Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht Beschikking Omgevingsvergunning
Aanvrager Aangevraagde activiteiten wijzigingen Locatie Datum ontvangst aanvraag Datum beschikking Kenmerk Projectnummer
: :
Twence Holding BV Wijziging integrale verwerkingsmatrix en kleine tekstuele
: : : : :
Boldershoekweg 51 te Hengelo 11 april 2014 25 april 2014 2014/0116690 Z-HZ_WABO-2014-00088
1
Colofon
Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 75 00 www.overijssel.nl
[email protected]
2
BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING 1.1
Onderwerp Wij hebben op 11 april 2014 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Twence Holding BV. Het betreft het aanpassen van de integrale verwerkingsmatrix, waarin is aangegeven welke afvalstoffen op welke wijze mogen worden verwerkt, deze matrix wordt verder geharmoniseerd met het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP). De mogelijkheid om af te wijken van de integrale verwerkingsmatrix wordt daarnaast geschrapt. Tevens worden enkele omissies hersteld. De aanvraag gaat over Boldershoekweg 51 te Hengelo. De aanvraag is geregistreerd onder OLOnummer 1262941. Concreet wordt verzocht om een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder e (milieu).
1.2
Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: • • -
1.3
de omgevingsvergunning te verlenen voor de volgende activiteiten: Het wijzigen van de verwerkingsmatrix afvalstoffen en wijziging tekst statisch deel van de aanvraag (artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo) dat de volgende delen van de aanvraag onderdeel uit maken van deze vergunning: Verwerkingsmatrix.
Ondertekening en verzending Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Lars Wuijster, teamleider Vergunningverlening
Deze beschikking is verzonden aan de aanvrager. Een afschrift van deze vergunning is verzonden aan: - Gemeente Hengelo; - Gemeente Enschede.
3
1.4
Rechtsmiddelen Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Daarnaast wordt een kennisgeving gepubliceerd in Hengelo`s Weekblad. De dag na de bekendmaking treedt de beschikking in werking. Binnen zes weken na bekendmaking kan bezwaar worden aangetekend bij het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, Postbus 10078, 8000 GB Zwolle. Het indienen van een bezwaarschrift schorst de werking van de beschikking niet. Hebben u of derde belanghebbenden er belang bij dat de werking van deze beschikking wordt geschorst, dan kan om een voorlopige voorziening worden verzocht bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, sector Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle.
4
INHOUDSOPGAVE Beschikking Omgevingsvergunning ....................................................................................1 1.1 Onderwerp 3 1.2 Besluit 3 1.3 Ondertekening en verzending 3 1.4 Rechtsmiddelen 4
Procedurele Overwegingen .................................................................................................6
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
PROCEDURELE ASPECTEN...................................................................................7 Gegevens aanvrager 7 Projectbeschrijving 7 Huidige vergunningsituatie 7 Bevoegd gezag 8 Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure 8 Procedure (regulier) 8 Activiteitenbesluit 8
Inhoudelijke Overwegingen Milieu ...................................................................................10
3. 3.1 3.2
TOETSINGSKADER MILIEU ...............................................................................11 Inleiding 11 Toetsing milieuneutraal of -vriendelijke verandering 11
4. 4.1 4.2 4.3
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT) ........................................................12 Algemeen 12 Concrete bepaling beste beschikbare technieken 13 Conclusies BBT 14
5. 5.1 5.2
AFVALSTOFFEN ................................................................................................14 Overwegingen voor afvalverwerkers 14 Overwegingen voor afvalverwerkers 14
6. 6.1
CONCLUSIE ......................................................................................................15 Conclusie 15
BIJLAGE 1 :
BEGRIPPEN......................................................................................17
5
Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht Procedurele Overwegingen
Aanvrager Aangevraagde activiteiten wijzigingen Locatie Datum ontvangst aanvraag Datum beschikking Kenmerk Projectnummer
6
: Twence Holding BV : Wijziging integrale verwerkingsmatrix en kleine tekstuele : : : : :
Boldershoekweg 51 te Hengelo 11 april 2014 25 april 2014 2014/0116690 Z-HZ_WABO-2014-00088
2.
PROCEDURELE ASPECTEN
2.1
Gegevens aanvrager Op 11 april 2014 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van Twence Holding BV, Boldershoekweg 51 te Hengelo.
2.2
Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Het betreft het aanpassen van de integrale verwerkingsmatrix, waarin is aangegeven welke afvalstoffen op welke wijze mogen worden verwerkt, deze matrix wordt verder geharmoniseerd met het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP). De mogelijkheid om af te wijken van de integrale verwerkingsmatrix wordt daarnaast geschrapt. Tevens worden enkele omissies hersteld. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag om vergunning. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: - een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder e (milieu). Als één of meer van bovengenoemde activiteiten plaatsvinden, moet daarnaast beoordeeld worden of een aantal toestemmingsstelsels aanhaken. Of daadwerkelijk moet worden aangehaakt, volgt niet uit de Wabo, maar uit de desbetreffende wet. Gebleken is dat de wijziging geen gevolgen heeft waardoor er een of een aantal toestemmingsstelsels aanhaken.
2.3
Huidige vergunningsituatie Op 5 februari 2009 (ons kenmerk 2008/0179435) hebben wij aan Twence BV een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend voor een afval be- en verwerkend bedrijf, gelegen aan de Boldershoekweg 51 te Hengelo. Deze vergunning is verleend voor een periode van 10 jaar en loopt af op 5 februari 2019. Gelet op artikel 1.2 lid 5 van de Invoeringswet Wabo geldt een voor Inwerkingtreding van de Wabo verleende, onherroepelijke vergunning voor categorieën van inrichtingen waar afvalstoffen nuttig worden toegepast of verwijderd, van rechtswege voor onbepaalde tijd. Voorts hebben wij voor de inrichting de volgende (veranderings)vergunningen verleend: • 8 september 2009 (kenmerk 2009/0137853) een Wet milieubeheer vergunning betreffende de bouw van een vergistinginstallatie; • 20 augustus 2010 (kenmerk 2010/0140550) Melding 8.19 wegens aanpassing grens inrichting; • 12 november 2010 (kenmerk 2010/0194691) wijziging grondwatermonitoring; • 17 januari 2011 (kenmerk 2011/0010306) intrekken ontzwavelingseis; • 7 april 2011 (kenmerk 2011/0068557) een omgevingsvergunning voor het Immobiliseren van bodemassen; • 8 juni 2011 (kenmerk 2011/0110087) een omgevingsvergunning voor een indirecte lozing van biogascondensaat, spuiwater en regeneratiewater; • 13 juli 2011 (kenmerk 2011/0131811) een omgevingsvergunning voor het gedeeltelijk slopen van een bedrijfshal (ontvangsthal TAS); • 8 augustus 2011 (kenmerk 2011/0146590) een omgevingsvergunning betreffende het Intrekken van een aantal stofemissie voorschriften; • 1 september 2011 (kenmerk 2011/0159647) een omgevingsvergunning voor wat betreft het bouwdeel voor de herbouw van een ontvangsthal afvalscheiding; • 10 oktober 2011 (kenmerk 2011/0183415) een omgevingsvergunning betreffende een wijziging van de opslagcapaciteit voor de tijdelijke opslag van brandbaar afval; • 1 december 2011 (kenmerk 2011/0315778) een omgevingsvergunning betreffende een
7
• •
• • • • • •
wijziging van de vergistingsinstallatie; 20 juni 2012 (kenmerk 2012/0161592) een omgevingsvergunning voor wat betreft het bouwdeel betreffende het bouwen van een natronloogtank; 8 januari 2013 (kenmerk 2012/0296878) een omgevingsvergunning betreffende het toevoegen van voorschriften vanwege de wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen; 11 april 2013 (kenmerk 2013/0127379) verplaatsen van de vergistingstanks; 13 mei 2013 (kenmerk 2013/0154845) Het aanleggen van twee ondergrondse afvalwaterleidingen die kruisen met een 110 kV leiding; 16 mei 2013 (kenmerk 2013/0159219) het plaatsen van 18 vlaggenmasten; 17 mei 2013 (kenmerk 2013/0161125) Het wijzigen van de co norm en wijzigen van enkele voorschriften; 2 juli 2013 (kenmerk 2013/0217658) het bouwen van een bedrijfshal met een installatie voor de opwerking van bodemassen); 10 oktober 2013 (kenmerk 2013/0390088) Uitbreiding verwerkingsmatrix met vermelding BEC bij Euralcode 02.03.04.
Daarnaast zijn er voor de inrichting diverse niet vergunningplichtige wijzigingen beoordeeld waarvan wij hebben vastgesteld dat deze binnen de verleende vergunning vallen en geen andere of grotere milieueffecten naar de omgeving veroorzaken. Tegelijkertijd met de revisievergunning van 5 februari 2009 is door voormalig Waterschap Regge en Dinkel (thans waterschap Vechtstromen) een vergunning afgegeven in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (kenmerk 09.01594).
2.4
Bevoegd gezag Gedeputeerde Staten zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel 3.3 lid 1 van het Bor. De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage I onderdeel C categorie 28.4 van het Bor en daarnaast betreft het een inrichting waartoe een IPPCinstallatie behoort.
2.5
Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen.
2.6
Procedure (regulier) Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Gelet hierop hebben wij op 29 april 2014 conform artikel 3.8 Wabo van de aanvraag kennis gegeven in het Hengelo`s Weekblad.
2.7
Activiteitenbesluit In het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) zijn voor bepaalde activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene regels opgenomen. Deze regels zijn direct werkend en mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. In bijlage I, onderdelen B en C van het Bor wordt aangegeven of voor een inrichting een vergunningplicht geldt.
8
Op type C inrichtingen, die vergunningplichtig zijn, kunnen bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling een rechtstreekse werking hebben en niet in de vergunning mogen worden opgenomen. De inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd, wordt aangemerkt als een type C inrichting. Binnen Twence Holding BV vinden er activiteiten plaats die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. De gevraagde wijziging heeft echter geen gevolgen voor deze onderdelen. Deze aanvraag om vergunning behoeft derhalve niet gezien te worden alszijnde een melding in het kader van het activiteitenbesluit.
9
Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht Inhoudelijke Overwegingen Milieu
Aanvrager Aangevraagde activiteiten wijzigingen Locatie Datum ontvangst aanvraag Datum beschikking Kenmerk Projectnummer
10
: Twence Holding BV : Wijziging integrale verwerkingsmatrix en kleine tekstuele : : : : :
Boldershoekweg 51 te Hengelo 11 april 2014 25 april 2014 2014/0116690 Z-HZ_WABO-2014-00088
3.
TOETSINGSKADER MILIEU
3.1
Inleiding De aanvraag heeft betrekking op het milieuneutraal of milieuvriendelijk veranderen of veranderen van de werking van een inrichting of mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e Wabo. In artikel 2.14, lid 5, van de Wabo is bepaald dat een omgevingsvergunning voor een verandering van de inrichting of de werking daarvan die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden uit artikel 3.10, lid 3, van de Wabo. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden.
3.2
Toetsing milieuneutraal of -vriendelijke verandering De Wabo bepaalt in artikel 2.14, lid 5 dat een omgevingsvergunning voor een milieuvriendelijke of milieuneutrale verandering kan worden verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden uit artikel 3.10, lid 3 van de Wabo. Hieruit volgt dat de gevraagde vergunning kan worden verleend indien de realisering van de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of verandering van de werkwijze binnen de inrichting: niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan; niet zal leiden tot het ontstaan van een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend; en niet m.e.r.-plichtig is. Naar aanleiding van de ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens concluderen wij dat de aangevraagde verandering hieraan in samenhang met het verbinden van voorschriften aan de vergunning, voldoet. Wij overwegen daarbij het volgende: De wijziging zal niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning is toegestaan. Zie ter onderbouwing hiervan paragraaf "Toetsing gevolgen voor milieu" De wijziging zal niet leiden dan een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend. Zie ter onderbouwing hiervan paragraaf "toetsing andere inrichting". De wijziging is niet m.e.r.-plichtig. Zie voor de onderbouwing de paragraaf "toetsing milieueffectrapport". Toetsing gevolgen voor milieu Naar aanleiding van de ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens concluderen wij dat de aangevraagde verandering niet leidt tot grotere of nadelige gevolgen voor het milieu. Twence Holding BV vraagt onder andere om intrekking van een stukje tekst in het statische deel waarin men aangeeft dat men op een laagwaardigere wijze de afvalstoffen kan verwerken dan de minimumstandaard. Deze tekst is destijds vergund aangezien dit voor o.a. dierziekten en tijdens rampen gebruikt zou kunnen worden. In de praktijk is gebleken dat deze tekst ook in andere situaties gebruikt zou kunnen worden en derhalve in strijd met de wetgeving zou zijn. Hierom is er door Twence Holding BV besloten deze tekst in het geheel te verwijderen uit het statische deel. Deze wijziging heeft dan ook geen gevolgen voor het milieu,. Het wijzigen van de verwerkingsmatrix afvalstoffen zoals deze is aangegeven in de aanvraag is grotendeels het gevolg van veranderende inzichten en wetgeving. De afvalstoffen zullen minimaal op de minimumstandaard worden verwerkt (zie hiervoor hoofdstuk Afvalstoffen).
11
De wijziging heeft geen gevolgen voor de genoemde capaciteiten in de milieuvergunning. Er zullen niet meer afvalstoffen worden be/verwerkt binnen de inrichting en installaties. Wel zal bij een vooracceptatie beter gekeken worden op welke wijze de afvalstoffen verwerkt moeten worden. In de verwerkingsmatrix staan voor een aantal afvalstoffen diverse verwerkingsinstallaties per afvalstof. In dat geval zal per kwaliteit van de afvalstof gekeken moeten worden welke verwerkingsinstallatie de afvalstof verwerkt mag worden. Er zal ten alle tijde voldaan worden aan de minimumstandaard zoals aangegeven in het LAP. In geval er slechts 1 verwerkingsmogelijkheid staat in de matrix is deze gelijkwaardig aan de minimumstandaard zoals genoemd in het LAP. De wijziging heeft verder geen effecten op de milieucompartimenten lucht, bodem, geur, afvalwater en energie. De verandering leidt derhalve niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu. Toetsing andere inrichting Op basis van de in de aanvraag opgenomen beschrijving van de verandering kan worden opgemaakt dat de verandering niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een vergunning is verleend. Het betreft hier een inrichting waar afvalstoffen worden be/verwerkt worden. De Eural-codes zijn reeds vergund. Er zullen dan ook geen andere afvalstoffen binnen de inrichting komen dan waarvoor reeds een vergunning was. Toetsing milieueffectrapport De gevraagde wijziging betreft geen m.e.r.-plichtige activiteit.
4.
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
4.1
Algemeen In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Vanaf januari 2013 moet bij het bepalen van beste beschikbare technieken (BBT) rekening worden gehouden met BBT-conclusies en bij ministeriele regeling aangewezen informatiedocumenten over BBT. BBT-conclusies is een document met de conclusies over beste beschikbare technieken, vastgesteld overeenkomstig artikel 13, vijfde en zevende lid van de Richtlijn industriële emissies (definitie in artikel 1.1 eerste lid van het Bor): • Met BBT-conclusies overeenkomstig artikel 13 vijfde lid worden BBT-conclusies bedoeld die worden vastgesteld op basis artikel 75 tweede lid van de Richtlijn industriële emissies. Dit zijn de BBT-conclusies vastgesteld na 6 januari 2011 onder het regime van de Richtlijn industriële emissies; • Met BBT-conclusies overeenkomstig artikel 13 zevende lid worden de bestaande BREFs bedoeld. Het hoofdstuk waarin de beste beschikbare technieken (BAT hoofdstuk) staan uit deze Brefs geldt als BBT-conclusies (totdat nieuwe BBT-conclusies overeenkomstig artikel 75 tweede lid
12
zijn vastgesteld). BBT-conclusies worden door de Europese commissie vastgesteld en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (een uitvoeringsbesluit van de Europese commissie dat gericht is tot de lidstaten). Zij worden daarom niet meer apart aangewezen in de Regeling omgevingsrecht. Als op een activiteit of op een type productieproces binnen de inrichting waarvoor een vergunning is aangevraagd, geen BBT-conclusies of informatiedocumenten over BBT van toepassing zijn, of als de van toepassing zijnde BBT conclusies of informatiedocumenten niet alle mogelijke milieueffecten van de activiteit of het proces behandelen, moet het bevoegd gezag de BBT zelf vast stellen. Hierbij houdt het bevoegd gezag in ieder geval rekening met: • de toepassing van technieken die weinig afvalstoffen veroorzaken; • de toepassing van stoffen die minder gevaarlijke zijn dan stoffen of mengsels als omschreven in artikel 3 van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels; • de ontwikkeling, waar mogelijk, van technieken voor de terugwinning en opnieuw gebruiken van de bij de processen in de inrichting uitgestoten en gebruikte stoffen en van afvalstoffen; • vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd; • de vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis; • de aard, de effecten en de omvang van de betrokken emissies; • de data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen; • de tijd die nodig is om een betere techniek toe te gaan passen; • het verbruik en de aard van de grondstoffen, met inbegrip van water, en de energie-efficiëntie; • de noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico's voor het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken; • de noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken. De op één van deze criteria vastgestelde BBT moet een milieubeschermingsniveau garanderen dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau in de BBT-conclusies.
4.2
Concrete bepaling beste beschikbare technieken Binnen de inrichting worden één of meer van de activiteiten uit bijlage 1 van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies uitgevoerd. En wel de volgende: Afvalbehandeling, Afvalverbranding en Op- en overslag. Wij hebben de gevraagde wijziging getoetst aan de BAT`s. In dit geval zijn de BAT`s in de BREF afvalbehandeling relevant. Op deze wijziging is Bat 7 onderdeel f van deze BREF van toepassing. Hierin is bepaald: "De juiste verwerking voor elk soort afval in de installatie bepalen (zie paragraaf 4.1.2.1) door een passende verwerkingsmethode voor elke nieuwe aanvraag tot afvalverwerking te bepalen en een duidelijke methodologie hebben om de afvalverwerking te beoordelen. Deze methodologie dient rekening te houden met de fysisch-chemische eigenschappen van het afzonderlijke soort afval en met de specificaties van het te verwerken afval". In de verwerkingsmatrix is de minimumstandaard voor de afvalstroom reeds bepaald en geeft duidelijkheid in welke installatie de afvalstof word verwerkt. Er wordt derhalve samen met het onderliggende AV AOIC (Acceptatie en verweringsbeleid, administratieve controle en interne controle) voldaan aan de gestelde eis.
13
4.3
Conclusies BBT De inrichting voldoet aan de BBT ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie, externe veiligheid en energiebesparing.
5.
AFVALSTOFFEN
5.1
Overwegingen voor afvalverwerkers Het kader voor de toetsing doelmatig beheer van afvalstoffen Op grond van artikel 2.14 van de Wabo kan de omgevingsvergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip "bescherming van het milieu" is de zorg voor het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 van de Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10.14 van de Wm). In het bedoelde afvalbeheersplan (het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021, hierna aangeduid als het LAP) is het afvalstoffenbeleid neergelegd. Op grond van de Wm dient het LAP als toetsingskader voor het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op afvalbeheer. De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd in het LAP. De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de prioriteitsvolgorde in de afvalhiërarchie zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en als volgt is samen te vatten: a. preventie; b. voorbereiding voor hergebruik; c. recycling; d. andere nuttige toepassing, waaronder energieterugwinning; e. veilige verwijdering. Bij de vaststelling van het LAP is ook rekening gehouden met de in artikel 10.5 van de Wm vermelde aspecten van doelmatig afvalbeheer. Bijlage 4 bij het LAP bevat een invulling van het beleid voor specifieke afvalstoffen. In het LAP is aangegeven op welke wijze het bevoegd gezag bij het beoordelen van een vergunningaanvraag voor het inzamelen, bewaren en be- en verwerken van afvalstoffen rekening moeten houden met een aantal algemene bepalingen aangaande het LAP. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de betreffende afvalstoffen, waarvoor nog vergunning verleend mag worden. Als de minimumstandaard bestaat uit verschillende be- en verwerkingshandelingen bij diverse inrichtingen kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een vergunning worden verleend.
5.2
Overwegingen voor afvalverwerkers Zoals hierboven reeds aangegeven is de verwerkingsmatrix een nadere uitwerking van de minimumstandaard conform het LAP. Bij de onderliggende vergunning is reeds getoetst of de genoemde euralcodes conform de minimumstandaard verwerkt zullen worden. Gebleken is dat er toen voldaan werd aan de minimumstandaard.
14
In deze aanvraag is bij een groot aantal afvalstoffen de BEC of AVI toegevoegd. Deze installaties kunnen aangemerkt worden als een handeling voor nuttige toepassing. Hierdoor wordt er voldaan aan de gestelde minimumeis van nuttige toepassing voor deze afvalstoffen. Daarnaast is voor een aantal stromen het stort (al dan niet gevaarlijk) aangegeven. Het gaat in die gevallen om de afvalstroom die niet op een andere wijze verwerkt kan worden dan door deze te storten. Indien de afvalstof nog wel bewerkt kan worden wordt de andere genoemde installatie gebruikt (zie toelichting in de aanvraag over bijvoorbeeld de verwerking van verontreinigde grond). Gebleken is dat er voldaan wordt aan de minimumstandaard zoals genoemd in het LAP2.
6.
CONCLUSIE
6.1
Conclusie Vanuit het toetsingskader is er geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren.
15
BIJLAGE 1 : BEGRIPPEN AFVALSTOFFEN: Alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. BEHEER VAN AFVALSTOFFEN: Inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van de activiteiten van afvalstoffenhandelaars en afvalstoffenmakelaars. BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT): Voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen - economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld. HERGEBRUIK: Elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. NUTTIGE TOEPASSING: Elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie, andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt, tot welke handelingen in ieder geval behoren de handelingen die zijn genoemd in bijlage II bij de kaderrichtlijnafvalstoffen PREVENTIE: Maatregelen die worden genomen voordat een stof, materiaal of product afvalstof is geworden, ter vermindering van: de hoeveelheden afvalstoffen, al dan niet via het hergebruik van producten of de verlenging van de levensduur van producten; de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid, of het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten. VERWERKING: Nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen. VERWIJDERING: Elke handeling met afvalstoffen die geen nuttige toepassing is zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen, tot welke handelingen in ieder geval behoren de handelingen die zijn genoemd in bijlage I bij de kaderrichtlijn afvalstoffen.
17