Onderwijs- en examenregeling HBO-opleiding Theologie
Inhoudsopgave Onderwijs- en Examenregeling CGO ......................................................................... 2 1. Vooropleidingseisen en toelatingsonderzoek ....................................................... 2 2. Inrichting opleiding ............................................................................................... 2 3. Toetsing ............................................................................................................... 3 4. Vrijstelling ............................................................................................................. 4 5. Fraudebepalingen ................................................................................................ 4 6. Uitslag .................................................................................................................. 5 7. Verkrijgen diploma/getuigschrift ........................................................................... 5 8. Examencommissie ............................................................................................... 6 9. Afname mondelinge toetsen................................................................................. 6 10. Afname praktijktoetsen ......................................................................................... 6 11. Afname schriftelijke toetsen ................................................................................. 6 12. Recht op bespreking ............................................................................................ 7 13. Geheimhouding .................................................................................................... 7 14. Richtlijnen samenstelling en beoordeling van toetsmateriaal ............................... 8 15. Afwijkende toetsing .............................................................................................. 8 16. Bezwaar en beroep .............................................................................................. 8
1
Onderwijs- en Examenregeling CGO Begripsbepaling 1e groepsvertegenwoordiger: Examenonderdeel: Portfolio:
Cursusjaar:
de groepsvertegenwoordiger die de meeste stemmen kreeg alle opdrachten, toetsen etc., die beoordeeld worden een verzameling van (digitale) documenten, waaruit duidelijk wordt welke competenties de student tijdens de studie geoefend heeft, welke (stage)ervaringen hij heeft opgedaan en welke specialismen hij heeft ontwikkeld het cursusjaar loopt van 1 september t/m 31 augustus
1.
Vooropleidingseisen en toelatingsonderzoek
1.1
Om toegelaten te worden tot de GL- of de PW-variant moet de student beschikken over een van de volgende certificaten: - een wo- of hbo-diploma; - het vwo-diploma; - het havo-diploma; - een diploma Middelbaar Beroepsonderwijs driejarige cursus, minimaal niveau-4. Bij onvoldoende vooropleiding kunnen personen ouder dan 21 jaar een toelatingsexamen afleggen. Dit toelatingsexamen bestaat uit drie onderdelen: een toets Nederlands, een geschiktheidsonderzoek voor het onderwijs of pastoraat en een vaktoets. Als twee van de drie onderdelen voldoende zijn, ontvangt de kandidaat een schriftelijk toelatingsbewijs van de Examencommissie. Studenten die de B-cursus van de CGO hebben afgerond, behoeven geen vaktoets af te leggen.
1.2
2.
Inrichting opleiding
2.1
De totale studielast van de opleiding bedraagt 240 credits. 1 credit is gelijk aan 28 uur studie. Het eerste jaar is het propedeusejaar. De studielast van de propedeutische fase bedraagt 60 credits. De studielast van de hoofdfase bedraagt 180 credits. De propedeutische fase biedt de student een brede oriëntatie op het geheel van de vakinhoudelijke en beroepsvoorbereidende componenten van de opleiding. Wanneer een student 60 credits van de propedeusefase behaald heeft, krijgt hij of zij een propedeuseverklaring. Aan het einde van het eerste jaar van inschrijving, wanneer alle tentamens gemaakt en gecorrigeerd zijn, doch uiterlijk op 1 oktober, krijgt de student een schriftelijk studieadvies. Wanneer een student op 31 maart van het eerste jaar van inschrijving minder dan 20 ects behaald heeft voor de eerstejaars modulen, krijgt hij of zij van de Examencommissie een voorlopig negatief studieadvies.
2.2 2.3 2.4
2.5 2.6
2.7
2
2.8 2.9
2.10 2.11
2.12
2.13
2.14
Een voorlopig negatief studieadvies wordt bindend als aan het einde van het eerste jaar van inschrijving minder dan 30 credits zijn behaald. Wanneer een student aan het einde van het tweede jaar van inschrijving de 60 credits van het eerste studiejaar nog niet heeft behaald, krijgt hij schriftelijk een negatief bindend studieadvies, tenzij hij inmiddels 80 credits verzameld heeft in het eerste en tweede studiejaar samen en de stage afgerond werd met een voldoende. De student mag pas aan de tentamens van het derde jaar beginnen als de propedeuse afgerond is. Met een voorlopig negatief studieadvies mag een student doorgaan naar het tweede studiejaar, maar zal de onvoldoende gemaakte tentamens of opdrachten moeten inhalen, aangezien een propedeuseverklaring alleen afgegeven wordt wanneer een student voor alle vakken een voldoende resultaat heeft (indien beoordeeld wordt met een cijfer moet minimaal een 5,5 behaald zijn). Een student die een afwijkend negatief bindend studieadvies heeft gekregen, kan met redenen omkleed opnieuw toelating tot de opleiding verzoeken via de Examencommissie. Toelating kan alleen plaatsvinden als de voormalige student aan kan tonen dat zijn persoonlijke omstandigheden de oorzaak waren van zijn eerdere falen. De hoofdfase bestaat uit meer vakgerichte en beroepsgerichte modules. Daarnaast is er de verplichting een aantal stages uit te voeren. De inhoud van de verschillende modules is beschreven in de studiegids en de moduleboeken. In de studiegids is de lessentabel aangegeven met daarbij het aantal te behalen credits per vak.
3.
Toetsing
3.1
De toetsing is per vak geregeld. Deze kan bestaan uit tentamens, werkstukken, presentaties, opdrachten, stages, participatie in werkgroepen of een combinatie hiervan. In elke toets komen kennis, vaardigheden, inzicht en zo mogelijk attitude aan de orde. Elke toets wordt beoordeeld met een cijfer of met een woordelijke waardering, namelijk: onvoldoende, voldoende, goed, zeer goed. Op elke toets zijn aangegeven: datum afname, vak, toetsnummer, te bestuderen stof, beschikbare tijd en de te behalen punten per vraag. Studenten kunnen aan de tentamens deelnemen als zij officieel staan ingeschreven. De deelname aan de tentamens kan geweigerd worden: a. als meer dan 1 college van een module gemist werd, zonder dat de reden van afwezigheid daarvan goedgekeurd werd door de Examencommissie; b. als bepaalde opdrachten niet afgesloten zijn, die nodig zijn om toegang te hebben tot andere tentamens, opdrachten of toetsonderdelen; c. als deelnemers zich niet op de juiste wijze hebben ingeschreven voor het tentamen; d. aan derde- en vierdejaars studenten, als de propedeuse nog niet behaald werd. Deelname aan de stages van een volgend jaar kan pas nadat de stages van het voorgaande jaar zijn afgesloten met een voldoende.
3.2 3.3
3.4
3
Aan de LIO-stage kan pas begonnen worden nadat de 180 ects van leerjaar 1, 2 en 3 behaald zijn. 3.5 De data waarop de tentamens worden afgenomen, staan in het rooster vermeld. 3.6 Tentamens kunnen alleen op de daarvoor vastgestelde tijden worden afgelegd. De directeur of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger is bevoegd om namens de Examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen. De directeur of zijn plaatsvervanger verantwoordt zich hierover in de eerstvolgende vergadering van de opleidingscommissie. 3.7 De Examencommissie kan aan onderdelen van het curriculum bepaalde aanvullende voorwaarden verbinden, zoals bijv. aanwezigheidsplicht, waaraan voldaan dient te worden om in aanmerking te komen voor toekenning van de te behalen credits. 3.8 De data waarop werkstukken en opdrachten moeten worden ingeleverd, worden aangegeven in het moduleboek. Werkstukken die na de inleverdatum worden ingeleverd, kunnen geweigerd worden door de vakdocent. In overleg met de docent kan een uitgestelde datum worden afgesproken, mits die datum niet de termijn van 3 maanden overschrijdt. Als de termijn van inleveren verstreken is, moeten de colleges opnieuw gevolgd worden. 3.9 Voor elke module kan drie keer per cursusjaar tentamen gedaan worden. De tentamendata staan in het rooster vermeld. 3.10 Een student die mee wil doen aan een herkansing moet dat uiterlijk drie weken tevoren bij de adjunct-directeur, of bij afwezigheid, bij zijn plaatsvervanger melden. 3.11 Bij alle toetsen zijn de volgende hulpmiddelen toegestaan: schrijfgerei, Bijbel met kanttekeningen, psalmen en formulieren. Daarnaast eventuele hulpmiddelen, zoals beschreven per vak in het moduleboek. 3.12 Behaalde toetsen blijven gedurende zeven jaar geldig.
4.
Vrijstelling
4.1
De Examencommissie kan op verzoek van de student, op basis van vooropleiding of ervaring, vrijstelling verlenen voor het afleggen van een of meer toetsen. Indien de student(e) recht meent te hebben op een vrijstelling, dient hij/zij een schriftelijke aanvraag daartoe in via het secretariaat. Dit dient vergezeld te gaan van kopieën van diploma’s, certificaten en cijferlijsten, waarop de eventuele vrijstelling is gebaseerd. De Examencommissie verleent vrijstelling op advies van de vakdocent en de directeur of bij afwezigheid op advies van zijn plaatsvervanger. Indien er vrijstelling wordt verleend, verstrekt de secretaris van de Examencommissie een door hem ondertekend bewijs van vrijstelling, dat mede ondertekend is door de directeur. De geldigheidsduur van verleende vrijstellingen voor onderdelen van het programma is zeven jaar.
4.2
4.3 4.4
4.5
5.
Fraudebepalingen
5.1
De Examencommissie kan maatregelen treffen tegen studenten die t.a.v. toetsing onregelmatigheden plegen. Als onregelmatigheid wordt in ieder geval aangemerkt:
5.2
4
5.3
5.4
5.5
- spieken; - het niet opvolgen van instructies van surveillanten; - het gebruik van niet-toegestane hulpmiddelen; - bedrog. Verder staat het ter beoordeling van de Examencommissie om gedragingen, handelingen en dergelijke aan te merken als onregelmatigheid in de zin van bovenstaande. Bij het constateren van onregelmatigheden wordt door de surveillant(en) direct rapport opgemaakt en naar de Examencommissie gestuurd ter verdere afhandeling. De maatregelen, bedoeld in dit artikel, kunnen zijn: - ongeldig-verklaring van het betreffende examenonderdeel; - uitsluiting van (verdere) deelname aan de betreffende toetsing; - bij herhaling kan opschorting van het recht aan tentamens deel te nemen voor maximaal een jaar als sanctie opgelegd worden. Alvorens een beslissing genomen wordt, zoals hierboven vermeld wordt, hoort de Examencommissie de student. De student kan zich door een door hem of haar aan te wijzen persoon laten bijstaan. De Examencommissie deelt haar beslissing schriftelijk mee aan de kandidaat.
6.
Uitslag
6.1
De beoordeling van de toetsing wordt uitgedrukt in cijfers van 1 tot en met 10, met ten hoogste één decimaal, dan wel een waardering met: voldoende, onvoldoende, goed of zeer goed. De uitslag van de toetsing wordt door de docent binnen vier weken na toetsing bekend gemaakt. Voor opdrachten geldt een termijn van zes weken. Een docent kan in bijzondere omstandigheden hiervan afwijken, na goedkeuring van de directeur of bij afwezigheid van zijn plaatsvervanger. Dit uitstel dient binnen de oorspronkelijke termijn aan de betrokken studenten bekend gemaakt te worden. De uitslag moet dan binnen de termijn van twee maanden bekend zijn gemaakt. De uitslag wordt via de website of door de docent of directeur bekend gemaakt of wordt, bij afwezigheid door zijn plaatsvervanger, zo mogelijk op de cursusavonden via de groepsvertegenwoordiger bekend gemaakt. Een student is voor de toetsing geslaagd, wanneer hij of zij als cijfer 5,5 of meer heeft behaald. De cijfers worden vastgesteld op één decimaal; op de jaarlijkse cijferlijst worden de behaalde cijfers vermeld.
6.2 6.3
6.4
6.5
7.
Verkrijgen diploma/getuigschrift
7.1
Alle tentamens c.q. werkstukken moeten voldoende gemaakt zijn, resp. ingehaald en herkanst, uiterlijk vier jaar na de datum waarop het vierde leerjaar is beëindigd. De kandidaat is afgewezen indien hij voor enig examenonderdeel minder dan een 5,5 of minder dan een voldoende heeft behaald. De kandidaat is geslaagd indien hij voor alle examenonderdelen het cijfer van 5,5 of meer, c.q. de waardering ‘voldoende, goed of zeer goed’ heeft behaald of voor een of meer examenonderdelen een of meer bewijzen van vrijstelling heeft overlegd en de stage per leerjaar is beoordeeld met voldoende of goed.
7.2
5
7.3
7.4
De student die recht meent te hebben op een diploma, dient dit kenbaar te maken aan de adjunct-directeur. Nadat is vastgesteld dat de kandidaat voldoet aan de voorwaarden, vindt uitreiking van het diploma plaats. De uitreiking vindt plaats in de maanden december en juni. Voor het verkrijgen van een diploma/getuigschrift dient een fotokopie van een geldig identiteitsbewijs bij het secretariaat aanwezig te zijn.
8.
Examencommissie
8.1
Het bestuur stelt ten behoeve van de organisatie en het afnemen van de tentamens e.d. een Examencommissie in. De Examencommissie vergadert minimaal twee keer per jaar, in de maanden november en mei. Tijdens deze vergadering wordt het verloop van de afname van de tentamens van de afgelopen 6 maanden (van april t/m oktober c.q. van november t/m maart) geëvalueerd en wordt het OER voor het volgende cursusjaar vastgesteld. In de Examencommissie hebben de examinatoren zitting. De directeur of adjunct-directeur is technisch voorzitter met adviserende stem. De voorzitter en de secretaris zijn uit de geleding van de docenten. Het reglement van de Examencommissie is als bijlage opgenomen na deze onderwijs- en examenregeling.
8.2
8.3 8.4 8.5
9.
Afname mondelinge toetsen
9.1
Mondelinge toetsen worden afgenomen door de docent. Gedurende de toets maakt de docent aantekeningen van de antwoorden van de student en neemt deze een band-/video-opname, etc. op). Als er sprake is van een band-/videoopname, wordt deze opname alleen met toestemming van de kandidaat door derden beluisterd. Als de directeur het noodzakelijk vindt dat de betreffende band beluisterd wordt, betekent weigering door de kandidaat dat het betreffende examenonderdeel onvoldoende is. Na afloop van de mondelinge toets wordt het cijfer vastgesteld door de docent in overleg met de student. Wanneer docent en student het niet eens worden over het cijfer, bepaalt de docent het cijfer en heeft de student recht op bezwaar (zie hierna).
9.2 9.3
10.
Afname praktijktoetsen
10.1 Bij de beoordeling van een praktijktoets weegt het oordeel van de praktijkbegeleider even zwaar in de waardering als het oordeel van de instituutsdocent. 10.2 De waardering voor de praktijktoets (stage) levert per leerjaar als geheel een voldoende of onvoldoende op. 10.3 De student legt de van te voren afgesproken praktijkmaterialen (bijvoorbeeld zijn portfolio) voor aan de docent ter beoordeling.
11.
Afname schriftelijke toetsen
11.1 Een schriftelijk tentamen wordt afgelegd onder toezicht van tenminste één surveillant, die namens de Examencommissie toezicht houdt. 11.2 De surveillant(en) is/zijn minimaal 15 minuten voor de aanvang van een tentamen in het lokaal aanwezig. De studenten zijn uiterlijk 10 minuten voor de aanvang van een tentamen aanwezig in het lokaal.
6
11.3 Studenten die met een geldige reden te laat komen, mogen tot een half uur na het begin van het tentamen het tentamen nog maken. Het tijdstip van beëindigen blijft echter gelijk. 11.4 Voor de aanvang van de toetsen hebben de surveillanten de volgende taken: • zij zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de toetslocatie. Deze inrichting geschiedt zodanig dat fraude kan worden voorkomen; • zij zorgen ervoor dat de studenten plaatsnemen en vragen om stilte; • zij controleren met behulp van de daarvoor bedoelde presentielijsten of alle studenten aanwezig zijn. Absentie wordt genoteerd; • zij openen de avond met schriftlezing en gebed; • zij controleren de hulpmiddelen en materialen die bij het tentamen zijn toegestaan en die niet via de CGO worden verstrekt. 11.5 Tijdens de afname hebben de surveillanten de volgende taken: • zij noteren het tijdstip van aankomst van laatkomers op de presentielijst; • zij zien toe dat studenten tijdens het eerste halfuur niet de toetslocatie verlaten; • zij zien toe op rust en orde; • zij vermelden onregelmatigheden op de presentielijst en stellen de directeur of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger hiervan in kennis; • zij begeleiden studenten die om dringende redenen de toetslocatie tijdelijk moeten verlaten. 11.6 Na de afname van de toetsen hebben de surveillanten de volgende taken: • zij waarschuwen de studenten 10 minuten voor het verstrijken van de beschikbare tijd; • zij zien erop toe dat de studenten hun opgaven inleveren; • zij noteren de ontvangst van het toetsmateriaal op de presentielijst; • zij zien erop toe dat de studenten de toetslocatie pas verlaten, nadat het werk is voorzien van hun naam; • zij dragen het materiaal over aan de adjunct-directeur of bij afwezigheid aan de directeur.
12.
Recht op bespreking
12.1 Alle werkstukken, opdrachten en tentamens worden, samen met een opgavenblad en het antwoordenmodel, vier jaar bewaard in het cursusarchief. 12.2 Binnen een termijn van 6 maanden na correctie heeft de student recht op bespreking van het toetsmateriaal en motivering van de beoordeling door de docent. 12.3 Deze bespreking geschiedt in principe tussen docent en student. Op verzoek kan de directeur of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger bij de bespreking aanwezig zijn. 12.4 Wanneer de student na gehoorde motivering het niet eens is met de beoordeling, kan hij of zij bezwaar aantekenen (zie hierna).
13.
Geheimhouding Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de toetsing en daarbij de beschikking krijgt over gegevens, waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent, of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan,
7
behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van de toetsing noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
14.
Richtlijnen samenstelling en beoordeling van toetsmateriaal
14.1 De doelen, de vorm en de toetsduur van elke toets worden in het eerste college van een vak en via het moduleboek aan de studenten bekend gemaakt. 14.2 Elke toets die gebaseerd is op bepaalde toetstermen heeft een zoveel mogelijk vergelijkbare moeilijkheidsgraad als elke volgende toets met dezelfde doelen. 14.3 Toetsen zijn, voor wat betreft alle mogelijke aspecten, duidelijk. 14.4 Elke student wordt objectief beoordeeld. 14.5 Elke student wordt aan de hand van dezelfde normen op gelijk wijze beoordeeld. 14.6 Beoordelaars moeten hun beoordeling kunnen motiveren. De beoordeling moet consistent zijn. 14.7 Met betrekking tot de toetsing is een intern document Toetsing opgesteld, hetgeen voor de student ter inzage is op de website.
15.
Afwijkende toetsing
15.1 Ten aanzien van specifieke doelgroepen en gehandicapten kan de Examencommissie toestaan dat de toets in afwijkende vorm wordt afgenomen. De afwijkende vorm moet voldoen aan de technische eisen zoals validiteit en betrouwbaarheid. Het niveau en de doelstelling van de afwijkende toetsvorm mogen niet anders zijn dan de beoogde doelstellingen en het niveau van de oorspronkelijke toets. 15.2 Bij studenten die studeren op afstand, bijvoorbeeld op het zendingsveld, wordt een aparte regeling getroffen, zodat fraude wordt voorkomen.
16.
Bezwaar en beroep
16.1 Een student kan tegen maatregelen en beslissingen met betrekking tot het examen schriftelijk bezwaar aantekenen bij de secretaris van de examencommissie commissie, de directeur of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger. 16.2 De Examencommissie doet binnen twee maanden na het aantekenen van het bezwaar uitspraak. Alvorens kan ze de student en eventueel andere betrokkenen horen. 16.3 De Examencommissie deelt haar beslissing mee aan de student (en de mogelijk andere betrokkenen), zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk. In de schriftelijke mededeling wordt tevens gewezen op de mogelijkheid van het aantekenen van beroep. 16.4 Een student kan tegen een uitspraak op het bezwaar beroep aantekenen bij de Commissie van Beroep, die door het bestuur is ingesteld. 16.5 Het bezwaar- of beroepsschrift bevat in ieder geval: 1. naam en adres van de indiener; 2. datum van indiening; 3. omschrijving van de maatregel of beslissing waartegen bezwaar of beroep wordt ingediend;
8
4. de gronden van het bezwaar en beroep. 16.6 De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt twee weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na de dag waarop de maatregel of beslissing is bekend gemaakt. 16.7 De Commissie van Beroep beslist zo mogelijk binnen twee maanden na indiening van het beroep. De Commissie kan de termijn met redenen omkleed eenmaal verlengen met een maximum van twee maanden. 16.8 Als tegen een docent die lid is van de Examencommissie een klacht wordt ingediend, kan deze docent tijdens de behandeling van de zaak geen deel uitmaken van de Examencommissie. 17.
Inwerkingtreding Dit onderwijs- en examenregeling treedt in werking op 1 oktober 2008.
9