Nummer
04
Academie van Bouwkunst Hanzehogeschool Groningen
Krimp als ontwerpopgave
InHOUD 03 Inleiding: Kracht door Krimp RMNO 11 Krimp en het einde van de grote projecten Wim Timmermans & Jos Jonkhof 15 Zeven opgaven aangaande krimp Steven van Schuppen 23 55
Atelier context: Krimp – een verkenning van kansen Inleiding Angelika Fuchs Studentenprojecten Atelier object: Prettig in Peins Inleiding Geir Eide Studentenprojecten
86 Krimpen in Nederland: werken aan perspectief en strategie Jan Kleine, Roos Galjaard & Yap Hong Seng 95 Ontwerp en publiek debat Willemijn Lofvers
Colofon Samenstelling Annet Ritsema, Gert ter Haar Redactie Bart Westerveen Art direction Ferry Wilting Ontwerp Thomas Wansing Druk Zalsman Groningen Tekstuele bijdragen Geir Eide, Angelika Fuchs, Roos Galjaard, Jos Jonkhof,
Jan Kleine, Willemijn Lofvers, Steven van Schuppen, Wim Timmermans, Yap Hong Seng Studentenprojecten Jiska van der Beek, Bastiaan Berg, Jop Besseling, Frederik ten Bloemendaal, Marc Bos, Arnold ten Brink, Klaas Jan Geertsema, Ron Hoogsteder, Alwin Keimpema, Buddy de Kleine, Erik de Lange, Elger Meinders, Farzad Salehi, Michel Speckreyse Atelierdocenten Geir Eide, Angelika Fuchs
Afbeeldingen De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten van de illustraties volgens wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. ISBN 978-90-808536-7-6 Academie van Bouwkunst/ Hanzehogeschool Groningen Zuiderkuipen 19 9711 HR Groningen T 050-5955404 F 050-3130106 E
[email protected]
Krimpen in Nederland: werken aan perspectief en strategie Nederland zal steeds meer te maken krijgen met demografische krimp. Aan de ‘randen’ van ons land is er al sprake van: een afnemend aantal inwoners en hier en daar zelfs een afnemend aantal huishoudens. Op verschillende plekken wordt al druk gewerkt aan en gedacht over mogelijke perspectieven en oplossingsrichtingen. In deze bijdrage beschouwen we vanuit de eigen praktijkervaring (Delfzijl, Blauwestad, Ontwerplab Krimp, Interreg project DC NOISE) de zoektocht naar perspectieven. Vervolgens gaan we kort in op mogelijke strategieën en op het instrumentarium dat nodig is en ontwikkeld zal moeten worden om daadwerkelijk om te kunnen gaan met de consequenties van krimp. door jan kleine, roos galjaard & yap hong seng Effecten van krimp
de Kop van Noord-Holland leidt een afnemend inwoneraantal tot daadwerkelijke leegstand, verschraling van het voorzieningenniveau en afnemende kwaliteit van de openbare ruimte. Veel krimp-discussies focussen zich (nog) op de omvang van het probleem, de vraag óf er wel een probleem is en of het tij niet te keren valt. Het gevaar daarvan is dat de discussie vooral gaat over wat er NIET is of wat MINDER wordt en daarin blijft hangen. Maar een reële beweging ontstaat pas als er ook een echt perspectief is om naartoe te werken. Hoe kan tegen het decor van krimp toch kwaliteit en een goed leven worden bereikt? Hoe kunnen we voorkomen dat mensen vast komen te zitten in hun huis, of dat een straat, dorp of gemeente zodanig verpaupert dat de bewoners die wél willen blijven alsnog vertrekken. Dit vraagt nieuwe perspectieven en strategieën. In de praktijk worden daar inmiddels de eerste stappen voor gezet.
Krimp is niet nieuw. Er zijn stedelijke gebieden die krimpen, zoals Heerlen, Maastricht, Delfzijl en Haarlem. En ook een grote stad als Rotterdam ziet al jarenlang het inwonertal achteruitlopen. Maar daar blijft het niet bij. Het CBS berichtte op 11 december 2008 dat in de periode 2007 - 2025 drie van de vier landelijke gemeenten zal krimpen. In die gemeenten neemt de bevolking van 0 tot 20-jarigen af met gemiddeld 21%! Natuurlijk is krimp op zichzelf geen probleem. Dat kun je van groei immers ook niet zeggen. Het gaat om de effecten die een afnemende en vergrijzende bevolking heeft op de kwaliteit van het bestaan en van de omgeving. En dan maakt het nogal wat uit of we spreken over traditionele ‘goudkusten’ en gebieden onder hoge economische druk, of over meer ‘perifere gebieden’ met minder economische perspectieven. Neem de Gooi en Vechtstreek. Deze regio is sterk vergrijsd, kent een vertrek van jongeren en ondervindt daardoor krimp. Maar tegelijkertijd is de regio omringd door groeiregio’s en zo gewild dat structurele leegstand zeer onwaarschijnlijk is. Ondanks een negatieve natuurlijke aanwas zal het aantal huishoudens hier niet dalen. Daarnaast wordt beweerd1 dat een daling van het aantal huishoudens in deze regio kan leiden tot een grotere instroom uit de omliggende (groeiende) gebieden. Aan de randen van Nederland ligt dat anders. In delen van Zuid-Limburg, Zeeland, Friesland, Groningen en
Investeren in perspectieven Eind jaren ‘90 stond Delfzijl het water aan de lippen. Ooit werd gerekend op ‘booming business’ in de Eemshaven en Delfzijl. Bouwen dus! Delfzijl-Noord werd uit de grond gestampt, maar door tegenvallende ontwikkelingen stond het resultaat er uiteindelijk troosteloos bij. Een doorgaande daling van het inwoneraantal, verloederende stadsdelen, een toenemend slecht imago en politieke patstellingen werden uiteindelijk de aanleiding voor een zeer ingrijpend revitaliseringsplan. In het Masterplan Revitalisering 86
Delfzijl-Noord in ontwikkeling
Delfzijl (2001) is gekozen voor drastische vernieuwingen van de stedelijke structuur. Centraal staat dat er meer huizen worden gesloopt dan dat er worden gebouwd én dat de samenstelling verandert: sloop van 1650 huurwoningen en nieuwbouw van 750 koopwoningen en 450 huurwoningen; op de schaal van Delfzijl een immense opgave. Tweede ingrediënt is de drastische concentratie en vernieuwing van verspreid aanwezige voorzieningen, gekoppeld aan een reductie van het totale aantal vierkante meters. Het gaat daarbij om scholen, winkels, wijk- en zorgvoorzieningen, etc. Last but not least wordt flink geïnvesteerd in nieuwe grootschalige openbare ruimte (water in de woongebieden, een centraal park, etc.) en nieuwe verbindingen van Delfzijl-Noord met het centrum. Inmiddels zijn de meeste woningen gesloopt en beginnen de contouren van het nieuwe DelfzijlNoord zich af te tekenen. Na jaren van scepsis worden de nieuwe kwaliteiten in de wijk inmiddels herkend. Over een jaar zal ook het oude winkelcentrum gesloopt zijn en zal het centrale park worden aangelegd. Delfzijl-Noord heeft dan een totale metamorfose doorgemaakt. Grootste opgave zal dan nog zijn de beoogde nieuwbouw zodanig te realiseren dat ze voldoet aan de bestaande kwaliteitsvraag en de woningmarkt van Delfzijl verrijkt, zonder dat het de komende krimp-opgave van Delfzijl vergroot. Een ander voorbeeld van drastisch ingrijpen is Blauwestad. Deze ingreep in de openbare ruimte is van meet af aan bedoeld geweest als sociaal-economische
impuls in de regio. Wat de aandacht heeft getrokken is het idee om via een nieuw en concurrerend woonmilieu nieuwe bewoners naar de regio te trekken. Maar idee en impuls strekken veel verder dan dat. Inmiddels is duidelijk dat de forse investeringen in het recreatieve landschap (een nieuw meer van 800 ha, nieuwe natuurgebieden, jachthaven en strand, fiets- en wandelpaden, etc.) daadwerkelijk leiden tot nieuwe bestedingen en werkgelegenheid in het gebied. Ook zichtbaar is dat de nieuwe omgeving leidt tot nieuwe impulsen in de bestaande gebouwde omgeving. Een onmeetbaar, maar minstens zo belangrijk effect is dat er weer geloof in de toekomst van de regio wordt georganiseerd en dat de inwoners bevestigd krijgen dat hun keuze om in het gebied te blijven een juiste is. Bij de start van Blauwestad hebben de drie betrokken gemeenten afgesproken hun totale nieuwbouwcapaciteit (dus na aftrek van de sloopopgave) te concentreren in dit project. Daarmee gaven zij een voorbeeld van noodzakelijke bovenlokale regie avant la lettre bij woningbouw in krimpgebieden. In samenhang met het voorzien in deze lokale behoefte werd het een speerpunt om (koopkrachtige) groepen naar het gebied te trekken. De inzet is bewoners van buiten de regio hier een nieuw bestaan te geven. Ontegenzeglijk is het tempo waarin Blauwestad zich ontwikkelt langzamer dan gehoopt. Toch wordt het concept vastgehouden, om te voorkomen dat Blauwestad een concurrent van de eigen omgeving wordt. 87
Krimpen in Nederland: werken aan perspectief en strategie
‘Een vertrekstrategie is in het Nederlandse krimpdebat nog not done, maar zal toch op middellange termijn ontwikkeld moeten worden.’
Holwerd: De pier Holwerd in plaatsen
In beide projecten is geïnvesteerd in visievorming en ambitie, maar met onderkenning van de realiteit van de maatschappelijke ontwikkeling. In beide projecten gaan de gekozen oplossingsrichtingen voorbij het gebruikelijke en het voor de hand liggende. Maar de kracht van idee, draagvlak en uitvoeringsorganisatie hebben getoond dat ambitie maakbaar is. Het gaat er dus nu vooral om te investeren in perspectieven (wat kan het omgaan met krimp opleveren als je het goed doet) en de kansen die demografische verandering met zich meebrengt te benutten.
algemene demografische ontwikkelingen, economische ontwikkelingen en beleidskeuzes. Dat leidt in delen van het gebied al tot een zichtbare achteruitgang van de kwaliteit van de leefomgeving. Zo staan er steeds meer panden voor een langere tijd leeg en vormt het onderhoud, ook van de openbare ruimte, een steeds groter probleem. In het Ontwerplab Krimp Dongeradeel was onze eerste invalshoek ‘2-1=3’: vrijkomende ruimte benutten om nieuwe kwaliteiten te introduceren en zo de regio c.q. het dorp als geheel kwalitatief te versterken. Dat kan gebeuren op het niveau van een enkel pand, van een straat, van een wijk, van een kern en van de regio. De tweede invalshoek was dat iedereen die WEL in het gebied wil wonen, werken en/of geld uitgeven die mogelijkheid ook geboden moet worden. Dat is geen concurrentiestrategie ten koste van andere gebieden of kernen, dat is gebruik maken van álle kwaliteiten en kansen die het gebied heeft. Hiermee ontwikkelden we enkele ‘voorbeeldrecepten’ voor een krimpstrategie. Om met de laatste invalshoek te beginnen: er gaan jaarlijks 500.000 toeristen lángs Holwerd van en naar Ameland. Waarom de toegang tot de pier niet ín Holwerd plaatsen, zodat de vakantie start in Holwerd? De kaartjes voor overtocht en vervoer over de pier worden gekocht in Holwerd en gaan niet meer langs, maar via Holwerd. Daar eindigt de snelheid en de jachtigheid en begint de rust: reizen met koets/tram en veer. Ook actuele ontwikkelingen
Ontwerpen met krimp Hieraan kan het Ontwerplab Krimp een belangrijke bijdrage leveren. De Bond van Nederlandse Architecten heeft in samenwerking met Stagg, Staro en Stawon, Aedes en KEI dit project gestart. Hierin worden door middel van ontwerpend onderzoek door ontwerpers, architecten en stedenbouwers concrete (her)ontwikkelingsstrategieën aangedragen voor gebieden die nu en/of in de toekomst te maken krijgen met krimp. De BNA vroeg Bureau PAU om samen met een team van zes architecten aan de slag te gaan in het noordelijk kleigebied van Friesland, de gemeente Dongeradeel. Dongeradeel zag tussen 2002 en 2008 het aantal inwoners met ruim 1% afnemen. Vooral de wat grotere kernen zorgen voor die krimp. Zo is het dorp Holwerd de afgelopen zes jaar met 8% gekrompen. Hier is sprake van een onderlinge versterking van 88
Holwerd: Nieuwe speelmogelijkheden
Holwerd: Paardenraces rond de terp?
als zeespiegelstijging en innovaties in de landbouw bieden kansen, door ze bijvoorbeeld te benutten voor combinaties van aquatische teelten, zoals de kweek van algen, die weer gebruikt kunnen worden voor een Wadden wellness centrum. Daarbij wordt Holwerd als geheel gezien en georganiseerd als een hotel (Hotel Holwerd). Leegstaande panden en vrijkomende ruimtes worden benut en ontwikkeld voor een recreatief-toeristische ontwikkeling die voortborduurt op aanwezige dorps- en landschapskwaliteiten, maar die ook nieuwe functies introduceert. Met ‘2-1=3’ willen we aangeven dat slimpen (slim omgaan met krimp) kan door de extra ruimte die ontstaat te benutten voor nieuwe, waardevollere ‘leegte’ en ontplooiingsruimte. Holwerd lijkt te klein voor het laken (voorzieningen- en werkcentrum) en te groot voor het servet (de echte kleine kern waar zelfredzaamheid en burenhulp al jaren het devies is). De krimp kan echter zo worden gericht en georganiseerd dat Holwerd geleidelijk verandert van een middelgroot dorp in een verzameling kleine buurtschappen met elk een heel eigen karakter. De leegte kan per cluster een andere invulling krijgen. Zo wordt voor het oostelijk deel van het dorp voorgesteld een onbebouwde terp toe te voegen, liefst hoog genoeg om over de dijk heen te kijken. Het terrein kan gaan fungeren als een centrale ontmoetingsterp, waar bewoners elkaar ontmoeten, terwijl ze vanuit de hoogte uitkijken over het omringende landschap met zijn buurtschappen. De terp is natuurlijk
ook een uitgelezen locatie voor de organisatie van Holwerder evenementen. Siena is wereldberoemd om zijn ‘holle’ plein met de jaarlijkse paardenrennen, Holwerd krijgt in de nieuwe terp een ‘bolle’ tegenhanger. Maar ook op een kleiner schaalniveau kan de kwaliteit van het nieuwe dorpswonen worden benadrukt, zoals het benutten van open plekken voor nieuwe speelmogelijkheden voor de dorpsjeugd. Met dit alles wordt ook positief bijgedragen aan de waarde van het overblijvend vastgoed. De specifieke ruimtelijke structuur van Lioessens vormt het uitgangspunt bij de ontwerpen die voor dit kleine dorp van 400 inwoners zijn voorgesteld. Zeer karakteristiek voor Lioessens zijn de zogenaamde ‘dubbele erven’ die langs de Dorpsstraat van het lint zijn gesitueerd. Achter de aan de openbare weg gelegen erven vinden we een tweede reeks erven die alleen toegankelijk zijn over ‘voorerf ’. Deze unieke dubbele erven kunnen bij uitstek dienen voor het realiseren van levensloopbestendige woningen. De woning op het achtererf wordt ingericht als kangoeroewoning, waarin de grootouders intrek nemen. Zij bieden zorg in de vorm van de opvang van de kleinkinderen die op het voorerf wonen en krijgen mantelzorg van de kinderen als ze hulpbehoevend worden. Een ander denkbare combinatie is die van wonen en werken. Het voorerf wordt bewoond, het achtererf biedt ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid, kantoorruimte en opslag. De plaatselijke voormalige melkfabriek in Lioessens biedt kansen 89
Krimpen in Nederland: werken aan perspectief en strategie
Denkbare combinaties voor de dubbele erven in Lioessens: Galerie met atelier
Kangoeroewoning
klaaikamp
s
dorps
as ini
tr j i
tte
Bedrijf met loods
strjitte
Verhuurbare opslagunits
Nieuwe dubbele erven in Lioessens
voor een multifunctionele ontwikkeling met woon-, zorg- en toeristische voorzieningen.
laten ontwikkelen en het gebruik van IT te stimuleren onder senioren, zodat ouderen langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen.
DC NOISE
Welke strategie?
Op Europees niveau staat krimp al langer op de agenda. Een project dat zich op Europese schaal bezig houdt met het zoeken naar oplossingen voor de gevolgen van krimp is het Interreg project Demographic Change: New Opportunities In Shrinking Europe (DC NOISE)2. DC NOISE zoekt naar praktische oplossingen voor de gevolgen van demografische verandering op de arbeidsmarkt, het draagvlak voor (zorg)voorzieningen en de woningmarkt. In DC NOISE werken 9 regio’s uit 5 Europese landen samen. Meedoen in dit transnationale project biedt hen de mogelijkheid om ideeën uit te wisselen, nieuw beleid en ‘best practices’ uit te proberen en passende strategieën te ontwikkelen die relevant zijn voor verschillende regio’s in Europa. Zo wordt er bijvoorbeeld tussen het Zorg Innovatie Forum in Groningen en organisaties in Noorwegen en Vlaanderen samengewerkt op het gebied van zorginnovaties, en aan beleid en bewustwording betreffende het stijgende tekort aan arbeidskrachten in de gezondheidssector. De samenwerkende zorgaanbieders voorzien dat door de krimp en vergrijzing in 2025 voor slechts 60 procent van de patiënten volledige verzorging en verpleging voorhanden is. Het project binnen DC NOISE heeft dan ook tot doel jongeren te interesseren voor de zorgsector, de jongeren zelf (ICT-)toepassingen te
In de praktijk zien we bij lokale overheden een aantal typen strategieën, die tegelijkertijd bijna als fasen in de houding ten opzichte van krimp gezien kunnen worden. Wanneer een gemeentebestuur geconfronteerd wordt met bevolkingskrimp, dan is de eerste reactie die van ontkenning. Vervolgens vertaalt zich dat in bestuurlijke actie om de krimp te bestrijden met een groeistrategie. Er wordt bijvoorbeeld ingezet op het aantrekken van bedrijven met veel werknemers, op extra en bijzondere woningbouw, op nieuwe infrastructuur of op leisure-activiteiten om grote stromen bezoekers aan te trekken. Als op enig moment het besef groeit dat de groeistrategie niet zal werken treedt een zekere aanvaarding op en worden de doelstellingen verlegd. Centraal staan dan behoud van de leef baarheid in de stad, het dorp of de regio. Er wordt een strategie ingezet die erop gericht is om een zekere stabiliteit te bereiken in de bevolkingsmigratie, onder meer door een beleid om de voorzieningen niet achteruit te laten gaan of door te investeren in bijzondere (omgevings)kwaliteiten. Een indicator voor gestabiliseerde gebieden zijn de prijzen van onroerend goed, die gecorrigeerd met de inflatie, een stabiel beeld geven. 90
De gereedschappen
Wanneer de bevolkingsdaling verder gaat en gepaard gaat met een daling van het aantal huishoudens en ook de onroerend goed verkopen stagneren en de prijzen dalen, dan komt een andere strategie in beeld: een defensieve strategie gericht op zelfredzaamheid en tegengaan van fysiek verval en verpaupering. Daar horen ook andere, deels nieuwe instrumenten bij. Zo zouden banken, die door hun hypotheekverstrekking betrokken zijn bij de onroerend goed ontwikkeling, een garantiefonds kunnen oprichten voor onderhoud of verbetering van woning en woonomgeving. Voorzieningen worden verder geclusterd en komen nog meer op afstand. Waar mogelijk worden de voorzieningen naar de mensen en andersom gebracht, maar het wonen is grotendeels ‘op eigen risico’. Blijven ondanks alle inzet de bevolkingsafname toch doorgaan, de onroerend goed prijzen dalen en de leegstand toenemen, dan komt op enig moment een ‘vertrekstrategie’ in beeld. Er komen gerichte ‘verhuizingsplannen’ en er vindt verdunning plaats. Het verlaten gebied ondergaat een functieverandering en wordt een recreatie-, natuur- of landbouwgebied. Deze vertrekstrategie, waarbij aan de bewoners een nieuw perspectief wordt geboden om zich elders te ontplooien, is in het Nederlandse krimpdebat nog ‘not done’, maar zal toch op middellange termijn ontwikkeld moeten worden. Een totale bevolkingsdaling in Nederland zal zich immers al over 3 decennia gaan voordoen.
Verschillende strategieën vragen verschillende instrumenten. Bij krimp gaat het sowieso om het maken van keuzes en het voeren van bovenlokale regie. Gerrichhauzen & Dogterom (2007) zijn in hun rapport ‘Krimp als kans’ van mening dat je moet kiezen wat je weghaalt en wat je toevoegt en dat je een (voorlopig) eindbeeld scherp in het oog moet houden. “Krimp is niet terug naar af, maar is het uitvoeren van een plan met andere gereedschappen. Weghalen van materiaal, opruimen van rommel, schoonmaken van stoffige juwelen, andere accenten leggen”. Maar hoe doe je dat? En hoe organiseer je de enorme investeringen die nodig zijn? Deze kunnen immers niet, of in steeds mindere mate, worden terugverdiend. Bij Delfzijl en Blauwestad is sprake van drastische voorinvesteringen in de openbare ruimte en dan gaat de renteteller ook nog eens meedogenloos meetikken. Om inzicht te bieden in de krimpproblematiek en de manier waarop gemeenten (en provincies en het rijk) hiermee om kunnen gaan in hun woningbeleid heeft het Ruimtelijk Plan Bureau3 een studie uitgevoerd waarbij mogelijke oplossingsrichtingen voor uitvoeringsproblemen in relatie tot een kleinere woningvraag op een rijtje zijn gezet. We hebben er hier voor gekozen om op een aantal van de door het RPB aangedragen oplossingsrichtingen voort te borduren, omdat we denken dat het de moeite waard is om ze serieus te overwegen. 91
‘Startpunt is het met gemeenten, corporaties, ontwikkelaars, makelaars en zorgaanbieders ontwikkelen van een regionale woonvisie als instrument.’
Startpunt is het ontwikkelen van een regionale woonvisie als instrument: gemeenten, corporaties, ontwikkelaars, makelaars, en bijvoorbeeld zorgaanbieders werken samen aan een brede, regionale woonvisie. Bij een sterk commitment van alle partijen zal er ook draagvlak zijn voor de uitvoering. In het algemeen kan gesteld worden dat bij een uitvoeringsstrategie het van groot belang is om alle betrokken partijen (zowel private als publieke) om de tafel te hebben. Krimpende gemeenten kunnen de kosten voor bijv. herstructurering en sloop niet alleen betalen. Gemeenten en andere partijen zullen gezamenlijk moeten optrekken en afspraken maken over het omgaan met krimp. In Parkstad Limburg zijn bij het opstellen van de regionale woonvisie niet alleen gemeenten, maar ook corporaties, ontwikkelaars, makelaars en zorgaanbieders betrokken. Aandachtspunt is het voorkomen van vrijblijvendheid, oftewel bewaken dat de bovenlokale regie gehandhaafd wordt. Een mogelijk instrument is een sloopfonds, waarbij voor iedere nieuw te bouwen woning een bepaald bedrag in een fonds wordt gestort, om vervolgens hieruit de sloop of herstructurering elders (in de gemeente of, bij onvoldoende nieuwbouwopgave, de regio) te bekostigen. Wij zien dat als een soort ‘statiegeld’ of ‘verwijderingsbijdrage’ per woning. Niet ongebruikelijk bij consumptiegoederen, dus waarom ook niet bij woningbouw? Een ander (klassiek) instrument is verevening: omdat
een aantal te herstructureren woonlocaties een negatief saldo zal kennen (met name waar sociale huurwoningen of goedkope koopwoningen worden gerealiseerd) is een financiële verevening noodzakelijk. Een deel van de ontwikkelingswinst uit de realisatie van dure koopwoningen kan dan een deel van de tekorten op andere locaties opvangen. In krimpsituaties kan dit niet lokaal georganiseerd worden; ook daarom is bovenlokale regie en organisatie noodzakelijk. Ook bestaan er ideeën over een extra belastingheffing op uitbreiding, ook wel herstructureringsbijdrage genoemd, om zodoende extra middelen te genereren om elders moeilijke locaties te helpen ontwikkelen. De moeite waard is het instellen van een garantiefonds van de banken: banken leveren een financiële bijdrage aan de sloop van leegstaande woningen om ervan verzekerd te zijn dat de waarde van het vastgoed (van hun klanten, die wonen in de betreffende wijk) niet te veel daalt4. Een beroep doen op overheidsbijdragen is onvermijdelijk. Op rijksniveau is een mogelijkheid die wordt onderzocht om ISV-3 middelen specifiek voor krimpgebieden beschikbaar te stellen. Ook wordt er momenteel bepleit bij het Rijk om de locatie subsidies (BLS) te koppelen aan de sloopopgave (i.p.v. aan de uitbreidingsbehoefte), en dus krimpgemeenten een subsidie te geven per te slopen woning, de zogenaamde sloopsubsidie. Maar ook provincie en gemeenten zullen zelf moeten 92
Krimpen in Nederland: werken aan perspectief en strategie
Jan Kleine, Roos Galjaard en Yap Hong Seng maken als respectievelijk planoloog, geograaf en stedenbouwkundige deel uit van Bureau PAU planadvies & -uitvoering.
gaan (des)investeren; daarop zal nu reeds in de meerjarenbegrotingen geanticipeerd moeten worden. En datzelfde geldt voor de corporaties. Tenslotte moet een financiële en organisatorische oplossing worden gevonden voor het uit de markt halen van particulier onroerend goed met een ‘restwaarde’. We kunnen ons niet veroorloven particulier bezit te laten staan totdat het niets meer waard is; de verpaupering is dan toegeslagen en de omgevingseffecten zijn desastreus. Dus moeten woningen, hoe goedkoop ook, worden opgekocht. En ook dat zal een gezamenlijke verantwoordelijkheid worden van overheden en corporaties.
bronnen:
› www.bna.nl/nl/onderzoek,bouwen-voor-krimp › www.dcnoise.eu › CBS 2008. Bevolkingskrimp vooral in landelijke
gemeenten. In: CBS webmagazine, 11-12-2008. › Kleine, J. 2007. Ruimte voor krimp. Artikel in:
Ruimte in debat 1 2007, RPB. › Regionale krimp en woningbouw: omgaan met een transformatieopgave. Femke Verwest e.a. RPB 2008. › RIGO 2008. Krimp? In de Gooi en Vechtstreek? Amsterdam, september 2008.
De opgave: perspectieven en strategie Het Ontwerplab Krimp van de BNA draagt bij aan het formuleren van perspectieven en het denken over krimpstrategieën. Dat is een welkome en noodzakelijke vervolgstap in het lopende krimpdebat, dat nog teveel wordt gedomineerd door de vraag óf er wel een probleem is en hoe krimp eventueel gekeerd kan worden. Het Ontwerplab Krimp heeft de gedachten losgemaakt en heeft de discussie een fase verder gebracht. Daarin is weer duidelijk gemaakt dat krimp alle aspecten van het leven zal beïnvloeden en dat het niet alleen om de kwaliteit van de gebouwde omgeving zal gaan. Daarom is het te hopen dat het initiatief van de BNA ook gevolgd wordt door andere beroepsorganisaties.
beeld: pagina 88: © Ulrike Weis-ten Elsen, Sacon pagina 89: © Bart Aptroot, One Architecture pagina 90/91: © Bureau Ritsema
1 RIGO, sept. 2008 2 De regio Twente is ‘leading partner’. R. Galjaard verzorgt het projectmanagement. 3 Regionale krimp en woningbouw: omgaan met een transformatieopgave. Femke Verwest e.a. RPB 2008. 4 In Duitsland betalen sommige banken mee aan de sloop van leegstaande woningen.
93