Hanzehogeschool Groningen Instituut voor Sportstudies, Groningen Opleidingen: Academie Lichamelijke Opvoeding (ALO) Sport, Gezondheid en Management (SGM) Niveau: hbo-bachelor Croho: 34057 + 35025 Varianten: voltijd; Visitatiedatum: 24 april 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2008
2/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 22 32 36 39 43
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
47 48 55 59 62 69
3/69
4/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
5/69
6/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleidingen Academie Lichamelijke Opvoeding (ALO) en Sport, Gezondheid en Management (SGM) van de Hanzehogeschool Groningen (HG) heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in februari 2008, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 24 april 2008. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: De heer prof.dr. P.M.E. de Knop (domeindeskundig ALO en SGM en voorzitter) De heer drs. C.A. van Loon (domeindeskundige SGM) De heer D.M. Meuken (domeindeskundige ALO) Mevrouw M.C. Peters (studentpanellid) Mevrouw drs. M.E. Voorthuis (senior-auditor NQA) De heer J.R. Koopmans (junior-auditor NQA) Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken, met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent), zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hanzehogeschool Groningen is in 1993 ontstaan door een fusie van de Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen. De Hogeschool omvat ruim 70 bacheloropleidingen en 13 master- en voortgezette opleidingen en telt circa 23.000 studenten en 2.400 medewerkers.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
7/69
De hogeschool staat onder leiding van het College van Bestuur, dat wordt ondersteund door vier stafbureaus: Personeel en Organisatie, Financiële en Economische Zaken, Onderwijszaken en Marketing en Communicatie. Vanaf september 2004 zijn de bacheloropleidingen ondergebracht bij Schools of Academies. De Hogeschool bestaat uit totaal 18 Schools. Binnen deze Schools hebben inhoudelijk verwante opleidingen een plaats gekregen. Het Instituut voor Sportstudies is één van de 18 Schools en was een voorloper en pilot in de reorganisatie van de hogeschool, met als belangrijkste oogmerk het opleiden van een “brede bachelor” in een bachelor/master structuur. De Hanzehogeschool Groningen, Instituut voor Sportstudies (HIS), één van de 18 Schools, is in 2003-2004 tot stand gekomen. Het Instituut omvat de opleidingen de Academie voor lichamelijk Opvoeding (ALO) en de opleiding Sport, Gezondheid en Management (SGM), die een gezamenlijke propedeuse hebben en drie majors: SO (ALO), Sportgezondheid (SG) en Sportmanagement (SM). De opleiding ALO bestaat sinds 1918 en heeft een ontwikkeling doorgemaakt als gevolg van het veranderende werkveld van de leraar LO: van gymnastiekleraar naar sportleraar en van binnenschools naar steeds meer buitenschools. De opleiding telt 799 studenten (peildatum 11 december 2007), waarvan 257 in de propedeuse en 542 in de hoofdfase. Na de gezamenlijke propedeuse met de opleiding SGM, kunnen studenten de ALO major Sportontwikkeling (SO) volgen. Gekozen is voor deze naam vanwege het huidige brede karakter van de functie van sportleraar. De opleiding leidt op tot leraar lichamelijke opvoeding in het onderwijs, verenigingen, in de buurt of op het snijvlak van deze domeinen. De opleiding SGM is in 1999 voortgekomen uit de ALO. De opleiding heeft 515 studenten (peildatum 11 december 2007), waarvan 117 in de propedeuse en 398 in de hoofdfase. De opleiding heeft twee majors: de major Sportgezondheid (SG) en de major Sportmanagement (SM). 227 studenten volgen de major SM en 171 studenten volgen de major SG. De major SM leidt op tot sportmanager of sportbeleidsmedewerker in de profit- of non-profit sector. De major SG leidt op tot sportgezondheidsprofessional in het kader van de vrijetijdsbesteding of in bedrijven of intermediaire organisaties. Het totale aantal docenten binnen het Instituut voor Sportstudies is 112: 21 in de propedeuse, 29 bij de major SO, 12 bij de major SM en 8 bij de major SG, 20 medewerkers OBP en 22 overig. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleidingen door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport, waarin de beide opleidingen zijn beschreven, gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Naar aanleiding hiervan heeft de NQA-auditor de opleidingen verzocht om enkele aanvullende documenten op te sturen. Vervolgens bereidden de panelleden zich in maart/april 2008 inhoudelijk voor op het bezoek, dat plaatsvond op 24 april 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleidingen hadden een excellent aangevraagd voor de facetten 1.1. Domeinspecifiek eisen, 1.2. Niveau bachelor, 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud, 4.1 Materiële voorzieningen en 5.1 Evaluatie resultaten. De opleidingen hebben in het zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiezen. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het Facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel, dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Er vonden gezamenlijke gesprekken plaats met het College van Bestuur, het opleidingsmanagement en de werkveldvertegenwoordigers van de beide opleidingen en afzonderlijke gesprekken met de docenten en de studenten van de beide opleidingen. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-) oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit het Facetrapport en Onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleidingen hebben in juni 2008 een concept van het Facetrapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
9/69
op de opleiding als geheel gegeven. Het totaalrapport is in augustus 2008 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2008 en is eveneens in september 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het Facetrapport.
10/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding ALO
Opleiding SGM
goed goed goed positief
goed goed goed positief
goed goed goed goed voldoende voldaan goed goed positief
goed goed voldoende goed voldoende voldaan goed goed positief
goed voldoende goed positief
goed voldoende goed positief
goed voldoende positief
goed voldoende positief
goed goed
goed goed
goed positief
goed positief
voldoende voldoende positief
voldoende voldoende positief
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
11/69
Doelstellingen opleiding ALO De facetten 1.1 Domeinspecifieke eisen, 1.2 Niveau Bachelor en 1.3 Oriëntatie HBO bachelor zijn met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. SGM De facetten 1.1 Domeinspecifieke eisen, 1.2 Niveau Bachelor en 1.3 Oriëntatie HBO bachelor zijn met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma ALO De facetten 2.1 Eisen HBO, 2.2 Relatie Doelstellingen en Inhoud Programma, 2.3 Samenhang, 2.4 Studielast, 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud en 2.8 Beoordeling en toetsing zijn met goed beoordeeld. Het facet 2.5 Instroom is met een voldoende beoordeeld. Tenslotte is aan de criteria van facet 2.6 Duur voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. SGM De facetten 2.1 Eisen HBO, 2.2 Relatie Doelstellingen en Inhoud Programma, 2.4 Studielast, 2.7 Afstemming vormgeving en 2.8 Beoordeling en toetsing zijn met goed beoordeeld. De facetten 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma en 2.5 Instroom zijn met een voldoende beoordeeld. Tenslotte is aan de criteria van facet 2.6 Duur voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel ALO De facetten 3.1 Eisen HBO en 3.3 Kwaliteit Personeel zijn met een goed beoordeeld. Het facet 3.2 Kwantiteit Personeel is met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. SGM De facetten 3.1 Eisen HBO en 3.3 Kwaliteit Personeel zijn met een goed beoordeeld. Het facet 3.2 Kwantiteit Personeel is met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Materiële Voorzieningen ALO Het facet 4.1 Materiële Voorzieningen is met een goed beoordeeld. Het facet 4.2 Studiebegeleiding is met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
12/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
SGM Het facet 4.1 Materiële Voorzieningen is door het panel met een goed beoordeeld. Het facet 4.2 Studiebegeleiding is met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg ALO De facetten 5.1 Evaluatieresultaten, 5.2 Maatregelen tot verbetering en 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. SGM De facetten 5.1 Evaluatieresultaten, 5.2 Maatregelen tot verbetering en 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld zijn met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten ALO De facetten 6.1 Gerealiseerd Niveau en 6.2 Onderwijsrendement zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. SGM De facetten 6.1 Gerealiseerd Niveau en 6.2 Onderwijsrendement zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel ALO Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding ALO op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding ALO positief is. SGM Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding ALO op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding ALO positief is.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
13/69
14/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
15/69
16/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
n.b. De opleidingen ALO en SGM hebben een gedeeltelijk gezamenlijke propedeuse. Na de propedeuse kunnen studenten kiezen uit drie majors: Sport Ontwikkeling: SO (van de ALO), de major Sport en Gezondheid: SG (van SGM) en Sport en Management (SM), ook van SGM. Alleen indien er verschillen zijn tussen de opleidingen, c.q. de majors worden deze beschreven. Onderwerp 1 Facet 1.1
Doelstelling van de opleidingen Domeinspecifieke eisen
ALO: goed SGM: goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleidingen sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan opleiding in de betreffende domeinen (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Van de beide opleidingen is 70% van de opleidingskwalificaties op hoofdlijnen vastgelegd op basis van gemeenschappelijke afspraken met landelijke collegaopleidingen. Deze eindkwalificaties zijn tot stand gekomen in overleg met het werkveld/de beroepsverenigingen. Elk van de drie majors heeft een set met specifieke kwalificaties/competenties (Visie, contouren, onderwijskader, maart 2007). ALO • Het beroepscompetentieprofiel en de opleidingskwalificaties van de ALO zijn gebaseerd op het landelijke document Gemeenschappelijke opleidingskwalificaties voor de lerarenopleidingen aan ALO’s en Sporthogescholen in Nederland (ALODO, 2005). In dit document worden zeven eindkwalificaties en vier niveaus van professionaliteit onderscheiden: de leraar lo in de les en bij de begeleiding van leerlingen, de leraar lo als collega in de vaksectie, in het netwerk, in een team en in de school, de leraar lo in het brede maatschappelijke veld van bewegen en sport in verschillende sectoren van de samenleving en de leraar lo en zijn eigen persoonlijke groei en ontwikkeling binnen zijn beroepsrol. Het kwalificatieprofiel is tot stand gekomen in samenspraak met werkveldvertegenwoordigers en de werkveldadviescommissie. • Terwijl in het landelijke document zeven opleidingskwalificaties worden onderscheiden, maakt de ALO in het document Kwalificatieprofiel Sportleraar: beroep in beweging (oktober 2007) een onderscheid in zestien eindkwalificaties. De opleiding profileert zich door een accent op de brede sportleraar in binnen- en buitenschoolse taken te leggen en is hiermee “leading” voor de andere LO opleidingen in Nederland. Zij is tevens toonaangevend voor andere LO opleidingen in Nederland door haar actieve deelname aan het Aehesis project (zie voor een beschrijving ALO/SGM).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
17/69
•
•
De zestien door de ALO onderscheiden competenties zijn onderverdeeld in beroepscompetenties (12), opleidings-, leer- en employability competenties (3) en maatschappelijke competenties (1). Bij elke competentie wordt een viertal dimensies onderscheiden: complexiteit in de context, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en transfer. Elke dimensie wordt op vier niveaus beschreven. De opleiding ALO is de grondlegger van the European Physical Education Network.
SGM • De opleiding SGM heeft na een gezamenlijke propedeuse met de opleiding ALO twee majors: SM en SG, elk met een eigen beroepsprofiel en een eigen set van eindkwalificaties. SM • Het beroepscompetentieprofiel van de major SportManagement (SM) komt voort uit dat van het landelijk vastgestelde beroepscompetentieprofiel Sportmanagement, dat is beschreven in het document Bewegen tot competentie (september 2002). Het landelijke profiel is beschreven in deel 1: Kwalificatieprofiel in ontwikkeling van document Kwalificatieprofiel SM ‘Beroep in ontwikkeling (1 oktober 2007). In deel 2: Kwalificatieprofiel, Uitwerking wordt de Groningse invulling verder uitgewerkt. In het document worden vijf kerntaken en zeven competenties beschreven. Bij elke competentie wordt een viertal dimensies onderscheiden: 1) complexiteit in de context, 2) zelfstandigheid, 3) verantwoordelijkheid en 4) transfer. • De beroepscompetentieprofielen zijn, met medewerking van de lector Sportmanagement opgesteld door CBE-consultants, in opdracht van het Nederlands Instituut voor lokale Sport en Recreatie (LC) en de Nederlandse Vereniging voor managers in de Sport (NVMS). In de stuurgroep waren de brancheorganisaties vertegenwoordigd: het Nederlands Instituut voor Lokale Sport & Recreatie, Recron en Vebon, de Stichting Sociaal Fonds Verblijfsrecreatie (SFV): FNV-sport, WOS, Fit!Vak: NOC*NSF; NVMS. • Met de andere opleidingen in Nederland met een Sportmanagementrichting in Den Haag, Zwolle, Tilburg/Sittard, Amsterdam, Arnhem/Nijmegen is in juni 2006 een gemeenschappelijk kwalificatieprofiel overeengekomen, waaraan de kerntaak “evalueren en onderzoeken” is toegevoegd. De landelijke werkveldadviescommissie is hierbij intensief betrokken geweest. • De major SM kent 21 competenties, die zijn onderverdeeld in drie categorieën: beroepscompetenties (17), opleidings-, leer- en employability competenties (3) en maatschappelijke competenties (1). • De gemeenschappelijke Opleidingskwalificaties Sportmanager zijn in mei 2007 gepubliceerd in het document Kwalificatieprofiel Sportmanager (n.b. Voor de major SM gold tot aan 2007/2008 nog het kwalificatieprofiel uit 2004). • De major SM profileert zich met haar beroepscompetentieprofiel ten opzichte van andere opleidingen in Nederland door deelname aan het Aehesis project (zie voor een beschrijving hieronder).
18/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
SG • Het beroepscompetentieprofiel van de major Sport en Gezondheid (SG) van de opleiding SGM is tot stand gekomen in samenwerking met en gevalideerd door verschillende werkveldvertegenwoordigers, onderzoek naar maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot een actieve leefstijl en gezondheid en internationale ontwikkelingen in dit werkterrein. • De major SG heeft 17 competenties, verdeeld in drie categorieën: beroepscompetenties (13), opleidings-, leer- en employability competenties(3) en maatschappelijke competenties (1). De beroeps- en competentiebeschrijvingen zijn besproken met en vastgesteld in overleg met de werkveldadviescommissie. • De opleiding profileert zich ten opzichte van soortgelijke opleidingen in Nederland door te kiezen voor de preventiekant van de gezondheidswetenschap, in combinatie met aspecten van de bewegingswetenschap. Centrale thema’s zijn gedragsverandering en ondernemen en managen, gericht op het verder ontginnen van het werkgebied van sport en gezondheid. Het management van de major is ervan overtuigd dat er een potentiële arbeidsmarkt is voor deskundigen op het gebied van gezondheidsbevordering door sport en bewegen. De major is verwant met het gebied Health & Fitness, zoals dat in het Aehesis-project is gedefinieerd (zie hieronder). • Voor de major SG is er nog geen overkoepelende beroepsorganisatie, omdat de 'sportgezondheidsprofessional' nog geen gevestigd beroep is. Dientengevolge kunnen de competenties van de major ook beschouwd worden als de landelijke eindkwalificaties. ALO en SGM • De opleidingen ALO en SGM participeren in instituutsverband in het internationale Aehesis-project (Aligning a European Higher Educational Structure In Sport Science). Doel van het project is een internationale afstemming van eindkwalificaties van sportopleidingen in Europa. Beide opleidingen hebben in dit kader hun eindkwalificaties vertaald naar het Aehesis-format. Dit heeft erin geresulteerd, dat de beide opleidingen en alle drie de majors volgens het panel een zeer goed onderbouwd competentieprofiel hebben, alhoewel het profiel van de major SG, met name door haar nog jonge leeftijd, nog niet zover ontwikkeld is als dat van de major SM. • Eén van de belangrijkste samenwerkingspartners is de University of Worcester, School of Science & Exercise Science. Hiermee wordt kennis en ervaring uitgewisseld en wordt gewerkt aan een gezamenlijke masteropleiding, die volgens de planning in 2008 van start zal gaan. Deze master is toegankelijk voor studenten die over alle benodigde EC beschikken, de Engelse taal op een voldoende niveau beheersen, en tevens beschikken over positieve aanbevelingen vanuit het werkveld en de opleiding. • Het panel heeft waardering voor de actieve deelname van de drie majors in het internationale Aehesis-project en de pioniersrol die het Groningse Instituut voor Sportontwikkeling hierin speelt. • Voor alle drie de majors is er een werkveldadviescommissie, die minimaal twee maal per jaar bijeenkomt.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
19/69
Facet 1.2
Niveau bachelor
ALO: goed SGM: goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleidingen sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • De eindkwalificaties van de beide opleidingen zijn in algemene zin gebaseerd op de 10 algemene hbo-kwalificaties. • In het zelfevaluatierapport worden in een matrix de opleidingscompetenties van de drie majors gerelateerd aan de Dublin descriptoren en aan de tien generieke hbokwalificaties. • Een voorbeeld betreffende de ALO opleidingscompetenties is de relatie van de eindcompetenties 1) Ontwerpen, 2) Lesgeven, 3) Evalueren, 7) Ondernemen, 10) Adviseren, 11) Onderzoeken en 12) Innoveren met de Dublin descriptor Toepassen van Kennis en Inzicht. De hieraan gerelateerde generieke hbo-kwalificaties zijn probleemgericht werken, wetenschappelijk onderzoek en creativiteit en complexiteit van handelen. • Een voorbeeld voor de major SM zijn de eindcompetenties 2) Ontwerpen en organiseren, 5) Ondernemen, 15) Kwaliteitszorg, 16) Onderzoeken en 17) Innoveren en ontwikkeling en de relatie die wordt gelegd met de Dublin descriptor Toepassen van Kennis en Inzicht. De hieraan gerelateerde generieke hbo-kwalificaties zijn: probleemgericht werken, wetenschappelijk onderzoek en creativiteit en complexiteit van handelen. • Een voorbeeld voor de major SG met betrekking tot dezelfde discriptor zijn de eindkwalificaties 4) Ontwerpen en organiseren, 5) Vergaren, ontwikkelen en delen van kennis en 13) Innoveren en ondernemen. Deze zijn ook weer gerelateerd aan dezelfde generieke hbo-kwalificaties: probleemgericht werken, wetenschappelijk onderzoek en creativiteit en complexiteit van handelen. • De opleidingen onderscheiden in de competenties vier niveaus van complexiteit: niveau A tot en met D. Elk jaar wordt een hoger niveau nagestreefd,zodat studenten aan het eind van de opleiding het hoogste niveau hebben bereikt (zie ook facet 2.2). • Zowel door de niveaus als de aard van de competenties en de “body of knowledge” van de beide opleidingen onderscheiden zij zich van opleidingen op mbo-niveau. Een belangrijk verschil met het mbo is het kunnen uitvoeren, interpreteren en gebruiken van toepassingsgericht onderzoek. De borging van het hbo-niveau van de beide opleidingen blijkt ook uit de actieve participatie in het Aehesis project (zie ook facet 1.1 en facet 1.2).
20/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
ALO: goed SGM: goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleidingen zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Instituutbreed worden studenten opgeleid tot flexibel inzetbare werknemers in meerdere nationale en internationale contexten en in de (sport)arbeidsmarkt. Zij dienen te kunnen samenwerken met werknemers uit meerdere disciplines binnen het sportdomein, in staat te zijn om de waarde(n) van sport op een weloverwogen wijze te analyseren, te verhelderen en te communiceren en in staat te zijn om problematieken van verschillende kanten te kunnen overzien en op een specialistische manier te kunnen aanpakken. • Het hbo-niveau en de eindkwalificaties van de beide opleidingen worden zichtbaar door deelname aan het Aehesis project en de landelijke kaders, alsmede door contacten met en inbreng van werkveldadviescommissies. Zoals al beschreven bij facet 1.1 en 1.2 is dit in mindere mate het geval bij de major SG, een gevolg van de pioniersfase waarin deze major zich bevindt. Voor alle drie de majors is er een werkveldadviescommissie, die minimaal twee maal per jaar bijeen komt (zie ook facet 2.1). • Uit het Werkgeversonderzoek SGM (november 2007) blijkt dat gemiddeld 88% van de werkgevers van mening is dat studenten precies goed (of beter dan dat) toegerust zijn om hun taken uit te voeren. Voor ALO (SO) blijkt dat 90% deze mening is toegedaan (n.b. door de beperkte respons dienen deze resultaten met enig voorbehoud geïnterpreteerd te worden). ALO • De opleiding ALO leidt studenten op tot sportleraar in de brede zin van het woord, dat wil zeggen tot sportleraar of mentor in het basis-, voortgezet-, speciaal- of beroepsonderwijs of tot sportleraar in de buurt of en trainer/coach bij sportverenigingen, publieke instellingen en sportcentra. SGM • De major SM leidt studenten op tot sportmanager in de georganiseerde en commerciële sportorganisaties, voor sportevents & media of voor sportbeleidsmedewerker bij de overheid, sportservicebureaus en sportbonden of overkoepelende instanties.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
21/69
• De major SG leidt studenten op tot sportgezondheidsprofessional in meer algemene zin als vrijetijdsbesteding of in bedrijven of intermediaire organisaties.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
ALO: goed SGM: goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Zowel binnen de opleiding ALO als SGM zijn de leerbedrijven en leerwerkplekken belangrijke peilers. In beide opleidingen is minimaal 67,5 EC (28%) van het totaal van 240 EC ingeruimd voor de praktijkcomponent en het buitenschools leren. • De actuele beroepspraktijk is richtinggevend voor de inrichting van de curricula van de beide opleidingen. Studenten werken zoveel mogelijk in een authentieke beroepsgerichte context en rol aan beroepstaken en beroepsproblemen. Hierdoor zorgen de opleidingen ervoor dat studenten gedurende de hele opleiding in de gelegenheid worden gesteld om zich beroepsvaardigheden eigen te maken. Zij doen dit onder andere in leerwerkbedrijven, die fungeren als opdrachtgevers. Casuïstiek wordt zoveel mogelijk ontleend aan of ingebracht door de beroepspraktijk. Sinds de start van het competentiegerichte curriculum zijn de opleidingen meer aandacht gaan besteden aan de kennisverwerving van studenten en de toetsing van de kennis. Deze is ook praktijkgericht. • Vertegenwoordigers uit het (internationale) werkveld worden via de werkveldadviescommissies zoveel mogelijk betrokken bij de ontwikkeling van onderwijsprogramma’s, opdrachten en de ontwikkeling van onderwijsmateriaal. • Voorbeelden van beroepsproducten uit de gezamenlijke propedeuse zijn: het maken van een taakplan van eigen werkzaamheden, het ontwikkelen van een nieuwe sportdienst of een schriftelijk diagnoserapport. • Voorbeelden van beroepsproducten van SM uit het tweede jaar zijn het opzetten van een bedrijfssportplan, een marketingplan of personeelsplan of een (leer)onderzoek. Voorbeelden van beroepsproducten in het derde jaar zijn het opstellen van een integraal
22/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
•
•
• •
•
•
•
managementplan of een organisatieanalyse en het vierde jaar een businessplan of implementatietraject. Voorbeelden van beroepsproducten van SG uit het tweede jaar zijn het opstellen van een leefstijl interventieprogramma of een voedingsanalyse. Voorbeelden uit het derde jaar zijn het schrijven van een adviesrapport of een projectplan. En voorbeelden uit het vierde jaar zijn een onderzoeksrapport of een ontwikkelproduct. Een voorbeeld van een beroepsproduct van de major SO is deelname aan het project “Alliantie School en Sport”, waarin gestreefd wordt naar de realisatie van de sportiefste school in Friesland. Voorbeelden van beroepsproducten uit het tweede jaar zijn kennistoetsen ten aanzien van de basiskennis voor een sportleraar, deelname aan een kampactiviteit en het verzorgen van een informatiebijeenkomst over een LO-item. Voorbeelden van beroepsproducten uit het derde jaar zijn het opstellen van een zorgplan en het opstellen en uitvoeren van een sportkamp. Tevens kan in samenspraak tussen het werkveld en de student een vrij beroepsproduct worden opgeleverd. Voorbeelden van beroepsproducten uit het vierde jaar zijn het opzetten van een ‘eigen professionaliseringsproject’ (dit geldt voor de specialisaties) en een verbredingstraject (dat geldt voor minoren). In de beide opleidingen worden ook regelmatig gastdocenten uit de beroepspraktijk ingehuurd, die een bijdrage leveren aan de praktijkgerichtheid van de beide opleidingen. Gedurende alle vier de jaren wordt in de beide opleidingen aandacht besteed aan onderzoeksvaardigheden. Hierbij speelt het lectoraat “Sportwetenschap” een belangrijke rol. Het lectoraat heeft twee aandachtpunten: Actieve leefstijl en Sport. Onderzoek van het lectoraat biedt zowel docenten als studenten mogelijkheden om te participeren in onderzoeksprojecten. Het lectoraat is tevens de verbindende schakel tussen de opleidingen en actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de discipline. Dit zorgt ervoor dat de beide opleidingen gebruik kunnen maken van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Het panel heeft de literatuurlijsten van de beide opleidingen bestudeerd en concludeert dat de gebruikte literatuur adequaat en actueel is. De opleidingen maken ook in voldoende mate gebruik van Engelstalige literatuur, zo heeft het panel geconstateerd. Studenten van de beide opleidingen zijn tevreden over de mate waarin de opleidingen inspelen op actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk, zo blijkt uit verschillende blokenquêtes. De scores liggen tussen de 6 en 7. Studenten vertelden in de gesprekken met het panel een goed beeld te hebben van de arbeidsmarkt en zijn tevreden over de mate waarin de opleidingen inspelen op de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Ook afgestudeerden zijn volgens evaluatieresultaten uit de HBO-Monitor 2006 tevreden over de inbedding van de opleiding in de beroepspraktijk. Ook deze scores liggen tussen de 6 en 7.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
23/69
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma’s
ALO: goed SGM: goed
Criteria - De programma’s zijn een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma’s bieden studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • De twee opleidingen en de drie majors hebben globaal dezelfde opzet en uitgangspunten. Elk jaar bestaat uit vier blokken. In het 1ste jaar staan het oriënteren, reflecteren, kiezen en leggen van een brede basis centraal. Gewerkt wordt van niveau A naar B. In het 2de jaar staan verdiepen en ervaren centraal en wordt gewerkt van competentieniveau B naar C. In jaar 3 en 4 gaat het om het integreren, professionaliseren, specialiseren en verbreden, van competentieniveau C naar D. Ook de beroepsproducten, die de student in de loop van de leerjaren moet opleveren kennen een duidelijke toename in niveau en complexiteit, zo heeft het panel vastgesteld. • Het eerste jaar van de opleidingen bestaat uit een gedeeltelijk gezamenlijke propedeuse voor de beide opleidingen (42 EC). Het eerste blok wordt gevormd door kerntaken van de beroepsdomeinen. Blok 2 bestaat uit Sportprojecten, Blok 3 en 4 zijn oriëntaties op de majorkeuze. De invulling per blok verschilt per major. • Studenten kunnen na de gezamenlijke propedeuse kiezen voor een major SO, SG of SM. Door middel van keuzeonderdelen, minors (binnen of buiten het instituut) en door specialisaties kunnen studenten eigen accenten in hun afstudeerprofiel leggen. De minors zijn per opleiding uitwisselbaar, terwijl de specialisaties binnen de major zijn vastgelegd. • Sinds de intrede van het competentie- en beroepsgerichte leren, waarin studenten zoveel mogelijk zelf sturing geven aan het onderwijs, hebben de opleidingen ervoor gekozen om de begrippen eindtermen en leerdoelen niet meer te gebruiken. De thans door het instituut gehanteerde opleidingscompetenties zijn een combinatie van beroepscompetenties, maatschappelijke competenties en leer- en employability competenties. De door de opleidingen gehanteerde opleidingscompetenties worden volgens een vast (COLO)format1 uitgewerkt. Deze wordt beschreven in het zelfevaluatierapport en is ook te vinden in de studiegidsen. In de onderwijsgidsen van de propedeuse en de majors wordt bij elk
1
Het COLO-format (Vereniging Kennis Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) bestaat uit een kolom beroepsbeschrijving, een kolom kerntaken, een kolom beroepscompetenties, maatschappelijke competenties en leer- en employability competenties en een kolom met de beschrijving van de vier dimensies van de beroepscompetenties, het kwalificatieprofiel en het niveau startbekwaam.
24/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
programmaonderdeel vermeld welke competenties aan de orde zijn in het desbetreffende onderdeel. In een matrix geven de opleidingen een overzicht van blokken en thema’s en welke competenties op welk niveau hierin centraal staan. Een voorbeeld voor de ALO is blok 2.1, met als thema “Sportleraar in zijn werkveld”, met als één van de vijf onderdelen “de les, training, de activiteit”. De hierbij behorende competenties zijn het leren ontwerpen, lesgeven, evalueren en begeleiden. Gestreefd wordt naar niveau C. Een voorbeeld voor de opleiding SGM is blok 2.1 “het Opstarten en/of continueren van een sportbedrijf”, met als één van de vier onderdelen “Bedrijfsproces leerbedrijf”, en de competenties het leren ontwerpen en organiseren en leidinggeven, het leren ondernemen en samenwerken en het leren communiceren en zelfreflectie. Gestreefd wordt naar niveau C. • De opleidingen hanteren naast de eindcompetenties, die sturing geven aan de programmaonderdelen individuele ofwel persoonlijke leerdoelen. Studenten formuleren deze leerdoelen, die richting geven aan het onderwijs dat zij volgen en hun persoonlijke ontwikkeling hierin. Deze leerdoelen spelen een belangrijke rol bij de StudieLoopbaanBegeleiding (SLB) en zijn opgenomen in de portfolio’s en de studieovereenkomsten (SOK) van de studenten. • Studenten zijn over het algemeen tevreden over de koppeling tussen de theorie en de praktijk. Echter, over de oriëntatie op de internationale beroepspraktijk en de aandacht voor culturele verschillen zijn de studenten en afgestudeerden ontevreden, zo blijkt uit respectievelijk de SSA-enquête 2006 en het Afstuderendenonderzoek 2006-2007. Deze twee items zijn inmiddels door de opleidingen als verbeterpunten gemarkeerd. Daarom beoordeelt het panel dit facet voor de beide opleidingen, ondanks deze kanttekeningen met een goed.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma’s
ALO: goed SGM: voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Beroepsproducten en het hierbij horende flankerende onderwijs zijn de twee belangrijkste peilers van het onderwijs. Gedurende de hele opleiding is er door de combinatie van het werken aan de beroepsproducten en het flankerende onderwijs, waarin die theorie wordt behandeld, die samenhangt met de beroepsproducten, de samenhang tussen de praktijk en de theorie gewaarborgd. De combinatie ervan zorgt er ook voor dat het binnen- en buitenschoolse curriculum met elkaar verbonden zijn. Immers, het flankerende onderwijs is ondersteunend aan het werken aan de beroepsproducten. In de loop der jaren nemen de beroepsproducten toe en het flankerende onderwijs af.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
25/69
• Horizontale samenhang wordt in de beide opleidingen gerealiseerd in de gezamenlijke propedeuse. In blok 1 gebeurt dit door middel van de kerntaken, in blok 2 door middel van de projecten en in blok 3 en 4 wordt in de oriëntatie op de majors dieper ingegaan op datgene wat in blok 1 en 2 is behandeld. De structuur van de drie majors, die volgen na de propedeuse is dezelfde, maar de inhoudelijke invulling ervan is verschillend. • De verticale samenhang van de beide opleidingen wordt gerealiseerd door de competenties, die op een steeds hoger niveau worden nagestreefd. • Op verschillende momenten worden zogenoemde verbindingslessen georganiseerd, om zowel de horizontale, als de verticale samenhang zoveel mogelijk te waarborgen. Dit gebeurt onder andere in de opstartweken (de eerste lesweek) in blok 1.1 en 1.3. Voor blok 1.2 wordt een apart hoorcollege (eind blok 1.1) georganiseerd, waarin studenten informatie krijgen over het komende blok. Verder starten docenten bij de hoor- en werkcolleges in elk blok met een terugblijk en een vooruitblik. In de majors worden bij aanvang van elk cursusjaar verbindingslessen gegeven. Dit gebeurt vaak ook nog bij de start van een blok. • Samenhang in de opleiding SGM wordt specifiek gerealiseerd door de beroepscontexten/domeinen te combineren met inhoudelijke thema’s. • Binnen de ALO worden beroepscontexten gecombineerd met kerntaken, die weer worden vertaald in beroepsproducten van de sportleraar. • Uit de Blokenquêtes 2006-2007 blijkt dat studenten van de drie majors de samenhang van de curricula als voldoende beoordelen. De scores liggen tussen de 6 en 7. Studenten SGM hebben in de gesprekken met het panel aangegeven, dat in het kader van de samenhang meer afstemming tussen de verschillende onderdelen wenselijk zou zijn. • Het panel komt op basis van dit argument voor de opleiding SGM tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.4
Studielast SGM: goed
ALO: goed
Criterium - De programma’s zijn studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op die programma’s en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • De curricula van de beide opleidingen zijn opgebouwd uit vier jaar. Elk jaar heeft vier blokken van zeven of acht weken onderwijs en één toetsweek. • De ingeroosterde contacttijd (exclusief stage-, leerwerkplekuren, werkweken, praktijktoetsen, SLB, intervisiegroepen, keuzeruimte en minors) laat een afnemende opleidingssturing en een toenemende eigen verantwoordelijkheid van de student zien. In
26/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
•
•
• •
• •
•
•
•
de propedeuse zijn 19 uur als contacttijd ingeroosterd. In het tweede jaar is dit voor de major SM 16,5 uur, voor de major SG 14,5 uur en voor de major SO 13 uur. In het derde jaar zijn dit respectievelijk 13,5 uur, 7,25 uur en 14 uur en in het vierde jaar zijn dit respectievelijk 6,7 uur, 11,25 uur en 5 uur. Over de contacturen valt het volgende te melden. Voor de stage en het leerwerkplekuren zijn in de propedeuse 9 uur gereserveerd, in het tweede jaar van SM 12 uur, voor SG 4 uur en SO 16 uur. In het derde jaar staan voor de minors voor de stage en het werkplekuren SM samen 20 uur gepland, voor SG 6.5 uur en voor SO 16 uur. In het vierde jaar zijn hiervoor voor SM 20 uur, voor SG 20 uur en voor SO 24 uur gereserveerd. Gemiddeld studeren studenten SGM 31,6 uur per week en de studenten ALO 35,4 uur per week, zo blijkt uit de SSA-enquête 2006. De studeerbaarheid scoort volgens deze enquête een ruime voldoende onder studenten. In alle vier de jaren worden studenten begeleid door studieloopbaanbegeleiders. De opleiding onderzoekt de studielast via blokenquêtes, programma-enquêtes (per onderwijseenheid), SSA-enquêtes (jaarlijks) en de afstuderendenenquêtes (met terugwerkende kracht over de vier opleidingsjaren). Binnen het instituut wordt voor de beide opleidingen een zestal selectiedrempels gehanteerd. De eerste drempel wordt aan het einde van het eerste semester gehanteerd. De student dient minimaal 20 EC te hebben behaald. De student heeft een gesprek met de studieadviseur. Centraal hierin staan de geschiktheid en gemotiveerdheid van de student. Het tweede selectiemoment vindt plaats aan het einde van het tweede semester. Niveau A moet zijn bereikt. Aan het eind van het tweede semester wordt ook een Bindend Studie Advies gehanteerd. Na een jaar moeten 40 EC zijn behaald, waarvan 4 EC SLB. Aan het einde van het tweede jaar moet de propedeuse zijn behaald. Uit de cijfers blijkt dat het BSA vrij regelmatig wordt toegepast. Voor doorstroom naar de major SO (in het tweede jaar) dient de student vier van de zes domeinen van sportcompetenties op een voldoende niveau te hebben afgesloten. Voor doorstroom naar de major SM of SG moet de student vier aangewezen domeinen van competenties op voldoende niveau hebben behaald. Voor alle drie de majors geldt, dat levensreddende handelingen met een voldoende resultaat moeten zijn afgesloten. Aan het eind van het zesde semester dient de student voldoende EC te hebben behaald om zijn vierdejaars scenario te kunnen realiseren. Deze staat beschreven in de Afstudeerbrochure voor Sportstudies. Aan het einde van het zevende semester dient niveau D op onderdelen bereikt te zijn en moet de student door middel van een afstudeerproject en een proeve van bekwaamheid aantonen dat hij niveau D heeft bereikt. Studenten uit de beide opleidingen met wie het panel heeft gesproken, hebben aangegeven dat de opleidingen niet heel zwaar zijn. Er wordt echter wel veel zelfstandigheid van hen verwacht en dat wordt door een aantal studenten als zwaar ervaren. Sommige studenten - diegenen die hun keuze niet goed kunnen bepalen - vinden de propedeuse voor dit keuzeproces aan de korte kant. Het niet goed kunnen kiezen zorgt
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
27/69
er bij hen voor, dat een aanzienlijk aantal van hen na hun keuze alsnog omzwaait naar een andere major. Studenten vinden het feit dat dit mogelijk is een voordeel van hun opleiding. Voor wat betreft de ALO studenten geldt dat sommigen bij nader inzien het leraarsvak niet zien zitten. Zij zwaaien om naar de opleiding SGM. • In de propedeuse wordt het vak Sportfilosofie, dat een verplicht vak is, als moeilijk ervaren. Dit komt volgens de opleidingen, omdat het vak een sterk beroep doet op het verwerven en verwerken van theoretische kennis en inzichten en van een hoger abstractieniveau is. Het vak geldt als een selectiecriterium voor studenten om door te kunnen stromen. Het panel kan hier begrip voor opbrengen en beoordeelt dit facet voor de beide opleidingen, ondanks deze kanttekening met een goed.
Facet 2.5
Instroom
ALO: voldoende SGM: voldoende
Criterium - De programma’s sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Het Instituut voor Sportstudies hanteert de toelatingseisen van OC&W. • Voor ALO (SO) geldt tevens een selectieprocedure, bestaande uit een motorische vaardigheidstest en een sportmedisch geschiktheidsonderzoek. Voor SGM (SM & SG) is eveneens een sportmedisch geschiktheidsonderzoek vereist. Gekeken wordt naar de motorische vaardigheden van de individuele student. Indien een student hierin tekortkomingen heeft, wordt hulp geboden. • Studenten van 21 jaar of ouder, die niet voldoen aan de vooropleidingseisen kunnen hiervan worden vrijgesteld, na een onderzoek door de toelatingscommissie. • Voor de toelating van buitenlandse studenten heeft de Hanzehogeschool Groningen de Code of Conduct ondertekend. • Het instituut streeft ernaar om de kwaliteit van de instromende studenten zo veel mogelijk te beïnvloeden, door wederzijdse verwachtingen te verduidelijken. Er wordt voorlichting gegeven op open dagen en meeloopdagen. Ook in de introductieperiode, tijdens de studieloopbaanbegeleiding en op ouderavonden wordt voorlichting gegeven. Direct in de propedeuse willen de opleidingen studenten zoveel mogelijk inzicht geven in hun toekomstig beroep en de hiervoor benodigde kwaliteiten. • Ook bestaat de mogelijkheid om direct in de hoofdfase in te stromen. De eisen hiervoor zijn gedifferentieerd naar vooropleiding en staan beschreven in de Studiegids van het instituut. De eisen zijn een sportcompetentietraining op passend niveau en een cursus Levensreddende Handelingen met een voldoende hebben afgesloten en het behaald hebben van een sportmedisch geschiktheidsonderzoek.
28/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
• Andere instroomeisen zijn deelname aan een introomassesment, bestaande uit een gesprek, het inleveren van een portfolio, een toetsing van de sportcompetenties of het doorlopen hebben van een EVC-procedure. • Voor mbo-studenten is tevens deelname aan een hbo-capaciteitentest (MCT-H) verplicht. • In het studiejaar 2007-2008 waren er 150 aanmeldingen voor een rechtstreekse instroom in de hoofdfase. 105 voor SO, 29 voor SM en 16 voor SG. Hiervan zijn 66 aanmeldingen gehonoreerd: 48 voor SO, 11 voor SM en 7 voor SG. • Een belangrijk aandachtspunt is de werving van mbo-studenten en het bevorderen van de kwaliteit van de aansluiting op het mbo. In dit kader lopen er zes schakeltrajecten, waarvoor docenturen beschikbaar worden gesteld. • Het instituut is met het project “Beroepskolom Sport Groningen” beloond met de prijs: “Samenwerking in de beroepskolom” in het kader van de Nationale innovatieprijs Beroepsonderwijs 2007. • In de SSA-enquête 2006 scoort "aansluiting op de vooropleiding" bij SGM een 6,1 en bij SO een 5,8. In de opleidingsspecifieke rapportage Aansluitingsmonitor zijn de scores respectievelijk een 5,6 voor SGM en een 5,8 voor de ALO. Zoals al beschreven moeten studenten die instromen, wennen aan de andere manier van werken binnen het instituut. Met name de grote mate van vrijheid om je eigen leerweg samen te stellen, vinden zij in het begin moeilijk. • De competentiegerichte wijze, waarop het onderwijs is vormgegeven binnen het Instituut, verschilt voor de meeste studenten van die in hun vooropleiding. Studenten worden meer aangesproken en gecoacht als werkenden/medewerkers en in minder mate als studenten. Een groot beroep wordt gedaan op hun zelfstandigheid en het dragen van een eigen verantwoordelijkheid. Het panel vindt dit een respectabel streven, maar heeft op basis van de gesprekken met de studenten de indruk gekregen, dat de opleiding er te weinig aan doet om ervoor te zorgen dat studenten kunnen “omgaan” met de voor hen nieuwe didactische aanpak, waardoor het risico op uitval toeneemt. • Het panel komt voor de beide opleidingen, op basis van dit laatste argument tot het oordeel voldoende.
Facet 2.6
Duur
ALO: voldaan SGM: voldaan
Criterium - De opleidingen voldoen aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • De beide opleidingen ALO en SGM worden in een voltijdvariant aangeboden. De eerste twee semesters in het eerste gemeenschappelijke jaar omvatten 60 EC.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
29/69
De semesters 3 tot en met 6 omvatten samen 120 EC. 105 voor de Major Beroepsproducten en 15 EC voor het Keuzeprogramma. Semester 7 bestaat uit de minor of specialisatie met een omvang van 30 EC en in het achtste semester staan het afstudeertraject en de proeve van bekwaamheid van 30 EC geprogrammeerd. • De totale omvang van de beide opleidingen is 240 EC. Zij voldoen aldus qua omvang aan de eisen die worden gesteld aan een hbo-bacheloropleiding.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
ALO: goed SGM: goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Het onderwijs binnen het Instituut voor Sportstudies wordt gekenmerkt door competentiegericht leren en de integratie van kennis, vaardigheden en houdingen in betekenisvolle contexten. Het competentiegericht leren wordt in hoge mate gerealiseerd door het zogenoemd 'beroepsproductgericht leren'. De beroepsproducten maken de integratie van kennis, vaardigheden en beroepshouding zichtbaar en zijn daardoor beoordeelbaar. • Gekozen is voor een mix van onderwijs aanbiedingsvormen, namelijk probleemgestuurd onderwijs, projectonderwijs, virtueel leren en duaal onderwijs. Verondersteld wordt dat door hiermee zo goed mogelijk kan worden aangesloten bij verschillende leerstijlen van de studenten. Het panel is van oordeel dat de opleidingen hierdoor geen duidelijke “scope” hebben wat betreft het didactisch concept dat wordt gehanteerd, maar respecteert deze keuze. • In de beide opleidingen worden verschillende werkvormen gehanteerd, zoals hoorcolleges, werkcolleges, practica, trainingen en het werken in projecten. Daarnaast hebben de propedeuse en de majors van de beide opleidingen diverse sporteigen werkvormen/ onderwijsactiviteiten. In de propedeuse zijn dit een outdoor Ardennenweek, een sportstimuleringscongres, een watersportkamp en een internationale week. Voorbeelden van een eigen werkvorm voor ALO (SO) zijn de organisatie en begeleiding van zomerkampen voor kinderen uit de omgeving en theorieworkshops voor en door studenten. Voorbeelden voor SM zijn een simulatie lokaal sportbeleid en netwerkbijeenkomsten en een voorbeeld voor SG is de training en deelname aan een 1/8 triathlon, als geïntegreerde toepassing van het geleerde over personal coaching, training, voeding, gedragsverandering en instructievaardigheden. • Uit de blokenquêtes en afstuderendenonderzoek blijkt dat de studenten en de afgestudeerden de werkvormen vinden passen (gemiddeld score 6,5) bij de doelen. Zij beoordelen de werkvormen tevens als afwisselend (gemiddelde score 6,3). In het
30/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Keuzegids maatwerkrapport worden de werkvormen van de ALO gewaardeerd met een 7,1 en SGM met een 6,6.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
ALO: goed SGM: goed
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Het toetsbeleid van het instituut is gebaseerd op dat van de Hanzehogeschool en is beschreven in het document Toetsen: beleid en praktijk, Een praktische handleiding voor docenten, Instituut voor Sportstudies, januari 2005. • De toetscommissie heeft de verantwoordelijkheid en de taak om toe te zien op de kwaliteit van de toetsen. De examencommissie ziet toe op een goed verloop van examens, onder andere door examinatoren aan te wijzen. Ook houdt deze commissie zich bezig met het geven van vrijstellingen, het geven van toestemming voor extra herkansingen en het BSA. Tevens is de commissie bevoegd om bij constatering van fraude maatregelen te nemen. • De door de opleidingen gehanteerde toetsvormen zijn schriftelijke tentamens, kennistoetsen, theorietentamens, verslagen, portfolio's, assessments, presentaties, professionele producten, opdrachten en vaardigheidstoetsen. • Een belangrijke werk-, toetsvorm is het beroepsproduct bedoeld voor de stages/ leerwerkperiodes. Voor de beroepsproducten is een aantal beoordelingscriteria geformuleerd, aan de hand waarvan de docentbegeleider het beroepsproduct beoordeelt. Hierbij maakt hij gebruik van het advies van de opdrachtgever of de stage-/ leerwerkplekbegeleider. • Beoordelingscriteria voor de toetsen zijn voor de student inzichtelijk gemaakt en te vinden in de studiegidsen, de blokboeken, de semesterboeken, de stagehandleidingen, de afstudeerbrochures en de Blackboard courses. • Voor elke toets is éénmaal per jaar een herkansing. In het daarop volgende jaar kan een toets nogmaals worden herkanst. Het tentamenprotocol is opgenomen in het Studentenstatuut. • Feedback is een belangrijk principe binnen het instituut. Een doelstelling van de feedback is om een dialoog aan te gaan met de student over zijn leerproces. Het panel heeft van de studenten SGM en ALO tijdens de bezoekdag gehoord, dat de feedback daadwerkelijk een structureel onderdeel uitmaakt van de toetsingsprocedure. Er wordt altijd een inzagemoment georganiseerd. Studenten uit de beide opleidingen met wie het panel heeft gesproken, vonden de beoordelingscriteria helder.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
31/69
• Het panel vindt de beoordeling van producten van de majors SO en SG transparant. Bij de andere major van SGM, de major SM vindt het panel dit wat minder het geval. • In de notitie Visie, contouren en onderwijskader (Instituut voor Sportstudies, maart 2007) wordt ten aanzien van de toetsing van de afstudeeropdrachten gesteld, dat opdrachten geconstrueerd moeten worden vanuit het studentperspectief. Zelfsturing, zelftoetsing en het zelf betekenis geven aan de toetsing zijn hierbij van groot belang. De student schrijft in zijn plan van aanpak hoe hij de te bereiken eindkwalificaties wil aantonen. Hij legt zichzelf hierbij een aantal kwaliteitsnormen op. Uiteindelijk bepalen de afstudeerbegeleider en de tweede beoordelaar of de producten en kwaliteitseisen zijn gerealiseerd. Onderdelen van het afstudeertraject zijn de afstudeeropdracht en de proeve van bekwaamheid. Beoordelingscriteria van de afstudeeropdrachten zijn opgenomen in de afstudeerbrochures van de drie majors. Het format en de beoordelingscriteria verschillen per major. Elke major kan hier tot nu toe een eigen inkleuring aan geven. Vanaf volgend jaar zal gewerkt worden met één Afstudeerhandleiding voor de drie majors. Het panel vindt dit een goede ontwikkeling. • Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek een aantal toetsen, waaronder kennistoetsen en individuele en groepsproducten, bestudeerd en heeft vastgesteld dat de toetsvormen gevarieerd zijn en goed aansluiten bij de gehanteerde onderwijsvorm. De opdrachten en toetsen zijn van een goed niveau en kwalitatief in orde. • Uit de blokenquêtes blijkt dat de studenten in voldoende mate tevreden zijn over de wijze van toetsing. De score ligt rond de 6. Dit geldt eveneens voor de aansluiting van de toetsen op de bestudeerde stof. Ook de afgestudeerden zijn tevreden over de toetsing. Hun score ligt tussen de 6 en 7.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
ALO: goed SGM: goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Het Instituut voor Sportstudies heeft met het oog op het leerwerkconcept en de beroepsgerichtheid van het onderwijs als doelstelling, dat de helft van de docenten over recente werkveldervaring beschikt. Relevante praktijkervaring is dan ook een zwaarwegend criterium bij de werving van nieuw personeel. • Het panel heeft de cv’s van de docenten bestudeerd en concludeert dat de docenten in voldoende mate over praktijkervaring beschikken en dat het instituut de doelstelling
32/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
• • •
•
•
realiseert. Van de 14 propedeusedocenten van de beide opleidingen hebben er elf relevante praktijkervaring en zijn vier thans werkzaam in het werkveld. Van de major SO hebben er van de 29 docenten twintig relevante praktijkervaring en elf zijn werkzaam in het werkveld. Bij de major SM hebben van de twaalf docenten er negen relevante praktijkervaring en zijn er drie thans werkzaam in het werkveld. Bij de major SG van SGM hebben van de acht docenten zeven relevante praktijkervaring. Ook wordt door de opleidingen regelmatig gebruik gemaakt van gastdocenten uit het werkveld. Docenten onderhouden onder andere contact met de praktijk door de leerwerkbedrijven en de stageplaatsen van de studenten. Door de op handen zijnde deelname van een aantal docenten aan het lectoraat “Sportwetenschap” worden docenten in de gelegenheid gesteld om opdrachten uit het werkveld te verwerven en/of uit te voeren. Studenten zijn tevreden over de kennis van de docenten van de beroepspraktijk, zo blijkt uit stage-evaluatiegegevens: SO: score 7,8, SM: score 7,3 en SG: score 6,8 (derde jaar) en 7,1 (vierde jaar). Uit de gesprekken met de werkveldvertegenwoordigers, de alumni en de studenten is gebleken dat ook zij tevreden zijn over de kennis van de beroepspraktijk van de docenten.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
ALO: voldoende SGM: voldoende
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Het personeelsbeleid van het Instituut voor Sportstudies is vastgelegd in het Personeelsbeleid 2005-2008. De nota beschrijft de strategische keuzes ten aanzien van de ontwikkeling van het personeel, de opbouw van het personeelsbestand en de organisatie van het instituut. • De formatie wordt jaarlijks vastgesteld op basis van (meerjaren) studentenprognoses en de bekostiging. De verdeling van de formatieruimte vindt plaats aan de hand van binnen het instituut afgesproken sleutels. Het totale aantal fte is 71,2 fte. Het totaal aantal medewerkers is 112: 29 bij de major SO, 12 bij de major SM, 8 bij de major SG, 21 in de propedeuse (inclusief 7 instructeurs met een kleine aanstelling), 20 medewerkers OBP en 22 overig. De meeste medewerkers zijn in vaste dienst. • De Instituutsnorm voor de student-docent ratio is 30 :1. Deze norm wordt zowel in de gemeenschappelijke propedeuse als in de major SG overschreden. Hier is de studentdocent ratio respectievelijk 31,7: 1 en 32,7:1. Deze ratio is exclusief de inzet van
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
33/69
• •
•
•
•
personeel uit de categorie “overig”, die bestaat uit docenten/instructeurs voor het keuzeonderwijs/de leerwerkbedrijven (ca. 3 fte). Aldus is de student-docent ratio iets gunstiger dan 30 : 1. Het ziekteverzuim van het instituut was in 2006-2007 1,4%. De afgelopen jaren lag dit iets hoger, namelijk 2,3%. De streefnorm is 4% (Managementovereenkomst 2007-2008). Uit het onderzoek Waardering personeel (december 2005) blijkt dat 60% van de docenten de werkdruk acceptabel vindt en 40% vindt de werkdruk te hoog. Echter, 77% van de docenten beoordeelt de sfeer binnen het instituut als goed en 94% is tevreden over de sfeer binnen het team. Het panel heeft tijdens het bezoek de docenten naar hun mening over de werkdruk gevraagd. Docenten van de beide opleidingen erkenden de hoge werkdruk. De goede sfeer en de mogelijkheden tot zelfregulering zorgen ervoor dat het werkbaar blijft. Het College van Bestuur met wie het panel heeft gesproken, is van mening dat er sprake is van een behoorlijke prestatiecultuur binnen het instituut. Docenten willen een toonbeeld zijn voor de rest van Nederland, aldus het College. De in de afgelopen jaren ervaren hoge werkdruk kan volgens het management van het Instituut tevens verklaard worden door ingrijpende wijzigingen in het “competentiegebouw” en in het curriculum, de gestarte strategische dialoog, de voorbereiding op de visitatie/accreditatie en de verhuizing naar het nieuwe gebouw. De hoge student-docent ratio heeft volgens het panel tot op heden niet geleid tot klachten van studenten over de bereikbaarheid van de docenten, zo heeft het panel op basis van de gesprekken met de studenten vastgesteld. Uit de SSA-enquête 2006-2007 blijkt dat docenten voldoende bereikbaar zijn. De score is 6,5. Het panel komt op basis van de voor de propedeuse en de major SG van de opleiding SGM hoge student-docent ratio en de door de docenten van de beide opleidingen als hoog ervaren werkdruk voor de beide opleidingen tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
ALO: goed SGM: goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • De kaders voor het personeelsbeleid van het Instituut voor Sportstudies worden bepaald op het niveau van de hogeschool. De uitwerking ervan vindt plaats op instituutsniveau en is beschreven in de nota Personeelsbeleid 2005-2008. Onlangs is er op instituutsniveau een competentiematrix over de docenten opgesteld. • Een onderscheid voor de functie van de docent wordt gemaakt in instructeur, docent, hogeschooldocent en hogeschoolhoofddocent.
34/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
• De Hanzehogeschool benadert al haar medewerkers als innovatieprofessionals. Van de docenten van het Instituut voor Sportstudies wordt verwacht dat zij de rol van innovator, opdrachtgever, expert, coach vervullen en een inspiratiebron voor studenten zijn. • Docenten werken in multidisciplinaire teams en dienen samen vorm te geven aan de ontwikkeling van onderwijsblokken, integrale opdrachten en integratieve toetsen. • Uitgangspunt voor het HRM beleid is dat de leidinggevende en de medewerker samen verantwoordelijk zijn voor het geven van inhoud aan de kernaspecten van het HRMbeleid. De medewerker zelf is verantwoordelijk voor het behalen van resultaten, het ontwikkelen van competenties en zijn eigen employability. De HRM-gesprekscyclus vormt een belangrijk onderdeel van het HRM-beleid. Dit is een jaarlijkse cyclus, bestaande uit een functioneringgesprek, één of meer voortgangsgesprekken en een beoordelingsgesprek. In de functioneringsgesprekken worden afspraken gemaakt over te behalen resultaten en de ontwikkeling van de medewerker. Afspraken worden vastgelegd in het POP van de medewerker. Bij de beoordeling ligt het accent op de evaluatie en het waarderen van het wel of niet behaald hebben van de resultaten. Het panel heeft van de docenten gehoord dat de HRM gesprekscyclus goed functioneert. De docenten zijn er tevreden over. Er zijn voldoende mogelijkheden om wensen te ventileren en te realiseren. • Scholing en professionalisering van de docenten wordt onder andere gerealiseerd door samenwerking van docenten in teams en het regelmatig toepassen van duo-teaching. Verder organiseert het instituut jaarlijks studie- en leerwerkdagen en themabijeenkomsten. In de afgelopen periode hebben deze vooral in het teken gestaan van de Strategische dialoog, gericht op het verstrekken van de collectieve ambitie. Het panel heeft in het gesprek met de docenten geconstateerd, dat zij daadwerkelijk behoorlijk ambitieus zijn. • Teamleiders zijn in de afgelopen twee jaar getraind in managementvaardigheden, zoals bijvoorbeeld het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken. • Het instituut heeft een stafmedewerker professionalisering en een stafmedewerker, die zich bezighoudt met de introductie en begeleiding van nieuwe docenten. In dit kader zijn er intervisietrajecten en is er een leergang “de coachende docent”. Voorbeelden van externe scholingsacitiviteiten zijn de Postgraduate Sportbusiness en de cursus Pedagogisch Didactische Bekwaamheden. • Uit de cv’s van de docenten blijkt dat zij voldoende zijn toegerust om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen, zowel op inhoudelijk, onderwijskundig als organisatorisch terrein, zo heeft het panel vastgesteld (zie ook facet 3.1). • Van de in totaal 29 docenten van de major SO zijn er acht academisch opgeleid. Eén van hen is gepromoveerd. Van de twaalf docenten bij de major SM zijn er vijf academisch geschoold. Eén docent is bezig aan een promotie en drie docenten zijn bezig met een universitaire master. Van de acht docenten van de major SG zijn er vijf academisch opgeleid. Eén docent is bezig met een promotie. Van de veertien propedeuse docenten zijn twee docenten academisch opgeleid en twee docenten zijn bezig met een universitaire master. • De studenten van de beide opleidingen met wie het panel heeft gesproken, toonden zich tevreden over de kwaliteit van de docenten. Dit geldt zowel voor hun vakinhoudelijke als
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
35/69
hun didactische deskundigheid. Studenten ALO zijn iets meer tevreden (gemiddelde score 7,2) dan de studenten SGM (gemiddelde score 6,7). Tevredenheid van studenten over de docenten blijkt eveneens uit de resultaten van de Keuzegids 2006. Ook afgestudeerden zijn tevreden over de kwaliteit van de docenten, zo laat de Afstuderendenenquête 20062007 zien. Ook bij hen scoort ALO hoger dan SGM (ALO 7,5, SM scoort 6,5 en SG scoort 6,8). Tot slot: ook de werkveldvertegenwoordigers en de alumni van de beide opleidingen met wie het panel heeft gesproken, toonden zich tevreden over de kwaliteit van de docenten.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
ALO: goed SGM: goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Het Instituut voor Sportstudies is begin 2008 naar een nieuwe locatie verhuisd op de campus van het Zernike Science Park in Groningen. • De huisvesting en de voorzieningen vallen onder de hogeschoolkaders en -richtlijnen. Toekenning ervan is gebaseerd op het aantal gebruikers. En voor de sportopleidingen zijn deze, gelet op de bijzondere eisen van de opleidingen anders berekend. • In het nieuwe complex zijn diverse sportvoorzieningen aanwezig, zoals een service- en sportboulevard, twee gymzalen (een turn- en danszaal), een sporthal (ook als twee gymzalen of als auditorium te gebruiken), een 25-meter zwembad en een sportgezondheidscentrum. De sporthal, het zwembad, de gymzaal, het inspanningslab en het sportgezondheidscentrum beschikken over apparatuur met betrekking tot bewegingsanalyse, fysiologische tests (inspanningslab) en apparatuur om te trainen en te meten (sportgezondheidscentrum). • Dichtbij het complex zijn sportvelden en een atletiekaccommodatie van het universitair sportcentrum aanwezig, die door het instituut gebruikt mogen worden. Het instituut streeft ernaar om het nieuwe complex ook een bredere maatschappelijke functie te geven. • In het complex zal in de nabije toekomst in totaal 260 m2 beschikbaar zijn voor theorieonderwijs: vier lokalen voor elk ruim dertig studenten, een auditorium voor 175 personen en flexibele werkruimtes voor de docententeams. Tijdens het bezoek waren de theorieruimtes nog niet klaar.
36/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
• In een ander gebouw op het terrein is een studielandschap met 94 werkplekken voor studenten beschikbaar en ook een mediatheek met diverse werkplekken met inplugpunten voor laptops. In het gebouw van de opleidingen zelf is een draadloos internet aanwezig en is er 1 computer per 12 studenten en 1 inplugpunt per 6 studenten. • Het in het gebouw aanwezige Sportsfieldslab functioneert als kennisinstelling en is geschikt voor onderzoek- en onderwijsgerelateerd praktijkgericht onderzoek. In dit kader werkt het instituut via het lectoraat samen met het UMCG en de RUG. • Zowel docenten als studenten hebben de beschikking over de centrale Hanzemediatheek. Deze bevat uitgebreide en geactualiseerde collecties aan boeken, tijdschriften, dia's en videobanden, zo heeft het panel tijdens de rondleiding vastgesteld. • Literatuur die voor projectonderwijs veelvuldig gebruikt wordt, is in meerdere exemplaren aanwezig. De mediatheek is overdag, in de avonduren en op zaterdag open. • Evaluatieresultaten over de voorzieningen laten tevredenheid van studenten zien. De SSA-enquête 2006 geeft voor de ALO de score van 7,1 en SGM scoort 6,8. Deze scores hebben echter betrekking op de voorzieningen in de oude locatie. • De studenten van de beide opleidingen, met wie het panel heeft gesproken, toonden zich in hoge mate tevreden over de voorzieningen. Zij missen echter een mediatheek in hun eigen gebouw, al zien sommigen wel het voordeel van een gezamenlijke HG mediatheek: een breder aanbod van boeken. Stilte werkplekken zijn er volgens de studenten niet genoeg in de mediatheek. • Het panel is onder de indruk geraakt van het nieuwe gebouw en de daarin aanwezige sportfaciliteiten, dat ten tijde van het bezoek nog niet klaar was en nog officieel moet worden geopend.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
ALO: voldoende SGM: voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Ten aanzien van de studiebegeleiding maakt het instituut een onderscheid tussen korte en lange termijn begeleiding. Korte termijn begeleiding behelst de begeleiding van studenten, bij zowel het tot stand brengen van de product, als het proces. • De lange termijn begeleiding, de zogenoemde StudieLoopbaanBegeleiding (SLB) heeft betrekking op de begeleiding van studenten bij de ontwikkeling van hun leer- en employability competenties. Idealiter wordt de SLB verzorgd door drie begeleiders, één in de propedeuse, één in de semesters 3, 4 en 5 en één in de semesters 6, 7 en 8, de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
37/69
•
• •
•
•
•
• • •
afstudeerfase. De major SO wijkt hiervan af. Hier verzorgen kleine werkveldteams de SLB. Het portfolio is gedurende de hele opleiding en belangrijk middel in de studieloopbaanbegeleiding Naast de SLB kunnen studenten zich voor begeleiding wenden tot studieadviseurs en studentendecanen. Bij de studieadviseur kunnen studenten terecht met vragen over keuzemogelijkheden, examenregelingen en bijzondere omstandigheden in relatie tot studiecontracten (bijvoorbeeld topsport). Bij de studentendecaan kunnen studenten terecht met problemen in hun studie of privé. Ook biedt het decanaat diverse cursussen, zoals taalcursussen voor anderstaligen, een sollicitatietraining of studieplanning. Een lid van het expertisecentrum van het Instituut is belast met de taak om SLB’ers te coachen en te trainen. Uit de blokenquêtes blijkt dat studenten de persoonlijke dienstverlening in de begeleiding waarderen met een score rond de 6,5. De SSA-enquête 2006 laat met betrekking tot de studiebegeleiding scores zien tussen de 6 en 7. Een score die opvalt in de Studentenevaluatie stages/leerwerkplekken van de studenten van de major SG is de onvrede over de begeleiding bij het opstellen van stage- en praktijkdoelen: score 4,9. Uit het gesprek met het panel komt de wens naar meer begeleiding bij de stage naar voren. ALO studenten gaven in gesprekken met het panel aan, dat de SLB’ers wat meer geschoold zouden kunnen worden in het coachen in competentiegericht onderwijs. Verder merkten deze studenten op dat ze in het eerste jaar één SLB’er hebben, maar in de daarop volgende jaren per semester een andere. Een aantal van hen vindt dit een voordeel. Immers, een andere SLB’er let weer op andere dingen. Op grond van de hogeschoolbrede evaluatie, waaruit kan worden geconcludeerd dat de SLB is onderschat, is een werkgroep in het leven geroepen, die bestaat uit enkele deans, teamleiders, coördinatoren SLB en sleutelfiguren rondde SLB. De werkgroep heeft gebruik gemaakt van expertise van het Instituut op dit terrein. De ALO studenten vinden de voorbereiding op afstuderen goed. Volgens de SGM studenten zijn docenten niet altijd voldoende op de hoogte indien er problemen in de stage zijn. De alumni en de werkvelddeskundigen onderkenden dit punt. In het verleden werd teveel gelet op het product en te weinig op de procedure, aldus de werkvelddeskundigen. Hier wordt thans vanuit de opleiding volgens hen beter op gelet. De Hanzehogeschool en het Instituut voor Sportstudies werken voor de informatievoorziening met een elektronische leeromgeving (HELO): Blackboard voor onderwijsinhoudelijk en organisatorische zaken, ProgRESS voor de registratie van de studievoortgang en de Digitale Onderwijs Planner (DOP) voor het plannen van het onderwijs. Belangrijke informatie wordt naast Blackboard ook via e-mail en/of via papier tijdens bijeenkomsten naar studenten gecommuniceerd. Het instituut heeft tevens een frontoffice voor vragen van studenten. Aanvullende informatie over de blokken en de inhoud ervan is ook te vinden in de themamappen en de studiegidsen. Dit geldt ook voor informatie over de leerwerkplekken. Voor informatie over stageplaatsen kunnen studenten terecht bij het stagebureau. Informatie over de stages is verder te vinden in de studiegidsen en op
38/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Blackboard. Tevens zijn stagehandleidingen beschikbaar. Informatie over de afstudeerprojecten is te vinden in de Afstudeerhandleidingen. • Tevredenheid over informatie betreffende roosters en toetsuitslagen scoort in de SSA-enquête 2006-2007 rond de 6. Weinig verschillen in scores zijn er tussen de ALO en de SGM studenten. • Vanwege de opmerkingen van de ALO en SGM studenten over de stagebegeleiding en de behoefte aan beter getrainde SLB’ers komt het panel voor de beide opleidingen tot het oordeel voldoende op dit facet.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
ALO: goed SGM: goed
Criterium - De opleidingen worden periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • In het Instituut voor Sportstudies wordt met de kwaliteitszorg aangesloten bij de HG-besturingscyclus (HG-kader Kwaliteitszorg, versie 1,2, november 2007). De basis ervan is gelegen in het EFQM-model en de PDCA-cyclus. Het instituut heeft het systeem van kwaliteitszorg beschreven in het document Systeem van Kwaliteitszorg, Instituut voor sportstudies, oktober 2006. Het document bevat een groot aantal zelfdiagnosevragen, die zijn gebaseerd op de indeling van het NVAO kader. Tevens wordt een “routing” voor de uitkomsten van de evaluaties beschreven. • Vanuit de hogeschool wordt gestreefd naar EFQM fase 3, de systeemgeoriënteerde onderwijsorganisatie. In het verlengde van het HG-strategisch plan wordt op instituutsniveau het School Strategisch Plan (SSP) opgesteld. En hiervan worden Schooljaarplannen (SJP) en managementovereenkomsten met teamleiders afgeleid en worden Teamactiviteitenplannen (TAP's) opgesteld. • In het SSP, het SJP en in de Managementovereenkomst is een groot aantal prestatieindicatoren opgenomen, die beschreven zijn in het Managementdashboard. In het SJP worden de jaardoelen vastgesteld in relatie tot de EFQM-waarderings- en resultaatgebieden (gebied 6 tot en met 9) en worden de bij de doelen behorende prestatie-indicatoren, de huidige waarden en de streefwaarden in tabellen opgenomen. In het zelfevaluatierapport is een voorbeeld van een meetplan opgenomen. Achter elk doel staat het EFQM-resultaatgebied vermeld. Een voorbeeld hieruit betreft het doel: aansluiting vooropleiding (de tevredenheid van propedeusestudenten met als resultaatgebied 6).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
39/69
• Twee jaar voor het accreditatietraject wordt op opleidingsniveau een interne EFQM-audit gehouden. De resultaten ervan geven het instituut inzicht in de stand van zaken en dienen als voorbereiding op het accreditatietraject. • In het SJP wordt jaarlijks verslag gedaan van de kwaliteitszorgactiviteiten van het voorgaande jaar. In de Blackboardcourse Kwaliteitszorg Instituut voor Sportstudie worden alle resultaten van de evaluaties, de relevante documenten, de plannen en rapportages geplaatst, zodat deze door zowel de docenten als de studenten gelezen kunnen worden. • Evaluaties die in het Instituut voor Sportstudies worden afgenomen in het kader van de kwaliteitszorg zijn de volgende. Voor studenten: de Aansluitingsmonitor (met vijf andere hogescholen in Noordoost-Nederland), de blokevaluaties (viermaal per jaar), de programma-evaluaties, die worden uitgevoerd door docenten en de evaluatie van toetsen en tentamens. De resultaten hiervan worden geanalyseerd door de toetscommissie. Andere metingen onder studenten zijn de jaarlijkse studentenenquête van de hogeschool (de SSA-enquête), de stageevaluaties en de Keuzegids. Afgestudeerden worden bevraagd met behulp van de HBO-Monitor en het Afstuderendenonderzoek. Ook studiestakers worden bevraagd met behulp van een enquête. Onder het personeel wordt eens per twee jaar een Personeelstevredenheidonderzoek uitgevoerd. Eens per drie jaar vindt een Werkgeversonderzoek plaats. • Daarnaast zij de Strategische Adviesraad en de Werkveldadviescommissies van de drie majors betrokken bij de kwaliteitszorg door regelmatig bij elkaar te komen. De Werkveldadviescommissies komen minimaal twee maal per jaar bij elkaar en de Strategische Adviesraad minstens éénmaal per jaar. • Na de vorige visitatie is in 2001 een kwaliteitszorgmedewerker aangesteld. • Het panel heeft onder andere naar aanleiding van het gesprek met het management vastgesteld, dat er veel wordt geëvalueerd. De in het algemeen wat lage respons op de enquêtes zou hiervan volgens het panel het gevolg kunnen zijn. Het management heeft het panel laten weten dit haar aandacht heeft.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
ALO: goed SGM: goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Het Instituut voor Sportstudies heeft in het document Systeem van Kwaliteitszorg (oktober 2006) de “routing” voor de verschillende evaluatieinstrumenten uitgewerkt. Volgens deze “routing” zijn de uitkomsten van de evaluaties een vast agendapunt van
40/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
•
•
•
•
•
het tweewekelijks overleg tussen de dean, de teamleiders en de medewerkers kwaliteitszorg en onderwijsontwikkeling. Elk SJP start met een uitgebreide analyse van de resultaten van het voorgaande jaar. Verbeteringen worden zowel kortcyclisch, als langcyclisch gepland en doorgevoerd. Met uitzondering van kortcyclische verbeteringen worden verbetermaatregelen vastgelegd in het SJP en/of in het teamactiviteitenplan. Thans zijn de belangrijkste aandachtspunten: samenhang en prioritering binnen de curricula (in doelen, in resultaten, in projecten, in documenten, in verbeteracties en plannen) en de borging van de inbreng van medewerkers, studenten en werkveld. De resultaten en de te nemen verbetermaatregelen worden ook besproken in de voor de beide opleidingen gezamenlijke opleidingscommissie, die maandelijks bij elkaar komt, samen met de Medezeggenschapsraad. Het panel heeft notulen van bijeenkomsten van de opleidingscommissie ingezien. In het zelfevaluatierapport wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de verbeteracties naar aanleiding van de vorige visitatie. Een voorbeeld hiervan is, dat de kwalificatieprofielen van de beide opleidingen zijn bijgesteld en indien van toepassing op elkaar afgestemd. Een voorbeeld voor de ALO opleiding is dat het aantal uren voor sportvaardigheden drastisch is uitgebreid en SGM is na de vorige visitatie opgedeeld in twee majors: Sportmanagement (SM) en Sportgezondheid (SG). Dit biedt SM meer mogelijkheden om aan te sluiten bij de landelijke en internationale Sportmanagementopleidingen, terwijl SG zich kan richten op een toenemende aandacht voor een gezonde leefstijl en de maatschappelijke waarden van sport en bewegen. Een voorbeeld van een algemene verbetermaatregel, die is genomen naar aanleiding van evaluatieresultaten is, dat thans in de beoordelingen niet meer wordt gewerkt met voldoende of onvoldoende, maar met cijfers. De studenten zijn tevreden over de verbeteringen, die worden doorgevoerd naar aanleiding van de evaluatieresultaten (score tussen de 6 en 7 op een tienpuntsschaal). Studenten gaven in de gesprekken met het panel aan, dat zij een terugkoppeling ontvangen naar aanleiding van evaluatieresultaten. Uit de Afstuderendenenquête 2006-2007 blijkt dat het gebruik van oordelen van studenten voor de verbetering van het onderwijs voor SO 6,6 scoort, voor SM is dit 6,3 en voor SG 6,7.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
ALO: goed SGM: goed
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
41/69
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Zoals al beschreven bij facet 5.1 en facet 5.2 zijn de studenten, de medewerkers, de alumni en het afnemende beroepenveld op formele en informele wijze betrokken bij de kwaliteitszorg van het instituut. Studenten participeren door deelname aan de Aansluitingsmonitor (met vijf andere hogescholen in Noordoost-Nederland), de blokevaluaties (viermaal per jaar), de programma-evaluaties, de jaarlijkse studentenenquête van de hogeschool (de SSA-enquête), de stage-evaluaties en de Keuzegids. Afgestudeerden worden bevraagd met behulp van de HBO-Monitor en het afstuderendenonderzoek. Studiestakers worden bevraagd met behulp van een enquête. En onder het personeel wordt eens per twee jaar een personeelstevredenheidonderzoek uitgevoerd. Onder werkgevers wordt eens per drie jaar een werkgeversonderzoek uitgevoerd. • De Strategische Adviesraad en de Werkveldadviescommissies van de drie majors zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door regelmatig bij elkaar te komen. • Daarnaast biedt het instituut verschillende stakeholders de mogelijkheid om te participeren in de kwaliteitszorg door deelname aan een aantal overlegorganen, zoals de SMR, de OC, teamvergaderingen, bijeenkomsten in het kader van de Strategische dialoog, koersteam, studie- en leerwerkdagen, projectgroepen en ontwikkelteams. Bij facet 5.1 werd al vermeld dat de OC een tamelijk informele rol speelt in de kwaliteitszorg. • Er is een hogeschool breed alumnibureau. SM en SG hebben een eigen alumnivereniging. • Alle drie de majors hebben een eigen werkveldadviescommissie. In deze commissies worden curriculum- en werkveldontwikkelingen besproken. Vanaf het studiejaar 2007-2008 heeft de major SG naast de werkveldadviescommissie een junior werkveldadviescommissie, die bestaat uit zes recent afgestudeerden. • Tot op heden is het management van het Instituut nog niet tevreden over de wijze waarop studenten betrokken zijn bij de kwaliteitszorg. Met name de terugkoppeling van de resultaten verloopt nog niet optimaal. Studenten hebben het panel echter laten weten dat ze goed betrokken worden bij de kwaliteitszorg, alhoewel zij zich, evenals de docenten enigszins enquêtemoe toonden. Ook de alumni en de werkveldvertegenwoordigers van de beide opleidingen zijn in voldoende mate betrokken bij de opleidingen, zo hebben zij het panel laten weten.
42/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
ALO: voldoende SGM: voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ALO en SGM • Om in de drie majors te kunnen deelnemen aan het afstudeertraject en de proeve van bekwaamheid moeten studenten aan twee voorwaarden voldoen: minimaal 180 EC hebben behaald en alle competenties van de major hebben verworven. Tevens dienen studenten een projectplan te hebben geschreven, dat is goedgekeurd door de begeleider. • Op instituutsniveau is de Algemene afstudeerbrochure HIS, 2007-2008 beschikbaar, waarin zaken staan beschreven als: het doel en de opzet van het vierde jaar, het afstudeertraject en de proeve van bekwaamheid, de voorwaarden en het tijdpad van afstuderen , de voorwaarden en de begeleiding. Daarnaast hebben de drie majors elk een eigen Afstudeerhandleiding (zie ook facet 2.8). Hierin zijn beschreven richtlijnen, vormeisen en beoordelingscriteria, evenals de weging van de onderdelen. • Het afstudeertraject wordt in principe individueel uitgevoerd en moet op niveau D zijn. In het traject dient de student aan te tonen, dat hij competent is ofwel over de vereiste kwalificaties beschikt en aan de door hemzelf geformuleerde kwaliteitsnormen voldoet. Naast het afstudeerverslag moet de student een persoonlijk leerverslag schrijven, waarin hij de competentiescan en de bewijslast voor de beschreven competenties heeft opgenomen. • Bij het afstudeertraject zijn een eerste en tweede begeleider vanuit de opleiding betrokken en een externe begeleider of opdrachtgever. De rollen en taken zijn beschreven in het document Rollen en taken afstudeerbegeleiding (19 mei 2006). • Afstudeerprojecten zijn bijna altijd gebaseerd op opdrachten uit de praktijk. Bruikbaarheid voor de praktijk is een onderdeel van de beoordeling. Hierdoor wordt de actualiteit van de thema’s gewaarborgd. • Terwijl in de afstudeerprojecten de nadruk ook ligt op de competenties, die de student nog moet behalen, dienen in de proeve van bekwaamheid alle eindcompetenties aan de orde te komen en behaald te worden. Deze proeve bestaat uit een presentatie door de student en een bevraging door twee examinatoren. De input voor de proeve bestaat uit de afstudeerscriptie en het portfolio. De beoordelingscriteria zijn gebaseerd op de hbokwalificaties, met een accent op de brede sportprofessional en internationalisering. • Het panel heeft voorafgaand aan het bezoek van elke opleiding tien scripties bestudeerd. Het panel stelt vast dat de meeste scripties een goede structuur en opbouw
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
43/69
•
•
•
•
hebben. Ook de leesbaarheid is in orde. Een kanttekening van het panel is, dat theorie niet altijd op de juiste wijze en in voldoende mate wordt gebruikt. Wat betreft de beoordelingen van de scripties, is het panel van mening dat deze aan de hoge kant zijn. Het panel concludeert dat ondanks de opmerkingen, de scripties van de beide opleidingen voldoen aan het hbo-niveau. Uit werkgeversonderzoek blijkt dat zowel de werkgevers van ALO als van SGM tevreden zijn over de kwalificaties van de afgestudeerden. Wat betreft de tien hbo-kwalificaties is 88% van de werkgevers van oordeel dat de afgestudeerden precies goed of nog iets beter dan dat zijn toegerust. Uit de cijfers van de HBO-Monitor 2006 blijkt dat de score voor ALO op 7,3 ligt en voor SGM op 5,8. Uit het Afstuderendenonderzoek 2006-2007 blijkt dat SM afgestudeerden 5,8 scoren op het hbo-niveau, SG scoort 5,7 en SO 6,7. De relatief lage score van SM en SG verklaart de opleiding SGM door de sterke nadruk die in het recente verleden lag op de uitvoeringspraktijk. Uit de gesprekken van het panel met de werkveldvertegenwoordigers en de alumni van de beide opleidingen is gebleken, dat zij tevreden zijn over de startkwalificaties van de afgestudeerden. Het gerealiseerde niveau is ruim voldoende. Met name afgestudeerden van de opleiding ALO zijn breed inzetbaar. Afgestudeerden van de major SG zijn goed in het ontwikkelen van programma’s en het schrijven van projectplannen. Vanwege hun pionierskarakter kan er vaak sprake zijn van een win-win situatie, aldus de werkveldvertegenwoordigers. De werkveldvertegenwoordigers van de afgestudeerden van de major SM vragen meer aandacht voor kennis van financiële zaken. Vanwege de kanttekeningen ten aanzien van de afstudeerproducten van zowel de opleiding ALO als SGM, komt het panel voor de beide opleidingen tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
ALO: voldoende SGM: voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De beide opleidingen gebruiken prestatie-indicatoren en streefcijfers op basis van de doelen van het HG strategisch plan Focus 2010. Deze zijn aangevuld met kengetallen ten behoeve van OC&W en de NVAO. De streefcijfers worden jaarlijks bijgesteld op basis van de behaalde resultaten. • De streefcijfers zijn vastgelegd in het Managementcontract, dat de dean van het instituut heeft afgesloten met het College van Bestuur. De streefcijfers zijn vastgelegd in het SJP 2007-2008.
44/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
• Het instituutsbrede streefcijfer voor de gemiddelde inschrijfduur voor afgestudeerden is 54 maanden, voor studiestakers 24 maanden en voor uitvallers uit de propedeuse 9 maanden. Het panel vindt het streefcijfer voor studiestakers niet erg ambitieus. Streefcijfers voor uitval zijn maximaal 30% uitval in het eerste jaar, maximaal 10% in het tweede jaar en maximaal 5% in het derde jaar. • Het streefcijfer voor het propedeuserendement na 1 jaar is 25% en cijfer voor het diplomarendement na 5 jaar 50%. • Op instituutsniveau wordt een aantal maatregelen uitgevoerd om het onderwijsrendement te optimaliseren, bijvoorbeeld het instroomassessment. Dit kan leiden tot een rechtstreekse toelating tot de hoofdfase (zie ook facet 2.5). Andere maatregelen zijn de aanscherping van deelnameverplichtingen aan de lessen en instapvoorwaarden voor afstudeertrajecten en een permanent onderzoek naar redenen om met de studie te stoppen. ALO • De gemiddelde studieduur van studiestakers van de opleiding ALO toont de afgelopen jaren een lichte stijging: van 16,5 maanden voor cohort 2000-2001 tot 19,2 maanden voor cohort 2005-2006. Ondanks deze stijging geldt, dat de gemiddelde studieduur van studiestakers voor de beide cohorten binnen de streefnorm van 24 maanden valt. • Cijfers over de uitval van ALO-studenten in het 1ste en 3de jaar laten zien, dat de deze nogal verschillen per cohort. Zo is van cohort 2000-2001 na 1 jaar 32,3% gestopt met de studie, na 3 jaar was dit 49,7%. Van cohort 2003-2004 was na 1 jaar 39,9% gestopt met de studie, na 3 jaar was dit 56,0%. Van de cohorten 2004-2005 en 2005-2006 was na 1 jaar respectievelijk 17,3% en 37,8% van de studenten gestopt met de studie. Het panel concludeert dat de streefnormen voor de uitval in het 1ste en 3de jaar lang niet altijd worden gerealiseerd. • Het gerealiseerde propedeuserendement van het cohort 2006-2007 na 1 jaar is 17%. Dit voldoet niet aan de streefnorm van 25%. • Van cohort 2000-2001 was 46,6% na 5 jaar afgestudeerd. Van cohort 2001-2002 was dit 50,2%. Dit cohort voldoet aldus aan het streefrendement van 50% na 5 jaar. • Bij SO worden individuele contracten afgesloten met studenten die vertraging dreigen op te lopen. SGM • De gemiddelde studieduur van studiestakers bij SGM laat de afgelopen jaren een stijging zien: van 14,8 maanden voor cohort 2000-2001 tot 21 maanden voor cohort 2005-2006. De gemiddelde studieduur valt nog binnen de streefnorm van 24 maanden. • De streefnorm voor het propedeuserendement na 1 jaar is 25%. Het gerealiseerde rendement van cohort 2006-2007 was na 1 jaar is 17%. Aldus wordt de streefnorm niet gerealiseerd. • Wat betreft de uitval in het 1ste en 3de jaar bij de opleiding SGM is evenals bij de opleiding ALO sprake van een fluctuatie. Van cohort 2000-2001 was na 1 jaar 16,8% gestopt met de studie, na 3 jaar was dit 28,4%. Van cohort 2003-2004 was 41% na 1 jaar gestopt met de studie en na 3 jaar was dit 62,7%. Van de cohorten 2004-2005 en
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
45/69
2005-2006 was na 1 jaar respectievelijk 26,9% en 26,2% gestopt met de studie. Uitgezonderd cohort 2003-2004 voldoet de opleiding SGM aan de streefcijfers voor het 1ste en het 3de jaar. • Van cohort 2000-2001 was 61,1% na vijf jaar afgestudeerd. Van cohort 2001-2002 was dit 70,4%. Hiermee voldoet de opleiding aan de streefnorm voor het diplomarendement van 50% na vijf jaar. ALO en SGM • Voor de beide opleidingen kan worden geconcludeerd, dat er verschillen zijn tussen de cohorten wat betreft de studieduur, het gerealiseerde propedeuse-, het diplomarendement en de uitval. De opleiding SGM heeft minder uitval dan de opleiding ALO. Ook de rendementen van de opleiding SGM zijn wat hoger dan die van de opleiding ALO. • De in de Managementovereenkomst 2007-2008 geformuleerde streefnormen worden niet altijd gehaald. Het panel komt op basis van deze constatering voor de beide opleidingen tot het oordeel voldoende op dit facet.
46/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
47/69
Bijlage 1:
48/69
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
49/69
50/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
51/69
52/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
53/69
54/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Visitatie van de opleidingen: Academie Lichamelijke Oefening Sport, Gezondheid en Management
(ALO) (SGM
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer J.R. Koopmans
Panellid: De heer D.M. Meuken
X
Panellid NQA: Mevrouw drs. M.E. Voorthuis
Panellid: De heer drs. C.A. van Loon
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw M.C. Peters
Panellid: De heer prof.dr. P.M.E de Knop
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
X
NB: Alle panelleden hebben de onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer prof.dr. P.M.E de Knop Panellid de heer De Knop is ingezet vanwege zijn onderwijsdeskundigheid alsmede vanwege zijn vakdeskundigheid op het gebied van sport, gezondheid en management. De heer De Knop heeft onderwijservaring vanaf 1976 en hij was voorzitter van de visitatiecommissie Lichamelijke Opvoeding, Sport, Beweging en Management in 2002. Voor deze visitatie is de heer De Knop aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
55/69
Opleiding: 1976 1983
Licentiaat LO Doctoraat LO Master sportmanagement
Werkervaring: 1976 – nu 1997 – nu 1999 – nu 2003 – nu
Universiteit Brussel Universiteit Tilburg Voorzitter RvB Blaso Voorzitter Gemeenschapsonderwijs Vlaanderen
Panellid domein de heer drs. C.A. van Loon De heer Van Loon is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van sportmanagement en vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. Hij beschikt over relevante domeindeskundigheid, is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen en is vertrouwd met lesgeven, beoordeling en toetsing op minstens het niveau van de te beoordelen opleiding op de gebieden sport, gezondheid en management en sportmanagement. Door zijn werkervaring als leraar economie beschikt de heer Van Loon bovendien over onderwijsdeskundigheid. Voor deze visitatie is de heer van Loon individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1961 – 1967 1967 – 1977 1994 – 1995 2005 – 2006 2007 – 2010
HBS–A Willem van Oranje College Waalwijk Economische wetenschappen Katholieke Hogeschool Tilburg Postacademische Opleiding Sportmanagement Groningen Opleiding Coaching Nieuwe Dimensies Eemnes Opleiding Core –Energetisch therapeut Core Energetic Institute New York
Werkervaring: 1973 – 1975 Leraar Economie ’s-Hertogenbosch en Nijmegen 1976 – 1989 Consulent sportzaken, bureaucoördinator en wnd. directeur Gelderse Sport federatie 1989 – 1999 Hoofd afdeling Sport & Recreatie gemeente Nijmegen 1999 – 2005 Senior consultant Marktplan Adviesgroep Bussum 2005 – heden Zelfstandig ondernemer
Panellid de heer D.M. Meuken De heer Meuken is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid en zijn domeindeskundigheid, daarnaast beschikt de heer Meuken over auditervaring. Hij is 1e graads bevoegd leerkracht LO en onderwijskundige en heeft 12 jaar werkervaring in het werkveld sport, bewegen en onderwijs in diverse functies, waaronder beleidsmedewerker sport, sportevenementenorganisator, HBO docent sport, vertegenwoordiger in diverse adviescommissies van HBO opleidingen in het werkveld sport en bewegen. Hij was betrokken bij de ontwikkeling van de kwalificatiestructuur sport en bewegen in het MBO en tevens bij de ontwikkeling van nagenoeg alle beroepscompetentieprofielen in het domein sport en bewegen in Nederland. Voor deze visitatie is de heer Meuken aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
56/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Opleiding: 1982 – 1989 1989 – 1993 1993 – 1994 1994 – 1996
Atheneum, Aletta Jacobs Scholengemeenschap te Hoogezand ALO, Rijkshogeschool Groningen Propedeuse pedagogiek Rijksuniversiteit Groningen Onderwijskunde, Rijksuniversiteit Groningen (niet afgerond)
Werkervaring: 1995 – 1998 1998 – 1999 1999 – 2001 1996 – 1998 2001 – heden
Beleidsmedewerker, Judo Bond Nederland Interim directeur, Judo Bond Nederland Coördinator Breedtesport, Judo Bond Nederland Docent, Fontys Sporthogeschool Programmamanager NOC*NSF
Diversen: • Opdrachtgever arbeidsmarktonderzoek voor de sportsector • Opdrachtgever Academie voor Sportkader (samenwerkingverband 15 sportbonden op het terrein van innovaties in sportopleidingen) • Diverse artikelen gepubliceerd op het terrein van sportopleidingen, professionalisering, vrijwilligerswerk in de sport, EVC in de sport • Lid werkgroep European Coaching Council en medeontwikkelaar van Europese kwalificatiestructuur voor trainers en coaches in de sport (gebaseerd op de EQF); • Vertegenwoordiger in diverse werkveldadviescommissies van HBO opleidingen in werkveld sport en bewegen (nu nog Hogeschool van Amsterdam en Fontys sporthogeschool in verleden ook Haagse Hogeschool en Hogeschool Windesheim); • Betrokken bij of opdrachtgever van de ontwikkeling van nagenoeg alle beroepscompetentieprofielen in het domein sport en bewegen in Nederland • Betrokken bij ontwikkeling competentiegerichte kwalificatiestructuur sport en bewegen in MBO.
Panellid student mevrouw M.C. Peters Mevrouw Peters is ingezet als studentpanellid. Zij is vierdejaarsstudent aan de lerarenopleiding lichamelijke opvoeding van een andere hogeschool. Naast haar studie is zij counselor van eerstejaars studenten, lid van de kennismakingscommissie en het bestuur van de studentenvereniging. Mevrouw Peters is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Zij heeft studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen tot leraar lichamelijke opvoeding. Voor deze visitatie is mevrouw Peters aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1997 – 2003 VWO 2003 – heden Lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding Werkervaring: 2003 – 2008 2004 – 2007 2004 – 2007 2004 – 2005 2006 – 2007
Diverse stages in B.O. en V.O. Coaching/training bij basketbalclub Werk bij fitnesscentrum op Windesheim Basketbaltrainingen verzorgen op Windesheim Bestuur studentenvereniging
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
57/69
Panellid NQA mevrouw drs. M.E. Voorthuis Mevrouw Voorthuis beschikt zowel door haar opleiding als door haar werk over een brede onderwijskundige kennis van en ervaring met het onderwijs. Zij heeft een groot aantal jaren gewerkt als senioradviseur en -onderzoeker op het terrein van met name het hoger onderwijs en de bve sector en hierover gepubliceerd. Voor het hoger onderwijs voerde zij een groot aantal onderzoeken en adviestrajecten uit. Deze hadden onder andere betrekking op de implementatie en evaluatie van tal van onderwijskundige vernieuwingen, alsook op kwaliteitszorg. Andere terreinen waarop zij onderzoek deed en adviestrajecten uitvoerde zijn studiebegeleiding en studieloopbanen, studiekeuzeprocessen en de positie van allochtone studenten in het hoger onderwijs. Daarnaast was zij gedurende een aantal jaren projectleider van een monitorproject van management- en verkooptrainingen bij een gerenommeerd internationaal bedrijf voor managementtrainingen. Als auditor heeft zij ruime ervaring binnen verschillende domeinen in zowel het hoger beroepsonderwijs, als het universitaire onderwijs. Opleiding: 1973 1985 1989 1992 1995 2000
Diploma Pedagogische Academie Doctoraal Pedagogische Wetenschappen, met het hoofdvak Onderwijskunde en de bijvakken Organisatiesociologie en Bestuurskunde Leergang Modulair Onderwijs bij het Nederlands Studie Centrum Cursus Gegevensverwerking met Data Entry en SPSS/PC+ Training Krauthammer International Cursus Vergelijking ATLAS/ti-Nvivo
Werkervaring: 1973 – 1977 1985 – 2002 2002 – 2004 2004 – heden 2005
Basisonderwijs SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg Netherlands Quality Agency Vanuit NQA gedetacheerd bij de Quality Assurance Netherlands Universities (QANU)
Panellid NQA de heer J.R. Koopmans Panellid de heer Koopmans heeft in 2008 de opleiding Facility Management aan de Hanzehogeschool Groningen afgerond. Met zijn Bachelor Degree of Business Administration is hij begin 2008 als junior auditor bij NQA begonnen. Hij is bekend met het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en is ingewerkt in de werkwijze van NQA. Opleiding: 1992 – 1996 1996 – 1998 1998 – 2002 2004 – 2008
Mavo Mbo Levenmiddelentechnologie (nu Mbo Voeding) Mbo Informatie en Communicatie Technologie Hbo Facility Management
Werkervaring: 2002 – 2004 2007 2007 2008 – heden
Restaurant Lyf's, zelfstandig werkend kelner Novon Schoonmaak, Managementstage bedrijfsbureau (assistant to the manager) Alysis Zorggroep, Afstudeerstage facilitair bedrijf (advies m.b.t. klanttevredenheid) NQA, junior auditor
58/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Clustervisitatie ALO en SGM 24 april 2008
Tijdstip
Programmaonderdeel ALO SGM 08.30 – 11.00 Ontvangst in A 001, Materiaalbestudering in A 002 11.00 – 11.45
Commissie Gehele Commissie
Gesprek met opleidingsmanagement
11.45 – 12.30 Gesprek met studenten ALO
Gesprek met studenten SGM
Commissie splitst zich
12.30 – 13.15 Lunchpauze
13.15 – 13.45
13.45 - 14.30
Gesprek College van Bestuur, Cor de Ruiter Tegelijkertijd rondleiding voor deel van de commissie door het gebouw Gesprek met docenten ALO
Gesprek met docenten SGM
Commissie splitst zich
14.30 – 15.30 Gesprek met werkveld en alumni ALO en SGM
Gehele Commissie
15.30 – 17.00 Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
Gehele Commissie
17.00 – 17.30 Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30-17.45
Pauze/ Paneloverleg
17.45-18.00
In auditorium Gehele Commissie Zeer voorlopige terugkoppeling van bevindingen op hoofdlijnen door visitatiecommissie aan deelnemers en personeel
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
59/69
Deelnemers ALO Studenten BO Manon v.d. Spek (2) Loes Haver (3) Speco Selma van Berkel (4) Buurt Nanda Louissen (4) Wieke van Dijk (2) Sport Eduard Gerding (3) AVO Hans Snoek (3) Propedeuse Jan Willem Jager (1)
Docenten: AVO/VMBO Mark Jan Mulder Dinant Roode Mike Baalmans BO Wim van der Mark Speco Remo Mombarg Ben Moolenaar
Deelnemers SGM
SG Carmen Lip (1) Michelle Verhart (2) Marije Plantinga (3) Melchior Ram (4) Jolien Lammers (4)
SM Iris Greving (1) Nina Oortwijn (2) Bram Hermelink (3) Annewil Schreuder (4)
SG Bart Dikkeboer Johan de Jong Ans Kremer Adrie Bouma (propedeuse SG) SM Adri Broeke Gerco van Dalfsen Harriet Stam Kris Tuinier (propedeuse SM)
Buurt Roy Epping Sport Jorg Andree Propedeuse Carin Bruining
60/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Werkveld ALO Lysbeth de Vries Bart Jan Filius Be Zwart Jans Deenen Janet Meijer Werkveld SGM SG Siegrid Varwijk Anneke Schmidt Ester Witte SM Sandra van Vrijberghe de Coningh Veldhoen Jos van Kimmenaede Jelle Pauw Marcel v.d. Berg
CvB Cor de Ruiter
MT Bert van der Tuuk, dean Sake van der Ploeg, teamleider propedeuse Monique den Arend, teamleider Sportgezondheid Ton van Klooster, teamleider Sportontwikkeling Harold Hofenk, teamleider Sportmanagement
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
61/69
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Naam document 0. Kaders 0.1 ‘Samen voor sport’ Uitvoeringsprogramma van de kabinetsnota ‘Tijd voor sport’ – Bewegen Meedoen Presteren 2006-2010 0.2 Aan de slag met SLB!’, april 2007 0.3 Beleidsbrief Sport ‘De Kracht van Sport’, 2007 0.4 Code of conduct with respect to international student in Dutch higher education 0.5 Methode van kwaliteitsverbetering voor het hoger onderwijs naar het EFQM-model, juni 2004 0.6 Eindrapport, commissie Accreditatie Hoger Onderwijs, ‘Prikkelen, Presteren, Profileren, 2001 0.7 Focus 2010, Strategisch Plan, Hanzehogeschool Groningen, januari 2005 0.8 Gemeenschappelijke opleidingskwalificaties lerarenopleidingen ALO’s en Sporthogescholen in Nederland, ALODO 2005 0.9 HG-onderwijskader, oktober 2002 0.10 HG-onderwijskader, september 2005 0.11 HG-onderwijsvisie, december 2004 0.12 HG-strategisch plan ‘Versterkt Verder’, 2001 0.13 HG-notitie, mogelijkheden om de uitval te verminderen, april 2007 0.14 HG-regeling ‘studeren met een functiebeperking’ 0.15 Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan, 2004 0.16 Managementhandboek Besturingscyclus, april 2004 0.17 Notitie HRM-gesprekscyclus, P&O, mei 2006 0.18 OC&W-regelingen 0.19 Rapport, LeerKRACHT, september 2007 0.20 Studentenstatuut, juli 2007 0.21 Toetsnotitie. Implementatie toetsbeleid en kwaliteitszorg, november 2004 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Organisatie en Leiderschap De Sprinter, alle jaargangen Overzicht landelijke werkveldadviescommissie Sportmanagement Overzicht Stage-/leerwerkbedrijven en samenwerkingsverbanden SM, SG en SO Overzicht werkveldadviescommissies SO, SG en SM 2007-2008 Portefeuilleverdeling MT HIS 2007-2008
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
Beleid en Strategie Businessplan 'HIS is it!', september 2001 De Identiteit van het Instituut voor Sportstudies, 30 maart 2007 Het HIS op koers, tussentijdse rapportage over de strategische dialoog, juli 2006 HIS-concept; van aanbod naar dienstverlening, 2004 Informatiedossier t.b.v. de aanvraag toets kort programma, okt. 2006 + bijlagen (separaat) Jaarverslag 06/07 Werkgroep Internationalisering, januari 2008 Lectoraat Sportwetenschap, plan van aanpak, 2008 Managementovereenkomst 2007-2008 Dean-CvB, september 2007
62/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 2.16 2.17 2.18 2.19 2.20 2.21 2.22 2.23 2.24 2.25 2.26 2.27 2.28 2.29 2.30 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 4. 4.1 4.2 4.3 4.4
Managementovereenkomsten 2007-2008 dean-teamleiders, oktober 2007 Position paper, met kennis van zaken in actie, Instituut voor Sportstudies, november 2004 Programmaplan HIS versie 5, 2004 Programmaplan HIS, versie 4, november 2003 Projectopdracht Brede Bachelor, april 2005 Projectopdracht Relatie werkveld, april 2005 Projectrapportage Project Relatie Werkveld ‘Van aanbod naar vraaggestuurd’, november 2007 Schooljaarplan Instituut voor Sportstudies 2006-2007, mei 2006 Schooljaarplan Instituut voor Sportstudies 2007-2008, mei 2007 Schoolstrategisch Plan 2005-2008, KISS, april 2005 Teamactiviteitenplan Propedeuse 2007-2008, oktober 2007 Teamactiviteitenplan Sportmanagent 2007-2008, oktober 2007 Teamactiviteitenplan Sportontwikkeling 2007-2008, oktober 2007 Teamactiviteitenplan Sportgezondheid 2007-2008, oktober 2007 Verslagen WAC overleggen: wac so 31 oktober 06, SOSGSM 11 december 07, junior wac sg, wac sg 22/3/07, wac sm 14/6/07 Verslagen Koersteam Verslagen OC Verslagen ontwikkelteams Verslagen projectgroepen: werkveld en bb Verslagen SMR Visiedocument HIS, juni 2004 Werkplan Internationalisering, mei 2006 Personeelsmanagement Curriculum Vitae docenten Deskundigheidsbevorderingsplan Instituut voor Sportstudies (incl. competentiekaart), december 2007 Format beoordelingsgesprek Format Persoonlijk OntwikkelingsPlan voor medewerkers Format verslag functioneringsgesprek 2007-2008 Format voortgangsgesprek Meerjaren Personeels Plan 2001-2005, januari 2002 Overzicht publicaties docenten Instituut voor Sportstudies Overzicht scholingen per teams Overzicht studie/leerwerkdagen 2006-2007 en 2007-2008 Personeelsbeleid Instituut voor Sportstudies, 2006-2008, oktober 2006 Rollen en taken afstudeerbegeleiding, mei 2006 Scholingsmogelijkheden praktijkbegeleiding Verslagen studie- en leerwerkdagen Middelenmanagement Budgetallocatie Instituut voor Sportstudies, april 2007 Facilitair Programma van Eisen, juni 2004 Functioneel ruimtelijk programma van eisen ‘van onderwijs aanbieden naar onderwijsdienstverlening’, juli 2004 Nieuwbouw nieuwsbrieven
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
63/69
4.5 4.6
Sporttechnisch Programma van Eisen, juni 2004 Technisch Programma van Eisen, juni 2004
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11
Onderwijs Ad Operationeel Sportmanagement ‘Beroep in wording’, versie 8 juni 2007 Aehesis Questionnaire Health & Fitness, 2004 Aehesis Questionnaire Physical Education, 2004 Aehesis Questionnaire Sport Management, 2004 Afstudeerbrochure Studiejaar 4, major Sportgezondheid 2006-2007, april 2006 Afstudeerbrochure Studiejaar 4, major Sportgezondheid 2007-2008, september 2007 Afstudeerbrochure Studiejaar 4, major Sportmanagement 2006-2007, april 2006 Afstudeerbrochure Studiejaar 4, major Sportmanagement 2007-2008, januari 2007 Afstudeerbrochure Studiejaar 4, major Sportontwikkeling 2006-2007, april 2006 Afstudeerbrochure Studiejaar 4, major Sportontwikkeling 2007-2008, januari 2007 Afstudeeronderzoek Maarten van de Venne, Beter leren door video-analyse, november 2006 Algemene afstudeerbrochure 2007/2008, juni 2007 Beoordelingscriteria toetsen en tentamens Beoordelingskader en voorbeeld uitnodiging tot eigen bijdrage beoordelingsgesprek SLB Beroepscompetentieprofiel leraren LO, Jan Luiting Fonds 2004 Beroepscompetentieprofiel Sportmanagement, 2004 (oplegnotitie en profiel 1/2) Competentieprofiel KvLO en competentieprofiel ALODO Curriculumoverzichten Instituut voor Sportstudies SM, SG, SO en Ad 2007-2008 Exemplarische voorbeelden beoordelingsproducten van studenten Inventarisatie stand van zaken implementatie HG-Talentenbeleid binnen het HIS, december 2006 Kader studieloopbaanbegeleiding, april 2004 Kwalificatieprofiel Sportgezondheidsprofessional, 5 oktober 2007 Kwalificatieprofiel Sportleraar, oktober 2006 Kwalificatieprofiel Sportmanagement, 2004 Kwalificatieprofiel Sportmanager, mei 2007, ALODO Kwalificatieprofiel Sportmanager, oktober 2007 Literatuurlijsten SM, SG, SO en AD 2007-2008 Notitie Toetscommissie/project Brede Bachelor ‘Kennis in het curriculum’, november 2006 Onderwijsgidsen 2007-2008 Onderwijsgidsen propedeuse 2007-2008 Onderwijsgidsen SM 2007-2008 Onderwijsgidsen SG 2007-2008 Onderwijsgidsen SO 2007-2008 Onderwijsgidsen 2006-2007 Onderwijsgidsen propedeuse 2006-2007 Onderwijsgidsen SM 2006-2007 Onderwijsgidsen SG 2006-2007 Onderwijsgidsen SO 2006-2007 Overzicht afstudeerwerkstukken SM, SG en SO Overzicht gastdocenten en thema’s uit het werkveld SO, SG en SM Stagehandleidingen Propedeuse, SM, SG en SO 2007-2008 Studiegids Instituut voor Sportstudies 2007-2008, november 2007
5.12 5.13 5.14 5.15 5.16 5.17 5.18 5.19 5.20 5.21 5.22 5.23 5.24 5.25 5.26 5.27 5.28 5.29 5.29a 5.29b 5.29c 5.29d 5.30 5.30a 5.30b 5.30c 5.30d 5.31 5.32 5.33 5.34
64/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
5.35 5.36 5.37 5.38 5.38a 5.38b 5.38c 5.39 5.40 5.41 5.42 5.43 5.44 5.45 5.46 5.47 5.48
Studieloopbaan in het Instituut voor Sportstudies, basisnotitie juni 2006 Toetsbeleid Instituut voor Sportstudies, ‘Toetsen, beleid en praktijk´, januari 2005 Toetscommissie; rollen en taken – verantwoordelijkheden en bevoegdheden – werkwijze, maart/april 2005 Competentiematrixen 2007-2008 Competentiematrix SM Competentiematrix SG Competentiematrix SO Uitwerking Body of Knowledge in het curriculum Visie >> Contouren >> Onderwijskader, maart 2007 Voorbeeld Digitaal Onderwijs Planner Voorbeeld studieovereenkomst van een student Voorbeelden van beroepsproducten propedeuse en majors Voorlichtingsbrochure Instituut voor Sportstudies 2007-2008 Forum Mesacosa major keuze, 2007 Instructies Body of Knowledge, november 2006 Semesterboeken Sportontwikkeling, per werkveld, 2007 Aanmeldingen hoger studiejaar 2007-2008
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 6.13 6.14 6.15 6.16 6.17 6.18 6.19 6.20
Resultaatgebieden: waardering door klanten Aansluitingsmonitor ALO 2005 - 2006 Aansluitingsmonitor SGM 2005 – 2006 Afstuderenden-enquête 2004-2005 Afstuderenden-enquête 2005-2006 Afstuderenden-enquête 2006-2007 Blokenquêtes 2006-2007 Blokenquêtes 2007-2008 EVALO-onderzoek, E. Timmers, 2006 Evaluatie praktijkbegeleiders SM, SG en SO, 2006-2007 Evaluatie studenten stage-/praktijkperiode SM, SG en SO, 2006-2007 hbo-monitor 2006, afgestudeerden 2004-2005, Management Summary HG-onderzoek tevredenheid SLB, mei-juni 2006 Keuzegids Hoger Onderwijs, maatwerkrapport jan. 2006 SSA-enquête 2006-2007 Studiestakersonderzoek 05-06 consolidatie Studiestakersonderzoek 2006-2007 Werkgeversonderzoek ALO 2005 Werkgeversonderzoek ALO, november 2007 Werkgeversonderzoek SGM 2006 Werkgeversonderzoek SGM, november 2007
7. 7.1 7.2
Resultaatgebieden: waardering door personeel Leren van opleiders, K. Faber, 2007 Samenvatting en conclusies ‘Rapportage Onderzoek Waardering Personeel’ van het Instituut voor Sportstudies (december 2005)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
65/69
8. 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Resultaatgebieden: waardering door maatschappij Ingevulde vragenlijst Examencommissie van de Onderwijsinspectie Kwaliteit in Beweging, Eindrapport van de visitatiecommissie Lichamelijke Opvoeding, Sport, Bewegen en Management, oktober 2003 Lichamelijke opvoeding, augustus 2007 Open dag 11 november 2006, Sportstudies, resultaten enquête, november 2006 Special Beroepskolom Innovisier, najaar 2007
9. 9.1 9.2
Resultaatgebieden: eindresultaten (bijv. rendementen) (bron) Tabel per cohort gestopten / omzwaaiers in relatie met vooropleiding Notitie OVF, december 2004
10. 10.1
De kwaliteitszorg Aanbevelingen auditrapport Instituut voor Sportstudies, gegroepeerd naar actiegebieden, HIS januari 2007 Auditrapport Instituut voor Sportstudies, dec. 2006 Document natraject visitatie ALO, 1 februari 2004 Document natraject visitatie SGM, 1 februari 2004 Streefwaarden Managementdashboard Instituut voor Sportstudies 2007 Systeem van Kwaliteitszorg Instituut voor Sportstudies, oktober 2006 Zelfevaluatierapport Bewegen tot competentie, sept. 2002 Zelfevaluatierapport Professionals in Beweging, sept. 2002
10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7 10.8
Vanuit het protocol readers, syllabi (selectie) moduleboeken, handleidingen, studiewijzers selectie van boeken (verplicht en aanbevolen) projectopdrachten representatieve set van gemaakte toetsen toetsen opdrachten portfolio's en assessements projectverslagen samenstelling van relevante overlegorganen, statuten, reglementen en notulen van de overlegorganen overzicht externe contacten afstudeerproducten: zie protocol voor exacte benaming relevant voorlichtingmateriaal: engeltalige brochure, sg brochure, ad 11. 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7
66/69
Websites (via laptop) http://alumninet.hanze.nl BB>HG-gids BB-course; basisvaardigheden Sportvaardigheidstraining (sportcompetentietraining) Blackboard HG Blackboard: organization Instituut voor Sportstudies Blackboardcourse Internationalisering Blackboardcourse Kwaliteitszorg
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
11.8 11.9 11.10 11.11 11.12 11.13 11.14 11.15 11.16 11.17 11.18 11.19 11.20
http://kengetallen.hanze.nl/ http://www.progresswww.nl/hanze/ Kaders personeelsbeleid: BB>HG>Stafbureau P&O www.aehesis.de www.alumninet.hanze.nl www.alumnisportmanagement.nl www.easm.net www.enssee.eu www.hbo-raad.nl www.i3pe.com www.isop.nl www.hanze.nl/sportstudies http://dashboard.hanze.nl/
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
67/69
68/69
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Inst. voor Sportstudies: opleidingen ALO en SGM (vt)
69/69