Raadr
OLOGCH01
Onderwerp Aanpassingen gemeentelijke verordeningen op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Raadsvoorstel Inleiding Op 1 oktober 2010 treedt de Wet algemene bepalingen omgevingrecht (Wabo) in werking. De omgevingsvergunning komt in de plaats een reeks vergunningen, ontheffingen en toestemmingen voor het realiseren van objecten en activiteiten zoals de bouw, - sloop- en kapvergunning. Dit heeft een aanzienlijke invloed op een aantal verordeningen van de gemeente Heusden. Op moment dat de Wabo in werking treedt moeten de gemeentelijke verordeningen zijn aangepast waarin toestemmingstelsels zijn opgenomen die in de omgevingsvergunning integreren. De bepalingen in deze verordening en die hetzelfde object en motief hebben als de Wabo zullen na inwerkingtreding van de Wabo van rechtswege vervallen. In de Wabo worden vergunningprocedures en de bestuursrechtelijke handhaving geïntegreerd. Voor het overige blijven de wetten en verordeningen echter in stand. Dit betekent dat de Wabo altijd in samenhang met deze wetten moet worden gelezen.
Feitelijke informatie Verschillende gemeentelijke verordeningen moeten op 1 oktober aanstaande Wabo-proof zijn. De VNG heeft hiervoor een aantal modelverordeningen opgesteld waarin de Wabo afdoende is geïntegreerd. Voor het aanpassen van de verordeningen is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de aangereikte modellen. Algemene plaatselijke verordening: In de Algemene plaatselijke verordening (Apv) zijn een aantal toestemmingen opgenomen die bij inwerkingtreding van de Wabo verplicht een omgevingsvergunning worden. Het gaat hierbij om de inritvergunning, kapvergunning en reclamevergunning. Voor het afgeven van één van deze toestemmingen gaat in principe de reguliere procedure gelden van 8 weken. Indien het gaat om een meervoudige aanvraag lift de toestemming mee met de langste procedure. De inhoud blijft voornamelijk geregeld in de Apv, alleen de procedure wordt voortaan geregeld in de Wabo. De wijzigingsverordening van de Apv is als bijlage aan het voorstel toegevoegd. Monumentenverordening: Voor het wijzigen van een monument (gemeentelijk, provinciaal of rijks) is in veel gevallen een Monumentenvergunning nodig op basis van de Monumentenverordening 2000. Dit geld ook voor een beschermd stadsgezicht. Na inwerkingtreden van de Wabo zal voor o.a. het wijzigen van een monument een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd. De basis voor de vergunning is geïntegreerd in de Wabo en zal in de Monumentenverordening van rechtswege komen te vervallen. De verdere inhoud van de monumentenverordening is grotendeels ongewijzigd gebleven. De gewijzigde Monumentenverordening is als bijlage aan het voorstel toegevoegd. Legesverordening: Eind 2009 is de raad al geïnformeerd over een wijziging in de tarieventabel door de komst van de Wabo medio 2010. De legesverordening 2010 is nog onderverdeeld aan de hand van het oude vergunningenregime. De omgevingsvergunning is hier nog niet voldoende in geïntegreerd. De
1
Raadr
OLOGCH01
Onderwerp Aanpassingen gemeentelijke verordeningen op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht VNG heeft een model opgesteld waarin de Wabo met de verschillende toestemmingen zijn opgenomen. De legesverordening 2010 van de gemeente Heusden is hierop aangepast waarbij de essentiële onderdelen zijn overgenomen. Het aanpassen van de legesverordening moet voor oktober 2010 zijn gebeurd omdat er anders geen leges geheven kunnen worden voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Hierdoor loopt de gemeente het risico om een aanzienlijk bedrag aan leges mis te lopen. De 1e wijziging van de Legesverordening 2010 is als bijlage aan het voorstel toegevoegd Bouwverordening: In april is door de VNG de 13e serie wijzigingen van de Modelbouwverordening 1992 uitgeven. Deze wijzigingen hebben betrekking op Wabo en de wijzigingen die zijn ontstaan met het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit). Dit besluit is op 1 november 2008 inwerking getreden en heeft er toe geleid dat de bepalingen over de gebruiksvergunning en nog enkele voorschriften over brandveiligheid zijn komen te vervallen. De meeste bepalingen uit de Bouwverordening blijven van kracht. Alleen de bepalingen in de verordening die hetzelfde object en motief hebben als de Wabo zullen na inwerkingtreding van de Wabo van rechtswege vervallen zoals de indieningvereisten, aanvraagformulier, beslistermijnen en voorbereidingsprocedure. De eerder gekozen en vastgestelde alternatieven blijven gehandhaafd. De 13e wijziging van de Bouwverordening is als bijlage aan het voorstel toegevoegd Brandbeveiligingsverordening: De Wet Veiligheidsregio’s treedt op 1 oktober inwerking waarmee de Brandweerwet uit 1985 automatisch wordt ingetrokken. Daardoor vervalt de rechtsgrond van de huidige brandveiligheidverordening. De VNG heeft een nieuwe Brandbeveiligingsverordening opgesteld op basis van de Wet veiligheidsregio’s. In de nieuwe Brandbeveiligingsverordening zijn ook de noodzakelijke onderdelen uit de Wabo geborgd. De Brandbeveiligingsverordening 2010 is als bijlage aan het voorstel toegevoegd. Mandaatregeling: In de mandaatregeling van de gemeente Heusden is het mandaat voor het afgeven van een omgevingsvergunning enigszins beperkt opgenomen. De mandaatregeling zal nog dit jaar in zijn geheel worden geactualiseerd. Op dat moment zal de Wabo ook gedetailleerder geïntegreerd worden in de regeling. Daarbij moeten een aantal mandaten worden toegevoegd omdat de gemeente in sommige gevallen bevoegd gezag worden voor toestemmingen die nu nog bij ander overheden zijn ondergebracht. Een voorbeeld hiervan is een ontheffing voor de natuurbeschermingswet.
Afweging: Op 1 oktober treedt zowel de Wabo als de Wet veiligheidsregio’s in werking. Op deze datum moeten de genoemde verordeningen zijn aangepast. Het betreft hier verplichte onderdelen. Zonder de aanpassingen komt de dienstverlening mogelijk in gevaar en kan de gemeente voor een deel van haar dienstverlening geen leges meer heffen.
2
Raadr
OLOGCH01
Onderwerp Aanpassingen gemeentelijke verordeningen op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht In het geval van bijvoorbeeld een bouwvergunning of een ruimtelijke procedure kan dit aanzienlijke financiële consequenties hebben. Met de voorgestelde wijzigingen is de gemeente voor dit onderdeel voldoende voorbereid op de Wabo.
Inzet van Middelen Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.
Risico's Er zijn geen risico's verbonden aan dit voorstel.
Procedure communicatie De wijziging van de verordeningen en regelingen worden bekend gemaakt via de gemeentelijke informatiepagina en op de gemeentelijke website.
Voorgenomen besluit Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.
Het college van Heusden, de secretaris, mr. J.T.A.J. van der Ven
BIJLAGE
de burgemeester, drs. H.P.T.M. Willems
1. Wijzigingen verordeningen 2. Memorandum wijzigingen
TER INZAGE
VERORDENINGEN
3
Raadr
OLOGCH01
Onderwerp Aanpassingen gemeentelijke verordeningen op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 21 september 2010; gezien het voorstel van het college van 17 augustus 2010, OLOGCH01 overwegende dat; in verband met het per 1 oktober 2010 in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet veiligheidsregio’s noodzakelijk is de bepalingen in de Algemene plaatselijke verordening, Bouwverordening, Monumentenverordening, Brandbeveiligingsverordening en de legesverordening te wijzigen; gelet op de beraadslaging;
besluit:
De voorgestelde wijzigingen in de Algemene plaatselijke verordening, Bouwverordening, Monumentenverordening, Brandbeveiligingsverordening en de legesverordening vast te stellen.
de griffier,
de voorzitter,
mw. drs. E.J.M. de Graaf
drs. H.P.T.M. Willems
4
MEMO Aan: Van: Datum: Onderwerp:
De gemeenteraad Het college van burgemeester en wethouders 18 augustus 2010 Toelichting wijzigingen gemeentelijke verordeningen
Algemene wijzigingen verordeningen: Wanneer onderwerpen uit de gemeentelijke verordeningen op rijksniveau worden geregeld vervallen de bestaande bepalingen in de gemeentelijke verordeningen van rechtswege (artikel 122 Gemeentewet). Het moet dan gaan om een regeling die ziet op dezelfde gedragingen of objecten en hetzelfde motief heeft. In de monumentenverordening en de bouwverordening vervallen om die reden bepalingen die betrekking hebben op o.a. de indieningvereisten, aanvraagformulieren, beslistermijnen, (voorbereidings)procedures en de strafbaarheidstelling. Daarnaast is in de betreffende modelverordeningen het begrip bevoegd gezag uit de Wabo gedefinieerd en daar waar het procedurevoorschriften voor de omgevingsvergunning betreft overal burgemeester en wethouder en/of college vervangen door het begrip bevoegd gezag. Dit heeft als reden dat na 1 oktober ook de provincie bevoegd gezag kan zijn over een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom.
Algemene plaatselijke verordening In de Apv staat een aantal vergunningenstelsel die vanaf 1 oktober 2010 onder de Wabo vallen. De aanpassingen hebben betrekking op een 3-tal toestemmingstelsels, te weten het aanleggen en veranderen van een weg (in/uitrit vergunning), het vellen van een houtopstand (kapvergunning) en het plaatsen van reclame (reclamevergunning). De toestemmingen komen per 1 oktober aanstaande onder de Wabo te vallen. Verder zijn in de wijzigingsverordening geen inhoudelijke onderdelen gewijzigd en gaat het metname om de eerder genoemde algemene wijzigingen. Er is uitsluitend gezorgd dat de Apv in overeenstemming is met de Wabo. Bouwverordening Er wordt voorgesteld om de bouwverordening te wijzigingen conform de 13e wijziging bouwverordening van de Vng. Het betreft voornamelijk technische aanpassingen en het schrappen van bepalingen die onder de Wabo niet meer van toepassing zijn. Zo vervalt de systematiek van lichte en reguliere bouwvergunning. Ook zijn in de Bouwverordening toestemmingen/ontheffingen opgenomen die in de omgevingsvergunning integreren. Het betreft de sloopvergunning en diverse ontheffingen van eisen uit de bouwverordening. De procedure rond de sloopmelding
*000163498*
Onderwerp Datum Pagina
Toelichting wijzigingen gemeentelijke verordeningen 18 augustus 2010 2 van 2
blijft onderdeel uitmaken van de bouwverordening. Ook de gebruiksvergunning brandveiligheid, nodig waar het Besluit brandveiligheid gebruik bouwwerken die voorschrijft, wordt voortaan aangemerkt als omgevingsvergunning en zal worden verleend volgende de voorgeschreven uit de Wabo. Alle inhoudelijke en procedurele zaken rond brandveiligheid worden uit de bouwverordening geschrapt. Legesverordening 2010 1e wijziging Aan de tarieventabel is een nieuw hoofdstuk toegevoegd (Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning) voor het opleggen van leges voor het verlenen van een omgevingsvergunning. De bedragen die hierin zijn opgenomen zijn afgeleid van de legesbedragen voor vergelijkbare besluiten van vóór de inwerkingtreden van de Wabo. Bij de voorbereiding van het nieuwe hoofdstuk is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de modellegesverordening van de Vng. Een aantal opties die al eerder in de leges verordening zijn ingevoegd zijn gehandhaafd. De tarieven gaan op 1 oktober 2010 in en gelden alleen voor nieuwe aanvragen. Monumentenverordening: In de Wabo zijn regelingen opgenomen over de wijze waarop een vergunning moet worden aangevraagd voor zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten (indien een gemeentelijke monumentenverordening van toepassing is). In de invoeringswet wordt de Monumentenwet 1988 in overeenstemming gebracht met de systematiek van de Wabo. Ook de gemeentelijke monumentenverordening moet hierop aangepast worden. De aanpassingen betreffen het aanpassen van formulering en het schrappen van procedureartikelen die door de Wabo ongeldig worden. Brandbeveiligingsverordening: De bestaande Brandbeveiligingsverordening is gebaseerd op de Brandweerwet 1985. Op 1 oktober treedt de Wet veiligheidregio’s in werking waarmee de Brandweerwet 1985 wordt ingetrokken. Hierdoor vervalt de rechtsgrond voor de huidige Brandbeveiligingsverordening. De brandweer heeft voor de nieuwe brandveiligheidsverordening het model van de Vng aangehouden. In 2011 zal mogelijk een brandbeveiligingsverordening niet meer noodzakelijk zijn. Om die reden is de nieuwe verordening terughoudend van aard. In de brandbeveiligingsverordening staan regels met betrekking tot brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimte, niet zijnde bouwwerken.
Pagina 1 van 8
Wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heusden De raad van de gemeente Heusden; Gezien het voorstel van het college van 17 augustus 2010; Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; Besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening:
A
Aan artikel 1:1 wordt toegevoegd, onder vervanging van de punt na onderdeel g. door een puntkomma, een onderdeel h. dat luidt: h. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
B
Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘na de dag waarop de aanvraag ontvangen is’ vervangen door: ‘na de datum van ontvangst van de aanvraag’. 2. Toegevoegd wordt een derde lid, dat luidt: 3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing, indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, artikel 2:12, artikel 4:11 of artikel 4:15.
C
Artikel 1:4 wordt als volgt gewijzigd: Toegevoegd worden een derde en vierde lid, die luiden: 3. In afwijking van het eerste lid is artikel 2.22, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing, indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, artikel 2:12, artikel 4:11 of artikel 4:15. 4. In afwijking van het tweede lid is artikel 2.25, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing, indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, artikel 2:12, artikel 4:11 of artikel 4:15.
D
Artikel 1:6 wordt komt als volgt te luiden: 1. De voorschriften van een vergunning of ontheffing kunnen worden gewijzigd: a. Indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. Indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten ,opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming daarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. Indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; d. Indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; e. Indien de houder of diens rechtverkrijgende dit verzoekt. 2. De vergunning of ontheffing kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken: a. Indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. Indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten ,opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming daarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. Indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
Pagina 2 van 8
d. Indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; e. Indien de houder of diens rechtverkrijgende dit verzoekt. 3. In afwijking van tweede lid en in aanvulling op het bepaalde in artikel 2.33, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht onder a en b, kan het bevoegd gezag, indien sprake is van een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, artikel 2:12, artikel 4:11 of artikel 4:15, de vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken: a. Indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. Indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming daarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. Indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen.
E
Artikel 1:7 wordt als volgt gewijzigd: Toegevoegd wordt een tweede lid, dat luidt: 2. In afwijking van het eerste lid is artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing, indien sprake is van een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, artikel 2:12, artikel 4:11 of artikel 4:15.
F
In het eerste lid van artikel 2:11 wordt de zinsnede ‘zonder vergunning van het college’ vervangen door: ‘zonder vergunning van het bevoegd gezag’.
G
In het eerste lid van artikel 2:12 wordt de zinsnede ‘zonder vergunning van het college’ vervangen door: ‘zonder vergunning van het bevoegd gezag’.
H
Artikel 4:11 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het opschrift ‘Kapvergunning’ wordt vervangen door: ‘Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden’. 2. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘zonder vergunning van het college’ vervangen door: ‘zonder vergunning van het bevoegd gezag’. 3. In het derde lid wordt de zinsnede ‘Het college kan in een openbaar bekend te maken besluit andere houtopstanden aanwijzen’ vervangen door: ‘het bevoegd gezag kan in een openbaar bekend te maken besluit andere houtopstanden aanwijzen’.
I
Artikel 4:11a wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid wordt ‘het college’ vervangen door: ‘het bevoegd gezag’.
J
Artikel 4:11c wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen’ vervangen door: ‘overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen’. 2. Het derde lid vervalt.
K
Artikel 4:11d wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt ‘het college’ vervangen door ‘het bevoegd gezag’. 2. In het derde lid wordt ‘het college’ vervangen door ’het bevoegd gezag’.
L
Artikel 4:11 e wordt als volgt gewijzigd: ‘Het college’ wordt vervangen door ‘het bevoegd gezag’.
Pagina 3 van 8
M Artikel 4:11f wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt ‘het college’ vervangen door ‘het bevoegd gezag’. 2. In het tweede lid onder c wordt ‘het college’ vervangen door ‘het bevoegd gezag’.
N
Artikel 4:12 vervalt.
O
Artikel 4:15 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘zonder vergunning van het college’ vervangen door: ‘zonder vergunning van het bevoegd gezag’. 2. In het derde lid onder f wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: ‘het bevoegd gezag’. 3. In het derde lid onder f wordt ‘het college’ vervangen door: ‘het bevoegd gezag’.
P
Artikel 6:1 wordt als volgt gewijzigd: Toegevoegd wordt een derde lid, dat luidt: Lid 3 Het gestelde in het eerste lid is voorts niet van toepassing op het bepaalde in artikel 2:11, artikel 2:12, artikel 4:11 en artikel 4:15.
Q
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:11, 2:12, 4:11 en 4:15, die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.
R
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 september 2010. De voorzitter,
drs. H.P.T.M. Willems
De griffier,
Mw. drs. E.J.M. de Graaf
Pagina 4 van 8
Toelichting Toevoegen aan de toelichting (algemeen) Algemeen De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van toepassing op de vergunning voor de aanleg of het veranderen van een weg (artikel 2:11), voor het maken van een uitweg naar de weg, het gebruiken maken van de weg voor het hebben van een uitweg of het verandering brengen in een bestaande uitweg naar de weg (artikel 2:12), het vellen van houtopstanden (artikel 4:11) en het op of aan een onroerende zaak maken of voeren van handelsreclame (4:15). De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder d. van de Wabo, de vergunning voor een uitweg is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder e van de Wabo, de vergunning voor het vellen van houtopstanden in artikel 2.2, eerste lid onder g van de Wabo en de vergunning voor het maken of voeren van handelsreclame aan een onroerende zaak in artikel 2.2, eerste lid onder h en i van de Wabo . De omgevingsvergunning wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project zal worden verricht. In een beperkt aantal gevallen berust de bevoegdheid tot toestemmingsverlening niet bij het college van burgemeester en wethouders, maar bij het College van Gedeputeerde Staten en in enkele gevallen bij een Minister. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving. Zie verder ook de toelichting bij de artikelen 2:11, 2:12, 4:11 en 4:15 van deze verordening. Diverse bepalingen in de APV dienen aangepast te worden aan de Wabo. Het inhoudelijk toetsingskader met betrekking tot de onder de Wabo vallende vergunningen en ontheffingen blijft ongewijzigd. Wel wijzigen hier en daar een aantal procedurebepalingen of worden de procedurebepalingen uit de Wabo onverkort van toepassing onder de hiervoor genoemde vergunningen, die onder de Wabo vallen.
Artikel 1:1 Toevoegen aan de toelichting op artikel 1:1, na de toelichting op onderdeel g. een toelichting op onderdeel h (bevoegd gezag): In dit artikel is met de term “bevoegd gezag” aangehaakt bij de Wabo. In de APV komt op verschillende plaatsen de term “bevoegd bestuursorgaan” voor. Daarmee wordt dan gedoeld op ofwel het college van burgemeester en wethouders, ofwel de burgemeester. De Wabo brengt hierin geen verandering.
Artikel 1:2 Toevoegen na de laatste alinea van de toelichting op artikel 1:2 (Opschorting van de termijn): Wabo De tekst van het eerste lid is in overeenstemming gebracht met die van artikel 3.9, eerste lid van de Wabo. Inhoudelijk is er niets veranderd. Het derde lid is toegevoegd, omdat artikel 3.9, tweede lid van de Wabo bepaalt dat de beslistermijn niet met acht, maar slechts met zes weken kan worden verlengd. De wegaanlegvergunning (art 2:11), de uitwegvergunning (2:12), de kapvergunning (art 4:11) en de vergunning handelsreclame (4:14) vallen onder de Wabo. De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning of ontheffing die onder de Wabo valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). De algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor, dat luidt als volgt: Artikel 1.3 Indieningsvereisten bij iedere aanvraag
Pagina 5 van 8
1. In de aanvraag vermeldt de aanvrager: a. de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend; b. het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project; c. een omschrijving van de aard en omvang van het project; d. een omschrijving van de aard en omvang van de gevolgen van het project voor de fysieke leefomgeving, voor zover die gevolgen relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag; e. indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend; f. indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats. 2. De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen. 3. De aanvrager doet bij de aanvraag een gespecificeerde opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden. In Hoofdstuk 7 van de Mor staan nog bijzondere indieningsvereisten voor de uitwegvergunning en de kapvergunning. Artikel 1:4 Een toelichting op artikel 1:4 invoegen: Toegevoegd worden een derde en vierde lid, die luiden: 3. In afwijking van het eerste lid is artikel 2.22, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing, indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, artikel 2:12, artikel 4:11 of artikel 4:15. 4. In afwijking van het tweede lid is artikel 2.25, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing, indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, artikel 2:12, artikel 4:11 of artikel 4:15. Er is een derde lid toegevoegd, omdat artikel 2.22, tweede lid van de Wabo bepaalt dat aan een omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven. Er is een vierde lid toegevoegd, omdat artikel 2.25, eerste lid van de Wabo bepaalt dat de vergunninghouder er voor zorg draagt dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften worden nageleefd. In artikel 2.3 is verder bepaald dat het verboden is te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning. De wegaanlegvergunning (art 2:11), de uitwegvergunning (2:12), de kapvergunning (art 4:11) en de vergunning handelsreclame (4:14) vallen onder de Wabo.
Artikel 1:6 Een toelichting op artikel 1:6 invoegen: De wabo bevat enkele bepalingen, die de bevoegdheid tot het wijzigen van voorschriften van een vergunning of ontheffing en de bevoegdheid tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning of ontheffing regelen. Artikel 2.31, lid 1 onder e Wabo luidt als volgt: Het bevoegd gezag wijzigt voorschriften van de omgevingsvergunning: e. voor zover deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, voor zover dat bij de betrokken verordening (d.i. APV) is bepaald.
Pagina 6 van 8
Artikel 2.31, lid 2 onder d Wabo luidt als volgt: Het bevoegd gezag kan voorschriften van een omgevingsvergunning wijzigen voor zover deze betrekking hebben op: d. een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening (d.i. APV).
Artikel 2:33, lid 2 luidt gedeeltelijk als volgt: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, voor zover: a. gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning; b. de vergunninghouder daarom heeft verzocht; g. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Gelet op deze bepalingen uit de APV is het noodzakelijk de gronden voor wijziging c.q. (gedeeltelijke) intrekking van toestemmingen enerzijds te beperken en anderzijds aan te vullen, voor zover het gaat om vergunningen en ontheffingen, die onder de Wabo vallen. De wegaanlegvergunning (art 2:11), de uitwegvergunning (2:12), de kapvergunning (art 4:11) en de vergunning handelsreclame (4:14) vallen onder de Wabo.
Artikel 1:7 Een toelichting op artikel 1:7 invoegen: Aan artikel 1:7 is een tweede lid toegevoegd, omdat artikel 2.23, eerste lid van de Wabo bepaalt dat in een omgevingsvergunning kan worden bepaald dat zij geheel of gedeeltelijk geldt voor een daarin aangegeven termijn. De wegaanlegvergunning (art 2:11), de uitwegvergunning (2:12), de kapvergunning (art 4:11) en de vergunning handelsreclame (4:14) vallen onder de Wabo.
Artikel 2:6 Toevoegen aan het eind van de toelichting: Wabo Het verspreiden van gedrukte stukken valt niet onder de Wabo, ook niet als daar een element van handelsreclame in zit.
Artikel 2:11 Toevoegen aan de toelichting op artikel 2:11: De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder d. van de Wabo. Dat betekent dat de termijnen genoemd in artikel 3.9 van de Wabo van toepassing zijn op deze vergunning. De beslistermijn is 8 weken, de verdagingstermijn zes weken. De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning die onder de Wabo valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Het gaat dan om de algemene indieningsvereisten uit artikel 1.3 van de Mor. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 1.2 van de APV. Voor het aanleggen of veranderen van een weg zijn in de Mor geen aanvullende indieningsvereisten opgenomen. In artikel 2:18 van de Wabo is bepaald dat de vergunning alleen kan worden verleend of geweigerd op de gronden vermeld in deze verordening. De weigeringsgronden staan in artikel 1.8 van deze verordening.
Artikel 2:12 Toevoegen aan het eind van de toelichting op dit artikel: De vergunning voor het maken van een uitweg naar de weg, het gebruiken maken van de weg voor het hebben van een uitweg of het verandering brengen in een bestaande uitweg naar de weg is
Pagina 7 van 8
aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder e. van de Wabo. Dat betekent dat de termijnen genoemd in artikel 3.9 van de Wabo van toepassing zijn op deze vergunning. De beslistermijn is 8 weken, de verdagingstermijn zes weken. De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning die onder de Wabo valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Het gaat dan om de algemene indieningsvereisten uit artikel 1.3 van de Mor. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 1.2 APV. Voor het maken of veranderen van een uitweg zijn in de Mor geen aanvullende indieningsvereisten opgenomen. In artikel 2:18 van de Wabo is bepaald dat de vergunning alleen kan worden verleend of geweigerd op de gronden vermeld in deze verordening. De weigeringsgronden staan in artikel 2:12, derde lid van deze verordening.
Artikel 2:56 Een toelichting op artikel 2:56 invoegen: Op een vergunning- of ontheffingsstelsel voor alarminstallaties is de Wabo van toepassing. Omdat het artikel over alarminstallaties in de APV vervallen is, is hier geen regeling opgenomen.
Artikel 4:11 Na de toelichting op artikel 4:10 tot en met 4:12 kapvergunningstelsel wordt de volgende toelichting ingevoegd: De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wabo. Vaak zal naast de vergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Natuurbeschermingswet of de Flora- en Faunawet nodig zijn in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen. De Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet haken aan bij de Wabo. Er wordt dan dus één omgevingsvergunning verleend of geweigerd. De Boswet haakt echter niet aan bij de Wabo. Indien die van toepassing is, blijft dus een aparte vergunning vereist. In de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor) zijn indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning opgenomen. Naast een aantal algemene indieningsvereisten (zie daarvoor de toelichting bij artikel 1:2 van de model-APV) zijn er in artikel 7.3 van de Mor nog een aantal speciale indieningsvereisten voor het vellen van houtopstanden opgenomen. Dit artikel 7:3 luidt als volgt: 1. In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het vellen van houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de wet, identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van deze regeling, iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer. 2. In of bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand: a. de soort houtopstand; b. de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf; c. de diameter in centimeters, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld; d. de mogelijkheid tot herbeplanten, alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij te vermelden aantal soorten over te gaan.
Artikel 4:11c Een toelichting op artikel 4:11c, derde lid invoegen:
Art. 4:11c, derde lid, vervalt gelet op het bepaalde in artikelen 6.1 Wabo. Die bepaling luidt: Artikel 6.1 1. Een beschikking krachtens deze wet treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking. 2. In afwijking van het eerste lid treedt een beschikking in werking met ingang van de dag na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, voor het indienen van: a. een bezwaarschrift indien:
Pagina 8 van 8
1°. het een beschikking betreft, inhoudende een omgevingsvergunning met betrekking tot een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, g of h, of 2.2, eerste lid, onder a, b, c of g, of een wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning die betrekking hebben op een activiteit als hiervoor bedoeld, of 2°. het bevoegd gezag dat heeft bepaald omdat gebruikmaking van de beschikking tot onomkeerbare gevolgen zou leiden; b. een beroepschrift in gevallen waarin zij is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. 3. Indien in gevallen als bedoeld in het tweede lid, gedurende de daar bedoelde termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt de beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. 4. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van een overeenkomstig artikel 3.9, derde lid, van rechtswege verleende vergunning opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op dit bezwaar is beslist. De vergunninghouder kan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken de opschorting op te heffen. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. 5. Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, of een verordening als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing zijn in daarbij aangewezen categorieën gevallen.
Artikel 4:12 Toelichting invoegen: Dit artikel bevatte de zogenaamde lex silencio positivo. De bepaling is sinds de inwerkingtreding van de Wabo overbodig geworden. Zoals onder 4:11 is vermeld, valt deze vergunning onder de Wabo. In artikel 3.9, derde lid van de Wabo is bepaald dat de vergunning van rechtswege is verleend overeenkomstig de aanvraag, als de beslis- en de eventuele verdagingstermijn zijn verstreken zonder besluitvorming.
Artikel 4:15 Toevoegen aan de toelichting op artikel 4:15: Op een vergunnings- en ontheffingsstelsel voor handelsreclame aan gebouwen is de Wabo van toepassing.
Artikel 6:1 Toevoegen een toelichting op artikel 6:1: Wabo De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg (artikel 2:11), het maken of veranderen van een uitweg (artikel 2:12), voor het vellen van houtopstanden (artikel 4:11) en voor het voeren van handelsreclame aan onroerende zaken (artikel 2:15) vervallen bij inwerkingtreding van de Wabo. Artikel 2.3 van de Wabo verbiedt het handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2:11, 2:12, 4:11 of 4:15 van de APV. Via artikel 5.4 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de Wet economische delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met beide vergunningen. De strafbepalingen van de APV zijn er dus niet op van toepassing. Daarom is een derde lid toegevoegd aan artikel 6:1.
De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 21 september 2010; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 augustus 2010; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de De eerste wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2010
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder: a. ‘dag’: de periode van 0.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt; b. ‘week’: een aaneengesloten periode van zeven dagen; c. ‘maand’: het tijdvak dat loopt van de (N)e dag in een kalendermaand tot en met de (N-1)e dag in de volgende kalendermaand; d. ‘jaar’: het tijdvak van de (N)e dag in een kalenderjaar tot en met de (N-1)e dag in het volgende kalenderjaar; e. ‘kalenderjaar’: de periode van 1 januari tot en met 31 december. Artikel 2
Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3
Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend. Artikel 4
Vrijstellingen
Leges worden niet geheven voor: a. het in behandeling nemen van aanvragen van verklaringen omtrent inkomen en vermogen; b. het afgeven van stukken, nodig voor de ontvangst of betaling van pensioenen, lijfrenten en andere periodieke uitkeringen ten laste van de staat, provinciën, gemeenten, waterschappen of andere publiekrechtelijke lichamen; c. het afgeven van beschikkingen, of afschriften daarvan, op verzoekschriften en bezwaarschriften terzake van plaatselijke belastingen; d. het aan belanghebbenden afgeven van beschikkingen, of afschriften daarvan, houdende aanstelling, benoeming, bevordering, ontslag, toekenning van
e.
bezoldiging, vergoeding of toelage, danwel verhoging daarvan, betrekkelijk enige gemeentelijke functie of dienstverrichting jegens de gemeente; het aan belanghebbenden afgeven van beschikkingen, of afschriften daarvan, houdende beslissing op een verzoek om subsidie uit de gemeentekas.
Artikel 4a Vrijstelling van het betalen van leges kan worden verleend voor: 1. a. het in behandeling nemen van een aanvraag tot vergunning nodig voor het houden van activiteiten met een politiek, godsdienstig, sociaal, charitatief, cultureel of sportief doel, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven)activiteit; b. het in behandeling nemen van een aanvraag tot vergunning voor het houden van kleinschalige niet-commerciële buurtactiviteiten; 2. de vrijstelling van leges voor het in behandeling nemen van de onder 1a en 1b genoemde aanvragen geldt voor alle aan de niet-commerciële activiteit gerelateerde vergunningen.
Artikel 5 1.
2.
3.
Tarieven
De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van het overigens in dit artikel bepaalde. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Artikel 6
Wijze van heffing
De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke of digitaal beschikbaar gestelde kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur als ook digitaal kenbaar gemaakte verschuldigde bedragen. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 7
Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:
a. b.
c.
mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving; digitaal wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving.
Artikel 8
Kwijtschelding
Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend met uitzondering van de in artikel 1.8.1 en artikel 1.8.1.5 van de tarieventabel opgenomen tarieven voor het verstrekken van een nationaal paspoort of Nederlandse identiteitskaart. Artikel 9
Teruggaaf
Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van leges.
Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel 1. De Legesverordening 2010 van de gemeente Heusden vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van 15 december 2009 en de daarop aangebrachte wijzigingen alsmede de wijzigingen van de bij daarbij behorende tarieventabel worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 oktober 2010. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Eerste wijziging Legesverordening 2010’.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 21 september 2010. De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Mw. drs. E.J.M. de Graaf
drs. H.P.T.M. Willems.
De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 21 september 2010; Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 augustus 2010; Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de gemeentewet; Besluit
Vast te stellen: De tarieventabel behorende bij de eerste wijziging van de verordening op de heffing en invordering leges 2010
Tarieventabel leges e Tarieventabel, behorende bij de eerste 1 wijziging Legesverordening 2010 Indeling tarieventabel Titel 1 Algemene dienstverlening Hoofdstuk 1 Algemeen Hoofdstuk 2 Bestuursstukken Hoofdstuk 3 Burgerlijke stand Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Hoofdstuk 5 Gemeentearchief Hoofdstuk 6 Kiezersregister Hoofdstuk 7 Vastgoedinformatie Hoofdstuk 8 Reisdocumenten Hoofdstuk 9 Rijbewijzen Hoofdstuk 10 Wet op de kansspelen Hoofdstuk 11 Winkeltijdenwet Hoofdstuk 12 Huisvestingswet Hoofdstuk 13 Verkeer en vervoer Hoofdstuk 14 Wet bevordering integriteitsbeoordelingen (Wet Bibob) Hoofdstuk 15 Diversen Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen Hoofdstuk 2 Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning Hoofdstuk 4 Vermindering Hoofdstuk 5 Teruggaaf Hoofdstuk 6 Intrekking omgevingsvergunning Hoofdstuk 7 Wijziging omgevingsvergunning Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten Hoofdstuk 9 Sloopmelding Hoofdstuk 10 Procedure vaststelling hogere grenswaarde Wet Geluidhinder Hoofdstuk 11 In deze titel niet benoemde beschikking Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Hoofdstuk 1 Horeca Hoofdstuk 2 Evenementen Hoofdstuk 3 Exploitatie seksinrichting Hoofdstuk 4 Splitsingsvergunning woonruimte Hoofdstuk 5 Brandbeveiligingsverordening Hoofdstuk 6 In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking
Titel 1 Algemene dienstverlening Hoofdstuk 1 Algemeen Tarief 2010 1.1.1 1.1.1.1
1.1.1.2
1.1.1.2.1 1.1.1.3
1.1.1.4
1.1.1.5
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: Gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina Afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, niet zijnde de stukken genoemd in lid 1.1.1.3 van de tarieventabel, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, a. per pagina, grootte maximaal A3 formaat in zwart/wit b. per pagina, grootte maximaal A3 formaat in kleur c. per document digitaal (b.v. email) geleverd Indien de stukken genoemd in artikel 1.1.1.1 worden afgegeven als kleurendocument wordt het genoemde tarief verhoog met een bedrag van Kaarten, tekeningen en lichtdrukken Kaarten en tekeningen, al dan niet behorende bij andere in deze verordening genoemde stukken, danwel van kopieën of lichtdrukken daarvan, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, a. per kaart, tekening op papier of digitaal geleverd groter dan A3, doch maximaal A0 formaat b. per kaart, tekening of kopie op diskette of CD geleverd c. per kaart, tekening of kopie digitaal (b.v. via email) geleverd Stukken of uitreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen per pagina Een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen
€
2,70
€ € €
0,35 1,10 0,25
€
1,00
€ € €
12,85 27,75 0,25
€
2,40
€
16,05
Hoofdstuk 2 Bestuursstukken Tarief 2010 1.2.1
1.2.1.1 1.2.1.2 1.2.1.3 1.2.1.4 1.2.1.5 1.2.2.
1.2.2.1 1.2.2.1.1 1.2.2.1.2 1.2.2.2 1.2.2.2.1
Gemeentebegroting, gemeenterekening en voorjaarsnota Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van de programbegroting een afschrift van de productenraming inclusief bijlagen een afschrift van het jaarverslag behorende bij de gemeenterekening een afschrift van de productenraming inclusief bijlagen een afschrift van de voorjaarsnota
€ € € € €
13,95 69,25 13,95 68,25 13,95
Raads- en commisiestukken Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag terzake van een abonnement voor een kalenderjaar op: een afschrift van de agenda van de raadsvergadering of van één van de informatievergaderingen als deze wordt afgehaald als deze wordt toegezonden
€ €
3,00 8,85
een afschrift van de stukken, inclusief de verslagen, behorende bij de raadsvergadering, als deze worden afgehaald
€
35,45
1.2.2.2.2
als deze worden toegezonden
€
Tarief 2010 70,70
1.2.2.3
een afschrift van de stukken, inclusief de verslagen, behorende bij één van de informatievergaderingen als deze worden afgehaald als deze worden toegezonden
€ €
8,85 20,75
Algemene Plaatselijke Verordening Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: een afschrift van de Algemene Plaatselijke Verordening een afschrift van de toelichting op de Algemene Plaatselijke Verordening
€ €
12,05 65,00
Bouwverordening Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: een afschrift van de bouwverordening een afschrift van de toelichting op de bouwverordening
€ €
23,20 35,25
Welstandsnota gemeente Heusden Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een exemplaar van de Welstandsnota gemeente Heusden
€
133,30
1.2.2.3.1 1.2.2.3.2 1.2.3
1.2.3.1
1.2.4
1.2.4.1 1.2.4.2 1.2.5
Hoofdstuk 3 Burgerlijke stand Tarief 2010 1.3.1 1.3.1.1
Huwelijksvoltrekking Het tarief bedraagt: Voor het voltrekken van een huwelijk op het adres waar de oriëntatie Burgerzaken gevestigd is a. 1. op dinsdag om 09.30 en 10.00 uur, niet zijnde een algemeen erkende feestdag, conform artikel 4 van de Wet rechten burgerlijke stand (Stb. 1879,72) a. 2. voor een huwelijksboekje uit te reiken bij een huwelijk bedoeld onder 1.3.1.1.a.1: b. dinsdag , indien niet zijnde een algemeen erkende feestdag, tussen 11.00 uur en 16.00 uur op maandag en woensdag t/m vrijdag, indien niet zijnde een algemeen erkende feestdag, tussen 09.00 en 16.00 uur d. op maandag t/m vrijdag, indien niet zijnde een algemeen erkende feestdag, op alle overige tijden e. op zaterdag tussen 09.00 uur en 12.00 uur
€
28,70
€
375,40
€
375,40
€ €
482,90 644,55
c.
1.3.1.2
a. voor het voltrekken van een huwelijk in het Gouverneurshuis te Heusden wordt het van toepassing zijnde tarief zoals opgenomen in artikel 1.3.1.1 geheven; b. voor het voltrekken van een huwelijk in een bijzonder huis zoals bedoeld in artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek wordt het van toepassing zijnde tarief zoals opgenomen in artikel 1.3.1.1 geheven
1.3.1.3
Voor het registreren van partnerschap of het omzetten van een huwelijk in geregistreerd partnerschap alsmede het omzetten van geregistreerd partnerschap in een huwelijk worden de tarieven overeenkomstig 1.3.1.1 en
1.3.1.4
1.3.1.5
1.3.2 1.3.2.1
1.3.1.2 van deze tarieventabel in rekening gebracht indien van de reguliere huwelijksfaciliteiten gebruik wordt gemaakt. Voor het sluiten van een huwelijk, het registreren van partnerschap of het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap alsmede het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk is hoofdstuk 1.3.1 van deze tarieventabel overeenkomstig van toepassing indien geen gebruik wordt gemaakt van de reguliere huwelijksfaciliteiten
€
Voor het voltrekken van huwelijken en het sluiten van geregistreerde partnerschappen op zondag 10 oktober 2010 bedraagt het tarief
€ 1.010,00
Verstrekking inlichtingen Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot: het verstrekken van inlichtingen uit de registers van de burgerlijke stand, voorzover niet vallende onder 1.3.3 per inlichting op één persoon betrekking hebbende
€
11,30
€
18,65
1.3.3
Verstrekking stukken Ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand.
1.3.4
Het tarief bedraagt ter zake van het op verzoek doen van nasporingen in de registers van de Burgerlijke Stand voor ieder daarvan besteed kwartier of gedeelte daarvan
1.3.5
1.3.5.1
1.3.5.2
1.3.5.3
139,75
Teruggaaf Indien een voorgenomen huwelijk wordt geannuleerd, wordt op verzoek een teruggaaf verleend van de verschuldigde legeskosten. Het verzoek om teruggaaf moet worden ingediend gelijktijdig met het bericht tot annulering van het huwelijk. De teruggaaf bedraagt 75% van de verschuldigde legeskosten wanneer de annulering wordt gedaan tot 2 maanden voor de huwelijksdatum De teruggaaf bedraagt 50% van de verschuldigde legeskosten wanneer de annulering wordt gedaan tot 2 weken voor de huwelijksdatum De teruggaaf bedraagt 25% van de verschuldigde legeskosten wanneer de annulering wordt gedaan tot één dag voor de huwelijksdatum
Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens Tarief 2010 1.4.1
1.4.2
1.4.2.1
1.4.2.2
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waardoor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens moet worden geraadpleegd dan wel één of meer gegevens omtrent één persoon die niet zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Verstrekking persoonsgegevens Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens: a. per verstrekking in de Nederlandse taal b. per verstrekking mede in een vreemde taal tot het verstrekken van een volledige persoonslijst:
€ €
8,10 16,10
1.4.2.3
1.4.3
1.4.4
per verstrekking tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar: tot 25 verstrekkingen
€
Tarief 2010 13,05
€
155,90
25 of meer tot 100 verstrekkingen
€
311,85
100 of meer tot 500 verstrekkingen
€
832,75
500 of meer tot 1.000 verstrekkingen
€ 2.740,00
1000 of meer tot 10.000 verstrekkingen
€ 4.002,00
Het tarief bedraagt ter zake van het op verzoek doornemen van de gemeentelijke basisadministratie, voor ieder daaraan besteed kwartier of gedeelte daarvan In afwijking van voorgaande onderdelen bedraagt het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en artikel 37, lid 2 van de regeling gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
€
17,65
€
2,28
Hoofdstuk 5 Gemeente-archief Tarief 2010 1.5.1
1.5.2
1.5.3
Het tarief bedraagt ter zake van het op verzoek doen van nasporingen in de in het gemeente-archief berustende stukken, voor ieder daaraan besteed kwartier of gedeelte daarvan Het tarief bedraagt ter zake van het op verzoek opzoeken van stukken, nasporingen doen in lopende dossiers, voor ieder daaran besteed kwartier of gedeelte daarvan Het tarief bedraagt ter zake het in behandeling nemen van een verzoek om beschikbaarstelling van een digitaal dossier
€
17,75
€
17,75
€
36,15
Hoofdstuk 6 Kiezersregister Tarief 2010 1.6.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot mededeling of verzoeker als kiezer is geregistreerd
€
8,10
Hoofdstuk 7 Vastgoedinformatie Tarief 2010 1.7.1 1.7.1.1
1.7.1.2 1.7.1.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van inlichtingen over de bij het gemeentebestuur berustende kadastrale stukken voor ieder daaraan besteed kwartier of gedeelte daarvan een aanvraag tot het afgeven van een verklaring met betrekking tot de bestemming van een pand en/of perceel wordt naast het afgeven van een verklaring, als bedoeld in artikel
€
15,45
€
20,65
1.7.1.4
1.7.1.2 verzocht om afgifte van een kopie van het desbetreffende deel van de bestemmingsplankaart en een afschrift van het betreffende deel van de bestemmingsplanvoorschriften dan worden de leges genoemd onder 1.7.1.2 verhoogd met een bedrag van wordt naast het afgeven van een verklaring, als bedoeld in artikel 1.7.1.2 verzocht om afgifte van een verklaring c.q. het verstrekken van informatie over de bodem (de aanwezigheid van tanks, bodemvervuiling)van een pand en/of een perceel dan worden de leges genoemd onder 1.7.1.2 verhoogd met een bedrag van
€
36,15
€
36,15
€
Tarief 2010 50,90
€
50,90
€
56,90
€
8,95
€
42,85
€
8,95
€
20.90
€
41,00
€
19,50
€
13,05
Hoofdstuk 8 Reisdocumenten
1.8.1 1.8.1.1 1.8.1.3
1.8.1.4 1.8.1.5 1.8.1.6 1.8.1.7 1.8.1.8 1.8.1.9 1.8.2 1.8.2.1
tot het verstrekken van een nationaal paspoort tot het verstrekken van een paspoort aan vreemdelingen of een paspoort aan vluchtelingen tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort bedoeld onder 1.8.1.1 (zakenpaspoort) tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) aan personen in de leeftijd tot en met dertien jaar tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) aan personen in de leeftijd van veertien jaar en ouder voor het bijschrijven van een kind in een paspoort gelijktijdig bij het aanvragen van het paspoort per kind voor het bijschrijven van een kind in een paspoort nadat het paspoort al is afgegeven per kind voor het met spoed afgeven van een reisdocument wordt het tarief als bedoeld onder 1.8.1.1 tot en met 1.8.1.4 verhoogd met voor het met spoed bijschrijven van één of meer kinderen op een paspoort wordt het tarief onder 1.8.1.5 en 1.8.1.6 per kind verhoogd met Vermissing reisdocument: Indien aan de aanvrager reeds eerder een reisdocument werd verstrekt, welk document niet of niet compleet kan worden overgelegd, worden de ter zaken verschuldigde leges bedoeld onder 1.8.1.1 tot en met 1 8.1.6 verhoogd met
Hoofdstuk 9 Rijbewijzen Tarief 2010 1.9.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: a. tot het afgeven of vernieuwen van een rijbewijs b. het omwisselen van een buitenlands rijbewijs
1.9.2 1.9.2.1
1.9.3
1.9.4
Vermissing rijbewijs: Indien aan de aanvrager reeds eerder een rijbewijs werd verstrekt, welk document niet of niet compleet kan worden overgelegd, worden de ter zake verschuldigde leges als bedoeld onder 9.1 verhoogd met Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van gegevens uit het Centraal Register Rijbewijzen voor het met spoed behandelen van een aanvrage om afgifte van een rijbewijs wordt het tarief met terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 2008, als bedoeld onder 9.1 verhoogd met
€
33,00
€
34,00
€
13,05
€
6,45
€
33,25
Hoofdstuk 10 Wet op de kansspelen Tarief 2010 1.10.1 1.10.1.1
1.10.1.2
1.10.1.3
1.10.1.4
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: a. een loterijvergunningen zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op de Kansspelen b. een toestemming voor het organiseren van een klein kansspel, . zoals is opgenomen in artikel 7c lid 2 van de Wet op de Kansspelen een aanwezigheidsvergunning ingevolge artikel 30b van de Wet op de Kansspelen voor een periode van 12 maanden a. indien de vergunning geld voor één speelautomaat b. indien de vergunning geldt voor twee speelautomaten Indien de vergunning als bedoeld onder 1.10.1.2 voor kortere of langere tijd wordt verleend, dan worden de genoemde legesbedragen naar evenredigheid van het verschil in looptijd van de vergunning verlaagd cq verhoogd een aanwezigheidsvergunning ingevolge artikel 30b van de Wet op de Kansspelen voor een periode van meer dan vier jaar of voor onbepaalde tijd a. voor één speelautomaat b. voor twee speelautomaten
€
16.65
€
14,70
€
56,50
€
79,00
€
226,50
€
317,00
Hoofdstuk 11 Winkeltijdenwet Tarief 2010 1.11.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verlenen van vrijstelling of ontheffing bij of krachtens de Winkeltijdenwet
€
30,50
Hoofdstuk 12 Huisvestingswet Tarief 2010 1.12.1
1.12.2
1.12.3
1.12.4
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verkrijgen van een vergunning tot gehele of gedeeltelijke onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Huisvestingswet tot het verkrijgen van een vergunning tot samenvoeging van woonruimte met andere woonruimte als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Huisvestingswet tot het verkrijgen van een vergunning tot omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, van de Huisvestingswet tot het verkrijgen van een vergunning tot het tijdelijke verhuren van een pand op grond van artikel 15 van de Leegstandwet
€
177,55
€
177,55
€
177,55
€
25,80
Hoofdstuk 13 Verkeer en vervoer Tarief 2010 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van:
1.13.1 1.13.1.1 1.13.1.2
1.13.2 1.13.2.1
1.13.2.2
1.13.3
een invalidenparkeerkaart een ontheffing als bedoeld in artikel 7.1 van het Voertuigreglement een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, anders dan bedoeld in onderdeel 1.13.1.1, 1.13.2 of 1.13.3 een aanvraag tot het verkrijgen van: een voertuiggebonden ontheffing voor het parkeren van een motorvoertuig met toepassing van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een voertuigongebonden ontheffing voor het parkeren van een motorvoertuig met toepassing van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor het anders gebruiken van fietspaden dan volgens de aangegeven verkeerstekens is toegestaan
€ €
23,00 32,30
€
13,55
€
24,75
€
48,50
€
15,30
Hoofdstuk 14 Wet bevordering integriteitsbeoordelingen (Wet Bibob) Tarief 2010 1.14.1
De in deze legesverordening en bijbehorende tarieventabel opgenomen tarieven voor het in behandeling nemen van aanvragen om beschikkingen, worden, indien het gaat om het in behandeling nemen van een verzoek van een betrokkene als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e Wet Bibob om een beschikking als bedoeld in: 1. artikel 1, eerste lid, onder c Wet Bibob of 2. Artikel 7, tweede lid Wet Bibob jo. Artikel 4 Besluit Bibob en in gevallen als bedoeld ïn "beleidsregels Wet Bibob" worden indien advies als bedoeld in artikel 9 Wet Bibob wordt ingewonnen verhoogd met
€ 2.763,75
Hoofdstuk 15 Diversen Tarief 2010 1.15.1 1.15.1.1 1.15.1.2
1.15.1.3
1.15.1.4 1.15.1.5
1.15.1.6 1.15.1.6.1 1.15.1.6.2
1.15.2
Diversen Burgerzaken: Verklaring omtrent het gedrag dit tarief wordt voortaan landelijk vastgesteld Legalisatie Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een legalisatie van een handtekening Waarmerken Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het waarmerken van een document Pas 65 De mogelijkheid voor het aanvragen van een Pas 65 is vervallen Bewijs nederlanderschap Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een verklaring van nederlanderschap Statistische informatie Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een statistisch jaarboek burgerzaken Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van statistische informatie uit de administratie van burgerzaken, voor ieder daaraan besteed kwartier of gedeelte daarvan Standplaatsvergunning Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het
€
5,90
€
5,90
€
8,10
€
27,70
€
18,65
verkrijgen van een vergunning voor het innemen van een standplaats op een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen locatie voor de verkoop van waren. Het tarief wordt verhoogd met kosten voor het gebruik van gemeentegrond en eventueel van te gebruiken voorzieningen zoals stroom
€
30,00
Tarief 2010 1.15.3
1.15.4
1.15.5
1.15.6 1.15.6.1
1.15.6.2
1.15.6.3
1.15.6.4
1.15.6.5
1.15.6.6
1.15.6.7
Ventvergunning Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning om in de gemeente te mogen venten
€
15,00
Gemeentegarantie Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het instemmen met het wijzigen van een door de gemeente gegarandeerde hypothecaire geldlening
€
17,75
Verklaring in het kader van het Besluit niet aangewezen luchtvaartterreinen Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag op basis van de Luchtvaartwet en diens uitvoeringsregelingen
€
32,70
€
320,00
€
532,20
€
863,95
€
276,25
€
320,00
€
532,20
€
863,95
Melding als bedoeld in de Telecommunicatiewet, alsmede graafwerkzaamheden ten behoeve van nutsvoorzieningen Melding als bedoeld in de Telecommunicatiewet: Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, van de Telecommunicatiewet per locatie voor een ononderbroken tracé tot een lengte van 500 meter Het tarief voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, van de Telecommunicatiewet per locatie voor een ononderbroken tracé tot een lengte van 501 tot en met 2000 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, van de Telecommunicatiewet per locatie voor een ononderbroken tracé van meer dan 2000 meter Indien over een melding overleg plaats moet vinden tussen de gemeente, andere beheerders van openbare grond en de aanbieder van het netwerk, worden de tarieven als bedoeld in paragraaf 1.15.6 1, 1.15.6.2 en 1.15.6.3 verhoogd met een bedrag van Melding graafwerkzaamheden nutsvoorzieningen Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, instandhouding of verwijdering van kabels en leidingen ten dienste van een netwerk ten behoeve van nutsvoorzieningen per locatie voor een ononderbroken tracé tot een lengte van 500 meter Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.15.6.5 per locatie voor een ononderbroken tracé tot een lengte van 501 tot en met 2000 meter Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.15.6.5 per locatie voor een ononderbroken tracé van meer dan 2.000 meter
1.15.6.8
Indien over een melding overleg plaats moet vinden tussen de gemeente, andere beheerders van openbare grond en de aanbieder van het netwerk, worden de tarieven als bedoeld in paragraaf 1.15.6 5, 1.15.6.6 en 1.15.6.7 verhoogd met een bedrag van
€
276,25
Vergunningen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening: Tarief 2010 1.15.7 1.15.8 1.15.8.1
1.15.9 1.15.9.1 1.15.9.2 1.15.10 1.15.11 1.15.11.1
1.15.11.2
1.15.12
1.15.13
1.15.14 1.15.14.1
1.15.14.2
1.15.15
1.15.15.1
1.15.15.2
1.15.15.3
een vergunning voor het houden van een inzamelingsactie voor kleding als bedoeld in artikel 11 van de Afvalstoffenverordening Vuurwerk een ontheffing zoals bedoeld in artikel 2.7.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van het verbod op het afleveren van vuurwerk, danwel ter aflevering aanwezig houden van vuurwerk een exploitatievergunning zoals bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening: Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een exploitatievergunning bedraagt Het tarief voor het op aanvraag wijzigen van een bestaande exploitatievergunning bedraagt een ontheffing bij of krachtens artikel 2.4.20 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor het houden van meer dan het aantal toegestane honden Bruikbaarheid van de weg: een vergunning zoals genoemd in artikel 2:10 van de Algemene Plaatselijke Verordening (A.P.V.) of zoals bedoeld in artikel 2:28, van de A.P.V. voor het plaatsen c.q. geplaatst hebben van een terras een vergunning zoals genoemd in artikel 2:10 van de A.P.V. voor het plaatsen van obstakels op de openbare weg niet zijnde een terras of een reclame-uiting een ontheffing van het verbod op het gebruik van toestellen en geluidapperatuur, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening een ontheffing of vergunning op basis van de APV die in deze legesverordening niet specifiek is genoemd
€
13,65
€
56,80
€
125,65
€
18,05
€
154,85
€
26,85
€
103,25
€
32,25
€
30,00
€
113,45
- administratiekosten tot het handhaven, voor een periode van twee jaar, van de inschrijving in het register voor gegadigdenvoor bouwgrond binnen de gemeente Heusden - administratiekosten Gedenktekens slachtoffers ongevallen Voor het in behandeling nemen van een aanvrage tot plaatsing van een gedenkteken ter nagedachtenis van een slachtoffer van een ongeval wordt in rekening gebracht voor: a. het plaatsen, registreren, beheren en ruimen na afloop van de periode van een tegel met inscriptie voor de 1e periode van 5 jaar
€
45,00
€
45,00
€
526,65
b. het verlengen van de plaatsingsperiode met 5 jaar a. het plaatsen, registreren, beheren en ruimen na afloop van de periode van een hardhouten paal met plaquette voor de 1e periode van 5 jaar
€
94,75
€
526,65
b. het verlengen van de plaatsingsperiode met 5 jaar a. het planten, registreren, beheren en ruimen na afloop van de periode van klimop tegen een bestaande boom voor de 1e periode van 5 jaar
€
94,75
€
389,75
Overig verschuldigd is voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het inschrijven, voor een periode van twee jaar, in het register voor gegadigden voor bouwgrond binnen de gemeente Heusden. - een waarborgsom van
1.15.15.4
b. het verlengen van de plaatsingsperiode met 5 jaar a. het planten, registreren, beheren en zonodig ruimen na afloop van de periode van een boom voor de 1e periode van 5 jaar
€
94,75
€
742,65
b. het verlengen van de plaatsingsperiode met 5 jaar
€
94,75
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen Tarief 2010 2.1.1 2.1.1.1
2.1.1.2
2.1.1.3
2.1.1.4 2.1.2 2.1.3
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder: aanlegkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de aanlegkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Als de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt in deze titel onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft; bouwkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Als het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. sloopkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de sloopkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Als het slopen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder sloopkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het slopen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft; Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld. In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.
Hoofdstuk 2 Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag Tarief 2010 2.2.1
2.2.2
2.2.2.1 2.2.2.2 2.2.2.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een conceptaanvraag (incl. vooroverleg/beoordeling) om een omgevingsvergunning: De in rekening gebrachte bedragen voor een conceptaanvraag worden in het geval de aanvraag leidt tot een WABO vergunning verrekend met de legeskosten van deze vergunning (zie hoofdstuk 4, artikel 2.4.1). Verzoek om beoordeling informele aanvraag (voorafgaand aan een aanvraag om een bouwvergunning). Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van: een verzoek nieuwe woningbouw of verzoek nieuwe bedrijvigheid omtrent de mogelijkheden tot meewerken aan dat verzoek een verzoek tot het doen van een principe-uitspraak door het college omtrent bebouwings- en/of gebruiksmogelijkheden van gronden of panden Een verzoek om vooroverleg met de Welstandscommissie over een geplande bouwontwikkeling, waarvoor nog geen bouwvergunning is aangevraagd c.q. nog geen omgevingsvergunning is aangevraagd
€
129,05
€
200,00
€
500,00
€
100,00
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning Tarief 2010 2.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.
2.3.1 2.3.1.1
Bouwactiviteiten Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief: t/m met bouwkosten van € 50.000,- 2,2% van de bouwkosten met een minimum van bouwkosten van € 50.001,- t/m € 150.000,vermeerderd met 2,0% van het bedrag boven € 50.000,bouwkosten van € 150.001,- t/m € 250.000,vermeerderd met 1,85% van het bedrag boven € 150.000,bouwkosten van € 250.001,- t/m € 2.000.000,vermeerderd met 1,7% van het bedrag boven € 250.000,bouwkosten van € 2.000.001,- t/m € 5.000.000,vermeerderd met 1,5% van het bedrag boven € 2.000.000,bouwkosten hoger dan dan € 5.000.000,vermeerderd met 1% van het bedrag boven € 5.000.000,-
2.3.1.1.1 2.3.1.1.2 2.3.1.1.3 2.3.1.1.4 2.3.1.1.5 2.3.1.1.6
2.3.1.2
Welstandstoets (gereserveerd)
€
129,05
€ 1.135,00 € 3.200,00 € 5.111,00 € 35.832,00 € 82.300,00
Tarief 2010 2.3.1.3 2.3.1.3.1
2.3.1.4
2.3.1.5
2.3.2 2.3.2.1
2.3.3 2.3.3.1
2.3.3.2 2.3.3.3 2.3.3.4 2.3.3.5 2.3.3.6
2.3.3.7
2.3.3.8
Advies Agrarische Commissie Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is en wordt beoordeeld:
€
359,85
Publicatiekosten Indien voor een in dit hoofdstuk genoemd plan of procedure een landelijke publicatie in de Staatscourant, of zijn wettelijke opvolger, worden de verschuldigde leges verhoogd met
€
577,00
Aanlegactiviteiten Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief:
€
249,75
€
314,90
€
314,90
Achteraf ingediende aanvraag Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 wordt het tarief, als de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de bouwactiviteit, verhoogd met 25% van dit legesbedrag met een minimum van € 129,05 en een maximum van € 5.000,-.
Planologisch strijdig gebruik Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1: als artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking): als artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking): als artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking): indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan): indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving): indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving): indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):
2.3.5
In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid
2.3.5.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief, indien de bruto vloeroppervlakte van het gebouw bedraagt:
2.3.5.2 2.3.5.3 2.3.5.4 2.3.5.5
minder dan 250 m2 251 m2 tot en met 500 m2 501 m2 tot en met 1000 m2 1001 m2 tot en met 2500 m2
€ 22.718,00 €
314,90
€
314,90
€
314,90
€
314,90
€
314,90
€ 470,70 € 725,40 € 941,20 € 1.411,95
2.3.5.6 2.3.5.7
2.3.6 2.3.6.1
2.3.6.1.1 2.3.6.1.2 2.3.6.1.3
2.3.6.2
2.3.7 2.3.7.1 2.3.7.1.1
2.3.7.1.2
2.3.7.1.3
2501 m2 tot en met 4000 m2 Bij een aanvraag tot het aanpassen van een bestaande gebruiksvergunning, ten gevolge van b.v. een kleine aanbouw of gedeeltelijk ander gebruik, waarbij de bestaande gebruiksvergunning met een kleine toevoeging of aanpassing geldend blijft bedraagt het tarief: Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens provinciale of gemeentelijke verordening aangewezen monument, waarvoor op grond van die verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief 1% van de vastgestelde bouwkosten met een minimum van en een maximum van onverminderd het bepaalde in 2.3.1 bedragen de leges voor het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument: voor het slopen van een monument: voor het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht: Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h, van de Wabo, op het slopen van een bouwwerk in een krachtens provinciale of gemeentelijke verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder c, van de Wabo, waarvoor op grond van die provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief: Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in beschermd stads of dorpsgezicht Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk bedraagt het tarief: in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo, of waarvoor op grond van een provinciale verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo: in gevallen waarvoor op grond van artikel 8.1.1 van de Bouwverordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, Asbesthoudende materialen Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.7.1.2 bedraagt het tarief, indien de in die onderdelen bedoelde aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk waarin asbest of een asbesthoudend product aanwezig is:
€ 1.648,65
€
235,35 Tarief 2010
€
129,05
€
295,75
€ €
129,05 129,05
€
129,05
€
129,05
€
129,05
€
129,05
€
192,60
Reclamevergunning Tarief 2010 2.3.8
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats, waarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale verordening of een artikel van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, en indien niet tevens sprake is van een
2.3.8.1
2.3.9
activiteit als bedoeld in onderdeel 2.3.1.1 (bouwactiviteit), bedraagt het tarief: indien de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat die handelsreclame aan de onroerende zaak wordt gemaakt of gevoerd, bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder h, van de Wabo: Aanleggen of veranderen weg Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of een artikel van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.10
gereserveerd.
2.3.11
Opslag van roerende zaken (gereserveerd)
2.3.12
Projecten of handelingen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (gereserveerd)
2.3.13
Handelingen in het kader van de Flora- en Faunawet (gereserveerd)
2.3.14
Andere activiteiten (gereserveerd)
2.3.15
Omgevingsvergunning in twee fasen Als de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief: voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft. voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweedee fase betrekking heeft.
2.3.15.1
2.3.15.2
2.3.16
Beoordeling bodemrapport (gereserveerd)
2.3.17
Advies (gereserveerd)
2.3.18
Verklaring van geen bedenkingen (gereserveerd)
€
56,80
€
129,05
€
249,75
Hoofdstuk 4 Vermindering Tarief 2010 2.4.1
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning is voorafgegaan door een beoordeling van een concept als bedoeld in hoofdstuk 2, waarop de eerstgenoemde aanvraag betrekking heeft, worden de ter zake van de beoordeling van de conceptaanvraag geheven leges in mindering gebracht op de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning als bedoeld in hoofdstuk 3.
Hoofdstuk 5 Teruggaaf Tarief 2010 2.5.1
2.5.1.1
2.5.1.2
Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: indien de aanvraag wordt ingetrokken binnen een termijn van 3 weken na het in behandeling nemen ervan, 50% van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges met dien verstande dat de leges niet minder bedragen dan
€
51,60
indien de aanvraag wordt ingetrokken na 3 weken na het in behandeling nemen ervan, 40% van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges met dien verstande dat de leges niet minder bedragen dan
€
51,60
€
129,05
€
129,05
2.5.1.3
Indien intrekking als bedoeld in 2.5.1.1 en 2.5.1.2 geschiedt met het oog op het niet kunnen verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning voor een bouw-, aanleg- of sloopactiviteit, en binnen 3 maanden na de intrekking een nieuwe aanvraag, voor een nagenoeg gelijk project wordt ingediend, dan worden de leges van de eerste aanvraag geheel verrekend met die van de latere aanvraag
2.5.2
Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten Als de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag is ingediend binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt 25 % van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges met dien verstande dat de leges niet minder bedragen dan .
2.5.3 2.5.3.1
Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 of 2.3.7 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt 25% van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges met dien verstande dat de leges niet minder bedragen dan
2.5.3.2
Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.5.3.1 wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbij de vergunning is verleend bij rechterlijke uitspraak.
2.5.4
Minimumbedrag voor teruggaaf Een bedrag minder dan € 51,60 wordt niet teruggegeven.
Hoofdstuk 6 Intrekking omgevingsvergunning (gereserveerd)
Hoofdstuk 7 Wijziging omgevingsvergunning Tarief 2010 2.7.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project:
€
129,05
Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten Tarief 2010 2.8.1
2.8.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening
€ 14.043,00
€
645,35
Hoofdstuk 9 Sloopmelding (gereserveerd)
Hoofdstuk 10 Procedure vaststelling hogere grenswaarde Wet Geluidhinder Tarief 2010 2.10
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een verzoek tot het starten van een procedure ter vaststelling van een hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet Geluidhinder
€
639,90
Hoofdstuk 11 In deze titel niet benoemde beschikking Tarief 2010 2.11
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde beschikking:
€
50,00
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Hoofdstuk 1 Horeca Tarief 2010 3.1.1
3.1.2
3.1.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een vergunning ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing ingevolge artikel 35 van de Drank- en Horecawet
€
251,25
€
45,25
€
45,25
Hoofdstuk 2 Evenementen Tarief 2010 3.2.1
3.2.1.1
3.2.1.2
3.2.1.3
Evenementen Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: een vergunning voor het houden van een evenement zoals bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor één dag en/of minder dan 2000 bezoekers een vergunning voor het houden van een evenement zoals bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor meer dan één dag en/of meer dan 2000 bezoekers een vergunning voor het houden van een circusvoorstelling zoals bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening
€
100,35
€
401,30
€
56,80
Hoofdstuk 3 Exploitatie seksinrichting Tarief 2010
3.3.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: een vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening
€
403,75
Hoofdstuk 4 Splitsingsvergunning woonruimte Tarief 2010 3.4.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 33 van de Huisvestingswet
€
177,55
Hoofdstuk 5 Brandbeveiligingsverordening Tarief 2010 3.5.1
3.5.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een gebruiksvergunning op grond van het besluit brandveilig gebruik bouwwerken zoals bedoeld in artikel 2.11.1 van een inrichting geen gebouw zijnde, worden de legeskosten berekend overeenkomstig artikel 2.3.5.1, hoofdstuk 3 van titel 2 van deze tarieventabel een aanvraag tot het verstrekken van een gebruiksvergunning op grond van het besluit brandveilig gebruik bouwwerken zoals bedoeld in artikel 2.11.1, van een inrichting geen gebouw zijnde, indien het betreft een tijdelijk gebruik ten behoeve van een evenement (met een gebruiksduur van maximaal 4 weken) worden 25% van de legeskosten berekend overeenkomstig artikel 2.3.5.1, hoofdstuk 3 van titel 2 van deze tarieventabel
Hoofdstuk 6 In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking Tarief 2010 3.6.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking
Dit besluit behoort bij raadsbesluit van 21 september 2010 de griffier, Mw. drs. E.J.M. de Graaf
€
50,00
De raad van de gemeente Heusden; gelezen het voorstel van het college van 17 augustus 2010 gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145 en 146); overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt; besluit vast te stellen de brandbeveiligingsverordening 2010. Brandbeveiligingsverordening 2010 Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. een inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is; b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Artikel 2 Verbodsbepaling 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin: a. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of, b. aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of, c. aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft. 2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het gestelde in de artikelen 4 en 5. 3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning. 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Artikel 3 Weigeringgronden Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt. Artikel 4 Gebruikseisen De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van
toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.. Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.4, 2.5 2.6, 2.7 2.8 en 2.9 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen. Artikel 6 Melden van brand en broei Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden. Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand. Artikel 8 Bestuurlijke boete Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid, onder 1. Artikel 9 Overgangsrecht 1. Vergunningen die zijn verleend onder werking van de brandbeveiligingsverordening van 1998 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening. 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de brandbeveiligingsverordening van 1998 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast. 3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de brandbeveiligingsverordening van 1998 wordt beslist met toepassing van deze verordening. Artikel 10 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening 2010. Artikel 11 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s.
Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010 Algemeen De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio’s en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur aan over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze amvb neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening (TK, vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7). Naar verwachting treedt deze amvb pas medio 2011 werking. Tot die tijd zal op de grond van de Wet veiligheidsregio’s in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht moeten zijn. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s, het niet beschikbaar zijn van de hiervoor bedoelde amvb en het ontbreken van relevant overgangsrecht in de Wet veiligheidsregio’s zal de raad een nieuwe brandbeveiligingsverordening moeten vaststellen. De bestaande brandbeveiligingsverordening vervalt namelijk van rechtswege bij de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s. De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de amvb) terughoudend van aard. De regeling is aangepast aan de Wet veiligheidsregio’s en de Dienstenrichtlijn. Toegevoegd zijn regels voor de bestuurlijke boete. Brandbeveiligingsverordening is vangnet De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauwlettend worden toegezien. Feitelijk moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet veiligheidsregio’s als opdacht aan het college is gegeven. In zo’n geval gaat dat wettelijk voorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de brandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijke voorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechtswege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk zijn er natuurlijk een aantal standaard gevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen. Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, een restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking, maar wel van een onbepaald onderwerp. Bij het gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'nietbouwwerken'. Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen. De omschrijving in de Wet veiligheidsregio’s zelf kent een beperking van doel, n.l. brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object. De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving. Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken.
Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie. Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor is in elk geval het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit is een constructie die drijft op het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de brandbeveiligingsverordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld. Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan de hand van staande jurisprudentie, een toelichting Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening, deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken en het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeteen bevinden. De beperking die de Woningwet oplegt, als hogere regeling, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en terrein. Bouwwerk Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt in de modelbouwverordening een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan: - bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk 1) constructie, 2) van enige omvang, 3) met de grond verbonden, 4) bedoeld om ter plaatse te functioneren wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet. Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is. De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïstisch om hier weer te geven. Een uitgebreide opsomming van jurisprudentie kunt u vinden in de toelichting op de modelbouwverordening van de 'Standaardregelingen in de bouw' (Sdu uitgevers bv, Den Haag). Open erf en terrein Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening, ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Op grond van artikel 8, tweede lid, onder b, van de Woningwet zijn namelijk in de bouwverordening voorschriften opgenomen over de staat en het in gebruik nemen en gebruiken van open erven en terreinen. Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening.
De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat op 1 juli 2010 in werking is getreden. Die omschrijving is afgeleid uit de jurisprudentie (zie ABRvS 15 september 1997, LJN: AA3601, AB 1998, 5). Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw af gelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang, veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw. Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3) dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is. Gebruiksvergunning voor een inrichting De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningsplicht, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan. Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing is, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor één begrip: inrichting. Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfde reden is het aanvragen van een vergunning vormvrij. Het Gebruiksbesluit geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden. Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld kunt u dezelfde brandveiligheidseisen stellen als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening en de Woningwet). Wabo De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozen is de modelbrandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dienstenrichtlijn De modelbrandbeveiligingsverordening 2010 is aangepast aan de Dienstenrichtlijn. Toezicht op de naleving Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 van de Wet veiligheidsregio’s bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambtenaren. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio’s de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten.
Bestuurlijke boete De Wet veiligheidsregio’s geeft de raad van een gemeente de bevoegdheid om, indien de raad dat wenst, bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd voor overtreding van regels gesteld krachtens artikel 3, tweede lid (brandbeveiligingsverordening) en derde lid (algemene maartregel van bestuur, deze is nog niet opgesteld) van de wet. Het maximum bedrag van de boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid onder 1°. Het bedrag dat daar is genoemd, bedraagt in 2009 € 9.000. De Wet veiligheidsregio’s geeft geen verdere beschrijving van de uitvoering van deze sanctie, zodat de gemeente alleen met de Awb rekening hoeft te houden. Strafbepaling Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64 eerste lid van de Wet veiligheidsregio’s gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit gebied de verordening zelf. Intrekken regeling De brandbeveiligingsverordening vervalt op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s van rechtswege door ontbreken van de rechtsgrond: de Brandweerwet 1985. De intrekking moet worden bekendgemaakt volgens de in artikel 144 Gemeentewet genoemde wijze. Intrekken vergunning De modelbrandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning in te trekken. De reden hiervoor is dat een intrekkingbepaling de gemeente onnodig beperkt, immers in een bepaling liggen de gronden vooraf vast. De aard van de verordening brengt met zich mee dat van te voren niet duidelijk is welke gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening die geen intrekkinggrond kent is er sprake van een geïmpliceerde bevoegdheid: de bevoegdheid om de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee om deze weer in te trekken of te wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit hangt af van de omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan onjuistheid van de beschikking.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 september 2010 De voorzitter,
De griffier,
drs. H.P.T.M. Willems
Mw. drs. E.J.M. de Graaf
De gemeenteraad van Heusden, in zijn openbare vergadering van 21 september 2010; gezien het voorstel van het college van Heusden van 17-8-2010; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; besluit vast te stellen de volgende Monumentenverordening 2010. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: 1. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen: a. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde; b. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder a; 2. Gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel 1; 3. beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 4. Beschermde rijksmonumenten: Onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers. 5. Kerkelijke monumenten: Onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst. 6. Monumentencommissie: de op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid en artikel 9.2 van de Bouwverordening 1997 (voor zover nog van toepassing). 7. Dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde. 8. Beschermd dorpsgezicht: dorpsgezicht dat door de gemeenteraad als zodanig is aangewezen ingevolge artikel 10a van deze verordening. 9. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 10. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 11. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2 Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument. Artikel 3 De monumentencommissie. 1. De leden van de monumentencommissie worden door burgemeester en wethouders benoemd; de voorzitter wordt door burgemeester en wethouders benoemd. De monumentencommissie telt tenminste vijf en ten hoogste negen leden. 2.
Burgemeester en wethouders houden rekening met de binding van de kandidaten met op het terrein van de monumentenzorg actieve (particuliere) instellingen en / of met hun deskundigheid.
3.
Burgemeester en wethouders benoemen een ambtelijke secretaris en kunnen ambtelijke adviseurs aanwijzen.
4. De leden van de monumentencommissie treden na afloop van een periode van zes jaren af. Aftredende leden zijn voor maximaal één periode van zes jaren herbenoembaar. 5. Een lid, dat ter vervulling van een - anders dan tengevolge van een periodieke aftreding opengevallen plaats wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden. 6. De ambtelijk secretaris van de commissie convoceert de vergaderingen, brengt alle ingekomen stukken ter tafel, beheert het archief van de commissie en houdt notulen van de vergaderingen. 7. De commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht en voorts indien tenminste twee leden daartoe schriftelijk verzoeken. 8. De besluiten van de commissie worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen. 9. Een vergadering vindt geen doorgang indien niet tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is. 10. De commissie beraadslaagt in het openbaar. 11. Adviezen van de commissie aan burgemeester en wethouders worden schriftelijk vastgesteld, zijn met redenen omkleed en vermelden het eventuele minderheidsstandpunt van een of meer leden van de commissie, indien deze leden daar om verzoeken. Hoofdstuk 2. Beschermde gemeentelijke monumenten Paragraaf 1. De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst Artikel 4 1.
Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden,
besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. 2.
Burgemeester en wethouders besluiten over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kan het hiervan afwijken.
3.
Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beslissing tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar.
4.
Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat de monumentencommissie is gehoord, een beslissing als bedoeld in het tweede lid en doen daarvan schriftelijke mededeling aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Zo spoedig mogelijk wordt de beslissing bekend gemaakt.
5.
Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.
6. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument. 7.
Burgemeester en wethouders kunnen, ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden, in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 4, leden 2 en 3, achterwege.
8. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. 9. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst. Artikel 5 De gemeentelijke monumentenlijst ligt op de gebruikelijke wijze voor een ieder kosteloos ter inzage. Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten Artikel 6 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen, te vernielen of af te breken. 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften: a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken op een wijze,
waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Artikel 7a. Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 6 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in …voud ingediend. Artikel 7b. 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies. 2. Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college. 3. Het bevoegd gezag kan voorschrijven dat de aanvrager van een vergunning nader onderzoek moet verrichten, zoals een bouwhistorisch onderzoek of een archeologisch onderzoek. Artikel 7c. De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument. Artikel 8 Het bevoegd gezag neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 7 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn. Artikel 9 1. Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg. 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend. Artikel 10 De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien: a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend; b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 9 niet naleeft; c.
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.
De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het besluit tot intrekking wordt met redenen omkleed en in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.
Paragraaf 3. Beschermd dorpsgezicht Artikel 10A De gemeenteraad kan een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd dorpsgezicht en kan een zodanige aanwijzing intrekken. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een beschermd dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt. Hoofdstuk 3. Beschermde rijksmonumenten Artikel 11 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd monument met de ingediende bezwaren aan de monumentencommissie. 2. De monumentencommissie adviseert over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift. 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben. Hoofdstuk 4. Schadevergoeding Artikel 12 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van: a. de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst; b. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen; c.
voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk 5. Strafbepalingen Artikel 13 1. Hij, die handelt in strijd met artikel 6 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete
van de tweede categorie. 2. Overtreding van artikel 6 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Hoofdstuk 6. Slot- en overgangsbepalingen Artikel 14 1. De opsporing van de in artikel 13 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het bevoegd gezag met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld. 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening. Artikel 15 De Monumentenverordening 2000 wordt ingetrokken 1. De op grond van de onder de Monumentenverordening 2000 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening. 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de ingetrokken verordening. Artikel 16 Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt. Artikel 17 Deze verordening wordt aangehaald als Monumentenverordening 2010 Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21september 2010.
De voorzitter,
De griffier,
drs. H.P.T.M. Willems
Mw. drs. E.J.M. de Graaf
13e serie wijzigingen Model Bouwverordening 1992 De raad der gemeente Heusden; Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 augustus 2010 Gelet op de artikelen 8 en 11 van de Woningwet Besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de bouwverordening: Artikel A
Wijzigingen in de bouwverordening
De bouwverordening wordt gewijzigd conform de met II aangegeven, hierna volgende ‘wijzigingen van de bouwverordening’. Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1.1
Begripsomschrijvingen
I Motivering De begripsomschrijving van ‘bevoegd gezag’ is opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en in de Woningwet. Daarom moet ook in de bouwverordening het begrip ‘bevoegd gezag’ worden opgenomen. De Wabo introduceert de omgevingsvergunning en schaft de bouwvergunning af. Het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab) alsmede het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) is ingetrokken. De indieningsvereisten zijn opgenomen in de Regeling omgevingsrecht (Mor). De bouwvergunningvrije bouwwerken zijn in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) opgenomen. Voor de toepasbaarheid van de verordening worden de begrippen ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’ en ‘omgevingsvergunning voor het slopen’ opgenomen. Uiteraard bestaat maar één omgevingsvergunning, geen twee. II Wijziging van de bouwverordening In artikel 1.1, eerste lid, vervalt ‘- Besluit indieningsvereisten’ en de daarachter geplaatste tekst; ‘- Besluit bouwwerken’ en de daarachter geplaatste tekst. Na ‘asbest’ wordt ingevoegd: ’- Bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouders; De tekst achter ‘Bouwtoezicht’ wordt vervangen door: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en woningtoezicht; Na ‘NVN’ wordt ingevoegd: -Omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; - Omgevingsvergunning voor het slopen: vergunning voor een sloopactiviteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1
Hoofdstuk 2
De aanvraag bouwvergunning
I Motivering De Invoeringswet Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) brengt onder meer wijziging in de Woningwet. Dit heeft gevolgen voor de bouwverordening. De bouwvergunning wordt omgevingsvergunning. Omdat hoofdstuk 2 mede het toetsingskader vormt voor de omgevingsvergunning, wordt dit hoofdstuk afgestemd op de Wabo. II Wijziging van de verordening In de titel van hoofdstuk 2 wordt ‘bouwvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 2.1.5
Bodemonderzoek
I Motivering In verband met de begripsomschrijving bevoegd gezag in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in de in verband daarmee gewijzigde Woningwet, wordt in de bouwverordening ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door ‘bevoegd gezag’ en wordt ‘Besluit bouwwerken’ vervangen door ‘Besluit omgevingsrecht, bijlage II’. Het jaar van uitgave van NEN normen moet worden geactualiseerd. De genoemde Protocollen zijn niet meer verkrijgbaar. Op grond van de artikelen 11 Woningwet en 2.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in de bouwverordening het begrip ontheffing vervangen door het afwijken van een voorschrift. Deze verandering geldt naast dit artikel ook voor een reeks andere artikelen uit deze verordening. II Wijziging van de verordening De tekst van lid 1 sub a wordt vervangen door: “de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740, uitgave 2009, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. De tekst van sub b wordt vervangen door: (vervallen). In het tweede lid wordt: “paragraaf 1.2.5 onder e, van de bijlage bij het Besluit indieningsvereisten” vervangen door: artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht. De woorden ‘Besluit bouwwerken’ worden tweemaal vervangen door: Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Het derde lid wordt vervangen door: Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruibare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. De tekst van het vierde lid wordt vervangen door: Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen.
2
Artikel 2.2.6
Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning
I Motivering Hoofdstuk IV van de Woningwet is vervallen bij de Invoeringswet Wabo. Dit betekent dat ook artikel 58 over de mededeling van een van rechtswege verleende bouwvergunning is vervallen. Daarmee is de grondslag voor artikel 2.2.6 vervallen. Dit onderwerp is geregeld in artikel 3.9 van de Wabo. II Wijziging van de verordening De tekst van artikel 2.2.6 wordt vervangen door: (Vervallen).
Artikel 2.4.1
Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
I Motivering Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wabo vervalt het onderscheid tussen een reguliere bouwvergunning en een lichte bouwvergunning en wordt de bouwvergunning een omgevingsvergunning voor het bouwen. II Wijziging van de verordening Onder sub b wordt ‘reguliere bouwvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 2.4.2
Voorwaarden bouwvergunning
I Motivering In verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de bouwvergunning een omgevingsvergunning voor het bouwen. II Wijziging van de verordening In de titel van artikel 2.4.2 wordt ‘bouwvergunning’ vervangen door ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’. In de tekst wordt: ‘artikel 4 van het Besluit indieningsvereisten en letter e van paragraaf 1.2.5 van de bij dit besluit behorende bijlage‘ vervangen door: artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht. Het zinsdeel ’kunnen burgemeester en wethouders’ wordt vervangen door: kan het bevoegd gezag en ‘bouwvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het bouwen. Het zinsdeel ‘het Besluit indieningsvereisten’ wordt vervangen door: de Regeling omgevingsrecht.
Artikel 2.5.2
Anti-cumulatiebepaling
I Motivering In verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de bouwvergunning een omgevingsvergunning voor het bouwen. II Wijziging van de verordening
3
In de tekst van dit artikel wordt tweemaal ‘bouwvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 2.5.3
Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. II Wijziging van de verordening Het derde lid wordt vervangen door: Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen. In het zesde lid wordt: 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen" vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.5.3A
Brandweeringang
I Motivering In artikel 122 van de Gemeentewet is bepaald dat de bepalingen van gemeentelijke verordeningen "in wier onderwerp" door onder meer een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien van rechtswege zijn vervallen. Het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008,327) voorziet in het bepaalde van artikel 2.5.3A. Vanaf de inwerkingtreding van het besluit per 1 november 2008 is de inhoud artikel 2.5.3A van rechtswege vervallen. II Wijziging van de verordening De tekst van artikel 2.5.3A wordt vervangen door: (Vervallen).
Artikel 2.5.6
Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
I Motivering In verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de bouwvergunning een omgevingsvergunning voor het bouwen. II Wijziging van de verordening In de tekst wordt ‘bouwvergunningplichtig bouwwerk’ vervangen door: bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist,.
Artikel 2.5.7
Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
I Motivering Het Besluit bouwwerken (= Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken) wordt vervangen door het Besluit omgevingsrecht (Bor), bijlage II.
4
II Wijziging van de verordening Onder sub a en onder sub b telkens ‘bouwvergunningplichtig bouwwerk’ vervangen door: bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist. en ‘artikel 3, eerste lid, onder k, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: veranderingen bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Onder sub a wordt ‘veranderingen van niet-ingrijpende aard, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder k van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: veranderingen bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Onder sub b wordt artikel 3, eerste lid, onder k van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: de veranderingen bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
Artikel 2.5.8
Ontheffing voor overschrijdingen van de voorgevelrooilijn
I Motivering In verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden enkele begrippen geactualiseerd. II Wijziging van de verordening De titel van dit artikel wordt vervangen door: Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn. In het eerste lid wordt 'Burgemeester en wethouders tot en met voor’ vervangen door: In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor. In het eerste lid, sub b, wordt ‘artikel 3, eerste lid, onder i, en derde lid, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel 2, onderdeel 9, 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. In het tweede lid wordt ‘ontheffing worden verleend’ door: afwijking worden toegestaan.
Artikel 2.5.9
Bouwen op de weg
I Motivering Het Besluit bouwwerken (= Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken) wordt vervangen door het Besluit omgevingsrecht (Bor), bijlage II. II Wijziging van de verordening In het eerste lid wordt ‘Burgemeester en wethouders tot en met van’ vervangen door: In afwijking van het verbod tot het bouwen op de weg kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor. In de tekst wordt onder sub a ‘artikel 3, eerste lid, onder h, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel 2, onderdeel 18, sub a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht en onder sub b ‘artikel 3, derde lid, onder a, b en e, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel 2, onderdeel 18, sub b, c en d, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Onder sub e wordt ‘bouwvergunningplichtige bouwwerken’ vervangen door: bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist,.
5
Artikel 2.5.10
Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5 en onder 2.5.7 II Wijziging van de verordening In het tweede lid, onder sub a en sub b wordt telkens ‘ontheffing’ vervangen door: afwijking. In het vierde lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking en onder sub d ‘artikel 2, onder b, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht en onder sub g ‘bij het verlenen van de ontheffing’ vervangen door: bij het toestaan van de afwijking.
Artikel 2.5.11
Ligging achtergevelrooilijn
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. II Wijziging van de verordening In het derde lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.5.12
Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
I Motivering In verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de bouwvergunning een omgevingsvergunning voor het bouwen. II Wijziging van de verordening In de tekst wordt ‘bouwvergunningplichtige bouwwerken’ vervangen door: bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist,.
Artikel 2.5.13
Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
I Motivering Zie de motivering onder artikel 2.5.6 en onder artikel 2.5.7. II Wijziging van de verordening Onder sub c wordt ‘bouwvergunningplichtig bouwwerk’ vervangen door: bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, en de tekst na ‘aan- of uitbouw’ wordt vervangen door: voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist. Onder sub d en e wordt ‘bouwvergunningplichtig bouwwerk’ vervangen door ‘bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist,’ en ‘artikel 3, eerste lid, onder k, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Onder sub d vervalt ‘van niet ingrijpende aard’.
6
Onder sub f wordt ‘artikel 3, eerste lid, onder e en f van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel.2, onderdeel 15 en 17 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
Artikel 2.5.14
Ontheffing voor overschrijdingen van de achtergevelrooilijn
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5 en onder artikel 2.5.7. De terminologie wordt in overeenstemming gebracht met de Wabo. II Wijziging van de verordening De titel wordt vervangen door: Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn ‘Burgemeester en wethouders tot en met voor’ wordt vervangen door: In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor. Onder sub f wordt de tekst na ‘bijgebouwen’ vervangen door: die niet vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. . De tekst achter sub h wordt vervangen door: bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist. Onder sub j wordt de tekst na ‘erkers en overige uitbouwen’ vervangen door: anders dan de uitbouwen die vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
Artikel 2.5.15
Erf bij woningen en woongebouwen
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. II Wijziging van de verordening In het derde lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.5.16
Erf bij overige gebouwen
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. II Wijziging van de verordening In het tweede lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking en onder sub b ‘ontheffing is verleend’ vervangen door: afwijking is toegestaan.
Artikel 2.5.17
Ruimte tussen bouwwerken
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5.
7
II Wijziging van de verordening In het tweede lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.5.18
Erf- en terreinafscheidingen
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5 en onder artikel 2.5.7. II Wijziging van de verordening In het eerste lid wordt ‘artikel 2, onder e, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel.2, onderdeel 12 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. In het tweede lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.5.19
Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. II Wijziging van de verordening In het eerste en tweede lid wordt ‘bouwvergunningplichtige bouwwerken’ vervangen door: bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist. In het derde lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking..
Artikel 2.5.20
Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
I Motivering Zie de motivering onder artikel 2.5.6. II Wijziging van de verordening Onder alternatief 1 en onder alternatief 2 wordt in het eerste lid ‘bouwvergunningplichtig bouwwerk’ vervangen door: bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist.
Artikel 2.5.21
Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
I Motivering Zie de motivering onder artikel 2.5.6. II Wijziging van de verordening
8
Onder alternatief 1 en onder alternatief 2 wordt in het eerste lid ‘bouwvergunningplichtig bouwwerk’ vervangen door: bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist.
Artikel 2.5.22
Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
I Motivering Zie hiervoor de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. II Wijziging van de verordening In het tweede lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.5.23
Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen
I Motivering Zie hiervoor de motivering onder artikel 2.5.6. II Wijziging van de verordening Onder alternatief 1 en onder alternatief 2 wordt in het eerste lid ‘bouwvergunningplichtig bouwwerk’ vervangen door: bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist.
Artikel 2.5.24
Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken
I Motivering Zie de motivering onder artikel 2.5.6. II Wijziging van de verordening Onder alternatief 1 en onder alternatief 2 wordt in het eerste lid ‘bouwvergunningplichtig bouwwerk’ vervangen door: bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist.
Artikel 2.5.25
Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
I Motivering Zie hiervoor de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. II Wijziging van de verordening In het eerste lid wordt ‘verleende ontheffing’ vervangen door: toegestane afwijking. In het tweede lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.5.27
Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
9
I Motivering Zie de motivering onder artikel 2.5.6 en onder artikel 2.5.7. II Wijziging van de verordening Onder sub a wordt ‘bouwvergunningplichtig bouwwerk’ vervangen door: bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist. Onder sub a en onder sub b wordt telkens ‘artikel 3, eerste lid, onder k, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Onder sub a vervalt ‘van niet ingrijpende aard’.
Artikel 2.5.28
Ontheffing voor overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogte
I Motivering Zie hiervoor de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5 en onder artikel 2.5.6. II Wijziging van de verordening De titel wordt vervangen door: Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte. ‘Burgemeester en wethouders tot en met van’ wordt vervangen door: In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeld in de artikelen 2.5.20, eerste lid, 2.5.21, eerste en derde lid, 2.5.22, eerste lid, 2.5.23 en 2.5.24 kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor. Onder sub b en sub e ad 1 wordt telkens ‘verlenen van de ontheffing’ vervangen door: toestaan van de afwijking en onder sub e ‘artikel 3, eerste lid, onder k, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht en onder sub f ‘artikel 3, derde lid, van het Besluit bouwwerken’ vervangen door: artikel.2, onderdeel 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
Artikel 2.5.29 Ontheffing voor overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid. I Motivering Artikel 2.5.29 MBV is, in relatie met de overige stedenbouwkundige afwijkingen uit dit hoofdstuk, te vergelijken met de relatie tussen enerzijds de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking en anderzijds de afwijkingsregels die zijn gelegen buiten het bestemmingsplan. Paragraaf 2.5 MBV is te beschouwen als een bestemmingsplan vervangende regeling met derhalve ook de behoefte aan regels inzake afwijking wanneer nieuw ruimtelijk beleid wordt voorbereid. Bedoeld is een net zo eenvoudige afwijkingsregeling voor bouwen en gebruiken te hebben voor de verplichtingen uit de stedenbouwkundige eisen van de bouwverordening als van die uit een bestemmingsplan. Een nieuwe tekst voor dit artikel blijkt nodig. Het nieuwe artikel is afgestemd op artikel 2.12, eerste lid, sub 3 van de Wabo. Voorheen was een verdagingstermijn opgenomen, thans dient een verdagingsbesluit te zijn gebaseerd op artikel 3.9, tweede lid Wabo. II Wijziging van de verordening De titel wordt vervangen door: Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid.
10
De tekst wordt vervangen door: In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.5.8, 2.5.14 en 2.5.28, kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien: a. er voor het betreffende gebied geen bestemmingsplan of beheersverordening of projectbesluit van kracht is; b. geen van de aanhoudingsgronden zoals genoemd in artikel 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is; c. de activiteit in overeenstemming is met in voorbereiding zijnd toekomstig ruimtelijk beleid; d. de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, en e. de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Artikel 2.5.30
Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
I. Motivering Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) behoort het onderwerp parkeren te worden geregeld in de (nieuwe) bestemmingsplannen. Als uitwerking hiervan is in artikel 8.17 van de Invoeringswet Wro bepaald dat artikel 8, vijfde lid van de Woningwet vervalt. In verband met wetstechnische problemen is besloten dit deel van de Invoeringswet Wro vooralsnog niet in werking te doen treden. Een nieuwe datum van inwerkingtreding is niet bepaald. Dit betekent dat onder meer het ‘parkeerartikel’ uit de bouwverordening blijft bestaan, ook indien op grond van de nieuwe Wro een bestemmingsplan wordt vastgesteld, waarin niet is voorzien in een regeling over het parkeren. Zie voor de gewijzigde terminologie ‘bevoegd gezag’ de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. De ontheffing is zoals elders in deze verordening vervangen door afwijking. Deze afwijking wordt door het bevoegd gezag toegestaan in de te verlenen omgevingsvergunning. Wij gaan ervan uit dat aan de omgevingsvergunning en meer specifiek aan deze afwijking financiële voorwaarden verbonden kunnen worden strekkende tot het storten van geld in een parkeerfonds. II. Wijziging van de verordening In alternatief 1, zesde lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking. In alternatief 2, vierde lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen I Motivering In artikel 122 van de Gemeentewet is bepaald dat de bepalingen van gemeentelijke verordeningen "in wier onderwerp"door onder meer een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien van rechtswege zijn vervallen. Het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008,327) voorziet in het bepaalde van paragraaf 2.6. Vanaf de inwerkingtreding van het besluit per 1 november 2008 is de inhoud van paragraaf 2.6 en die van de hierbij behorende bijlagen 10 tot en met 12 van rechtswege vervallen.
11
II Wijziging van de verordening De tekst van alle artikelen behorende tot paragraaf 2.6 wordt na de vermelding van nummer en titel van elk artikel vervangen door: (vervallen).
Artikel 2.7.3
Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
I Motivering De aanduiding ‘woningen voor bejaarden’ in het eerste lid wordt vervangen door een aanduiding van woningen waar op andere wijze dan op gas wordt gekookt en voor verwarming geen individuele aansluiting nodig is. In de toelichting wordt in het tweede lid, sub c, verwezen naar de toelichting bij artikel 2.7.1. Echter, artikel 2.7.1 gaat over de waterleiding en artikel 2.7.3 gaat over de gasaansluiting. Daarom is een aanvulling van de toelichting op dit punt gewenst. II Wijziging van de verordening In het eerste lid wordt in de laatste zin na ‘woningen’ een komma geplaatst en wordt ‘voor bejaarden’ vervangen door: waarin voor het kunnen koken een andere energiebron dan gas aanwezig is en voor verwarming geen individuele aansluiting van gastoevoer nodig is. In het tweede lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.7.4
Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
I Motivering De toelichting behoeft actualisering, omdat milieuregelgeving op het vlak van de afvoer van afvalwater is gewijzigd. Wij wijzen op de VNG ledenbrief van 16 juli 2009, Lbr. 09/091, over de nieuwe Modelverordening afvoer hemelwater en grondwater. II. Wijziging van de verordening In alternatief 1, vierde lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking. In alternatief 2, vierde lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.7.5
Aansluiting anders dan aan der openbare riolering
I Motivering Zie hiervoor de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. De uitzondering van de aansluitplicht wordt uitgebreid met mestkelder. Een gier- of beerput komt nauwelijks nog voor, een mestkelder wel. II. Wijziging van de verordening In alternatief 1, eerste lid, sub b wordt voor ‘beerput’ ingevoegd: mestkelder of een. In alternatief 1, tweede lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking. In alternatief 2, eerste lid, sub b wordt voor ‘beerput’ ingevoegd ‘mestkelder of een.
12
In alternatief 2, derde lid wordt 'Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.
Artikel 2.7.6 terreinen
Kwaliteit en dimensionering van buitenriolering op erven en
I Motivering Het jaartal van de uitgave van de NEN 3215 wordt geactualiseerd. II Wijziging van de verordening In het vierde lid wordt het jaar van uitgave van NEN 3215 veranderd van "1997" in: 2007.
Artikel 4.1
Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden
I Motivering Dit artikel vervalt, omdat de inhoud is geregeld in artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. II Wijziging van de verordening De tekst van dit artikel wordt vervangen door: (Vervallen).
Artikel 4.2
Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden
I Motivering Onder sub d dient naast artikel 13 Woningwet ook te worden genoemd de artikelen 13a en 14, tweede lid, sub b van de Woningwet. Zie ook de motivering onder artikel 2.5.6. II Wijziging van de verordening In de tekst van sub a wordt ‘bouwvergunning’ vervangen door ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’. In de tekst van sub b wordt ‘andere vergunningen en ontheffingen’ vervangen door: andere toestemmingen’. In de tekst van sub d wordt na ‘artikel 13’ ingevoegd: ‘,13a en 14, tweede lid, sub b van de’.
Artikel 4.4
Het uitzetten van de bouw
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5 en artikel 2.5.6. II Wijziging van de verordening In de tekst wordt ‘bouwvergunning’ en ‘de bouwvergunning’ telkens vervangen door: een omgevingsvergunning voor het bouwen en 'burgemeester en wethouders’ vervangen door: het bevoegd gezag.
13
Artikel 4.5
Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
I Motivering Zie de motivering onder artikel 2.5.6. II Wijziging van de verordening In het eerste lid wordt ‘bouwvergunning’ en ‘de bouwvergunning’ telkens vervangen door: een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 4.10
Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder
I Motivering Zie hiervoor de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. Hoewel de besluiten van burgemeester en wethouders als bedoeld in het derde en vierde lid van dit artikel, niet zijn gericht op een vergunning of ontheffing en meer het karakter hebben van een nadere regel, verdient het systematisch gezien de voorkeur ook hier het begrip bevoegd gezag in te voeren. II Wijziging van de verordening In het derde en vierde lid wordt “Burgemeester en wethouders kunnen" vervangen door: Het bevoegd gezag kan.
Artikel 4.12
Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
I Motivering Zie de motivering onder artikel 2.5.6. II Wijziging van de verordening In het derde en vierde lid wordt telkens ‘bouwvergunning’ vervangen door ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’
Artikel 4.14
Verbod tot ingebruikneming
I Motivering Op aandrang vanuit de praktijk en gelet op de uitspraak rechtbank Leeuwarden van 22 september 2008, LJN BF2263 wordt het verbod tot ingebruikneming van een bouwwerk dat niet is gereed gemeld opnieuw ingevoerd. Hierbij is uitgegaan van de oude tekst van artikel 4.14 uitsluitend ten aanzien van het niet gereed melden. Voorkomen moet worden dat onveilige situaties ontstaan als gevolg van het in gebruik nemen van onvoltooide bouwwerken of van bouwwerken waarin niet alle noodzakelijke bouwtechnische voorzieningen zijn aangebracht (ABRS 23 december 2009, LJN: BK7451). II Wijziging van de verordening Vervang ‘(Vervallen)’ door: Het is verboden na de bouw van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is verleend, het bouwwerk in gebruik te geven of te nemen, indien het bouwwerk niet gereed is gemeld bij het bouwtoezicht.
14
Hoofdstuk 5.
Staat van open erven en terreinen, brandveiligheidsinstallaties, aansluitingen op de nutsvoorzieningen en weren van schadelijk en hinderlijk gedierte
I Motivering De paragraaf over brandveiligheidinstallaties en vluchtroute aanduidingen vervallen van rechtswege, de titel van dit hoofdstuk moet daaraan worden aangepast. II Wijziging van de verordening De titel van hoofdstuk 5 wijzigen in: “Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte"
Artikel 5.1.2
Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer, Brandblusvoorzieningen
I Motivering Zie de motivering onder artikel 2.5.3. Hetzelfde tekstvoorstel als bij artikel 2.5.3 geldt ook voor artikel 5.1.2. II Wijziging van de verordening Het derde lid wordt vervangen door: Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen.
Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen I Motivering In artikel 122 van de Gemeentewet is bepaald dat de bepalingen van gemeentelijke verordeningen "in wier onderwerp"door onder meer een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien van rechtswege zijn vervallen. Het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008,327) voorziet in het bepaalde van paragraaf 5.2. Vanaf de inwerkingtreding van het besluit per 1 november 2008 is de inhoud van paragraaf 5.2 van rechtswege vervallen. II Wijziging van de verordening De tekst van alle in paragraaf 5.2 opgenomen artikelen wordt vervangen door: (vervallen).
Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet I Motivering De aanduiding ‘woningen voor bejaarden’ in het eerste lid wordt vervangen door een aanduiding van woningen waar op andere wijze dan op gas wordt gekookt en voor verwarming geen individuele aansluiting nodig is.
15
II Wijziging van de verordening Onder ‘Niet van toepassing is voorgaande eis op ‘ wordt onder sub a na ‘woningen’ een komma geplaatst en wordt ‘voor bejaarden’ vervangen door ‘waarin voor het kunnen koken een andere energiebron dan gas aanwezig is en voor verwarming geen individuele aansluiting van gastoevoer nodig is’.
Artikel 5.3.4
Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
I Motivering De uitzondering van de aansluitplicht wordt uitgebreid met mestkelder. Een gier- of beerput komt nauwelijks nog voor, een mestkelder wel. II Wijziging van de verordening In het tweede lid, sub d wordt na ‘voldoende ruime’ ingevoegd: mestkelder,.
Hoofdstuk 6
Brandveiligheid gebruik
I. Motivering In artikel 122 van de Gemeentewet is bepaald dat de bepalingen van gemeentelijke verordeningen "in wier onderwerp" door onder meer een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien van rechtswege zijn vervallen. Het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008,327) voorziet in het bepaalde van hoofdstuk 6. Vanaf de inwerkingtreding van het besluit per 1 november 2008 is de inhoud van hoofdstuk 6 en die van de hierbij behorende bijlagen 2 tot en met 5 van rechtswege vervallen. II. Wijziging van de verordening De tekst van hoofdstuk 6 wordt vervangen door: (vervallen).
Artikel 7.1.2
Overbevolking van woonwagens en woonketen
I Motivering Met de Invoeringswet Wabo worden de woonwagen en woonkeet uit de Woningwet gehaald. Het begrip woonwagen staat voortaan in artikel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Het Bouwbesluit bevat de technische eisen voor een woonwagen. II Wijziging van de verordening In de titel vervalt: en woonketen. In de tekst vervalt tweemaal: respectievelijk een woonkeet.
Artikel 7.2.1
Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid
I Motivering De standplaats voor een woonwagen komt in artikel 8 Woningwet niet meer voor. Daarom wordt in de bouwverordening standplaats verwijderd.
16
II Wijziging van de verordening In de eerste zin vervalt: een standplaats,.
Artikel 7.2.2
Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en hygiëne
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1 II Wijziging van de verordening In de tekst wordt ‘kunnen burgemeester en wethouders’ vervangen door: kan het bevoegd gezag.
Artikel 7.2.3
Staken van het gebruik van een woonwagen
I Motivering Het staken van het gebruik is gekoppeld aan de voorzieningen op een standplaats. Aangezien de standplaats uit de regeling is verdwenen, vervalt dit artikel. II. Wijziging van de verordening De tekst van artikel 7.2.3 wordt vervangen door: (vervallen).
Artikel 7.3.1 (tevens wijziging tekstvoorstel ledenbrief 08/166 d.d. 6 oktober 2008 ) I. Motivering In onze ledenbrief van 6 oktober 2008 (Lbr. 08/166) meldden wij dat artikel 2.11.1, tweede lid van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) de raad de mogelijkheid geeft om van het in artikel 2.11.1, eerste lid, onderdeel a, genoemde aantal personen af te wijken. De raad kan indien afwijking van dit artikel is gewenst, het volgende nieuwe artikel in de bouwverordening vaststellen. Het hierna gepresenteerde tekstvoorstel luidt anders dan dat in de ledenbrief van 6 oktober 2008, Lbr. 08/166. II. Wijziging van de verordening Aan artikel 7.3.1 wordt een aanhef toegevoegd luidende: “Bepaling aantal personen nachtverblijf” De tekst van artikel 7.3.1 wordt vervangen door: In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht, wordt het aantal personen bepaald op … (N.B. Hier invullen bij welk gewenst aantal personen de vergunningsplicht geldt).
Artikel 7.3.2
Hinder
I. Motivering Met de 10e serie van wijzigingen van de MBV, ledenbrief van 15 december 2004,. Lbr. 04/161, is om systematische redenen het aspect brandveiligheid uit artikel 7.3.2 gehaald en overgebracht naar een nieuw artikel 6.4.1 MBV. In dat artikel stond in onderdeel a 'op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid'.
17
Op 1 november 2008 trad het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken, Stb. 2008, 327, (Gebruiksbesluit) in werking. Gelet op artikel 122 Gemeentewet zijn per die datum de artikelen uit de bouwverordening van rechtswege vervallen. Gebleken is dat het Gebruiksbesluit geen voorschrift bevat over het tegengaan van hinder tengevolge van rook, roet, walm of stof. Daarom wordt het genoemde onderdeel a teruggeplaatst. II. Wijziging van de verordening De letter a, b en c worden gewijzigd in b, c en d. Ingevoegd wordt een nieuw letter a met daarachter de tekst: op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid;.
Artikel 7.5.1
Verboden gebruik van water
I Motivering Deze wijziging houdt verband met het vervallen van artikel 7.2.3 MBV. II Wijziging van de verordening In de tekst wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het bevoegd gezag.
Artikel 7.6.1
Gebruiksgereed houden van installaties
I Motivering De wijziging betreft een aanpassing aan het per 1 november 2008 van kracht geworden Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. II Wijziging van de verordening De tekst "en/of" wordt vervangen door: , het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken of.
Hoofdstuk 8
Slopen
Paragraaf 1
Sloopvergunning
I Motivering In verband met de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt de terminologie aangepast. Het begrip sloopvergunning wordt vervangen door omgevingsvergunning voor het slopen. II Wijziging in de verordening De titel van deze paragraaf komt te luiden: Omgevingsvergunning voor het slopen.
Artikel 8.1.1
Sloopvergunning
I Motivering De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) introduceert de omgevingsvergunning. Als gevolg hiervan wordt de sloopvergunning een omgevingsvergunning voor het slopen en
18
wanneer deze exclusief betrekking heeft op asbest een omgevingsvergunning voor het slopen van asbest. De Wabo bevat in artikel 3.1, tweede en derde lid, een zendplicht voor de ontvangstbevestiging van de aanvraag en voor de mededeling over de te volgen procedure naar aanleiding van een ontvangen verzoek om vergunning. De huidige praktijk van het plaatsen van een datumstempel op de aanvraag is niet langer voldoende. De toelichting wordt aangepast. Zie voorts de motivering bij artikel 7.2.1. II Wijziging van de verordening De titel van dit artikel wordt vervangen door: Omgevingsvergunning voor het slopen. In het eerste lid vervalt:‘, standplaatsen’ en wordt 'burgemeester en wethouders’ vervangen door: het bevoegd gezag en vervalt ‘(sloopvergunning)’. In het tweede lid, derde volzin wordt ‘Burgemeester en wethouders kunnen’ vervangen door: Het bevoegd gezag kan. In het derde lid wordt ‘Burgemeester en wethouders verbinden aan de sloopvergunning’ vervangen door: het bevoegd gezag verbindt aan de omgevingsvergunning voor het slopen. In het vierde lid, tweede volzin wordt ‘Burgemeester en wethouders verbinden aan de sloopvergunning’ vervangen door: Het bevoegd gezag verbindt aan de omgevingsvergunning voor het slopen. In het vijfde lid wordt ‘bouwvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het bouwen en vervalt ‘als bedoeld in het zesde lid van artikel 45 van de Woningwet’.
Artikel 8.1.2
Aanvraag sloopvergunning
I. Motivering De aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt geregeld in hoofdstuk 4 van het Besluit omgevingsrecht en de indieningsvereisten staan in artikel 7.2 van de Regeling omgevingsrecht. Daarom vervalt dit artikel. II. Wijziging van de verordening De tekst van dit artikel wordt vervangen door: (Vervallen).
Artikel 8.1.3
In behandeling nemen
I Motivering Zie de motivering onder artikel 8.1.2. Dit onderwerp wordt geheel beheerst door de regelingen in de Awb, Wabo, Bor en Mor. II. Wijziging van de verordening De tekst van dit artikel wordt vervangen door: (Vervallen).
Artikel 8.1.4
Termijnen van beslissing
I. Motivering Zie de motivering onder artikel 8.1.2. Dit onderwerp wordt geregeld in de artikelen 3.9 en 3.10 van de Wabo.
19
II. Wijziging van de verordening De tekst van dit artikel wordt vervangen door: (Vervallen).
Artikel 8.1.5
Samenloop van slopen en bouwen
I. Motivering Artikel 8.1.5 is overbodig geworden, nu de Wabo met de omgevingsvergunning voldoende voorziet in afstemming van bouwen en slopen. II. Wijziging van de verordening De tekst van dit artikel wordt vervangen door: (Vervallen).
Artikel 8.1.6
Weigeren sloopvergunning
I. Motivering Zie de motivering bij artikel 8.1.1. De Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing is per 1 juli 2008 vervallen. In de Wro is de mogelijkheid opgenomen in een bestemmingsplan een sloopverbod met sloopvergunning op te nemen. Krachtens overgangsrecht (Invoeringswet Wro) blijven leefmilieuverordeningen nog enige tijd in stand, waardoor het schrappen van de tekst nu niet aan de orde is. Het niet beschikken over deze ‘planologische’ sloopvergunning, terwijl deze volgens het bestemmingsplan nodig is, wordt een weigeringsgrond voor de sloopvergunning uit de bouwverordening. De aanlegvergunning is onderdeel geworden van de omgevingsvergunning. Coördinatie van aanlegactiviteiten en sloopactiviteiten vindt plaats in het kader van de voorbereiding van de omgevingsvergunning. Een afzonderlijke weigeringsgrond voor het niet hebben van een aanlegvergunning vervalt. Zowel de regeling over het aanleggen als de regeling over het slopen, indien deze zijn opgenomen in een bestemmingsplan, zijn deel van de omgevingsvergunning. Hierop zijn van toepassing de artikelen 2.1, eerste lid, en 2.2, eerste lid, en de artikelen 2.10 tot en met 2.21 van de Wabo. II. Wijziging van de verordening De titel van dit artikel wordt vervangen door: Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen. In de eerste zin van dit artikel wordt ‘sloopvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het slopen. In de tekst behorende bij letter c wordt na ‘vergunning’ ingevoegd: met betrekking tot de archeologische monumenten. Aan de tekst achter onderdeel d wordt na ‘dorpsvernieuwing’ ingevoegd: , die krachtens overgangsrecht van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening de werking heeft behouden,. Letter e en de daarbij behorende tekst vervalt.
Artikel 8.1.7
Intrekken sloopvergunning
I Motivering Krachtens artikel 233, tweede lid, onder h, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht blijft het toetsingskader in de verordening staan.
20
II. Wijziging van de verordening De titel van dit artikel wordt vervangen door: Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen. In het eerste lid wordt ‘Burgemeester en wethouders kunnen een sloopvergunning intrekken’ vervangen door: Een omgevingsvergunning voor het slopen kan worden ingetrokken. Het tweede lid vervalt. Het lidnummer 1 vervalt.
Paragraaf 2
Uitzonderingen op het vereiste van sloopvergunning
I Motivering Zie de motivering onder artikel 1.1. II. Wijziging van de verordening In de titel van deze paragraaf wordt ‘sloopvergunning’ vervangen door: een omgevingsvergunning voor het slopen.
Artikel 8.2.1
Sloopmelding
I Motivering Een melding valt niet onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Een melding maakt geen deel uit van een omgevingsvergunning. Het bestuursorgaan blijft burgemeester en wethouders. II. Wijziging van de verordening In het eerste lid wordt tweemaal ‘sloopvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het slopen. De laatste zin van het eerste lid vervalt.
Artikel 8.2.2
Overige uitzonderingen op het vereiste van sloopvergunning
I Motivering Een redactionele omissie wordt hersteld. II. Wijziging van de verordening In de titel wordt ‘sloopvergunning’ vervangen door: een omgevingsvergunning voor het slopen. In de tekst van dit artikel wordt ‘sloopvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het slopen en in de opsomming onder sub c ‘rem- frictiematerialen’ vervangen door: rem- en frictiematerialen.
Artikel 8.3.2
Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden
I Motivering Zie de motivering bij artikel 8.1.1. II. Wijziging van de verordening
21
In de tekst van dit artikel wordt ‘sloopvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het slopen.
Artikel 8.3.3
Plichten van de houder van de sloopvergunning
I Motivering Zie hiervoor de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5 en artikel 8.1.1. II. Wijziging van de verordening In de titel wordt ‘sloopvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het slopen. In de leden 1, 2, 3 en 4 wordt telkens ‘sloopvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het slopen. In het derde lid wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het bevoegd gezag. In het vierde lid wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het bevoegd gezag. Artikel 8.3.4
Plichten van degene die sloopt
I Motivering Zie hiervoor de motivering bij artikel 8.1.1. II. Wijziging van de verordening In het eerste lid wordt ‘sloopvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het slopen.
Artikel 9.1
De advisering door de welstandscommissie
I Motivering De figuur van regulier en van licht-vergunningplichtige bouwwerken vervalt bij de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De bouwvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen. De tekst van sommige alternatieve artikelen moet hieraan worden aangepast. Andere alternatieve artikelen vervallen. II Wijziging van de verordening Het tweede lid van alternatief 1 wordt vervangen door: De welstandscommissie adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen. Alternatief 2 vervalt. Alternatief 3 wordt vernummerd tot alternatief 2. Het eerste lid van dit alternatief (oud 3) wordt vervangen door: De welstandscommissie adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen. Alternatief 4 vervalt.
Artikel 9.5
Termijn van advisering
I Motivering De figuur van licht- vergunningplichtige bouwwerken vervalt bij de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De tekst moet hieraan worden aangepast.
22
Burgemeester en wethouders blijven bevoegd als orgaan waaraan het welstandadvies is gericht. Daarom wordt in dit artikel ‘burgemeester en wethouders’ niet vervangen door ‘bevoegd gezag’.Dit volgt uit artikel 2.26, derde en vierde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht. De termijn van advisering over een ‘reguliere bouwvergunning’ betrof zes weken. In verband met de verkorting van termijnen met de invoering van de Wabo, moet de totale vergunningprocedure passen in acht weken. Daarom wordt de termijn voor advisering door de welstandcommissie teruggebracht naar vier weken. II Wijziging van de verordening De tekst van het eerste lid vervalt. In het tweede lid wordt ‘reguliere bouwvergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning voor het bouwen en ‘zes weken’ vervangen door: vier weken. In het derde lid wordt “reguliere bouwvergunning eerste fase” vervangen door: omgevingsvergunning voor het bouwen, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van een project of een gefaseerde aanvraag betreft. In de tekst van het vierde lid vervalt het tweede woord ‘om’ en worden de letteraanduidingen a, b en c met de telkens daarachter geplaatste tekst vervangen door: is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wat algemene bepalingen omgevingsrecht. De leden 2, 3 en 4 worden vernummerd tot respectievelijk 1, 2 en 3.
Artikel 9.6
Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
I Motivering De bijlagen zijn vernummerd, het artikel moet hieraan worden aangepast. De tekst van alternatief 2 wordt gewijzigd, omdat het de bedoeling is dat geen spreekrecht plaatsvindt, niet voor belanghebbenden en evenmin voor anderen. II Wijziging van de verordening In het tweede en het derde lid wordt ‘bouwvergunning’ telkens vervangen door: omgevingsvergunning voor het bouwen. De tekst van alternatief 2 van het vierde lid wordt vervangen door: Er is geen spreekrecht.
Artikel 9.7
Afdoening bij mandaat
I Motivering De figuur van licht-vergunningplichtige bouwwerken vervalt bij de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De tekst van sommige alternatieve artikelen moet hieraan worden aangepast. Alternatief 2 vervalt omdat dit geen meerwaarde meer heeft ten opzichte van alternatief 1. II Wijziging van de verordening In de tweede zin van het derde lid van alternatief 1 wordt ‘burgemeester en wethouders’ vervangen door: het bevoegd gezag en wordt ‘dienen burgemeester en wethouders’ vervangen door: dient het bevoegd gezag. Het opschrift ‘Alternatief 2’en de bijbehorende tekst vervalt. Het opschrift ‘Alternatief 1’ vervalt.
23
Artikel 9.8
Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
I Motivering Zie hiervoor de motivering onder artikel 1.1 en 2.1.5. II. Wijziging van de verordening In het tweede lid wordt ‘bouwvergunning’ vervangen door door: omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 9.9
Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken of standplaatsen
I Motivering Zie de motivering onder artikel 7.2.1. II Wijziging van de verordening In de titel van dit artikel en in het eerste lid vervalt: of standplaatsen.
Artikel 10.1
De aanvraag om woonvergunning
I Motivering Met de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de woonvergunning overbodig geworden. Artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo bepaalt dat gebruikssituaties die strijdig zijn met het bestemmingsplan omgevingsvergunningplichtig zijn. Zodra bestaande gebouwen in strijd met het bestemmingsplan voor bewoning in gebruik genomen worden, geldt derhalve het vereiste van een omgevingsvergunning en kan in dat verband worden gehandhaafd. Op grond van artikel 9.15, letter W van de Invoeringswet Wabo, vervalt artikel 60 van de Woningwet. Daardoor wordt artikel 10.1 MBV overbodig. II. Wijziging van de verordening De tekst van artikel 10.1 wordt vervangen door: (vervallen).
Artikel 10.3
Overdragen vergunningen
I. Motivering Artikel 2.25, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat een regeling voor de wijziging van de tenaamstelling van vergunningen. Hierdoor vervalt de regeling in de bouwverordening II. Wijziging van de verordening De tekst van artikel 10.3 wordt vervangen door: (vervallen). Artikel 10.6
Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
I Motivering Zie de motivering bij de artikelen 1.1 en 2.1.5.
24
II. Wijziging van de verordening ‘Burgemeester en wethouders zijn’ wordt vervangen door: Het bevoegd gezag is.
Hoofdstuk 12
Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12.4
Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning
I Motivering De gebruiksbepalingen voor bouwwerken van de brandbeveiligingsverordening zijn in 1992 vervallen. Een overgangsbepaling voor vergunningen, die zijn verleend op grond van de brandbeveiligingsverordening van voor 1992 is niet meer relevant. II Wijziging van de verordening De titel en de tekst van het artikel wordt vervangen door: (vervallen). Bijlagen I Motivering Een aantal bijlagen is vervallen. Het jaartal van de uitgave van NEN-normen wordt geactualiseerd. II Wijziging van de verordening De tekst van de bijlagen 2, 3, 4, 5, 10, 11 en 12 wordt na de vermelding van nummer en titel van de bijlage steeds vervangen door: (vervallen). De tekst van lid d van bijlage 7 wordt gewijzigd in: NEN-EN 1401-1, uitgave 2009, 'Kunststofleidingsystemen voor vrij verval buitenriolering – Ongeplasticeerd PVC (PVC-U) – Deel 1. Eisen voor buizen, hulpstukken en het systeem' (Engelstalig);. B
Overgangsbepalingen
Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze wijzigingsverordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden vóór de onderhavige wijziging, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast. C
Inwerkingtreding
Deze wijzigingsverordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21-9-2010, De voorzitter,
De griffier,
drs. H.P.T.M. Willems
Mw. drs. E.J.M. de Graaf
25