Onderwijs- en examenregeling en
Regels en richtlijnen voor de
opleiding Technische Informatica
Faculteit Wiskunde en Informatica 6 oktober 1993
Onderwijs- en examenregeling zoals bedoeld in art. 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voor de opleiding Technische Inforrnatica .......................................................................................................................... De raad van de faculteit Wiskunde en Inforrnatica de artikelen 7.13 en 9.32 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek;
gelet op:
gehoord de vaste commissie voor de examens van de studierichting Technische Inforrnatica gehoord de studierichtingscomrnissie van de studierichting Technische Inforrnatica op voorstel van het faculteitsbestuur; BESLUIT: de volgende onderwijs- en examenregeling voor de opleiding Technische Inforrnatica vast te stellen:
Par. 1
- Algemeen
artikel 1 - toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de opleiding Technische Informatica, verder te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de faculteit Wiskunde en Informatica, verder te noemen: de faculteit. artikel 2
-
begripsbepalingen
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. b. c. d.
de wet: de Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (Stb. 1992, 593); propedeuse: de propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in art. 7.8 van de wet; postpropedeuse: het gedeelte van de opleiding dat volgt op de propedeuse; practicum: een praktische oefening binnen of buiten de universiteit, als bedoeld in art. 7.1 3 van de wet.
2. Waar in deze regeling wordt gesproken van student worden daaronder tevens verstaan auditoren en extranei'. artikel 3 - doe1 van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd zodanige kennis, inzicht en vaardigheden bij te brengen op het gebied van de technische informatica, dat de afgestudeerde in staat is tot zelfstandige wetenschapsbeoefening of tot het beroepsrnatig toepassen van wetenschappelijke kennis.
artikel 4 - voltijds 1 deeltijds De opleiding wordt uitsluitend voltijds ingericht. artikel 5
- de examens
van de opleiding
In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: het propedeutisch examen; het afsluitend examen.
-
Par. 2
- Propedeuse
artikel 6 - samenstelling
1. De propedeuse omvat de onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast, zoals aangegeven in bijlage 1. 2. Indien de student daarom verzoekt, kan de examencommissie goedkeuren dat hij een of meer onderwijseenheden vervangt door een of meer andere onderwijseenheden, mits zijn propedeutische studielast daardoor niet minder dan 42 studiepunten gaat bedragen. artikel 7
-
propedeutische practica
1. De onderwijseenheden van de propedeuse die, naast het onderwijs in de vorm van hoorcolleges, een practicum omvatten zijn vermeld in bijlage I. De vorm en omvang van onderhavige practica staan aangegeven in de TUE-studiegids.
2. Van de verplichting tot het deelnemen aan een practicum kan door de examencommissie vrijstelling worden verleend, onder meer op grond van gewetensbezwaren. In dat geval kan de examencommissie bepalen dat het practicum op een andere, door haar te bepalen wijze wordt verricht.
3. Tentamens van onderwijseenheden die niet kunnen worden afgelegd dan nadat het desbetreffende practicum met voldoende resultaat is verricht, zijn vermeld in bijlage I. 4. Het met voldoende resultaat verrichten van practica die gelden als het behalen van het tentamen van de desbetreffende onderwijseenheden staat aangegeven in bijlage I.
Par. 3
- Postpropedeuse
artikel 8
-
samenstelling
1. De postpropedeuse omvat de onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast zoals aangegeven in bijlage I1 en bijlage 111.
artikel 9 - postpropedeutische practica 1. De postpropedeutische onderwijseenheden die naast het onderwijs in de vorm van hoorcolleges een practicum omvatten, zijn aangegeven in bijlage I1 en bijlage 111. De vorm en omvang staan aangegeven in de TUE-studiegids.
2. Artikel 7, lid 2 is van overeenkornstige toepassing. 3. Tentamens van onderwijseenheden die niet kunnen worden afgelegd dan nadat het desbetreffende practicum met voldoende resultaat is verricht, zijn vermeld in bijlage I1 en bijlage 111. 4. Het met voldoende resultaat verrichten van practica die gelden als het behalen van het tentamen van de desbetreffende onderwijseenheden staan aangegeven in bijlage I1 en bijlage 111.
Par. 4
- Goedkeuring onderwijseenheden
artikel 10 - de goedkeuringsprocedure 1. Een verzoek tot goedkeuring van een afstudeerprogramma zoals bedoeld in bijlage I11 wordt door de student bij de examencommissie ingediend zo spoedig mogelijk nadat de onderwijseenheden genoemd in bijlage I1 naar gerioegen van de examencommissie zijn afgelegd.
2. Een verzoek tot goedkeuring van een programma als bedoeld in art. 7.3, lid 4 van de wet wordt door de student ten minste twee maanden, academische vakanties niet meegerekend, voordat hij zich voor het eerste tot dat programma behorende tentamen dient aan te melden, ingediend bij de examencommissie. 3. Een besluit goedkeuring te onthouden wordt door de examencommissie gemotiveerd genomen, nadat de student in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. 4. De examencomn~issie beslist biririen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek, of, indien het verzoek is ingediend binnen een academische vakantie, binnen tien werkdagen na afloop daarvan. De examencommissie kan de beslissing voor ten hoogste tien werkdagen verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de in de eerste volzin genoemde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de student.
5. De student wordt van de beslissing onverwijld schriftelijk in kennis gesteld. Indien de examencommissie niet binnen de eventueel verdaagde termijn, bedoeld in het derde lid, heeft beslist, wordt de goedkeuring geacht te zijn verleend.
Par. 5
- Afleggen van tentamens
artikel 11 - tijdvakken en frequentie tentarnens
1. Tot het afleggen van de tentamens van de in art. 6 en art. 8 genoemde onderwijseenheden wordt gelegenheid gegevcn in de examenperiode aan het eind van het trimester waarin het onderwijs in die onderwijseenheid is bcEindigd, alsmede gedurende de interimperiode of in een der andere examenperioden.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderwijseenheid waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar ten hoogSte twee maal de gelegenheid gegeven.
3. In bijzondere gevallen kan de exarnencomri~issie a1 dan niet op verzoek van de student toestaan dat wordt afgeweken van het bepaalde in lid 1 en 2. artikel 12 - volgorde tentamens 1. Het afsluitend examen of een tentamen van cen daartoc behorende onderwijseenheid kan niet worden afgelegd dan nadat het propedeutisch examen van de opleiding of het propedeutisch examen dat de opleiding en een of meer andere opleidingen gemeen hebben, met goed gevolg is afgelegd dan we1 vrijstelling van het afleggen daarvan is verkregen.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie een student de toegang tot het afleggen van tentamens van bepaalde onderwijseenheden verlenen voordat hij het propedeutisch examen met goed gevolg heeft afgelegd, dan we1 vrijstelling van het afleggen daarvan heeft verkregen.
3. Voordat met de onderwijseenheid 'Afstudeerperiode' begonnen wordt, dienen de tentamens van alle andere onderwijseenheden te zijn afgelegd. Op verzoek van de student kan de examencommissie in uitzonderingsgevallen anders besluiten. artikel 13 - vorm van de tentamens
1. De tentamens van de onderwijseenheden genoemd i n artikel 6 en artikel 8 worden afgelegd op de wijze die in de TUE-studiegids van het lopend cursusjaar per onderwijseenheid staat aangegeven. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie in bijzondere gevallen toestaan dat een tentamen op een andere dan de voorgeschreven wijze wordt afgelegd. 3. Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. artikel 14 - mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan 66n persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.
2. Een mondeling tentamen wordt in het openbaar afgenomen, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan we1 de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
Par. 6
- Tentamenuitslag
artikel 15 - vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
1. Terstond na het afnemen van een mondeling tentamen stelt de examinator de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast en verschaft de nodige gegevens aan de administratie van de faculteit binnen de hierna te noemen termijnen: a. met betrekking tot een tot de propedeuse behorend tentamen: 10 werkdagen na afloop van de examenperiode waarin het tentamen is afgenomen; b. met betrekking tot een tot de postpropedeuse behorend tentamen: 15 werkdagen na afloop van de examenperiode, waarin het tentamen is afgenomen; c. met betrekking tot een tentamen dat buiten een examenperiode is afgenomen: 20 werkdagen na het afnemen van het tentatnen. De administratie van de faculteit maakt de uitslag zo spoedig mogelijk aan de student bekend.
3. T.a.v. een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 4. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 17, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens en de in acht te nemen beroepstermijn. artikel 16 - geldigheidsduur De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens is onbeperkt. In afwijking hiervan kan de examencommissie n1.b.t. een onderwijseenheid waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden met goed gevolg is afgelegd, een aanvullend dan we1 vervangend tentamen opleggen. artikel 17 - inzagerecht 1. Gedurende ten minste twintig en ten hoogste dertig werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student a1 dan niet op zijn verzoek inzage in zijn beoordeelde werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie van dat werk verschaft. 2. De examencommissie kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
3. Gedurende de in het eerste lid genoemde ternlijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
Par. 7
- Vrijslelling
artikel 18
-
vrijstelling van tentamens
De examencommissie kan op verzoek van de student, de desbetreffende examinator gehoord, vrijstelling verlenen van een tentamen van een in art. 6 resp. art. 8 genoemde onderwijseenheid, indien de student ten minste voldoet aan een van de hierna te noemen voorwaarden: 1. behaald tentamen van een qua inhoud en studielast overeenkomstige onderwijseenheid van een andere universitaire opleiding in Nederland of daarbuiten, van de Open Universiteit dan we1 van een hogere beroepsopleiding in Nederland; 2. bewijs van tijdens een opleiding buiten het Nederlands hoger onderwijs opgedane kennis of ervaring dan we1 van door hem in ander verband reeds verrichte werkzaamheden.
Par. 8
- Exarnens
artikel 19 - aanmelding voor uitslag examen Ten minste drie maal per jaar stelt de examencotnmissie de uitslag van het examen vast van die studenten die zich daartoe bij de Centrale Studentenadministratie hebben aangemeld. artikel 20 - uitslag examen en getuigschrift
1. De examencommissie onderzoekt of de student de tot de opleiding of propedeutische fase behorende tentamens en practica met goed gevolg heeft afgelegd. Is dat het geval, dan is het examen afgelegd. Bij de bekendrnaking van de uitslag van het examen wordt mededeling gedaan van de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens en. van de in acht te nernen beroepstermijn. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kari de examencomrnissie, alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, zelf een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student m.b.t. een of meer tot de opleiding behorende onderwijseenheden. 3. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencomrnissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift wordt namens de examencommissie ondertekend door de voorzitter en tenminste een ander lid van de examencommissie. 4. Ingeval de student blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid kan dit op het getuigschrift worden vermeld met de woorden "met lo?'.
Par. 9
- Vooropleiding
artikel 21 - vervangende eisen deficienties vooropleiding 1. Deficienties in de vooropleiding n1.b.t. de vakken Natuurkunde en Wiskunde B worden opgeheven door het met goed gevolg af'leggen van de toetsen Natuurkunde en Wiskunde B, af te nemen door de Comniissie van Toelating. 2. Indien eisen gesteld zijn inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt daaraan voldaan door het met goed gevolg afleggen van de toets Nederlands.
artikel 22 - equivalente vooropleiding De door de Commissie van Toelating erkende equivalente diploma's van secundair c.q. voorbereidend wetenschappelijk onderwijs geven toegang tot de opleiding, onverminderd het bepaalde in art. 21. artikel 23 - colloquium doctuin Het toelatingsonderzoek, als bedoeld in art. 7.29 van de wet, bestaat uit de toetsen Natuurkunde, Wiskunde B en Engels alsmede een mondeling onderhoud met de Commissie van Toelating, waarin blijk dient te worden gegeven van geschiktheid voor de opleiding en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal om het onderwijs met vrucht te kunnen volgen.
Par. 10.
- Studiebegeleiding
artikel 24 - studievoortgang en studiebegeleiding
1 . Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat tenminste eenmaal per trimester aan elke student een overzicht verschaft kan worden van de door hem behaalde resultaten. 2. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun origntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Par. 11.
- Slot- en invoeringsbepalingen
artikel 25 - wijziging
1. Wijzigingen van deze regeling worden door de faculteitsraad op de wettelijk voorgeschreven wijze bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
3. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op: - de goedkeuring, die krachtens art. 6 of art. 8 is verkregen; - enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. artikel 26 - bekendmaking
1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regels en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van wijzigingen van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen.
artikel 27 - inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 September 1993.
Aldus vastgesteld bij besluit van de raad van de faculteit Wiskunde en Inforrnatica op 1 juni 1993.
Bijlage 1 A Onderwijseenheden van de propedeuse van de opleiding Technische informatica Codenr.
Onderwijseenheid
Studiepunten
Verzamelingenleer Grafentheorie Algebra 1 Algebra 2 Practicum programmeren Programmeren 1: Ontwerpen van algoritmen Programmeren 2: Ontwerpen van algoritmen Logica 1 Automatentheorie en formele talen Inleiding computersystemen Basiswiskunde 1 Basiswiskunde 2 Basiswiskunde 3 Schakeltechniek Inleiding computers
1)
De uitslag van Programmeren 1 (2L010) wordt pas vastgesteld nadat de student met goed gevolg heeft deelgenomen aan het Practicum programmeren (2L003). 9
Bijlage 1 B Onderwijseenheden van de propedeuse van de gecombineerde opleiding Technische wiskunde/Technische informatica Codenr.
Onderwijseenheid
Studiepunten
Fundarnentele analyse 1 Verzamelingenleer Grafentheorie Algebra 1 voor WSK Algebra 2 voor WSK Wiskunde practicum Practicum programmeren Programmeren 1: Ontwerpen van algoritmen Programmeren 2: Ontwerpen van algoritmen Logica 1 Automatentheorie en formele talen Inleiding computersystemen Discrete optimalisering Kansrekening Analyse 1 voor WSK en N Analyse 2 voor WSK en N Analyse 3 voor WSK en N Lineaire algebra en lineaire analyse 1 voor WSK en N Lineaire algebra en lineaire analyse 2 voor WSK en N Schakeltechniek Inleiding computers
Op basis van de in bijlage I C opgenomen vrijstellingsregeling voldoen studenten met het behalen van bovenstaande onderwijseenheden aan de te behalen onderwijseenheden van de propedeuse van de reguliere opleidingen Technische wiskunde en Technische informatica.
1) 2)
Studenten dienen of Fundamentele analyse 1 (2A060) of Automatentheorie en formele talen (2L130) in hun programma op te nemen. Het Wiskunde practicum (2H013) is onderdeel van de onderwijseenheden Fundamentele analyse 1 (2A060). Analyse (2Y 140, 2Y 180, 2Y220), Lineaire algebra en lineaire analyse (2Y510, 2Y550), Verzamelingenleer (2F000), Logica (2L100) en Algebra (2F760, 2F740). Deelname aan de toetsen van het Wiskunde practicum is verplicht. Het eindcijfer voor het Wiskunde practicum is het gemiddelde van de 5 hoogste cijfers, die voor de 6 toetsen behaald zijn.
Bijlage 1 C Vrijstellingsregeling binnen gecombineerde opleiding Technische wiskunde/ Technische informatica Vrijstellingsregeling voor de reguliere opleiding Technische inforrnatica binnen de gecombineerde opleiding:
- het behalen van de tentamens Analyse 1 (2Y140) en Lineaire algebra en lineaire analyse 1 (2Y510) geeft een vrijstelling voor Basiswiskunde 1 (2Y340) - het behalen van de tentamens Analyse 2 (2Y180) en Lineaire algebra en lineaire analyse 2 (2Y550) geeft een vrijstelling voor Basiswiskunde 2 (2Y380)
- het behalen van de tentamens Analyse 1 (2Y140), Analyse 2 (2Y180), Lineaire analyse en lineaire algebra 1 (2Y510) en vrijstelling voor Basiswiskunde (2Y420). - het behalen van het tentamen Algebra 1 (2F710) - het behalen van het tentamen Algebra 2 (2F720)
Lineaire analyse en lineaire algebra 2 (2Y550) geeft een 1 (2Y340), Basiswiskunde 2 (2Y380) en Basiswiskunde 3 Algebra 1 voor WSK (2F760) geeft een vrijstelling voor Algebra 2 voor WSK (2F740) geeft een vrijstelling voor
Vrijstellingsregeling voor de reguliere opleiding Technische wiskunde binnen de gecombineerde opleiding:
-
het met een voldoende resultaat verrichten van het practicum programmeren (2L003) geeft een vrijstelling voor Informatics voor WSK, E en IT (22500) - het behalen van het tentamen Programmeren 1: ontwerpen van algoritmen (2L010) geeft vrijstelling voor Werkcollege programmeren 1 voor WSK (22201) - het behalen van het tentamen Programmeren 2: ontwerpen van algoritmen (2L020) geeft vrijstelling voor Werkcollege programmeren 2 voor WSK (2221 1)
Bijlage 1 D Vrijstellingsregeling voor HTO-ingenieurs HTO-ingenieurs met een opleiding Hogere Informatica Net in het toelatingstrimester behalen van de tentamens 2L090 Programmeren voor HTO 2L110 Logica 2 2L300 Systeemmodelleren geeft een vrijstelling voor alle onderwijseenheden van de propedeuse (bijlage 1 A) en het eerste deel van de postpropedeuse (bijlage 11) van de opleiding Technische Informatica. lndien bovenstaande tentamens niet in CCn trimester behaald zijn, geldt dat het behalen van de tentamens 2L0 10 Programmeren 1 2L020 Programmeren 2 2L130 Automatentheorie en formele talen een vrijstelling geeft voor alle overige onderwijseenheden van de propedeuse (bijlage 1 A) van de opleiding Technische Informatica. HTO-ingenieurs met een opleiding Technische Computerkunde Het in het toelatingstrimester behalen van de tentamens 2L090 Programmeren voor HTO 2L110 Logica 2 2L300 Systeemmodelleren geeft een vrijstelling voor alle onderwijseenheden van de propedeuse (bijlage 1 A) en de onderwijseenheden die in het eerste trimester van de postpropedeuse zijn geprogrammeerd. Deze onderwijseenheden staan aangegeven in de TUE-studiegids van het lopend cursusjaar. Indien bovenstaande tentamens niet in CCn trimester behaald zijn, geldt dat het behalen van de tentamens 2F000 Verzamelingenleer 2F5 10 Grafentheorie 2F710 Algebra 1 2F720 Algebra 2 2L0 10 Programmeren 1 2L020 Programmeren 2 2L130 Automatentheorie en formele talen een vrijstelling geeft voor alle overige onderwijseenheden van de propedeuse (bijlage 1 A) en van de volgende onderwijseenheden van het eerste deel van de postpropedeuse (bijlage 11) van de opleiding Technische Informatica OK060 Informatietechnologie in de maatschappij 2L030 Programmeren 3: Pascal
Bijlage I1 Onderwijseenheden van het eerste deel van de postpropedeuse van de opleiding Technische informatics Codenr.
Onderwijseenheid Geordende verzamelingen Combinatoriek voor INF Programmeren 3: Pascal Programmeren 4: Inleiding functioneel programmeren en abstracte datatypen Programmeren 5: Parallel programmeren Programmeren 6 : Standaardalgoritmen Opdracht programmeren 7 Logica 2 Logica 3 Complexiteit Semantiek van programmeertalen Implementatie Compilers Operating systems Aspecten van programmeertalen Opdracht CASP Systeemmodelleren Procesalgebra Kansrekening Informatietechnologie in de maatschappij Bedrijfskundige aspecten van informatiesystemen
Studiepunten
Bijlage I11 Onderwijseenheden van het tweede deel van de postpropedeuse van de opleiding Technische informatica Regelingen Algemeen 1. Het afsluitend examen De student kiest een afstudeerdocent uit de daartoe door de faculteit gemachtigde leden van de vakgroep informatica. Het studieprogramma wordt in overleg met de afstudeerdocent opgesteld. Het behoeft de goedkeuring van de examencommissie. Een deel van de studie, waaronder het afstudeerwerk, kan buiten de opleiding Technische informatica uitgevoerd worden. Voorbeelden zijn studiedelen binnen de opleidingen Technische wiskunde, Technische bedrijfskunde, Werktuigbouwkunde, Elektrotechniek of Natuurkunde. In dat geval kiest de student behalve een afstudeerdocent binnen de informatica een tweede afstudeerdocent in de desbetreffende andere opleiding.
2. Het tweede deel van de postpropedeuse omvat ten minste 70 studiepunten (sp). 3. Het studieprogramma omvat een afstudeerwerk van zes maanden overeenkomend met 26 sp, een praktijkorientatie van 9 sp, en ten minste 35 sp onderwijseenheden volgens onderstaande regels te kiezen uit in hoofdzaak de aangeboden onderwijseenheden van de vakgroep Informatica.
4. In overleg met de afstudeerdocent kiest de student Ctn afstudeerrichting. Uit de aangeboden onderwijseenheden van de specialisatie worden 12,5 sp onderwijseenheden gekozen. Indien het aanbod in de specialisatie daartoe ontoereikend is, wordt een aanvulling tot 12,5 sp in overleg met de afstudeerdocent vastgesteld. Het onderwerp van het afstudeerwerk moet passen bij de specialisatie.
5. Verder kiest de student vijf van de specialisatie verschiliende onderwerpsgebieden en voegt de 'overzichtsonderwijseenheden' daarvan (in de lijst van onderwijspakketten per afstudeerrichting aangegeven met een stip) aan zijn onderwijspakket toe. Dit zijn ten hoogste 12,5 sp onderwijseenheden.
6. De aanvulling tot 35 sp onderwijseenheden mag vrij worden gekozen uit de aangeboden onder-wijseenheden van de TUE en andere crkende universiteiten, behoudens het gestelde in punt 8. Aanbevolen wordt een samenhangend pakket te kiezen. Enige voor de hand liggende mogelijkheden zijn a. vier onderwijseenheden uit CCn van de onderwerpsgebieden waarvan de overzichtseenheid a1 in het studieprogramma is opgenomeri (een tweede specialisatierichting) b. CCn of twee onderwijseenheden en een daarop aansluitende stage in CCn van de onderwerpsgebieden c. een aantal onderwijseenheden in de richting van de theoretische informatica (mogelijk als voorbereiding van een theoretisch afstudeerwerk) d. een aantal onderwijseenheden in de richting van de discrete wiskunde en coderingstheorie, de numerieke wiskunde of de besliskunde e. een aantal onderwijseenheden in een andere opleiding (mogelijk als voorbereiding op een afstudeerwerk buiten de vakgroep informatica).
7. De praktijkorientatie (van 9 sp) bestaat uit a. 2 sp communicatieve vaardigheden b. 2 sp uit het aanbod van W&Mw en c. 5 sp toepassingen van de informatica. 8. De afstudeerdocent kan aanvullende eisen stellen aan de verplichte 70 sp.
9. In de loop van de studie kan een onderwijseenheid ten hoogste CCn maal als examenonderdeel worden opgevoerd in het studieprogramma. Aanvullende regelingen
10.
Het studieprogramma voor het tweede deel van de postpropedeuse dient zo spoedig mogelijk na het behalen van het eerste deel van de postpropedeuse te worden opgesteld en ter goedkeuring aan de examenco~nmissiete worden voorgelegd. Student en afstudeerdocent(en) dienen het voorstel te tekenen.
11.
Naast de afstudeerdocent zal veelal een begeleider optreden. Elk lid van het wetenschappelijk personeel van elke faculteit kan als begeleider fungeren. Het afstudeerwerk kan ook extern plaats vinden; binnen de faculteit fungeert dan altijd een lid van bet wetenschappelijk personeel als interne begeleider.
12.
Over het afstudeerwerk wordt een verslag geschreven en een voordracht gehouden. Afstudeerwerk, verslag en voordracht worden beoordeeld, mede op grond van een ondervraging van de kandidaat, door een commissie van minimaal drie personen, de afstudeercommissie. Een exemplaar van het afstudeerverslag dient een week voor de examenvergadering bij de secretaris van de examencommissie te zijn ingediend.
13.
Van de afstudeercommissie zijn steeds tenminste twee leden van de vakgroep Inforcnatica lid. De afstudeerdocent is altijd lid van de afstudeercommissie. Personen van buiten de TUE die deel uitmaken van de afstudeerco~n~nissie hebben daarin een raadgevende stem.
Afstudeerrichtingen De student kan uit de volgende afstudeerrichtingen kiezen: - Programmeermethoden - Programmeertalen en implementatiemethoden te zamen vormend het thema Programmeren; - Parallelle berekeningen - Gedistribueerde besturingen te zamen het thema Parallellisme; - Data- en kennissystemen - Software engingeering - Computergrafiek en mens-machine-interactie te zamen het thema Systemen. Daarnaast kan men afstuderen op het gebied van de Theoretische informatica met een onderwijspakket als bedoeld in artikel 7.3 lid 4 van de wet.
Onderwijseenheden per afstudeerrichting Het kennisverdiepende deel van 12.5 sp verschilt per afstudeerrichting. In onderstaande tabel worden de verplichte onderwijseenheden gegeven: Codenr.
Onderwijseenheid
Programmeermethoden 2L500 Functioneel programmeren 2L5 10 Transformationeel programmeren 2L520 Combinatorische algoritmen 2L740 Ontwerp van multiprogramma's 2L330 Logisch programmeren Programmeertalen en implementatiemethoden 2L530 Compilers 2 2L540 Parsing Overige vakken in overleg Parallelle berekeningen 2L700 Ontwerpen van parallelle programma's Vertragingsongevoelige schakel ingen 2L7 11 2L723 Implementeren van parallelle programma's 2L740 Ontwerp van multiprogramma's Gedistribueerde besturingen 2L730 Gedistribueerde besturingen 2L740 Ontwerp van multiprogramma's 2L750 Dependable distibuted systems Overige vakken in overleg Data- en kennissystemen 2L310 Theorie van datamodellen 2L320 Implementatietechnieken van databases 2L330 Logisch programmeren 2L340 Kennissystemen 2L500 Functioneel programmeren Software engineering 2L350 Software engineering 2L360 Specificatie- en ontwerpmethoden 2L320 Implementatietechnieken van databases Overige vakken in overleg Computergrafiek en mens-machine-interactie 2L370 Computer graphics 2L389 Grafisch-interactieve systemen Overige vakken in overleg
Studiepunten
Codenr.
Onderwijseenheid
Studiepunten
Theoretische informatica 2L900 Verificatie van parallelle systemen 2L910 Temporele logica 2L360 Specificatie- en ontwerpmethoden Overige vakken in overleg overzichtsvak van de afstudeerrichting. Onderwijsaanbod praktijkorientatie Het onderwijs in de praktijkorientatie wordt verzorgd buiten de faculteit Wiskunde en Informatica. Het betreft merendeels onderwijs in andere studierichtingen. 1. Communicatieve vaardigheden voor WSWINF (OL95 1) (2 sp). 2. Keuze uit het aanbod van de faculteit W&Mw (2 sp). Aanbevolen wordt te kiezen uit onderstaande onderwijseenheden: OF090 Wetenschapsgeschiedenis en methodologie OF091 Wetenschapsmethodologie OF720 Filosofie van de techniek/cultuurfilosofie OF730 Ethiek van wetenschap en techniek OF830 In dialoog met hedendaagse filosofen OF910 Milieu-ethiek OK141 Wetenschapsvoorlichting OK400 Geschiedenis van de techniek 1 OK900 Dynamica van techniek en wetenschap OK910 Methodologie van de technische wetenschappen OK931 Research in bedrijven: tussen academie en industrie OLlOO Wetenschapsfilosofie 1 OL120 Filosofische achtergronden van informatietechnologie OL810 Logica 2 OL820 Logica 3 OL850 Bedrijfsfilosofie en bedrijfsethiek OL900 Recht, techniek en samenleving OS040 Machines en mensen. Een sociale geschiedenis van de techniek OS085 Geschiedenis van de techniek 2 OU620 Maatschappijontwikkeling 2 02100 Techniek, vrede en veiligheid (Voor het aantal sp's wordt verwezen naar de TUE-studiegids van het lopend cursusjaar). Andere voorstellen zijn bespreekbaar.
3. Toepassingen van de informatica. De 5 studiepunten uit dit deel (zie regelingen punt 7) worden verkregen door twee vakken over toepassingen van de informatica, verzorgd door CCn faculteit, te kiezen uit onderstaande lijst. *) (Voor het aantal sp's wordt verwezen naar de TUE-studiegids van het lopend cursusjaar) *) indien de 2 onderwijseenheden samen geen 5 studiepunten vormen wordt het verschit
venverkt in de 10 sp. vrije keuze.
IF030 1C120 1B081 1B088
Operationele research Goederenstroombeheersing (vereist 1F030) ISPROV, bij voorkeur volgen na 1C120 ISPROV aanvullende component
3B14013 Fysisch-technische informatics 3B180 Dynamische systemen en regeltechniek 4L05013 CAE-systemen 4T220 Geavanceerde besturingstechnologie 4C710 Machinebesturingen, processen en interacties 5P02013 Microcomputer-architectuur 5L050 Ontwerptechnologie (voorheen inleiding CAD) 5N050 Moderne regeltechniek Overig onderwijsaanbod De 10 sp vrij te kiezen onderwijseenheden (zie Regelingen, punt 6) kunnen uit alle aangeboden onderwijseenheden van de TUE en andere erkende universiteiten worden gekozen. Kiest de student voor een tweede specialisatierichting, voor de theoretische richting of voor een wiskundige richting, dan zal de keuze grotendeels uit de aangeboden onderwijseenheden van de eigen faculteit worden gemaakt. Kiest de student daarentegen voor een afstudeerwerk buiten de vakgroep Informatics dan zal de keuze grotendeels bestaan uit onderwijseenheden van de desbetreffende opleiding. Caput colleges Naast de onderwijseenheden vermeld in "onderwijseenheden per afstudeerrichting" bestaan er zogenaamde caputcolleges. Docent, onderwerp en onderwijsvorm varieren van jaar tot jaar. Door middel van deze capita wordt de relatie tussen onderwijs en onderzoek meer inhoud gegeven. (Voor de Caput colleges, aangeboden in het lopend studiejaar wordt verwezen naar de TUEstudiegids van dat jaar)
REGELS EN RICHTLIJNEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 7.12 VIERDE LID VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VOOR DE OPLEIDING TECHNISCHE INFORMATICA De examencommissie voor de opleiding Technische Inforrnatica gelet op : artikel 7.12, lid 4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk ondenoek;
B E S L U I T : de volgende regels en richtlijnen voor de opleiding Technische Inforrnatica vast te stellen: Artikel 1
Begripsomschrijvingen
1. In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder OER: de geldende onderwijs- en examenregeling bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) vastgesteld door de faculteitsraad; 2. De overige in deze regels en richtlijnen voorkomende begrippen hebben dezelfde betekenis als in de OER en in de WHW.
Artikel 2
Dagelijkse gang van zaken van de examencommissie
la. De examencommissie kan uit haar midden een commissie van ten minste drie leden aanwijzen die belast is met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. lb. Deze commissie is verantwoording schuldig aan de examencommissie.
2. Tot de dagelijkse gang van zaken worden onder meer gerekend: a. beslissingen omtrent de goedkeuring van onderwijseenheden, zoals bedoeld in artikel 6, lid 2 van de OER en artikel 7.3, lid 4 van de wet; b. beslissingen omtrent regelingen die in afwijking van de geldende bepalingen op verzoek van de student kunnen worden getroffen; c. beslissingen omtrent vrijstellingen; d. voorbereiding van de vaststelling van de uitslag van examens; e. het treffen van maatregelen bij inbreuk op de orde tijdens een tentamen, bedoeld in artikel 11 en bij fraude, bedoeld in artikel 12.
Artikel 3 1.
Het afnemen van tentamens
De examencommissie wijst voor het afnemen van elk tentamen CCn of meer examinatoren aan. Voor elk onderdeel wordt, gehoord de daarbij betrokken examinatoren, een eerstverantwoordelijke examinator aangewezen.
2. Elk tentamen omvat het door de examinator te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat odderzoek. 3. Ingeval 6Cn en hetzelfde tentarnen a1 dan niet terzelfder tijd door meer dan CCn examinator wordt afgenomen en de uitkomst daarvan wordt beoordeeld, ziet de desbetreffende examencommissie erop toe dat die exarninatoren beoordelen aan de hand van dezelfde normen. Daartoe worden de desbetreffende normen door de eerstverantwoordelijke examinator tevoren vastgelegd. 4.
De examinator stelt vast of is voldaan aan de voorwaarden voor toelating tot het tentamen.
Artikel 4
Beslissingen van de examencommissie
Beslissingen worden door de examencommissie genomen bij gewone meerderheid van stemmen. Artikel 5
Het getuigschrift en de cijferlijst
1. De uitreiking van het getuigschrift geschiedt in het openbaar, tenzij de examencommissie in bijzondere gevallen anders heeft bepaald. 2. Op de keerzijde van het getuigschrift worden de tot het examen behorende onderdelen vermeld alsmede, in voorkomende gevailen, welke bevoegdheid aan het getuigschrift is verbonden.
3. Uitzonderlijke bekwaamheid, bedoeld in artikel 20 lid 4 van de OER, is aanwezig wanneer de student voor de onderwijseenheden gemiddeld minstens een acht (8) heeft behaald. In het geval van het afsluitend examen heeft dit gemiddelde betrekking op de gepresenteerde resultaten van de onderwijseenheden, niet behorende tot het eerste deel van de postpropedeuse, conform Bijlage 11 van de OER. Daarenboven moet in het geval van het afsluitend examen een eventuele afstudeeropdracht met ten minste een negen (9) zijn gewaardeerd. 4.
Andere judicia dan "met lof" kunnen met instemming van de student op het getuigschrift worden vermeld.
5.
Aan de student wordt bij de uitreiking van het getuigschrift een afzonderlijke cijferlijst verstrekt. Op de cijferlijst worden ook onderwijseenheden verrneld die niet tot het examen behoren. Dit betreft eenheden waarin, voordat over de uitslag van het exarnen is beslist, de student op zijn verzoek is geexamineerd. Deze tentamens moeten met goed gevolg zijn afgelegd.
Artikel 6 De tijdstippen
1. Schriftelijk af te nemen tentamens worden afgenomen op de tijdstippen die ten rninste twee maanden tevoren door de examencornmissie worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 van de OER. 2. Bij de vaststelling van de tijdstippen bedoeld in het eerste lid wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens samenvallen. 3.
De in het eerste lid bedoelde tijdstippen worden, met het oog op een adequate bekendmaking daarvan, rnedegedeeld aan het bestuur van de faculteit en de Centrale Studenten Adrninistratie.
4.
Mondeling af te nemen tentamens worden op een door de examinator zo mogelijk na overleg met de student te bepalen tijdstip afgenomen met inachtnerning van het bepaalde in artikel 11 van de OER.
5. Het bepaalde in het eerste tot en met derde lid is van overeenkornstige toepassing op de tentamens die anders dan schriftelijk of rnondeling worden afgenomen. Artikel 7 1.
De aanmelding
De aanmelding voor een centraal georganiseerd tentamen geschiedt bij de Centrale Studenten Administratie door overhandiging of inzending van het daarvoor bestemde formulier dan we1 door het invoeren van data in een cornputersysteern binnen de daartoe door het College van Bestuur gestelde terrnijn.
2. De in artikel 19 van de OER bedoelde aanrnelding geschiedt uiterlijk 20 werkdagen voor het tijdstip waarop de examencornmissie examenuitslagen vaststelt. Het bepaalde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing. De examencornmissie zorgt voor tijdige bekendrnaking van de tijdstippen waarop de examenuitslagen worden vastgesteld. 3. Indien een student deelneemt aan een tentamen zonder zich overeenkomstig het hiervoor bepaalde te hebben aangerneld, vindt geen beoordeling van het gernaakte werk plaats en wordt geen cijfer vastgesteld.
4. De examencommissie kan in bijzondere gevallen afwijkingen toestaan van het bepaalde in lid 1 tot en met lid 3 van dit artikel.
Artikel 8 1.
De terugtrekking
Terugtrekking voor tentamens is toegestaan, mits deze uiterlijk plaatsvindt vijf werkdagen voordat het desbetreffende tentamen zou worden afgelegd. Terugtrekking op een later tijdstip is uitsluitend toegestaan ingeval van overmacht van de student, te beoordelen door de examencommissie. Alvorens een dergelijke beslissing te nemen hoort de examencommissie de studie-adviseur of studentendekaan.
2. De terugtrekking dient te geschieden door een mededeling aan de instantie bij wie ingevolge het bepaalde in artikel 7 de aanmelding heeft plaatsgevonden. Bij toegestane terugtrekking kan de examencommissie besluiten dat alsnog in dezelfde examenperiode tentamen kan worden afgelegd.
3. Ontijdige terugtrekking en niet-verontschuldigbare afwezigheid heeft tot gevolg dat de student het tentamen niet meer in dezelfde examenperiode mag afleggen. Voor de toepassing van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van de OER wordt het tentamen beschouwd als te zijn afgelegd. De examencomrnissie kan in bijzondere gevallen afwijkingen toestaan van het in dit lid bepaalde. Artikel 9
Vrijstelling van praktische oefeningen
1. Een verzoek om vrijstelling van de verplichting tot het deelnemen aan een praktische oefening, als bedoeld in de artikelen 7, lid 2 en 9, lid 2 van de OER wordt door de student met redenen omkleed ingediend bij de exa~nencommissie,die ter zake in de regel het advies inwint van de desbetreffende examinator. De indiening geschiedt ten minste twee maanden voordat de praktische oefening, waarvan vrijstelling wordt gevraagd, aanvangt.
2. Een besluit om de vrijstelling geheel of gedeeltelijk niet te verlenen wordt door de examencommissie niet genomen dan nadat de student in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. 3. De examencommissie neemt een gemotiveerde beslissing binnen een maand na ontvangst van het verzoek. De student wordt van het besluit onverwijld in kennis gesteld. Artikel 10
Vrijstelling van een tentamen.
1. Een verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een tentamen wordt ingediend bij de examencommissie, die ter zake in de regel het advies inwint van de desbetreffende examinator.
2. Een besiuit om de vrijstelling geheel of gedeeltelijk niet te verlenen wordt door de examencommissie niet genomen dan ntldat de student in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.
3.
De examencommissie necrnt een gemotiveerde beslissing binnen een maand na ontvangst van het verzoek. De student wordt van het besluit onverwijld in kennis gesteld.
4.
Bij wijziging van het studieprogramma wordt voor studenten die overstappen van het oude naar het nieuwe programma door de examencommissie een compensatieregeling opgesteld.
Artikel 11
De orde tijdens een tentamen
1. De examencommissie draagt ervoor zorg dat ten behoeve van een schriftelijk tentamen surveillanten worden aangewezen die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. 2. De student is verplicht zich op verzoek van of vanwege de examenco~nmissiete legitimeren met het voor dat studiejaar geldige bewijs van inschrijving. 3.
Aanwijzingen van de exarnenconimissie c.q. examinator of surveillant, die voor de aanvang van het tentamen zijn bekend gemaakt, alsmede aanwijzingen die tijdens het tentamen en onmiddellijk na afloop daarvan gegeven worden, dienen door de student te worden opgevolgd.
4.
Een student die niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens het tweede en derde lid kan door de examencomrnissie c.q. examinator worden uitgesloten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. De uitsluiting is slechts van toepassing op het tentamen, tijdens hetwelk de onregeltnatigheid is geconstateerd. De uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag van het desbetreffende tentamen wordt vastgesteld. Voordat de examencommissie c.q. examinator een besluit tot uitsluiting neemt, stelt zij de student in de gelegenheid ter zake te worden gehoord.
5. De duur van het tentamen is zodanig dat studenten naar redelijke maatstaven gemeten, voldoende tijd hebben om de vragen te beantwoorden. 6.
De tentamenopgavcn mogen door de student na afloop van het tentamen worden meegenomen, tenzij de examinator daartegen bezwaren heeft, dan we1 de aard van de tentamenopgaven zich daartegen verzet.
Artikel 12
Fraude
1. Wanneer ter zake van het afleggen van een tentamen fraude wordt geconstateerd of vermoed, wordt dit door de surveillant zo spoedig mogelijk schriftelijk vastgelegd. De surveillant kan de student verzoeken eventuele bewijsstukken beschikbaar te stellen. Een weigering hiertoe wordt in het schriftelijk verslag vermeld. De student wordt in de gelegenheid gestcld een schriftelijk commentaar bij het schriftelijk verslag van de surveillant te voegen. Het schriftelijk verslag en het eventuele schriftelijke commentaar worden zo spoedig mogelijk ter hand gesteld van de examencommissie.
2.
De examencomrnissie kan de student voor ten hoogste een jaar uitsluiten van verdere deelneming aan het desbetreffende tentamen.
3.
Voordat de examencomrnissie enige beslissing als bedoeld in het vorige lid neemt stelt zij de student in de gelegenheid ter zake te worden gehoord.
Artikel 13
De vragen en opgaven
1. De vragen en opgaven van het tentamen gaan het tijdig tevoren bekendgemaakte studiemateriaal waaraan de tentamenstof is ontleend niet te buiten. 2.
De tentamenstof is zo evenwichtig mogelijk gespreid over de vragen en opgaven van het tentamen.
3. De vragen en opgaven van een tentamen zijn duidelijk en ondubbelzinnig, en zijn zodanig gesteld of bevatten zodanige aanwijzingen dat de student kan weten hoe uitvoerig en gedetailleerd de antwoorden moeten zijn. 4.
Geruime tijd voor het afnemen van het desbetreffende tentarnen maakt de examencommissie c.q. examinator bekend op welke marlier uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 13 van de OER met betrekking tot de wijze waarop het tentamen wordt afgelegd.
5.
De examencomn~issieof examinator kan de studenten geruime tijd voor het afnemen van een schriftelijk tentarnen in de gelegenheid stellen kennis te nemen van een schriftelijke proeve van een dergelijk tentamen alsrnede van de model-beantwoording en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
Artikel 14 De beoordeling 1. De beoordeling van een tentamen wordt uitgedrukt in gehele getallen volgens de beoordelingsschaal 0 t/m 10. Indien de examencornrnissie besluit zelf een onderzoek in te stellen als bedoeld in art. 20, lid 2 van de OER wordt de beoordeling daarvan eveneens uitgedrukt in gehele getallen. Voor practica kunnen ook de volgende beoordelingen worden gebruikt: Onvoldoende (=ON); Voldoende (=VO). Vrijstelling van het atleggen van eel1 tentarnen dan we1 van het deelnemen aan een practicum wordt gelijkgesteld met de beoordeling: Voldoende (VO) en aangeduid met: VR.
2. Een tentamen is met goed gevolg afgelegd, indien het is beoordeeld met het cijfer 6 of hoger dan we1 met de beoordeling : VO of VR. Een tentamen is niet met goed gevolg afgelegd, indien het is beoordeeld met het cijfer 4 of lager, dan we1 rnet de beoordeling: ON. Ten aanzien van een tentamen dat is beoordeeld met een 5 dan we1 met TW bepaalt de examencomrnissie of het a1 dan niet met goed gevolg is afgelegd, nadat de student zich heeft aangemeld voor de uitslag van her exarnen. Daarbij betrekt de exa~nencommissie de
uitslagen van de overige door de student afgelegde tot het examen behorende tentamens.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 3 geschiedt de beoordeling van schriftelijke tentamens zo mogelijk aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde, en eventueel naar aanleiding van de correctie van het gemaakte werk bijgestelde normen. 4.
De wijze van beoordeling is zodanig dat de student kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen.
5. Indien een student een tentamen meer dan eenmaal heeft afgelegd, r~eemt de examencommissie voor de vaststelling van de uitslag van het examen het hoogst behaalde resultaat in aanmerking. 6. De examencommissie zal tijdig bekendmaken in welke gevallen zij zelf een onderzoek als bedoeld in art. 20, lid 2 van de OER zal instellen.
7. Het propedeutisch examen, het eerste deel van het postpropedeutisch examen en het afsluitend examen kennen als uitslagen "GESLAAGD" en "AFGEWEZEN". 8. Een student is voor het propedeutisch examen, het eerste deel van het postpropedeutisch examen dan we1 het afsluitend examen geslaagd, indien hij de tentamens met goed gevolg heeft afgelegd alsmede, voor zover van toepassing, indien het door de examencommissie zelf ingestelde onderzoek met het cijfer 6 of hoger is beoordeeld. 9.
De examenuitslag luidt "AFGEWEZEN", indien de student niet is geslaagd conform lid 8 van dit artikel.
Artikel 15
Registratie van de uitslag
De administratie van de faculteit draagt zorg voor de registratie van de uitslagen van de tentamens en examens alsmede voor dc rcgistratie van aan een student uitgereikte getuigschrifren en geeft deze gegevens tcrstond door aan de Centrale Studenten Administratie. Over geregistreerde gegevens met uitzondering van gegevens over uitgereikte getuigschriften, wordt aan anderen dan de student, de examenco~nmissie, het college van bestuur, het college van beroep voor de examens, de studie-adviseur, de studentendekaan en de studentenpsycholoog geen mededeling gedaan. Met toestemming van de student kan van het bepaalde in de vorige volzin worden afgeweken. Artikel 16
De nabespreking
1. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt desgevraagd dan we1 op initiatief van de examinator een nabespreking plaats tussen de examinator en de student. Dan wordt de gegeven beoordeling gemotiveerd. 2.
Gedurende een termijn van twintig werkdagen, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de uitslag, kan de student, die ccn tentamen anders dan mondeling heeft afgelegd, de
examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking geschiedt op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. 3.
Indien de examinator een collectieve nabespreking heeft georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in het vorige lid pas indienen wanneer hij bij de collectieve bespreking aanwezig is gewecst en hct desbetreffende verzoek motiveert of wanneer hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn.
4.
Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing indien de examinator aan de student gelegenheid biedt om diens uitwerking te vergelijken met model-antwoorden.
5. De examinator kan afwijkingen toestaan van het bepaalde in het tweede en derde lid. Artikel 17
Het gebruik maken van een afwijkingsmogelijkheid
1.
De student kan de examenco~nmissieof examinator verzoeken dat zij alvorens zij van een in de OER of in deze regels en richtlijnen geboden afwijkingsmogelijkheid gebruik maakt, de studie-adviseur of studentendekaan in de gelegenheid stelt advies uit te brengen.
2.
Indien de examinator van de in het eerste lid bedoelde afwijkingsmogelijkheid gebruik maakt, stelt hij de examencommissie daarvan in kennis.
Artikel 18
De rnaatstaven
De examencommissie c.q. de examinator neemt bij dc beslissingen die zij rnoet nemen, tot richtsnoer de volgende maatstaven - en weegt bij strijdigheid het belang van hantering van een maatstaf tegen dat van de andere af -: a. het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van tentamens en examens; b. doelmatigheidseisen, onder meer tot uitdrukking komend in een streven om: - tijdverlies voor studenten die snelle voortgang met de studie maken, bij de voorbereiding van een tentamen of examen zoveel mogelijk te beperken; - studenten zo nodig te bewegen hun studie af te breken indien het slagen voor een tentamen of examen onwaarschijnlijk is geworden; c. bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen; d. mildheid ten opzichte van studenten die door omstandigheden buiten hun schuld in de voortgang van hun studie vertraging hebben ondervonden. Artikel 19
Beroepsrecht
Tegen beslissingen van de examencommissie of van examinatoren staat beroep open bij het college van beroep voor de examens bedoeld in artikel 7.60 van de Wet. Dit beroep dient binnen 30 dagen bij her college ingediend te zijn. Artikel 20
Wijzigingen van deze regels en richtlijnen
Wijzigingen die van toepassing zijn op het lopende studiejaar kunnen in deze regels en
richtlijnen slechts worden aangebracht, voor zover de belangen redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 21
van studenten hierdoor
Slotbepaling
In gevallen waarin de artikelen 1 tot en met 20 van deze regels en richtlijnen niet voorzien, beslist de examencommissie. Artikel 22
Inwerkingtreding
Deze regels en richtlijnen treden in werking op 30 september 1993.
Aldus vastgesteld door de examencommissie voor de opleiding Technische Informatica op 30 september 1993.