van docenten ook als aandachtpunt vermeld (Auditrapport Academie voor Popcultuur, juni 2008). Docenten beschikken over variabele taken en de Academie stimuleert professionele ontwikkeling. Docenten bevestigen dat scholingswensen worden vervuld. Docenten verrichten die taken die bij hen passen. Het bureau onderwijsondersteuning draagt daaraan bij. Naast de primaire onderwijstaak hebben docenten één of meer taken op het gebied van onderwijsontwikkeling, toetsontwikkeling, ontwikkeling van onderwijsprojecten. Met de komst van het lectoraat wordt dit uitgebreid met onderzoek. Een docent werkt aan een masterscriptie over peer education en bereidt in het verlengde daarvan een promotietraject voor. De huidige SLB coördinator heeft een opleiding tot erkend coach gevolgd. Het panel is van mening dat de opleiding zich nog meer kan profileren als expertisecentrum. Dit wordt door het MT herkend. Er zijn plenaire studiedagen voor scholing en curriculumontwikkeling. De opleiding investeert in De laatste thema’s betroffen assessments en visieontwikkeling. De opleiding maakt gebruik van gastdocentschappen, ervaringsoverdracht van hogerejaars, externe adviseurs en de werkveldadviesraad. De gemiddelde leeftijd is 41 jaar. Recent heeft de opleiding twee docenten jonger dan 30 jaar aangesteld en de opleiding werkt met junior docenten/studentassistenten voor inhoudelijke ondersteuning en procesbegeleiding in de hoofdfase. Uit recent onderzoek onder personeel blijkt dat docenten tevreden zijn over de eigen kwalificaties voor de uitoefening van de functie, de mogelijkheid het vakgebied bij te houden en de aandacht die aan de scholingswensen besteed wordt. Scholingsactiviteiten voor het hele team zijn gepland voor coaching, studieloopbaanbegeleiding en assessment. In 2008-2009 behaalden 3 docenten het certificaat voor pedagogisch didactische bekwaamheid, hetgeen overeenkomt met de voorgenomen doelstelling op dat punt. In 2009-2010 gaan eveneens 3 docenten de cursus volgen. Daarmee heeft het grootste deel van de docenten een didactische bevoegdheid.
38/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
• •
•
Het werkveld spreekt zich positief uit over de unieke manier waarop docenten het competentiegerichte programma hebben neergezet. Studenten tonen zich in evaluaties positief over de inhoudelijke deskundigheid van docenten. In de STO 2009 scoort de tevredenheid over de didactische kwaliteiten iets lager dan het Hanze-gemiddelde. Dit aspect wordt als voldoende beoordeeld. De opleiding kan nog meer naar buiten treden als expertisecentrum. Docenten staan veelal midden in de praktijk. De opleiding heeft een goed aannamebeleid. De verdere ontwikkeling van didactische kwaliteiten is gewenst en heeft de aandacht van de opleiding. In de interne audit werd eveneens geadviseerd aandacht te besteden aan de theoretische en didactische kwaliteiten van docenten.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie wenst studenten goede en adequate voorzieningen te bieden die passen bij de opleiding. De voorzieningen moeten aansluiten bij het projectmatig werken, de zelfsturing door studenten en mogelijkheden voor collegiale consultatie. • Het pand van de Academie voor Popcultuur van de Hanzehogeschool ligt in de nabijheid van het CS Leeuwarden en is in 2002 verbouwd en geschikt gemaakt voor de huisvesting van de opleidingen Muziek en Vormgeving. • De huisvesting en materiële voorzieningen wordt via de hogeschool gerealiseerd door het Facilitair Bedrijf van de HG. Het FB heeft haar visie vastgelegd in ‘Verkenningen huisvesting 2002-2010’. De Academie voor Popcultuur heeft haar beleid op dit terrein vastgelegd in ‘Huisvestingsplan 2006-2010, Academie voor Popcultuur’. • De opleiding beschikt over algemene en specifieke voorzieningen waaronder: - grote en kleine ruimtes voor theorie- en (gast)colleges, projectgroepoverleg en individuele begeleiding; - presentatieruimtes voor projectgroepen, werk-, en oefenruimtes, ateliers en studio’s; - een semiprofessionele opnamestudio, twee kleine studio’s met opnamemogelijkheden, twee grote en twee kleine oefenruimtes voor bands, een muzieklokaal en computerruimten met muziekbewerkingsapparatuur. vergader- en werkruimtes voor medewerkers. De secretariële ondersteuning is gebundeld in het Bureau Onderwijsondersteuning van de ABKV. De opleidingssecretariaten ondersteunen het primaire proces en verzorgen de archivering. - Voor studenten en medewerkers beschikt de Academie over een eigen kantine.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
39/65
-
•
•
•
•
•
•
•
Docenten en studenten kunnen gebruik maken van de mediatheek van de Academie voor Beeldende Kunst en Vormgeving, welke een onderdeel is van de Hanzemediatheek Groningen. - Voor specifieke opnamedoelen kunnen studenten gebruik van een externe professionele geluidsstudio buiten de Academie. - Gedurende de openingstijden kunnen studenten apparatuur en instrumenten lenen waaronder professionele microfoons, versterkers, bekabeling, geluids- en videomixers, bekkens voor drumstellen en (semi) professionele video en fotocamera’s. - Via de Hanze Elektronische LeerOmgeving (HELO) kunnen studenten het landelijk bibliotheeknetwerk raadplegen, dit geldt ook (tegen gereduceerd tarief) voor de UB van de RuG. - Studenten krijgen korting op software en op computerapparatuur. Naar aanleiding van een geconstateerd tekort heeft de Academie extra atelier-, presentatie-, en werkruimte gehuurd in Atelier Scherpstra. De Academie werkt daarbij samen met een niet-commerciële projectontwikkelaar (Stiching Doarp & Bedriuw Fryslan). Studenten en ondernemers uit de regio kunnen hier werkruimtes huren. Studenten maken daarnaast gebruik van professionele poppodia en clubs waaronder Poppodium Romein (Leeuwarden) en Vera en Simplon (Groningen). Het werkterrein van de studenten bevindt zich ook op festivals zoals New Attraction (Groningen) en Frysk Festival (Frislân). Het panel is positief over het benutten van podia buiten de school. De Academie biedt studenten die een eigen bedrijf willen starten faciliteiten en ruimte. Hierbij sluit de Academie aan bij een project van de HG voor startende ondernemers. De beschikbare literatuur en mediatheekvooriening op de eigen locatie van de opleiding is kleinschalig (zie tevens facet 2.1). Op korte termijn wenst de Academie de mediatheekvoorzieningen in Groningen meer onder de aandacht van studenten te brengen. Het panel denkt dat dit ook nodig is om de kennisinput en onderzoekskwaliteiten van studenten te vergroten. Per 2009-2010 verzorgt de Hanzemediatheek scholing m.b.t. de ontsluiting van digitale bronnen. Studenten kunnen gebruik maken van algemene voorzieningen van de HG, zoals sportvoorzieningen, culturele activiteiten, lezingen en debatten. Voor studenten met een handicap heeft de HG beleid geformuleerd en kunnen op initiatief van de student voorzieningen getroffen worden. Qua ICT voorzieningen sluit de Academie aan bij het ICT beleid van de ABKV. In het gebouw zijn vast PC’s beschikbaar. Voor laptops zijn er inplugpunten en is er draadloos www. Het voorzieningenniveau is 1 werkplek met PC op 6,7 studenten. Docenten vinden dat ze de ruimtes goed voor elkaar hebben. Apparatuur wordt regelmatig vernieuwd of aangevuld. Tijdens de rondleiding heeft het panel bevestigd gezien dat de Academie beschikt over goed geoutilleerde ruimtes. In het gesprek met het panel vermelden studenten dat ze zeer tevreden zijn over het gebouw en de sfeer en tevreden zijn over de voorzieningen. Tijdens piekuren is er sinds de toename van de studentenaantallen wel krapte wat volgens studenten verbeterd kan worden door een betere planning van de ruimtes. Volgens het MT zijn de openingstijden buiten de reguliere schooltijden in verband met beveiligingseisen en kosten beperkt,
40/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
hetgeen het panel opmerkelijk vindt. Mogelijk kan hier door meer ondernemerschap (sponsoring, verhuur aan derden) verandering in aangebracht worden. Uit recente evaluaties komt naar voren dat studenten tevreden zijn over de ICT voorzieningen, de studentenadministratie en de restauratieve voorzieningen. Minder hoog scoren de tevredenheid over de bibliotheek/mediatheek en de beschikbaarheid van onderwijsruimten (STO 2009). Het panel beoordeelt dit facet als voldoende. De Academie beschikt over goed geoutilleerde ruimtes, echter voor de huidige aantallen studenten en de door de Academie gehanteerde openingstijden zijn deze niet helemaal toereikend. De bibliotheek/mediatheekvoorziening is een aandachtspunt dat al herkend wordt.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Vanaf het eerste jaar wordt de studieloopbaanbegeleiding (SLB) stevig neergezet door de opleiding. Individuele ontplooiing is een belangrijk uitgangspunt in het curriculum. • Studenten studeren op basis van een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). De SLB’er heeft een belangrijke taak in het concretiseren van de leerdoelen van de student. De opleiding heeft ervoor gekozen om in de propedeuse en in de hoofdfase met een vaste studieloopbaanbegeleider te werken. In elke periode krijgen studenten drie individuele loopbaangesprekken. De student werkt – afgeleid van het Opleidingsprofiel – in het POP de eigen persoonlijke ambitie, de persoonlijke leerdoelen en de Opleidingsdoelen uit tot een eigen studieprogramma (per semester). • Binnen de hoofdfase wordt de student steeds meer zelfsturend en heeft meer vrijheid bij de keuze van projecten en competenties. De SLB helpt de student bij het concreet maken van het vast te stellen niveau per competentie, de vraag naar onderwijs en inhoudelijke ondersteuning en de wijze van assessment. Terugkerende vragen hierbij zijn: Wat wil je gaan doen als professional en wat moet je kunnen en weten?; Wat moet je doen om deze competentie te verwerven?; Hoe ga je bewijzen dat je de competenties hebt behaald? Naast individuele gesprekken zijn er ook groepsbijeenkomsten (Opzet eerste jaar 2008-2009, Handleiding onderwijs 2008-2009 Hoofdfase). • Voorafgaand aan de stage stelt de student in overleg met de SLB en stagegever een stageplan op waarin doelen en na te streven niveau vastgelegd worden. In de stagehandleiding staat de procedure voor een tussentijds feedbackmoment, het eindgesprek op de stage met de stagebegeleider en SLB’er en uiteindelijk het portfolio assessment (Stagehandleiding 2008-2009).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
41/65
• •
•
•
•
•
•
•
De SLB’er heeft eveneens een belangrijke ondersteunende taak bij de voorbereiding en het afstuderen (Afstudeerhandleiding 2008-2009) (zie tevens facet 6.1). Naast de SLB krijgt de student ondersteuning vanuit de basisvakken, via het flankerend onderwijs en de consultgesprekken op afspraak. De Research & Development (R&D) docent begeleidt de student bij de inhoudelijke en organisatorische ontwikkeling van een project. De R&D lijn in het eerste jaar is een praktische invulling. Studenten krijgen een college concepting. Dit wordt ondersteund door presentaties en kort lopende opdrachten. Naast regelmatige feedback op (deel)producten van docenten krijgen studenten ook feedback vanuit het werkveld en van medestudenten. Voor aanvullende specifieke ondersteuning (theorie, software, foto en video e.d.) kan de student terecht bij de diverse vakdocenten, dit is door de opleiding aangegeven op Blackboard. Studenten kunnen gebruikmaken van het een onafhankelijk studentendecanaat voor studievaardigheden, studiekeuze, bindend studieadvies, in- en uitschrijving en vragen van persoonlijke aard. De HG heeft beleid op gebied van ongewenste omgangsvormen, er zijn vertrouwenspersonen en er is een klachtenregeling (Onderwijskaders HG 2005). In 2008 heeft de Academie de studieloopbaanbegeleiding versterkt door het aanstellen van een bevoegde SLB-coördinator. Met de invoering van het nieuwe curriculum heeft de Academie eveneens geïnvesteerd in scholing van docenten op het gebied van studiebegeleiding en werken met POP’s. De SLB coördinator verzorgt SLB-trainingen voor SLB-docenten. Studenten waarmee het panel sprak geven aan dat de SLB’er de lijn in de gaten houdt en helpt bij het maken van keuzes. De SLB’er geeft ook advies over niveaus. Bijvoorbeeld bij een project cd opnemen werkt de student uit wat de norm is en de SLB’er bepaalt de definitieve norm. Door een te geringe respons heeft de opleiding geen evaluatieresultaten van stagebegeleiders. De enquêtes worden voortaan mondeling door medewerkers van het projectbedrijf afgenomen. Twee van de 40 stages is afgebroken of onvoldoende beoordeeld. De opleiding evalueert regelmatig de tevredenheid van de studiebegeleiding onder studenten. De resultaten hiervan in de propedeuse en de hoofdfase zijn positief, en laten in 2008-2009 een stijgende lijn zien ten opzichte van het voorgaande jaar. De Academie maakt gebruik van de HELO van de HG (zie tevens 4.1). Via de HELO kunnen studenten en medewerkers gebruik maken van Blackboard (info programma, ondersteunende documenten), Progress (resultaten assessments), DOP (Digitale Onderwijsplanner) en Outlook Webaccess. Het panel heeft geconstateerd dat de Academie beschikt over een studiegids en een uitgebreide onderwijsregeling. Voor het onderwijsprogramma van de propedeuse, projectbedrijf, stage en afstuderen beschikt de opleiding over een aantal studiehandleidingen. Wat in positieve zin opvalt, is de aandacht voor de vormgeving wat ook tot uiting komt in de zelfevaluatie van de opleiding. Studenten zijn tevreden over de informatievoorziening m.b.t. de inhoud van de opleiding, bekendmaking van resultaten en de roostering (STO 2009).
42/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie sluit aan bij het kwaliteitsbeleid van de Hanzehogeschool zoals vastgelegd in het HG-kader kwaliteitszorg met als basis het EFQM-model en de PDCA-cirkel. De Academie werkt met een Schoolstrategisch Plan (SSP) voor 4 jaar dat aansluit bij het HG strategisch plan. In het managementcontract, dat de dean afsluit met het CvB, zijn de belangrijkste doelen met streefwaarden en de realisatie hiervan opgenomen m.b.t. studenttevredenheid, internationalisering, onderwijsrendement- en intensiteit,.personeel en financiën (Managementovereenkomst ABKV 2008). Nieuwe streefdoelen m.b.t. rendementen en uitval worden komend jaar vastgesteld. • Jaarlijks maakt de Academie een Schooljaarplan dat afgeleid is van het strategisch plan van de Academie. De bevindingen uit de evaluaties zijn verwerkt in SMART-termen. In dit plan zijn alle activiteiten opgenomen die buiten het reguliere onderwijsproces vallen. Opgenomen verbeteractiviteiten voor 2008-2009 betroffen ondermeer alumnibeleid, internationalisering en didactische scholing. • Op opleidingsniveau wordt iedere drie jaar een interne EFQM-audit gehouden. Het streven is EFQM fase 3: de systeemgeoriënteerde organisatie (zie tevens facet 5.2). De Academie hanteert daarnaast de algemene streefwaarden van de HG: rapportcijfer 7 of 70% tevredenheid. Uit de laatste interne audit kwam naar voren dat de Academie op 6 resultaatgebieden fase 3 heeft bereikt (Auditrapport Opleiding Muziek, juni 2008). • De Academie zet de volgende HG-brede en opleidingsspecifieke evaluatie-instrumenten in: de Studenten Tevredenheidsmonitor (STO), blokenquêtes gevolgd door panelgesprekken na ieder blok, panelevaluaties (na elke periode), docentevaluaties (na elke blok), aansluitingsmonitor, stage- en afstudeerevaluaties onder studenten en werkveld, studiestakersonderzoek en het personeelstevredenheidsonderzoek. Informatie vanuit het werkveld wordt ook verkregen via de Werkveldadviesraad (WAR), via contacten met docentbegeleiders en bij de beoordeling van (eind)examenproducten van studenten. De Opleiding maakt nog geen gebruik van de HBO-Monitor omdat het aantal afgestudeerden nog gering is. De Academie maakt wel deel uit van de Elsevier-enquête. • In de enquêtes worden voor de opleiding relevante vragen gesteld. Uit het gesprek van het panel met het management kwam naar voren dat de opleiding in de blokenquêtes specifieke vragen opneemt om de kwaliteit van het nieuwe curriculum goed te kunnen volgen. De opleiding hecht ook groot belang aan het houden van panelgesprekken na ieder blok. Veranderingen worden zo mogelijk direct in het lopende studiejaar doorgevoerd. Dit wordt bevestigd uit de notulen van verschillende overlegvormen, door gesprekken met studenten en docenten en de ingezette verbeteringen in het programma.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
43/65
•
•
De respons van studenten op de schriftelijke enquêtes was tot 2007-2008 vrij laag. Als aanleiding hiervoor vermeldt de opleiding de laagdrempeligheid. Voor studenten zijn er veel informele mogelijkheden om hun mening te geven. Maatregelen die ingezet zijn om dit te verbeteren betreffen: het meer systematisch onder de aandacht brengen van de enquêtes bij de studenten en het instellen van een blokenquêtebokaal voor productiehuis-chefs. Dit heeft geresulteerd in een betere respons op de laatste enquêtes (waaronder de STO 2009 en de Blokenquêtes). Voor de uitvoering van het kwaliteitssysteem krijgt de Academie voor Popcultuur ondersteuning van een onderwijskundig adviseur van het stafbureau onderwijszaken (zie tevens facet 3.2). Sinds 2008 heeft de Academie tevens een coördinator aangesteld die erop toeziet dat systematisch gebruik gemaakt wordt van de evaluatie-instrumenten. Tevens adviseert hij de teamleider over het kwaliteitsbeleid.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie draait mee in de jaarlijkse beleidscyclus van de ABKV en hanteert het kwaliteitssysteem van de ABKV (Notitie Interne kwaliteitszorg ABKV, 2006). De Academie werkt met een onderwijscyclus: onderwijs wordt ontwikkeld, uitgevoerd, geëvalueerd en bijgesteld. Jaarlijks wordt vastgesteld of doelen van het voorgaande jaar gehaald zijn en worden de nieuwe doelen voor het aankomende schooljaar in het Schooljaarplan (SJP) geformuleerd. Door de gevoerde panelgesprekken en de aangeboden documentatie stelt het panel vast dat bovenstaande cyclus door de opleiding actief gehanteerd wordt. • In de notitie interne kwaliteitszorg ABKV staat beschreven welke evaluatie-instrumenten worden gehanteerd, hoe verbeteracties tot stand komen en wie de eindverantwoordelijkheid heeft. Tevens heeft de opleiding per resultaatgebied streefwaarden geformuleerd (Managementovereenkomst ABKV 2008). • In 2006-2007 heeft de Academie een geheel nieuw curriculum ingevoerd voor de opleidingen muziek en vormgeving. Dit is gedaan op grond van de bevindingen met het oude curriculum. Het curriculum sluit aan bij de HG onderwijskaders. • Binnen de Academie is een overlegstructuur voor het bespreken van resultaten van evaluaties in verschillende gremia. De hoofdcoördinatoren komen met verbetervoorstellen. De Academie heeft een format ontwikkeld om verbeteracties te documenteren. Evaluaties worden besproken in de commissie kwaliteit, de opleidingscommissie en docentenvergaderingen en op schoolniveau binnen het MT. Binnen de commissie kwaliteit en het docententeam worden afspraken gemaakt over verbeteringen, al dan niet op basis van voorstellen door de commissie kwaliteit of het MT. De directeur bewaakt de kaders en de visie en zit alle commissies voor.
44/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
•
Uit de zelfevaluatie van de opleiding en de gesprekken met studenten, MT en werkveld blijkt dat de opleiding verbetermaatregelen actief doorvoert. Dit is eveneens zichtbaar door de verbetering van de realisatie van de streefcijfers. Studenten vermelden dat zij de ervaring hebben dat binnen het onderwijs de problemen snel worden opgelost. De verbeterpotentie blijkt ondermeer uit de wijze waarop het nieuwe curriculum doorgevoerd en bewaakt wordt en diverse andere verbetermaatregelen zoals de verbetering van de productiehuizen, de verbetering van de studieloopbaanbegeleiding, de ontwikkeling van diverse handleidingen en de recente verbetering van de response op schriftelijke enquêtes. De aanpassing van de organisatie/teamstructuur is hier ook een voorbeeld van. Visieontwikkeling en rendementen blijven nog aandachtspunten. Het panel is positief over de extra aandacht voor ‘staartstudenten’. Deze groep studenten heeft moeite gehad met de omschakeling van het oude vakgerichte - naar het nieuwe competentiegerichte curriculum (zie ook hoofdstuk 6.1). Het panel vraagt zich wel af of deze groep niet eerder extra aandacht en ondersteuning nodig heeft gehad. De opleiding is nog niet eerder gevisiteerd. In 2008 heeft de opleiding een interne audit gehad.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend.beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zie voor de argumentatie tevens de facetten 5.1 en 5.2 • Uit de gehanteerde evaluatie-instrumenten blijkt dat de opleiding verschillende stakeholders actief betrekt bij de kwaliteitszorg. • Studenten worden zowel schriftelijk als mondeling bevraagd over de kwaliteit van (onderdelen van) het opleidingsprogramma, de voorzieningen, de stage en het afstuderen, de aansluiting bij de vooropleiding. Er lijkt zelfs een evaluatiemoeheid te ontstaan. Voor vertrekkende studenten is er een exit-onderzoek. De opleiding geeft aan dat het soms moeilijk is om deze studenten te bereiken. Het MT hecht groot belang aan de frequente mondelinge panelevaluaties. Via de studieloopbaanbegeleiders hebben studenten ook gelegenheid om informeel de ideeën over de opleiding aan te geven. In de STO 2009 tonen studenten zich gematigd tevreden over de wijze waarop zij geïnformeerd worden over resultaten van onderwijsevaluaties en over het gebruik van de uitkomsten van onderwijsevaluaties. Resultaten liggen wel rond het HG-gemiddelde. • Onder medewerkers wordt een keer per twee jaar een medewerkertevredenheidsonderzoek afgenomen. In 2008 was de respons hierop goed en medewerkers waren tevreden over de inspraakmogelijkheden. Een lager percentage (50%) dan voorheen geeft aan betrokken te zijn bij onderwijsvernieuwingen. Dit wordt verklaard uit de fase (meer borging dan vernieuwen) waarin de vernieuwingen zich bevinden. Tevens vinden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
45/65
•
•
jaarlijkse functioneringsgesprekken plaats en worden afspraken gemaakt voor individuele ontplooiing. Resultaten van docentevaluaties worden meegenomen in de gesprekken. De meest bruikbare informatie van het werkveld betrekt de opleiding via de WAR, het projectbedrijf en de werkveldconferentie (2008). De WAR komt minimaal twee maal per jaar bijeen. De WAR heeft haar advies gegeven over het nieuwe curriculum. De WAR werkt verbindend, zo wordt vermeld tijdens het panelgesprek. De werkveldconferentie is mede georganiseerd door de WAR. Er is ook een schriftelijke enquête onder het werkveld maar de respons hierop is laag. In verband met het geringe aantal afgestudeerden doet de opleiding nog niet mee met de HBO-Monitor. Er wordt wel werkveldonderzoek uitgevoerd en in januari 2009 werd de eerste alumnidag georganiseerd. De Academie participeert in een alumniproject van het ABKV. De opleiding is in 2008 gestart met de registratie van alle alumni. De nieuw aangestelde kwaliteitscoördinator moet toezien op de hantering van de evaluatieinstrumenten. De Academie beschikt over een document overlegstructuur Academie.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het ambitieniveau van de opleiding is dat afgestudeerden in staat zijn als zelfstandig popartiest te kunnen functioneren. De opleiding realiseert de eindkwalificaties zoals aangegeven in termen van kerntaken en competenties van de Academie van Popcultuur (Onderwijsregeling Academie voor Popcultuur 2008-2009). Hierin zijn de algemene HBO-kwalificaties en Dublin descriptoren opgenomen (zie tevens facet 1.2 en facet 2.8). • De opleiding meet via (tussentijdse) assessments voortdurend op welk niveau de student welke competenties uit het beroepsprofiel beheerst. De verplichte opleidingskwalificaties staan beschreven in de projecthandleidingen van de propedeuse, in de handleiding van het verplichte kernprogramma en in de handleiding van de stage en het afstuderen. Aan het eind van de opleiding toont de student aan dat hij alle competenties die binnen de afstudeerfase centraal staan op expertniveau beheerst. De verplichte competenties (15 EC) zijn: visie en creërend vermogen, innovatie, groei en vernieuwing, vermogen tot kritische reflectie, omgevingsgerichtheid en organiserend vermogen. Daarnaast werkt de student aan de eigen profilering via de zelf gekozen competenties binnen het competentieprofiel (eveneens 15 EC). • De afstudeeropdrachten worden samen met externe opdrachtgevers en begeleiders geëvalueerd en beoordeeld. Bij samenwerken worden studenten individueel beoordeeld. De werkveldadviesraad is betrokken bij de curriculumontwikkeling en bij de evaluatie van (afstudeer-)projecten en stages.
46/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
•
•
Het panel is van mening dat studenten op hbo-niveau afgeleverd worden. Het panel is positief over de actuele en relevante praktijkervaring van studenten. Voor het panel was de kunst/het product zelf niet altijd zichtbaar/hoorbaar omdat dat een echte uitvoering was in een theater maar opnames klonken overtuigend. Het hbo-niveau komt ondermeer tot uitdrukking door de ontwikkeling van het conceptuele denken, visie en creërend vermogen en het ondernemerschap binnen de beroepsomgeving van de Popcultuur. Het management van de opleiding verwoordt: ‘Het is meer dan alleen in een leuk bandje spelen’. Het werkveld bevestigt dit. Studenten zijn steeds goed in te passen in verschillende processen. Zij zijn in staat om hele processen te overzien en kunnen dus ieder moment op verschillende fases instappen. De communicatieve kant is goed vertegenwoordigd. De beroepsgroep wordt via de studenten geconfronteerd met nieuwe groepen mensen die anders meedenken en breder kijken. Dit is van invloed op de entertainment industrie. Uit de werken blijkt dat studenten veel moeten doen en ook weerbaar gemaakt worden tijdens de studie. Een van de positieve voorbeelden is bijvoorbeeld de ‘Tour’ leren (in het buitenland). Het panel heeft de afstudeerwerken van de eerste lichting studenten en een groot aantal tussenproducten (portfolio’s) beoordeeld. Opvallend is dat de afstudeerwerken erg gelokaliseerd zijn in het Noorden. De stages van studenten zijn wel meer buiten de regio. Onderzoeken en conclusies in afstudeerwerken getuigen van een sterke persoonlijke oriëntatie binnen het vakgebied. Het is een persoonlijke ervaring en subjectief gevoel wat de uitkomst is. Vragen zijn soms algemeen geformuleerd. Het is daardoor meer een verkenning van een fascinatie dan iets dat tot duidelijke conclusies kan leiden. Studenten verantwoorden bij alle opdrachten een plan van aanpak, maar geven niet altijd een uitwerking van het projectmanagement. Er wordt ondermeer gebruik gemaakt van interviews, literatuuronderzoek, marktanalyse, zelfonderzoek, en cultuuranalyse. In de (afstudeer)werken van de eerste lichting (deels oud curriculum) is de uitwerking van de probleemstelling, de vraagstelling, het en de theoretische onderbouwing en het bronnengebruik nog mager. In het oude onderwijs misten studenten die vaardigheden. Naar de mening van het panel kan er meer gebruik gemaakt worden van (internationale) literatuur. In afstudeerwerken is veel gebaseerd op wat men denkt op basis van eigen aannames en niet op kwalitatief onderzoek. Een kritische reflectie hierop wordt gemist. Het panel heeft wel positieve voorbeelden aangetroffen van onderzoek van het ‘subjectieve verhaal’. De (schriftelijke) beoordelingen van afstudeerwerken en tussenproducten zijn meestal gedegen maar komen soms wat wollig over. De toelichting van de beoordeling kan af en toe kritischer en specifieker geformuleerd worden. Het werkveld heeft ook herkend dat er meer gebruik gemaakt kan worden van feedback op het eigen concept en de aandacht voor onderzoek en theoretisch verdiepende aspecten. Voorstellen van studenten getuigen van visie. De researchcomponent als denkslag kan beter. De onderzoeksleerlijn is in 2008-2009 ingevoerd. In recente opdrachten en afstudeeraanvragen heeft het panel geconstateerd dat de aanpak van de onderzoeksopzet door studenten verbeterd is en ook de feedback hierop in de beoordeling. De hoofdvraag wordt goed opgedeeld in relevante deelvragen. De beoordeling van tussenproducten van 2e jaars was op een herkenbaar niveau. De opleiding is voornemens de geïmplementeerde onderzoeksleerlijn het komende leerjaar nog verder uit te werken. Nieuw aangetrokken docenten ondersteunen dit.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
47/65
•
•
•
Tegenover het panel melden docenten, die later opnieuw aangetrokken zijn, dat het niveau van methodiek en reflectie bij de nieuwe lichting studenten duidelijk verbeterd is. In verband met het geringe aantal afgestudeerden doet de opleiding nog niet mee met de HBO-Monitor (zie tevens facet 5.3). Na het afstuderen kunnen studenten de weg naar het werkveld goed vinden. Dit is mede te danken aan het feit dat er een nauwe aansluiting is met het werkveld (zie tevens facet 2.1). Docenten melden dat de beroepspraktijk dichter bij dit systeem staat dan bij het oude systeem. Docenten nemen studenten al tijdens de opleiding mee in de eigen beroepspraktijk. Studenten geven aan dat ze zonder de opleiding niet hadden bereikt waar ze nu staan en dat de mogelijkheid om iets te laten mislukken daarbij essentieel is voor de ontwikkeling. Alumni zijn zeer positief over de voorbereiding op de wereld van de popmuziek, zij hebben een goed netwerk op kunnen bouwen. Alumni melden: “Je wordt direct het werkveld ingeschoven”, “weet nu van alle facetten van de muziekindustrie en heeft dingen zelf al gedaan voordat de platenmaatschappij het bedenkt”. Dit laatste wordt bevestigd door werkveldvertegenwoordigers. In de opleiding wordt een groot beroep gedaan op ondernemen en visie. Studenten krijgen de gelegenheid om te toetsen hoe concepten in de praktijk werken. Het panel beoordeelt dit facet als voldoende. Afgestudeerden worden op Hbo-niveau afgeleverd, ze zijn weerbaar en weten zich een zichtbare plaats te verwerven in de omgeving van de popmuziek. Het aantal afgestudeerden is nog klein en de huidige groep afgestudeerden heeft bovendien nog deels het oude curriculum doorlopen. Aandachtpunten vormen de uitwerking van het onderzoek en de kennisverwerving. Bij de nieuwe lichting studenten is dit zichtbaar verbeterd door de invoering van de onderzoekslijn. Het panel verwacht dat dit ook tot uiting zal komen in de nieuwe afstudeerwerken.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op Academieniveau zijn streefwaarden geformuleerd (Managementcontract ABKV 20082009). De streefwaarden voor het propedeuse- en diplomarendement bedragen resp. 38% en 52%. In de pioniersfase, met een zich ontwikkelend curriculum, waren nog geen streefcijfers opgesteld voor rendementen. De opleiding heeft met prognosecijfers gewerkt voor de rendementen en de uitval. De opleiding geeft aan dat de instroom en uitval sinds 2007 stabiliseert. Voor het komende studiejaar (2009-2010) gaat de Academie nieuwe streefcijfers vaststellen voor de uitval in de propedeuse, de hoofdfase en de staartstudenten. De opleiding streeft naar een gemeenschappelijke aanpak met een gedeeld beeld van verantwoordelijkheid.
48/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
•
•
•
•
•
•
•
Vanaf de start van de opleiding Muziek in 2003-2004 met 30 studenten is er een toenemende studenteninstroom welke zich de laatste twee jaar lijkt te stabiliseren tot ca. 60 studenten per jaar. In 2008-2009 staan er 197 studenten ingeschreven bij de opleiding. Aanvankelijk was de voortijdige uitstroom hoog. De Academie vermeldt dat zij daarop na een grondige analyse het gehele curriculum veranderd heeft in competentiegericht onderwijs. In dit nieuwe curriculum heeft de SLB’er een belangrijke functie in het monitoren en terugdringen van de uitval. Nieuw beleid van de opleiding betreft het stringenter hanteren van het BSA in het eerste jaar om latere uitval terug te dringen. Vanaf studiejaar 2007-2008 betreft de uitval na een jaar ca. 17%. De lagere uitval in 2003 (ca. 14%) verklaart de opleiding uit het feit dat sneller naar het decanaat doorverwezen wordt. Een toenemend percentage studenten behaalt vanaf cohort 2007-2008 na een jaar de propedeuse (ruim 50% van de studenten). Voor de cohorten die te maken hebben gehad met het gewijzigde curriculum bedraagt de uitval in de hoofdfase ca 22%. De opleiding schrijft dit, naast de wijziging van het curriculum, toe aan het minder streng hanteren van het BSA in het eerste jaar. Nu is de tendens dat studenten in de propedeuse eerder uitvallen omdat duidelijk wordt dat studenten de verkeerde keus gemaakt hebben. De opleiding kent nog een klein aantal afgestudeerden. De Academie schrijft dit toe aan de volgende oorzaken: de studenten die nu in de afstudeerfase zitten hebben te maken gehad met grote veranderingen in de organisatie van het onderwijs en het onderwijsconcept. Alumni waarmee het panel heeft gesproken gaven aan moeite te hebben gehad met de omschakeling van vakgericht naar competentiegericht onderwijs en daardoor soms tijdelijk even de weg kwijt zijn geraakt. Daarnaast is er het risico van vroegtijdige uitval van studenten doordat zij tijdens de studie in nauw contact staan met het werkveld, mogelijkheden benutten om de eigen beroepspraktijk op te bouwen en op tournee gaan. Hierdoor lopen studenten studievertraging op. Oorzaak van de uitval betreft soms ook persoonlijke problemen. Het panel heeft de indruk dat het feit dat 50% van de competenties door studenten via zelfsturing en uitwerking van het POP behaald moeten worden hier ook een rol in zou kunnen spelen. Dit vraagt om een sterke borging hetgeen de opleiding ondermeer via de SLB sterk faciliteert. Er bestaat een risico van ´zwemmen´ en vastlopen en mogelijk is een groep studenten aanvankelijk niet goed in staat om hiermee om te gaan. Om de groep ‘staartstudenten’ extra te begeleiden in het afstuderen heeft de Academie in 2008-2009 een project Preventieve zorg gestart. Door de nieuw ingevoerde onderzoekslijn beoogt de opleiding studenten beter voor te bereiden op de afstudeerfase door gerichte training in het schrijven van projectplannen, verslagen en onderzoeksrapporten. De opleiding geeft aan dat sindsdien een toenemend aantal studenten goedgekeurde afstudeerplannen heeft. De prognose van de rendementscijfers is dat daar een stijgende lijn in zit. Het panel acht deze stijging ook noodzakelijk gezien de behaalde resultaten. De opleiding zou zich kunnen meten aan andere kunst- en (eigentijdse)muziekopleidingen. Echte benchmarkcijfers heeft de opleiding nog niet verzameld. De Academie heeft onlangs voldoende beleid ingezet om de uitval terug te dringen en het aantal afgestudeerden te
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
49/65
•
verbeteren (zie tevens facet 2.5). De praktijk moet uitwijzen of dit afdoende is voor deze groep studenten. Het panel beoordeelt dit facet als voldoende. De opleiding heeft maatregelen getroffen om de lage rendementscijfers te verbeteren, hetgeen zichtbaar tot betere resultaten leidt. Selectieve instroom en het goed volgen van uitvallers en afgestudeerden blijft de komende tijd van belang om aandacht aan te besteden.
50/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Deel C
Bijlagen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
51/65
Bijlage 1:
52/65
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
53/65
54/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
55/65
56/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw C.A.M. van den Berg
Panellid: De heer M. van Twaalfhoven
Relevante werkvelddeskundigheid
:
Panellid student: De heer K.A. van der Voort
Panellid: De heer M.P. Schouten
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
X
Aanvullingen op de deskundigheden van de panelleden in willekeurige volgorde:
De heer M.P. Schouten De heer Schouten is in gezet als panellid vanwege zijn auditdeskundigheid die hij opdeed als inspecteur Hoger Onderwijs voor alle disciplines in het hoger onderwijs maar voornamelijk voor lichamelijke opvoeding, kunst en lerarenopleidingen. Hij heeft ervaring als voorzitter van vele auditcommissies en van het visitatiepanel voor muziek (aangewezen HBO 2004) en dans (2003). Over onderwijsdeskundigheid beschikt de heer Schouten door zijn ervaring als onderwijzer, leraar LO en leraar verkeersonderwijs op Pabo’s. Gedurende zijn functie als Inspecteur hoger onderwijs was de heer Schouten tevens voorzitter van de klachtencommissie hoger onderwijs. Naast zijn werk bekleedde en bekleedt hij verschillende bestuursfuncties bij organisaties in kunst, sport en onderwijs. Ook heeft de heer Schouten verschillende publicaties in het vakblad Lichamelijke Opvoeding op zijn naam staan. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnformeerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
57/65
Opleiding: 1955 – 1960 1959 – 1960 1962 – 1965 1966 – 1968 1970 – 1971 1974 – 1975 1990 – 1992
Werkervaring: 1960 1960 – 1962 1962 – 1971 1966 – 1975 1968 – 1979 1974 – 1979 1975 – 1979 1979 – 1990 1979 – 2001 1988 – 1998
Pedagogische Akademie Lagere akte Lichamelijke opvoeding Middelbare akte Lichamelijke opvoeding Voortgezette opleiding Lichamelijke Opvoeding Docent verkeersonderwijs PABO’s Leergang onderwijskunde VU Leergang Internationaal recht, cursussen onderwijsrecht en Algemene Wet Bestuursrecht Nascholing op divers terrein
Onderwijzer Reserve officier Landmacht Verbindingsdienst Leraar LO en AVO primair, voortgezet en MBO Docent LO en adjunct-directeur PABO Docent Geschiedenis en Stelsels Lichamelijke Opvoeding Lagere Akten LO Secretaris Commissie Modernisering Leerplan Lichamelijke Opvoeding, later ACLO LO Onder-voorzitter Examencie. MO-P Lichamelijke Opvoeding Lid Examencommissie LO-J Lichamelijke Opvoeding Inspecteur hoger onderwijs, tevens voorzitter van de Klachtencommissie Hoger Onderwijs Voorzitter Staatsexamencommissie Muziek
De heer M. Twaalfhoven De heer Twaalfhoven is ingezet al panellid vanwege zijn expertise op het gebied van popkunst, moderne muziekvormgeving en compositie. De heer Twaalfhoven heeft onderwijskundige expertise door zijn functie als lector aan de Arnhemse Hogeschool voor de Kunsten ArtEZ en door zijn rol als gastdocent aan diverse kunstopleidingen. Door diverse projecten in Oost-Europa, Japan en Israel heeft de heer Twaalfhoven internationale kennis van de muziekwereld en is hij op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen. Voor deze visitatie is de heer Twaalfhoven individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1981 – 1989 1989 – 1993 1993 – 1995 1995 – 1996 1997 – 2001 2001 – 2003
Lagere school (Vrije School) te Meppel. Middelbare school te Steenwijk (Gymnasium / V.W.O. klas 1-4) Speciale middelbare school van het Koninklijk Conservatorium te Den Haag: 5e & 6e klas V.W.O. Universiteit van Leiden: Propedeuse kunstgeschiedenis. Conservatorium van Amsterdam: Eerste Fase compositie muziek Conservatorium van Amsterdam: Tweede Fase compositie muziek.
Werkervaring: 2000 – heden Artistiek leider van “La Vie sur Terre”, Stichting voor innovatieve kunstprojecten op ongewone plaatsen, nationaal en internationaal. Grote muziekproducties, locatietheater, community arts, projecten in colflictgebieden (internationaal) etc. etc.
58/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
2004 – heden 2005 – heden 1998 – heden 2002 – heden
Lector PopKunst aan ArtEZ Hogeschool vooor de Kunsten Freelance gastdocent aan diverse kunstopleidingen componist theatermaker
De heer K.A. van der Voort De heer Van der Voort is ingezet als panellid student. Hij is momenteel derdejaarsstudent aan de opleiding tot professional in de muziekindustrie aan de Fontys Rockacademie. Naast zijn studie is hij lid voorzitter van de Opleidings Comissie en namens de Rockacademie lid van de IMR (Instituuts Medezeggenschaps Raad) van de Fontys Hogeschool voor de Kunsten (FHK). De heer Van der Voort is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is hij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accretidatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1998 – 2004 2005 – 2006
Ignatius Gymnasium te Amsterdam. Diploma cum laude behaald in 2004 Beta-gamma bachelor aan de UvA. Heb van deze opleiding alleen het eerste jaar gevolgd (Sept 2005-juli 2006), 62 studiepunten behaald (propedeuse plus 2 extra) 2006 – heden Fontys Rockacademie, Opleiding tot professional in de muziekindustrie, propedeuse behaald in juli 2007 Werkervaring: 10/’04 – 03/’06 In deze periode heb ik gewerkt bij de ledenservice van de Nationale Postcode Loterij. 2008 – heden Zelfstandig ondernemer (als muzikant) en geef als zodanig muzieklessen, in ieder geval wekelijks bij de Key4Music muziekschool in Best, workshops, optredens, etc.
Mevrouw C.A.M. van den Berg Mevrouw Van den Berg is ingezet als NQA panellid. Zij heeft uit opleiding en werkervaring kennis van het onderwijs en van de visitatie- en accreditatiesystematiek. Als NQA auditor heeft ze ervaring met visitaties in verschillende sectoren van het hoger beroepsonderwijs. Opleiding: 1971 – 1976 1980 – 1982 1992 – 1996 1996 – 1997 2005 – 2006 Werkervaring 1994 – 1995 1995 – 2000 2001 – 2002 2002 – 2004
HBO-A Klinische Chemie, laboratoriumschool Rijnland. HBO-B Immunologie (deelopleiding), Ir. W. van den Broekinstituut Amsterdam. Beleid, Bestuur en Managementopleiding (BBMO), Hogeschool Den Haag. VO Supervisie & coaching, Hogeschool van Amsterdam. SIOO-Masteropleiding Advanced Change Methodologies (ACM-2), Utrecht.
Academisch Ziekenhuis en Universiteit Leiden, fusie van medische bibliotheken, projectmedewerker Universiteit Leiden, invoering onderzoeksinformatiesysteem, projectcoördinator Universiteit leiden, Bestuursbureau, Kwaliteitszorgsysteem onderwijs, beleidsvoorbereiding universitair kwaliteitszorgsysteem Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, optimalisering managementinformatie
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
59/65
2004 – 2005
Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Cleveringa Instituut, afdeling beleid, beleidsmedewerker 2005 – 2006 Fontys Hogeschool, Instituut Management, Economie en Recht. Begeleiding medewerkers bij het proces van accreditatie en ontwikkeling kwaliteitszorgsysteem. Fontys Hogeschool, opleiding Bedrijfskader MKB. Ondersteuning opleiding bij een versnelde accreditatie 2006 – heden Als zelfstandig adviseur begeleiden van hbo en mbo organisaties op het gebied van onderwijs en kwaliteit en bedrijfsvoering. Opdrachtgevers ondermeer: HS Utrecht, Fontys Hogeschool Eindhoven, Hogeschool Windesheim, ROC Rivor in Tiel. Overige activiteiten: 1994 – 1996 Bestuurslid Emancipatiecommissie AZL. Deelname aan de werkgroepen deeltijdarbeid, opleiding en ouderenbeleid. 1997 Intervisietraject, supervisie en methodische werkbegeleiding aan leiding- en stafmedewerkers. 1997 – 2003 Supervisie- en stagebegeleiding aan studenten van de opleiding Personeel & Arbeid en Beleid, Bestuur en Managementopleiding Haagse Hogeschool. 2007 – 2008 Diverse activiteiten voor de Action Learning Association waaronder het organiseren van open forum avonden en het begeleiden van action learning trajecten voor onderwijsconsultants.
60/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Opleiding Muziek van de Academie voor Popcultuur Voorprogramma 6 mei 2009 Tijdstip 19.00-20.00 uur 20.00-20.20 uur
Programmaonderdeel Optreden door studenten opleiding Korte rondleiding
Deelnemers Studenten Visitatiepanel
Programma visitatie 7 mei 2009 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00-11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering Gesprek met opleidingsmanagement
(Visitatiepanel)
11.00-11.45 uur
11.45-12.30 uur
Gesprek met studenten
12.30-13.15 uur 13.15-14.15 uur
Lunchpauze Gesprek met docenten
14.15-15.00 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
15.00-16.30 uur
Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg Gesprek CvB en dean
16.30-17.00 uur
17.00-17.30 uur
17.30-18.00 uur
Dorethea van der Meulen, Dean Academie voor Beeldende Kunst en Vormgeving Albert van der Kooij, Directeur Academie voor Popcultuur Hendrik Jan Vermeulen, Coördinator Propedeuse Jan Pier Brands, Coördinator Hoofdfase Iris van der Weide jaar 1; Patrick Schaafstal jaar 1 Merlijn Poolman jaar 2; Reina van der Meer jaar 2 Anouk Janssen jaar 3 Robin van der Jagt jaar 4 Chjanoy Kromowidjojo jaar 5; Laurens van der Meulen jaar 5 Iris van Sen Sietse Huisman Hans Duynhoven Patries van Iterson Kersti Boomsma Ype van der Ploeg Jan Tekstra Leden werkveldcie. Siem Akkerman Richard Zijlma Stagebegeleiders/Werkgevers afgestudeerden: Henk Bothof Ron Overbeek Leon Caren Alumni: Susanne Clermonts Kim Janssen Irene Wiersma Gerrit van der Scheer (Visitatiepanel)
Marian van Oss, Vice-voorzitter CvB Dorethea van der Meulen, Dean Academie voor Beeldende Kunst en Vormgeving Opleidingsmanagement
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding Afsluitend paneloverleg (Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
61/65
62/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
1. Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft. 2. Onderwijsbeleid en toetsbeleid. 3. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: - Readers/syllabi (selectie) - Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers (compleet overzicht), - (Stage- en afstudeer)handleidingen - Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken (onderscheiden in verplicht en aanbevolen) - Projectopdrachten (selectie). 4. Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen): - Toetsen - Opdrachten - Portfolio’s en assessments - Stageverslagen - Projectverslagen. 5. Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan). 6. Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: - Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers - Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten. 7. Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) statuten/reglementen en /notulen van de overlegorganen. 8. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten. 9. Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten. In verband met het geringe aantal afgestudeerden heeft het panel eveneens een groot aantal producten ingezien. Dit betrof ondermeer portfolio’s, stagewerk-stukken/-verslagen en projectverslagen. 10. De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal. 11. Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
63/65
64/65
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
De competenties van de opleiding Muziek van de Academie voor Popcultuur worden gebaseerd op (een combinatie van) negen (kern)competenties, zoals die aangereikt worden in de landelijke opleidingsprofielen van Muziek en Vormgeving. Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl De negen competenties zijn: 1. visie en creërend vermogen De popartiest is artistiek gedreven en ontwikkelt vanuit een eigen idee, visie, opvattingen en overtuigingen op het eigen vakgebied, een multi- dan wel interdisciplinair concept en realiseert deze concepten. 2. communicatief vermogen De popartiest handelt in verschillende contexten en draagt effectief en efficiënt de artistieke betekenis van popcultuur uit naar anderen. Hij verwerft en interpreteert opdrachten, onderhandelt met opdrachtgevers en andere betrokkenen en presenteert en licht het werk effectief toe. 3. vermogen tot samenwerken De popartiest levert in een samenwerkingsverband een actieve bijdrage aan de totstandkoming van een gezamenlijk product of proces. 4. innovatie, groei en vernieuwing De popartiest beheerst en onderhoudt de noodzakelijke vaktechnische kennis en vaardigheden, die hem in staat stellen het eigen vakgebied te verkennen, dat persoonlijk in te vullen en ermee te experimenteren, om zo de eigen artisticiteit verder ontwikkelen en verdiepen. 5. analytisch vermogen De popartiest analyseert, interpreteert en ontleedt eigen en andermans werk op basis van inzicht en theoretische kennis en past deze inzichten toe in zijn praktijk. 6. vermogen tot kritische reflectie De popartiest handelt methodisch en professioneel, reflecteert op eigen en andermans werk waar het gaat om aspecten als traditie, actualiteit, theorie en visie en is zelfstandig in staat tot terugkoppeling. 7. omgevingsgerichtheid De popartiest legt verbanden tussen het eigen werk en dat van anderen en tussen het eigen werk en publiek, is alert op ontwikkelingen in de samenleving en integreert deze in zijn beroepspraktijk. 8. ondernemerschap De popartiest geeft zelfstandig vorm aan een duurzaam, inspirerend, professioneel bestaan binnen de popcultuur. Hij is zich bewust van de noodzaak van zakelijke voorzieningen om te functioneren als cultureel ondernemer. 9. organiserend vermogen De popartiest zoekt en schept mogelijkheden voor het exploiteren en of tot realisatie brengen van eigen of andermans werk en gaat daarvoor, indien nodig, samenwerkingsverbanden aan met anderen. Hij brengt balans aan tussen ontwerpende activiteiten en de logistieke, facilitaire en publicitaire activiteiten.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, hbo-bacheloropleiding Muziek (vt)
65/65