ONDERSTEUNING VAN STADSVERNIEUWINGSPROJECTEN AANVRAAGFORMULIER - CONCEPTNOTA OPROEP 2011 STAD AARSCHOT “DE TORENS”
Dit aanvraagformulier geldt zowel voor het aanvragen van een projectsubsidie als voor het aanvragen van een conceptsubsidie De jury voor de stadsvernieuwing kan voor de ingediende projecten een advies aan de Vlaamse Regering uitbrengen over het toekennen van een projectsubsidie of een conceptsubsidie. De jury kan ook adviseren het project niet te subsidiëren.
Enkel aan te vinken wanneer de stad alleen een aanvraag wil doen voor conceptsubsidie.
Akkoord voor de indiening van het project bij de Vlaamse overheid in het kader van de ondersteuning van de stadsvernieuwingsprojecten, Aarschot en 31 maart 2011 De burgemeester
De stadssecretaris
André Peeters
Christi Van Calster
1
SYNTHESE VAN HET PROJECT Het masterplan de Torens is een ambitieus en veelzijdig project. Het project situeert zich aan de zuidelijke rand van het centrum van Aarschot. Aarschot ligt centraal in de Demervallei, die de scheiding vormt tussen de Zuid-Kempen en het Noord-Hageland. De stad wordt in het zuiden begrensd door de eerste heuvelkam van het Hageland: een steile, deels beboste heuvel. Het projectgebied maakt hier deel van uit. De link tussen de stadskern en de vesten op deze bergflank en het hoger liggende landbouwgebied is met de jaren verloren gegaan. Hiermee is tegelijkertijd de Orleanstoren – vroeger een ankerpunt aan de rand van de stad – helemaal op de achtergrond verdwenen. Met het wegvallen van de industriële functie op de Geens-site (voormalige wijnbottelarij) en het verdwijnen van het schoolcomplex op de SIMA-site ontstaat er een belangrijke opportuniteit om de relatie tussen stad en landschap te herstellen. De ambitie van het masterplan is om deze twee braakliggende sites, de oude vesten met Orleanstoren en het bovenliggende landbouwgebied opnieuw betekenis te geven. Hierbij wordt ook bijzonder aandacht besteed aan de relatie tussen de verschillende onderdelen. De ontwikkeling van het masterplan is een uitwerking van het beleid van de Stad Aarschot van de laatste jaren. Het project zet in op verschillende ambities. Door de bouw van nieuwe winkels, voorzieningen, woningen en serviceflats, het realiseren van nieuwe publieke ruimte die de relatie tussen de stad en het landschap terug aantrekt, zal het project kernversterkend zijn voor het centrum van Aarschot. Er wordt ook ingezet op landschapsontwikkeling van het open groen gebied op de berg. Hierbij zal zowel aandacht besteed worden aan de bestaande landbouw en andere functies binnen het gebied, recreatie, natuur … Het project biedt ook kansen om het historisch patrimonium te herwaarderen: de historische vestenstructuur, de Orleanstoren, de kloostersite met oude kloostermuur, … Om te komen tot interessante verweving tussen stad en landschap op deze strategische plek in Aarschot wordt binnen het masterplan de grens tussen stad en landschap herschikt. Dit in twee richtingen. Het landschap wordt dichter bij de stad gebracht en het masterplan voorziet ook mogelijkheden om een stukje stad in het landschap te maken. In het masterplan worden de SIMA- en de Geens-site ingezet als schakel tussen stad en landschap. Het raakpunt tussen beide wordt georganiseerd op deze sites. Een nieuw stedelijk plein voor winkels en horeca ontdubbelt het Bonewijkplein. Op deze manier wordt de ambitie om een aantrekkingspunt te hebben op het beginpunt van het winkelwandelgebied aan de Leuvensestraat waargemaakt. Een voorpleintje op de kop van de Albertlaan verankert het dienstencentrum met serviceflats in de stad. Direct achter de pleinwanden gaat het landschapspark van start. Een groene terrassering met daarop woningen vormt de voorruimte voor het open groen landschap bovenaan op de berg. Zowel het stedelijk plein als de bebouwing op de groene bergflank zorgen voor een versterkte relatie tussen stad en landschap. Meer in het bijzonder wordt er ook ingezet op het verhogen van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van de Orleanstoren. Zowel het stedelijk plein als de bebouwing op de groene bergflank wordt op een dergelijke manier gekneed dat deze terug zichtbaar wordt vanuit de benedenstad. Er ontstaan ook meerdere scenografische routes vanuit de stad naar de Orleanstoren en het achterliggende landschap. Boven op de berg domineert het open landschap. Het wordt gestructureerd volgens een aantal oostwestlijnen die nagenoeg horizontaal lopen. Het gebied wordt vandaag in hoofdzaak gebruikt voor landbouw. Aan de randen en hier en daar in het landschap is er wat losse bebouwing aanwezig: lintbebouwing met woningen, een hoeve, een villa, een bedrijf met loodsen … Het is de ambitie van de stad Aarschot om dit gebied zo open en landschappelijk mogelijk te houden. Landbouw, recreatie, natuur … zullen deel uitmaken van dit landschap. Op een beperkt aantal strategische plekken in het gebied kunnen – op termijn –woonclusters worden voorzien.
2
CONTACTGEGEVENS BIJ DE STAD
Naam contactpersoon
Geert Wijns
Functie
departementshoofd / stedenbouwkundige
Adres
Ten Drossaarde 1, 3200 Aarschot
Telefoon
016/550336
GSM
0495/581678
Fax
016/550484
E-mail
[email protected]
Politiek verantwoordelijke
André Peeters
Functie
burgemeester
Adres
Ten Drossaarde 1, 3200 Aarschot
Telefoon
016/550339
GSM
0495/581673
Fax
016/550484
E-mail
[email protected]
3
1. Projectargumentatie Het decreet van 22 maart 2002 bepaalt op basis van welke criteria de ingediende projecten zullen beoordeeld worden. Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 bepaalt dat de stad een conceptnota moet indienen, waarin het stadsvernieuwingsproject wordt voorgesteld, en omschrijft welke elementen in deze conceptnota aan bod moeten komen. Al deze elementen en criteria worden hieronder bevraagd.
1. Totaalkarakter, multifunctionaliteit en synergie Geef de omschrijving van het project, met vermelding van de verschillende functies en onderdelen ter verantwoording van het totaalkarakter en de multifunctionaliteit van het (ver)nieuw(d)e stadsdeel. Het project kan betrekking hebben op wonen, winkelen, recreëren, werken, op diverse publieke voorzieningen en infrastructuren en op de inrichting van het publieke domein en de groene ruimtes. Toon aan hoe het project uiteengelegde stedelijke functies, ruimten, diensten, actoren en sectoren samen brengt en op elkaar betrekt. Denk hierbij aan vragen als: -
In welke functies (activiteiten, diensten, infrastructuren, ruimten) voorziet het project? Hoe verbetert, vervolledigt en verrijkt het project de bestaande functies van het nieuwe of vernieuwde stadsdeel en van de ruimere omgeving? Hoe worden de verschillende functies geïntegreerd tot een ruimtelijk samenhangend geheel? Hoe worden samenspel en synergie tussen functies in de hand gewerkt? Hoe wordt de samenhang tussen diverse projectfasen en projectonderdelen gegarandeerd? Hoe worden de verantwoordelijke actoren en sectoren aangesproken en betrokken bij een projectopzet die gericht is op multifunctionaliteit en synergie?
Het masterplan de Torens is een zeer ruim opgezet project. Het zet zowel in op het versterken van de binnenstad, het realiseren van een nieuwe stadswijk, het herwaarderen van de historische structuur als het ontwikkelen van een landschapspark. Dit betekent dat er aandacht is voor winkelen, wonen, diensten, parkeren, historisch erfgoed, stedelijke publieke ruimte … Maar ook voor landbouw, recreatie, natuur, landschap… En dit alles op een zeer strategische locatie van 52 ha aansluitend op het centrum van Aarschot en opgespannen tussen de twee grootschalige groengebieden van de Demervallei/Leiberg enerzijds en ‟s Hertogenheide anderzijds. De integrale opzet van het project betekent dat de ontwikkeling van deze site ook een zeer ruime impact zal hebben op de stad en haar gebruikers. De stadsbewoner, de stadsbezoeker, de landbouwer, de handelaar, de natuurliefhebber, de mountainbiker, … zullen een meerwaarde vinden in de ontwikkeling van dit project. Bij het verfijnen van het programma en de gedetailleerde uitwerking van het ontwerp wordt er bijzondere aandacht besteed aan de diversiteit van deze doelgroepen. Hierbij hoort ook aandacht voor het intergenerationele, m.a.w. aandacht voor verschillende leeftijden en de wisselwerking daartussen. Concreet betekent dit onder andere dat er een dienstencentrum, serviceflats en kinderdagverblijf worden voorzien op de site en dat deze ruimtelijk dicht bij elkaar worden ingeplant. 4
De doelstellingen voor de ontwikkeling van deze site zetten in op een maximale complementariteit tussen de verschillende onderdelen van het masterplan enerzijds en de ontwikkeling van het projectgebied en de omgeving anderzijds. Deze complementariteit laat het ook toe dat er synergie ontstaat tussen de verschillende onderdelen, programma‟s, ruimten, ... Een aantal voorbeelden: Grotere winkeloppervlaktes op deze site in aanvulling op de bestaande kleinere winkeloppervlaktes in het historisch stadscentrum ter versterking van het bestaand handelsapparaat. Een uitgesproken groene woonomgeving in contrast - en in aanvulling - met het dominant minerale stadscentrum Serviceflats als nieuwe woonvorm binnen de stad, aansluitend bij het op te richten dienstencentrum en het bestaand rusthuis van het OCMW De doelstellingen voor het masterplan De Torens kunnen als volgt worden samengevat: Doelstelling 1 Het herwaarderen van het historische patrimonium binnen het projectgebied. Terug ervaarbaar maken van de historische vestenstructuur van Aarschot. Het terug zichtbaar en toegankelijk maken van de Orleanstoren. Het herwaarderen van de Orleanstoren in relatie tot zijn omgeving. Referenties maken naar het vroeger klooster op de site ( o.a. gebruik makend van de restanten van de oude kloostermuur). Doelstelling 2 Een aantrekkelijke unieke groene woonomgeving ontwikkelen op de flank van de Sint-Niklaasberg gericht op een divers publieke en met bijzondere aandacht voor een hoogwaardige publieke ruimte en architectuur. Dit woongebied vormt een overgangsgebied tussen stad en landschap. Voldoende doorzichten en trajecten worden voorzien. Doelstelling 3 Het versterken van het voorzieningenniveau van de kern. Dit door de Leuvensestraat verder uit te bouwen als winkelstraat door het continueren van de winkels en het aanbieden van grotere winkeloppervlaktes. Het aanbieden van voorzieningen op maat van de site: een dienstencentrum en een kinderdagverblijf. Het realiseren van bijkomend parkeren voor het centrum Doelstelling 4 Realisatie van een landschapspark met aandacht voor het bestaande landschap met zijn bestaande gebruik en het ontwikkelen van kansen voor recreatie, educatie, natuur. Binnen het landschapspark wordt er naar gestreefd om een deel landbouwproductie te behouden. Een plukboerderij wordt op poten gezet waar de bewoners van Aarschot mee kunnen participeren in het kweken van groenten en fruit voor eigen gebruik. Binnen het landschapspark is er ook ruimte om al dan niet tijdelijke kunstprojecten te realiseren. Het landschapspark vormt ook een uniek kader voor het organiseren van specifieke evenementen (openlucht films …) Hierna zullen we kort de verschillende onderdelen van het plan overlopen. In het masterplan kunnen twee gebieden worden onderscheiden. Enerzijds het noordelijke gebied dat opgespannen ligt tussen de Leuvensestraat en de Orleanstoren. Anderzijds het landschapspark ten zuiden van de Orleanstoren. De essentie van het masterplan ligt erin om enerzijds een maximale kwaliteit te realiseren voor deze verschillende onderdelen van het masterplan en anderzijds de relatie tussen deze onderdelen sterk in de verf te zetten.
5
Noordelijk gebied van het projectgebied aansluitend op de binnenstad Het noordelijk gedeelte van de site bestaat uit twee contrasterende karakters die elkaar raken. Enerzijds een uitbreiding van de stedelijke structuur met markante publieke ruimten omgeven door stedelijke pleinwanden. Anderzijds de “secret city” ingebed in het doorgetrokken groene landschap op de bergflank. Markante publieke ruimten omgeven door stedelijke pleinwanden Aansluitend op de Leuvensestraat, het Bonewijkplein en de Albertlaan worden binnen het masterplan twee bijkomende pleinruimten gerealiseerd. Enerzijds een plein die een ontdubbelling vormt van het Bonewijkplein. Onder dit plein is een parking voorzien die deels voor de nieuwe bewoners en gebruikers functioneert en deels als rotatieparking. De pleinwanden bevatten nieuwe commerciële ruimten met daarboven wonen. Anderzijds een voorpleintje op de kop van de Albertlaan verankert het dienstencentrum met serviceflats in de stad. De gevelwanden van deze pleinen sluiten qua schaal en typologie aan met de bestaande bebouwing in de Leuvensestraat en op het Bonewijkplein. Het gaat over aaneengesloten bebouwing met 3 à 4 bouwlagen met een verticale geleding. Ook de twee bouwblokfragmenten worden afgewerkt door aan de zijkanten en achterzijde nieuwe bebouwing toe te voegen. Aan de achterzijde van het meest westelijke fragment wordt een kinderdagverblijf voorzien dat ook aansluit bij het dienstencentrum met serviceflats. De “secret city” in de groene bergflank Achter de gesloten gevelrij van de benedenstad ligt een “secret city” ingepast in de groene bergflank. De bestaande terrassering van de bergflank functioneert als landschappelijke onderlegger voor de nieuwe bebouwing. In tegenstelling tot de opbouw in de benedenstad wordt hier niet gekozen voor aaneensluitende bebouwing maar voor een inplanting van gebouwen haaks op de helling van de bergflank waardoor een zekere transparantie tussen stad en landschap blijft behouden. Dit garandeert een ideale oostwest oriëntatie, een goede bezonning en schuine zichten vanuit de gebouwen zowel op de stad als op de bergflank. Deze vrijstaande gebouwen staan niet los op een groen tapijt maar zijn ingebed in groene private buitenruimten. Er ontstaat een uniek stadsweefsel van een aaneenschakeling van groene bebouwde kavels. Qua programma wordt er maximaal gekozen voor wonen en serviceflats. Er wordt veel aandacht besteed aan private buitenruimte, zowel tuinen als terrassen. Een mix van verschillende groottes wordt voorzien. De gebouwen zijn in hoofdzaak 4 bouwlagen. Op specifieke plekken kan er een hoger accent zijn. Autoverkeer wordt hier tot een minimum beperkt. Het parkeren gebeurt maximaal ondergronds. Er zijn drie mogelijke routes om de ondergrondse parkings te bereiken. Het landschapspark Op de berg markeert de Orleanstoren de start van het landschapspark. Hier domineert het open landschap. Het wordt gestructureerd volgens een aantal oostwestlijnen die nagenoeg horizontaal lopen. Het gebied wordt vandaag in hoofdzaak gebruikt voor landbouw. Aan de randen van het landschap en hier en daar in het landschap is er wat losse bebouwing aanwezig: lintbebouwing met woningen, een hoeve, een villa, een bedrijf met loodsen … Het is de ambitie van de stad Aarschot om dit gebied zo open en landschappelijk mogelijk te houden. De toegankelijkheid zal worden verhoogd door de uitbouw van een padennetwerk. De inrichting van specifieke plekken zullen een bijzondere aantrekking vormen. In dit landschapspark is er plaats voor landbouw (plukboerderij), (zachte) recreatie, natuur, educatie, events … Er zijn ook mogelijkheden om al dan niet tijdelijke kunstprojecten in het landschapspark te ontwikkelen. Een aantal zeer geconcentreerde bebouwingsclusters kunnen het landschapspark verder opladen en vormgeven. Zowel de schaal als het programma van deze bebouwingsclusters moet afgestemd worden op maat van iedere plek in het landschapspark.
6
Het landschapspark zal continu in ontwikkeling zijn. Een proces wordt op gang gezet eerder dan dat er een eindplan wordt opgemaakt dat stap voor stap wordt uitgevoerd. De relatie tussen de verschillende onderdelen Wonen in een stadscentrum impliceert een veelheid aan relaties tussen de verschillende programma‟s in de stad. De nieuwe bewoners van de site zijn nieuwe gebruikers voor de publieke ruimte en voorzieningen van de stad. Ook de site zelf functioneert als een kleine gemengde stad. De mix van wonen, diensten en winkels laat toe dat er op de site een interactie kan zijn tussen de verschillende programma‟s, m.a.w. een gebruiker kan voor meerdere behoeften op de site terecht. Wonen in een appartement en uw kindje naar het kinderdagverblijf brengen op de site. Wonen in een serviceflat en naar de bakker op het winkelplein. Werken in het dienstencentrum en ‟s middags gaan wandelen in het landschapspark. Werken in de winkels en uw boterhammen opeten op het plein... Deze interactie tussen de verschillende programma‟s wordt gefaciliteerd door een fijnmazig netwerk van voetgangers- en fietserverbindingen doorheen het ganse projectgebied. Deze zorgen voor een goede koppeling tussen de stad en het landschapspark, voor een sterke link tussen de vesten en de site … Bovendien is er ook de visuele link die gerealiseerd wordt tussen de Orleanstoren en het centrum van de stad. En meer algemeen ook de visuele link tussen de stad en het landschap.
7
2. Wisselwerking tussen project, visie en beleid Verantwoord, op basis van een deugdelijke analyse, de strategische visie op het stadsdeel in kwestie en de operationele rol van het nieuwe project daar binnen. Situeer dit alles binnen het gemeentelijk beleid en de gemeentelijke planning (de invulling van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, de relatie met recente beleidsprestaties, de koppeling aan de eventuele meerjarenplannen van de gemeente,…) Denk hierbij aan vragen als - Vertrekt het project van een stevige analyse en diagnose van de lokale omstandigheden? - Hangt het voorgestelde project samen met een visie op de ontwikkeling van de stad? - Vertolkt het project het stadsbeleid? - Speelt het project in op plannings- en beleidsdocumenten die een ontwikkelingsvisie bevatten, zoals de strategische meerjarenplanning van de stad (strategische nota en financiële nota), het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan? - Stimuleert en verrijkt het project de stadsvisie en het stadsbeleid? In 2004 heeft Robbrecht en Daem Architecten een uitvoerige analyse gemaakt van de ruimtelijke structuur van Aarschot en op basis hiervan een strategische visie ontwikkeld. De visie onderkent 3 structurerende elementen binnen de stad, nl. - Demer als bypass, - stationsbuurt als groeipool, - de oude stadsvesten als drager van het stedelijk weefsel. De analyse en visie van Robbrecht en Daem Architecten (zie bijlage) is nog steeds accuraat en actueel. Sinds 2004 heeft de stad gewerkt aan de realisatie van de projecten die passen binnen de strategische visie. In eerste instantie hebben we gewerkt aan de relatie tussen de Demer en de stad in het kader van het stadsvernieuwingsproject “ ‟s Hertogenmolens en Amer”. De rivier is weer zichtbaar gemaakt door de aanleg van een verharde kade. Hierdoor kan op een aangename manier gewandeld en gefietst worden langs de oevers van de Demer. Het parcours langs de Demer vormt een bypass tussen het zuid/noord gerichte winkelcircuit en de buurt van het begijnhof, de Onze-Lieve-Vrouwekerk en ‟s Hertogenmolens. Vervolgens is de stad, in het kader van het stadsvernieuwingsproject „Aarschot op sporen‟, begonnen met de realisatie van een aantal strategische projecten langs de spoorweg: bijkomende ruimte voor wonen en werken rond het station, reorganisatie van de pendelparking, verbeteren van de doorwaadbaarheid van de stationsomgeving door o.a. de bouw van een brug over de sporen, … De ontwikkeling van de stationsbuurt als groeipool is dus volop begonnen. Nu wil de stad werken aan het derde luik van de strategische visie, nl. de oude stadsvesten die gebruikt worden om –met landschappelijke ingrepen- een binding te creëren tussen de stadskern en de aangrenzende wijken. De oude stadsvesten moeten zodoende ontwikkeld worden als drager van het stedelijk weefsel. Zoals aangegeven in de strategische visie van Robbrecht en Daem Architecten vormen ‟s Hertogenmolens en de Orleanstoren de twee belangrijkste elementen van de drager van het stedelijk weefsel.
8
Het stadsvernieuwingsproject „De Torens‟ geeft een ontwikkelingsperspectief op de omgeving van Orleanstoren als baken binnen de stad en verbinding (zowel fysisch als psychisch) tussen de stadskern en het open landschap achter de oude stadsvesten. Zodoende draagt het project bij tot de beeldvorming van de stad. Het derde stadsvernieuwingsproject is een verder zetting van het ruimtelijk beleid van de stad, zoals geconcipieerd door Robbrecht en Daem Architecten. Het is het logisch vervolg op de twee vorige stadsvernieuwingsprojecten waarbij de Demer als bypass en de stationsomgeving als groeipool werden gerealiseerd. Met de realisatie van het project rond Orleanstoren wordt een belangrijke aanzet gegeven tot de ontwikkeling van de oude stadsvesten als drager van het stedelijk weefsel. Het ruimtelijk beleid dat gebaseerd is op de strategische visie van Robbrecht en Daem Architecten is juridisch verankerd in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan dat december 2005 is goedgekeurd. Ook in het stedelijk afbakeningsproces, dat momenteel loopt, wordt het project rond Orleanstoren aangeduid als één van de strategische projecten binnen het stedelijk gebied van Aarschot (zie o.a. kaart „acties en strategisch projecten‟ in de eindnota gewenst stedelijk gebiedsbeleid - afbakening stedelijk gebied Aarschot). Bovendien is het stadsvernieuwingsproject opgenomen als strategisch project in het algemeen beleidsprogramma 2008-2012 van de stad Aarschot. Het stadsvernieuwingsproject is dus niet zomaar een element van een ruimtelijke visie, maar is in de diverse beleidsdocumenten aangeduid als één van de belangrijkste strategische projecten van de stad. Vanuit de beleidsdocumenten is er een duidelijke taakstelling geformuleerd voor de projectzone. Zo moet conform het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan de open ruimte rond Orleanstoren uitgebouwd worden als groene corridor tussen de Demervallei/Leiberg enerzijds en het natuurgebied ‟s Hertogenheide anderzijds. Bovendien bepaalt het RUP Stadscentrum-Statiewijk dat het kernwinkelwoongebied langs de Leuvensestraat vertrekt van aan de Albertlaan. Het project biedt ruimte om winkels met een iets grotere oppervlakte te realiseren die een perfecte aanvulling kunnen vormen op het bestaand kleinschalig winkelapparaat. Zodoende kan tegemoet gekomen worden aan de bepaling van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan om de baanwinkels een halt toe te roepen. Het stadsvernieuwingsproject moet uitvoering geven aan de uitgangspunten van de diverse beleidsdocumenten. Een eerste belangrijke stap hierin is de beslissing van het stadsbestuur om (samen met het OCMW) een studieopdracht te publiceren in het kader van de Open Oproep 16 (OO1621) van de Vlaamse Bouwmeester voor de opmaak van een masterplan enerzijds en het ontwerp van een dienstencentrum/serviceflats anderzijds. Hiermee werd het startschot gegeven aan de effectieve uitwerking van het project. Op basis van de wedstrijd van de Open Oproep heeft het team De Vylder Vinck Taillieu Architecten + DRDH Architects + TECHNUM/TRITEL de plannen voor het dienstencentrum/serviceflats opgemaakt en zal ditzelfde team nu het masterplan voor de omgeving van Orleanstoren verder uitwerken.
9
3. Een evenement van belang: vernieuwend karakter, impact & hefboomfunctie en integrale duurzaamheid Zet het vernieuwende karakter van het project in de verf. Motiveer, de verwachte impact (op korte termijn) en de hefboomfunctie (op middellange en lange termijn) van het project voor de buurt, wijk of de stad. Toon aan hoe impact en hefboomfunctie bijdragen tot integrale duurzaamheid. Bespreek de grote inzet van de stad voor dit belangrijk project. a. Vernieuwend karakter Bespreek wat het project bijzonder maakt, wat er vernieuwend aan is (vb. ruimtelijk concept, integrale duurzaamheid, participatieve aanpak, financieringswijze, doelgroepenbeleid, e.d.) Denk hierbij aan vragen als - Op welke terreinen is dit project vernieuwend voor de buurt of de stad? - Op welke terreinen draagt dit project bij tot het innoveren van de praktijk van stadsvernieuwing in Vlaanderen? 1. Vernieuwend op niveau van de uitgangspunten en ambitie Het stadsvernieuwingsproject de Torens in Aarschot is qua opzet een zeer integraal project. Doordat de projectsite zeer ruim wordt beschouwd ontstaan er unieke kansen voor synergie. Er kan op een actieve manier nagedacht worden over de wisselwerking tussen zeer diverse onderdelen van de stad: het stadscentrum, de vesten, de bergflank, het aanliggende landbouwlandschap … Ook kan hierdoor ruim worden ingezet op meerdere doelstellingen: economische, socio-culturele, ecologische … Meer concreet gaat het over het versterken van het winkelen (winkels met grotere vloeroppervlakten dan het bestaande aanbod), realiseren van bijkomende woningen en voorzieningen (dienstencentrum, crèche…), het versterken van de ecologische structuur in en aan de rand van de stad, het uitbreiden van recreatieve mogelijkheden... De algemene meerwaarde van het project zal fundamenteel zijn en een grote impact hebben op de stad. 2. Vernieuwend op niveau van stedenbouwkundig en architecturaal ontwerp De integrale opzet vraagt om een geïntegreerde benadering. Het project speelt in op de logica van het stadsweefsel enerzijds en deze van het landschap anderzijds. Het landschap zal een sturend element zijn in de lay-out van de nieuwe groene stadswijk die op de bergflank wordt gerealiseerd. Er wordt nog te vaak abstractie gemaakt van het bestaande landschap in de realisatie van nieuwe stadswijken. In dit masterplan vormt het landschap de actieve onderlegger die de bebouwing en publieke ruimte genereert. Het samenspel tussen bebouwing en landschap op deze specifieke site in Aarschot creëert een unieke omgeving die zeer vernieuwend is in Vlaanderen. De specifieke context die gegenereerd wordt door het geterrasseerde landschap zet aan om vernieuwend te werk te gaan wat betreft de uitwerking van de specifieke bouwtypologieën en het ontwerp van de publieke ruimte. De uitwerking van het gebouw voor het OCMW – zie afzonderlijke bundel in bijlage – geeft reeds een goed beeld van het ambitieniveau wat de architecturale uitwerking betreft.
10
3. Vernieuwend door het inzetten op een procesbenadering voor de ontwikkeling van het landschapspark Het landschapspark zal niet van vandaag op morgen een volledige transformatie ondergaan. De bedoeling van het masterplan is een proces op gang te brengen om stap voor stap - als er bepaalde opportuniteiten zich stellen – te werken aan het landschapspark. Dit procesmatig werken is ook vernieuwend in de Vlaamse context. 4. Vernieuwend op bestuursniveau/organisatie/proces Het project is een zeer integraal project. Heel wat aspecten komen hier samen. Zowel de bouw van nieuwe woningen als het maken van een landschapspark … De realisatie van dit project zal overleg vragen met heel wat partijen. Gaande van eigenaars van gronden tot de ruime bevolking. Dit vraagt een goede organisatie binnen de stadsdiensten. De stad Aarschot heeft de ambitie om ook wat dit betreft vernieuwend te werk te gaan. Hiervoor heeft de stad een processtructuur opgezet zoals aangegeven in hoofdstuk 7. 5. Vernieuwend op het vlak van participatie De stad heeft de ambitie om er toe te komen dat participanten coproducenten worden. Het is ook om die reden dat er specifiek voor het luik participatie conceptsubsidie wordt aangevraagd. De communicatieacties zoals uiteengezet in hoofdstuk 5 (discussiewandelen, ideeënwedstrijd „Droom je omgeving‟, …) zullen in samenwerking met een communicatiebureau verder aangevuld en uitgewerkt worden. 6. Vernieuwende publiek-private samenwerkingsverbanden Naast een contractuele PPS met de grondeigenaar van de Geens-site voor de realisatie van de “benedenstad” en de “secret city”, zal de stad een participatieve PPS opzetten voor de realisatie van de “plukboerderij” binnen het landschapspark onder de vorm van een coöperatieve vennootschap (zie hoofdstuk 6). De participatieve PPS is vernieuwend. Het project kan een bijdrage leveren aan de kennis over de participatieve PPS in Vlaanderen.
b. Impact en hefboomfunctie Schets de verwachte impact van het project -
-
-
op de gebruikswaarde van het (ver)nieuw(d)e stadsdeel, dit wil zeggen de manier waarop het project inspeelt op de huidige en veranderende gebruikers- en bewonersbehoeften en op de wijzigende omstandigheden in de buurt of de wijk; op de belevingswaarde zowel wat betreft de onmiddellijke ervaring van het (ver)nieuw(d)e stadsdeel als de ruimere maatschappelijke en culturele betekenis voor de stad, de omgeving, de bouwheer, de gebruiker en de bewoner; op de omgevingswaarde, dit wil zeggen de manier waarop het project een zinvolle wisselwerking aangaat met zijn omgeving.
Schets de verwachte hefboomfunctie van het project op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling van het (ver)nieuw(d)e stadsdeel en dit op middellange en lange termijn.
11
Denk hierbij aan vragen als - Wat is de verwachte impact van het project op korte termijn en op verschillende vlakken? - Welke meerwaarden zal het project genereren op het vlak van gebruikswaarde, belevingswaarde en omgevingswaarde? - Welke structurele hefboomfunctie wordt er verwacht op ruimtelijk, maatschappelijk en economisch gebied en op welke argumenten steunt die verwachting? De impact van het project 1. De gebruikswaarde: Een aantal nieuwe bebouwde functies krijgen een plek in het gebied (wonen, wonen met service- en zorgmogelijkheden, dienstencentrum, winkelen, parkeren, kinderdagverblijf). Wat het winkelen betreft wordt de site een echte aantrekkingspool aan het westelijke startpunt van het kernwinkelgebied. Het dienstencentrum en kinderdagverblijf vormen ondersteunende functies voor het wonen. Daarnaast zal het ganse gebied fungeren als een publieke ruimte met heel wat verschillende karakters: een stedelijk plein aan de voet van de berg en een landschapspark op de bergflank en boven op het plateau. Het landschapspark zal in eerste instantie beter toegankelijk worden gemaakt zodanig dat dit bruikbaar is voor wandelaars en fietsers. In een volgende stap kunnen bijkomende recreatieve of productieve elementen dit landschap meer bruikbaar maken. Dit kan gaan over de inplanting van een speeltuin maar ook het opzetten van een “plukboerderij” en een permanente tentoonstelling in het landschapspark. Bovendien zal de Orleanstoren gerestaureerd worden en fungeren als een uitkijktoren over de stad en het heuvellandschap van Noord-Hageland. 2. De belevingswaarde Diversiteit qua bebouwingstypologie en publieke ruimte zorgen voor een interessante belevingswaarde van het gebied. Een mineraal stedelijk plein tegenover een groene holle weg die naar boven plooit. Doorzichten naar de Orleanstoren en doorzichten naar de stad. Meer besloten stegen op de bebouwde flank en meer open trajecten in het landschap. Lopen op verharde paden en op onverharde paden. Een verschil in de ervaring van de verschillende seizoenen door het dominant groene karakter van het gebied. 3. De omgevingswaarde Het masterplan zet in op een intense wisselwerking met de omgeving. Zowel programmatorisch, morfologisch als qua verbindingen worden er relaties met de omgeving gelegd. We lijsten hier de belangrijkste punten even op: Het stedelijk plein met winkels versterkt het stedelijk gebeuren van het centrum van Aarschot en de Bonewijk in het bijzonder. De groene stadswijk op bergflank versterkt het wonen in de stad en laat tegelijkertijd toe dat het landschap dichter bij de stad komt. Verschillende verbindingen worden voorzien: van de benedenstad naar de Orleanstoren, de rondgang op de vesten, verbinding tussen het landschapspark en zijn directe omgeving. Er wordt ook een traject voor fietsers voorzien om vanuit de stad op de berg te komen.
12
hefboomfunctie 1. op ruimtelijk gebied Afbraak van industriële hal van de wijnbottelarij is een kans om het bouwblok langs de Leuvensestraat af te werken tot volwaardige voorkanten langs het nieuw aan te leggen plein. Achterkanten worden daardoor getransformeerd in voorkanten. De open ruimte rond Orleanstoren, die via de Geens-site doorgetrokken wordt tot in de stad, geeft lucht en ruimte aan de binnenstad. Het blauw-groene lint van de Demer in het noorden krijgt een complement in het zuiden van de stad door de verbinding van de Demervallei/Leiberg naar „s Hertogenheide. 2. op maatschappelijk gebied Het ontwikkelen van een landschapspark op 100 m van de Bonewijk zal aan de inwoners van Aarschot de kans geven om een heel ander Aarschot te ontdekken. Het landschapspark creëert recreatiemogelijkheden. Ook het collectief gebruik (bijvoorbeeld de plukboerderij) zal nieuwe samenwerkingsverbanden tot stand laten komen tussen mensen die in andere delen van de stad wonen. Educatieve projecten kunnen worden opgezet voor scholen. Events kunnen worden georganiseerd. Nieuwe aantrekkelijke woningen in de kern kan een divers publiek aanspreken wat de diversiteit in de stad ten goede komt. Ook het feit dat er een dienstencentrum met serviceflats en een kinderdagverblijf worden gebouwd draagt bij tot de diversiteit. Groen dichter bij de stad verhoogt de algemene woonkwaliteit van de stad. Het ontwikkelen van een landschapspark geeft ook kansen voor het bestaande landbouwgebied om zich te versterken (cfr. plukboerderij) of om te transformeren naar een nieuw gebruik. 3. op economisch gebied Opwaardering van het winkelapparaat door ruimte te voorzien voor winkels met grotere oppervlakten die zich anders op de invalswegen zouden vestigen. Dit is complementair met bestaande kleinere winkels in het stadscentrum en gaat de stadsvlucht tegen. Meer woningen – een 300-tal - in de kern zal de bestaande voorzieningen ook verder ondersteunen.
c. Integrale duurzaamheid Toon aan op welke manier het project bijdraagt tot „integrale duurzaamheid‟ m.a.w. hoe het project aandacht heeft voor geïntegreerde lange-termijnontwikkelingen op het vlak van gebouwde ruimte, erfgoed, mobiliteit, economie, samenlevingsopbouw, welzijn en milieu. Integrale duurzaamheid bespeelt tezelfdertijd meerdere registers van duurzaamheid: bijdragen tot ecologische duurzaamheid (energie, CO2-uitstoot, waterbeheer, natuurherstel,…), intelligente omgang met schaarse middelen (land, landschap, materialen, geld,…), bijdragen aan het uitbouwen van een kwaliteitsvol patrimonium, bijdragen tot evenwichtige mobiliteit, bijdragen aan duurzame samenlevingsopbouw in 13
het (ver)nieuw(d)e stadsdeel, bijdrage aan duurzame welvaartsontwikkeling en – verdeling… Denk hierbij aan vragen als - Op welke aspecten van ecologische duurzaamheid focust het project? - Hoe springt het project om met schaarse middelen (land, landschap, materialen, geld …)? - Hoe investeert het project in het uitbouwen van een kwaliteitsvol patrimonium? - Hoe werk het SVP aan de duurzame samenlevingsopbouw van het nieuwe of vernieuwde stadsdeel? - Hoe draagt het project bij tot duurzame welvaartsontwikkeling en -verdeling?
De stad Aarschot en zijn partners engageren zich ertoe om op een actieve manier te streven naar een duurzaam stadsvernieuwingsproject. De bedoeling is om vanaf de start van het project het ambitieniveau met betrekking tot duurzaamheid bespreekbaar te maken tussen de verschillende actoren. De stad is bezig om na te gaan op welke manier dit het best wordt aangepakt op maat van dit project. Ofwel zal er een specifieke projectgerelateerde beoordelingsmethode worden opgesteld ofwel zal er gewerkt worden met een duurzaamheidsmeter (cfr. duurzaamheidsmeter Stad Gent). Eerder dan al concreet in te gaan op de manieren waarop het project al beantwoord aan aspecten van integrale duurzaamheid willen we kort ingaan op beide benaderingen. Gebruiken van een projectgerelateerde beoordelingsmethode We stellen dat duurzame stedenbouw specifiek betrekking heeft op vier deelkwaliteiten: „de kwaliteit van het planproces‟, „de ruimtelijke kwaliteit‟, „de socio-economische kwaliteit‟ en „de milieukwaliteit‟, waarbij deze vier kwaliteiten in evenwicht moeten zijn. De kunst van duurzame stedenbouw is om in een stapsgewijs proces door voortdurend wikken en wegen zowel op vlak van het planproces, de ruimtelijke kwaliteit, de socio-economische kwaliteit en de milieukwaliteit het hoogste te behalen. Duurzame stedenbouw wordt hier niet louter gedefinieerd binnen het traditionele duurzaamheidskader, maar procesgericht met aandacht voor de verschillende milieucomponenten. Het uitwerken van een projectgerelateerde beoordelingsmethode voor duurzaamheid tracht voor ieder van deze deelkwaliteiten te definiëren op welke manier dit binnen het specifieke project kan worden beoordeeld. We geven hier een voorbeeld aanpak voor de milieukwaliteit. In het definiëren van de milieukwaliteit levert bijvoorbeeld het in Nederland door Andy van den Dobbelsteen, hoogleraar Climate Design & Sustainability aan de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft, ontwikkelde stappenstrategie een bruikbare methode op. Stap 1. Verminder de vraag Stap 2. Hergebruik reststromen Stap 3. Vul de resterende vraag efficiënt en schoon in en laat afval voedsel zijn De eerste stap is hetzelfde als bij de ‘Trias Ecologica’, en biedt de meeste garantie voor het realiseren van een duurzaam gebouw of ontwikkeling. Stap 2, het hergebruik van reststromen, gebeurt eerst en vooral per stroom afzonderlijk, maar vervolgens kunnen de verschillende stromen ook met elkaar verbonden
14
worden in complexere hergebruikprocessen. Door de mogelijkheden van hergebruik maximaal te benutten, is de resterende vraag veel kleiner, wat het gemakkelijker (en goedkoper) maakt om deze duurzaam in te vullen. Door het afval te bekijken als voedsel, als aanvulling van de natuurlijke rijkdommen, wordt de stedelijke kringloop rond gemaakt. Om tot een duurzame site te komen, wordt deze nieuwe stappenstrategie als denkkader gebruikt en verder uitgewerkt voor water, energie en grondstoffen. Duurzaamheidsmeter De duurzaamheidsmeter van de stad Gent is een objectief meetinstrument voor duurzaamheid en kwaliteit in stadsontwikkelingsprojecten. De methode inspireert zich sterk op bestaande internationale certificatiesystemen (LEED, BREEAM, HQE). Er werd onderzocht hoe deze naar de lokale context kunnen worden vertaald, aangevuld en geïmplementeerd. In 160 punten wordt de na te streven kwaliteit benoemd, gerangschikt volgens specifieke thema‟s en de verschillende fases bij de realisatie van het project (stadsontwerp).
Bovenaan in de figuur staan de verschillende fases van het project. Bij de belangrijkste beslissingsmomenten in het projectproces wordt het project officieel geëvalueerd aan de hand van de duurzaamheidsmeter. Per fase kan een bepaald aantal punten worden behaald, deze staan bij elk thema onderaan in een grijs kader. Per fase zal een totaalscore worden behaald, die wordt omgezet naar een percentage.
15
4. Kwaliteitsvolle ruimtelijke planning en stadsontwerp Een project mondt uit in structurele ingrepen en brengt zichtbare veranderingen teweeg. Motiveer de kwaliteit van de ruimtelijke planning en van het stadsontwerp. Toon aan hoe planning en ontwerp de geschikte ruimtelijke basis aanreiken voor het realiseren van de vereiste kwaliteitscriteria van het voorgestelde stadsvernieuwingsproject. Denk hierbij aan vragen als: - Worden de mogelijkheden van de stedelijke plek voldoende gevaloriseerd? Speelt het ontwerp voldoende in op de reële ruimtelijke uitdagingen van de stad en de buurt? - Steunt het voorstel op relevante gegevens uit studie en onderzoek, en op degelijk ontwerpend onderzoek? - Hoe biedt het ontwerp mogelijkheden tot multifunctionaliteit, synergie en ruimtelijke samenhang tussen de projectonderdelen? - Hangen de ontwerpconcepten samen met een structurele ruimtelijke visie over de stad en de buurt? - Valoriseert het ontwerp de aanwezige sociale kennis? Hoe ontwikkelt het ontwerp zich in communicatie, negotiatie en samenspraak met de voornaamste betrokkenen (de stad, diverse actoren en sectoren, bewoners, gebruikers, maatschappelijke groepen)? - Sluit het ontwerp aan bij het stadsbeleid en maakt het specifieke accenten van stedenbeleid mogelijk zoals toegankelijkheid, kindvriendelijkheid, opwaardering van achtergestelde plekken enzovoort? - Is het ontwerp flexibel genoeg om onverwachte ontwikkelingen op te vangen? - Dragen de beeldkwaliteit en de vormgeving voldoende bij tot het realiseren van een bijzondere ruimte? - Hoe biedt het ontwerp mogelijkheden tot kwaliteitscontrole op de architecturale en stedenbouwkundige uitwerking? - Hoe biedt het ontwerp mogelijkheden tot een efficiënte projectorganisatie, gestuurd door de stad? - Biedt het ontwerp een geschikt ruimtelijk frame voor multifunctionele ontwikkeling, meervoudige hefboomwerking, integrale duurzaamheid, samenwerking met civiele en private partners, publiek-publieke samenwerking, participatie?
Het masterplan is ontwikkeld vanuit een duidelijke stedenbouwkundige visie. Hierin zijn vier benaderingen van belang. Alvorens over te gaan naar de krachtlijnen van het ontwerp lichten we deze even meer theoretisch toe: Logica van de plek: Een bepaalde site of plek is als een “palimpsest” waarop sporen te vinden zijn van de verschillende operaties die hebben bijgedragen tot het vormen van deze specifieke plek en geen ander. Ieder nieuw project moet nagaan op welke manier een specifieke plek is gevormd. De inherente logica‟s moeten onderzocht worden op basis waarvan bepaalde verbindingen werden gelegd of niet, gronden werden opgehoogd, gebouwen ingeplant … Dit laat toe de mogelijkheden van een site te ontdekken en de waardevolle elementen uit te filteren. Door bestaande kwalitatieve logica‟s te benadrukken en tegelijkertijd nieuwe interventies met een structurerend vermogen toe te voegen kan de werkelijkheid van een specifieke plek worden hertekend.
16
Het landschap als generator: Landschap wordt nog te veel gezien als een passieve invulling van de lege ruimte in de stad. Dit terwijl landschap in heel wat gevallen in staat is om een meer actieve rol te spelen en de stedelijke ontwikkeling werkelijk kan aansturen. In de huidige stedenbouw vervangt het landschap in bepaalde gevallen de architectuur als bouwsteen voor de stad. Landschap is hier de motor in het vormen van nieuwe stedelijke structuren. Het structureren van relaties: De kwaliteit van de relatie tussen bepaalde ruimten is minstens even belangrijk als de kwaliteit van deze ruimten zelf. De vraag is hoe één bepaalde ruimte anticipeert op een volgende ruimte. Het gaat hier over grenzen, overgangen, sequenties, verbindingen, visuele relaties, aanliggende gebieden, achtergronden … De combinatie van deze articulaties maakt mee het karakter van een bepaalde site. Het denken in verbanden raakt aan de problematiek van het versnipperde Vlaamse landschap. Zowel ruimtelijk als wat betreft eigendommen en bevoegdheden. Het werken aan deze verbanden zal dan ook bijna steeds een zeker vorm van negotiatie vragen tussen verschillende eigenaars, overheden … Het werken vanuit een procesbenadering in het ontwikkelen van het landschapspark: Werken vanuit een procesbenadering zet niet in op een eindbeeld dat moet worden nagestreefd. De veelheid van onzekerheden waarmee een stedelijke transformatie gepaard gaat maakt dit immers in veel gevallen onmogelijk. In een procesbenadering wordt de site voorbereid op vandaag vaak nog niet te voorspellen toekomsten. Eerder dan definitieve condities te scheppen wordt er ingezet op het structureren van potentieel, van mogelijkheden. Dit kan gaan over het werken rond de bereikbaarheid van de site, de aanwezigheid van voorzieningen, typologieën van publieke ruimten en gebouwen … Een publieke ruimte die mogelijkheden in een gebied introduceert anticipeert tegelijkertijd op een veelheid aan ontwikkelingsmogelijkheden van de site en op een veelheid aan mogelijke gebruiken van deze publieke ruimte. Afhankelijk van de toekomstige ontwikkeling van een site – bijvoorbeeld meer landbouw of meer recreatief – zal een ruimte qua gebruik en beleving verschillen zonder haar structurerende karakter te verliezen en aan kwaliteit in te boeten.
Krachtlijnen van het project Lijnen in het landschap: Oost-westlijnen - gevelwanden, trajecten, hoogteverschillen,… structureren de stad en het landschap. Deze structuur wordt doorgezet en zal de nieuw te ontwikkelen stadswijk en het landschapspark gaan ordenen. Verankeren van het project in het stadsweefsel en in het landschap: De site wordt verankerd in de stad door een verruiming van de binnenstedelijke publieke ruimte: een ontdubbelling van de Bonewijk en een voorpleintje op de kop van de Albertlaan. Het landschap met zijn terrassering en groen kader herovert de bergflank. De vesten als groene wandeling doorzetten op de bergflank: De groene vestenwandeling splitst zich uit in meerdere trajecten met een verschillend karakter: laag of hoog, steil of plat… Deze sluiten enerzijds aan op de Albertlaan en anderzijds via de Vestingsstraat op de Oude Demerarm. De Orleanstoren en de restanten van de kloostermuur vormen een onderdeel van deze wandeling. Doorzichten naar de Orleanstoren vanuit de benedenstad en vanuit het landschap: Historisch gezien waren de vesten en in een latere fase de Orleanstoren zeer zichtbaar vanuit het centrum van Aarschot. De bedoeling is om in het masterplan de kans te grijpen om deze visuele link te herstellen. De Orleanstoren zal een centrum markeren binnen het hele projectgebied. Fijnmazig netwerk: Een fijnmazig netwerk van paden verbindt de verschillende onderdelen van de stad en maakt het landschapspark toegankelijk en beleefbaar. Op grotere schaal kan op 17
termijn ingezet worden op een link naar de grootschalige groengebieden ten oosten en ten westen, respectievelijk Demervallei/Leiberg en „s Hertogenheide. Bebouwingstypologieën op maat van iedere plek: Bebouwing langs het plein sluit aan met de bebouwing van de benedenstad: aaneengesloten bebouwing met een vertikaal ritme en 3 à 4 bouwlagen hoog. Op de bergflank wordt gekozen voor vrijstaande bouwvolumes haaks op de helling ingeplant die een zekere transparantie realiseren tussen stad en landschap. In het landschapspark kunnen compacte bebouwingsclusters worden ontwikkeld van verschillende grootte en aard afhankelijk van de plek.
Het opladen van het landschapspark met specifieke elementen en plekken: Het landschapspark kan verder opgeladen worden met specifieke elementen of plekken. Dit kunnen zeer functionele elementen zijn zoals een speeltuin maar ook eerder abstractere “objecten” – een vlak, een dak, een lijn … – die meerdere gebruiken kunnen opnemen. De schaal en de materialiteit van deze elementen kunnen variëren. Het blootleggen van de ijzerhoudende zandsteen die de kern van deze berg vormt is in ieder geval één van de strategieën om plekken te maken die de uniciteit van deze plek onderstrepen.
Mogelijkheden van de stedelijke plek Zowel een aantal beleidsplannen (Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Aarschot, RUP StadscentrumStatiewijk, masterplan Robbrecht en Daem, …) als het Masterplan De Torens spelen in op de belangrijkste ruimtelijke uitdagingen in Aarschot. We zetten hieronder nog even de belangrijkste op een rij. We verwijzen ook naar het hoofdstuk 2: wisselwerking tussen project, visie en beleid en naar de verschillende ontwerpbundels die als bijlage bij dit aanvraagdossier zijn gevoegd. Eén van de ruimtelijke uitdagingen is het herstellen van de relatie tussen het stadscentrum enerzijds en de Orleanstoren en het omgevende landschap anderzijds. Deze relatie werd volledig doorbroken door de industriële invulling van de Geenssite. Het masterplan zet maximaal in op het herstellen van deze relatie. Zowel visueel als qua fysische verbindingen. Een andere uitdaging – ook geformuleerd in het masterplan van Robbrecht en Daem – is het versterken van de oude vesten als drager in de stad. Ook hier speelt het masterplan op in aangezien het gedeelte van de vesten dat nog het minst leesbaar is in Aarschot door het projectgebied loopt. Verschillende wandelingen langs de vesten en de Orleanstoren worden geïntegreerd in het masterplan. Een ander historisch gegeven is het vroegere klooster dat was gelegen op de Geenssite. Er wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om dit element in herinnering te brengen in het te hertekenen stadsplan. Er is op de site nog een oude kloostermuur aanwezig die een beeldbepalend onderdeel kan vormen van de publieke ruimte op de site. Op het vlak van wonen is er in Aarschot nood aan nieuwe woningen in het centrum. Het project speelt in op de vraag naar kwaliteitswoningen binnen een aantrekkelijke parkomgeving en toch gelegen binnen het stadscentrum. Het wonen in het project is gemengd. De zeer groene omgeving maakt het ook aantrekkelijk voor gezinnen om in Aarschot te komen wonen. De nabijheid van het centrum met zijn winkels en voorzieningen maakt dit een extra aantrekkelijke locatie. Versterken van het kernwinkelgebied in Aarschot. Aarschot heeft vandaag een gebrek aan grotere panden voor winkels. Daardoor zijn er heel wat ketens die geen plek vinden in het centrum. De uitdagingen op het vlak van winkelen voor Aarschot zijn het versterken van het kernwinkelgebied zoals afgebakend in het RUP Stadscentrum-Statiewijk en het zoeken naar mogelijkheden om grotere
18
winkeloppervlakten aan te bieden. Het project dat hier voorligt, speelt in op beide elementen. Het kernwinkelgebied wordt versterkt op de uitloper van de Leuvensestraat tot de Albertlaan. Daarnaast biedt het project ruimte aan grotere oppervlakten voor winkels beschikbaar voor ketens als ZARA, H&M,… De grotere winkels in combinatie met de bestaande kleinschalige winkels is een verrijking voor het winkelapparaat van Aarschot. Bovendien kan op die manier een halt worden toegeroepen aan de groei van de baanwinkels op de invalswegen. Op het vlak van parkeren biedt het projectgebied ook mogelijkheden in het voorzien van een ondergrondse rotatieparking die dienst kan doen voor het centrum.
Ontwerpend onderzoek Het project werkt verder op de analyses die gemaakt zijn in het kader van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en het masterplan opgemaakt door Robbrecht en Daem. Daarnaast is er ook binnen het masterplan reeds een eerste analyse gebeurd van de specifieke kenmerken van de plek: het landschap, de topografie, de historische elementen, de aanliggende straten en pleinen … Aangezien we in een beginfase zitten van de opmaak van het masterplan is dit nog niet volledig en zullen er nog bijkomende analyses worden gemaakt die toelaten het masterplan te verfijnen en in bepaalde gevallen ook bij te sturen wanneer nodig. In het bijzonder wat betreft het landschapspark zullen er nog specifieke analyse worden opgesteld om de componenten van het landschap in kaart te brengen. Ook wat betreft het omliggende stedelijk weefsel zullen nog bijkomende analyses worden opgemaakt. Het werk dat vandaag geleverd wordt om te komen tot een ontwikkelingsvisie is sterk gestoeld op ontwerpend onderzoek. Ontwerpend onderzoek is een instrument om actoren mee te krijgen, om tot ideeën te komen, om discussies concreter te maken, visie en projecten beter op elkaar af te stemmen. Ontwerpend onderzoek zet ruimtelijk ontwerp in als negotiatiemiddel. Er wordt genegotieerd tussen projectdefinitie en ontwerp, tussen specifieke context en het ontwerp, tussen de verschillende dimensies binnen een ontwerp … Het ontwerpen is een tool om dit negotiëren te faciliteren. De mediërende capaciteit van het ontwerpend onderzoek berust mede op de betrokkenheid die het creëert van verschillende actoren (met andere agenda‟s) in een proces van synthesevorming, maar uiteraard bovenal in de capaciteiten van de ruimte die het ontwerpend onderzoek door middel van ontwerpen aanspreekt: de capaciteit om te mediëren tussen tegenstellingen, etc. Kortom, ontwerpend onderzoek is zowel een generator van (getoetste) concepten en visies als een middel dat coalitievorming faciliteert. De ontwerpmatige aanpak laat ons ook toe op een vlotte manier over de beoogde ontwerpen te communiceren. Schetsen, maquettes, snedes, perspectieven laten toe om een duidelijk en concreet beeld te presenteren. Ontwerpend onderzoek is wervend, dynamisch en in bepaalde gevallen ook experimenteel en visionair. Hieronder schetsen we kort de verschillende vormen van negotiatie die kan gebeuren in ontwerpend onderzoek en hoe dit aan bod komt in het ontwerpend onderzoek dat nu geleverd wordt voor de site van De Torens: Bij ontwerpend onderzoek is er een sterke wisselwerking tussen de projectdefinitie en het ontwerp. Bij ontwerpend onderzoek wordt al ontwerpend de projectdefinitie opgesteld dan wel bijgestuurd en verfijnd … Het ontwerp tast mogelijkheden af op allerlei vlakken: het programma, de projectafbakening, het ambitieniveau … Dit met als doel om tot een maximale synergie te komen en een genegotieerde oplossing tussen de verschillende betrokken actoren. In het kader van deze opdracht werd door ontwerpend onderzoek het projectgebied ruimer afgebakend dan initieel voorzien. Ook bijkomende programmatorische mogelijkheden werden afgetast waardoor onder andere het kinderdagverblijf als nieuw element aan de site werd toegevoegd.
19
Ontwerpend onderzoek staat voor een sterke wisselwerking tussen het ontwikkelen van een ontwerp en het analyseren van een specifieke context. Niet eerst analyseren en dan ontwerpen. Analyse en ontwerp gebeuren simultaan. Door ontwerpmatig onderzoek wordt de eigenheid van het terrein afgetast én een zinvol ontwerpvoorstel ontwikkeld. Op een concreet ruimtelijke schaal worden de verschillende mogelijkheden van een terrein afgetast, de ruimtelijke draagkracht van een gebied onderzocht. Het ontwerp zien we daarbij niet altijd als eindtoestandplan: het is een middel om verschillende opties aan de ruimtelijke realiteit te toetsen. Hoe intenser de iteratie tussen concrete realiteit (descriptive understanding) en concepten (prescriptive forecasting) is, hoe rijker het ontwerp – dat tegelijkertijd ingebed is in de (beschreven) realiteit als beantwoord aan de (voorgeschreven) concepten – wordt. In het kader van het voorliggend onderzoek vormen de oostwest-lijnen als specifiek element op de site één van de elementen die mee het ontwerp zijn gaan aansturen. Daarnaast is ook de specifieke topografie van de site in detail onderzocht en stuurt dit ook het ontwerp dat nu voorligt. Ontwerpend onderzoek heeft de capaciteit tot integratie van verschillende dimensies. Een veelheid aan dimensies - ruimtelijk, technisch, economisch, sociaal, bestuurlijk enzovoort – worden opgenomen in het ontwerpend onderzoek. Dit betekent dat ontwerpend onderzoek niet enkel inzet op de ruimtelijke logica‟s. Ook maatschappelijke thema‟s kunnen mee sturend zijn in het onderzoek zoals bijvoorbeeld intergenerationaliteit. Maar ook andere complexe structuren, systemen en logica‟s zullen mee het ontwerpend onderzoek gaan voeden. Hier kan het gaan over mobiliteitssystemen, ecologische systemen, watersystemen … Of over brownfield locaties waar het omgaan met de vervuiling de te volgen strategie zal sturen. Binnen ontwerpmatig onderzoek moet er in een intense samenwerking met experten op een ontwerpmatige manier op zoek worden gegaan naar de meest relevante en performante uitwerking van een welbepaalde opgave. Een begrip van hoe deze systemen functioneren, werken (en niet op de “vorm”) op een bepaalde plek, in een specifieke situatie is hierbij essentieel. In het masterplan wordt ingespeeld op de vervuiling die op de site is gevonden. Na onderzoek is gebleken dat er op één bepaalde locatie heel wat vervuilde grond zal moeten worden afgevoerd. Het ontwerp speelt hierop in door op deze locatie een ondergrondse parking te voorzien. Een ander aspect dat het ontwerpend onderzoek verder zal aansturen is het werken rond intergenerationaliteit. De combinatie van wonen, dienstencentrum, serviceflats en kinderdagverblijf hebben de basis in zich om een interactie tussen verschillende generaties te laten plaatsvinden. In de verdere uitwerking zal er ook over worden nagedacht op welke manier de ruimtelijke condities kunnen geschept worden om dit te faciliteren.
Stedenbeleid Het herwaarderen van een historische site is een belangrijk accent in dit project. Daarnaast is er ruim aandacht voor thema‟s als toegankelijkheid en kindvriendelijkheid. Er is ruimte in het masterplan om al de verschillende onderdelen – zowel gebouwen, publieke ruimte, het landschap als historische elementen zoals de Orleanstoren – integraal toegankelijk te maken. De uitgebreide aandacht voor publieke ruimte en groen en de beperkte toegankelijkheid van het gebied voor autoverkeer geeft deze site een zeer kindvriendelijk karakter. Het bovenliggende landschap is een blinde vlek voor de bewoners van Aarschot. Door dit terug bij de stad te betrekken kan het integraal onderdeel gaan uitmaken van het stedelijk leven.
Flexibiliteit De bergflank aansluitend op het stadscentrum wordt ontwikkeld als een groene stadswijk die aansluit op een verruimd stedelijk plein. Het programma voor deze ontwikkelingen is in grote lijnen vastgelegd. Het betreft een mix van wonen, winkels, parkeren en voorzieningen. Ook wat de woontypes zijn er op dit ogenblik een aantal aannames gedaan.
20
Vermits het project in een 3-tal fases zal worden ontwikkeld is het niet ondenkbaar dat er wijzigingen gaan optreden ten aanzien van dit programma. Het masterplan is op een dergelijke manier opgevat dat er zonder afbreuk te doen aan de krachtlijnen van het masterplan woontypes kunnen worden aangepast, parkeervolumes worden uitgebreid of verminderd … Wat het winkelen betreft wordt er uitgegaan van een maximaal aaneensluitende strip waarbinnen winkelpanden van verschillende grootte een plaats kunnen krijgen. Het is in ieder geval de bedoeling om wat de publieke ruimte betreft een duidelijk kwaliteitsniveau vast te leggen in het masterplan. Verder laat de structuur die opgezet wordt in het masterplan het ook toe om eventueel een aantal aansluitende percelen die nu nog in privaat bezit zijn op termijn mee op te nemen in hetzelfde ruimtelijke opzet. De procesbenadering die wordt toegepast voor de ontwikkeling van het landschapspark laat ook hier heel wat flexibiliteit toe. Zowel het programma als de ruimtelijke configuratie kan wijzigen in de tijd. Ook hier moeten een aantal krachtlijnen, opgezet in het masterplan, de algehele kwaliteit garanderen.
Beeldkwaliteit De omgeving rond het verruimd stedelijk plein krijgt een zeer eigen karakter door zijn gebogen winkelgevelwand en zijn doorzichten naar het achterliggende landschap met de Orleanstoren. Dit laatste geldt ook voor het pleintje voor het dienstencentrum. Ook het uitzicht op de groene Albertlaan draagt bij tot het bijzondere karakter van deze plek. De bewoonde bergflank krijgt een sterke identiteit door de sterke aanwezigheid van de topografie onder de vorm van een aantal terrassen en het uitgesproken groene karakter. Zowel de publieke ruimte als de private buitenruimte wordt zeer groen opgevat en is voor iedereen zichtbaar. Ook de kwalitatieve architectuur zal bijdragen tot een sterke beeldkwaliteit en tot de uniciteit van deze woonplek. Het landschapspark heeft vandaag al een sterke beeldkwaliteit. Een aantal trajecten door het landschap zullen dit meer ervaarbaar maken. Daarnaast zullen een aantal accenten van publieke plekken in het landschapspark het gebied verder opladen. In een later stadium zouden ook een aantal compacte bebouwingsclusters de bijzondere identiteit van deze plek versterken.
21
5. Participatie en maatschappelijke betrokkenheid a) Communicatie, samenspraak, coproductie Het project dient tot stand te komen in communicatie, samenspraak en samenwerking tussen de stad, de buurtbewoners, de maatschappelijke groepen die in het betrokken stadsdeel actief zijn, de gebruikers van het (ver)nieuw(d)e stadsdeel. Bespreek de communicatie die door heel het projectproces met alle betrokkenen zal worden gevoerd. Beschrijf de wijze waarop de samenspraak met de bewoners , de gebruikers en de maatschappelijke groepen georganiseerd wordt of zal worden. Toon aan in welke mate het project niet enkel van de publieke en private projectactoren maar eveneens van de gebruikers, bewoners en maatschappelijke groepen „coproducenten‟ maakt d.w.z. partners in het project die elk op een geëigende manier verantwoordelijkheid nemen voor en meewerken aan het project en genieten van de meerwaarden die het project genereert. Denk hierbij aan vragen als: - Hoe wordt ,in elke projectfase, een efficiënte communicatie georganiseerd naar alle betrokkenen? Welke methoden en media worden hiervoor aangesproken? - Hoe wordt de aanwezige sociale kennis ontgonnen en gevaloriseerd? - Hoe wordt, op basis van een efficiënte communicatie, samenspraak georganiseerd met diverse betrokkenen? - Werkt het project aan de herwaardering van participatie in de richting van coproductie? In welke mate worden participanten ook coproducenten?
Het stadsbestuur kiest voor een actieve participatie bij de opmaak en uitvoering van het stadsvernieuwingsproject. Het doel van dit participatief proces bestaat erin actoren en de ruimere bevolking van Aarschot te informeren en actief te laten meedenken in het planningsproces en realisatie van het stadsvernieuwingsproject. Dit moet leiden tot een groot draagvlak voor de realisatie van de deelprojecten. Doelgroepen:
de handelaars en hun vertegenwoordigende organisaties (handelaarsverbonden, Unizo)
de bedrijven en hun vertegenwoordigende organisatie (voka)
de stedelijke adviesraden (middenstandsraad, gecoro)
de bevolking van Aarschot
de bewoners van de stadskern
de scholengemeenschap van Aarschot
gebruikers van het open landschap (recreanten, scholen, hobbytuinbouwers, landbouwers, …)
22
Handelaars en ondernemers Handelaars en ondernemers worden betrokken via Voka, Unizo en de handelaarsverbonden. Met de bedrijven en handelaars die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van het masterplan wordt gericht overleg onderhouden via regelmatige bilaterale contacten. Handelaars en ondernemers worden ook uitgenodigd op het stadsdebat waar we kunnen terugkoppelen naar hun rol en situatie in het masterplan. Verder willen we een jaarlijkse evaluatie met Voka, Unizo en de handelaarsverbonden organiseren. Buurtbewoners Buurtbewoners worden betrokken van in de beginfase van het planningsproces. Zij krijgen doorheen heel het proces informatie over de stand van zaken. Zij moeten zich kunnen uitspreken over de gehanteerde uitgangspunten tijdens een informatie- en inspraakvergadering en tijdens tussentijdse overlegmomenten. De buurtbewoners worden doorgaans geïnformeerd door het stedelijk infoblad en algemene persbriefings. Ook via de regionale tv-zender zullen de projecten worden toegelicht. Daarnaast zal een mix van culturele en sportieve activiteiten de aandacht trekken op het project. In het najaar van 2011 zal een evenement worden georganiseerd waar buurtbewoners de kans krijgen om actief te participeren aan de invulling van het stadsvernieuwingsproject. Via een stadsdebat maar ook tijdens de discussiewandelingen krijgen buurtbewoners de kans om hun waardering en opmerkingen te uiten. In kleine groepen zullen de buurtbewoners met een aantal gidsen een wandeling maken in het projectgebied. Er zal informatie voorzien worden op informatiedragers op het terrein zelf en op de tentoonstelling in de „Villa Coremans‟ (een gebouw van de stad Aarschot binnen het projectgebied waar het Regionaal Landschap gehuisvest is). Bij de informatiedragers op het terrein zullen de gidsen het project toelichten. Hierbij kunnen de buurtbewoners op een informele wijze in discussie gaan met de gids. De vragen, opmerkingen en suggesties zullen genoteerd worden als een middel om het stadsvernieuwingsproject bij te sturen en te verbeteren. Na dit evenement vindt er een stadsdebat plaats in het cultureel centrum. Verschillende bewoners- en belangengroepen krijgen spreektijd en kunnen reageren op de krachtlijnen van het masterplan, waarna een debat plaatsvindt. Hieraan worden ook workshops gekoppeld. De resultaten van al deze participatieve acties bundelen we in een inspraaknota die we toevoegen aan de adviezen voor het stadsvernieuwingsproject en een basis zal vormen om het planningsproces bij te sturen. De actieve betrokkenheid van buurtbewoners krijgt extra input bij de realisatie van concrete deelprojecten van het project. Bijvoorbeeld bij het ontwerp van de inrichting van het landschapspark wordt een inspraakprocedure of een reeks workshops ingelast voor de buurtbewoners. Om de continuïteit te verzekeren, is het de bedoeling jaarlijks terug te koppelen naar de bevolking tijdens een stadsdebat. Ook de discussiewandelingen kunnen jaarlijks heringericht worden om de voortgang te evalueren en waar nodig input te krijgen voor bijsturing. Ruimere bevolking Via de stedelijke informatiekanalen (website, stedelijk infoblad, tentoonstelling, stedelijke advertentieruimte in plaatselijke reclamebladen) krijgt elke inwoner van Aarschot informatie over de inhoud van het project. Verder kan men zich nog informeren via de stedelijke website.
23
Het evenement, gepland in het najaar van 2011, zal naast de buurtbewoners ook het ruimere publiek naar de omgeving lokken met culturele en sportieve activiteiten. Iedereen krijgt er de kans om zich grondig te informeren over de plannen in opmaak en om zelf een eigen inbreng te doen. Elk kan zijn mening ook kwijt op het stadsdebat. Van deze participatieronde wordt een verslag opgesteld dat deel uitmaakt van het dossier dat wordt voorgelegd aan het stadsbestuur en aanleiding kan zijn om gemotiveerd de planvorming bij te sturen. Bij de realisatie van het project wordt in dezelfde traditie informatie verspreid via de respectievelijke informatiekanalen. Extra impulsen komen er door participatie op maat voor elk van de deelprojecten. Daarbij denken we vooral aan een coproductieve samenwerking met de scholen en verenigingen. Aarschot is een scholenstad met een aantrekkingskracht tot ver buiten de grenzen van Aarschot. We willen deze studenten (en indirect ook hun ouders) betrekken bij het project. Hierbij denken we aan een tentoonstelling in de Villa Coremans en workshops met de diverse klassen. Ook zal er een ideeënwedstrijd „Droom je omgeving‟ georganiseerd worden waaraan alle de klassen van de Aarschotse scholen kunnen deelnemen. Zo krijgen alle studenten (van kleuters tot jongvolwassenen) de kans om hun toekomstig beeld van de omgeving te visualiseren, te beschrijven of uit te beelden. Maatschappelijke groepen Maatschappelijke groepen uit het Aarschotse kunnen deelnemen aan de participatieactiviteiten die georganiseerd worden voor de buurtbewoners en de ruimere bevolking (stadsdebat, culturele en sportieve evenementen op het terrein). Ook zij kunnen zich informeren via het stedelijk infoblad en de stedelijke website. De gecoro neemt haar taak op als adviesorgaan waar alle maatschappelijke geledingen in vertegenwoordigd zijn: zij zal bij alle belangrijke stappen in de planvorming om advies en evaluatie worden gevraagd. Verder zal er bij de communicatie over deelprojecten gericht overleg zijn met de relevante maatschappelijke groepen. Het is de bedoeling om tot coproductie te komen met de verschillende betrokken groepen om zo het nodige draagvlak te verwerven. Zo zien we een belangrijke rol weggelegd voor de scholen, landbouwverenigingen en verenigingen van recreanten om actief betrokken te worden bij de visievorming en de toekomstige inrichting van het landschapspark. Verenigingen zoals Natuurpunt willen wij actief betrekken bij de vormgeving (keuze van begroeiing, onderhoud enz.). Met Voka, Unizo en met de organisaties van handelaars zal overleg plaatsvinden over de uitbouw van het handelsapparaat op de verlaten bedrijvensite. Een blijvende en goede samenwerking met de verschillende maatschappelijke groepen komt niet alleen tot stand door bovenstaande inspraakmomenten. Ook de terugkoppeling naar die groepen in een jaarlijks stadsdebat versterkt de coöperatie en bestendigt het draagvlak. Gebruikers Voor de gebruikers (de recreanten, de sportclubs, de scholen, de senioren van het dienstencentrum van het OCMW, bezoekers van de stad, …) verwijzen we naar wat al werd geschreven over buurtbewoners en ruimere bevolking en maatschappelijke groepen. Voor de buurtbewoners die geïnteresseerd zijn om te participeren in de „plukboerderij‟ zal een apart overlegproces ontwikkeld worden (zie de publiek-private samenwerking).
b) Maatschappelijke betrokkenheid: iedereen meehebben Met de courante werkwijzen van communicatie en samenspraak worden heel wat 24
betrokkenen niet aangesproken. Toon aan hoe het project oog heeft voor afwezige groepen, voor groepen wiens stem onvoldoende gehoord wordt, voor groepen met noden en behoeften die vaak onvoldoende erkend worden. Denk hierbij aan vragen als: - Hoe besteedt het project aandacht aan kindvriendelijkheid? - Hoe besteedt het project aandacht aan ‘afwezige’ en ‘stemloze’ groepen? - Hoe besteedt het project aandacht aan fysieke toegankelijkheid? - Hoe besteedt het project aandacht aan de revitalisering van achterstelde wijken of deelgebieden? - Hoe worden behoeften van specifieke bevolkingsgroepen gedetecteerd en opgenomen in het project
De krachtlijnen van de strategische ontwikkelingsvisie en van het stadsontwerp worden traditioneel bekend gemaakt via het stedelijk informatieblad, een informatiefolder voor de bevolking, de stedelijke website, de regionale TV, stedelijke advertentieruimte in reclamebladen, … Via deze communicatiekanalen wordt een heel groot deel van de bevolking geïnformeerd over het project. De stad is er zich van bewust dat er op die manier slechts een eenrichtingsoverdracht van informatie ontstaat. Vandaar dat we bijkomende communicatieacties willen organiseren waarbij er een wederzijdse uitwisseling van informatie ontstaat tussen de stad en de buurtbewoners, ruimere bevolking, maatschappelijke groeperingen, gebruikers, …. Tijdens het ontwerpproces en realisatie van het stadsvernieuwingsproject zal de stad een aantal stadsdebatten organiseren. De bewoners- en belangengroepen krijgen zodoende spreektijd en kunnen reageren op de krachtlijnen van het project. Hieraan worden ook workshops gekoppeld. Bovendien zullen er bilaterale overlegmomenten georganiseerd worden tussen de stad en diverse maatschappelijke groeperingen, buurtbewoners, gebruikers, … Via de stadsdebatten, workshops en bilaterale overlegmomenten zullen echter enkel de „mondige‟ partijen hun visie kunnen overbrengen om het planningsproces bij te sturen. Vandaar dat de stad verder wil gaan in het participatieproces om ook de visie van minder „mondige‟ partijen te leren kennen. Hiervoor moeten deze partijen de kans krijgen om op een informele manier hun opmerkingen en verwachtingen te kunnen uiten. Om het toekomstbeeld en/of de belangrijkste concepten zo ruim mogelijk bespreekbaar te maken, zal de stad een aantal specifieke participatieacties opzetten: -
„broodzakkenproject‟,
-
sportief en cultureel evenement en
-
ideeënwedstrijd „Droom je omgeving‟.
In samenspraak met de bakkers van Aarschot en de omliggende gemeenten zal de stad een project opzetten waarbij het toekomstbeeld en de belangrijkste concepten van het stadsvernieuwingsproject zal afgedrukt worden op de broodzakken die door de bakkers zal verspreid worden. Zo zal het project aan de ontbijttafel van elke huiskamer deel gaan uitmaken van het gespreksonderwerp. De ene zijde van de broodzakken zal voor vele een collectoritem worden, terwijl de andere zijde kan gebruikt worden om opmerkingen, suggesties en/of verwachtingen kenbaar te maken aan de stad. Daarenboven wenst de stad van de omgeving van Orleanstoren het terrein voor de communicatie maken. Iedereen moet er de kans krijgen om een inbreng te doen. Hierbij wordt gedacht aan sportieve en culturele activiteiten op de site. Zo zal er in het najaar van 2011 op het terrein een evenement worden georganiseerd. Tijdens dit evenement zullen er in kleine groepjes geleide wandelingen op een route langs de verschillende projecten georganiseerd worden. Aan elke stopplaats is er een informatiestand en krijgen de wandelaars informatie over de geplande ontwikkelingen op die plaats. Dit geeft stof tot 25
discussie. Doordat het aantal deelnemers per groep beperkt is tot 10 mensen, zullen ook de minder „mondige‟ deelnemers de kans krijgen om met de gids (op een informele manier) van gedachten te wisselen. Naast de gids zal er aan elke groep een persoon worden toegevoegd die alle vragen/opmerkingen noteert en er een verslag van opstelt. Hierdoor kan er rekening worden gehouden met de bekommernissen van de mensen die tijdens een stadsdebat niet aan het woord zouden durven komen. Voorafgaand aan het evenement zullen de scholen van Aarschot kunnen deelnemen aan een ideeënwedstrijd „Droom je omgeving‟. De verschillende klassen kunnen een gewenst toekomstig beeld van de omgeving visualiseren, beschrijven of uitbeelden. Tijdens het evenementenweekend zullen de laureaten bekend worden gemaakt. De werkjes van de laureaten zullen een plaats krijgen in de permanente tentoonstelling in Villa Coremans over het stadsvernieuwingsproject. Bovendien zal in overleg met de cultuurfunctionaris een cultureel evenement worden georganiseerd waarbij een gelijkaardige samenwerking met de Aarschotse kunstacademies (beeldende kunsten, muziek- en woordkunsten) wordt beoogd. Een aantal kunstwerken kunnen een permanente plaats krijgen binnen het landschapspark rond Orleanstoren en de permanente tentoonstelling in Villa Coremans. Op die manier kunnen de jongeren eveneens deelnemen aan het debat en kan er rekening gehouden worden met de verwachtingen van de jongeren. Het stadsvernieuwingsproject wordt bovendien in de kijker geplaatst via vlaggen en banieren (met een eigen logo en slogan) in het projectgebied. Die trekken de aandacht van de bewoners en bezoekers van de stad. Panelen of doeken, met informatie over de daar geplande ontwikkelingen, worden als „landmarks‟ op het terrein geplaatst. De esthetische vormgeving van de informatiepunten zal worden uitgewerkt door de afdeling beeldende kunsten van de Aarschotse academie. Deze informatieborden geven uitleg over de plaats en tonen een toekomstbeeld. In de permanente tentoonstelling in Villa Coremans (midden op de site van het stadsvernieuwngsproject) kan nog meer informatie verkregen worden en kunnen vragen, opmerkingen, suggesties meegedeeld worden aan de verantwoordelijke van de tentoonstelling. Al deze gegevens zullen gebundeld worden en worden meegenomen in het verder proces van het stadsvernieuwingsproject. We zijn er dan ook van overtuigd dat zodoende op korte termijn iedereen het project zal kennen en dat door bovenvermelde participatieve acties ook iedereen zijn steentje kan bijdragen om het project mee vorm te geven.
c) Maatschappelijke betrokkenheid: het project komt iedereen ten goede Er moet worden vermeden dat (ver)nieuw(d)e stadsdelen door een dominante groep toegeëigend en exclusief gemaakt worden. Toon aan hoe het project exclusieve toeëigening en gentrificatie tegengaat. Denk hierbij aan vragen als: - Hoe draagt het project bij tot sociale integratie en inclusiviteit (als tegenhanger van elke vorm van exclusiviteit)? - Hoe probeert het project exclusieve toe-eigening van collectieve ruimten en diensten tegen te gaan? - Hoe probeert het project gentrificatie in te dijken? - Hoe wordt voorkomen dat het project een beperkt aantal exclusieve belangen dient, en niet de brede samenleving? Het open landschap rond Orleanstoren is momenteel een privatief patchwork van weide, akkers, braakliggende gronden, … Hierdoor ervaren de buurtbewoners deze omgeving niet als een collectieve ruimte. Het is het „landschap achter de heuvel‟ zonder dat het deel uitmaakt van hun leefwereld.
26
Het stadsvernieuwingsproject transformeert de Orleanstoren en omgeving tot een collectief landschappark, waar ruimte is voor recreatie, educatie, ontspanning, … Een belangrijke „trekker‟ in het landschapspark is de plukboerderij/zelfoogstboerderij, dat meer is dan het samenwerkingsverband (participatieve PPS, zoals besproken in het volgende hoofdstuk) tussen de stad en de buurtbewoners. De plukboerderij vormt een gemeenschap die samen geniet van het buitenleven (de „goede lucht‟), samen initiatieven neemt voor activiteiten op de boerderij (bv. brood bakken), elkaar leert kennen (bv. brunch op zondagmorgen), samen kennis kan uitwisselen (bv recepten), … De plukboerderij wordt daardoor een ontmoetingsplaats waar in een ontspannen sfeer kan gewerkt en geoogst worden. Ook de andere projecten „benedenstad „ en „secret city‟ hebben als uitgangspunt om de ruimte terug te geven aan de buurtbewoners en de bezoekers van de stad. Het oude Sint-Niklaasklooster van weleer werd tot voorkort ingepalmd door een industriële wijnbottelarij. Deze ruimte had voor de omwonenden niet de minste meerwaarde, in tegendeel zelfs. Door het project ontstaat er gemeenschappelijke ruimten zoals het mineraal plein in de „benedenstad‟ en het park en padennetwerk tussen de gebouwen in de „secret city‟. Daarnaast wordt er een kindercrèche en dienstencentrum op de SIMA-site gebouwd. Ook deze gemeenschapsvoorzieningen bieden een meerwaarde voor de ruime bevolking. De kracht van het stadsvernieuwingsproject is de transformatie van grote privatieve ruimten tot collectieve ruimten, die voor iedereen een meerwaarde kunnen betekenen.
6. Samenwerking met publieke en private partners a) Publiek-publieke samenwerking Toon aan hoe het project de samenwerking met andere overheden nastreeft en mogelijk maakt, met opgave van: - de andere overheden die u als partner beoogt; - de aard van de samenwerking die wordt nagestreefd; - de wijze waarop engagementen juridisch bindend worden gemaakt. Denk hierbij aan vragen als: - Hoe wordt voorzien in een betere communicatie, samenspraak, samenwerking tussen publieke sectoren, bevoegdheden en bestuursniveaus? - In welke mate worden andere overheden en bevoegde sectoren door het project eerder aangesproken als ‘coproducenten’, d.w.z. als verantwoordelijke partners, dan als controleurs?
Dienstencentrum-serviceflats: In het kader van de Open Oproep (OO1621) heeft de stad samen met het OCMW een opdracht gepubliceerd voor de opmaak van een masterplan en de bouw van een dienstencentrum/serviceflats (zie bijlage). De opdracht voor de bouw van het dienstencentrum/serviceflats werd toegewezen aan het team De Vylder Vinck Tailleux Architecten (vroeger Jan De Vylder Architecten) + DRDH Architects + TECHNUM/TRITEL. Het project omvat de bouw van een dienstencentrum en serviceflats in opdracht van het OCMW Aarschot op een perceel grond van de stad Aarschot (zijnde een deel van de oude stadsomwalling van 27
de stad Aarschot. Het gebouw en het openbaar domein rond het gebouw vormt een toegang vanuit de stad naar het landschapspark rond Orleanstoren. Voorafgaandelijk aan de bouw van het dienstencentrum/serviceflats zal de stad Aarschot de oude sporthal op het perceel slopen. Na realisatie van het dienstencentrum/serviceflats door het OCMW zal de stad het openbaar domein tussen de Leuvensestraat en Orleanstoren aanleggen. Er zal een publiek-publieke samenwerkingsovereenkomst afgesloten worden tussen de stad Aarschot en het OCMW Aarschot waarin de onderlinge afspraken worden vastgelegd. Van bij de aanvang van het project, de aanbesteding van de studieopdracht (via de Vlaamse Bouwmeester) tot en met de aanbesteding en uitvoering van de opdracht treden de stad en het OCMW op als één coherent geheel. Hiervoor wordt er nauw samengewerkt en wordt er intensief gecommuniceerd tussen stad en OCMW, zowel op bestuursniveau als op het niveau van de administraties. Restauratie Orleanstoren: De Orleanstoren is (samen met „s Hertogenmolens) het laatste restant van de verdedigingsgordel rond de stad Aarschot. In samenwerking met het Agentschap Ruimte en Erfgoed en de provincie VlaamsBrabant zal de stad Aarschot de Orleanstoren restaureren. De stad Aarschot (als eigenaar van de toren), het Agentschap Ruimte en Erfgoed en de provincie Vlaams-Brabant financieren samen de restauratie van de Orleanstoren conform het decreet tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten. Er moet dus geen overeenkomst afgesloten worden om de engagementen juridisch bindend vast te leggen. Er is wel nood aan een goede samenwerking en communicatie tussen de drie overheden om tot een mooie realisatie te komen. In een open overlegstructuur met het Agentschap Ruimte en Erfgoed en de provincie Vlaams-Brabant wenst de stad na te denken over het visueel maken van Orleanstoren. Hierbij wordt gedacht aan het optrekken van de Orleanstoren met een transparante constructie, waarbinnen een draaitrap wordt aangebracht. Vanuit het dak van de constructie heeft men een prachtig uitzicht over de stad en het Hageland. Er zal een ontwerper worden aangesteld om een aantal alternatieven uit te werken. De voorstellen zullen onderzocht worden binnen de dialoog tussen de beoordelingscommissie (waarvan het agentschap en de provincie deel van uitmaken) en het regieteam, zoals vastgelegd binnen de opgezette projectorganisatie (zie hierna). In het verleden heeft dit samenwerkingsmodel reeds zijn vruchten afgeleverd in het kader van de restauratie van ‟s Hertogenmolens.
b) Publiek-private samenwerking Toon aan hoe het project cofinanciering en coproductie met private partners organiseert, ondermeer met het oog op het realiseren van een private inbreng in het project minimaal 30% van de middelen. Beschrijf - de beoogde privépartners; - de aard van de samenwerking die wordt nagestreefd; - de wijze waarop financiële engagementen juridisch bindend worden gemaakt. Denk hierbij aan vragen als: - Maakt de projectopzet een werkbare en evenwichtige publiek-private samenwerking mogelijk? - Hoe worden publieke bevoegdheid voor het project en effectieve sturing door de stad verzoend met coproductie met private partners? - Op welke wijze worden publiek-publieke en publiek-private engagementen politiek of juridisch bindend gemaakt (in de vorm van een samenwerkingsovereenkomst, een stadscontract, een stedelijk pact enzovoort)?
28
Contractuele PPS De Stad Aarschot wenst, als grondeigenaar van een deel van het deelproject „secret city‟, een publiekprivate samenwerking aan te gaan met de huidige eigenaar van de Geens-site (voormalige wijnbottelarij), het aannemingsbedrijf bvba Dyls Construct. De engagementen tussen de twee grondeigenaars zal vastgelegd worden in een samenwerkingsovereenkomst (contractuele PPS). De grondeigenaar van de Geens-site heeft zich principieel akkoord verklaard om samen te werken met de stad. De stad heeft het advocatenkantoor Bert Beelen de opdracht gegeven om de stad te adviseren bij de opmaak van de samenwerkingsovereenkomst. Mogelijks kan de stad een opstalrecht geven op haar gronden aan de private partner, opdat daarop door de private partner kan worden gebouwd. Bij verkoop aan particulieren kan de stad haar grondaandelen mee verkopen, tegen een percentage van de verkoopwaarde. De private partner zal op zijn kosten instaan voor de verwezenlijking van winkels en woongelegenheden, doch engageert zich ook tot de realisatie van 100 publieke rotatie-parkings, die ter beschikking zal gesteld worden van de (bezoekers van de) stad. Een andere zeer belangrijke meerwaarde voor de stad wordt gevormd door de onderlinge afstemming van het bouwproject op de Geens-site met het achterliggende landschapspark en met het geplande dienstencentrum / sociaal huis op de naastgelegen SIMA-site. Ook voor de private partner vormt een aantrekkelijk landschapspark achter zijn te bouwen woningen uiteraard een belangrijke troef. Participatieve PPS Een tweede PPS heeft betrekking op het gebruik van het achterliggende landschapspark. Een deel van het landschapspark wordt bestemd voor een organische “plukboerderij/zelfoogstboerderij”. Hierbij wordt gedacht aan een participatieve PPS, onder de vorm van een coöperatieve vennootschap (CV). De stad zal in de vennootschap zetelen als grondeigenaar. De stad en het OCMW hebben reeds verschillende gronden binnen het landschapspark. De stad zal een zakelijk recht verwerven op de gronden van het OCMW. Daarnaast zal de stad nog proberen om nog bijkomende gronden binnen dit landschapspark te verwerven, of er een zakelijk recht of gebruiksrecht op te verwerven. De inbreng van de stad in het kapitaal van de coöperatieve vennootschop zal bestaan in de inbreng van het recht van vruchtgebruik, bv. van 30 jaar, op haar gronden, gelegen binnen het landschapspark. Particulieren die willen participeren in het „plukboerderij/zelfoogstboerderij‟-project kunnen zich inkopen als vennoot in de coöperatieve vennootschap. Zij betalen als inbreng een soort „lidgeld‟ om vennoot te worden. Kenmerkend voor een coöperatieve vennootschap is het gemak waarmee vennoten kunnen inen uittreden. Binnen de coöperatieve vennootschap zal een onderscheid worden gemaakt tussen aandelen categorie A en aandelen categorie B. Aandelen van categorie A worden toegekend aan de stad in ruil voor haar inbreng van het vruchtgebruik op de gronden. Aandelen van categorie B worden toegekend aan particulieren, die vennoot worden door betaling van het lidgeld. Aandelen van categorie B geven recht op een deel van de oogst van de plukboerderij. De precieze rechten van de vennoten, en de modaliteiten van in- en uittreding worden uitgewerkt in de statuten van de coöperatieve vennootschap. De coöperatieve vennootschap zal een dienstenovereenkomst afsluiten met een landbouwer, die de plukboerderij zal exploiteren tegen een vergoeding. De particulieren storten hiervoor een jaarlijkse bijdrage aan het begin van het seizoen. Ze kunnen gedurende het ganse seizoen groenten en fruit van de boerderij oogsten voor eigen gebruik, maar mogen ook zelf meewerken op de akkers en experimenteren met diverse teelttechnieken en ongekende groenten. De landbouwer zal hen hierin helpen en begeleiden.
29
7. Projectorganisatie, projectregie en inzet Beschrijf hoe de projectorganisatie vormgegeven werd en hoe de stad haar regiefunctie waar maakt.
Denk hierbij aan vragen als: -
Is de projectorganisatie voldoende onderbouwd en toch werkbaar? Werden de belangrijke actoren op gepaste wijze ingeschakeld in het project? Wordt het project voldoende omkaderd en ondersteund? Wordt er gezorgd voor een regie die inzicht en competentie koppelt aan probleemoplossende creativiteit en motiverend vermogen? Garandeert de stad een soepele maar krachtdadige sturing? Worden alle geledingen van het stadsbestuur betrokken bij de projectorganisatie (gemeenteraad, schepencollege, stedelijk diensten)? Op welke inzet vanwege de stad kan het project rekenen? Hoe schat het project de bijdrage in van andere overheden? Hoe schat het project het waarschijnlijke engagement in van relevante civiele en private partners?
Het masterplan De Torens biedt een kader en een draagvlak voor de concrete projecten. Het „sturend‟ kader biedt een houvast en bewaakt de essentie. Het weegt alternatieven af op grond van probleemstellingen, zienswijzen en beleidskeuzen. Op basis van het stadsvernieuwingsproject worden verschillende gewenste ontwikkelingen gestimuleerd, gestuurd en worden ongewenste impacten en ingrepen vermeden via een doorgedreven projectmanagement. De open visie zet enkele krachtige lijnen uit, inspireert en stuurt, maar laat heel wat zaken nog bespreekbaar. Zodoende kan er ingespeeld worden op onverwachte kansen en kunnen de projecten bijgestuurd worden op grond van projectervaringen in het projectgebied. Vandaar dat de stad Aarschot een Regie-bureau heeft opgericht, dat de kwaliteit van het project in het oog houdt en bijstuurt waar nodig. Het Regie-bureau waakt over de correcte uitvoering van het stadsvernieuwingsproject, het halen van de beoogde doelstellingen en de bijsturing van het project op basis van veranderende marktomstandigheden en de ervaringen die opgedaan worden in het proces. De stad Aarschot heeft hiervoor een contract afgesloten met Robbrecht en Daem architecten om te fungeren als kwaliteitskamer binnen het Regie-bureau. Van bij de ontwikkeling van het stadsvernieuwingsproject tot en met de realisatie zullen Robbrecht en Daem architecten de stad adviseren en bijstaan om de ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkeling te bewaken. Het regiebureau zal samen met de beoordelingscommissie (vertegenwoordigers van de publieke en private partners en een vertegenwoordiger van de Vlaamse Bouwmeester) in overleg gaan met de stuurgroep (diverse overheden), de klankbordgroep en de gecoro. Op basis hiervan zullen er concrete voorstellen uitgewerkt en voorgelegd worden aan het college van burgemeester en schepenen en/of gemeenteraad.
30
31
8. Een realiseerbaar project Licht de realiseerbaarheid en de uitvoerbaarheid van het project toe, met bijzondere aandacht voor: - fasering en timing van projectactiviteiten en projectfasen; - kwaliteitsbeheer: kwaliteitscontrole en kwaliteitsontwikkeling; - de tijdige beschikbaarheid van de nodige vergunningen en middelen; - de raming van de kostprijs; - de opvolging en tussentijdse evaluaties; - het omgaan met nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan vragen als: - Hoe werd de globale projectopzet vertaald in strategische stappen? - Steunt het project op een intelligente fasering, realistische timing en dito kostprijsraming? - Voorziet het project in een realistische timing en een realistisch beheer van de nodige vergunningen, van diverse financieringsvoorwaarden, van noodzakelijke sectorale interventies? - Is de projectorganisatie stevig genoeg om basiskwaliteit te garanderen en soepel genoeg om nieuwe ontwikkelingen op te vangen? - Voorziet het project in een goede opvolging en een eventuele bijsturing?
Het project bevindt zich nog in een opstartfase. De projectdefinitie wordt op dit ogenblik scherpgesteld en parallel daarmee worden de eerste ruimtelijke concepten ontwikkeld. In een volgende stap moet de projectopzet verder worden uitgewerkt. De stad vraagt nu een conceptsubsidie om het project te ondersteunen wat betreft het participatief luik. Het is de bedoeling van de stad om volgend jaar een projectsubsidie aan te vragen voor de realisatie van het stadsvernieuwingsproject. Op dat moment zal er een goed zicht zijn op de timing van de noodzakelijke vergunningen en middelen. Voor het project van het dienstencentrum/serviceflats is er al wel zicht op de timing en de middelen. In de loop van 2011 wordt de stedenbouwkundige vergunning al aangevraagd, zodoende dat de werken in de loop van kunnen aanvatten. Hiermee wordt al een belangrijke eerste stap gezet in de realisatie van het stadsvernieuwingsproject. In de volgende maanden zal de stad parallel met de opmaak van het masterplan een uitgebreid participatieproces opstarten, zoals hierboven beschreven. Tegelijkertijd zal er gestart worden met de opmaak van een MOBER zodanig dat vanuit deze studie strategische beslissingen naar de ontsluiting van het project kunnen genomen worden. Daarnaast wenst de stad een onderzoek te voeren naar ofwel een specifieke projectgerelateerde beoordelingsmethode met betrekking tot duurzaamheid ofwel een duurzaamheidsmeter. De fasering en raming zoals aangeven in het volgend hoofdstuk zal in de volgende maanden nog verder verfijnd worden in overleg met de diverse actoren en op basis van het ontwerpend onderzoek dat de volgende maanden zal gevoerd worden. Zodoende komen we tot een stadsvernieuwingsproject waarmee een proces op gang wordt gezet eerder dan dat er een eindplan wordt opgemaakt dat stap voor stap moet uitgevoerd worden. Via de procesmatige aanpak kan ingespeeld worden op nieuwe omstandigheden, nieuwe inzichten, …
32
2. PROJECTDETAILLERING NAAR FINANCIERING EN TIMING
Projectonderdeel 1: Dienstencentrum-serviceflats
In het kader van de Open Oproep (OO1621) heeft de stad samen met het OCMW een project gelanceerd voor de opmaak van een masterplan en de bouw van een dienstencentrum-serviceflats. Het project omvat de bouw van een dienstencentrum en 50 seviceflats in opdracht van het OCMW Aarschot op een perceel grond van de stad Aarschot (zijnde een deel van de oude stadsomwalling van de stad Aarschot. Het gebouw en het openbaar domein rond het gebouw vormt een toegang vanuit de stad naar het landschapspark rond Orleanstoren. Voorafgaandelijk aan de bouw van het dienstencentrum-serviceflats zal de stad Aarschot de oude sporthal op het perceel slopen. Na realisatie van dienstencentrum-serviceflats door het OCMW zal de stad het openbaar domein tussen de Leuvensestraat en Orleanstoren aanleggen. Financiële analyse Geef opsomming van de partners en hun respectievelijk aandeel. Geef in de rechterkolom het financieel aandeel per partner en maak het totaal onderaan. Publieke partner 1: Stad Aarschot (sloop sporthal, openbaar domein) Publieke partner 2: OCMW (dienstencentrum-serviceflats)
Totale raming projectonderdeel
350.000 euro
7.100.000 euro
7.450.000 euro
Timing Geef de verschillende stappen aan, zoveel mogelijk in chronologische volgorde, en duidt in de laatste twee kolommen de start- en einddatum aan. Stap 1: sloop van oude sporthal
2012
2012
Stap 2: bouw van dienstencentrum-serviceflats
2012
2013
Stap 3: aanleg openbaar domein richting Orleanstoren
2013
2013
33
Projectonderdeel 2: benedenstad
Op de verlaten site van wijnbottelarij Geens langs de Leuvensesteenweg zal de grondeigenaar/ontwikkelaar een nieuw plein aanleggen. Rond het plein zullen winkels met woningen op de verdieping gebouwd worden samen met een ondergrondse parking. De parking bestaat uit parkings voor de commerciële activiteiten in het gebouw enerzijds en 100 parkeerplaatsen in functie van het parkeervrij maken van de Bonenwijk anderzijds. De stad Aarschot zal de ondergrondse parking ter beschikking krijgen om uit te baten als rotatieparking. De ondergrondse parking zal uitgevoerd worden op de plaats waar zich momenteel een ondergrondse stookolievervuiling bevindt boven op het grondwaterpeil (6 à 7 m onder het wegniveau). Financiële analyse Geef opsomming van de partners en hun respectievelijk aandeel. Geef in de rechterkolom het financieel aandeel per partner en maak het totaal onderaan. Publieke partner 1: Stad Aarschot (parking) Private partner 1: Dyls Construct (parking, plein, winkels, appartementen op verdieping
Totale raming projectonderdeel
2.000.000 euro 23.060.750 euro
25.060.750 euro
Timing Geef de verschillende stappen aan, zoveel mogelijk in chronologische volgorde, en vermeld in de twee rechtse kolommen de start- en einddatum. Stap 1: sanering + bouw parking
2013
2014
Stap 2: winkels met appartementen op verdiepingen
2014
2015
Stap 3: plein
2015
2015
34
Projectonderdeel 3: secret city
Op de verlaten site van wijnbottelarij Geens zal achter de commerciële plint langs de Leuvensesteenweg een nieuw parkachtig landschap worden gecreëerd waarin een aantal woonvolumes worden ontwikkeling die samen met het landschap opklimmen tegen de heuvelrug richting Orleanstoren. Tussen de woonvolumes zullen wandelpaden worden aangelegd die deels parallel, deels dwars op de heuvelrug lopen. Het gebied maakt de overgang tussen het bestaand stedelijk landschap en het parklandschap rond Orleanstoren. De parkings onder de gebouwen worden zodanig aangelegd dat er slechts een of twee toegangen zijn naar de ondergrondse parkings. Hierdoor kan het park tussen de woonvolumes zo goed als autovrij worden gehouden. Financiële analyse Geef opsomming van de partners en hun respectievelijk aandeel. Geef in de rechterkolom het financieel aandeel per partner en maak het totaal onderaan. Publieke partner 1: Stad Aarschot (parking, wonen) Private partner 1: Dyls Construct (parking, wonen, serviceflats, kindercrèche, publieke ruimte)
Totale raming projectonderdeel
5.270.000 euro 33.175.000 euro
38.445.000 euro
Timing Geef de verschillende stappen aan, zoveel mogelijk in chronologische volgorde, en vermeld in de twee rechtse kolommen de start- en einddatum. Stap 1: kindercrèche
2014
2015
Stap 2: serviceflats
2014
2015
Stap 3: appartementen met ondergrondse parkings
2014
2016
35
Projectonderdeel 4: restauratie Orleanstoren
De Orleanstoren is (samen met „s Hertogenmolens) het laatste restant van de verdedigingsgordel rond de stad Aarschot. In samenwerking met het Agentschap Ruimte en Erfgoed enerzijds en de provincie Vlaams-Brabant wenst de stad Aarschot de Orleanstoren restaureren en optrekken met een transparante constructie, waarbinnen een draaitrap wordt aangebracht. Vanuit het dak van de constructie heeft men een prachtig uitzicht over de stad en het Hageland. Rond de Orleanstoren zullen de bomen gekapt worden zodoende dat de openheid rond de toren hersteld wordt. Financiële analyse Geef opsomming van de partners en hun respectievelijk aandeel. Geef in de rechterkolom het financieel aandeel per partner en maak het totaal onderaan. Publieke partner 1: Stad Aarschot (20%)
200.000 euro
Publieke partner 2: Agentschap Ruimte en Erfgoed (60%)
600.000 euro
Publieke partner 3: provincie Vlaams Brabant (20%)
200.000 euro
Totale raming projectonderdeel
1.000.000 euro
Timing Geef de verschillende stappen aan, zoveel mogelijk in chronologische volgorde, en vermeld in de twee rechtse kolommen de start- en einddatum. Stap 1: restauratie Orleanstoren
2014
2015
36
Projectonderdeel 5: landschapspark
Het open landschap rond Orleanstoren wordt momenteel gebruikt als weiden en braakliggende landbouwterreinen. De stad is samen met het OCMW reeds eigenaar van een aantal percelen binnen dit landschap. De stad wenst rond de Orleanstoren een landschapspark aan te leggen. Naast een recreatieve bestemming zal binnen het landschapspark ruimte voorzien worden voor het inrichtingen van een plukboerderij. Buurtbewoners kunnen op een aantal honderd meters van hun woonst binnen de stadskern van Aarschot participeren in de plukboerderij. Mits een bijdrage aan het begin van het seizoen, kunnen ze een jaar lang groeten en fruit gaan oogsten op de plukboerderij De stad zal op zoek gaan naar een landbouwer om de plukboerderij te beheren. De landbouwer zal de gebruikers bijstaan in het biologisch tuinieren. Financiële analyse Geef opsomming van de partners en hun respectievelijk aandeel. Geef in de rechterkolom het financieel aandeel per partner en maak het totaal onderaan. Publieke partner 1: Stad Aarschot Private partner 1: buurtbewoners (participanten plukboerderij)
Totale raming projectonderdeel
2.000.000 euro jaarlijkse bijdrage
2.000.000 euro
Timing Geef de verschillende stappen aan, zoveel mogelijk in chronologische volgorde, en vermeld in de twee rechtse kolommen de start- en einddatum. Stap 1: aankoop gronden
2012
2014
Stap 2: ontwikkeling landschapspark
2013
2016
Stap 3: ontwikkeling plukboerderij
2013
2014
37
4.
OVERZICHT FINANCIERING TOTALE PROJECT
Zoals bepaald in het decreet is een minimale private inbreng van 30% in het totaal project noodzakelijk. Het totale investeringsbudget van het project bedraagt minstens 3 miljoen euro FINANCIEEL AANDEEL € % Publieke partners Stad
€ 9.820.000
13,3 %
OCMW
€ 7.100.000
9,6 %
Agentschap ruimte en erfgoed
€ 600.000
0,8%
Provincie Vlaams-Brabant
€ 200.000
0,3 %
€ 17.720.000
24,0 %
Dyls Construct
€ 56.235.750
76,0%
Buurtbewoners (participanten plukboerderij)
Jaarlijkse bijdrage
0%
Totaal private partners
€ 56.235.750
76,0 %
TOTAAL
€ 73.955.750
100 %
Totaal publiek partners Private partners
38
5.
SUBSIDIEAANVRAAG VOOR PROJECTSUBSIDIE
De jury voor de stadsvernieuwing kan voor de ingediende projecten een advies aan de Vlaamse Regering uitbrengen over het toekennen van een projectsubsidie of van een conceptsubsidie. De jury kan ook adviseren het project niet te subsidiëren. Bij projectsubsidie worden financiële middelen toegekend voor de effectieve realisatie van het stadsvernieuwingsproject. Het maximaal mogelijke subsidiebedrag is 5 miljoen euro. De projectsubsidie heeft enkel betrekking op het publieke aandeel in het project. Onderstaande gegevens moet u enkel invullen als u een projectsubsidie aanvraagt, en niet als u een conceptsubsidie beoogt. -
Geef op welk bedrag de stad als projectsubsidie aanvraagt
-
Geef in onderstaande tabel aan waaraan de stad dit bedrag wenst te besteden en motiveer.
Bedrag aangevraagde subsidie:
0 euro
Tabel besteding subsidie Projectonderdelen / aspecten waaraan de projectsubsidie besteed zal worden
Motivering
Bedrag (€)
39
6. SUBSIDIEAANVRAAG VOOR CONCEPTSUBSIDIE De jury voor de stadsvernieuwing kan voor de ingediende projecten een advies aan de Vlaamse Regering uitbrengen over het toekennen van een projectsubsidie of van een conceptsubsidie. De jury kan ook adviseren het project niet te subsidiëren. Bij conceptsubsidie worden financiële middelen toegekend voor de begeleiding van de stad bij de ontwikkeling van een stevige projectbasis en een innoverende projectvisie voor het stadsvernieuwingsproject. De conceptsubsidie bedraagt maximaal 60 000 euro. Ook ingeval dat enkel conceptsubsidie wordt aangevraagd is het belangrijk dat alle rubrieken van onderhavig aanvraagformulier zo volledig mogelijk worden ingevuld. Beantwoord bovendien onderstaande vragen. -
Waarvoor wil de stad de conceptsubsidie aanwenden?
-
Welke elementen uit de conceptnota wil ze hiermee versterken?
Conceptsubsidie De stad is, via de open oproep 16 (OO1621) van de Vlaamse Bouwmeester, op zoek gegaan naar een ontwerpteam om een masterplan op te maken. Op basis van deze procedure is Jan De Vylder als eerste laureaat weerhouden. De stad Aarschot is er van overtuigd dat het ontwerpend onderzoek dat uitgevoerd zal worden door Jan De Vylder een stevige basis zal vormen om te komen tot een kwalitatief stadsvernieuwingsproject. Daarnaast heeft de stad het advocatenbureau Bert Beelen aangesteld om de publiekpublieke en de publiek-private samenwerkingsovereenkomsten vorm te geven. Het advocatenbureau Beelen heeft in Aarschot reeds verdienstelijk werk geleverd bij het begeleiden van de publiek-private samenwerking in het kader van de ontwikkeling van respectievelijk het woonuitbreidingsgebied Poortvelden en het bedrijventerrein Witte Molen. Ook in andere steden en gemeenten (o.a. Leuven) heeft het advocatenbureau Bert Beelen reeds publiek-publieke en de publiek-private samenwerkingsprojecten begeleid. Voor wat betreft het participatief luik heeft de stad een aantal ideeën (zoals hiervoor uiteengezet) die nog verder moeten uitgewerkt. Hiervoor rekent de stad op ondersteuning vanuit het stedenfonds. We hebben in de voorgaande stadsvernieuwingsprojecten ervaring opgedaan om tot een participatief project te komen. Daartegenover staat dat we er van overtuigd zijn dat de stedelijke administratie van de stad nog heel wat kan opsteken van een kwalitatieve begeleiding inzake participatie. Dit zou zowel het stadsvernieuwingsproject „De Torens‟ als de toekomstige projecten van de stad ten goede komen.
40
Met de conceptsubsidie zou de stad een communicatiebureau kunnen aanstellen om het participatief luik van het stadsvernieuwingsproject te ondersteunen. Verder zou de stad beroep willen doen op een peter/meter om de restauratie van de Orleanstoren mee te begeleiden. De stad heeft een aantal ideeën over restauratie/visualisatie van Orleanstoren, die nog verder moeten uitgewerkt en geconcretiseerd worden.
41
7.
BIJLAGEN
Geef in onderstaande lijst aan welke bijlagen aan het dossier worden toegevoegd. Opmerking: Voor grote beleidsdocumenten kunt u in deze tabel ook verwijzen naar de website van uw stad.
Nr
Bijlagen
1
ruimtelijke analyse en visievorming Robbrecht en Daem
2
Open Oproep 1621 Vlaamse Bouwmeester
3
ontwerpend onderzoek ‘De Torens’ architecten de vylder vinck taillieu, DRDH architects en TRITEL
4
ontwerpbundel lokaal dienstencentrum en serviceflats architecten de vylder vinck taillieu, DRDH architects en Technum
PRAKTISCHE INFO Gelieve dit ingevulde formulier uiterlijk donderdag 31 maart 2010 elektronisch te versturen naar Caroline Ryckeboer, beleidsmedewerker van het team Stedenbeleid op het adres:
[email protected] (tel. 02/553.01.98) Gelieve ook gelijktijdig een door de burgemeester en secretaris ondertekende versie met alle bijlagen op te sturen naar volgend adres: Agentschap voor Binnenlands Bestuur Team Stedenbeleid Boudewijngebouw, kamer 2C71 Boudewijnlaan 30 1000 Brussel
42