Omgevingsplan Sanering bovengrond Chemie-Pack, Vlasweg 4-6 Moerdijk
Bureau Gezondheid, Milieu en Veiligheid (Bureau GMV) GGD’en Brabant/ Zeeland
Status Datum Zaaknummer Opstellers
: : : :
definitief 18 april 2014 Z-12009557 Drs. Ing. IHM Links, Adviseur Milieu en Gezondheid Drs. HWA Jans, Arts Maatschappij en Gezondheid/medisch milieukundige/chemicus
1
Samenvatting
Op 5 januari 2011 heeft een brand gewoed binnen de inrichting van Chemie-Pack Nederland B.V. (hierna: Chemie-Pack), gelegen aan de Vlasweg 4 te Moerdijk. Het betrof een grote brand als gevolg waarvan grote hoeveelheden chemicaliën en bluswater, verontreinigd met chemicaliën, verspreid zijn op en in de omgeving van Chemie-Pack. Als gevolg van dit ongewoon voorval is de bodem verontreinigd geraakt met een cocktail van chemicaliën. De Provincie Noord-Brabant heeft inmiddels maatregelen getroffen om verdere verspreiding van de verontreiniging in het grondwater te voorkomen door het aanbrengen van een tijdelijke beheersmaatregel. Bij de uitbreiding van deze tijdelijke beheersmaatregel in noordelijke richting, heeft tevens een deelsanering van de grond plaats gevonden op het terrein aan Vlasweg 6 en het terrein ten noorden daarvan. De Provincie Noord-Brabant is momenteel bezig met de voorbereidingen voor de sanering van de grond op de terreinen aan Vlasweg 4 en 6. Er is voor gekozen om de sanering van de boven- en ondergrond op te splitsen. De sanering van de bovengrond betreft het bodemtraject vanaf maaiveld (op circa 3 à 3,4 m +NAP) tot een diepte van 2,4 m +NAP. De sanering van de ondergrond betreft de bodemlaag van 2,4 m+ NAP tot de kleilaag op circa 0 à 0,7 m +NAP. De NAP-hoogte van 2,4 m +NAP is daarbij aangeduid als de systeemgrens; dit is de grens tussen de sanering van de boven- en de ondergrond. Dit omgevingsplan heeft betrekking op de sanering van de bovengrond van Vlasweg 4 en 6 te Moerdijk.Het doel van de bodemsanering bij Chemie-Pack is het uitvoeren van een effectieve bodemsanering, waarbij humane risico’s worden weggenomen, de terreinen weer geschikt worden gemaakt voor gebruik als industrieterrein en een stabiele eindsituatie wordt bereikt in het grondwater. De bovengrond van de locatie Vlasweg 4-6 Moerdijk is in sterke mate verontreinigd met onder andere C8-C10 aromaten, vluchtige organische koolwaterstoffen (tolueen en xylenen), naftaleen en ethylhexanol. Deze stoffen kunnen in geval van blootstelling leiden tot een risico voor de gezondheid. Bij het graven in de bodem kunnen deze vluchtige stoffen vrijkomen in de lucht (uitdampen) en kunnen gebruikers van het gebied mogelijk blootgesteld worden. Verder kan de sanering van de bovengrond door de uitdamping van stoffen als naftaleen en ethylhexanol leiden tot geuroverlast en geluidshinder. De provincie Noord-Brabant heeft het Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid, GGD’en Brabant / Zeeland (Bureau GMV), gevraagd een omgevingsplan op te stellen, om de gezondheidsrisico’s voor de gebruikers van het terrein en de directe omgeving die als gevolg van de sanering van de bovengrond kunnen ontstaan, te beoordelen en in aansluiting daarop te adviseren over het uitvoeren van metingen en te treffen beheersmaatregelen. Bureau GMV heeft de risico’s op uitdamping van vluchtige stoffen tijdens de sanering van de bovengrond van Vlasweg 4-6 Moerdijk worst case beoordeeld met behulp van een modelberekening (DIVOCOS). De modelberekeningen zijn gebruikt om een besluit te nemen over het al dan niet meenemen van stoffen in het meetprogramma dat tijdens de sanering zal worden uitgevoerd. Tijdens en na de sanering zal vervolgens een risicobeoordeling worden gemaakt op basis van de gemeten concentraties en het toxicologische beoordelingskader, zoals opgenomen in onderhavig omgevingsplan. Aanbevolen wordt om: preventief maatregelen te nemen om risico’s en overlast te voorkomen; tijdens de sanering van de bovengrond minimaal de aromaten C8-C10 (o.a. trimethylbenzenen en ethylmethyl benzeen), tolueen, 1,2 dichlooretheen en xylenen (som), in de buitenlucht te meten, en bij geuroverlast 2-ethyl-1-hexanol en eventueel organo-zwavelverbindingen en naftaleen; omdat benzeen verhoogd voorkomt als achtergrondwaarde als gevolg van andere activiteiten in de omgeving van Chemie-Pack terrein en voorkomt in één hotspot verontreiniging op de locatie, zal benzeen ook meegenomen worden in meetprogramma tijdens de sanering; te overwegen op de dagen van de sanering van de hotspots persoonsgebonden metingen bij de werknemers in te zetten, waarbij naast C8-C10 aromaten, tolueen, 1,2 dichlooretheen en xylenen ook PER en benzeen worden meegenomen. De volgende preventieve maatregelen kunnen of zullen worden toegepast:
2
- ontgraven in kleine vakken ; - de verontreinigde grond in depot zo snel mogelijk af voeren naar de verwerker; - bij depotvorming de verontreinigde grond zorgvuldig afdekken; vernevelen met water om stofverspreiding tegen te gaan . Tijdens de duur van de grondwerkzaamheden zullen luchtmetingen worden uitgevoerd om te controleren of de getroffen maatregelen voldoende zijn (geweest) ter bescherming van de gezondheid van mensen in de directe omgeving van het terrein. De werknemers van de buurbedrijven Martens & Van Oord, ATM, Comirec en Hendrik Veder Group zullen voor de start van de werkzaamheden worden geïnformeerd over: de uit te voeren werkzaamheden, de mogelijk te verwachten overlast (geur) inclusief de beheersmaatregelen en het in te zetten meetprogramma; een duidelijk aanspreekpunt/ contactpersoon waar betrokkenen klachten tijdens de werkzaamheden kunnen doorgeven; de informatievoorziening in geval van geuroverlast en/of hoge lconcentraties in de lucht.
3
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................................5 De communicatie met de omgeving staat beschreven in paragraaf 9.2 van het Plan van aanpak sanering bovengrond Chemie-Pack, Vlasweg 4-6 Moerdijk (Rapport van Tauw bv, projectnummer 1220494 van 31 januari 2014), en maakt geen onderdeel uit van onderhavig omgevingsplan. ...........................................................................................5 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Situatiebeschrijving............................................................................................6 Verontreiniging en werkzaamheden ................................................................6 Verontreinigingssituatie ..................................................................................6 Werkzaamheden .............................................................................................7 Inschatting milieubelasting .............................................................................7 Beschrijving gevoelige objecten / bestemmingen in de omgeving ....................7 Bestaande hinder- en gezondheidsklachten omgeving .....................................7 Beschikbare meetgegevens luchtkwaliteit .......................................................8
3.1 3.2 3.3
Voorspelling en toetsing buitenluchtconcentraties...............................................9 Algemeen .......................................................................................................9 Beoordelingscriteria buitenluchtconcentraties .................................................9 Voorspelling met DIVOCOS per verontreinigingsspot of bronlocatie................ 12
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Voorspelling overige milieufactoren .................................................................. 15 Geuroverlast ................................................................................................. 15 Stof en aerosolen .......................................................................................... 15 Geluid........................................................................................................... 15 Visuele hinder............................................................................................... 16 Veiligheid ..................................................................................................... 16
5.1 5.2 5.3
Meetplan .......................................................................................................... 17 Keuze van meetprogramma........................................................................... 17 Meetprogramma ........................................................................................... 17 Registratie gegevens .................................................................................... 18
6.1 6.2
Maatregelen ..................................................................................................... 19 Preventieve maatregelen .............................................................................. 19 Aanvullende maatregelen tijdens werkzaamheden ......................................... 19
3.
4.
5.
6.
Afkortingen ................................................................................................................. 20 Gebruikte bronnen ...................................................................................................... 21 Bijlage 1
Werkgebied (blauw gebied)....................................................................... 22
Bijlage 2 Overzicht verontreinigingsspots en potentiele bronlocaties (Tabel 4.1 uit Plan van aanpak sanering bovengrond Chemie-Pack, Vlasweg 4-6 Moerdijk) ................ 23 Bijlage 3
DIVOCOS-berekeningen............................................................................. 24
4
1.
Inleiding
Op verzoek van de provincie Noord-Brabant heeft Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid van de GGD’en Brabant / Zeeland een omgevingsplan opgesteld voor de sanering van de bovengrond van Chemie-Pack, Vlasweg 4 te Moerdijk en een deel van het terrein van voormalig Wärtsilä aan de Vlasweg 6 te Moerdijk Het doel, de opzet en uitvoering van de werkzaamheden staat uitvoerig beschreven in het Plan van aanpak sanering bovengrond Chemie-Pack, Vlasweg 4-6 Moerdijk (Rapport van Tauw bv, projectnummer 1220494 van 31 januari 2014). Op 5 januari 2011 heeft op het bedrijventerrein Moerdijk een zeer grote brand gewoed bij het bedrijf Chemie-Pack. Als gevolg hiervan zijn grote hoeveelheden brandbare, giftige, corrossieve en andere gevaarlijke stoffen en voorwerpen in vlammen opgegaan en ongecontroleerd via de lucht vrijgekomen en in de directe omgeving van de bron neergeslagen. Daarnaast is het bluswater ernstig verontreinigd geraakt met aanwezige stoffen en reactie- of verbrandingsproducten. Dit verontreinigde bluswater heeft als gevolg van verspreiding naar de omgeving niet alleen de grond en het grondwater op het terrein van Chemie-Pack maar ook de grond en het grondwater van een aantal omliggende terreinen verontreinigd. De provincie Noord-Brabant is voornemens de bodem te saneren, waarbij de aanpak van de bovengrond gescheiden van de aanpak van de ondergrond wordt uitgevoerd. Onderhavige omgevingsplan heeft betrekking op de aanpak van de bovengrond van Vlasweg 4-6 Moerdijk, omvattende het gehele terrein van Chemie-Pack en een gedeelte van het voormalig terrein van Wärtsilä. Het doel van de aanpak is om de bovengrond (vanaf maaiveld op 3 à 3,4 m NAP tot 2,4 m+NAP) geschikt te maken voor de gebruiksfunctie industrie. Tijdens de voorgenomen graafwerkzaamheden kunnen de in de grond aanwezige vluchtige stoffen vrijkomen door uitdamping en zich mogelijk verder verspreiden naar de omgeving. De saneringslocatie bevindt zich op het industrieterrein Moerdijk, van maaiveld tot 2,4 m+NAP. Omdat in de directe omgeving van de saneringslocatie een aantal bedrijven ligt, wordt in onderhavig omgevingsplan beoordeeld of werknemers van deze bedrijven alsmede gebruikers van het industrieterrein tijdens de werkzaamheden kunnen worden blootgesteld aan de vrijkomende stoffen. Het omgevingsplan gaat in op de eventueel te verwachten gezondheidsrisico’s en hinder die tijdens de werkzaamheden zouden kunnen ontstaan voor de omgeving als gevolg van blootstelling aan deze vrijkomende stoffen. Daarnaast wordt ingegaan op de beheersmaatregelen die genomen kunnen worden om risico’s en hinder voor de omgeving te voorkomen. Het omgevingsplan heeft als doel gezondheidsrisico’s en hinder zoveel mogelijk te reduceren voor de omgeving. Dit in analogie met het Veiligheid & Gezondheidsplan (V&G-plan), dat ingezet wordt om risico’s en gezondheidseffecten voor werkenden op de locatie te beheersen. In tegenstelling tot een V&G-plan bestaat voor een omgevingsplan geen wettelijke verplichting. Een omgevingsplan wordt vaak aanbevolen in situaties met een verhoogde kans op blootstelling aan in potentie schadelijke stoffen. Bij grond– en grondwaterverontreinigingen met vluchtige organische stoffen is een verhoogde blootstelling aan dergelijke stoffen mogelijk. Doel Het doel van het omgevingsplan is er voor zorgen dat de bodemsanering en de overige werkzaamheden in de ernstig verontreinigde bodem van de Vlasweg 4 en 6 een minimum aan gezondheidsrisico’s en hinder voor de omgeving met zich meebrengen, door: 1. vooraf een voorspelling te geven van de te verwachten gezondheidseffecten en/of overlast voor de omgeving aan de hand van geschatte immissieconcentraties; 2. beoordelingscriteria te geven, waar tijdens de sanering aan kan worden getoetst ter beoordeling en bewaking van de gezondheidsrisico’s; 3. te beschrijven op welke wijze monitoring van vrijkomende stoffen (door middel van luchtmetingen) dient plaats te vinden om eventuele gezondheidseffecten tijdig te signaleren en achteraf te kunnen evalueren; 4. aan te geven welke beheersmaatregelen getroffen dienen te worden bij overschrijding van de aangegeven beoordelingscriteria ter reductie en beheersing van gezondheidsrisico’s en hinder; De communicatie met de omgeving staat beschreven in paragraaf 9.2 van het Plan van aanpak sanering bovengrond Chemie-Pack, Vlasweg 4-6 Moerdijk (Rapport van Tauw bv, projectnummer 1220494 van 31 januari 2014), en maakt geen onderdeel uit van onderhavig omgevingsplan.
5
2.
Situatiebeschrijving
2.1
Verontreiniging en werkzaamheden
Als gevolg van de brand bij Chemie-Pack is de bodem verontreinigd geraakt met diverse gevaarlijke stoffen, waaronder C8-C10 aromaten, tolueen, ethylbenzeen, xylenen, naftaleen, cisdichlooretheen, formaldehyde, ethylhexanol en nonylfenolen. In opdracht van de provincie NoordBrabant is een Plan van aanpak opgesteld voor de sanering van de bovengrond van de Vlasweg 4 en 6 (Rapport van Tauw bv, projectnummer 1220494 van 31 januari 2014). Voor de beschrijving van de verontreinigingssituatie en de werkzaamheden is de informatie uit dit Plan van aanpak overgenomen. 2.2
Verontreinigingssituatie
Als gevolg van de brand en de grote variëteit aan gevaarlijke stoffen die bij Chemie-Pack aanwezig waren, komt in de grond en het grondwater van het terrein van Chemie-Pack en de omgeving een zeer divers palet aan stoffen in verschillende concentraties voor. De verontreiniging bestaat echter overwegend uit aromatische en alifatische koolwaterstoffen. 2.2.1 Grond De kern van de verontreiniging in de grond bevindt zich met name in de groenstrook tussen het voormalige terreinen van Wärtsilä en Chemie-Pack, in de grond van het voormalige terrein van Chemie-Pack en in de smalle strook grond ten noorden van de spoorlijn in de Vlasweg. Op het terrein van Chemie-Pack zijn in de periode tot maart 2013 van 44 boringen grondmonsters geanalyseerd (in de periode tot maart 2013). Bij 16 boringen zijn stoffen, die te relateren zijn aan Chemie-Pack, aangetoond in concentraties hoger dan zogenaamde Gebiedsspecifieke Richtwaarden voor Herstel (GRH) of indicatieve norm (somgroep C5-C10 alifaten). In tabel 2.1 zijn de verhoogd aangetoonde stoffen in de grond opgenomen. Voor meer informatie over de verontreinigingssituatie in de grond wordt verwezen naar bijlage 2 van het Plan van Aanpak sanering bovengrond (Rapport van Tauw bv, projectnummer 1220494 van 31 januari 2014). Tabel 2.1 Verhoogd (>GRH) aangetroffen stoffen in de grond Stofnaam
C8-C10 aromaten1 Vluchtige organische koolwaterstoffen
Vluchtige aromaten
Minerale olie PAK, somgroep 7 EHN-verbindingen4 2-ethylhexylnitraat ethylhexanol aanverwant ethylhexanol Formaldehyde Som dichloorbenzenen Som aromatische oplosmiddelen Somgroep C5-C10 alifaten Nonylfenolen Methylethylketon
Hoogst gemeten waarde in mg/kg ds in 0-0,7 m-mv
Maximale overschrijding GRH
5562,5
497
1,8 4,5 5,2 0,4 60,0 6,4 60,0 5920,0 90,9
75
Divocos
minerale olie, aromaten, C8-C10 1,1,2-trichloorethaan 1,2-dichloorethyleen Tetrachlooretheen2
240
59 2
200,0 480,0 1200,0 0,1
147
13,0
13
1598,4
40
2438,0
24
3,7 0,7
18 2
4
Benzeen3 tolueen ethylbenzeen xylenen naftaleen -
formaldehyde dichloorbenzeenisomeren minerale olie, alifaten, C5-C10 2-butanon
6
Gegevens zijn overgenomen uit Plan van Aanpak, bijlage 2 (Tauw bv, projectnummer 1220494 van 31 januari 2014) 1. trimethyl-, tetramethyl- en diethylbenzenen, ethyltoluenen, methylstyreen, indaan, (iso-)propylbenzeen; 2. in het vooronderzoek zijn bij 44 boringen 118 monsters geanalyseerd op perchloorethyleen; in 14 monsters is een detecteerbare hoeveelheid PER aangetroffen, variërend van 0,11 tot maximaal 5,2 mg/kg ds. met een, gemiddelde van 1,31 mg/kg ds. 3. in het vooronderzoek zijn bij 44 boringen 118 bodemmonsters geanalyseerd op benzeen; bij twee monsters is een meetbare hoeveelheid benzeen aangetroffen (0,39 en 0,09 mg/kg ds, met een gemiddelde van 0,24 mg/kg ds.); 4. EHN-verbindingen: 2-ethylhexylnitraat, ethylhexanol en aanverwant ethylhexanol kunnen niet worden beoordeeld met Divocos
Een overzicht van de verontreinigingsspots en potentiele bronlocaties is opgenomen in bijlage 2 van het omgevingsplan (Tabel 4.1 van het Plan van aanpak sanering bovengrond Chemie-Pack). 2.2.2 Grondwater In het grondwater zijn zowel op het terrein van Chemie-Pack, ter plaatse van de groenstrook als op het terrein van Wärtsilä veel Chemie-Pack gerelateerde stoffen in gehalten boven de GRH aangetoond. Er zal in eerste instantie tot aan de grondwaterstand worden ontgraven. Indien tot onder het grondwaterpeil moet worden ontgraven zal door bemaling het peil worden verlaagd. Rooiwerkzaamheden onder grondwaterspiegel zullen niet in den droge plaatsvinden en bij schone riolen zal geen bemaling geplaatst worden. 2.3
Werkzaamheden
Doel van de werkzaamheden is om de bovengrond te laten voldoen aan de Gebiedsspecifieke Richtwaarden voor Herstel (GRH) zodat deze geschikt is voor de gebruiksfunctie industrie. Voor onderhavig omgevingsplan zijn de volgende werkzaamheden relevant: Het ontgraven en in depot zetten van verdachte en verontreinigde grond; Het verwijderen van vloeren, verhardingen, funderingen en ondergrondse tanks; Het verwijderen van de mogelijk verontreinigde riolering. Het slopen van de resterende bebouwing is in het kader van dit omgevingsplan niet relevant en zal niet verder worden besproken. De werkzaamheden worden in de paragrafen 2.3.1 tot en met 2.3.5 kort beschreven. 2.3.1 Ontgraven van verontreinigde grond Op het terrein van de Vlasweg 4 en 6 zal de bovengrond worden gesaneerd tot de systeemgrens op 2,4 meter boven NAP. Op het terrein zijn verschillende verontreinigingsspots aanwezig, zie bijlage 2. De vrijgekomen grond zal in eerste instantie worden opgeslagen op locatie. 2.3.2 Verwijderen van vloeren, verhardingen, funderingen en ondergrondse tanks Op het terrein zullen alle vloeren, verhardingen en funderingen worden weggehaald. Ook de ondergrondse tanks zullen worden gesaneerd. In de grond rondom de ondergrondse tanks zijn mogelijk verontreinigingen in de bodem aanwezig die niet gerelateerd zijn aan de brand bij Chemie-Pack. 2.3.3 Verwijderen van het rioleringsstelsel Om de sanering van het rioleringsstelsel mogelijk te maken dient plaatselijk bemaling te worden toegepast. Bij de bemaling zal verontreinigd grondwater vrijkomen. Omdat het grondwater verontreinigd is kan uitdamping plaatsvinden. Het water zal worden afgevoerd naar het influentbassin van de waterzuivering, waarop een beheersmaatregel tegen stank is aangebracht. 2.4
Inschatting milieubelasting
In tabel 2.2 is een grove inschatting van de milieubelasting voor de omgeving van de geplande werkzaamheden gemaakt. 2.5
Beschrijving gevoelige objecten / bestemmingen in de omgeving
De locatie bevindt zich op het industrieterrein van Moerdijk. Op ongeveer 100 meter van het saneringswerkgebied bevinden zich het kantoor van ATM en het bedrijf van Martens en Van Oord. De loodsen van Hendrik Veder group liggen op 20-40 m afstand. De loodsen van Comirec, weliswaar blinde gevels, liggen op minder dan 10 meter afstand van het terrein van Vlasweg 4. 2.6
Bestaande hinder- en gezondheidsklachten omgeving
In de afgelopen periode zijn bij het Bureau Gezondheid Milieu en Veilgheid van GGD, de GGD West Brabant, gemeente Moerdijk of de provincie Noord Brabant geen klachten gemeld.
7
Tabel 2.2
Inschatting milieubelasting voor de omgeving per werkzaamheid
Werkzaamheid
Duur (dagen), periode
Hoeveelheid grond (m3) 2160 (categorie A, B en C)
Relevante belasting omgeving Uitdamping grond en geurhinder
Sanering grond
Later in te vullen door aannemer werk
Sanering ondergrondse tanks
Later in te vullen door aannemer werk
265 (categorie A en B)
Uitdamping en geurhinder
Sanering riolering
Later in te vullen door aannemer werk
1335 (categorie A, B en C)
Uitdamping en geurhinder Geringe uitdamping grondwater (natte grond)
Categorie A: PID-meting > 40 ppm Categorie B: PID meting > 4 en < 40 Categorie C: PID meting 0 - < 4
2.7
Beschikbare meetgegevens luchtkwaliteit
Sinds april 2012 voert de provincie Noord-Brabant luchtmetingen uit in de omgeving van het voormalige Chemie-Pack terrein. Eén van de meetstations bevindt zich op het terrein van Martens & Van Oord. Ter plaatse van dit meetstation zijn geregeld verhoogde concentraties benzeen gemeten die zoals gebleken is uit intensieve monitoring geen relatie hebben met de verontreiniging van het Chemie-Pack e.o.. De meetstations zijn te beschouwen als een buitenring om de meetlocaties ten behoeve van de sanering van de bovengrond. De meetresultaten van de monitoring van het industrieterrein Moerdijk (buitenring) zullen als achtergrondwaarde worden meegenomen in de beoordeling van de uitdamping van vluchtige stoffen als gevolg van de sanering van de bovengrond.
8
3.
Voorspelling en toetsing buitenluchtconcentraties
3.1
Algemeen
Om een inschatting te kunnen maken van de te verwachten concentraties aan vluchtige stoffen in de buitenlucht in de omgeving en deze gezondheidskundig te beoordelen wordt gebruik gemaakt van het “Protocol risico’s blootstelling bij bodemsanering” (RIVM, 2004). Met het bij het protocol behorend model, genaamd DIVOCOS (DIspersion of VOlatile COntaminantS), is een schatting gemaakt van de potentiële blootstelling van gebruikers van het industrieterrein. De met het model op worst-case basis berekende concentraties worden vervolgens getoetst aan grenswaarden, waarna besloten kan worden om de stof al dan niet op te nemen in het meetprogramma. Op basis van de inschatting van de milieubelasting zoals weergegeven in tabel 2.2 wordt de sanering van de grond, ondergrondse tanks en het rioleringsstelsel geidentificeerd als potentieel milieubelastend op omstandersniveau voor de omgeving. De uitdamping als gevolg van deze werkzaamheden is modelmatig berekend met het model DIVOCOS (zie paragraaf 3.3). Belangrijk hierbij is op te merken dat de uitgevoerde berekeningen met DIVOCOS zijn gedaan op basis van de het gemiddelde van de gemeten concentraties (dus de concentraties hoger dan de detectiegrens) (zie ook opmerkingen onder tabel 2.1) en dat dit kan leiden tot een overschatting van te verwachten concentraties aan stoffen in de omgeving. DIVOCOS is enkel en alleen gebruikt voor de bepaling van welke stoffen het beste meegenomen kunnen worden in het te volgen meetprogramma. De daadwerkelijke risicobeoordeling zal worden uitgevoerd op basis van de gemeten concentraties tijdens de sanering. 1. Naast dat aan de hand van DIVOCOS een voorspelling wordt gedaan van de te verwachten concentraties aan vluchtige stoffen in de buitenlucht in de omgeving zijn door de Omgevingsdienst Midden West-Brabant ook een aantal analyses uitgevoerd van lucht dat verzameld is boven grondmonsters, die in emmers bewaard zijn (head-spaces monsters) Deze grondmonsters zijn afkomstig van één van de meest verontreinigende plaatsen op het terrein van Chemie-Pack en van de groenstrook tussen het terrein van Wärtsilä en ChemiePack (“kwalitatieve screening van lucht boven twee gevulde emmers met grond, head spaces-monsters”, analyserapport 13081904, 11 december 2013, OMWB);
2. Onderzoek afbraak in grond terrein Chemie-Pack, OMWB, 469283, 14 nov 2013 3. Onderzoek afbraak in grond terrein Chemie-Pack, OMWB , 469415, 12 nov 2013 Uit de uitgevoerde luchtanalyses kan geconcludeerd worden dat de verwachting is dat bij de sanering van de bovengrond voornamelijk vluchtige stoffen zullen uitdampen uit de koolwaterstofgroep (C9H12), waarbij met name genoemd worden: 1,3,5,-trimethylbenzeen, 1,2,4,trimethylbenzeen, 1,2,3,-trimethylbenzeen en ethylmethylbenzeen. De verwachting is dat deze stoffen de bulk van de verontreiniging zullen vormen; in minder mate kunnen ook cumeen (isopropylbenzeen), propylbenzeen, methylstyreen en xylenen voorkomen.
3.2
Beoordelingscriteria buitenluchtconcentraties
Ter beoordeling van de buitenluchtconcentraties worden gezondheidskundige grenswaarden (voor de algemene bevolking) aangehouden, rekening houdend met de mogelijke blootstellingsduur. In tabel 3.1 is opgenomen aan welk beoordelingscriterium dient te worden getoetst, bij een bepaalde blootstellingsduur. Tabel 3.1 Overzicht beoordelingscriteria met bijbehorende blootstellingsduur
Blootstelling
Blootstellingsduur
Beoordelingscriterium
Langdurig
> 365 dagen (levenslang)
Middellang Kortdurend
14 - 365 dagen 1 – 14 dagen of 8 uur 1 uur
1. TCL 2. Chronic MRL Intermediate-MRL Acute-MRL
Momentaan
Signaalwaarde: 3 x MRL acute
9
TCL
=
MRL
=
Signaalwaarde=
Toelaatbare Concentratie in Lucht, door RIVM afgeleide concentratie t.b.v. afleiding bodeminterventiewaarden, de concentratie in lucht waaraan een mens gedurende zijn hele leven mag worden blootgesteld zonder dat daarvan schade aan de gezondheid zal ontstaan. Minimal Risk Level, afgeleid door het Amerikaanse Agency for Toxic Substances and Disease Registry (ATSDR), voor levenslange blootstelling (MRL chronic), blootstellingen van maximaal 365 dagen, (MRL intermediate) en kortdurend (MRL acute), 1-14 dagen. 3 x MRL acute
In tabel 3.2 is een overzicht gegeven van de te hanteren beoordelingscriteria voor de verschillende stoffen (voor uitleg over de selectie zie paragraaf 3.3).
10
Tabel 3.2
Toetsingskader met beoordelingscriteria, alle waarden in µg/m3 CAS
Signaalwaarde
MRL acuut
MRL intermed
MRL chron
TCL
GW werkn
Som C8-C10, aromaten 200 1,3,5-trimethylbenzeen 25551-13-7 Benzeen 71-43-2 90 30 20 10 20 Tolueen 108-88-3 11.511 3.837 307 400 Ethylbenzeen 100-41-4 66.357 22.119* 8.848* 265* 770 Xylenen (som) 1330-20-7 26.040 8.680 2.604 221 870 Tetrachlooretheen 127-18-4 4080 1360 276 250 cis 1,2-dichlooretheen 156-59-2 60 30 Naftaleen 91-20-3 4 25 2-ethyl-1-hexanol 104-76-7 2.200 dichloorbenzeen 25321-22-6 36.000 12.000 1.200 600 600(a) isomeren 1,1,2-trichloorethaan 79-01-6 17 17 200 *Ethylbenzene (11/10) zie MRL list ATSDR February 2012 (http://www.atsdr.cdc.gov/mrls/pdfs/atsdr_mrls_february_2012.pdf) - geen VRW, MRL of TCL bekend (a) TCL van 1,2-dichloorbenzeen (b) Grenswaarde werknemer voor 1,3-dichloorbenzeen (m-), CAS 541-73-1 Signaalwaarde MRL acuut MRL intermed MRL chron TCL GW werkn Geurdrempel:
Geurdrempel (mediaan of range)
100.000 3.250 150.000 215.000 210.000 138.000 800.000 50.000 110.000 12.000(b)
31-12.322 5.000-80.000 600-20.000 9.000-90.000 400-8.000 10.000-100.000 323-68.708 50-800 400-700 -
54700
1.000-50.000
= 3xMRL acuut, als geer MRL acuut bekend is, is de VRW weergegeven = bij blootstelling tussen 1 en 14 dagen; = bij blootstelling tussen 14 en 365 dagen: = bij blootstelling langer dan 365 dagen; = Toelaatbare Concentratie in de Lucht bij levenslange blootstelling, bron Circulaire Bodemsanering 2012 en RIVM = grenswaarde voor de werkplek, als Tijdgewogen gemiddelde over 8 uur, bron Arbeidsomstandighedenregeling 2012, Leidraad ‘Veilig werken met chemische stoffen’ bron Circulaire bodemsanering 2012 en Haz-Map (range laagste-hoogste omgerekend van ppm naar µg/m3)
11
3.3
Voorspelling met DIVOCOS per verontreinigingsspot of bronlocatie
Het rekenmodel DIVOCOS (versie 1.5 www.rivm.nl/divocos) is gebruikt voor de schatting van de te verwachten buitenluchtconcentraties. Alle stoffen die in de grond van Vlasweg 4 en 6 in verhoogde concentraties zijn aangetoond en die zijn opgenomem in DIVOCOS zijn ingevoerd in het model. In onderstaande tabellen zijn deze selecties per werkzaamheid uit tabel 2.2 weergegeven. Uitdamping van stoffen uit het grondwater is buiten beschouwing gelaten in de berekeningen met DIVOCOS. Elke modelberekening, dus ook met DIVOCOS uitgevoerde berekeningen, kent beperkingen en onzekerheden omdat de aannames waarvan in de berekeningen worden uitgegaan veelal slechts een grove benadering zijn van de werkelijkheid. De berekende emissies en concentraties moeten daarom worden beschouwd als orde van-grootte-waarden. Voor de locatie Chemie-Pack en omgeving zijn de onzekerheden in de met DIVOCOS voorspelde concentraties extra groot, omdat de verontreiniging uit veel verschillende componenten bestaat. Bij de berekeningen die zijn uitgevoerd met DIVOCOS, zijn in eerste instantie de op de locatie bepaalde relevante concentraties in grond voor minerale olie, C8-C10 (aromaten), 1,1,2trichloorethaan, 1,2-dichlooretheen, tetrachloorethyleen, benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen (som), naftaleen, formaldehyde en dichloorbenzeeen ingevoerd in het model. Voor de overige stoffen, waaronder ethylhexanol, 2-ethylnitraat en nonylfenolen zijn geen schattingen uitgevoerd met het model DIVOCOS, omdat deze stoffen niet kunnen worden beoordeeld met DIVOCOS. De somgroep C5-C10 alifaten) is met DIVOCOS beoordeeld als zijnde ‘minerale olie, C8-C10, alifatisch. De berekeningen met DIVOCOS zijn uitgevoerd met de in bijlage 3 van het Plan van aanpak genoemde concentraties. Voor de berekeningen met betrekking tot het saneren van het rioleringsstelsel is gebruik gemaakt van gemiddelde concentraties van benzeen, cis, ethylbenzeen, formaldehyde, naftaleen, somgroep C8-C10 (aromatisch), somgroep xylenen, tetrachlooretheen, tolueen en trichlooretheen. Als worst case concentraties zijn de gemiddelde concentraties in de grond berekend door alle meetwaarden, dus exclusief de resultaten kleiner dan de detectiegrens, per stof te middelen. Opgemerkt moet worden dat bij de berekeningen met DIVOCOS alles worst-case is doorgerekend, Dit geldt zowel voor de concentraties in de grond als ook voor die stoffen die in de slurry van riolering zijn aangetroffen. De berekende waarden geven dan ook hoogstwaarschijnlijk een overschatting van de daadwerkelijk te verwachten concentraties in de omgeving. Dit geldt zeker voor benzeen en tetrachloorethyleen, waarvan de hoogste waarden slechts op één van de hotspots zijn aangetroffen, namelijk bij de naad in één van de vloeren. Deze ligt midden in het saneringswerkgebied en zal naar verwachting, gezien de afstand tot de directe omgeving, tot geen directe beïnvloeding van de omgeving leiden. Voor de grondsanering is in DIVOCOS gerekend met de gegevens van locatie 4, strook rondom de naad in de vloer nabij boring 602, omdat in boring 602 de hoogste concentraties in de grond zijn aangetoond. Het oppervlakte van deze verontreinigingsspot is 305 m2. Voor het rioleringsstelsel is in DIVOCOS worst-case gerekend met een oppervlakte van het kerngebied van 862 m2 , een diepte van 1 meter, een dagelijkse lading van 700 m3 en met een maximale opslag van verontreinigde grond op de locatie van 1000 m3 gedurende 24 uur. Voor de sanering van de ondergrondse tanks is gekeken naar de stoffen die ter plaatse in de grond voorkomen en niet gerelateerd zijn aan de brand bij Chemie-Pack. De resultaten van de berekeningen zijn vervolgens vergeleken met de beoordelingscriteria volgens het Protocol risico’s blootstelling bij bodemsanering (RIVM, 2004). Bij deze vergelijking kunnen de volgende drie situaties zich voordoen: 1. de berekende concentraties liggen ruim beneden de beoordelingswaarden (quotiënt kleiner dan 0,2)– hoogstwaarschijnlijk geen risico; 2. de berekende concentraties liggen rond of net beneden de beoordelingswaarden (quotiënt 0,2 – 1,0) – risico moeilijk in te schatten; 3. de berekende concentraties liggen boven de beoordelingswaarden (quotiënt groter dan 1,0) – mogelijk een risico.
12
In de onderstaande tabellen (tabel 3.3 en 3.4) zijn respectievelijk de resultaten voor het saneren van de grond en van het rioleringsstelsel diameter 125-160 samengevat. Tabel 3.3 Berekende quotiënten sanering locatie 4, strook rondom naad in de vloer nabij boring 602 - vergelijking berekende immissieconcentraties (op 10 meter) met beoordelingscriteria (MRL chronisch, intermediate en/of acuut) Stof Som C8-C10 aromaten1 1,1,2-trichloorethaan 1,2-dichlooretheen Tetrachlooretheen2 Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xyleen Naftaleen Dichloorbenzeen isomeren geen MRL afgeleid
MRL Chronisch
MRL Intermediate 4,5 <0,2 1,2 0,2 0,2 0,4 <0,2 <0,2 0,6 <0,2
MRL Acuut 0,2 -
0,3 0,9 0,8 <0,2 0,2 <0,2
0,2 <0,2 <0,2 <0,2
Op grond van de vergelijking wordt geconcludeerd dat er op korte afstand van de ontgraving de risico’s op uitdamping over het algemeen moelijk zijn in te schatten. De verwachting is dat voornamelijk C6-C8 aromaten en 1,2-dichlooretheen zullen uitdampen: Het quotient chronisch voor C8-C10 is binnen een afstand van 60 meter groter dan of gelijk aan 0,2. Het quotiënt chronisch 1,2-dichlooretheen is tot een afstand van 25 meter groter dan 0,2. Het quotiënt acuut tetrachlooretheen is tot een afstand van 20 meter groter dan 0,2. Het quotiënt acuut en intermediate voor benzeen is op een afstand van 10 meter groter dan of gelijk aan 0,2. Het quotient acuut is tot een afstand van 25 meter groter dan 0,2. Het quotient chronisch en acuut is voor tolueen tot een afstand van 25 meter tussen de 0,2 en 1,0. Het quotient chronisch voor naftaleen is tot een afstand van 20 meter groter dan 0,2. 1) trimethyl-, tetramethyl- en diethylbenzenen, ethyltoluenen (ethylmethylbenzeen), methylstyreen, indaan, indeen en (iso-)propylbenzeen 2) gevonden resultaten voor tetrachlooretheen en benzeen gelden slechts voor één van de hotspots, wat de grootste afstand heeft tot de grenzen van het saneringswerkgebied. Wanneer de aangetroffen gehalten voor deze stoffen voor de andere lokaties worden gebruikt voor het berekenen van de qoutienten leiden ze tot een overschatting van het risico.
Tabel 3.4 Berekende quotiënten rioleringsstelsel diameter 125-160 - vergelijking berekende immissieconcentraties (op 10 meter) met beoordelingscriteria (MRL chronisch, intermediate en/of acuut) Stof Benzeen Dichloorethyleen (cis) Ethylbenzeen Formaldehyde Naftaleen Som C8-C10, aromaten Xylenen Tetrachlooretheen Tolueen Trichlooretheen geen MRL afgeleid
MRL Chronisch
MRL Intermediate <0,2 <0,2 <0,2 <0,2 <0,2 3,4 <0,2 <0,2 <0,2 <0,2
MRL Acuut 0,3 <0,2 <0,2 <0,2 <0,2
1,0 <0,2 <0,2 <0,2 0,2 0,2 <0,2
13
Op grond van de vergelijking wordt geconcludeerd dat er op korte afstand van de ontgraving met uitzondering van C8-C10 aromaten over het algemeen geen risico’s als gevolg van uitdamping te verwachten zijn. Voor benzeen is, bij het afgraven van de betreffende hotspot, het risico op uitdamping moeilijk in te schatten: Het quotiënt acuut en intermediate voor benzeen is op een afstand van 10 meter groter dan 0,2. Op grond van deze vergelijking wordt geconcludeerd dan het risico in deze worstcase moeilijk in te schatten is. De verwachting is wel dat dit een overschatting is van de daadwerlijk te verwachten concentraties voor de verschillende stoffen, omdat er worst-case is gerekend (gemiddelde van de meetwaarden i.p.v. gemiddelde van alle waarden inclusief kleiner dan detectiegrens) Het quotient chronisch voor C8-C10 aromaten is tot een afstand van 60 meter groter dan of gelijk aan 0,2. Voor tolueen en tetrachlooretheen is het quotiënt acuut gelijk aan 0,2. Voor de stoffen ethylhexanol, ethylhexylnitraat, 2-ethyltolueen, 3+4 ethyltolueen en nonylfenolen konden geen berekeningen met DIVOCOS worden uitgevoerd, omdat de stoffen niet opgenomen zijn in DIVOCOS. Gezien de lage vluchtigheid van ethylhexanol en nonylfenolen is weinig uitdamping te verwachten. (Dampspanning ethylhexanol: 0,36 mmHg en nonylfenolen: 2,36 * 105 mmHg). Samenvattend kan geconcludeerd worden dat op basis van de uitgevoerde berekeningen met DIVOCOS voor het totale saneringswerkgebied, afgezien van de C8-C10, aromaten, slechts op één locatie op zeer korte afstand van de bron een niet uit te sluiten risico te verwachten is voor benzeen en tetrachloorethyleen als gevolg van uitdamping. Hierbij moet wel opgemerkt worden, zoals ook al eerder is aangegeven, dat het berekende risico gebaseerd is op een worst-case scenario en dat de werkelijke situatie hoogstwaarschijnlijk zal overschatten. Voor de betreffende hotspot, waarbij de hoogste waarden voor benzeen en tetrachloorethyleen worden aangetroffen, wordt geadviseerd tijdens de sanering van deze hotspot PAS-metingen uit te voeren, waarbij naast C8-C10 (aromaten), met als indicatorstof trimethylbenzeen, ook benzeen en tetrachlooretheen mee te nemen.
14
4.
Voorspelling overige milieufactoren
4.1
Geuroverlast
Geuroverlast wordt doorgaans veroorzaakt door een mengsel van stoffen in de lucht, waarbij stoffen ook al in zeer lage (niet meetbare) concentraties met de neus waarneembaar kunnen zijn. De geuroverlast die de sanering van de bovengrond geeft is niet vooraf met zekerheid te voorspellen. Het is echter wel waarschijnlijk dat de sanering zal leiden tot uitdamping van stoffen en hiermee ook geuroverlast kan veroorzaken. Van 2-ethyl-1-hexanol, cumeen en naftaleen is bekend dat het al bij zeer lage concentraties geuroverlast kan veroorzaken bij vrijkomen in de lucht. Op het moment dat geuroverlast optreedt dient snel te worden gehandeld met de inzet van metingen. Bij de grondwerkzaamheden wordende volgende maatregelen genomen om uitdamping of geuroverlast te voorkomen: − Niet het gehele saneringsgebied wordt tegelijkertijd ontgraven, maar gefaseerd en middels saneren in kleine vakken. − De depots van categorie A grond zo snel mogelijk keuren en, indien nodig, af voeren naar de verwerker. − Verontreinigde grond af dekken met behulp van folie. − Eventuele geuroverlast vooraf met de omgeving communiceren, zodat men weet wat er komen gaat. Dit biedt de mogelijkheid tijdig eventuele stank te ontlopen en verhoogd de acceptatie van de tijdelijke overlast. − In geval van geuroverlast hierover zo snel mogelijk communiceren naar de omgeving, en eventueel te monitoren. 4.2
Stof en aerosolen
Het werk zal zodanig worden uitgevoerd dat geen stofoverlast zal ontstaan. Het voorkomen van stofvorming is van belang, omdat de stofdeeltjes de aangetoonde verontreinigingen, verbrandingsresten en kwarts zouden kunnen bevatten. Bij het schoonspuiten van oppervlakten, onder andere klinkers, rioleringsbuizen en materieel, kunnen ook aerosolen ontstaan. De (spuit)werkzaamheden zullen zodanig worden uitgevoerd, dat verspreiding naar de omgeving niet kan optreden. Algemeen geldt dat stofdeeltjes of aerosolen kunnen worden ingeademd (inhaleerbaar zijn) en op deze manier mogelijk kunnen leiden tot risico’s. Stof kan ook aanleiding geven tot hinder vanwege zichtbare stofwolken in de lucht en vervuiling van oppervlakten in de omgeving (auto’s, ramen, e.d.). Via verontreinigde oppervlakten in de omgeving en de blootstellingroute hand-mond-contact kan stofverspreiding ook leiden tot blootstellling via de orale route. Stofverspreiding kan sterk worden beperkt door het terrein voldoende vochtig te houden. 4.3
Geluid
Ten gevolge van de werkzaamheden zal sprake zijn van extra geluid door: vrachtwagens voor de aan- en afvoer van materiaal; rijdend materieel op de locatie; stationaire apparatuur op de locatie (pompen, compressoren e.d.); schoonschudden bestrating. De aanwezigheid van een puinbreker In algemene zin dient getracht te worden om overlast van geluid voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken door enerzijds voldoende afstand te houden ten opzichte van gevoelige objecten en anderzijds alle materieel zoveel mogelijk geluidsarm uit te voeren. De verwachting is dat de werkzaamheden niet zullen leiden tot ernstige geluidoverlast, omdat op het industrieterrein geen gevoelige objecten in de directe omgeving van het terrein aanwezig zijn en er sprake is van een hoge achtergrondbelasting. Niet vermijdbaar extra geluid kan vooraf met de omgeving worden gecommuniceerd, waardoor men is voorbereid en doorgaans een grote acceptatie zal hebben ten opzichte van het verhoogde geluidsniveau.
15
4.4
Visuele hinder
Visuele hinder kan optreden ten gevolge van: zichtbare stofwolken; opslag grote hoeveelheden grond. Ook visuele hinder zal, gezien de aard van de directe omgeving, naar verwachting niet leiden tot overlast. Stofwolken zullen niet voorkomen omdat het terrein vochtig zal worden gehouden. 4.5
Veiligheid
Voor de veiligheid wordt verwezen naar het V&G-plan.
16
5.
Meetplan
5.1
Keuze van meetprogramma
De grond die zal worden afgegraven is heterogeen verontreinigd met een relatief groot aantal stoffen. Gebaseerd op berekeningen met DIVOCOS adviseert de GGD een meetprogramma in te zetten bij de sanering van de strook rondom de naad in de vloer nabij boring 602 (locatie 4) en de sanering van het rioleringsstelsel. Het zal in de praktijk niet altijd mogelijk zijn de herkomst van een gemeten stof met zekerheid vast te stellen, omdat voorkomende stoffen in de lucht ook afkomstig kunnen zijn van andere bedrijven op het industrieterrein, en niet het gevolg zijn van de graafwerkzaamheden. 5.2
Meetprogramma
Op basis van de worst-case beoordeling van de aangetroffen verontreiniginssituatie met DIVOCOS dienen tijdens de feitelijke saneringswerkzaamheden metingen naar minimaal de aromaten C8-C10 (som), tolueen, 1,2-dichlooretheeen, xylenen (som) en naftaleen te worden uitgevoerd, om eventuele gezondheidsrisico’s tijdens de werkzaamheden achteraf te kunnen beoordelen. Voor de C8-C10 zijn met name de vluchtige koolwaterstoffen trimethyl-, tetramethyl- en diethylbenzenen, ethyltoluenen, methylstyreen, indaan, (iso-)propylbenzeen van belang, waarbij de hoogste concentraties te verwachten is voor de trimethylbenzenen (1,3,5,-,1,2,4,- en 1,2,3,-) en ethylmethylbenzeen (o-, m-, en p-). Omdat door andere activiteiten in de omgeving van het te saneren terrein benzeen in verhoogde concentratie aanwezig kan zijn in de buitenlucht, zal deze stof ook meegenomen worden in het meetprogramma Als uit de metingen uitgevoerd tijdens de sanering blijkt dat de beoordelingscriteria uit tabel 3.4 worden overschreden dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen. Een overschrijding van het beoordelingscriterium betekent niet automatisch dat er sprake is van gezondheidsrisico’s. De wijze van beoordeling is conservatief, wat wil zeggen dat bij de beoordeling de benodigde aannames/keuzes steeds aan de veilige kant worden gemaakt. Het meetprogramma dient bij voorkeur te bestaan uit de volgende onderdelen: 1. Meting voor beoordeling achteraf De gemiddelde concentraties van de vrijgekomen vluchtige stoffen tijdens de werkzaamheden dienen te worden bepaald met passieve monstername (koolstofbadges). Minimaal zal in elke windrichting (4 richtingen) een meetpunt worden aangebracht aan het hekwerk, of op een andere locatie tussen de rand van de put en de gebouwen. De meetperiode kan in opeenvolgende perioden worden opgedeeld, afhankelijk van de tijdsduur die met één badge kan worden bemeten. De badge dient minimaal een week te blijven hangen. Na analyse van de badges kan de gemiddelde luchtconcentratie van de vluchtige stoffen gedurende de periode waarin de werkzaamheden, inclusief grondopslag, zijn uitgevoerd worden bepaald, en worden vergeleken met de toetsingswaarde (MRL intermediate of Toelaatbare Concentratie in de Lucht (TCL)). Boven beschreven metingen zullen plaatsvinden tijdens de specifieke grondsaneringswerkzaamheden. Metingen tijdens de overige werkzaamheden (slopen vloeren, funderingen etc.) worden niet zinvol geacht. 2. Actieve metingen Aanbevolen wordt om op een ‘worst case’ dag van de grondsanering en de sanering van de riolering benedenwinds enkele 8-uurs gemiddelde metingen (actieve monstername met actief koolbuisjes) uit te voeren. De metingen worden geanalyseerd om te bepalen of relevante uitdamping optreedt, alsmede om op een breder pakket aan stoffen te kunnen toetsen. De 8uursgemiddelde meetwaarden kunnen worden vergeleken met de MRL-acuut, of afhankelijk van de meetlocatie met de grenswaarde voor de werkplek. 3. Kortdurende metingen ter beoordeling van piekconcentraties Vanwege niet uit te sluiten/te verwachten kortdurende piekconcentraties van vluchtige organische stoffen dienen aanvullend kortdurende metingen te worden uitgevoerd. Deze metingen kunnen voor de omgeving worden uitgevoerd met een PID-meter aan het hekwerk. De resultaten (1-uurs gemiddelde(n)) dienen voor de omgeving te worden getoetst aan de signaalwaarde (3 x MRL acuut).
17
Als de hotspots wordt gesaneerd kan de uitslag van de PID (totaal vluchtige organische stoffen) als 1-uurs gemiddelde kan worden getoetst aan een waarde van 0,6 ppm (3 x MRL acuut PER in ppm). Voor de grondsanering buiten de hotspots kan trimethylbenzeen als indicatorstof worden gebruikt. Het bovengenoemde meetprogramma wordt vooral van belang en zinvol gezien tijdens specifieke saneringswerkzaamheden/-weken, voor het overige worden deze metingen niet zinvol geacht, zoals oa. tijdens het slopen. 5.3
Registratie gegevens
Voor de risicobeoordeling achteraf dienen de volgende gegevens beschikbaar te zijn: het logboek met gegevens over het dagelijks verloop van de werkzaamheden; alle meetresultaten een overzicht van de relevante heersende weersomstandigheden (temperatuur, windrichting en -snelheid, neerslag en luchtdruk); een overzicht van eventueel gemelde klachten/opmerkingen vanuit de omgeving.
18
6.
Maatregelen
6.1
Preventieve maatregelen
Voorafgaande aan de werkzaamheden zijn in het plan van aanpak al maatregelen genomen om emissies te voorkomen. Hierbij worden onder andere de volgende maatregelen genomen: - de depots met de sterk verontreinigde grond worden snel leeg gemaakt; - bij depotvorming wordt de verontreinigde grond afgedekt; - om stofverspreiding tegen te gaan wordt water verneveld. 6.2
Aanvullende maatregelen tijdens werkzaamheden
Meer specifiek zullen bij overschrijding van concentratieniveaus tijdens de werkzaamheden de volgende aanvullende maatregelen op aangeven van de opdrachtgever worden genomen: werkoppervlak (emissieoppervlak) verder beperken, door in kleine vakken af te graven; het sneller afvoeren van verontreinigde grond naar de verwerker; - het beter en/of sneller afdekken van verontreinigde grond; het stilleggen van voor de omgeving kritische werkzaamheden bij bepaalde windrichtingen in combinatie met de buitentemperatuur.
19
Afkortingen
ATSDR
Agency for Toxic Substances and Disease Registry
DIVOCOS
Dispersion of VOlatile ContaminantS
GC/MS
GasChromatograaf / MassaSpectrometrie
GMV
Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid van de GGD’en Brabant/ Zeeland
MRL
Maximum Risk Level
Per
Tetrachlooretheen/ Perchlooretheen
PID
Photo Ionisatie Detector
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
TCL
Toelaatbare Concentratie in de Lucht
20
Gebruikte bronnen
Circulaire bodemsanering 2013, geldend op 16 februari 2014, www.wetten.overheid.nl Mennen MG, Freijer JI, Delmaar JE en Janssen PCJM, Protocol risico’s blootstelling bij bodemsanering, versie 3, december 2009, RIVM/IMD, Bilthoven Plan van aanpak sanering bovengrond Chemie-Pack, Vlasweg 4-6 Moerdijk, Tauw bv, projectnummer 1220494, 31 januari 2014
21
Bijlage 1
Werkgebied (blauw gebied)
22
Bijlage 2 Overzicht verontreinigingsspots en potentiele bronlocaties (Tabel 4.1 uit Plan van aanpak sanering bovengrond Chemie-Pack, Vlasweg 4-6 Moerdijk)
23
Bijlage 3
DIVOCOS-berekeningen
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu DIVOCOS /1.5/ C8-C10 Locatie Chemi-Pack * Info * Casus * Rapport Rapport * Download Deze versie biedt alleen download als XML-bestand. Gebruik eventueel de kopieerfunctie van uw browser om het rapport in een spreadsheet of tekstverwerker te plakken. Modelresultaten Run datum 2014-02-16 09:36:36 Grondsoort- en locatieëigenschappen Grondsoort Zand Organische stof [kg kg^-1 ] 0,01 Bulkdichtheid [kg m^-3 ] 1.550 Porositeit [m^3 m^-3 ] 0,35 Waterfractie [m^3 m^-3 ] 0,31 Luchtfractie [m^3 m^-3 ] 0,04 Temperatuur [degr C] 10 Watergehalte [kg kg^-1 ] 0,2 Oppervlakte kerngebied [m^2 ] 305 Diepte kerngebied [m] 2 Dagelijkse lading [m^3 d^-1 ] 610 Volume afgraving [m^3 ]
24
0,7 Verwerkingstijd [hr] 0,05 Volume opslag [m^3 ] 610 Opslagtijd [hr] 24 Werkplan Laag voor laag afgraven Omgeving Bebouwd gebied Stofeigenschappen Stof mineral-oil,aromatic,C8-C10 CAS no_CAS Moleculair gewicht [g mol^-1 ] 120 Oplosbaarheid [mol m^-3 ] 0,542 Dampdruk [Pa] 821 Temperatuurcorrectiefactor voor dampdruk 1 Halfwaardetijd [d] 63,198 Verdelingscoëfficiënt water-organisch C [m^3 kg^-1 ] 1,585 Berekende transportparameters Verdelingscoëfficiënt water-bodem [m^3 kg^-1 ] 0,009 Henrycoëfficiënt 0,644 Diffusiecoëfficiënt in lucht [m^2 d^-1 ] 0,67 Temperatuurcorrectiefactor voor diffusiecoëfficiënt in lucht 0,941 Effectieve diffusiecoëfficiënt bodem [m^2 d^-1 ] 0,013 Effectieve diffusiecoëfficiënt bol [m^2 d^-1 ] 0,013 Effectieve advectieflux [m d^-1 ] 0,002 Dampvertragingsfactor 22,655
25
Verontreiniging Verontreinigingen Nr. Concentratie 1 5.389 0,28 mg/kg (Grond) 2 5.562,5 0,6 mg/kg (Grond)
Diepte [m]
Eenheid (Matrix)
Emissieberekeningen Emissieberekeningen Nr. Diepte [m] Concentratie bodem-lucht [µg m^-3 ] Achtergrond [g d^-1 ] Put [g d^-1 ] Afgraving [g d^-1 ] Opslag [g d^-1 ] Totaal [g d^-1 ] 1 0,28 41.872.409,007 0 25.054,614 3.824,425 8.694,669 37.573,708 2 0,6 41.872.409,007 0 9.697,187 3.824,425 8.694,669 22.216,281 Opmerkingen Waarschuwing Verzadigde dampspanning werd waargenomen bij 41.872.409,007 µg m^-3 Emissieoverzicht Gemiddelde achtergrondemissies [g d^-1 ] 0 (0) Gemiddelde putemissies (standaarddeviatie) [g d^-1 ] 17.375,9 (10.859,341) Gemiddelde afgravingemissies (standaarddeviatie) [g d^-1 ] 3.824,425 (0) Gemiddelde opslagemissies (standaarddeviatie) [g d^-1 ] 8.694,669 (0) Totaal gemiddelde emissies (standaarddeviatie) [g d^-1 ] 29.894,994 (�) MRLs Acuut [µg m^-3 ] Intermediate [µg m^-3 ] Chronisch [µg m^-3 ] 200
26
Luchtkwaliteitberekeningen Afstand [m] Gem. concentratie concentratie in lucht [µg m^-3 ] in lucht [µg m^-3 ] 92% 10 20 25 30 40 50 60 70 75 80 90 100 125 150 175 200 225 250 300 350 400 450 500
905,846 235,734 151,793 112,314 67,679 42,213 28,892 22,836 20,276 17,854 14,774 12,041 8,027 5,744 4,36 3,425 2,768 2,284 1,661 1,315 1,073 0,865 0,727
2.887,462 745,922 462,784 348,048 216,081 142,555 107,781 80,066 65,776 59,998 47,472 36,365 24,428 19,065 15,916 13,979 11,764 10,449 7,82 6,159 5,086 4,187 3,564
concentratie in lucht [µg m^-3 ] 99.7% 7.918,693 5.448,916 3.713,069 2.717,054 .672,909 1.053,141 810,037 619,006 540,774 494,997 428,737 385,659 287,117 231,686 186,913 154,388 128,369 109,234 85,914 68,094 54,669 46,123 38,822
27
DIVOCOS /1.5/ C8-C10 Riolering * Info * Casus * Rapport Rapport * Download Deze versie biedt alleen download als XML-bestand. Gebruik eventueel de kopieerfunctie van uw browser om het rapport in een spreadsheet of tekstverwerker te plakken. Modelresultaten Run datum 2014-02-14 22:05:06 Grondsoort- en locatieëigenschappen Grondsoort Zand Organische stof [kg kg^-1 ] 0,01 Bulkdichtheid [kg m^-3 ] 1.550 Porositeit [m^3 m^-3 ] 0,35 Waterfractie [m^3 m^-3 ] 0,31 Luchtfractie [m^3 m^-3 ] 0,04 Temperatuur [degr C] 10 Watergehalte [kg kg^-1 ] 0,2 Oppervlakte kerngebied [m^2 ] 862 Diepte kerngebied [m] 1 Dagelijkse lading [m^3 d^-1 ] 700 Volume afgraving [m^3 ] 0,7 Verwerkingstijd [hr] 0,05 Volume opslag [m^3 ] 1.000
28
Opslagtijd [hr] 24 Werkplan Laag voor laag afgraven Omgeving Bebouwd gebied Stofeigenschappen Stof mineral-oil,aromatic,C8-C10 CAS no_CAS Moleculair gewicht [g mol^-1 ] 120 Oplosbaarheid [mol m^-3 ] 0,542 Dampdruk [Pa] 821 Temperatuurcorrectiefactor voor dampdruk 1 Halfwaardetijd [d] 63,198 Verdelingscoëfficiënt water-organisch C [m^3 kg^-1 ] 1,585 Berekende transportparameters Verdelingscoëfficiënt water-bodem [m^3 kg^-1 ] 0,009 Henrycoëfficiënt 0,644 Diffusiecoëfficiënt in lucht [m^2 d^-1 ] 0,67 Temperatuurcorrectiefactor voor diffusiecoëfficiënt in lucht 0,941 Effectieve diffusiecoëfficiënt bodem [m^2 d^-1 ] 0,013 Effectieve diffusiecoëfficiënt bol [m^2 d^-1 ] 0,013 Effectieve advectieflux [m d^-1 ] 0,002 Dampvertragingsfactor 22,655 Verontreiniging Verontreinigingen Nr. 1 371,43 0,5
Concentratie mg/kg (Grond)
Diepte [m]
Eenheid (Matrix)
29
Emissieberekeningen Emissieberekeningen Nr. Diepte [m] Concentratie bodem-lucht [µg m^-3 ] Achtergrond [g d^-1 ] Put [g d^-1 ] Afgraving [g d^-1 ] Opslag [g d^-1 ] Totaal [g d^-1 ] 1 0,5 25.412.490,552 0 14.888,536 2.663,506 5.138,627 22.690,668 Opmerkingen Waarschuwing Geen Emissieoverzicht Gemiddelde achtergrondemissies [g d^-1 ] 0 Gemiddelde putemissies [g d^-1 ] 14.888,536 Gemiddelde afgravingemissies [g d^-1 ] 2.663,506 Gemiddelde opslagemissies [g d^-1 ] 5.138,627 Totaal gemiddelde emissies [g d^-1 ] 22.690,668 MRLs Acuut [µg m^-3 ] Intermediate [µg m^-3 ] Chronisch [µg m^-3 ] 200 Luchtkwaliteitberekeningen Afstand [m]
Gem. concentratie concentratie concentratie in lucht [µg m^-3 ] in lucht [µg m^-3 ] in lucht [µg m^-3 ] 92% 99.7%
10 20 25 30 40 50 60 70 75
687,548 178,925 115,213 85,248 51,369 32,04 21,929 17,333 15,39
2.191,619 566,164 351,259 264,173 164,008 108,201 81,807 60,771 49,925
13.600,508 4.135,794 2.818,265 2.062,277 1.269,758 799,347 614,828 69,833 410,454
30
80 90 100 125 150 175 200 225 250 300 350 400 450 500
13,551 11,214 9,139 6,093 4,36 3,309 2,6 2,101 1,733 1,261 0,998 0,814 0,657 0,552
45,539 36,032 27,602 18,541 14,471 12,081 10,61 8,929 7,931 5,935 4,675 3,861 3,178 2,705
375,709 325,417 292,72 217,925 175,853 141,869 117,183 97,433 82,91 65,209 51,684 41,495 35,008 29,466
31