2011-03
Oefenvragen Ondernemerskunde B - Personeelsmanagement & Arbeidsrecht
1.
Indien er een conflict ontstaat op het werk tussen u en een medewerker dan kunt u volgens de theorie het beste: A. samenwerken, want twee weten meer dan één. B. een compromis trachten te sluiten, het leven bestaat uit geven en nemen. C. de competitie aangaan, uw rechten verdedigen. U kunt altijd nog terugvallen op een andere stijl. D. alle manieren van conflicthantering zijn nuttig, zelfs ontlopen en toegeven. Dit hangt namelijk af van de situatie.
2.
Binnen het vakgebied personeelsbeleid hanteert men het model instroom-doorstroom-uitstroom. Instroom gaat vooral over: A. het instromen van medewerkers met nieuwe kennis en ideeën om de organisatie een impuls te geven. B. het inwerken, coachen, begeleiden en ontwikkelen van de medewerkers. C. het aannamebeleid, de capaciteitsplanning, de werving en de selectie van medewerkers. D. het instromen van medewerkers vanuit een basisfunctie naar een volgend niveau waardoor groei ontstaat.
3.
In het functieprofiel van een telefoniste staat: 'Om deze functie goed te kunnen vervullen dient de medewerker de technieken van telefonische communicatie te beheersen.' Dit is een voorbeeld van: A. B. C. D.
4.
een kenniscompetentie. een inzichtcompetentie. een gedragscompetentie. een vaardigheidscompetentie.
In het functieprofiel van een vertegenwoordiger staat: 'het invullen en verwerken van de verkooporder nadat de koop is gesloten.' Dit is een voorbeeld van: A. B. C. D.
een belangrijke taak. een verantwoordelijkheidsgebied. een bevoegdheid. een combinatie van alle drie (TVB).
2011-03
5.
In het functieprofiel van een projectleider staat: 'Het indelen van uw werkzaamheden, het stellen van prioriteiten en afwijken van de planning indien noodzakelijk.' Dit is een voorbeeld van: A. B. C. D.
belangrijke taken. verantwoordelijkheden. bevoegdheden. een combinatie van alledrie (TVB).
6.
Wat is één van de voornaamste redenen om tijdens een sollicitatiegesprek te werken met een checklist met gespreksitems? A. Met dit hulpmiddel kunt u een goed beeld vormen van de geschiktheid van de kandidaat. B. Op deze wijze komt u achter de werkelijke motivatie voor betreffende functie. C. Met dit hulpmiddel koppelt u gebeurtenissen uit het verleden aan mogelijk gedrag in de toekomst waardoor u de geschiktheid beter kunt inschatten. D. Op deze wijze wordt aan iedere sollicitant dezelfde vragen of onderwerpen voorgelegd zodat er een vergelijk mogelijk is.
7.
Stel u wilt een administratief medewerker aannemen. Welk hulpmiddel kunt u inzetten bij het vaststellen van de geschiktheid voor deze functie? 1. Vragen om en nabellen van referenties. 2. Een vakbekwaamheidproef. 3. Een psychologische test. A. B. C. D.
8.
Alleen hulpmiddel 1 is juist. Alleen hulpmiddel 2 is juist. Alleen hulpmiddel 3 is juist. In dit specifieke geval kunnen alle genoemde hulpmiddelen bruikbaar zijn.
Eén van de belangrijkste onderdelen van het sollicitatiegesprek is het vormen van een beeld van de sollicitant. Hiervoor kunt u open vragen stellen volgens de STAR-methodiek. Waar draait het om bij deze methode? 1. Deze methode geeft een goed beeld, omdat je situaties en handelswijze uit het verleden koppelt aan mogelijke situaties en manier van handelen in de toekomst. 2. Deze methode zorgt dat kandidaten als het ware 'gedwongen' worden om de waarheid te vertellen; het is niet meer mogelijk om de waarheid te verbergen. 3. Deze methode is een manier waarmee je de vragen kunt voorbereiden, waardoor ze altijd open worden gesteld, niet suggestief zijn en een goede structuur kennen. A. B. C. D.
Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Alleen stelling 3 is juist. Alle drie de stellingen zijn juist.
2011-03
9.
Welk belang heeft een medewerker bij het volgen van bedrijfsopleidingen? 1. De medewerker kan hierdoor goed en prettig functioneren. 2. De medewerker ontwikkelt zijn functie en creëert hiermee doorgroeikansen. 3. De medewerker werkt aan zijn employability, waardoor hij beter inzetbaar is (eventueel bij andere werkgevers). A. B. C. D.
Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Alleen stelling 3 is juist. Alle drie de stellingen zijn juist.
10.
Vanuit welke persoon kan een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) het beste worden geschreven en waarom? A. Vanuit de ik-persoon, omdat het daardoor voor de medewerker duidelijk wordt dat het over zijn ontwikkeling gaat. B. Vanuit de ik-persoon, omdat daarmee de medewerker zelf verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen ontwikkeling. C. Vanuit de 'derde'-persoon, omdat het daarmee duidelijk is dat het een ontwikkelingsplan betreft met belangen en voordelen voor zowel de organisatie als de medewerker. D. Vanuit de 'derde'-persoon, omdat een ontwikkelingsplan vanuit een objectieve, neutrale positie benaderd hoort te worden.
11.
De primaire doelen van een functioneringsgesprek zijn onder andere: 1. De toekomstige kwaliteit van het werk bevorderen en het aanspreken van de medewerker op mogelijk onacceptabel gedrag. 2. Belemmeringen wegnemen voor toekomstig functioneren en de motivatie bevorderen op de lange termijn. A. B. C. D.
12.
Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn onjuist.
Waarom is het structureel beoordelen van medewerkers belangrijk? 1. Medewerkers hebben behoefte om van de leiding te horen hoe zij functioneren en welke waardering dat oplevert. 2. Het dient doorgaans als basis voor promotie en beloning. 3. Er ontstaat een beeld van de ontwikkelingsmogelijkheden. A. B. C. D.
Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Alleen stelling 3 is juist. Alle drie de stellingen zijn juist.
2011-03
13.
Wat is volgens de theorie het primaire doel van een beoordelingsgesprek? 1. Het verbeteren van het functioneren van de medewerker in de toekomst. 2. Het wegnemen van mogelijke belemmeringen om beter te kunnen functioneren. 3. Vaststellen hoe iemand de afgelopen periode heeft gepresteerd en gefunctioneerd. A. B. C. D.
Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Alleen stelling 3 is juist. Alle drie de stellingen zijn juist.
14.
Welk risico bestaat er wanneer een beoordelingsgesprek en functioneringsgesprek gecombineerd worden in één gesprek? A. De manager en medewerker spreken elkaar maar één keer per jaar officieel over het functioneren en dat is te weinig. Een goed oordeel is dan moeilijk te geven. B. Wanneer de medewerker het totaal niet eens is met uw oordeel kan een te gespannen sfeer ontstaan, waardoor het praten over toekomstig functioneren geen zin meer heeft. C. De recente prestaties worden te zwaar meegewogen in het oordeel over het hele afgelopen jaar. D. Het wordt een formeel, verplicht praatje waar niemand wat aan heeft.
15.
Welke stelling is juist? 1. Bij een tijdelijk contract van anderhalf jaar mag de proeftijd maximaal twee maanden bedragen. 2. Bij een tijdelijk contract van twee en een half jaar mag de proeftijd maximaal twee maanden bedragen. A. B. C. D.
Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn onjuist.
2011-03
Oefenvragen Ondernemerskunde B - Personeelsmanagement & Arbeidsrecht
1.
D
2.
C
3.
D
4.
A
5.
C
6.
D
7.
D
8.
A
9.
D
10.
B
11.
B
12.
D
13.
C
14.
B
15.
B