Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Ons kenmerk
Inlichtingen bij
Doorkiesnummer
Den Haag
Onderwerp
Bijlage(n)
Uw brief
Voortgangsrapportage Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang 2006
1
07-VWS-B-006
DMO/SSO-2747235
Inleiding en samenvatting In het standpunt op het IBO-rapport over de maatschappelijke opvang heeft het kabinet zijn visie op de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang neergelegd. 1 Het kabinet wil bereiken dat niemand tegen zijn wil op straat verblijft en dat er goede opvang is voor vrouwen die door crisissituaties vanwege huiselijk geweld niet thuis kunnen blijven. Daarvoor is het nodig dat mensen na hun verblijf in een opvangvoorziening de woon- en zorgvoorzieningen krijgen die hen in staat stellen binnen hun mogelijkheden volwaardig aan de samenleving deel te nemen. Dit vraagt een samenhangend lokaal beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, wonen en welzijn èn aanpalende terreinen. Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft het kabinet de mogelijkheid van de gemeenten om dit beleid te voeren, versterkt. Het Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang Rijk & G4 (verder het Plan genoemd) geeft aan dat beleid een extra impuls. Het voorziet centrumgemeenten en instellingen, binnen de bestaande wettelijke kaders, van nieuwe instrumenten. Die moeten het mogelijk maken dat voor de doelgroep van het Plan (voor de G4, 21.800 mensen in een kwetsbare situatie) een individueel trajectplan wordt opgesteld waarin persoonlijke doelen zijn opgenomen op de terreinen wonen, inkomen, zorg en dagbesteding. Het uiteindelijke doel is dakloosheid sterk te verminderen. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd jaarlijks te rapporteren over de uitvoering van het Plan. 2 Daarom is deze brief niet alleen de derde rapportage over de uitvoering van het kabinetsstandpunt op bovengenoemde IBO-rapport en van het Plan Verloedering en Overlast. 3 In het vervolg gaan deze rapportages ook over de voortgang van het Plan. Ik stuur deze rapportage mede namens de ministers van BZK, Justitie en VROM, de ministers voor BVK en IJPR, en de staatssecretaris van SZW. Bijgevoegd bij deze rapportage ontvangt u het rapport ‘Maat en baat van de vrouwenopvang’. 4 Paragraaf 2.3 bevat mijn reactie op het rapport waarom de Tweede Kamer heeft verzocht. 5 1
Kamerstukken II, 29235, nrs. 1-2 Kamerstukken II, 29235, nr.11 3 Kamerstukken II, 29235, nr.3 4 Maat en baat van de vrouwenopvang, Onderzoek naar vraag en aanbod, J. Wolf, I. Jonker, S. Nicolas, V. Meertens en S. te Pas, 2006 5 Brief van de vaste commissie voor VWS aan de staatssecretaris van VWS (kenmerk 07-VWS-B-006) 2
Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG Telefoon (070) 340 79 11 Fax (070) 340 78 34
Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX DEN HAAG
Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief
Internetadres: www.minvws.nl
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
2
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 De rapportage spitst zich toe op de speerpunten uit het kabinetsbeleid voor de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang: Integrale en persoonsgerichte aanpak (Plan-doelstelling); Betere doorstroom in de opvangvoorzieningen: mensen blijven niet langer dan nodig is in de maatschappelijke opvang; Vermindering van de overlast: overlastgevende dak- en thuislozen worden eerder en effectiever geholpen, waardoor hun overlastgevend gedrag vermindert; Beschikbare capaciteit van de vrouwenopvang wordt uitgebreid; Huiselijk geweld wordt beter aangepakt, en Informatie over de maatschappelijke opvang wordt beter. De belangrijkste resultaten in 2006:
Plan van aanpak
Drie van de vier grote steden werken met een Centrale Toegang. De zorgverlening aan de doelgroep is met € 15 mln. (AWBZ) uitgebreid. Hierover hebben steden met zorgkantoren afspraken gemaakt. Er komt een voorziening Duurzaam verblijf voor personen die lijden aan langdurige drugsverslaving en ernstige psychiatrische stoornissen, al dan niet in combinatie met lichamelijke verwaarlozing. De G4 hebben meer geïnvesteerd in trajecten schuldhulpverlening.
Verbeteren van de doorstroom in de maatschappelijke opvang
In 2006 is € 1 mln. toegevoegd aan de specifieke uitkering maatschappelijke opvang. Op lokaal niveau ontwikkelen vooral corporaties steeds meer initiatieven voor geschikte huisvesting voor de doelgroep van de maatschappelijke opvang. Door 20 pilots te ondersteunen, zijn nieuwe huisvestingsvormen gecreëerd. Dankzij de modernisering van de AWBZ is de toegang tot de AWBZ voor cliënten uit de maatschappelijke opvang sterk verbeterd. Instellingen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang hebben voor bijna € 110 mln. productieafspraken gemaakt met zorgkantoren. Intentieverklaring tussen verschillende partijen om de samenwerking ter voorkoming van problematische schulden te verbeteren. De samenwerking tussen Justitie en de G4 krijgt in de praktijk steeds meer vorm en inhoud conform de modelprocedure ‘Aansluiting nazorg bij ontslag uit detentie’. Zo zijn alle 183 medewerkers maatschappelijke dienstverlening (MMD-ers) inmiddels aangesteld binnen de penitentiaire inrichtingen en hebben 240 gemeenten, waaronder de G4 een coördinatiepunt ingericht.
Verbeteren van de aanpak van verloedering en overlast
Door de overheveling per 1 januari 2007 van AWBZ-middelen (€ 60,6 mln.) voor OGGzactiviteiten naar de Wmo zijn centrumgemeenten beter in staat de toeleiding tot zorg van zorgmijders te regelen. De mogelijkheden om de wet Bopz te gebruiken voor doelgroep van de maatschappelijke opvang zijn verbeterd.
Versterken (van de capaciteit) van de vrouwenopvang
In 2006 is € 1 mln. toegevoegd aan de specifieke uitkering vrouwenopvang. Het landelijk dekkend netwerk van noodplaatsen voor 110 mensen is gerealiseerd.
Alle 35 centrumgemeenten vrouwenopvang beschikken over een advies- en steunpunt huiselijk geweld (ASHG). De wet Tijdelijk Huisverbod is bij de Tweede Kamer ingediend. Voor de hulpverlening heeft het kabinet vanaf 2008 € 2,6 mln. extra beschikbaar gesteld.
Verbeteren van de aanpak van huiselijk geweld
Verbeteren van de informatievoorziening
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
3
Kenmerk
DMO/SSO-2747235
Er is een pilot gestart om in de tweede helft van 2007 tot uitvoering van de registratieregeling maatschappelijke opvang en vrouwenopvang te komen. ZonMw is de aanbesteding gestart van het kennisprogramma maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.
Financiële middelen In de periode 2000-2006 is het budget voor de specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid en vrouwenopvang gestegen van € 173 mln. naar € 234 mln. Vanaf 2007 komt daar nog het budget voor OGGz bij: € 60,6 mln. Tabel 1. Financiering van de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang in 2006 in € mln. Specifieke uitkering maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid Specifieke uitkering vrouwenopvang Stimuleringsregeling advies- en meldpunten huiselijk geweld AWBZ-financiering maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en zwerfjongeren Gemeentelijke bijdragen Eigen betalingen cliënten
182 50 3 109 onbekend 6 30
§ 1 Plan van aanpak maatschappelijke opvang Rijk & G4 Het Plan is gericht op 21.800 mensen in de vier grote steden die leven in een kwetsbare situatie. Deze groep bestaat uit 10.000 feitelijk en residentieel daklozen en een groep van 11.800 personen die nog niet in beeld zijn bij de zorg- en hulpverlening maar wel behoren tot de groep sociaal kwetsbaren. 7 Het Plan richt zich de eerste jaren vooral op de verbetering van de situatie van de eerste groep, maar tegelijkertijd wordt een start gemaakt met de preventie van dakloosheid bij sociaal kwestbaren. Het doel van het plan is de situatie van deze mensen te verbeteren en tegelijkertijd te zorgen dat de overlast die deze mensen door hun verloederde staat veroorzaken, vermindert. Dit doel is geconcretiseerd in vijf hoofddoelstellingen waaraan meetbare indicatoren zijn verbonden. Tabel 1. Overzicht hoofddoelstellingen en bijhorende indicatoren De vijf hoofddoelstellingen 1. Dakloosheid ten gevolge van huisuitzetting komt (vrijwel) niet meer voor. Het aantal huisuitzettingen is in 2008 gedaald tot minder dan 30% van het aantal in 2005.
2. Dakloosheid ten gevolge van detentie komt (vrijwel) niet meer voor. 3. Dakloosheid ten gevolge van uitval uit zorginstellingen komt (vrijwel) niet meer voor.
6
Indicatoren a. Aantal huisuitzettingen bij woningcorporaties in verhouding tot het aantal corporatiewoningen in de gemeente. b. Aantal uithuisgezette personen dat zich meldt bij de Maatschappelijke Opvang binnen een maand na huisuitzetting en in die periode dakloos was. Aantal ex-gedetineerde mensen dat zich na ontslag uit detentie bij de maatschappelijke opvang meldt en dan minstens een maand dakloos is. Aantal mensen dat zich na ontslag uit een zorginstelling bij de maatschappelijke opvang meldt en dan minstens een maand dakloos is.
Er is geen totaalbedrag van alle centrumgemeenten bekend. Eén van de afspraken uit het Plan is dat de G4 zijn uitgavenniveau voor de doelgroep tenminste op € 136 mln. zal handhaven. 7 De in deze rapportage gebruikte begrippen worden op dezelfde wijze gehanteerd als in het Plan. Tenzij hiervan afgeweken wordt, worden er daarom geen definities genoemd.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
4
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 4. De huidige 10.000 dak- en thuislozen en de dak- en thuislozen die er vanaf nu nog bij komen, zijn voorzien van inkomen, van structurele vormen van woonvoorzieningen passend bij de betrokken individuen, van niet-vrijblijvende evidence based zorgtrajecten (…) en, voor zover mogelijk, van vormen van werk die haalbaar zijn.
5. Bij een groot deel van de doelgroep is het overlastgevende gedrag verminderd (tot max. 75 % van het huidige niveau in 7 jaar).
a. Aantal dak- en thuislozen met een intake en een individueel trajectplan. b. Aantal dak- en thuislozen in eindfase van traject dat voor zover mogelijk is voorzien van: - stabiele huisvesting - geregeld inkomen - zorgverzekering - stabiel contact met hulpverlening - vorm van (stabiele) dagbesteding of werk Aantal strafbare feiten en aantal meldingen overlast door doelgroep.
Het Plan van aanpak berust op twee pijlers: Een persoonsgerichte benadering met behulp van individuele trajectplannen en aan personen gekoppelde cliëntmanagers. Deze persoonsgerichte benadering zal zich tot 1 januari 2013 uitstrekken over de 21.800 sociaal kwetsbaren in de vier grote steden. Een 100% sluitende samenwerking tussen alle betrokken partijen en instellingen. Deze sluitende samenwerking wordt vormgegeven op bestuurlijk en uitvoerend niveau. In alle vier de steden heeft na de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2006 het Plan een duidelijke plaats gekregen in het collegeprogramma. Iedere stad heeft een coördinerend wethouder die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het Plan in de stad. De steden zijn in 2006 hard aan de slag gegaan met de vertaling van het Plan naar de lokale situatie. Belangrijke inhoudelijke onderdelen van het plan zijn operationeel zoals de Centrale Toegang in drie van de steden.
Eén loket voor de aanmelding en intake Elke stad krijgt één loket voor de aanmelding en intake van de cliënt. In Den Haag worden daarvoor de loketten van de Centrale Toegang Maatschappelijke Opvang (CTMO) en de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten (dienst SZW) gebundeld en gezamenlijk gehuisvest. Dit loket zal functioneren als frontoffice van het Centraal Coördinatiepunt en de dienst SZW. Dit Centraal Coördinatiepunt voert taken uit op het gebied van intake, indicatiestelling, zorgtoewijzing, registratie en monitoring. Het loket is het beginpunt van de keten. Mensen kunnen hier terecht met vragen over zowel onderdak als uitkeringen. Bron: Hou-vast Bulletin, uitgave in het kader van het Programma Sociaal Kwetsbaren van de Haagse gemeentelijke dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. De belangrijkste winst voor de steden zelf is dat zij kunnen bepalen welke AWBZgefinancierde voorzieningen er komen voor de doelgroep van het plan. Den Haag heeft dit al vastgelegd in een bestuurlijk akkoord met het zorgkantoor. 8 De andere steden volgen in 2007. Van de beschikbare AWBZ-contracteerruimte voor 2006 hebben de steden bijna de helft gerealiseerd. Dat betekent dat voor € 15 mln. nieuwe voorzieningen gecontracteerd zijn. Voorbeelden daarvan zijn uitbreiding van 291 plaatsen beschermd wonen en 230 plaatsen begeleid (zelfstandig) wonen in Rotterdam. Den Haag zet in op 152 plaatsen beschermd wonen en 226 plaatsen begeleid (zelfstandig) wonen. 8 Samenwerking Gemeente en Zorgkantoor ten behoeve van het plan van aanpak “Den Haag onder dak“, december 2006
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
5
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 Extra gemeentelijke investeringen zijn er geweest op het terrein van de schuldhulpverlening. In Den Haag komt er bijvoorbeeld extra capaciteit bij de Gemeentelijke Kredietbank om mensen met niet-regelbare schulden stabilisatietrajecten aan te bieden. Hiervoor komen 170 cliënten van de instellingen voor maatschappelijke opvang en verslavingszorg in aanmerking. Rotterdam heeft bij de Kredietbank Rotterdam een specifiek team ingericht voor de doelgroep van het Plan. In alle vier de steden blijkt het Plan een versterking van het al in gang gezette beleid. Met het Plan kan het beleid echter sneller en met grotere ambitie worden uitgevoerd. Ik heb alle overige centrumgemeenten uitgenodigd om ook een Plan op te gaan stellen. Samen met de VNG ondersteun ik de gemeenten in de voorbereiding daarvan. Ik streef ernaar dat uiterlijk op 1 april 2008 alle centrumgemeenten een dergelijk plan hebben. Voor deze gemeenten gelden in beginsel dezelfde financiële uitgangspunten als voor de G4. § 2.
Uitvoering kabinetsstandpunt IBO maatschappelijke opvang/vrouwenopvang
§ 2.1 Verbeteren van de doorstroom in opvangvoorzieningen Het kabinet wil dat mensen niet langer dan nodig is in een opvangvoorziening verblijven. Voor het merendeel van de cliënten van een opvangvoorziening geldt dat zij niet (meer) een doorsneebestaan in een zelfstandige woning kunnen hebben. Zij zijn aangewezen op specifieke huisvestingsvormen, waar nodig voorzien van ondersteuning en verzorging. Hieronder staan de acties beschreven die het kabinet in het afgelopen jaar in gang gezet heeft om deze voorzieningen te realiseren inclusief acties met betrekking tot de aanpak van de problematiek van onverzekerd zijn voor ziektekosten en van schulden. Nieuwe en meer huisvestingsvormen voor doelgroep maatschappelijke opvang In de periode 2004-2006 heb ik het samenwerkingsprogramma ‘Geef opvang de ruimte’ van Aedes, de Federatie Opvang en de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) gesubsidieerd. Deze initiatiefnemers wilden een sterke impuls geven aan het zoeken naar geschikte huisvestingsvormen voor de doelgroep van de maatschappelijke opvang. Dat is gebeurd door het bevorderen en ondersteunen van regionale en lokale initiatieven die gericht zijn op het adequaat onderbrengen van mensen vanuit de maatschappelijke opvang. Dat is allereerst een zaak van lokale partijen. Het project heeft een aanjaagfunctie. In totaal is ondersteuning verleend aan een twintigtal lokale pilots. Er zijn daarmee nieuwe huisvestingsvormen gecreëerd en (formele) samenwerkingsafspraken tussen lokale partijen tot stand gebracht. Het project heeft bijgedragen aan het versterken van de (natuurlijke) relatie tussen corporaties en opvang en heeft mede een rol vervuld in het agenderen van zaken rondom opvang en wonen op de politieke agenda, zowel nationaal als lokaal. Het project is op 14 december 2006 afgesloten met een landelijk congres. Voor meer informatie verwijs ik naar www.geefopvangderuimte.nl Corporaties hebben, op grond van het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH), de taak kwetsbare groepen als dak- en thuislozen te huisvesten. Uit onderzoek blijkt dat corporaties actief zijn op dit terrein. 9 Ik wil twee voorbeelden noemen waaruit de betrokkenheid en verantwoordelijkheid die in de corporatiewereld leeft, om dak- en thuislozen onderdak te bieden, blijkt.
9 Zie bijvoorbeeld Onderkant van de woningmarkt, Prestaties van corporaties voor bijzondere doelgroepen, RIGO Research en Advies BV, 2006
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
6
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 Het eerste is het systeem van passende woningtoewijzing voor cliënten uit de GGZ, verslavings- en jeugdzorg en maatschappelijke opvang dat in Utrecht sinds 1 januari 2006 bestaat. Het betreft allemaal mensen die langdurig zorg en begeleiding nodig blijven houden bij het wonen. Nieuw in dit systeem is dat er sprake is van maatwerk en dat het in vrijwel alle gevallen gaat om een combinatie van zorg c.q. begeleiding en huisvesting. Onderdeel van het nieuwe werken is ook het zogenoemde ‘omklapcontract’: de instelling huurt een woning voor een cliënt, totdat deze in staat is echt zelfstandig te wonen. Het tweede voorbeeld is het Meldpunt Daklozen, waar (zorg)organisaties, hulpverleners en gemeenten terecht kunnen met huisvestingsproblemen van daklozen. Dit meldpunt is een initiatief van een 17-tal corporaties, met een behoorlijke dekking over Nederland. Om te voorkomen dat elke gemeente het wiel opnieuw moet uitvinden, is het delen van kennis over succesvolle projecten en werkwijzen van belang. Samen met de minister van VROM heb ik daarom een prijsvraag uitgeschreven, de Zilveren Woonladder, voor het beste initiatief in het souterrain van de woningmarkt. Het thema van deze prijsvraag in 2006 was ‘draagvlak van omwonenden’.
De Zilveren Woonladder voor het Leidse project Nieuwe Energie Een oude fabriekshal in de binnenstad van Leiden wordt omgebouwd tot een gecombineerde locatie voor zorg en opvang en bedrijfsruimtes met publieke functies. Voor dak- en thuislozen komt er een slaaphuis en een uitgebreide dagopvang. Nieuwe Energie is een gezamenlijk project van woonstichting Portaal Leiden, de gemeente Leiden en de zorginstellingen De Binnenvest en Parnassia. De Zilveren Woonladder is een aanmoedigingsprijs van de ministeries van VROM en VWS om meer initiatieven voor een goede opvang van dak- en thuislozen te realiseren. Voor 2006 was het thema van de Zilveren Woonladder: Hoe realiseer je draagvlak bij omwonenden? Volgens de jury is Nieuwe Energie een project met lef. De woningcorporatie laat zien dat ze zelf gelooft in ‘welcome in my backyard’ door haar eigen kantoor in hetzelfde pand te plaatsen. De andere functies worden daarnaast ook benut als leer-werk- en terugleidingstrajecten voor de daklozen. De jury heeft veel waardering voor deze tweezijdige integratie. Ook sluit deze gedachte goed aan op de doelstellingen van de Wmo, zoals participatie en integraal beleid. Het is vaak niet eenvoudig om draagvlak te krijgen bij omwonenden van locaties waar daken thuislozenopvang wordt gepland. Veel mensen ervaren dak- en thuislozen als storend of zelfs bedreigend. Het is zaak om omwonenden goed te informeren en te betrekken bij dit soort plannen. De wijze waarop draagvlak wordt gecreëerd is bovendien uniek. Er wordt veel energie gestoken in het verkrijgen van draagvlak: via een convenant, via afspraken over leefbaarheid/veiligheid, verbetering van de huidige buurtsituatie en een nulmeting voorafgaand aan de realisatie van het nieuwe pand. Naast de instrumenten die in het Plan zijn opgenomen, maakt de SEV in opdracht van VROM een aantal instrumenten die gemeenten kunnen gebruiken om een sluitend systeem voor de huisvesting in de onderste sporten van de woonladder te maken. Zo is de handleiding ‘Rare huizen voor rare leefwijzen’ recent ontwikkeld en wordt er momenteel in acht gemeenten geëxperimenteerd met huisvesting van overlastgevenden en moeilijk plaatsbaren. Een vervolgpublicatie, op basis van de eerste ervaringen uit deze experimenten, volgt volgend jaar. Ook is er eind 2006 een handreiking verschenen voor de inventarisatie en invulling van de regionale woonladder, met als voorbeeld de regio Delft.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
7
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 Op verzoek van de Tweede Kamer heeft het ministerie van VROM overleg gehad met de VNG en de G4 over de suggestie om dak en thuislozen te spreiden over het land door randgemeenten te stimuleren meer te doen voor deze doelgroep. 10 De G4 heeft in dat gesprek aangegeven dat het lastig is om de opvang van dak- en thuislozen te spreiden. In de praktijk werkt het juist andersom: mensen die elders dakloos zijn geraakt, trekken naar de grote stad. De mogelijkheden om een anoniem bestaan te leiden zijn daar groter. Leidend moet zijn wat mensen zelf willen. In praktijk zullen opvangvoorzieningen voor dak- en thuislozen dus vaak in grote steden liggen. Wanneer het gaat om uitstroom naar meer permanente woonvoorzieningen met begeleiding en/of zorg, zou er wel een rol kunnen zijn voor de randgemeenten. Met de doorvertaling van het Plan naar een ‘stedelijk kompas’ voor de overige 39 centrumgemeenten mag verwacht worden dat preventieve maatregelen in de overige centrumgemeenten de stroom van dak- en thuislozen naar de G4 zullen inperken. AWBZ-gefinancierde voorzieningen voor doelgroep uitgebreid Instellingen voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en zwerfjongeren hebben in 2006 voor ruim € 90 mln. productieafspraken gemaakt. Daarnaast wordt er € 18,5 mln. besteed aan GGZ-instellingen en GGZ-activiteiten voor cliënten in de maatschappelijke opvang. 11 Van de ruim € 90 mln. gecontracteerde ruimte is naar schatting circa € 40 mln. gecontracteerd ten behoeve van cliënten met de grondslag psychosociaal probleem. In de Voortgangsrapportage 2005 heb ik gemeld dat ik mijn voornemen om de grondslag psychosociaal probleem te schrappen, had aangehouden. Dit kabinet zal hierover geen besluit meer nemen. Problematiek onverzekerden lijkt ongewijzigd Sinds 1990 is 15 tot 45 procent van de daklozen niet verzekerd. Naarmate de onderzochte subdoelgroep meer op straat georiënteerd is, is het percentage hoger. Het Trimbos-instituut heeft van mij de opdracht gekregen na te gaan of de onverzekerdheid onder dak- en thuislozen in de G4 is toe- of afgenomen sinds de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet (Zvw). Dat is niet gebleken. Alle voor het onderzoek geïnterviewde sleutelpersonen zijn het erover eens dat er door de invoering van de nieuwe wet strikt genomen per 1 januari 2006 geen nieuwe onverzekerde daklozen bij zijn gekomen. De daklozen die al verzekerd waren zijn dat gebleven. 12 Ik zal - gegeven het substantiële aantal onverzekerde daklozen - dit blijven monitoren. Overigens verwacht ik van de uitbreiding van het Plan (zie § 1) dat het aantal onverzekerde daklozen sterk zal dalen. Indien nu onverzekerde daklozen zich wel laten verzekeren, worden zij net als ieder ander geconfronteerd met het feit dat een verzekeringsplichtige dan een boete krijgt opgelegd. Echter de Zvw-boete-artikelen en de CVZ-beleidsregels zijn in zichzelf al voldoende soepel om mensen die niet verwijtbaar onverzekerd zijn of die op grond van bijzondere omstandigheden voor een verlaging van de boete in aanmerking komen, geen boete op te leggen. Er is daarom net zo min als een jaar geleden aanleiding voor een generaal pardon of een Waarborgfonds voor onverzekerde daklozen. Aanpak schuldenproblematiek verbeteren De doelgroep van de maatschappelijke opvang kampt vaak met schulden. Het kabinet probeert langs verschillende wegen het gemeentelijke beleid voor de schuldhulpverlening te ondersteunen. Schulden ontstaan meestal door een combinatie van factoren en daardoor zijn verschillende organisaties betrokken bij de hulpverlening. 10
Handelingen Tweede Kamer, 2005-2006, nr. 22, pag. 1427-1478 Onderzoek naar AWBZ bestedingen in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang en met name het deel in relatie tot de grondslag psychosociaal, HHM, november 2006 12 Dakloos en onverzekerd in de grote stad, Trimbos Instituut (niet gepubliceerd onderzoek in kader van Monitor Maatschappelijke Opvang) 11
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
8
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 Omdat er verschillende signalen waren over onvoldoende samenwerking tussen betrokken instanties, hebben op uitnodiging van de staatssecretaris van SZW in juni en december 2006 twee bestuurlijke conferenties plaatsgevonden. Recent heeft hij u over de resultaten van de conferenties en over andere onderwerpen op het terrein van armoedebestrijding en schuldhulpverlening geïnformeerd. Tijdens de bestuurlijke conferentie van december 2006 is een voor de doelgroep maatschappelijke opvang relevante intentieverklaring ondertekend voor de samenwerking ter voorkoming van problematische schulden. Bij de ondertekening waren verschillende brancheorganisaties, zoals Aedes, EnergieNed en Zorgverzekeraars Nederland betrokken.
Erbij horen, De Groningse aanpak voor cliënten met meervoudige problematiek Voor veel mensen die een beroep doen op schuldhulpverlening is sprake van een meervoudige problematiek. Een effectieve aanpak is alleen mogelijk als er door één organisatie de regie per klant wordt gevoerd. Als uitvloeisel van het project ‘Erbij horen’ heeft de gemeente Groningen een aanpak ontwikkeld die loopt via een individueel zorgplan. Uitgangspunt is dat de regie op de cliënt ligt bij de organisatie die gezien de ernst van de problematiek het meest met de cliënt te maken heeft. De regievoerende instelling krijgt van de gemeente de opdracht een individueel herstel- en zorgplan te maken. De aanpak van problematische schulden kan hier ook deel van uitmaken. Dit wordt concreet vastgelegd in een overeenkomst tot preventief budgetbeheer. Deze overeenkomst wordt gesloten tussen de cliënt, de regievoerende instelling en de organisatie voor schuldhulpverlening. In dit verband is ook het convenant dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) willen sluiten van belang. Zij beogen daarmee mensen in een problematische schuldsituatie (eventueel door vorderingen van het CJIB) in staat te stellen via een minnelijke regeling, door het treffen van schuldregelingen een oplossing te bereiken. Als een dergelijke regeling is getroffen, neemt het CJIB geen incassomaatregelen meer. Na afloop van de schuldregeling wordt de restantvordering geïnd. § 2.2 Vermindering van de overlast In de nota Verloedering en Overlast heeft het kabinet vastgesteld dat door een goede hulpverlening aan mensen die de zorg mijden, hun verkommering en verloedering en daarmee ook de overlast bestreden kan worden. 13 Daarom heeft het kabinet de positie van gemeenten versterkt om de toeleiding tot zorg van zorgmijders beter te kunnen regelen. Daarnaast zijn de mogelijkheden de Wet Bopz voor de doelgroep van de maatschappelijke opvang te kunnen gebruiken versterkt. Regierol gemeenten op het terrein van de OGGz is versterkt Per 1 januari 2007 maakt de OGGz onderdeel uit van de Wmo. Dit biedt gemeenten de mogelijkheid om in het kader van de Wmo een samenhangend beleid met de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid te ontwikkelen. In de nota Verloedering en Overlast was geconstateerd dat gemeenten de zeggenschap missen over het aanbod van GGZ-instellingen. Om gemeenten die invloed te geven, heeft het kabinet besloten de middelen voor OGGz-activiteiten over te hevelen van de AWBZ naar de specifieke uitkering maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid.
13
Kamerstukken II, 29235, nr. 5
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
9
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 De centrumgemeenten krijgen daarom sinds 1 januari 2007 € 60.6 mln. voor de financiering van die activiteiten die ten dienste staan van de toeleidingsfunctie naar de zorg, te weten het signaleren, opsporen, contact leggen én contact houden (bijvoorbeeld door middel van spreekuren), het toeleiden zelf én de ongevraagde nazorg (volgen van cliënten om terugval te voorkomen). De gemeenten kunnen zelf beslissen hoe zij deze middelen willen inzetten. In 2006 is gewerkt aan de randvoorwaarden die nodig zijn om een goede overheveling tot stand te brengen. Het gaat dan om aspecten als kwaliteit, continuïteit en behoud van de samenhang van het aanbod. Er is een handreiking OGGz in het kader van de Wmo gekomen. Om bij de besteding van de middelen afbakeningsproblemen tussen Wmo en AWBZ te voorkomen, hebben daarnaast alle centrumgemeenten een publicatie ontvangen die hen met behulp van concrete voorbeelden uit de praktijk kan ondersteunen. 14 In dit verband verwijs ik ook naar het normendocument over taken en verantwoordelijkheden dat GGZ Nederland heeft uitgebracht over de bemoeizorg. 15 Hiermee heeft de sector bij willen dragen aan het versterken van de lokale samenwerking bij de uitvoering van bemoeizorg en OGGz. In 2007 zal ik in overleg met betrokken partijen nagaan hoe – in relatie tot de Wmo, het Plan en andere trajecten (bijvoorbeeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg) – de ontwikkelingen op het gebied van de OGGz het beste kunnen worden gevolgd. Mogelijkheden Wet Bopz te gebruiken voor doelgroep maatschappelijke opvang verbeterd Tijdens een invitational conference op 20 november 2006 in Rotterdam is overeenstemming bereikt over de richtlijn ‘Verslaving en de wet Bopz’. 16 Deze richtlijn beoogt primair eenheid van taal en een eenduidig vakinhoudelijk referentiekader te ontwikkelen voor de beoordeling van verslaafden in verband met de rechterlijke machtiging. Dat verslaving kan leiden tot toepassing van de wet Bopz heeft de Hoge Raad bevestigd. 17 Tijdens bovengenoemde conferentie hebben verder de verantwoordelijke wethouders van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht afgesproken dat er een pilot ‘Toezicht op nazorg’ start. Dit komt tegemoet aan een al langer levende wens om te voorkomen dat iemand na het ontslag uit het psychiatrische ziekenhuis aan zijn lot wordt overgelaten. Er zouden daarom voorwaarden aan het ontslag gesteld moeten kunnen worden. Daarnaast heeft het kabinet een voorstel voor wijziging van de Wet Bopz ingediend om de mogelijkheden van dwangbehandeling te vergroten. De nota naar aanleiding van het verslag is op 11 oktober 2006 naar de Tweede Kamer gestuurd. 18 Ten slotte is met ingang van 1 januari 2006 de observatiemachtiging ingevoerd. De observatiemachtiging is bedoeld voor mensen die zorg weigeren, ook wel 'zorgmijders' genoemd. Door hun stoornis kunnen zorgmijders verkommeren en verloederen en kan overlast en hinder ook weer ontstaan. Hoewel de doelgroep van de maatschappelijke opvang breder is, kan goede zorg aan zorgmijders bijdragen aan vermindering van een deel van de overlast en hinder. § 2.3 Versterken van de vrouwenopvang Mijn doelstellingen voor de vrouwenopvang zijn het vergroten en verbeteren van de capaciteit (veiligheid en kwaliteit). 14
Handreiking OGGz in de Wmo, november 2006 en Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding, november 2006 15 Uitvoering van bemoeizorg; Taken en verantwoordelijkheden van de geestelijke gezondheidszorg; GGZ Nederland, juli 2006 16 Verslaving en de Wet Bopz, Rotterdamse Richtlijn voor de beoordeling van verslaafden in verband met de rechterlijke machtiging 17 Hoge Raad, 23 september 2005, nr, R05/076, LJN AU0372 18 Kamerstukken II, 30492, nr.7
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
10
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 Om de capaciteit uit te breiden, heb ik vanaf 2004 de specifieke uitkering vrouwenopvang met een bedrag oplopend tot € 4 miljoen in 2007 opgehoogd. Hierover heb ik prestatieafspraken gemaakt met gemeenten in het kader van het Grote Steden Beleid. De middelen worden gebruikt voor de uitbreiding van opvangcapaciteit, maar ook voor het uitbreiden van ambulante trajecten, waardoor opvangcapaciteit sneller beschikbaar komt en meer vrouwen kunnen worden opgevangen. Om de toegang tot de vrouwenopvang te vergroten en de veiligheid te verbeteren voert de Federatie Opvang het project Drempels Weg uit. Het heeft geleid tot het volgende: Een landelijk dekkend netwerk van noodplaatsen, waar vrouwen in crisis direct voor een paar nachten terecht kunnen. Het gaat in totaal om ongeveer 45 units voor ongeveer 110 personen. Er is een risicoscreeningsinstrument ontwikkeld, waarmee een inschatting gemaakt kan worden van de mate van dreiging die een vrouw ondervindt, waaronder de dreiging van eergerelateerd geweld. Het instrument wordt geïmplementeerd en waar nodig bijgesteld. Meldpunt open plaatsen, waar de vrouwenopvanginstellingen de open plaatsen kunnen aangeven, zodat vrouwen snel geplaatst kunnen worden. Reactie op ‘Maat en baat van de vrouwenopvang’ Het door mij gefinancierde onderzoek ‘Maat en baat van de vrouwenopvang’ laat zien dat er een professionaliseringsslag nodig is in de vrouwenopvang. Ik heb veel waardering voor het feit dat de sector vrouwenopvang uitgebreid in de keuken heeft laten kijken. De uitkomsten zijn in het onderstaande kader opgenomen.
De groep vrouwen in de vrouwenopvang
De groep vrouwen in de vrouwenopvang is zeer kwetsbaar en divers: zeer laag opgeleid, 54% van allochtone afkomst (waarvan 44% 1e generatie), schulden, ernstige psychische problematiek (61 % matige tot zware depressie, 84% posttraumatische stress stoornis) en 50% heeft bijstandsuitkering.
Aansluiting tussen vraag en aanbod
In het buitenland geboren vrouwen krijgen substantieel minder hulp dan zijzelf nodig vinden, in Nederland geboren vrouwen krijgen meer hulp dan zij wensen. Hiaten in het aanbod op het gebied van praktische hulp bij huisvesting, inkomen en dagbesteding, sociale contacten en psychologische hulp bij traumaverwerking en het versterken van de weerbaarheid. De crisisopvang (de eerste drie weken) komt minder tegemoet aan de vragen van vrouwen dan de vervolgopvang.
Welke factoren spelen hierbij een rol?Waarom is er geen aansluiting?
Voorafgaande komt doordat de uitgangspunten van de vrouwenopvang niet meer passen bij de huidige groep bereikte vrouwen: communicatie is een probleem, omdat een deel van de vrouwen niet goed Nederlands spreekt. Methodische principes van zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en motivatie-eisen passen niet meer bij de huidige groep vrouwen. Ook is er een lage graad van structurering van het hulpverleningsproces. Er wordt betrekkelijk weinig met begeleidingsplannen gewerkt (40% in de crisisopvang, 70% in de vervolgopvang) en evaluatie en bijstelling van het hulpverleningsproces komt weinig voor. De samenwerking met externen is niet intensief, terwijl voor veel domeinen (bijvoorbeeld huisvesting, schuldhulpverlening, GGZ-problematiek) anderen nodig zijn. Dat ligt voor een deel aan de vrouwenopvang die intern gericht is, maar ook aan de soms moeizame toegang tot andere professionals en voorzieningen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
11
Kenmerk
DMO/SSO-2747235
Voor de vrouwenopvang is vaak niet duidelijk wat de taken en verantwoordelijkheden van de vrouwenopvang zijn en wat die van andere partijen in de keten.
Bedrijfsprocessen en voorwaarden
De scheiding tussen crisisopvang en vervolgopvang levert voor vrouwen veel onzekerheid en weinig continuïteit op. In de vrouwenopvang wonen vrouwen in leefgroepen. Dat levert herkenning en steun op, maar ook zeer veel irritatie en stress. Veel vrouwen en kinderen in een beperkte ruimte met forse problemen.
Het onderzoek volgde op een onderzoek naar de instroom. Dat onderzoek vormde de basis voor het hierboven beschreven project ‘Drempels Weg’ waarvan standaardisering van de intake een onderdeel is. De uitkomsten ‘Maat en baat van de vrouwenopvang’ laten zien dat hier een stevige opgave ligt voor de toekomst. Ik ga daarom in gesprek met de sector, de centrumgemeenten en andere betrokkenen om te komen tot een plan van aanpak om de kwaliteit van de vrouwenopvang te verbeteren. Hierin zullen alle lopende trajecten, zoals het project ‘Drempels weg’ worden meegenomen. Daarnaast vormt het onderzoek de basis voor het onderdeel vrouwenopvang van het kennisprogramma. (zie verder paragraaf § 2.5). Een follow-up onderzoek, waarin is onderzocht hoe het met de vrouwen een jaar na verblijf in de vrouwenopvang gaat, komt binnenkort uit. Dit zal ook in het plan van aanpak worden meegenomen. Over de voortgang daarvan zal ik u nader berichten. § 2.4 Verbeteren van de aanpak van huiselijk geweld In 2004 heb ik de stimuleringsregeling voor ASHG’s ingesteld. In alle 35 centrumgemeenten voor de vrouwenopvang is inmiddels een ASHG aan het werk. Uit een rapportage die ik heb laten opstellen blijkt dat de invulling van de ASHG’s zeer divers is, aansluitend bij de lokale situatie. Zo zijn er ASHG’s ondergebracht bij het Algemeen Maatschappelijke Werk (AMW), de vrouwenopvang of bij de GGD. Ook zijn er ASHG’s zelfstandig. Sommige ASHG’s richten zich op specifieke doelgroepen als ouderen, allochtonen of kinderen als getuige. Zo is er bijvoorbeeld een ASHG in een grote stad dat een bereik heeft dat een afspiegeling vormt van de bevolking die in het werkgebied woont, met veel allochtone burgers. Via een ondersteuningsprogramma voor ASHG’s bij Movisie, betaald door VWS, worden ASHG’s geholpen bij de ontwikkeling. De € 3 mln. die ik jaarlijks ter beschikking stel, is structureel. Dat houdt in dat deze middelen na de stimuleringsperiode worden toegevoegd aan de doeluitkering vrouwenopvang, danwel, wanneer deze doeluitkering daaraan is toegevoegd aan de Brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid (BDU-SIV). Omdat hierover veel vragen leven bij gemeenten is op de website www.huiselijkgeweld.nl uitgelegd hoe de financiering na 2007 zal lopen. In het kader van het interdepartementale programma huiselijk geweld hebben de ministers van Justitie en BZK en ik besloten dat er in april/mei 2007 een landelijke publiekscampagne tegen huiselijk geweld komt. Via deze campagne wil de overheid slachtoffers, daders én omstanders aansporen om hulp te vragen om het huiselijk geweld te stoppen. De hulpvragen zullen terecht komen bij bovengenoemde ASHG’s. Op 5 augustus 2006 heeft de minister van Justitie het wetsvoorstel Tijdelijk huisverbod bij huiselijk geweld bij de Tweede Kamer ingediend. Het streven is dat de wet eind 2007 in werking treedt. In drie pilots (Amsterdam, Venlo en Groningen) wordt het huisverbod uitgetest.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
12
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 Omdat de wet nog niet van kracht is, zal de pleger van het huiselijk geweld niet gedwongen kunnen worden zijn of haar huis te verlaten. Wel zal geprobeerd worden hem of haar van het nut hiervan te overtuigen. Voor de hulpverlening heeft het kabinet vanaf 2008 € 2.6 mln. extra beschikbaar gesteld. § 2.5 Verbeteren van de informatievoorziening over en van de maatschappelijke opvang De registratieregeling maatschappelijke opvang en vrouwenopvang blijft onder de Wmo van kracht. De regeling is opgenomen in de Wmo-regeling. 19 De regeling wordt op dit moment echter nog niet volledig toegepast. Instellingen verstrekken de gegevens aan de gemeente, maar dit gebeurt nog niet via de daarvoor aangewezen instelling Prismant. Ik heb daarom Prismant opdracht gegeven een pilot te starten om alle knelpunten in de uitvoering boven tafel te krijgen,die vervolgens op te lossen en uiteindelijk tot een landelijke eenduidig registratiesysteem te komen. Aan de pilot nemen zowel gemeenten als instellingen deel. In de stuurgroep van de pilot zijn ook de VNG en de Federatie Opvang vertegenwoordigd. In juni 2007 vindt de evaluatie plaats. Ik heb daarom goede hoop de tweede helft van 2007 tot uitvoering van de regeling over te kunnen gaan. ZonMw heeft de regie over de aanbesteding van het kennisprogramma maatschappelijke opvang gekregen. Dit programma is bedoeld om een kwaliteitsimpuls te geven aan de sector. Ook moet het programma een betere onderbouwing van het beleid bevorderen. Het kent twee speerpunten: het ontwikkelen van cliëntprofielen en het effectiever maken van het in een doorstroomtraject brengen van cliënten in de daklozenopvang het ontwikkelen van cliëntprofielen en het verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod in de vrouwenopvang. Het ontwikkelen van cliëntprofielen zie ik als een eerste stap in het totale traject van het kennisprogramma, dat loopt tot 2010. Ik heb met Zon Mw afgesproken dat de verdere uitwerking aansluit bij de ontwikkelingen zowel in het veld, als bij gemeenten als bij de rijksoverheid. Daarnaast hecht ik er aan dat Zon Mw een relatie legt met het Kenniscentrum Movisie dat op 1 januari 2007 van start is gegaan. Dit centrum heeft tot taak om ten behoeve van het veld kennis te verzamelen, te valideren, te verrijken en te verspreiden. De Federatie Opvang heb ik gesubsidieerd om te komen tot een certificeringsschema. Hierdoor kunnen opvanginstellingen zichtbaar maken dat zij intern de zaken goed op orde hebben, dat de cliënt altijd centraal staat en dat de organisatie voortdurend en systematisch werkt aan verbetering van het aanbod. Op dit moment is het certificeringschema in de goedkeuringsfase. Het Centraal College van de stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ) stelt het schema vast. Uiterlijk in maart 2007 zal het definitieve schema verschijnen waarop gecertificeerd kan worden. In de tweede helft van 2007 zullen instellingen in de gelegenheid zijn een HKZ-certificaat aan te vragen. Het door mij gesubsidieerde project van de VNG om te komen tot een kostprijsmodel voor de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is afgerond. Het is nu aan de centrumgemeenten om het model in te voeren.
19
Staatscourant 22 december 2006, nr.250/pag.45
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
13
Kenmerk
DMO/SSO-2747235 § 2.6 Overige ontwikkelingen Reïntegratie ex-gedetineerden Veel cliënten uit de dak- en thuislozenopvang hebben een detentieverleden. De minister van Justitie is verantwoordelijk voor een naadloze overdracht vanuit het gevangeniswezen naar de gemeenten. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het aanbieden van woonruimte aan ex-gedetineerden wanneer zij als vrij burger beroep doen op gemeentelijke (onderdak)voorzieningen. De minister van Justitie heeft binnen de penitentiaire inrichtingen alle 183 fte medewerkers maatschappelijke dienstverlening (MMD) aangesteld. Zij zijn verantwoordelijk voor een systematische screening van de gedetineerden op de primaire aandachtsgebieden (identiteitsbewijs, huisvesting, zorg en inkomen). De gemeenten worden ruim voor einde van de detentie door de MMD geïnformeerd over de ontslagdatum van de gedetineerde en over de voorbereidende activiteiten die tijdens de detentie hebben plaatsgevonden. De samenwerking tussen Justitie en de G4 zoals die in de modelprocedure ‘Aansluiting nazorg bij ontslag uit detentie’ uit het Plan wordt voorgestaan, krijgt in de praktijk steeds meer vorm en inhoud. De G4 en 236 andere gemeenten hebben een coördinatiepunt ingericht. In nauwe samenwerking tussen de MMD-ers en de contactpersonen van de G4 wordt de modelprocedure momenteel in praktijk gebracht. Ten behoeve van de modelprocedure Aansluiting nazorg (opgenomen in het Plan) hebben Justitie en de G4 een domicilieregeling opgesteld waarin is afgesproken dat niemand tussen wal en schip mag vallen. Zwerfjongeren De groep zwerfjongeren valt onder de verantwoordelijkheid van de jeugdzorg en de maatschappelijke opvang. Ze mogen niet tussen wal en schip belanden. Ik ben verantwoordelijk voor het instandhouden van het systeem op basis waarvan provincies en gemeenten opvang en hulpverlening kunnen organiseren om dat te voorkomen. Daartoe heb ik het volgende gedaan: Via verschillende kanalen deze groep onder de aandacht gebracht bij provincies en gemeenten Een handreiking wordt gemaakt om gemeenten te ondersteunen om een integraal beleid te ontwikkelen. Provincies zijn verplicht om in hun beleidskaders jeugdzorg aandacht te besteden aan de afstemming met gemeenten en expliciet aan zwerfjongeren. Daarnaast vallen zwerfjongeren onder de doelgroep van het Plan. Dat heeft in Amsterdam in 2006 al geleid tot 25 woonplekken voor tienermoeders en 24 plaatsen begeleid wonen extra. In 2007 volgt een verdere uitbreiding. Bij de verdere uitwerking bij de G4 en de doorvertaling naar de andere centrumgemeenten zal ik erop toezien dat zwerfjongeren opgenomen worden in de persoongerichte aanpak.
Kamers met kansen en Take off: jongeren aan het werk (Te) veel jongeren (jongvolwassenen van 18-25 jaar) hebben problemen met hun huisvestingssituatie, verlaten zonder startkwalificatie voortijdig school, hebben weinig arbeidsperspectief en dreigen zo de aansluiting met de samenleving te verliezen. Twee initiatieven bieden maatoplossingen: Kamers met Kansen en Take Off. Kamers met Kansen biedt tijdelijke huisvesting voor jongeren met een arrangement: wonen-leren – werken en begeleiding. Kamers met Kansen is een alliantie van o.a. woningcorporaties, welzijnsinstellingen, onderwijs en bedrijfsleven.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
14
Kenmerk
DMO/SSO-2747235
Take Off is een recent gestart project waarbij corporaties niet alleen huisvesting bieden, maar ook optreden als werkgever c.q. werkbegeleider. Take Off is een samenwerking tussen Geef opvang de ruimte en Stichting Zwerfjongeren Nederland. Verdeelsleutel maatschappelijke opvang Onderdeel van het beleidskader GSB III (“Samenwerken aan een sterke stad”) is dat er een onderzoek zou komen naar de verdeelsleutel maatschappelijke opvang. De uitvoering van deze afspraak uit 2004 is moeizaam gebleken. Een advies van de Raad van de Financiële Verhoudingen in 2005 bood geen oplossing. Uiteindelijk heb ik, mede namens de minister voor BVK, op 8 juni 2006 met de centrumgemeenten afspraken kunnen maken over een onderzoek om te komen tot een gerechtvaardigde verdeling. Afgesproken is dat er voor 1 mei 2007 een besluit genomen wordt over een verandering en dat een verandering niet eerder dan 2008 in werking zal treden. In de loop van volgende maand wordt het onderzoek afgerond op grond waarvan bezien zal worden of er mogelijkheden zijn te komen tot een andere verdeelsleutel. Na overleg met de betrokken gemeenten zal ik een besluit nemen. Brandveiligheid Tijdens het debat van de minister van Justitie met de Tweede Kamer over het rapport over de Schipholbrand is vastgesteld dat acties voor verbetering van de brandveiligheid ook aan de orde moeten komen bij zorginstellingen. Naar aanleiding daarvan heb ik de circulaire hierover aan de voorzitters van Raden van Toezicht van zorginstellingen ook onder de aandacht gebracht van de centrumgemeenten. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp