3
NR 20 .3
11
JA AR G AN G :2
ku
Een culturele ervaring waarvan je kippenvel op je rug krijgt!?
ns t & C
l .n u r dja t u w.c u l ww CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
‘Het CDA heeft een schrale visie op kunst’
Mode als kunst 33
UNDERCOVER
Midden in Europa Voorpagina Tweedejaarsstudenten aan de HKU Hilde Emons (l) en Fleur Stoltenborgh (r) verzetten zich tegen de harde bezuinigingsplannen voor de kunst-en cultuursector. Foto Dirk Hol.
Interruptie 4 – 2011 Uiterste inleverdatum: 25 november 2011 Thema: Voedsel De auteursinstructies vind je op www.interruptie.nl
Na de Tweede Wereldoorlog was het de samenwerking tussen voormalige vijanden die voorkomen heeft dat Europa opnieuw geteisterd zou worden door militaire conflicten. Dat is de reden waarom het ‘project Europa’ van begin af aan zoveel krediet heeft genoten; zoals superman na een van zijn onnavolgbare heldendaden.
U N D E R C O V E R
DEADLINE
Het CDA is een middenpartij en de Europese eenwording moet even dimmen. Het CDA durft niet uit de toon te zingen, ook al zingen de anderen vals, en de Europese eenwording is als een wolf in schaapskleren of eigenlijk zoals een hebzuchtig en opdringerig mannetje in een supermanpak.
Echter, vele stappen die we sindsdien hebben gezet in de richting van een verenigd Europa waren allang niet meer gericht op het voorkomen van conflicten. Gedurende de afgelopen decennia zijn twee drijfveren bepalend geweest in de verdere Europese eenwording: hebzucht en ideologie. Bescheiden economische maatregelen die de algemene welvaart vergroten zijn prima. Maar, er zitten grenzen aan het optimaliseren en samendringen van de Europese economie en die grenzen laten zich niet makkelijk veroveren. Het besef van die grenzen is regelmatig verdrongen door hebzucht, waardoor alleen nog zicht was op de beloofde pot met goud aan het einde van de tunnel. De ideologie van Europese culturele en politieke eenheid is mooi en voor zover die eenheid in de werkelijkheid geankerd is mogen we haar koesteren en uitdragen. Maar zoals je een kind dat daar geen enkele zin in heeft nooit zult leren blokfluiten, zo moet je ook in Europa geen ongewenste eenheid willen afdwingen. Die waarheid hebben de Europa-ideologen nog wel eens veronachtzaamd. Door deze twee drijfveren kon jarenlang de ster rijzen van dat mannetje in supermankleding; hij kreeg een stoel in Brussel en mocht schier ongehinderd rondneuzen in allerlei zaken. Het CDA heeft zich al die tijd niet sterk kunnen maken om deze ontwikkeling kritisch te bezien. Er heerste in de Nederlandse politiek een grote mate van consensus ten gunste van verdere Europese eenwording. Gevangen in zijn rol als middenpartij heeft het CDA het niet aangedurfd om tegen deze stroom in te roeien. Wie het midden zoekt heeft weinig keus als de rest het al eens is; het midden tussen drie en drie is immers ook drie. Dan het midden maar eens vaarwel zeggen? Dat hoeft al niet meer. Sinds enige tijd is er een kans ontstaan om de discussie binnen de partij te heropenen over de grenzen die we moeten stellen aan onze ambities voor Europese eenwording. De eurocrisis heeft het onvoorwaardelijke vertrouwen in Europa doen wankelen en Geert Wilders heeft een frontale aanval geopend op verdere Europese eenwording. Daarmee is er een einde gekomen aan de schijnbare consensus over Europa, waardoor er een nieuw midden ontstaan is. Laat het CDA dat midden ontdekken, vastleggen en veroveren.
[email protected]
2
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
REDACTIONEEL
INHOUD
Cultuurbarbaar Kunst en cultuur. Wat een heerlijk onderwerp. In de zomer, weer of geen weer, hebben de meesten van ons wat extra tijd om ´eens iets aan cultuur´ te doen. Of het nou het bezoeken van een stadje, musea of een gratis orgelconcert is, zelfs cultuurbarbaren ontkomen er niet aan wat cultuur op te snuiven in de vakantie. En dan treedt de herfst in… Woelige tijden met stormachtige discussies. Het regent in de kunsten cultuurwereld, maar deze keer stromen er geen euro’s. De blaadjes vallen van de bomen en bedekken de grond. Wat een kleurige bende. En het is lastig te zien wat er echt gebeurt. Langs de weg liggen gele blaadjes, in het park rode en in het bos komen alle kleuren samen. De ene buurman veegt de bladeren van zijn stoep en de andere gaat er mee knutselen. De bezuinigingen en alle discussies eromheen: een woud met veel bomen waarin het lastig is te benoemen wat nou welke soort is. Bovendien kun je er ook goed verstoppertje spelen. Zo ook het CDA. Waar sommigen de C nog in Cultuur willen omtoveren, lijkt cultuur zelf niet zo hoog op de agenda te staan. Wat we wel horen zijn termen als ‘joodschristelijke beschaving’. Inderdaad belangrijk, maar als loze krachtterm weinig waard. Kunst en cultuur, wat willen we ermee? En wat moeten we er überhaupt mee?! Is het slechts, zoals het CDA soms doet geloven, een regionale aangelegenheid om mensen samen te brengen? De worsteling met dergelijke vragen maakt het lastig goed aanwezig te zijn in de discussie. Zijn wij dan de cultuurbarbaren? De meesten van ons voelen ons leken op het gebied van kunst en wellicht zelfs cultuur. Er is zoveel te weten en kunst is soms heel ‘moeilijk’. Met plezier naar een museum gaan is niet voor iedereen weggelegd. Gelukkig is er meer dan dat. Kunst is wijdverspreid en op veel plekken te vinden. Cultuurbarbaar is vaak een onterecht label, want iedereen heeft bewust of onbewust wel iets met kunst en cultuur. De keuze is namelijk reuze: architectuur, muziek, musea, mode of misschien eetbare kunst? Kunst definiëren lijkt onmogelijk, omdat kunst zo vaak een ervaring teweegbrengt die moeilijk te omschrijven is. Afhankelijk van iemands voorkennis van een kunstwerk kan de ervaring intenser worden of juist compleet verrassen. Kunst heeft daarmee een functie in het verfraaien van het leven. Uiterlijke vormen kunnen misleiden, maar intense schoonheidservaringen geven soms nieuwe inzichten. Dat dit thema velen inspireerde en inspireert blijkt uit de grote hoeveelheid ingezonden artikelen van enthousiastelingen! Blijkbaar beroert het ons dan toch. Niemand heeft ontkend dat kunst onzin is en toch komen er in dit nummer wel zeer verschillende visies op wat kunst is en hoe het inspireert aan de orde. De prangende vraag blijft: wie is nou de cultuurbarbaar? Martine Oldhoff -
[email protected]
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
2
Undercover: Midden in Europa
3
Redactioneel
4
THEMAVERKENNING: Must Read: Cultuurbezuinigingen uitgepluisd
5
Recensie: Spruyt en Dietz op reis in het Wereldmuseum
6
cda gedachtegoed
8
Thema: ´De discussie over kunst en cultuur wordt verkeerd gevoerd´
10
C van beroep: Kunstenares Anneke Kaai: ‘Ik weet me geleid door God’
12
De Klaagmuur: De shufflecultuur
13
De Moraalridder: Mode: oppervlakkigheid als kunst
15
Thema interview: Cultuureconoom Arjo Klamer: ‘De kunst sector moet zieltjes gaan winnen’
16
Opinie: Politici achter de draaitafel?
17
Zelfspot: Het CDA: Altijd open voor suggesties
18
Uit het veld: ‘De essentie van kunst is in gevaar’
19
Kunst: Gedicht
20
Standpunten CDJA
20
fotopagina: Volleybaltoernooi
21
CDA Toekomst: Andreas Kinneging
22
Opinie: Crisispraat
23
De mens
24
Ingezonden: Nieuwe media versus politieke affiches
26
Onze Democratie: Mens ≠ Dier
27
Vrijwillige Noodzaak: Scheidsrechter Chris kent alle trucjes
28
Essay: De kunst van het wegwerpen
30
Standplaats Den Haag: Het leven van een Limburger in Holland
31
Colofon
32
Vanuit Vissenperspectief 3
Themaverkenning
Foto: Dirk Hol
Must Read: Cultuurbezuinigingen uitgepluisd Door Huub Brouwer en Rick Kwekkeboom
Kaasschaaf of kettingzaag? Hoewel Halbe Zijlstra het woord kettingzaag niet in de mond neemt, is de kamerbrief ‘Meer kwaliteit, een nieuwe visie op cultuurbeleid’ duidelijk genoeg. Hij schrijft dat het kabinet ervoor kiest ‘om niet de kaasschaaf te hanteren, maar om heldere keuzes te maken.’ Interruptie zet Zijlstra’s visie en de daaruit volgende keuzes op een rij.
De visie De visie op kunst en cultuurbeleid die Zijlstra in zijn brief van 10 juni 2011 aan de Tweede Kamer uiteenzet is dat subsidie in essentie niet goed is. Er moet een cultuuromslag plaatsvinden in de kunst- en cultuursector; minder afhankelijkheid van subsidie, meer ondernemerschap en het aanbod moet op de vraag aansluiten. Om de daad bij het woord te voegen kondigt Zijlstra 200 miljoen euro bezuinigingen per jaar aan vanaf 2013. De bezuinigingen Daarnaast verhoogde staatssecretaris Frans Weekers van Financiën vanaf 1 juli 2011 de btw op theater- en concertkaartjes van 6 naar 19 procent. Dit levert naar schatting 90 miljoen euro per jaar op. In totaal levert de combinatie van bezuinigingen en verhoogde belastingen in de kunst- en cultuursector het kabinet dus 290 miljoen euro per jaar op. Zijlstra wil de bezuinigingen realiseren door de invoering van een nieuw subsidiestelsel. Tot dusver waren alle instellingen die een rijkssubsidie ontvingen onderdeel van de basisinfrastructuur (BIS). Zijlstra wil deze verkleinen en anders indelen. De BIS moet gaan bestaan uit vier gebieden. Zo zal de overheid podiumkunsten en musea blijven ondersteunen omdat deze sector niet geschikt is voor
4
marktwerking. Architectuur, design en nieuwe media kunnen echter weinig steun verwachten, hier moet de markt het aanbod regelen. Cultuureducatie, amateurkunst en bibliotheken worden door kleinere overheden gefinancierd: de gemeente en provincie. Beeldende kunst, film en letteren kunnen een beperkte ondersteuning vanuit de overheid verwachten. Kortom: de basisinfrastructuur wordt flink verkleind en alleen grote musea, podia en gemeente-instellingen kunnen op overheidssteun rekenen. Ook komen er nieuwe criteria voor de beoordeling van subsidieaanvragen die de visie op beleid vertegenwoordigen. De criteria Zijlstra stelt vijf criteria voor het ontvangen van subsidie. Van primair belang is ten eerste het publiek dat door een instelling bereikt wordt. Hoe gevarieerd is dat qua leeftijd, achtergrond en opleiding? Het tweede criterium is ondernemerschap. Een instelling moet – enkele uitzonderingen daargelaten – minimaal 17,5 procent eigen inkomsten hebben en deze eis loopt op. Vervolgens noemt Zijlstra participatie en educatie. Elke instelling die rijkssubsidie wil, moet toegankelijk zijn voor kinderen en jongeren en samenwerken met onderwijs. Bovendien is een vereiste voor het krijgen van een rijkssubsidie dat een instelling van (inter)nationaal belang is. Ten slotte is er een geografisch criterium. Instellingen moeten gevestigd zijn in kernpunten van de regio’s Noord, Oost, Zuid en Midden of in de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Anders krijgen zij geen rijkssubsidie. Het effect Per 1 januari 2013 wordt het aantal subsidies door de maatregelen ongeveer gehalveerd. Bestaande instellingen van internationaal belang – denk aan het Koninklijk Concertgebouw Orkest, het Rijksmuseum, de Nederlandse Opera en het Danstheater – zullen weinig van de bezuinigingen merken. De grootste bezuinigingen zullen vallen bij de podiumkunsten en de beeldende kunsten. De Volkskrant berekende in juni dit jaar al dat subsidie van podiumkunsten zal dalen van 236 naar 156 miljoen euro, een afname van 34 procent. Voor de beeldende kunst gaat de subsidie naar verwachting van 53,5 naar 31 miljoen euro, een afname van 42 procent. Samenvattend Het kabinet concludeert dat het productieoverschot aan kunst en cultuur dat niet aansluit op de vraag vanuit de samenleving moet worden beperkt. Het verkleint daarom de basisinfrastructuur, vraagt de markt het aanbod beter op de vraag aan te laten sluiten en staat garant voor de kwaliteit en spreiding van kunst en cultuur van hoogwaardige kwaliteit. Kaasschaaf of kettingzaag? Hoe je het ook noemt, het kunst- en cultuurbeleid gaat op de schop.
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Foto: Wereldmuseum
Recensie
Spruyt en Dietz op reis in het Wereldmuseum Door Geurt Henk Spruyt en Rens Dietz
Dit jaar viert het Wereldmuseum zijn 125-jarig bestaan. Al 125 jaar probeert men hier het Nederlandse volk enthousiast te maken voor kunst uit andere culturen. Het Wereldmuseum biedt de mogelijkheid tot het bewonderen van een unieke kunstschat en geeft daarnaast een inkijkje in de manier waarop mensen in andere culturen leven. Het eerste wat opvalt aan het Wereldmuseum is het indrukwekkende gebouw. Gelegen aan de Willemskade biedt het een mooi uitzicht op de prachtige Rotterdamse skyline. Het Wereldmuseum herbergt niet alleen een permanente- en een wisselcollectie, maar ook een restaurant, een café-wijnbar en een theater. Platte neuzen Het museum is opgedeeld in vier deelgebieden: Amerika, Azië, Oceanië en het islamitisch cultuurgebied. De permanente tentoonstelling telt maar liefst tweeduizend voorwerpen, waaronder een groot aantal zeldzame objecten. De collectiestukken hebben vrijwel allemaal een lange geschiedenis en laten je kennismaken met fascinerende culturen, waarvan velen allang vervlogen zijn.
spelen vragen als ‘wie zijn we?’ en ‘waar komen we vandaan?’ een belangrijke rol in hun cultuur. In de kunstwerken uit Indonesië zie je bijvoorbeeld terug dat alle kunstwerken de kosmos weerspiegelen; alle elementen in de kunstwerken zijn verdeeld in twee tegengestelde complementaire krachten. Op de Admiraliteitseilanden zien we dat angst voor voorouders de basis is voor religie. Dit krijgt gestalte in een grootse begrafenis, vormgegeven door de erfgenamen. Het Wereldmuseum vertelt in zijn tentoonstellingen vooral het spirituele verhaal . Het credo: ‘De keuze voor deze invalshoek is vanzelfsprekend omdat spiritualiteit de essentie vormt van de museumcollectie en omdat spiritualiteit het verbindende element is tussen culturen’. Was getekend, het Wereldmuseum. Als je dit museum uitloopt heb je in ieder geval veel geleerd over andere culturen en hun bijzondere aspecten.
Het Wereldmuseum vertelt in zijn tentoonstellingen vooral het spirituele verhaal
Bij de verschillende kunststukken wordt een toelichting gegeven op de bijbehorende cultuur. Hierbij wordt aandacht besteed aan het belang van kunst in andere culturen. Voor veel culturen is het uiten (en vastleggen) van bepaalde rituelen van groot belang. De kunst in het Wereldmuseum leert ons dat een waarzegger in het Kongogebied (nganga) met muziekinstrumenten de oorzaak van ziekte, dood, natuurrampen, mislukte oogsten en sociale conflicten probeerde te achterhalen. Ook leert de kunst ons dat bij kinderen die werden geboren in Nieuw-Caledonië (Oceanië), direct na hun geboorte de neus werd platgedrukt. Vandaar dat mensen uit deze streek platte neuzen hebben. Zowel voor zinvolle weetjes als nutteloze feitjes ben je bij het Wereldmuseum aan het goede adres.
Gaan Het Wereldmuseum presenteert de collectie op laagdrempelige wijze en geeft zoveel mogelijk achtergrondinformatie. Het houdt het aanbod aan kunst overzichtelijk, zodat je nooit het gevoel hebt dat je verdwaalt. Daarnaast is toegang tot de permanente tentoonstelling, mede door de flinke hoeveelheid sponsoren, volledig kosteloos! Tel daar de prima bereikbaarheid met het openbaar vervoer bij op en je hebt eigenlijk geen reden meer om niet te gaan.
Levensfilosofie Verschillende culturen geven natuurlijk ook verschillende betekenissen aan kunst. Zo zijn niet-westerse culturen doorgaans meer met levensfilosofie bezig dan wij. Ze zijn op zoek naar houvast voor overleving en willen het onzichtbare zichtbaar maken. Ze dromen over een andere wereld en eren hun goden en voorouders. Verder
Wereldmuseum Willemskade 25 3016 DM Rotterdam Tel: 010 2707172 Email:
[email protected]
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
5
CDA gedachtegoed
CDA en Cultuur: een kansrijke verhouding Door Bart van Meijl
De afgelopen maanden is er veel discussie over het cultuurbeleid van dit kabinet: subsidies voor culturele instellingen worden drastisch teruggebracht, de BTW op podiumkunsten en beeldende kunst wordt verhoogd en voorzieningen worden afgeschaft. Naast het bedrag van deze bezuinigingen wordt het tempo waarin ze worden uitgevoerd als een ‘kaalslag’ in de culturele sector ervaren. Hoe verhoudt cultuurbeleid zich tot de uitgangspunten van het CDA? Schrale visie Cultuurbeleid is binnen het CDA niet direct een onderwerp dat tot de verbeelding spreekt. Heeft het CDA überhaupt een visie als het gaat om cultuur? Als we de verkiezingsprogramma’s bestuderen dan mogen we constateren dat onze mening over cultuurbeleid weliswaar constant is, maar weinig inspirerend. In de meest recente programma’s leggen we focus op het feit dat cultuur bijdraagt aan ‘het opbouwen en bijeenhouden van een samenleving die als
6
echte gemeenschap beleefd wordt.’ De verbindende werking van cultuur voor de samenleving wordt door het CDA als één van de uitgangspunten genomen voor de diverse uitingen die aan cultuur worden gegeven. Dat het CDA een partij is met een sterke regionale verankering zal duidelijk zijn. Ook dit zien we terug in het cultuurbeleid dat het CDA voorstaat: ‘Het CDA staat voor een overheid die de condities creëert voor een bloeiende kunst en cultuur, die kwaliteit verhoogt en zorgt voor spreiding en toegankelijkheid.’
Cultuurbeleid is binnen het CDA niet direct een onderwerp dat tot de verbeelding spreekt Geeft het CDA met deze visie nou blijk van een visie op het cultuurbeleid en kan het CDA hier een bepalende rol in spelen? In de praktijk blijkt helaas dat we niet verder komen dan een gematigde opstelling als het gaat om kunst en cultuur. We zijn voor cultuur als het kan dienen als samenbindende factor in de maatschappij en als er afdoende spreiding is van cultuur. Daarnaast spelen amateurkunst, volkscultuur en cultuurparticipatie een grote rol in de visie die het CDA voorstaat. Met deze ‘schrale’ visie geef je als CDA niet blijk van grondige kennis van een bepalend onderdeel van onze samenleving.
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Foto’s: Flickr & Martine Oldhoff
Politieke geschiedenis Om tot een visie te komen dient men zich te vergewissen van de ontwikkeling van het cultuurbeleid. In 1945 stelde de toenmalige minister zich tot doel om de Nederlandse ‘beschavingsschatten onder bereik van allen te brengen.’ Concreet bereikte hij reeds in 1946 resultaten door het cultuurbudget, in vergelijking met dat van voor de oorlog, aanzienlijk te verhogen. Hiermee was het naoorlogse cultuurbeleid geboren. De periode 1965 – 1982 kan het best omschreven worden als de periode waarin het ideaal van de maakbare samenleving voorop stond. In de nota Kunst en Kunstbeleid uit 1976 kwam naar voren wat reeds in de discussienota van 1972 duidelijk werd: Kunstbeleid moest welzijnsbeleid zijn. Hierbij zou alleen kunst die de samenleving diende door de overheid moeten worden gesteund. Juist de maatschappelijke werking van kunst en de participatie van de bevolking aan kunst waren de centrale thema’s binnen het cultuurbeleid. De periode vanaf 1982 laat zich kenmerken door de ‘nieuwe zakelijkheid’. Marktwerking en efficiency moesten worden bevorderd en een ‘terugtredende overheid’ diende zich met minder zaken te bemoeien. In deze periode was een jonge Elco Brinkman minister van OCW. Hij maakte zich niet populair in kunstenaarskringen door ingrijpende maatregelen als de reorganisatie van het ‘podiumkunstenbestel’. Ondanks de krachtige tegenwind bleek hoezeer Elco Brinkman de koers voor de toekomst had uitgezet. Zonder twijfel kan Brinkman gezien worden als architect van de in 1993 aangenomen Wet op het specifiek cultuurbeleid. In de periode na 1993 leidde het eerste cultuurplan, ‘Investeren in cultuur’ van minister Hedy d’Ancona tot veel ophef. De gang van zaken toonde echter een patroon dat zich tot op heden voordoet: politiek-bestuurlijke uitgangspunten zorgen voor ophef, waarna de discussie in de Tweede Kamer zich toespitst op enkele concrete gevallen; vaak dreigende opheffingen van gezelschappen. Na enkele concessies van de minister of staatssecretaris wordt het plan vervolgens aangenomen en uitgevoerd. Juist door die concentratie op de concrete gevallen komt er van de discussie over ‘cultuurplansystematiek’ inzake de fundamenten en de samenhang van het voorgestelde beleid meestal niets terecht.
Het CDA is in staat vanuit het uitgangspunt ‘gespreide verantwoordelijkheid’ beleid voor te staan dat niet gebaseerd is op regionaal sentiment en thematiek Marktwerking Als we de huidige situatie in de culturele sector bezien dan kunnen we constateren dat, ondanks vele initiatieven, een te nadrukkelijke afhankelijkheid van de overheid is ontstaan waarbij ‘het recht op overheidssubsidie’ eerder als normaal dan als uitzonderlijk wordt gezien. Neem daarbij de sterk teruglopende maatschappelijke acceptatie van diverse cultuuruitingen en de bezuinigingen van dit kabinet krijgen legitimatie. Juist het CDA zou het verschil kunnen
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
CDA Gedachtegoed
maken door marktwerking meer mogelijk te maken binnen de culturele sector zonder het oog te verliezen voor de onrendabele, vaak experimentele onderdelen van culturele instellingen. Daarbij moet subsidieverstrekking ook qua termijn meer ingekaderd worden om culturele instellingen vitaal te houden en uit te dagen nieuwe wegen te bewandelen. ‘Langjarig gesubsidieerde’ instellingen leiden vaak tot inspiratieloze en weinig innovatieve instituten die de toegang tot vernieuwing, naarmate de subsidie voortduurt, blokkeren.
CDA moet verder kijken Het cultuurbeleid van het CDA verzandt maar al te vaak in een regionale en thematische benadering van cultuur zonder dat men zich afvraagt of andere oplossingen die leiden tot hetzelfde resultaat haalbaar zijn. Zo is de huidige inzet voor de regionale orkesten nobel, maar regionale spreiding kan ook betekenen dat bijvoorbeeld het Rotterdams Philharmonisch Orkest meer concerten en educatieprojecten in de regio realiseert als onderdeel van haar subsidievoorwaarde. De inzet op amateurkunst en cultuurparticipatie is een belangrijk goed. Dit ontslaat het CDA echter niet van het feit een visie te ontwikkelen op de professionele kunsten. Juist een goede aansluiting tussen amateurkunst en professionele kunst geeft optimaal, duurzaam resultaat. Helaas zien we nu dat vaak de aansluiting ontbreekt en cultuureducatie en -participatie beperkt blijft tot een beleidsinstrument om subsidie te vergaren, de ook goede voorbeelden daargelaten. Met de ‘rechterflank’ van het politiek spectrum die een culturele sector afhankelijk wil maken van de markt en een ‘linkerflank’ die het huidige subsidiestelsel als leidend blijft zien kan het CDA het verschil maken. Het CDA is in staat om juist vanuit het midden en vanuit het uitgangspunt ‘gespreide verantwoordelijkheid’ beleid voor te staan dat niet gebaseerd is op regionaal sentiment en thematiek. Het ontwikkelen van een sterke visie op basis van een evenwichtige verhouding van culturele activiteiten en spreiding in relatie tot professionele en amateurkunst is essentieel. De uitdaging blijft daarbij een duurzame verhouding tussen private- en overheidsfinanciering vanuit deze visie te stimuleren.
7
Foto: Xander Remkes
Thema
‘De discussie over kunst en cultuur wordt verkeerd gevoerd´ Cultuurbobo over kunst, cultuur en politiek Door Martine Oldhoff
Doordat kunst en cultuur uit elkaar worden gehaald wordt kunst als elitebezigheid bestempeld. Edwin van Huis, directeur van NCB Naturalis,vindt dat kunst en cultuur een essentieel onderdeel van ons bestaan zijn en daarom ook deels door ons allen gefinancierd moeten worden. Hoewel hij zich nu met biodiversiteit bezighoudt, was hij eerder o.a. interimdirecteur bij het Nederlands Danstheater, algemeen directeur van het Instituut voor Beeld & Geluid en zakelijk directeur van het Rijksmuseum. Daarnaast is hij medeoprichter van XPEX, dat zich met projecten in de kunst en cultuur bezighoudt. Een man van wie we dus wel kunnen stellen dat hij thuis is in het kunst- en cultuurwereldje. Cultuur geeft inhoud Kunst en cultuur vindt Van Huis, niet verrassend, erg belangrijk. ‘We werken, eten en slapen en daarnaast hebben we cultuur. Cultuur zorgt ervoor dat ons leven kleur krijgt. Als je nadenkt wanneer je voor het laatst ontroerd bent geweest of een schoonheidservaring hebt gehad, is dat bijna altijd verbonden met een boek, een film, een tekening, architectuur, een optreden, etc. Persoonlijk heb ik die intense schoonheidservaring vaak met muziek. Cultuur heeft het vermogen je te ontroeren, te verrassen, of op het andere been te zetten. Het zit ‘m vaak in de kleine schoonheid: de vormgeving van de spullen om je heen of een mooi ingerichte stad waarin je woont.’ ‘Na eten en slapen is cultuur het belangrijkste in onze maatschappij. Cultuur is ons erfgoed, maar ook ons vermogen tot het creëren van nieuwe dingen. En het feit dat we mooie dingen om ons heen hebben en ons landschap en onze steden mooi zijn ingericht, maakt het leven meer de moeite waard. Soms wijst cultuur ons de weg naar nieuwe gedachten, idealen of een hogere
8
macht. Maar de primaire functies van kunst zijn schoonheid vastleggen, ontroeren, laten schrikken, je in contact brengen met je emoties, je nieuwe ideeën aanreiken en je de dingen anders laten zien. Dat is iets waar niemand zonder kan.’
‘Als de kunstenaar in de grote stad als elitaire grachtengordel profiteur wordt afgeschilderd, ja dan wil je niet meer’ Begroting als dekmantel Begroting als dekmantel ´Cultuur verschuilt zich in de maatschappij. Het is opgebouwd door de eeuwen heen. Het onderscheid tussen kunst en cultuur is voor mij niet relevant of interessant.
Voor mij is het allemaal hetzelfde. Maar de discussie over de bezuinigingen is uiterst relevant. Overal wordt op bezuinigd, dat is niet anders. De manier waarop er over kunst en cultuur wordt gediscussieerd is alleen buitengewoon treurig. Het kabinet heeft zich in de kaart laten kijken met die discussie. Onder het mom van ‘We willen de begroting op orde hebben’ zijn er te hoge en verkeerde bezuinigingen op cultuur doorgevoerd. Ik denk dat ze er spijt van hebben. In feite was de begrotingssmoes een dekmantel voor een rechts-populistische agenda. Alsof kunst alleen voor de elite is.’ ‘Kunst en cultuur is voor iedereen, net als natuur, snelwegen en ziekenhuizen. En daarom is het helemaal niet gek dat een deel wordt bijgedragen door de overheid. Mensen vinden het belangrijk dat er een cultuur in hun stad en in hun wijk is. Cultuur was nooit een uitspatting van de elite. Maar door de toon van de discussie wordt het nu in een kwaad daglicht gesteld. Iedereen snapt dat er bezuinigd moet worden, maar waarom die toon… Ik vind dat kwetsend voor kunstenaars en slecht onderbouwd.’
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Thema
Misleiding electoraat ‘Om te beargumenteren dat kunst meer door particulier initiatief, of door bedrijven, gefinancierd moet worden, haalt men vreemde voorbeelden aan. Van Gogh als voorbeeld van de straatarme kunstenaar die juist daardoor tot de mooiste resultaten kwam. Vergeten wordt dat Van Gogh volledig onderhouden werd door z´n broer. En dan Mozart, nog zo’n voorbeeld van rechts. Maar Mozart werd zijn hele leven volledig gesubsidieerd door het Rijk, wat in die tijd het hof heette. Met verkeerde voorbeelden wordt een beroepsgroep in de hoek gezet als charlatans en profiteurs. En het CDA, van oudsher een partij die cultureel erfgoed belangrijk vindt, was afwezig in de discussie. Hopelijk omdat ze het er niet mee eens was, maar waarschijnlijk uit electorale angst. En angst is een slechte raadgever.’ Maar als het electoraat niet wil, is er dus toch niet zo’n groot draagvlak? ‘Jawel, in de harten van mensen is cultuur ontzettend belangrijk. Het is de manier waarop de discussie wordt gevoerd die een wig drijft. Zodra men even aan zijn eigen zangvereniging of oude stadshart denkt weet men weer dat het belangrijk is. Maar als de kunstenaar in de grote stad als elitaire grachtengordel profiteur wordt afgeschilderd, ja dan wil je niet meer. Het probleem is dat kunst en cultuur uit elkaar worden gehaald. Kunst komt in het hoekje van elitisme. Dat is fout en stelt het in een verkeerd daglicht. Het is een kunstmatig onderscheid, want cultuur en dus kunst zijn overal en liggen in elkaars verlengde. De kunst van nu is het cultureel erfgoed van morgen. In kunst en creativiteit is dit land al heel erg lang uitzonderlijk goed. Het heeft een enorme economische betekenis gekregen. Zonder experiment en vernieuwing is dat afgelopen.’ Nadelen van particuliere ondersteuning Hoe blijft de kunstsector dan bruisend? ‘Die blijft wel bruisend. Er zijn altijd mensen die hun energie in kunst willen stoppen. Ook als ze zo goed als niets verdienen vinden ze een weg om er mee door te gaan. De drive zal blijven. Maar ik blijf de nadelen van sponsoring en particuliere giften zien. In dit verband wordt Amerika vaak aangehaald. Daar zijn grote particuliere donoren en bedrijven die de cultuurwereld over-
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
‘Na eten en slapen is cultuur het belangrijkste in onze maatschappij’
eind houden. En inderdaad, er is een rijk cultureel leven in grote steden zoals New York, Chicago en Los Angeles. Toch vindt vernieuwing plaats in Europa, omdat het hier minder op sponsoring en privédonaties aankomt en er meer autonomie is voor de kunstenaar en de culturele instellingen. En laten we niet vergeten dat je in het midden van de VS dagen kunt rondrijden zonder een fatsoenlijk museum tegen te komen. Kan je in de Mid-West een culturele ervaring vinden waarvan je kippenvel op je rug krijgt? Nee, niet echt.’ Groepen gillende kinderen Is het realistisch dat kunst toegankelijk is voor het grote publiek? ‘Ja, ook al zijn er altijd kunstvormen die weinig mensen trekken of een sterk experimenteel karakter hebben. Maar het is erg belangrijk dat we zorgen dat zoveel mogelijk mensen met kunst en cultuur in aanraking komen. Uit onderzoek blijkt dat mensen die cultuur belangrijk vinden de mensen zijn die er gebruik van maken. Daarom is het van belang dat zo veel mogelijk verschillende mensen in het museum of bij een dansvoor-
stelling komen. Daar moet voor de politiek de uitdaging liggen: meer mensen betrekken bij kunst en cultuur.’ Maar hoe dan? ‘Culturele opvoeding is belangrijk: het maakt veel uit of je als kind in aanraking bent gekomen met cultuur. Mijn kinderen wilden ook niet naar het Rijksmuseum toen ik daar werkte. Ze waren allergisch voor het woord ‘museum’. Ik ben daarom ook niet bang voor de lage bezoekersaantallen van de jeugd van 13-20. Als ze er maar op jonge leeftijd kennis mee hebben gemaakt zijn ze in ieder geval niet bang om naar binnen te gaan als ze ouder zijn. Ze moeten een latente interesse ontwikkelen en dan komt het later vanzelf goed. Als de ouders dat niet doen, kunnen scholen daarin ook heel belangrijk zijn. Het maakt niet uit wie het doet, als het maar gebeurt. Onbekend maakt onbemind. Naturalis heeft daar gelukkig weinig last van. Hier rennen elke dag groepen gillende kinderen rond. Wat een plezier!´
9
Cstandplaats van beroep
Foto’s: Dirk Hol
Kunstenares Anneke Kaai is ‘C van beroep’: ‘Ik weet me geleid door God’ Door Johannes ten Hoor
Kunst en religie gingen jarenlang hand in hand. De kerk was een belangrijke opdrachtgever voor kunstenaars en religie was een vaak terugkerend thema in kunstwerken. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werd daar echter snel mee afgerekend. God werd doodverklaard en de religie verdween uit de kunst. Anneke Kaai, die toen nog studeerde aan de kunstacademie, liet zich echter niet meezuigen in die stroom. ‘Ik wilde met mijn werk juist laten zien dat God helemaal niet dood is.’ Anneke Kaai (1951) werd geboren in Naarden en groeide op in een orthodox-protestants gezin. Voor haar ouders was het best een hele stap dat ze naar de kunstacademie ging. ‘Het waren de jaren zestig en zeventig, dat was ook zeker aan de kunstacademie te merken.’ Maar haar vader zag ook het talent van zijn dochter, en als ze dat verder wilde ontwikkelen moest ze toch naar de kunstacademie. Bovendien zag Anneke er niet tegenop: ‘Ik wist dat ik niet alleen ging’, duidend op Gods aanwezigheid in haar leven. Op het lijf geschreven Anneke bezocht eerst de Gooise Academie voor Beeldende Kunsten in Laren, waar ze vooral de klassieke technieken kreeg aangeleerd. Vervolgens ging ze naar de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, waar ze in aanraking kwam met abstracte kunst en zelf te ontdekken technieken. Van naturalisme moest men daar niets hebben. ´Op de Gerrit Rietveld Academie zeiden ze tegen me: ‘Anneke, jij leeft nu, dus je maakt ook werk van deze tijd.’ Dat is goed geweest voor mij, daardoor kan ik maken wat ik nu maak. Dat symbolischabstracte is me op het lijf geschreven: dat je in je schilderijen in beeldtaal je gevoelens vertolkt. Dat is niet iets wat je in de vingers hebt. Als ik bijvoorbeeld ‘Gods Liefde’ uitbeeld is dat een sprong in het diepe, dat is het vertolken van een gevoel. Daarbij bid ik ook om de leiding van de Geest. Ik verbeeld geen verhalen, dat is al heel veel gedaan. Juist die abstracte teksten wil ik verbeelden.’
10
Uniek Met een duidelijk religieuze insteek in haar werk was Anneke Kaai in haar tijd een eenling op de academie, maar dat leidde niet tot uitsluiting of pesten. ‘Ik moest me wel verantwoorden, maar dat is ook goed. De laatste jaren speelt religie overigens wel weer een duidelijkere rol binnen de kunst, mede door de toenemende interesse voor spiritualiteit.’
‘Ik maak geen plaatjes om te evangeliseren’ Toch was Anneke met haar werk binnen christelijke kringen de eerste jaren wel een vreemde eend in de bijt. ‘Toen ik begon was ik uniek met wat ik maakte, met name in de rechterflank van het christendom. De rechterflank had alleen maar Rembrandt, daar hield het mee op. Rembrandt ‘zie je’, men was helemaal niet gewend aan moderne kunst. Daarmee bleven mensen hangen bij het ambacht. Ik heb geprobeerd de kerk daar oog voor te laten krijgen, om die
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
C van Beroep
kloof tussen kunst en kerk te overbruggen. Nu neemt kunst gelukkig weer een grotere plaats in binnen de kerk en wordt met name door jongeren gewaardeerd. Met de huidige beeldcultuur heb je als kunstenaar letterlijk en figuurlijk een palet in handen om daar bij aan te sluiten.’ Anneke Kaai heeft geen specifiek doel voor ogen met haar werk. ‘Datgene wat ik zelf ervaar schilder ik. Ik maak geen plaatje om te evangeliseren, maar ik maak iets omdat het me raakt. Een kunstenaar hoopt dat een ander ook geraakt wordt door de emoties die hij of zij verbeeld heeft.’ Eenzaam Door haar unieke positie, zowel binnen de kunstwereld als binnen christelijke kringen, kon Anneke zich weleens alleen voelen. ‘Je hebt best een eenzaam bestaan als kunstenaar. En als kunstenaars zoeken we elkaar ook niet zomaar op, daarin zijn we ook eenlingen. Aparte mensen hoor, eigenlijk gewoon een beetje gek…’ Tegenwoordig zijn er verschillende verenigingen van christelijke kunstenaars, zoals de Christian Artists waar Anneke bij aangesloten is en ook tot op de dag van vandaag steun bij vindt. Ook bezoekt ze congressen waar christelijke kunstenaars uit verschillende disciplines bij elkaar komen. ‘Het is ontzettend mooi om te zien dat je dan niet de enige bent, dat al die mensen ook bezig zijn met die combinatie van kunst en geloof.’ Geen ongecontroleerde emotie Anneke Kaai werkt graag in series. Zo is ze nu bezig met een serie over gebeden. ‘Ik kijk dan in de Bijbel welke gebeden er zijn en met die gegevens ga ik dan aan het werk. Het is dus geen ongecontroleerde emotie. Ik heb ook mijn hersenen gekregen en het is een uitdaging om zo’n tekst dan door de zeef van mijn denkproces te halen. Een schilderij begint met lezen, herlezen, bidden en meditatie. Ik weet me daarin geleid door God. Tijdens het lezen ontstaat er al een globaal beeld. De basis is duidelijk en de kleuren zie ik voor me. De rest ontstaat dan op het doek.’ Anneke schildert veel op plexiglas, een niet bestaande techniek die het eindresultaat vormde van haar experimenteerfase op de kunstacademie. ‘Ik schilder niet graag op het doek. Ik kan het wel,
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
maar ik moet kunnen krassen en schaven, dik en dun kunnen schilderen, dat kan allemaal met plexiglas.’ Door de experimenteerfase weet Anneke met welke materialen ze het juiste effect bereikt. ‘Bij een onderwerp als ‘geborgenheid’ is er sprake van een hele tere relatie. Dan schilder ik heel transparant. Maar als ik de ‘worsteling met God’ uitbeeld is er sprake van een enorme expressie, wat ook leidt tot een ander gebruik van het materiaal.’
‘Je kunt hoog en laag springen, maar met een lege pot is het moeilijk verdelen’ Aan de bak Tot slot komt het huidige klimaat rondom kunst en cultuur aan de orde. ‘De huidige bezuinigingen zijn wel heel rigoureus,’ stelt Anneke. ‘We zitten nu eenmaal in een tijd dat het economisch minder gaat en anderen moeten ook aan de bak. Je kunt hoog en laag springen, maar met een lege pot is het moeilijk verdelen. En aan de andere kant maakt het je wel inventief. Het komt er echt op aan dus je moet iets bereiken.’
11
De Klaagmuur
Foto: Dirk Hol
De shufflecultuur Door Dennis Chafiâ
Een jaar of twee geleden stuitte ik in een kledingwinkel op een T-shirt van G-Star met een enorme lap tekst. Ik verbaasde me over het feit dat zo’n populair merk kwam met zo’n antireclame. Enkele teksten op het T-shirt: ‘We live in a shuffle culture. Machines mix up the music, mix up the styles, mix up the meaning and play it back to us with our name on it; (…) but it’s worth remembering that machines don’t cry. They don’t have values and they don’t have friends; (…) Great music is always about just the product, but it’s not the style that matters, it’s what lies beneath that counts;. (…) All that we ask of you is that you surrender yourself to the tastes of your fellow human beings for an hour.’ Normaal ben ik geen voorstander van teksten op shirts, maar deze gaven mijn gevoel over de hedendaagse muziek werkelijk goed weer. Steeds vaker krijg ik de vraag: ‘Hey Dennis, jij bent toch bezig met muziek? Wat vind je van dat ene nummer dat gaat van da na na da da da daaaaa, met die en die tekst als refrein? Het wordt vaak gedraaid op de radio.’ Ik moet me dan allereerst excuseren: ik luister vrijwel nooit radio. Maar op het moment dat ik vraag van welke artiest het nummer is of hoe het nummer heet, krijg ik niet of nauwelijks antwoord, laat staan als ik vraag van welk album het nummer afkomstig is.
Veel teksten lijken op elkaar en gaan over clichématige zaken zoals auto’s, liefde en vrouwen Samenhang Rond de jaren ‘70 is er een grote hoeveelheid goede muziek gemaakt met een diepe betekenis (Pink Floyd, Genesis e.d.). Dergelijke nummers waren altijd op een album te vinden dat werd uitgebracht op LP. Luisteraars hadden een idee van de boodschap, de samenhang in een album en de motivatie van de artiest. Er was goed nagedacht over de melodie, de lengte van een nummer en de inhoud van de tekst; deze weloverwogen albums zetten aan tot discussie en brachten mensen in beweging; zelfs nu worden ze nog gedraaid.
12
Tegenwoordig lijkt muziek een massaproduct te zijn geworden in plaats van een doordacht stuk kunst. Een steeds groter deel van de muziek dat in populaire aangelegenheden gedraaid wordt kan niet meer bij titel en artiest genoemd worden. Daarbij lijken veel teksten op elkaar en gaan ze vaak over clichématige zaken zoals auto’s, liefde en vrouwen. iPod’s worden volgegooid met de hits van dat moment. Deze waan van de dag wordt de week erna weer ingeruild voor de nieuwste massaproductie; omdat het ‘zo lekker klinkt’. Albums kopen in de winkel en daarmee mijn favoriete artiest ondersteunen? Dat heeft toch geen zin als ik de hit ook gratis kan downloaden? Authentieke muziek Zijn we dan echt de kracht die de muziek eens had aan het veranderen in massaproductie? Kunnen we authentieke muziek niet meer waarderen boven computergesynthetiseerde muziek? Bij het zien van wat deze muziek losmaakt in discotheken, maar ook bij iPod-gebruikers kunnen we denken: ‘Ach, het kan toch geen kwaad?’ Maar gezien het feit dat juist de authentieke muzikanten, met een boodschap, samenhang en weloverwogen muziekkeuzes niet meer makkelijk aan de bak kunnen komen door de commercialiteit, zie ik het zeker als een spijtige ontwikkeling. Zolang we elkanders smaak kunnen blijven waarderen en de authentieke muziek blijven begrijpen, zal deze essentie niet snel verloren gaan. En dat is te allen tijde een mooi streven.
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Foto: Martine Oldhoff
Mode:
De moraalridder
oppervlakkigheid als kunst
Door Martine Oldhoff
Trends en modebladen; misschien irriteert het je lichtelijk dat de woorden überhaupt vallen in dit blad. Dat oppervlakkige gezwets over kleding… er wordt wel veel aan toegeschreven. Achja, kleding zegt niet alles, maar de refo en de sloerie herkennen we vaak wel op 100 meter afstand. Een lid van een religieuze orde, een prostituee en een hockeymeisje, vaak zijn ze te duiden op hun kleding. Daarnaast is het jammer als kleding en daarbij mode als iets futiels wordt weggezet. Het kan een vorm van kunst zijn, het is een bron van creativiteit en het spreekt in gemeenschap. De mode-industrie en bijbehorende vrouwenbladen. Trends, merken en continu vernieuwen. De drang om altijd mooier, hipper en origineler te zijn zit er goed in. De industrie slaagt er in het individu in de massamaatschappij aan te spreken met mantra’s als: ‘wees uniek,’ ‘vind je eigen stijl,’ ‘je uiterlijk is een reflectie van je innerlijk.’ Een beetje triest is het wel. De vluchtigheid en de consumptiedrang zijn geen mooie bijkomstigheden van de mode.
mode nog een ander positief aspect onderscheiden. Op individueel niveau biedt ‘mode’, of de noodzaak tot het bedekken van onze naaktheid, een grote kans tot creatieve uitingen. Creativiteit in de oppervlakkigheid geeft plezier, glitter en glans! Soms in de meest letterlijke zin van het woord. Het straatbeeld wordt esthetisch voor hen die kunnen genieten van mooie kleren. Provoceren in afritsbroek Daarnaast getuigt de kunst van het mooi uitdossen niet alleen van ‘goede’ smaak, maar ook van respect voor de omgeving en/of gastheer of gastvrouw. Kleding ‘zegt’ wel degelijk iets; het kan communicatie helpen en bemoeilijken. Een vrouw met een diep decolleté bijvoorbeeld. Kleding krijgt deels ook betekenis in relatie tot een ander of in gemeenschap. Daar kunnen we mee spelen. Willen we een bruid en bruidegom een mooi decor geven en een blijk van respect, dan kleden we ons als gasten mooi aan. Als we het niet eens zijn met de snobistische stijl van een bepaalde kennissenkring kunnen we provoceren in afritsbroek. Wat betreft correctiedrang of gevoelens van rebellie: in iedere context blijft de vraag natuurlijk wat de uitwerking is…
Als we het niet eens zijn met de snobistische stijl kunnen we provoceren in afritsbroek Mode als kunst Het is waar dat in de ‘modecultuur’ veel wat minder prijzenswaardige zaken te vinden zijn. Toch is mode fascinerend. De menselijke creativiteit kan er fantastisch in tot uitdrukking komen. Modeontwerpers creëren van interessante materialen ware kunststukken. De reportages in een blad als Vogue zijn te beschouwen als ‘kunst’. Kleding is niet langer slechts functioneel. Naast deze ‘catwalk’ mode, is er ook nog de mode in iedere cultuur en subcultuur. Overal ter wereld vertelt kleding iets over normen en waarden en over de geschiedenis (of het ontbreken daarvan) van een cultuur. Simpele voorbeelden zijn klederdracht en gangsta-style. Mode kan in bepaalde gelegenheden als kunstvorm beschouwd worden en altijd in haar cultuur geplaatst worden. Mode als kunst komt tot uitdrukking op de catwalk. De H&M zou ik er niet tot willen verheffen. Het onderscheid tussen catwalk en massa-industrie moet gemaakt worden, ook al is de eerste deels de bron van het tweede. We kunnen naast het kunstzinnige aspect van
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Enige terughoudendheid in oordelen en hokjes plaatsen op basis van kleding blijft gepast. Tegelijkertijd is het niet gek dat we onbewust reageren op iemands kledingstijl. Daar kunnen we dus rekening mee houden. Het is zeker niet goed om op basis van kleding iemand te veronachtzamen; dat we verder moeten kijken dan iemands kleding spreekt voor zich. Maar dat neemt niet weg dat ‘mode’ een mooie uitingsvorm van de menselijke creativiteit is. Zowel als kunstvorm als voor het individu in een gemeenschap. Laten we uitkijken met calvinistische degelijkheid en genieten van de mogelijkheden die we hebben. Als we ons dan toch moeten bedekken, laten we het dan goed doen.
13
Thema interview
Foto’s: Dirk Hol
Cultuureconoom Arjo Klamer: ‘De kunstsector moet zieltjes gaan winnen’ Door Huub Brouwer en Jan Pieter van der Schans
Een vijfsterrenhotel in Hilversum, Boijmans van Beuningen in Rotterdam en uiteindelijk het Maritiem Museum in diezelfde stad. Een plek vinden om af te spreken met Arjo Klamer bleek een uitdaging. Maar, als we eenmaal met de drukbezette hoogleraar in de economie van kunst en cultuur rond de tafel zitten neemt hij er de tijd voor. Onderwerp van gesprek: de bezuinigingen op kunst en cultuur. We beginnen het gesprek met een van de grootste vragen in deze tijd van bezuinigingen. Hoe de waarde te bepalen van kunst en cultuur? Een veelgehoord argument is dat het wel wat moet opbrengen om in aanmerking te komen voor overheidssteun. Moet je de waarde van kunst en cultuur inderdaad bepalen aan de hand van economische criteria? Economie als middel Klamer legt uit dat hij de economie ziet als een middel, niet als een doel op zichzelf. ‘De functie van een economie is het genereren van ruilwaarde. Het doel van die ruilwaarde is het bereiken van sociale, maar ook spirituele en artistieke kwaliteit.’ Geen economische criteria dus, maar hoe bepaal je de waarde van kunst en cultuur dan wel? ‘De functie van kunst is het realiseren van waarde; artistieke waarde. Dat is iets anders dan vermaak. Vermaak werkt niet door, je krijgt er geen nieuwe inzichten van. Artistieke waarde krijg je door evaluaties van andere kunstenaars of kunstkenners. Kunst moet doorwerken in gesprekken. Kunst zelf is een gesprek. Goed publiek is een deelnemer.’
14
Elite Kunst als een gesprek van kunstenaars en kunstkenners klinkt toch verdacht veel als een elitebezigheid. En voor dat laatste zou Klamer als raadgever van de SP allergisch moeten zijn. Toch niet: ‘Wat is er mis met een elite op cultuurgebied? Een elite is nodig en moet gevoed worden. Kunst voor die elite kan moeilijk, vaag, en ingewikkeld zijn; en soms mislukken. Toch is het nodig. Een elite leidt tot identificatie. Iedereen is blij met een elite in de sportwereld. Waarom is dat anders voor kunst?’
‘De retoriek rond de cultuurbezuinigingen maakt particulier initiatief moeilijk’ WO II en het Nederlandse systeem Klamer vertelt vervolgens over het Nederlandse systeem. De oorsprong van het Nederlandse kunst en cultuur beleid ligt in de Tweede Wereldoorlog. ‘De Duitsers vonden kunst erg belangrijk
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Thema interview
en plakten een label op kunst als het volgens hen entartet was. Na de oorlog ging die bemoeienis van de overheid met kunst door. Kunstenaars vonden het wel makkelijk om hun geld via de overheid te krijgen. Daardoor werden ze lui in het aangaan van duurzame relaties.’ Hollandse onverschilligheid Duidelijk is dat Klamer niet tevreden is over het huidige financieringssysteem van kunst en cultuur, vooral omdat het geen goede invloed heeft op gemaakte kunst. ‘Er is veel middelmaat. Bovendien is er bijna geen gesprek over kunst. Hoe vaak praten mensen nu over toneel, muziek of boeken? Er wordt nooit over gepraat, gediscussieerd, geruzied. We houden de sector geforceerd in stand.’ Vanwaar die desinteresse van de Nederlandse samenleving in kunst en cultuur? Klamer wijst het Nederlandse onderwijssysteem aan als schuldhebber nummer één. ‘Het onderwijs is de plek waar belangstelling voor kunst zou moeten beginnen. Maar: we hebben hier in Nederland een kruidenierscultuur. Je wordt opgeleid voor burgerschap. In Amerika is dat totaal anders. Daar heb je een liberal arts en sciences cultuur waardoor kunst is verweven in het onderwijssysteem. Kunstenaars zijn betrokken bij universiteiten; studenten worden aangemoedigd om naar kunst te kijken en erover te spreken.’
‘Iedereen is blij met een elite in de sportwereld. Waarom is dat anders voor kunst?’ Roemermetafoor We komen nog even terug op Klamers uitspraak dat de kunst- en cultuursector in Nederland geforceerd in stand wordt gehouden. Als dat zo is, waarom is hij dan zo mordicus tegen de bezuinigingen van het kabinet Rutte? Klamer hanteert de Roemermetafoor: ‘In talentontwikkeling wordt alles wegbezuinigd. Snoeien is goed en geeft ruimte, maar voor kasplantjes moet je zorgen. Ze kunnen nog niet overleven in de buitenwereld.’ Bescherming tegen de buitenwereld is essentieel, want ‘kasplantjes bepalen de toekomst van de tuin’. Het is belangrijk dat de diversiteit in de tuin behouden blijft. Door de plannen van Zijlstra ‘blijven alleen de grote struiken staan en dreigen de kasplantjes met wortel en tak uitgeroeid te worden’. Zoals Klamers Roemermetafoor al doet vermoeden, maakt hij in zijn visie op een optimaal financieringssysteem onderscheid tussen ontwikkeling van nieuw talent en kunstenaars die hun opleiding allang achter zich hebben liggen. ‘Talentontwikkeling is heel belangrijk. Er is een kwetsbare periode als je je studie afrondt en dan moet gaan werken. Daarvoor zijn productiehuizen en werkplaatsen. Op dit moment wordt de voedingsbodem onder de sector weggehaald.’
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Over kunstenaars, musici en dansers die zich verder in hun carrière bevinden, zegt Klamer dat het ‘de bedoeling is een persoon te benaderen die echt geïnteresseerd is in wat jij doet. Neem nou die Halbe Zijlstra, hij roept wel wat over kunst, maar doet dat alleen uit hoofde van zijn functie. Wat je nodig hebt zijn mensen met een stevige buidel die daar graag in tasten voor kunst.’ Particulier initiatief en de overheid De vraag is natuurlijk waarom die mensen met een stevige buidel dat nu nog niet doen. ‘De bestaanswaarde of optiewaarde van kunst is te laag in Nederland. Dat betekent dat het bedrag dat mensen zouden willen betalen voor een voorziening als kunst op dit moment erg laag is. Als kunst een wezenlijk onderdeel is van ons leven, zouden we het heel erg vinden als het er niet meer zou zijn en er dus veel voor willen betalen.’ Op lange termijn zou Klamer de optiewaarde van kunst en cultuur in Nederland willen vergroten door onderwijs, maar ook door een positieve houding van de overheid. ‘Net als onderwijs dragen kunst en cultuur bij aan de ontwikkeling van de mens. De overheid en ambtenaren zouden morele en politieke steun moeten geven.’ Hoe ziet hij die rol van overheid en ambtenaren dan? ‘Vooral de lokale overheden zijn belangrijk. De ambtenaar moet de spin in het web zijn en een faciliterende rol vervullen. De politicus moet daarnaast steun geven aan de kunsten en belangstelling tonen. De retoriek rond de cultuurbezuinigingen maakt het particulier initiatief op dit moment erg moeilijk.’ Pak Aan We nemen afscheid van Klamer. Vlak voordat hij weggaat overhandigt hij ons een boekje dat hij samen met Cees Langeveld heeft samengesteld, getiteld Pak Aan. De filosofie achter het boekje? Geld voor kunst en cultuur is er genoeg. Je moet het alleen aanpakken.
15
Foto: Dirk Hol
Opinie
Politici achter de draaitafel? Door Barend Tensen
Met de aangenomen motie voor een Nederlandstalig ‘quotum’ op Radio 2, geïnitieerd door PVV-partijideoloog Martin Bosma, zou Nederland weleens een nieuw tijdperk in kunnen gaan. In het kader van het landsbelang weet de partij haar grootste prioriteit, integratie, wederom naar voren te brengen. Onder het mom van ‘een grotere stem voor het Nederlandse lied’ steunt ook het CDA de motie. De politiek gaat zich nu in haar oneindige wijsheid naast de culturele bezuinigingen tevens bemoeien met de inhoud. Op de grens van tolerantie Nederland heet nog steeds een tolerant land te zijn. Deze traditie gaat al terug naar het einde van de 17e eeuw. Ik kan me moeilijk voorstellen dat onze verlichte denker Spinoza zijn kruistocht voor de vrijheid van meningsuiting in een ander land dan Nederland had kunnen voeren. De vorm van tolerantie die Spinoza destijds welgevallig was, leek met het proces tegen Geert Wilders al een deuk te hebben opgelopen. Maar ook deze ogenschijnlijk bescheiden motie tot het verhogen van de hoeveelheid Nederlandstalige muziek op Radio 2 tot een percentage van 35% kan zo geïnterpreteerd worden. Een kolfje naar de hand van de hevig twitterende Kamerleden vanuit de linkse hoek: ‘35% Neanderthaler land!’, aldus de nimmer om een woordgrapje verlegen zittende GroenLinks partijvoorzitter Henk Nijhof. Het viel te verwachten dat een dergelijk voorstel wederom de verdeeldheid tussen de zogenaamde ‘elite’ en ‘het volk’ zou aantonen. Gespreide verantwoordelijkheid? De betreffende motie wordt vanuit de rechtse hoek gebruikt voor de eigen
16
ideologie. Meer aandacht voor Nederlandstalige muziek zou helpen bij integratie, het controversiële vraagstuk waar Bosma’s partij de pijlen voornamelijk op richt. Vanwege de gedoogconstructie is het CDA bijna verplicht te volgen en bevindt zich hiermee niet voor de eerste keer sinds oktober buiten haar traditionele comfortzone. De partij, druk bezig met een revitalisatie van haar gedachtegoed, gaat hiermee wat mij betreft voorbij aan één van haar meest onderscheidende kernwaarden: de gespreide verantwoordelijkheid en de ruimte voor het individu. De verantwoordelijkheid moet daar genomen worden waar die het beste genomen kan worden. Met politici achter de draaitafels van een nationaal radiostation gaat deze gedachte verloren.
De negentiende-eeuwse Engelse filosoof John Stuart Mill maakte ooit het onderscheid tussen hogere en lagere cultuur. Teksten als ‘Ik heb een tuintje in mijn hart maar alleen voor jou’, gezongen met de Surinaamse Damaru wat ironisch genoeg een prachtig voorbeeld van integratie is, zullen ongetwijfeld voor velen van waarde zijn. De ‘elite’ echter, in haar zoektocht naar hogere cultuur zal blijven verlangen naar de diepgravende zielenroerselen van Leonard Cohen. Deze door populisten geïnitieerde tweedeling in de samenleving vindt met de motie dus alleen maar meer gehoor.
Politici moeten niet op de werkvloer van kunst en cultuur gaan staan In een maatschappij waarin we zo ons best doen het tolerante karakter waar we ooit bekend om stonden te behouden, moeten politici niet op de werkvloer van kunst en cultuur gaan staan. Kunst en cultuur dienen de menselijke zintuigen en de menselijke geest te prikkelen. Een totaal subjectieve aangelegenheid. De motie om invloed uit te oefenen op de afspeellijst van een radiostation, voor de eigen politieke doelstellingen, is een brug te ver.
Een brug te ver Is het landsbelang, in dit geval integratie, gediend bij het quotum? Het valt te bezien of de bij een groot publiek populaire, maar inhoudelijk weinig uitdagende teksten van zangers als Jan Smit een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan deze integratie. Maar wie beslist dit?
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Zelfspot
Het CDA: n Altijd ope esties voor sugg CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
17
Foto: Rick Kwekkeboom
Uit het veld
‘De essentie van kunst is in gevaar’, aldus kunstenaar Rini Door Rick Kwekkeboom en Rens Dietz
Het is een mooie zonnige avond als wij bij atletiekbaan Ilion te Zoetermeer het terrein opstappen. In de verte staat een besnorde heer hoogspringende jongeren tot nog grotere hoogte te stuwen. Voor hem zijn wij hier: Rini van Leeuwen, hoogspringtrainer van de Nederlandse top, eigenaar van een reclamebureau en kunstenaar. Hoewel we merken dat vrije tijd een begrip is dat hij amper kent, maakt hij na de training tijd voor ons zodat we onder het genot van een kopje koffie vragen kunnen afvuren. We zijn, om meteen met de deur in huis te vallen, benieuwd of Rini de bezuinigingen van de overheid op kunst en cultuur gaat merken. Rini: ‘Ik ben niet financieel afhankelijk van mijn kunst. Het geld komt binnen uit andere vormgevingsactiviteiten. Mijn acrylschilderijen maak ik vooral voor mezelf, dat is als het ware mijn laboratorium waar ik dingen in ontdek.’ Als hij zijn schilderijen voor zichzelf maakt en niet voor anderen, wat voor nut heeft Rini’s kunst dan voor de maatschappij? ‘Ik maak ze voor mezelf, maar een ander mag ze nog wel zien! Een idee dat op een schilderij staat kan opgepakt worden door anderen,’ aldus Rini. ‘Een architect raakt hierdoor bijvoorbeeld geïnspireerd om een gebouw te maken en zo komt het idee in de maatschappij terecht. Bovendien, mijn manier van schilderen heeft alles met mijn aanpak van talentontwikkeling bij hoogspringen te maken. En dan praten we wel over de Nederlandse top.’ Kunst- en businessmodellen Rini voelt weinig van de bezuinigingen, maar wie dan wel? ‘Dat zijn kunstenaars die per definitie veel tijd moeten steken in hun vak, bijvoorbeeld in de danswereld. Maar natuurlijk ook beeldend kunstenaars. Hun toelagen zijn ontzettend geslonken en
18
dat is al jaren aan de gang. Daarmee komt de essentie van kunst in gevaar. Mensen die een opleiding volgen tot kunstenaar, zoals ik dat zelf ook heb gedaan, worden niet opgeleid om geld te verdienen. Zij worden opgeleid om goede kunst te maken, te ontdekken, anders te kijken en nieuwe deuren te openen.’
‘Politici klagen dat de samenleving verhuftert, maar ze doen er alles aan om het te verergeren’ Veel sympathisanten van het huidige kabinet geven aan dat zij het niet meer dan normaal vinden dat een kunstenaar zorgt voor zijn eigen brood. Rini reageert fel: ‘Kunstenaars werken niet met businessmodellen, dat kan niet en dat moeten we ook niet willen. We moeten in deze samenleving leren uit te gaan van de kracht en het talent van mensen; in het geval van een kunstenaar is dat het maken van kunst. Nuttig bezig zijn voor de maatschappij is meer dan geld verdienen!’
Prentenkabinet Rini vervolgt: ‘Het kabinet dreigt een prentenkabinet te worden, omdat zij durft te stellen dat kunstenaars zelf hun geld moeten verdienen. Dat resulteert in kunstenaars die kunst gaan maken waarvan ze weten dat het verkoopt. Dit betekent dat we dingen gaan maken, of doen, waarvan we weten dat mensen het leuk vinden en dan worden we een soort kunstnijverheidsmachines. Kunstenaars moeten juist nieuwe dingen ontwikkelen en anderen inzichten geven.’ Maar wat levert dit dan op? Rini roert in zijn koffie en kijkt vooruit. ‘Weet je, meer goede kunst zal oneindig veel positieve effecten hebben. Zeker als je bij de jonge generatie begint en ze ermee laat opgroeien. Politici klagen dat de samenleving verhuftert, maar ze doen er alles aan om het te verergeren. Kunst leert je om jezelf te ontplooien, om te reflecteren op je eigen handelen. Dit is precies wat we missen in de huidige samenleving. Ik durf te beweren dat de samenleving er stukken beter van wordt als we kunst een prominentere plaats geven in deze maatschappij.
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Kunst
Zwervend Kunstenaar De glorietijden zijn voorbij Waarin hij zich bemind kon wanen Ver boven staat en straat verheven Geen bloed, geen zweet, geen tranen Hij schreeuwt vol wrok en woede Dat Nederland hem nodig heeft En in protestmars van beschaving Wordt zijn Waterloo beleefd Dus bedelt hij aan ’t Binnenhof Ach Halbe, geef mij brood In ruil voor staatsportret misschien? Zo niet, ach man, val dood! Zie hem lopen al die jaren Zielloos door de doodse stad En was er ook maar iemand Die zei dat hij hem nodig had? Plots beroert een hand zijn schouder In zijn oor klinkt zacht gefluister Onttrek jezelf uit het duister En geef de stad opnieuw haar kleur Kunstenaar versta je roeping Verknip die leiband van de staat Vorm een spiegel, scherp de geesten En stel op goed moment een daad Hier mijn spuitbus en penselen Vertoon je kunstwerk overal Op elk gebouw en ied’re tegel Tot doorzien wordt het verval Van grijze muizen in de massa Druk jagend naar een leuk bestaan Scherend langs de oppervlakte Om er ooit uit op te staan?
Martijn Simons
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
19
Foto’s: Dirk Hol
toekomst cda
Standpunten CDJA afgelopen kwartaal Resolutie elektrische auto De werkgroep MIR betoogt dat we niet onverdeeld enthousiast moeten zijn over de ontwikkeling van elektrische auto’s. De ontwikkeling van elektrische auto’s zou gepaard moeten gaan met ontwikkelingen in het opwekken van duurzame energie. Ook moet de overheid kaders stellen met betrekking tot het verwerken van zware metalen en de recyclemogelijkheden van de grondstoffen van de accu’s. Resolutie Europese interventiemacht De werkgroep Europa constateert dat de EU nog onvoldoende in staat is om een slagvaardig en eenduidig buitenlands beleid te voeren. In het Inhoudelijk Evaluatierapport van het CDJA worden defensie en buitenlands beleid al expliciet genoemd als kerntaken van de EU. Om daar invulling aan te geven dient er een coherent
Door Ruben Bakker
Europees interventiebeleid te worden opgesteld waarin wapensystemen en de operationele capaciteit van de verschillende lidstaten op elkaar afgestemd zijn. Er moet een Europese interventiemacht opgezet worden die snel inzetbaar is. Raadsstuk Privacy vs. veiligheid In het raadsstuk ‘Privacy vs. veiligheid’ wordt een christendemocratische afweging gemaakt tussen privacy en veiligheid. Hierbij wordt gesteld dat de overheid niet moet streven naar een volledig veilige samenleving; bepaalde risico’s moeten worden geaccepteerd. De overheid moet dus terughoudend zijn in het schenden van de persoonlijke levenssfeer, in het aftappen van telefoons, in het verstrekken van bankgegevens van burgers aan de VS en in het gebruikmaken van cameratoezicht. ’
Volleybaltoernooi
20
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Foto: Dirk Hol
CDA Toekomst
Andreas Kinneging: ‘Het CDA moet haar C inruilen voor iets anders’
Door Geurt Henk Spruyt
‘Het verlies van het CDA bij de verkiezingen is niet opmerkelijk. Door de secularisatie spreekt de C van CDA steeds minder mensen aan. Het CDA moet daarom haar grondslag verbreden.’ Andreas Kinneging is hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. Hij schreef het vuistdikke boek Geografie van goed en kwaad. Kinneging is geen lid van een politieke partij, wel was hij ooit lid van achtereenvolgens de PvdA, de VVD en het CDA. Verlies ‘Het verlies van het CDA is niet historisch te noemen. De christelijke stem loopt gewoon terug. Het stemaandeel dat KVP, ARP en CHU vroeger hadden, is er allang niet meer door de secularisatie. Het CDA zelf is een noodsprong in reactie hierop. Ik vind dit verlies eigenlijk erg voor de hand liggend. Hoe minder bewuste christenen, hoe minder vaste achterban voor het CDA. Dat het CDA in 2003 zo een grote overwinning heeft kunnen boeken, heeft een ‘conjuncturele’ oorzaak. Het komt door de moord op Pim Fortuyn en de het bizarre optreden van PvdA partijleider Ad Melkert in verkiezingstijd. Toen hebben veel kiezers besloten op Balkenende te stemmen. Hij werd gezien als normaal en betrouwbaar. In 2006 was dat krediet er nog, zij het dat het al terugliep.’ Gevaarlijk ‘Dat neemt niet weg dat de marginalisering van het CDA gevaarlijk is. We hebben in Nederland niet voor niets drie grote partijen. De PvdA staat vooral voor de staat, die wordt gezien als panacée voor de meeste problemen. De VVD ziet de markt zoals de PvdA de staat ziet. Het CDA is de enige die echt oog heeft voor het belang van het weefsel van de maatschappij dat niet markt of staat is, de societé civile. Dit erfgoed is traditioneel altijd door het CDA bewaakt. Zonder florerende societé civile is
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
een goede samenleving niet denkbaar, en daarom zou ik het ook zeer betreuren als dit gedachtegoed verdwijnt door de marginalisering van het CDA.’ C inruilen ‘Wil het CDA een grote volkspartij blijven dan moet het CDA kiezen voor een bredere grondslag dan alleen het christendom. Het CDA moet haar C inruilen voor iets anders. Ik zou eerlijk gezegd niet weten waarvoor. Ik heb wel eens gedacht: maak van de C ‘conservatief’. Maar misschien is het beter te kiezen voor een geheel nieuwe partijnaam. Het kiezen daarvan is een kwestie van marketing. De huidige partijnaam is te expliciet christelijk. Dat stoot veel kiezers af. Het denken waar het CDA voor staat, vindt echter bij veel mensen weerklank. Niet alleen onder christenen, ook onder niet-christenen en halve christenen zoals ik. Ik denk dat er een groot potentieel electoraat is voor het CDA. Heel veel mensen beseffen dat een goedwerkende markt en een actieve staat alleen nog geen goede samenleving maken.’ Herbronning ‘Herbronning - een spuuglelijk woord trouwens - betekent eerst en vooral: terug naar de bronnen. Ad fontes. Dat betekent studeren. Bezinning. Niet voortdurend opgeslokt worden door de dagelijkse haast en het dagelijkse nieuws. Het is te veel gevraagd
politici dikke boeken te laten lezen. Dat gebeurt toch niet. Maar wat wel kan, is meer ruimte nemen voor bezinningsweekeinden en -weken, met goede lezingen en diepgravende discussies over de fundamenten. Anderen in de partij - de intellectuelen - moeten die dikke boeken wel lezen natuurlijk, anders gaat het niet. En deze mensen moeten vervolgens die lezingen geven en die discussies leiden waar ik net over sprak.’
‘Het is te veel gevraagd politici dikke boeken te laten lezen. Dat gebeurt toch niet’ ‘Dan een tweede aspect: over welke bronnen hebben we het? Ik vrees dat herbronning eng zal worden gedefinieerd en men zich uitsluitend zal richten op de grote werken uit de protestantse en katholieke traditie. Het Bijbelse erfgoed dus. Die traditie heeft enorm veel waarde, maar er is meer dan Kuyper en Groen van Prinsterer. Meer dan Augustinus en Thomas. Heel de canon van grote boeken is van cruciaal belang. Homerus evenzeer als Hiëronymus, Machiavelli evenzeer als Melanchton, Adam Smith evenzeer als Schleiermacher.’
21
Opinie
Foto: Salvatore Vuono
Crisis praat Door Huub Brouwer
Economische crisis. Het is onmogelijk een krant van de afgelopen drie jaar te vinden waar die twee woorden niet instaan. En het blijft niet bij de krant. Je moet de afgelopen jaren in een grot hebben gewoond om er niet van overtuigd te zijn dat het wereldwijd economisch zeer slecht gaat. Ik denk dat er in de reële sector, waar goederen en diensten worden geproduceerd, geen noemenswaardige reden voor crisis was; toch zitten we er nu middenin. Waarom? We hebben onszelf er letterlijk ingepraat. Financieel versus economisch Laat ik beginnen met het ophelderen van een wijdverspreid misverstand. Velen denken dat de financiële sector er alleen is ter ondersteuning van de reële sector. Dat is allang niet meer zo. De financiële sector is de afgelopen dertig jaar geëxplodeerd en bestaat nu voor een deel uit instellingen die geld verdienen met geld – in plaats van geld verdienen door financiële dienstverlening aan de reële sector. Hier zijn de cijfers. In 1980 was de geschatte verhouding van totale reële productie tot al het financieel kapitaal in de wereld nog grofweg 1:1, ofwel $10,1 triljoen : $12 triljoen (McKinsey Quarterly, 2011). In 2010 werd dezelfde verhouding geschat op 1:4, ofwel $63,3 triljoen : $212 triljoen (McKinsey Quarterly, 2011). Anno 2011 is er dus vier keer meer financieel kapitaal aanwezig op aarde dan er aan reële waarde gecreëerd wordt.
22
De hamvraag bij het zien van deze cijfers is wat we hebben aan zo’n grote financiële sector. Het antwoord luidt: bar weinig. Ga maar na, hoe is het mogelijk dat er meer kapitaal (geïnvesteerd geld) op aarde is dan dat er ooit aan goederen en diensten geproduceerd kan worden? Waar komt dat geld vandaan? Ik denk dat het antwoord grotendeels ligt bij in essentie nutteloze praktijken in de financiële sector. Hierdoor is deze gaan bestaan uit een hoop gebakken lucht – financieel kapitaal dat nooit in reële waarde kan worden omgezet omdat dat er simpelweg niet is. In zo’n uit de band gesprongen sector was een crisis te verwachten en misschien op lange termijn zelfs goed. De kracht van woorden Dat de financiële crisis die in september 2008 escaleerde met het faillissement van Lehman Brothers een effect zou hebben op de reële sector was te verwachten. Allereerst werden beleggers en pensioengerechtigden in hun portemonnee geraakt. Ten tweede werd geld lenen een stuk duurder. Dat verklaart echter niet waarom we in 2011 nog steeds met problemen kampen in de reële sector als gevolg van een financiële crisis drie jaar geleden. Retoriek vormt de sleutel tot de oplossing van dit raadsel. Vrijwel niemand maakte een duidelijk onderscheid tussen een financiële en een economische crisis. Gevolg? Een self-fulfilling prophecy begon zich te voltrekken. Geen consument gaat een huis kopen, een auto aanschaffen of een dure vakantie boeken, omdat hij overal om zich heen hoort zeggen dat er – let wel – een econo-
mische crisis aan de gang is, die hem zijn baan kan kosten. De dip in het consumentenvertrouwen gaat hand in hand met een vermindering van producentenvertrouwen wanneer bedrijven door een combinatie van tegenvallende verkopen en een slecht investeringsklimaat hun investeringen gaan uitstellen. Al spoedig volgen de eerste ontslagen, waardoor consumenten op hun beurt weer minder gaan uitgeven.
Door constant te praten over een crisis maken we er zelf één Vicieuze cirkel Door een crisis die begon in de financiële sector, bevonden consumenten en bedrijven zich opeens in een vicieuze cirkel die onherroepelijk tot een economische crisis leidde. Alhoewel er in de reële sector geen reden voor die crisis was, moesten overheden ingrijpen om de cirkel te doorbreken. Toen economisch herstel nabij was, waren overheden weer genoodzaakt te gaan bezuinigen om financiële paniek te voorkomen. Die bezuinigingen leidden vervolgens weer tot verminderd vertrouwen in de reële sector, waardoor de op dit moment zo zeer gevreesde double dip op de loer ligt. Crisispraat? Laten we er alsjeblieft mee ophouden.
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
De mens
De mens: Judith van den Bogaard-Krol Naam Judith van den Bogaard-Krol Leeftijd 27 jaar Opleiding of werk Master Internationale Betrekkingen en Internationale Organisatie, werkzoekend. Wat zijn je voornaamste activiteiten binnen het CDJA? Werkgroep Europa. Zomerschool en de leesclub van het CDJA Utrecht. Verder zoek ik mijn weg nog. Beoefen je een sport? Ik zwem, fiets en skeeler recreatief. Belangrijkste politieke thema Internationale samenwerking en onderwijs. Naast een goede opvoeding geloof ik dat goed onderwijs bijdraagt aan een sterke maatschappij waarin mensen samenwerken en nadenken over de richting die ze uitgaan in hun leven. Omschrijf je karakter eens Nieuwsgierig, breed geïnteresseerd, sociaal, zowel enthousiast als rustig, een doorzetter. Christendemocratie betekent voor jou Mensen de ruimte laten zelf te bouwen aan de samenleving. Grootste voorbeeld Jezus Christus, Mahatma Gandhi Churchill of Obama? Hm… Churchill dan maar.
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Je bent minister-president, welke actie onderneem je als eerste? Ik zet een debat in gang over maatschappelijke verantwoordelijkheid en langetermijnpolitiek. Wat zijn je ambities binnen het CD(J)A? Ik zou binnen het CDA graag als beleidsmedewerker of actief politica willen werken. Of dit op lokaal, landelijk of Europees niveau zal zijn weet ik nog niet. Wat betekent God voor jou? God is mijn Almachtige Vader en Leider. Zijn wil, liefde en genade vormen de basis van hoe ik naar de wereld kijk en hoe ik in die wereld wil handelen. Jezus Christus fascineert me, omdat Hij Zijn kracht ook vandaag laat zien en zoveel mensen geneest en versterkt. Wat grijpt jou aan? Wat mij aangrijpt is dat we in Nederland vaak zoveel gebakken lucht navolgen of promoten. Ik heb een tijdje gewerkt als telemarketeer; dat heeft mijn ogen geopend. Economische groei om consumptie en het streven naar status staan centraal. Wat goed is voor de mens wordt daardoor vaak vergeten. Welk boek heb je voor het laatst gelezen? A Guide for the Perplexed van E.F. Schumacher en I, Claudius van Robert Graves. Tegelijkertijd. Met 1000 euro ga je: Sparen Levensmotto: Love is not affectionate feeling, but a steady wish for the loved person’s ultimate good as far as it can be obtained – C.S. Lewis
23
Ingezonden
Afbeeldingen: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen
Nieuwe media versus politieke affiches Door Rosa Douma
Bij verkiezingsaffiches denken we al snel aan portretten van partijleiders, kieslijstnummers en simpele leuzen. In de verkiezingscampagnes van de laatste jaren lijkt dit oudste promotiemateriaal van de politiek een steeds minder belangrijke rol te gaan spelen. Affiches worden langzaam verdrongen door andere media zoals televisie en internet. Daarom kunnen we ons afvragen of het politiek affiche nog wel een toegevoegde waarde heeft in deze tijd en wat voor rol het politieke affiche door de jaren heen in politieke campagnes heeft gespeeld. Campagne voor iedereen Na de invoering van het algemeen kiesrecht in 1922 werd de campagne voor het eerst op een groot deel van de samenleving gericht. In deze campagnes kregen affiches een belangrijke rol. Zaken waarmee de afficheontwerpers in die tijd rekening moesten houden waren verzuiling en analfabetisme. Hoewel kiezers toen erg honkvast waren en een ‘politieke aardverschuiving’ niet meer dan het wisselen van enkele zetels betekende, werd er toch veel campagne gevoerd. Opvallend aan de affiches van die tijd was de grote rol van symboliek. Symboliek die zowel betrekking kon hebben op de partij zelf (denk aan het zwaard voor gerechtigheid of het beschermende schild), als symboliek die betrekking had op de tegenstander. Partijen hielden zich niet vast aan bepaalde kleuren of vormen. Zo was er meer vrijheid voor de ontwerper. Commercie De economische crisis van 1929 zorgde voor veel onrust die leidde tot veel kritiek op de gevestigde partijen en de opkomst van nieuwe partijen. Wederom werd er in de crisis veel gebruik gemaakt van symbo-
24
liek. Bijvoorbeeld bij het affiche van de ARP, waarop Colijn als stuurman de staat, gesymboliseerd door het schip, op koers houdt. In de tijd rond de Tweede Wereldoorlog begon propaganda een steeds grotere rol te spelen in campagnes. Steeds vaker werd de hulp van reclamebureaus ingeroepen. De oorlog heeft de campagnevoering veranderd. Na de oorlog was er minder aandacht voor leuzen in de campagne. De partijen zelf, lijstnummers en lijsttrekkers werden belangrijker. Secularisatie In de jaren 60-70 nam de verzuiling af. Langzaamaan werd de zwevende kiezer een begrip. Veel partijen fuseerden. Het is opvallend dat affiches van veel partijen terugkerende kleurencombinaties en typografie gingen bevatten. Er werden tevens vaste logo’s ontworpen. Tegenwoordig neemt het kunstzinnige karakter van de affiches af. In plaats daarvan gaat herkenbaarheid de belangrijkste rol spelen. De affiches dragen steeds vaker een soortgelijke vormgeving en boodschap. Alleen de kleuren lijken nog voor een duidelijk onderscheid te zorgen. Daarbij komt natuurlijk ook nog dat andere media, voor-
namelijk via het beeldscherm, de taak van het affiche steeds meer overnemen. Het uiterlijk en de presentatie van de politici spelen een steeds grotere rol dan het partijprogramma. Affiches tonen dan ook vaker een vaste huisstijl met een portret van de lijsttrekker.
Opvallend aan de affiches van die tijd was de grote rol van symboliek Toekomst Terwijl het affiche begon als een van de belangrijkste onderdelen van de campagne, lijkt het nu nog slechts dienst te doen voor de naamsbekendheid. Door de komst van de nieuwe media lijkt het niet meer nodig om maatschappelijke vraagstukken en ideologische tegenstellingen te verwerken in affiches. De toekomst van het politieke affiche ziet er derhalve niet al te rooskleurig uit. Hoe zal het gemeentelijk aanplakbord er in de toekomst uitzien?
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Ingezonden
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
25
Foto: Flickr
Onze Democratie
Mens
Dier
Door Johannes ten Hoor
Het joods-christelijke gedachtegoed en het daarbij behorende waardesysteem dat lange tijd een dominante rol speelde in onze samenleving, verliest langzaamaan terrein. Dit is ondermeer van invloed op de verhouding tussen mensen en dieren. Dit kwam onlangs duidelijk naar voren in de stemming van de Tweede Kamer over het ritueel slachten. Het belang van dieren wordt boven religieuze ‘privileges’ geplaatst.
Eeuwenlang domineerde het joods-christelijke gedachtegoed de Nederlandse samenleving. Daarmee was het ook een leidraad in ethische discussies. Zelfs de secularisatie leek daar geen einde aan te maken, omdat veel mensen die de kerk verlieten wel bleven vasthouden aan het joods-christelijke waardesysteem. Echter, zonder het fundament van het geloof zal dat waardesysteem uiteindelijk verwateren. Daardoor zien we de laatste jaren ook een herbezinning op ethische vraagstukken. Een herbezinning waarbij ieder religieus argument wordt vermeden. Nieuwe verhouding Een van de kernpunten uit het joods-christelijke gedachtegoed is de diepgewortelde overtuiging dat de mens een onsterfelijke ziel heeft, wat de mens tot een uniek levend wezen maakt. Op basis daarvan heeft de mens meer waarde dan een dier, omdat dieren geen ziel hebben. Bovendien werd de mens aangesteld als rentmeester. Zo werd aan de mens expliciet zeggenschap gegeven over de schepping. Wanneer deze rangorde wegvalt krijgen mensen en dieren een nieuwe verhouding ten opzichte van elkaar. Een invloedrijk denker die zich daarmee bezighoudt is de Australische ethicus Peter Singer. ‘Het is ethisch niet verantwoord om de belangen van andere wezens te veronachtzamen
26
alleen omdat ze niet bij onze eigen soort horen,’ zo schrijft Singer in het voorwoord van Een ethisch leven. Volgens Singer is het onterecht te denken dat het doden van iemand van de eigen soort (dus een mens) erger is dan het doden van een levend wezen van een andere soort.
De tijd dat religieuze dogma’s een geldend argument vormden in de politieke besluitvorming hebben we achter ons gelaten Einde van religieuze privileges Peter Singer ziet het liefst een samenleving die haar openbare ethiek en wetten in geen enkel opzicht baseert op religieuze dogma’s. Dat de Tweede Kamer voor een verbod op ritueel slachten heeft gestemd is ook een teken van dit verlangen. De tijd dat religieuze dogma’s nog een geldend argument vormden in de politieke besluitvorming hebben we daarmee achter ons
gelaten. Wat we daar ook van vinden, we zullen moeten aanvaarden dat deze ‘privileges’ tot het verleden behoren. Wanneer het CDA zich bezint op de koers voor de komende jaren zal daar ook rekening mee gehouden moeten worden. Van Haersma Buma liet in een interview met het Nederlands Dagblad weten dat ‘het CDA zich wil blijven inzetten voor een samenleving waar onze joods-christelijke traditie tot uiting komt.’ Dat is een nobel streven, maar we moeten ook beseffen dat we niet langer zondermeer aanspraak kunnen doen op een joods-christelijk waardesysteem, wanneer het fundament daarvan voor een groot gedeelte van deze samenleving geen betekenis meer heeft. We zullen met nieuwe argumenten moeten komen om de oude waarden te verdedigen. Kansen Anderzijds biedt een toenemende aandacht voor dierenwelzijn ook kansen voor het CDA. Rentmeesterschap houdt niet alleen in dat de mens boven de dieren gesteld is, maar juist ook dat de mens op een verantwoorde manier met de schepping moet omgaan. En vanuit dat perspectief zou het CDA ook een partij moeten zijn die zich sterk maakt voor dierenwelzijn.
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
Foto: Janneke Beumer
Vrijwillige Noodzaak
Scheidsrechter Chris kent alle trucjes Door Martine Oldhoff
Chris Beumer uit Utrecht werd op zijn twaalfde verenigingsscheidsrechter bij de korfbalvereniging in Woudenberg. Toen speelde hij zelf ook nog in de hoogste klasse, nu rent hij zich rot als assistent-bondsscheidsrechter op landelijk niveau. ‘Ik ben degene die vlagt, net zoals bij voetbal.’ Samen met Henri van Holland uit Wageningen trekt hij er keer op keer op uit om de top van Nederland in het gareel te houden. Voor dit vrijwilligerswerk is Chris zo’n 25 zaterdagen per jaar op pad in het land. Hij vangt €5,- per wedstrijd en is er de hele dag mee kwijt. ‘Gasten waar ik vroeger tegen speelde kom ik nu af en toe tegen. Dat is gezellig. Verder is het ook wat beweging en goed voor mijn conditie. Zo’n vier keer per jaar moet ik een conditietest doen en om het jaar een medische keuring. ’ Gedonder op het veld Wat doe je zoal? ´Ik let nu zelf op de streken die ik ook uithaalde als speler. Ik schuwde het niet om zo af en toe een duwtje te geven of een been uit te steken en iemand te laten struikelen. Ik ken dus alle trucjes. Maar ik houd niet van dat theater. Suarez zou het slecht hebben gehad bij mij.’ Zelf deed je niet aan theater op het veld? ‘Dat zeg ik niet… Als ik een scheidsrechter kon beïnvloeden deed ik het wel. En ik moet nu letten op het gedonder dat ik zelf deed.’ Affluiten? ‘Nee, niet altijd. Als ze het van elkaar accepteren moet je de wedstrijd niet doodfluiten. Bovendien mag er ook wel wat spektakel in zitten. Korfbal was vroeger geen contactsport, maar nu wel iets meer; een gecontroleerde contactsport noemen ze dat.’
Verenigingsleven Wat betreft de relevantie van zijn vrijwilligerswerk en het verenigingsleven in het algemeen heeft Chris ook nog wel wat gedachten. ‘Je moet erover nadenken dat als je dingen doet, er ook mensen voor nodig zijn. Anders consumeer je alleen maar en verdwijnt het verenigingsleven. Dan kun je gezellig gaan zitten in de sportschool en leunen op betaalde krachten. Maar in een sportschool leert een kind niet hoe je moet samenwerken in een team.’ ‘Ik verbaas me over de vele organisaties die nu in de problemen zitten omdat er geen subsidies meer zijn. En tja, subsidies zijn in feite een herverdeling. Het verenigingsleven moet je niet subsidiëren, maar faciliteren.’ Is er nog hoop voor het verenigingsleven? ‘Jawel, als er maar enthousiaste mensen zijn die de kar willen trekken. Verenigingen fuseren ook, omdat ze het vrijwilligerswerk niet rond krijgen. Het is goed om de krachten dan te bundelen. Om appelerend te eindigen geeft Chris ons de kern van vrijwilligerswerk: ‘Het moet niet, maar het mag wel!’
‘Ik houd niet van dat theater. Suarez zou het slecht hebben gehad bij mij’ Scheidsrechter spelen is niet het meest dankbare vrijwilligerswerk. Er is dan ook een groot tekort aan scheidsrechters. Chris: ‘Ik snap het ook wel. Het publiek en de spelers kunnen je tegen zitten. Sommige verenigingen hebben een duidelijk beleid met betrekking tot het omgaan en bedanken van de scheidsrechter en het aanpakken van zeurend publiek. Mensen kunnen ook agressief worden, gelukkig gebeurt dat minder bij de korfballers op hoog niveau.‘
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
27
Foto: Flickr
Essay
De kunst van het wegwerpen Wat de kunstgeschiedenis ons leert over de toekomst Door Rens Dietz
Terwijl de bezuinigingsgesprekken over kunst en cultuur gevoerd worden, is onze partij van mening dat we moeten staan ‘voor een overheid die de condities creëert voor een bloeiende kunst en cultuur.’ Wanneer ik echter Vik Muniz (1997) in de weer zie met chocoladesiroop of Paul McCarthy (1970) gekscherend ketchup zie rondspuiten, vraag ik mij af wat de ondergrens van kunst is. In dit artikel ga ik op zoek naar de definitie, de oorsprong en de doelen van kunst. Wat is kunst? Deze vraag moet vast de drijfveer van de BBC zijn geweest om in 1979 te starten met het televisieprogramma Antiques Roadshow, later onder andere in Nederland gekopieerd met als titel Tussen Kunst en Kitsch. Al jarenlang proberen mensen de vraag te beantwoorden, maar zowel kunstenaars als leken komen niet uit op een vastomlijnde definitie. Logisch, omdat kunst een psychologisch, sociologisch én historisch gebonden begrip is. Kortom, kunst is niet eenduidig.
dering krijgt dan een Romeins viaductbouwer. Het ontbreken van een definitie van kunst levert geen probleem op, richtlijnen zijn echter wel belangrijk in het kader van subsidies en de bezuinigingen. Het CDA zegt in haar verkiezingsprogram ‘Slagvaardig en Samen’ dat het amateurkunst wil bevorderen, maar een richtlijn voor deze belofte ontbreekt.
Kunst is een onmisbaar onderdeel geworden van onze wereld, omdat kunst een verpersoonlijking is van het tijdsbeeld waarin we leven.
Piramides en aquaducten Waar velen het over eens zijn, is dat iets pas het predicaat kunst verdient als het door de mens is gemaakt. Dit kan beeldende kunst zijn, maar evengoed muziek, film, bouwkunst, theater, literatuur of dans. Verder zeggen verschillende definities dat pas over kunst gesproken mag worden als het is gemaakt met het doel om de menselijke zintuigen én geest te prikkelen. Een ietwat dubieuze definitie, want zo prikkelt een achtergronddeuntje slechts de zintuigen en zal een emotioneel nummer zowel de zintuigen als de geest prikkelen. Maar wat als het emotionele nummer opeens een achtergronddeuntje wordt, bijvoorbeeld het gebruik van filmmuziek uit Amélie in de Rabobank reclames? Is een film pas kunst als de regisseur geen winst nastreeft? Ook valt het op dat met deze definitie veel historische gebouwen niet als kunst worden gezien. Een piramide heeft bijvoorbeeld niet als doel om de menselijke geest te prikkelen, maar is gewoonweg een koningsgraf. Voor veel prachtige Romeinse aquaducten geldt hetzelfde: zij hadden efficiëntie als doel. Zijn piramides en Romeins aquaducten daarom geen kunst?
Doel en middel Kunst of niet, we zien in het verleden dat er vaak een duidelijk doel achter de werken zit. Van de Egyptenaren is bekend dat zij piramides en dodenmaskers maakten voor de overledenen. Van de Grieken weten we dankzij kunst hoe belangrijk goden voor hen waren: van voor Christus kennen we vooral beelden van goden en vaasschilderingen om de goden te eren. Ook is aan de kunst van de Grieken af te lezen dat zij een toenemende belangstelling voor anatomie ontwikkelden. Dergelijke feiten geven ons een indruk van wat speelde in dat tijdsbestek.
Een definitie van kunst geven is onmogelijk. Dat is maar goed ook: veel liefhebbers zouden het niet over hun hart kunnen krijgen als iemand die met ketchup spuit, op kunstgebied meer waar-
De mate van kunst werd ook bepaald door de beschikbare middelen, wederom belangrijk voor de vorming van een tijdsbeeld. Zo is het bekend dat dankzij import van metalen uit het Italiaanse
28
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
essay
Paul McCarthy – Ketchup Sandwich
Etrurië, de Grieken in de Griekse Middeleeuwen zich nieuwe vaardigheden, zoals ijzersmeden, konden aanleren. Tevens zorgde de invoer van luxegoederen uit het oosten dat de kunst werd beïnvloed. Dit is zichtbaar in vaasschilderingen. Carpe diem Eigenlijk zien we vooral vanaf de Renaissance een ommekeer naar andere soorten kunst, simpelweg omdat we toen meer middelen tot onze beschikking hadden en we welvarender werden. Het feit dat Memento mori werd ingewisseld voor Carpe diem geeft aan dat mensen zich niet meer slechts hoefden te focussen op primaire levensbehoeften, waardoor kunst nog populairder werd. De opkomst van het humanisme heeft dit ongetwijfeld bevorderd, omdat geeststimulatie belangrijker werd dan ooit tevoren. In de Gouden Eeuw werd het zelfs normaal om kunstverzamelingen aan te leggen: kooplieden en regenten wensten, net als hun collega’s in Frankrijk en Italië, te pronken met hun rijkdom. Zo kreeg cultuur een uitgesproken burgerlijk stempel, waarin kunstenaars vrij konden experimenteren. De vraag en het aanbod van kunst, en het aanleggen van kunstverzamelingen, zijn dan ook nooit meer verdwenen. Friedrich Nietzsche liet in de negentiende eeuw optekenen: ‘Kunst is in wezen de bevestiging, de zegening en vergoddelijking van het bestaan. We
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
hebben kunst om niet aan de waarheid te sterven.’ Kortom, kunst is een onmisbaar onderdeel geworden van onze wereld, omdat kunst een verpersoonlijking is van het tijdsbeeld waarin we leven.
Waarom laten we de moderne kunst van onze tijd niet kapot gaan? Houdbaarheidsdatum Een trend in de laatste jaren is dat topkunstenaars, geïnspireerd door de vergankelijkheid van onze maatschappij, materialen gebruiken met een houdbaarheidsdatum. Afgelopen maanden was in het Kröller-Müller Museum (in Otterlo) de tentoonstelling Hortus/Corpus te zien van de Belgische kunstenaar Jan Fabre. Hij verwerkt duizenden dode insecten in zijn kunstwerken. Ook kennen we de pindakaasvloer van Wim T. Schippers, het marsepeinwerk How sweet is the space between my legs van Amie Dicke en Vik Muniz’ Pictures of Chocolate. Dat mensen zich vermaken om deze werken staat buiten kijf. Maar vormt dat genoeg basis om het kunst te noemen? Moet deze kunstvorm subsidiabel zijn? Het restaureren van deze vormen van
wegwerpkunst is namelijk iedere keer een dilemma, terwijl je dergelijke werken (met eetbaar of levend materiaal) later moeilijk krijgt verkocht. De houding van vele kunstenaars ‘als het kapot gaat dan is dat niet erg’ of ‘als het kapot gaat dan maak ik wel een nieuwe’ kunnen we wederom een verpersoonlijking noemen van het tijdsbeeld waarin we leven. Tijdgeest Zoals de kunst dat vaker heeft gedaan, confronteert het ons met de tijdgeest. Er worden werken gemaakt zonder toekomst, maar iets dat geen toekomst heeft kun je niet in de geschiedenis plaatsen. Stichting Behoud van Moderne Kunst (SBMK) werkt samen met Nederlandse musea en RCE (Rijksdienst Cultureel Erfgoed, voorheen Instituut Collectie Nederland) om werken te restaureren. Dit is een unieke constructie in de wereld, het gebeurt echter van publiek geld. De taak zoveel mogelijk objecten voor volgende generaties te behouden is mooi, maar moeten we dat wel willen? Waarom laten we de moderne kunst van onze tijd niet kapot gaan? Met het subsidiëren van kunst en het in stand houden van kunstgeschiedenis is niets mis, maar wegwerpkunst is niet gemaakt voor behoud. En daarmee blijft kunst een goede afspiegeling van het huidige tijdsbeeld: we genieten er nú van, maar er is weinig oog voor geschiedenis en toekomst.
29
Foto: Bob Borggreve
Standplaats Den Haag
Het leven van een Limburger in Holland Door Bob Borggreve
De rubriek standplaats verhaalt over een andere cultuur vanuit onze Nederlandse ogen. Dit keer Bob Borggreve, Limburger en sinds 1 mei werkzaam in de Tweede Kamer der Staten-Generaal en daarom woonachtig in Den Haag. Oh oh Den Haag, mooie stad achter de duinen. Harrie Jekkers’ ode aan Den Haag mag dan het officieuze volkslied van de stad zijn, een Limburger van Twentse ouders als ik kent de eerste twee coupletten en het refrein ook al jaren. Ik zit nu vier maanden in Den Haag en het bevalt mij goed. Ik heb altijd met veel plezier in Limburg gewoond (Hulsberg en Maastricht), maar vind het leuk eens langere tijd ergens anders te wonen. Dorpsgevoel Bij een vorige stage in Den Haag woonde ik in het Laakkwartier en voelde me nooit echt onderdeel van de bevolking. Daarom wilde ik dit keer in een leukere en gezelligere buurt wonen; de Regentessebuurt, een schoolvoorbeeld van een geslaagde multiculturele buurt. Binnen een straal van twee minuten lopen vind je een Poolse, een Marokkaanse, een Surinaams-Indische supermarkt en uiteraard een Hollandse Appie. Ook de restaurants, eetcafés en barretjes zijn een mengelmoes van verschillende culturen en toch Haags. Net als het huis waar ik woon overigens: hier woont een Ghanees, een Poolse, een Indisch-Duitse en een Limburgse Tukker. En ik woon in Den Haag dichter bij een Katholieke Kerk dan ooit in Limburg. Elke ochtend dient het klokgelui als een soort ‘snooze’ bij het opstaan. Toch nog een beetje ‘Hulsberg’ in Den Haag. Het grootste gedeelte van mijn leven speelt zich af in en rondom de Tweede Kamer. ’s Ochtends rond een uur of negen op kantoor aan de slag voor Ger (Koopmans) en ’s avonds na het werk nog een biertje doen op Plein met collega’s of vrienden. Hoewel dit zeer gezellig is, ga ik niet veel om met de echte inwoners van Den Haag. Misschien jammer, maar inherent aan het leven als starter in een grote stad. Dat betekent overigens niet dat ik helemaal niks meekrijg van het
30
‘echte’ Haagse leven. Zo heb ik laatst met een collega zijn verjaardag gevierd in een bruine kroeg op het Valkenbosplein, alwaar we tot drie uur ’s nachts hebben zitten klaverjassen met lokale Hagenezen (dus geen Hagenaars!). Het is juist in dat soort kroegen waarin het ‘dorpse’ gevoel het sterkst is: lekker biertje drinken en beetje kaarten. Net als in Hulsberg telt daar je geld of wie je bent niet meer mee.
In de ogen van de Hagenees ben en blijf ik een ‘vieze kankerlijer’ Smeltkroes Eigenlijk heb ik al jaren een voorliefde voor ‘Holland’. De ‘Hollandse’ humor, die inderdaad soms hard kan zijn, en de directheid die vaak als onvriendelijk wordt gezien, spreken mij juist aan. Het zijn de ‘platte’ Hagenezen, maar ook de nieuwe Hagenezen uit Marokko, Polen, Turkije, en nog vele andere landen, die nooit te beroerd zijn te helpen waar nodig. In Hulsberg is deze behulpzaamheid vooral bestemd voor andere dorpsgenoten, buitenstaanders worden in het begin met de nodige argwaan bekeken. In Den Haag, een echte smeltkroes van culturen, is dat anders. Ik woon met veel plezier in Den Haag en heb geen aanpassingsproblemen gehad. Alleen wat betreft voetbalvoorkeur zal ik mijn Haagse inburgeringcursus nooit halen. In de ogen van de Hagenees ben en blijf ik een ‘vieze kankerlijer’, ach ja, liever drie sterren op de borst dan een ooievaar. Vanuit Den Haag, Lâhtâh!
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
COLOFON Interruptie is een uitgave van het CDJA en verschijnt vier keer per jaar onder verantwoordelijkheid van de CDJA-redactiecommissie, bestaande uit: Hoofdredacteur: Martine Oldhoff Aline van Veen Carel Kauffmann Caroline Tax Geurt Henk Spruyt Huub Brouwer Jan Pieter van der Schans Johannes ten Hoor Leontien Wagenaar Marijse Klink Martijn Simons Rens Dietz Rick Kwekkeboom
www.cdja.nl
Drenthe Roy Meijer
[email protected]
OC&W Niels Visscher
[email protected]
postadres Postbus 30453 2500 GL Den Haag
Flevoland Wytze Kempenaar
[email protected]
JBB Geurt Henk Spruyt
[email protected]
tel. +31 (0)70 34 24 851 fax +31 (0)70 36 43 417
[email protected]
Fryslân Foppe Harmen Oostenbrug
[email protected]
Buitenland Matthijs Tieleman
[email protected]
secretariaatsmanager Jan-Anton Houweling
[email protected]
Gelderland Mark Buck
[email protected]
Europa Maarten de Vries
[email protected]
DAGELIJKS BESTUUR
Groningen Derek Bulthuis
[email protected]
SEZ Hans van den Heuvel
[email protected]
Limburg Michiel Dijkman
[email protected]
VWS Mark Ruitenbeek
[email protected]
Noord-Brabant Vidar Stevens
[email protected]
MIR Kees Stiggelbout
[email protected]
Noord-Holland Joram Verstoep
[email protected]
Landbouw Bert-Jan Butijn
[email protected]
Overijssel Bart-Jan Gardebroek
[email protected]
COMMISSIES
Communicatie Dennis Chafiâ +31 (0)6 361 39 097
[email protected] Politiek Ruben Bakker +31 (0)6 165 12 712
[email protected] Organisatie Jeroen Bruijns +31 (0)6 125 27 993
[email protected] Activiteiten en Vorming Kirsten Begeman +31 (0)6 492 52 268
[email protected]
Druk: DeltaHage bv - Den Haag
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3
bezoekadres Buitenom 18 2512 XA Den Haag
Penningmeester Herman van der Bent +31 (0)6 380 89 908
[email protected]
Ontwerp en lay-out: Studio Piraat - agency in creativity Den Haag
Utrecht Jozef Waanders
[email protected] Zeeland Jan van Dam
[email protected]
Vormingscommissie Bart-Jan Heine
[email protected] Redactiecommissie Martine Oldhoff
[email protected] Organisatiecommissie Matthijs Groot
[email protected]
Zuid-Holland Annika van der Heiden
[email protected]
www.cdja.nl http://twitter.com/ CDJAInterruptie
Internationaal Secretaris Frank Visser
[email protected]
N LEEDREVEN Maak je vrienden lid van het CDJA! W N Jullie ontvangen allebei een (welkomst-)cadeau! Na je aanmelding nemen we contact met je op en sturen we een lidmaatschapformulier. LEDE NIEUW LID:
Dit ledenblad is gedrukt op milieuvriendelijk papier.
De redactie behoudt zich het recht voor stukken te weigeren, te redigeren of in te korten. Inzending geeft de redactie het recht een bijdrage ook via internet, databank of anderszins openbaar te maken. Eventuele auteursrechten blijven berusten bij de schrijver.
WERKGROEPEN
Secretaris Rieneke Gosker +31 (0)6 138 36 978
[email protected]
Foto’s: Dirk Hol Diversen
Abonnement: 12,50 euro (4 nrs.) Leden van het CDJA ontvangen Interruptie gratis. Advertentiemogelijkheden op aanvraag.
ALGEMEEN BESTUUR
Voorzitter Arrie Vis +31 (0)6 141 58 291
[email protected]
Adviserend lid: Dennis Chafiâ (DB)
Redactie-adres: Huis te Zuylenlaan 150 3554 JD Utrecht tel. +31 (0)6 21 44 12 40
[email protected]
CDJA SECRETARIAAT
Het CDJA is een politieke Naam: jongerenorganisatie speciaal voor jongeren die zich Adres: naast hun studie of baan willen met politiek bezig willen houden. Jij bent Woonplaats: natuurlijk al lid, maar je Tel: kent vast wel mensen in jouw eigen omgeving die zich net als jij willen inzet- Email- adres: ten voor de toekomst van jongeren. Als je dit kaartje opstuurt ontvangen jullie Naam: allebei een cadeau. Sta je te discussiëren over wat er Adres: om je heen gebeurt, wacht dan niet langer en maak Woonplaats: ook je vrienden lid van het CDJA. Kijk voor meer inforTel: matie over deze actie op www.cdja.nl Email- adres:
LID:
31
Interview met Hilbrand Visser
Vanuit Vissenperspectief Wakker worden Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw is de welvaart in Nederland enorm toegenomen. Veel mensen maakten kennis met de luxe van het hebben van een eigen auto, een eigen huis en het op vakantie gaan naar het buitenland. Inwonende grootouders is iets wat wij alleen van horen zeggen kennen. Kortom, dingen die voor mijn generatie en die van mijn ouders vanzelfsprekend waren zijn dat niet altijd geweest voor onze grootouders. Luxe went echter snel. Het CDA heeft zich altijd terecht sterk gemaakt voor diegenen die niet altijd volwaardig in onze maatschappij mee kunnen draaien. Er is een aanzet gegeven voor het opbouwen van een verzorgingsstaat die in de jaren negentig haar hoogtepunt bereikte. Het geld klotste spreekwoordelijk tegen de plinten en politieke discussies werden vaak afgekocht met een zak geld voor een speciale doelgroep.
.n ja w w w .c d
Zelf noem ik het eerder een sociaal experiment. Een proef voor de samenleving waarbij de uitkomst bij lange na niet te voorspellen valt. Veel mensen zijn groot geworden met de verwachting dat de overheid wel zorgt voor hen zonder dat daarbij verplichtingen horen. Het is dus nog maar de vraag of iedereen zijn verantwoordelijkheid zal nemen en om zich heen zal kijken of er iemand is die wellicht geholpen kan worden. Sociale structuren zijn door het individualiseren van onze samenleving bij lange na niet meer wat zij vroeger waren. De vraag is dan of de samenleving met een schok wakker geschud dient te worden of dat het ook vanuit de samenleving zelf kan komen. Als christendemocraat geloof ik in het laatste.
l
Het huidige kabinet staat echter voor omvangrijke bezuinigingen en heeft daarom besloten om fors te snijden in onze verzorgingsstaat. Het stopzetten van de excessen en de verantwoordelijkheid teruggeven aan de samenleving is de argumentatie richting de kiezer. Vooral voor de bewindspersonen van CDA-huize is dit een welkom argument, staat onze partij immers niet voor het belang van het maatschappelijk middenveld?
Het is daarom onze plicht om deze boodschap uit te dragen. Nieuwe sociale verbanden zoals vriendengroepen roep ik daarom op om vrijwilligerswerk te doen, individuen om kennis te maken met de buren een paar huizen verderop en organisaties om niet te vechten om de laatste subsidies maar om kritisch te kijken naar het volledig benutten van het potentieel aan vrijwilligers. Veel mensen willen best iets doen maar men weet niet altijd hoe. En daar liggen juist onze kansen, maar niet met een wijzend vingertje. Geef daarom het goede voorbeeld door een kwart van je vakantie te gebruiken voor vrijwilligerswerk met vrienden. Niet christendemocratisch denken maar christendemocratisch doen! Arrie Vis Voorzitter CDJA
32
CDJA - Interruptie 2011 - nr. 3