Notitie Huisvesting Tijdelijk Werknemers uit de MOElanden in Noord-Holland. Inhoud I. Inleiding II. Aard en Omvang. III. Ervaringen met huisvesting van tijdelijke werknemers. IV. Gewenste situatie en rol van de verschillende partners. V. Conclusies VI. Besluit
I Inleiding. Vanaf 1 mei 2007 kunnen mensen uit de Midden en Oost-Europese (MOE) landen zonder werkvergunning in Nederland werken. Door het openstellen van de grenzen en het feit dat er een blijvend gebrek aan personeel in bepaalde sectoren is (niet alleen de agrarische) is de instroom van grote groepen buitenlandse werknemers structureel. Deze groep mensen is voornamelijk tijdelijk werkzaam in de verschillende economische sectoren. De behoefte aan arbeid is echter niet tijdelijk van aard. Het hele jaar door is behoefte aan tijdelijke werknemers. Als in de ene sector de behoefte aan arbeid vermindert zien we dat deze behoefte in een andere sector toeneemt. Ook per sector kan de tijdelijkheid afhankelijk zijn van de specifieke behoefte. B.v. In de agrarische sector is er in de oogsttijd veel vraag naar arbeid maar deze pieken variëren per soort gewas en soort teelt waardoor de vraag naar arbeid het hele jaar door even groot is. De mensen die hier tijdelijk komen werken willen vaak in korte tijd zoveel mogelijk geld verdienen. De tussenpersonen die de werknemers nar Nederland halen en bemiddelen bij de tewerkstelling zien mogelijkheden om inkomsten te verwerven. Dit mag echter niet ten koste gaan van goede huisvesting. De tewerkstelling van tijdelijke werknemers leidt wel eens tot illegale praktijken, slechte woonsituaties en problemen van openbare orde. Dit is niet alleen onwenselijk vanuit het humanitaire perspectief, de burgers van Noord-Holland ervaren deze situaties ook als bedreigend en zien lijdzaam toe hoe hun leefomgeving achteruitgaat. Het huisvestingsbeleid is een zaak van de gemeentelijke overheid. Op basis van de gemeentelijke woonverordening, het bestemmingsplan, het bouwbesluit en de bouwverordening kan de gemeente hierin regulerend en handhavend optreden. Het dilemma voor de gemeenten is dat er teveel uit nood geboren illegale bewoning wordt geconstateerd, waardoor handhavend optreden een ongewenst effect zou kunnen hebben dat de arbeidsmigranten letterlijk op straat komen te staan. Door de grote instroom is een groot tekort aan betaalbare huisvestingsmogelijkheden voor deze groep arbeidsmigranten ontstaan. Vele gemeenten hebben te maken met dit probleem. De roep vanuit deze gemeenten om hulp van de provincie wordt steeds groter. Het is daarom van maatschappelijk belang om de roep om hulp enigszins te beantwoorden. Hierbij moet de verantwoordelijkheid genomen worden die bij de provincie past. Het mag niet zo zijn dat gedeputeerde staten in de bevoegdheid van de colleges van Burgemeester en
1
wethouders treden en de uitzendbureaus/werkgever, die uiteindelijk de verantwoordelijke partij voor de huisvesting van hun tijdelijke werknemers zijn, hun verantwoordelijkheid helemaal doorschuiven naar de overheid. Op 7 juni 2007 heeft het Statenlid de heer E.P. Wagenaar de volgende vragen gesteld betreffende de huisvesting van de tijdelijke werknemers uit de MOE-landen aan Gedeputeerde Staten . 1. Bent u bereid door het samenbrengen van reeds voltooide onderzoeken en mogelijke suggesties welke op andere plekken in Nederland zijn gedaan in het najaar de Staten hierover te informeren dmv een discussienota? 2. Bent u bereid waar nodig door druk of bemiddeling, om de noden die er nu zijn te tackelen, gemeenten en woningcoöperaties op hun verantwoordelijkheid en solidariteit te wijzen door hen ondermeer aan te sporen woningen beschikbaar te stellen of gebouwen geschikt te maken voor tijdelijke opvang (studentencabins?)? 3. Bent u bereid om de mogelijkheden te bezien of in de buurt van werkgevers met grote aantallen Oost-Europese werknemers (Agriport, Bollenstreek) tijdelijk huisvesting kan worden gecreëerd? 4. Bent u bereid om daar waar sprake is van onveilige situaties door middel van handhaving de risico’s voor de veiligheid en gezondheid van de Midden- en OostEuropese werknemers in Noord-Holland zeker te stellen? In het antwoord van Gedeputeerde Staten op 3 juli 2007 op deze statenvragen is een verkenning toegezegd naar de aard en omvang van de problematiek. Op basis van deze verkenning zal eerst een beleid worden bepaald en zullen eventueel instrumenten worden ingezet. Doelstelling . Waarom moet de provincie Noord-Holland een rol spelen in de problematiek? Het blijkt dat de gemeenten en andere partijen graag meer structuur en coördinatie willen aanbrengen in het omgaan met de problematiek, de huidige situatie wordt met name heel ad hoc opgepakt het geen veel onbedoelde bijeffecten met zich meebrengt. Er is veel regelgeving alleen blijkt deze niet als uitgevoerd te kunnen worden zoals het bedoeld is, door verschillende belemmeringen. Het doel van deze notitie is tweeledig: 1. Het verschaffen van inzicht in de aard en omvang van de problematiek 2. Aanbevelingen aandragen voor een kader rond de invulling van de rol van de provincie. Veel informatie is verkregen aan de hand van de bijeenkomsten en notitie in wording van de werkgroep Huisvesting Tijdelijke Buitenlandse Werknemers van het samenwerkingsverband 12 West-Friese gemeenten. In deze werkgroep hebben alle relevante partijen een actieve rol. De partijen zijn vertegenwoordigers van het samenwerkingsverband (ambtelijk en bestuurlijk), VROM, Uitzendbranche, LTO, Platform Woningcorporaties, Veiligheidsregio NHN, Politie, gemeenten, gemeente Wieringermeer (Kop van Noord-Holland) en de provincie Noord-Holland.
2
II. Aard en omvang Aantallen. Er is een steeds groter wordende instroom van buitenlandse werknemers uit de MOE-landen. Uit de gegevens van het Centrum voor Werk en Inkomen blijkt dat in het eerste kwartaal van 2007 er 23.982 werkvergunningen zijn verstrekt aan deze werknemers (landelijke cijfers). Dit is ruim drie keer zo veel als de 6.723 vergunningen in de eerste drie maanden van 20061. Per 1 mei 2007 is een tewerkstellingvergunning niet meer nodig. Mede hierdoor is niet duidelijk hoeveel werknemers in de provincie Noord-Holland werkzaam zijn. In juli 2007 is het aantal mensen uit deze groep dat in Nederland werkt geschat op 120.0002. Het overgrote deel is via een gespecialiseerd uitzendbureau aan het werk. Voor de provincie Noord-Holland worden er verschillende cijfers genoemd. Volgens informanten uit de regio West-Friesland gaat het om meer dan 10.000 mensen voor de regio’s West-Friesland en de Kop van Noord-Holland. Uit een gesprek met een gemeente ambtenaar uit de gemeente Hilversum die zich met de handhaving van de veiligheid bezighoudt gaat het in Hilversum ook om een niet te verwaarlozen groep mensen. Gemeenten uit de regio Kennemerland geven ook signalen dat zij hulp nodig hebben. Gemeente ambtenaren geven ook aan dat misstanden vaak oogluikend worden toegestaan omdat er geen alternatief voorhanden is en het gemeentelijk ambtelijke apparaat niet toegerust is op het op grote schaal ingrijpen van wantoestanden door een tekort aan betaalbare woningen. We kunnen er dan ook van uitgaan dat de problemen rond de huisvesting van deze mensen ook voor de provincie Noord-Holland een niet te verwaarlozen vraagstuk zijn geworden. In welke sectoren zijn deze mensen werkzaam? Nader onderzoek in West-Friesland laat zien dat de MOE-ers in vele sectoren ingezet worden. Agrarische sector. In 2006 zijn er ruim 3000 werkvergunningen verstrekt aan werknemers in West-Friesland via LTO seizoensarbeid. Het werkelijke aantal zal nog hoger liggen, omdat niet voor alle werknemers een tewerkstellingsvergunning vereist was. Productiebedrijven. Een steeds groter aantal werknemers is werkzaam in productiebedrijven. De verwachting is dat dit steeds meer zal toenemen. Een voorzichtige schatting is dat in deze branche er alleen al in West-Friesland tussen de 8.000 en 10.000 buitenlandse werknemers werkzaam zijn. De meeste van de werknemers hebben de Poolse nationaliteit. (cijfers Bakker Detachering) Bouwsector. Ook in de bouwsector neemt het aantal werknemers sterk toe. Deze mensen zijn vaak als zelfstandigen zonder personeel (zzp’er) werkzaam. Zorgsector Er bestaat ook vraag uit de zorgsector. Tot op heden zijn er niet veel Poolse mensen in deze sector werkzaam, mede omdat men de Engelse taal onvoldoende machtig is. Dit geldt echter niet voor Hongaarse werkzoekenden. De verwachting is dan ook dat het aantal Hongaarse werknemers in deze sector zal toenemen.
1
Krantenartikel uit NRC Next d.d. 18 april 2007, “Forse stijging vergunningen voor werk Polen”.
2
Bron Staatscourant 09-08-2007 3
Horeca Een sector waar al in andere regio’s van de provincie veel Poolse werknemers werkzaam zijn is de horeca. Zeker in de gemeenten Hoorn, Enkhuizen en Medemblik met veel horeca valt te verwachten dat ook hier het aantal werknemers zal toenemen. Uit bovenstaande blijkt duidelijk dat we niet kunnen spreken over tijdelijke huisvesting van werknemers en over seizoensgebonden werk. Veel medewerkers verblijven bovendien voor langere tijd in Nederland, waarbij verblijven van langer dan een half jaar vaak voorkomen. In de praktijk blijkt dat het verblijf van de werknemers tijdelijk genoemd kan worden, maar dat de leeggevallen plek weer ingevuld wordt. De werkgevers hebben blijvend behoefte aan huisvestingsmogelijkheden voor deze werknemers. De behoefte aan huisvestingsmogelijkheden is structureel te noemen. Er is dus sprake van een continue stroom van buitenlandse werknemers die voor kortere of langere tijd in ons land werken en verblijven. Fase van instroom bepalend voor huisvesting behoefte. In de instroom van werknemers zijn verschillende fases/categorieën te onderscheiden: • Fase 1 betreft werknemers met een uitzendcontract (Roemenen, Bulgaren). Deze werknemers zijn hier om in een korte periode zoveel mogelijk geld te verdienen. • Fase 2 betreft werknemers, zonder uitzendcontract. Ook bij deze werknemers staat het economische belang voorop. • Fase 3 betreft zelfstandig ondernemer, vaak als zelfstandige zonder personeel (zzp’ers). Deze werknemers hebben de intentie om langer te blijven. • Fase 4 betreft werknemers, voornemens om zich definitief in Nederland gaan vestigen. De huisvestingsproblematiek richt zich voornamelijk op fases 1, 2 en 3. Dit zijn de werknemers die behoefte hebben aan betaalbare, eenvoudige huisvesting. Wel dient er rekening gehouden te worden met een toenemend aantal werknemers zoals genoemd in fase 4. Voor deze werknemers speelt het onderhavige huisvestingsvraagstuk geen rol, maar wel andere vragen (inburgeringcursus, instroom kinderen op basisscholen)3. Als deze groep mensen zich hebben ingeschreven in de bevolkingsadministratie (gemeenten) wordt er in de woningbehoefte berekening rekening met hen gehouden. Tot op heden maken werkgevers voor huisvesting gebruik van (soms illegale) noodoplossingen. De werknemers worden gehuisvest in gezinswoningen in woonwijken of in de lintbebouwing, op recreatieparken en campings, in pensions, in bedrijfsbebouwing en/of (sta)caravans/units op het terrein van de agrarische werkgever. Hierbij wordt vaak geen rekening gehouden met de geldende veiligheidsvoorschriften. Dit wordt mede veroorzaakt door het ontbreken van een strikt handhavingsbeleid vanuit de gemeenten. Conclusie Uit bovenstaande blijkt dat we niet kunnen spreken over tijdelijke huisvesting van werknemers en over seizoensgebonden werk. Veel medewerkers verblijven bovendien voor langere tijd in Nederland, waarbij verblijven van langer dan een half jaar vaak voorkomen. In de praktijk blijkt dat het verblijf van de werknemers tijdelijk genoemd kan worden, maar dat de leeggevallen plek weer ingevuld wordt. De werkgevers hebben blijvend behoefte aan 3. Krantenartikel uit NRC Next, Veel Poolse gezinnen vestigen zich nu in Nederland.
4
huisvestingsmogelijkheden voor deze werknemers. Er is dus sprake van een continue stroom van buitenlandse werknemers die voor kortere of langere tijd in ons land werken en verblijven. Tot op heden maken werkgevers voor huisvesting gebruik van (soms illegale) noodoplossingen. De werknemers worden gehuisvest in gezinswoningen in woonwijken of in de lintbebouwing, op recreatieparken en campings, in pensions, in bedrijfsbebouwing en/of (sta)caravans/units op het terrein van de agrarische werkgever. Hierbij wordt vaak geen rekening gehouden met de geldende veiligheidsvoorschriften. Dit wordt mede veroorzaakt door het ontbreken van een strikt handhavingsbeleid vanuit de gemeenten, dat weer door overmacht misstanden oogluikend toestaat. Alle partijen geven aan dat er een groot tekort is aan behoorlijke huisvesting voor deze groep mensen.
III. Ervaringen met de huisvesting van tijdelijke werknemers. Er zijn verschillende mogelijkheden om tijdelijke werknemers te huisvesten. In het navolgende zullen de ervaringen worden beschreven die in West-Friesland zijn opgedaan. Achtereenvolgens komen de volgende mogelijkheden van huisvesting aan bod: a. in rijtjeswoningen; b. in vrijstaande woningen c. in pensions; d. op recreatieparken en campings; e. in grote complexen; f. bij agrarische bedrijven in units of bedrijfsgebouwen g. huisvesting bij andere niet-agrarische bedrijven. De uitwerking van deze huisvestingsmogelijkheden is in bijlage 1 verwerkt. De conclusie van deze ervaringen zijn: Conclusie. Uit de in de bijlage uitgewerkte ervaringen blijkt dat het niet wenselijk is dat de MOE-ers in rijtjeswoningen en vrijstaande woningen in woonwijken worden gehuisvest, uitgezonderd de gevallen waarbij er sprake is van een gezinssituatie of mensen die samen een huishouding vormen. De huisvesting van de mensen in andere woonvormen dient wat brandveiligheid en inpasbaarheid in de leefomgeving aan randvoorwaarden te voldoen. Hier moet duidelijkheid over verschaft worden. Op basis van deze duidelijke regels kan de gemeente beter handhaven. Daarnaast moet gekeken worden naar de mogelijkheden om centra zoals de asielzoekerscentra of eenpersoonscomplexen(conform studentenunits) te realiseren. Het gebruik van recreatiecomplexen is niet wenselijk, omdat het verdringing van de recreatievoorzieningen tot effect kan hebben. Het bovenstaande maakt duidelijk dat de aanwezigheid van toezicht en beheer een positief effect heeft voor de werknemers en de omgeving. Dit toezicht en beheer zijn een verantwoordelijkheid van de betreffende ondernemer. De gemeente heeft een toezichthoudende en handhavende taak waar het gaat om de naleving van regels die gelden op het gebied van veiligheid. Het zoeken van een balans tussen de gewenste economische groei van de gemeente/regio, het effect van de instroom van de werknemers op de samenleving en het bouwen van grootschalige complexen voor deze werknemers is een uitdaging.
IV. Gewenste situatie en rollen verschillende partners. 5
Welke situatie is gewenst en welke rol hebben de verschillende partners in deze? Het is een feit dat de behoefte aan permanente woonruimte voor tijdelijke buitenlandse werknemers groot is. Daarbij moet worden gekozen voor menswaardige onderkomens waarbij de leefbaarheid voor de werknemers en de omwonenden wordt gewaarborgd. De onderkomens moeten daarom provinciebreed voldoen aan gelijkluidende voorwaarden, waaronder brandveiligheidsvoorschriften, bouwregelgeving, bestemmingsplan (incl. vrijstellingsprocedures) en overige regelgeving. Mogelijkheden Bepaalde huisvestingsmogelijkheden zijn maar op kleine schaal gewenst, andere op grotere schaal. In het hierna volgende overzicht worden de mogelijkheden verdeeld in kleinschalig, middenschaal en grootschalig. Hierbij zijn enkele voorwaarden vermeld. Uiteraard moet in alle gevallen voldaan worden aan regels voor brandveiligheid, bouwregelgeving, bestemmingsplan (incl. vrijstellingsprocedures) en overige regelgeving. De onderstaande indeling van de mogelijkheden wordt gezien als de meest wenselijke situatie: Kleinschalig. a. In woningen in woonwijken geen huisvesting anders dan vergelijkbaar met een gezinssituatie. Gezien de overlast die in woonwijken wordt ondervonden van de huisvesting van werknemers, is het op pensionachtige wijze huisvesten in woonwijken niet gewenst. De enorme inzet die nodig is om deze overlast op te lossen, wegen niet op tegen de beperkte huisvestigingsmogelijkheden die deze oplossing biedt. Bovendien wordt zo voorkomen dat de woningen worden onttrokken aan de reguliere woningmarkt. Het gebruik van woningen in woonwijken door buitenlandse gezinnen is wel passend en valt volkomen binnen de woonbestemming. b. Het huisvesten van de MOE-ers in vrijstaande woningen in de linten is voor een beperkt aantal mensen mogelijk (2 personen per slaapkamer met een maximum van 8) mits voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen en parkeerruimte (1 parkeerplaats per 2 personen). Doordat het een woning betreft is een huiskamer en keuken al aanwezig. De huiskamer kan dan worden gezien als recreatieruimte. Het beheer en toezicht moeten zijn geregeld. Deze huisvestingsvorm wijkt af van de gebruikelijke woonbestemming. Dit betekent dat vrijstelling van het bestemmingsplan verkregen moet worden. Om dit te bewerkstelligen zal de gemeente streng moeten handhaven en moeten de brandveiligheidsvoorschriften nageleefd worden. De Woningbouwcorporatie zal in samenwerking met de werkgevers/uitzendbureaus misstanden kunnen helpen voorkomen. Middenschaal a. Bij de bedrijven met een bedrijfswoning mogen er van de provincie maximaal 20 personen in units of semi-permanente gebouwen van maximaal 200 m2 gehuisvest worden. De aanwezigheid van een (bewoonde) bedrijfswoning is een voorwaarde. Deze is cruciaal voor een goed beheer en het voorkomen van overlast. Er zal ook recreatiemogelijkheden aanwezig moeten zijn. Gezien het type huisvesting is een tijdelijke plaatsing gedurende een periode van 5 jaar aanvaardbaar. Een beheerssituatie zonder bedrijfswoning kent een te groot risico en wordt daarom afgewezen.
6
b. Bij bedrijven voorzien van een bedrijfswoning is huisvesting in bestaande bedrijfsbebouwing mogelijk: maximaal 30 werknemers met maximaal 2 personen per slaapkamer. Ook hierbij is de aanwezigheid van de (bewoonde) bedrijfswoning een voorwaarde. Deze is cruciaal voor een goed beheer en het voorkomen van overlast. De eis van een centrale woonkamer en recreatieruimte is ook hier nodig. Door het toestaan van beide mogelijkheden (genoemd onder b) vindt een verruiming ten opzichte van de huidige mogelijkheden plaats. Op het bedrijf mogen gezamenlijk (units en bedrijfsgebouw) nooit meer dan 30 werknemers gehuisvest worden. Bij deze mogelijkheden moeten de eisen, voortkomende uit milieuwetgeving, goed in acht worden genomen, zodat omliggende bedrijven niet worden gehinderd in hun bedrijfsvoering (milieucirkels, geur, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit). c. Pensions: Pensions kunnen worden toegestaan op plaatsen waar deze ruimtelijk en qua leefbaarheid in de woonomgeving passend zijn. Aandachtspunt hierbij is de mate waarin het wenselijk is ook hier een gezamenlijke woonkamer en recreatieruimte te eisen. Bij een normaal pension worden die eisen niet gesteld. Op dit schaalniveau komt de provincie in beeld. Planologisch heeft de provincie het al mogelijk gemaakt dat er maximaal voor 20 personen arbeiderswoningen per actief bedrijf gerealiseerd mogen worden. Ook voor deze opties is een goede samenwerking tussen de gemeente, de politie, brandweer, woningbouwcorporaties, werkgevers/uitzendbureaus en provincie noodzakelijk. Grotere schaal a. Wooncomplexen waarbij grotere aantallen mensen kunnen worden gehuisvest met een goed beheer en ontspanningsvoorzieningen. Gezien de woonfunctie is aansluiting bij woningbouwlocaties het meest passend maar is het niet mogelijk om het midden in een woonwijk te realiseren. Gedacht kan worden om het aan de rand van de bebouwde omgeving waardoor de voorziening bereikbaar zijn voor de bewoners.De omvang is veelal bepalend voor de inpasbaarheid. b. Wooncomplexen voor nog grootschaligere huisvesting die qua omvang niet inpasbaar zijn of niet kunnen aansluiten bij een woonomgeving. Bijvoorbeeld complexen bij Agriport A7 of hotelachtige complexen (flexhotel, agromotel) bij wegenkruispunten. c. Op locaties die in oorsprong recreatiewoningen bestemming heeft in een bepaalde periode (maximaal 5 jaar) als tijdelijke huisvesting MOE-ers bestemmen. Hierdoor wordt een dergelijk locatie beter exploiteerbaar. Nieuwe complexen mogen niet in de vorm van units worden geplaatst. Semi-permanente bebouwing is wel toegestaan. Op deze schaal is een goede samenwerking tussen de gemeente, woningbouwvereniging, werkgevers/uitzendbureaus en de provincie van belang. Afstemming van wensen en mogelijkheden is hierbij cruciaal.
7
Conclusie Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat op kleine schaal (wijkgebonden, lokaal) met name de gemeente, de politie, de woningbouwcorporatie en de brandweer duidelijke regulerende rol moeten vervullen. Daarnaast is de gemeente handhaver van de gestelde regels. VROM houdt weer toezicht op de gemeente. Op het midden schaal niveau is de provincie faciliterend in de planologische zin. De rollen van de andere partners zijn hetzelfde als op lokaal niveau. Op de grotere schaal zijn de rollen hetzelfde als op het middenschaal niveau.
V. Conclusies Huidige situatie De behoefte aan huisvesting voor de MOE-ers is niet tijdelijk van aard. Veel buitenlandse werknemers verblijven voor langere tijd in Nederland, waarbij verblijven van langer dan een half jaar vaak voorkomen. In de praktijk blijkt dat het verblijf van de werknemers tijdelijk genoemd kan worden, maar dat de leeggevallen plek direct weer ingevuld wordt. De werkgevers hebben blijvend behoefte aan huisvestingsmogelijkheden voor deze werknemers. Er is dus sprake van een continue stroom van buitenlandse werknemers die voor kortere of langere tijd in ons land werken en verblijven. Tot op heden maken werkgevers voor huisvesting gebruik van (soms illegale) noodoplossingen. De werknemers worden gehuisvest in gezinswoningen in woonwijken of in de lintbebouwing, op recreatieparken en campings, in pensions, in bedrijfsbebouwing en/of in (sta)caravans/units op het terrein van de agrarische werkgever. Hierbij wordt vaak geen rekening gehouden met de geldende veiligheidsvoorschriften. Dit wordt mede veroorzaakt door het ontbreken van een strikt handhavingsbeleid vanuit de gemeenten, dat weer door overmacht misstanden oogluikend toestaat. Alle partijen geven aan dat er een groot tekort is aan behoorlijke huisvesting voor deze groep mensen. Gewenste situatie. Uiteraard moet niet over het hoofd worden gezien dat de eerstverantwoordelijke voor de huisvesting van de MOE-ers het werkgever/uitzendbureau zijn die hen naar Nederland hebben gehaald. De mensen die hier op eigen kracht komen zijn ook zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting. Als we kijken naar de gewenste huisvestingsmogelijkheden, blijkt het niet wenselijk te zijn dat de MOE-ers in rijtjeswoningen en vrijstaande woningen in woonwijken worden gehuisvest, uitgezonderd de gevallen waarbij er sprake is van een gezinssituatie of mensen die samen een huishouding vormen. De huisvesting van de mensen in andere woonvormen dient wat brandveiligheid en inpasbaarheid in de leefomgeving aan randvoorwaarden te voldoen. Hier moet duidelijkheid over verschaft worden. Op basis van deze duidelijke regels kan de gemeente beter handhaven. Daarnaast moet gekeken worden naar de mogelijkheden om centra zoals de asielzoekerscentra of eenpersoonscomplexen(conform studentenunits) te realiseren. Het gebruik van recreatiecomplexen is niet wenselijk, omdat het verdringing van de recreatievoorzieningen tot effect kan hebben. Het bovenstaande maakt duidelijk dat de aanwezigheid van toezicht en beheer een positief effect heeft voor de werknemers en de omgeving. Dit toezicht en beheer zijn een verantwoordelijkheid van de betreffende ondernemer. De gemeente heeft een
8
toezichthoudende en handhavende taak waar het gaat om de naleving van regels die gelden op het gebied van veiligheid. Het zoeken van een balans tussen de gewenste economische groei van de gemeente/regio, het effect van de instroom van de werknemers op de samenleving en het bouwen van grootschalige complexen voor deze werknemers is een uitdaging. Verantwoordelijkheid naar schaalniveau. Op de kleine schaal (wijkgebonden, lokaal) heeft met name de gemeente, de politie, de woningbouwcorporatie en de brandweer een duidelijke regulerende rol. Daarnaast is de gemeente handhaver van de gestelde regels. VROM houdt weer toezicht op de gemeente. Op het midden schaal niveau is de provincie faciliterend in de planologische zin. De rollen van de andere partners zijn hetzelfde als op lokaal niveau. Op de grotere schaal zijn de rollen hetzelfde als op het middenschaal niveau.
VI. Besluit GS besluit: 1. Met de betreffende gemeenten en de VROM-inspectie in gesprek te gaan om dit vraagstuk (met name de handhavingsverantwoordelijkheid) te bespreken. 2. In gevallen waarbij de gemeenten planologische obstakels tegenkomen welwillend te bezien of de provincie medewerking kan verlenen aan het wegnemen hiervan. 3. Te verkennen in hoeverre het wenselijk is dat de provincie hier, om wille van huisvesting- en sociaaleconomische-belangen, het initiatief neemt om dit vraagstuk met een aantal betrokken partijen (waaronder werkgevers in de regio) te bespreken. 4. De bijgaande notitie naar PS te versturen.
Titel:Nota PS-cie. ROG, agendapunt 5a.. (Notitie huisvesting tijdelijke werknemers MOE) Datum:07-04-2008 Nummer:5a
9