Bevolkingstrends 2013
Immigranten en werknemers uit de Europese Unie in Nederland Dit artikel is gebaseerd op de cijfers van februari 2013. Er is inmiddels een nieuwe update beschikbaar met de meest recente cijfers over 2011 en 2012.
Jeroen Ooijevaar Nicol Sluiter Stephan Verschuren
december 2013
Vrij verkeer van personen in de Europese Unie heeft geleid tot veel migratie, al dan niet van tijdelijke aard. Dit artikel geeft een overzicht van zowel het aantal migranten dat zich in Nederland heeft ingeschreven, als van het aantal werknemers dat niet als inwoner geregistreerd is. Niet-ingeschreven werknemers zijn vooral seizoenswerkers afkomstig uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten, of Duitse en Belgische grensarbeiders.
1. Inleiding De samenstelling van de immigrantenpopulatie in Nederland is door de jaren heen sterk veranderd. Vanaf 2008 kreeg Nederland te maken met een sterke toename van het aantal arbeidsmigranten uit EU-lidstaten. Het feit dat werkgevers vanaf 1 mei 2007 geen tewerkstellingsvergunning meer nodig hadden voor werknemers uit Slovenië, Hongarije, Tsjechië, Estland, Letland, Slowakije, Litouwen en Polen zorgde voor een sterke toename van in het bijzonder het aantal Poolse immigranten. Hoewel voor Roemenië en Bulgarije nog een overgangsregeling geldt tot januari 2014, nam door de toetreding tot de Europese Unie (EU) per 1 januari 2007 ook het aantal immigranten uit deze landen toe (Sanders, Verweij en de Beer, 2011). De afgelopen jaren is er een groeiende interesse voor de komst van immigranten uit de EU, in het bijzonder de nieuwe lidstaten uit Oost-Europa. In de media wordt vaak gesproken over MOE-landers, personen uit Midden- en Oost-Europa. Bij beleidsmakers is grote behoefte aan cijfers over het aantal immigranten uit (Oost-)Europa dat zich in Nederland bevindt, inclusief degenen die zich niet hebben ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Personen (GBA). Het is lastig om vast te stellen hoeveel immigranten er precies zijn, omdat een groot deel zich niet inschrijft (Engbersen, Ilies, Leerkes, Snel en van der Meij, 2011). Dit onderzoek richt zich daarom tevens op werknemers uit deze landen die in de polisadministratie van de Belastingdienst staan geregistreerd als in Nederland werkend, maar die niet in de GBA zijn ingeschreven. Door gegevens uit deze beide bronnen te vergelijken en te combineren zijn de aantallen immigranten uit de EU-lidstaten nauwkeuriger te beschrijven. Dit is gedaan in de Migrantenmonitor (CBS, 2013), die het CBS in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gemaakt. De migrantenmonitor bevat cijfers over immigranten die afkomstig zijn uit een van de 26 andere Europese lidstaten of uit de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie (EU). Dit artikel geeft een deel van de resultaten uit de migrantenmonitor weer en beschrijft hoe de groep immigranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten zich wat betreft omvang en aandeel werkenden verhoudt tot de immigranten uit de overige EU-lidstaten en de totale groep EUimmigranten.
CBS | Bevolkingstrends december 2013
2
2. Methode 2.1 Populatie De in dit artikel beschreven populatie bestaat uit personen afkomstig uit een van de 26 lidstaten van de EU (exclusief Nederland) die hier tussen 2007 en 2012 woonden en/of werkten. De belangrijkste bronnen zijn de GBA en de polisadministratie van de Belastingdienst. Definities −− Immigranten: in de GBA ingeschreven allochtonen van de eerste generatie, die geboren zijn in een van de EU26-landen. Iedereen die van plan is ten minste vier maanden in Nederland te blijven, moet zich bij de gemeente registreren. De indeling naar land is gebaseerd op de herkomstgroepering, die wordt vastgesteld aan de hand van het geboorteland van de persoon en zijn/haar ouders. −− Werknemers: personen met een baan die in de polisadministratie staan geregistreerd en dus in Nederland werken, die al dan niet in de GBA staan geregistreerd. Dit zijn vaak seizoenswerkers en mensen die in het buitenland wonen en in Nederland werken (grenswerkers). Omdat het geboorteland in de polisadministratie niet bekend is, wordt nationaliteit gebruikt om personen in te delen naar herkomst. Bij personen die eerder wel in de GBA ingeschreven zijn geweest is de herkomstgroepering wel bekend, deze wordt dan gebruikt. In dit artikel worden ook de werknemers tot de totale groep immigranten gerekend. Strikt genomen zijn personen die niet zijn ingeschreven in de GBA geen immigranten, maar het zijn wel personen die deelnemen aan de Nederlandse samenleving. De 26 landen van de EU (exclusief Nederland) zijn ingedeeld naar nieuwe Oost-Europese lidstaten (Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië) en overige EU-lidstaten (België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden). Omdat Tsjechië en Slowakije voor 1993 één land waren, is de herkomstgroepering (op basis van het geboorteland) vaak Tsjecho-Slowakije, terwijl de nationaliteit van deze personen Tsjechisch of Slowaaks is. Omdat dit de resultaten vertekent, is er voor gekozen mensen met een Tsjechische of Slowaakse nationaliteit in te delen bij ‘voormalig Tsjecho-Slowakije’.
2.2 Bronnen De gegevens zijn afkomstig uit het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS. Het SSB is een stelsel van registers en enquêtes die op persoonsniveau aan elkaar zijn gekoppeld. Voor dit onderzoek zijn gegevens gecombineerd over banen, zelfstandigen en uitkeringen. Om te bepalen of een persoon op een peilmoment een baan had, wordt gebruik gemaakt van de polisadministratie van de Belastingdienst die is gebaseerd op gegevens uit de loonaangiften. De gegevens over zelfstandigen in het SSB zijn afkomstig uit de aangiften inkomstenbelasting (IB) van de Belastingdienst.
CBS | Bevolkingstrends december 2013
3
De onderzoekspopulatie bevat alle personen die in Nederland wonen en/of werken. Er is geen selectie gemaakt op leeftijd. Het aantal personen is bepaald op de laatste dag van het kwartaal, van 2007 tot en met het eerste kwartaal van 2012. De populatie werkenden loopt tot en met 2010. Gegevens over zelfstandigen vanaf 2011 ontbreken, waardoor het aantal werkzame immigranten in die jaren wordt onderschat. Baangegevens worden per maand bepaald, werkend als zelfstandige wordt per jaar bepaald. Als een persoon op het peilmoment geen baan in loondienst had is gekeken of hij of zij in het peiljaar als zelfstandige heeft gewerkt. Als een persoon zowel werknemer als zelfstandige is, dan wordt hij/zij als werknemer geteld.
3. Resultaten 3.1 Aantal immigranten Het aantal immigranten en werknemers uit de EU-lidstaten steeg van 435 duizend in het eerste kwartaal van 2007 tot 588 duizend in het eerste kwartaal van 2012 (grafiek 3.1.1). Deze groei wordt gedomineerd door immigranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten. Hun aantal nam toe van 98 duizend naar 237 duizend, een stijging van 143 procent. Het aantal immigranten uit de overige EU-lidstaten groeide met 4 procent veel minder, van 338 duizend in 2007 tot 351 duizend in het eerste kwartaal van 2012.
3.1.1 Aantal immigranten en werknemers uit de EU in Nederland
an kleurenpalet van t 2013 x 1 000
700 600 500 400 300 200 100 0 I
II
III 2007
IV
I
II
III 2008
Nieuwe Oost-Europse lidstaten Bron: Migrantenmonitor fase 2, 2007–2012
IV
I
II
III 2009
Overige EU-lidstaten
IV
I
II
III 2010
IV
I
II
III 2011
IV
I '12
Totaal
De immigratie uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten laat een duidelijk seizoenspatroon zien, met een piek van tijdelijke arbeidsmigranten in de zomermaanden. Van de 237 duizend
CBS | Bevolkingstrends december 2013
4
immigranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten die in het eerste kwartaal van 2012 in Nederland woonden en/of werkten, hadden 165 duizend (70 procent) een Poolse herkomst of nationaliteit. Deze groep immigranten was twee en een half keer zo groot als in het eerste kwartaal van 2007. Ook het aantal immigranten uit de andere Oost-Europese landen is in die periode twee tot drie keer zo groot geworden. Het aantal immigranten uit Letland is relatief het sterkst gegroeid, van 700 naar 4 400 in 2012. Het aantal Roemenen nam in dezelfde periode met 70 procent toe van 8 duizend naar 13 600. Duitsland is het enige land dat in de periode 2007-2012 een terugval liet zien in het aantal immigranten. Het aantal Duitse immigranten dat in Nederland woonde en/of werkte daalde met 5 procent. In het eerste kwartaal van 2007 stond 65 procent van de immigranten uit de nieuwe OostEuropese lidstaten ingeschreven in de GBA. In 2012 was dit afgenomen naar 58 procent (grafiek 3.1.2). Het aandeel ingeschreven Roemenen en Bulgaren is met 93 procent het hoogst, dat van de Slovenen en Polen met minder dan de helft het laagst. Van de immigranten uit de overige EU-lidstaten stond 80 procent ingeschreven in 2007, in 2012 was dat opgelopen naar 85 procent. Het aandeel ingeschreven Belgische immigranten bleef stabiel op 70 procent, het aantal ingeschreven Duitsers steeg van 70 naar 80 procent.
3.1.2 Aantal immigranten naar inschrijving in de GBA, eind eerste kwartaal
an kleurenpalet van t 2013 x 1 000
400 350 300 250 200 150 100 50 0 2007
2008 2009 2010 20111) Nieuwe Oost-Europese lidstaten
20121)
2007
2008
2009 2010 Overige EU-lidstaten
20111)
20121)
Polis Ingeschreven in de GBA Bron: Migrantenmonitor fase 2, 2007–2012 1)
Voor de jaren 2011 en 2012 zijn de zelfstandigen nog onbekend, waardoor het aantal niet-ingeschrevenen in de GBA onderschat kan zijn.
Het totale aantal EU-immigranten is sinds 2007 jaarlijks met 4 procent toegenomen. Deze stijging is vrijwel volledig toe te schrijven aan immigranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten. Onder hen is een groeiend aantal werknemers dat zich niet inschrijft in de GBA. Als er alleen wordt gekeken naar immigranten die zich inschrijven in de GBA, was de jaarlijkse toename van het aantal immigranten uit de EU slechts 2 procent.
CBS | Bevolkingstrends december 2013
5
an kleurenpalet van t 2013
3.2 Werkzame immigranten Nieuwe Oost-Europese lidstaten In 2010 was ongeveer drie kwart van alle immigranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten werkzaam, van wie bijna een op de twintig als zelfstandige (grafiek 3.2.1). Deze aandelen zijn vrijwel gelijk aan die in 2007. Sommige landen, zoals Letland en Slovenië, laten een duidelijke stijging zien, maar het absolute aantal werknemers en zelfstandigen uit die lidstaten is niet groot.
3.2.1 Percentage werknemers en zelfstandigen uit de nieuwe Oost-Europse lidstaten Bulgarije 2007 2010 Estland 2007 2010 Hongarije 2007 2010 Letland 2007 2010 Litouwen 2007 2010 Polen 2007 2010 Roemenië 2007 2010 Slovenië 2007 2010 Voorm. Tsjecho-Slowakije 2007 2010 0 Werknemer
25
50
75
Zelfstandig
100 %
Bron: Migrantenmonitor fase 2, 2007–2012
Van alle immigranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten is het aandeel met een baan het hoogst onder de Polen. Zowel in 2007 als in 2010 had 83 procent van de Poolse immigranten een baan in Nederland. Bij de Bulgaren (34 procent) en Roemenen (51 procent) is dat aandeel het laagst. Hierbij dient aangetekend te worden dat iedereen die in de polisadministratie voorkomt, per definitie een baan heeft. Hoe groter het aantal personen in de polis is in verhouding tot het aantal ingeschrevenen, hoe groter het totale percentage werknemers en zelfstandigen dus zal zijn. Polen komen relatief vaak in de polisadministratie voor. Bulgaren en Roemenen, voor wie werkgevers nog een tewerkstellingsvergunning nodig hebben, komen hierin juist minder vaak voor. Dit is ten dele een verklaring voor het lage percentage werknemers en het feit dat er bij deze twee lidstaten tussen 2007 en 2010 nauwelijks ontwikkeling is te zien. Van de immigranten uit de overige nieuwe Oost-Europese lidstaten was in 2010 een groter aandeel werkzaam dan in 2007, het aandeel zelfstandigen is gelijk gebleven op een laag niveau. Roemenen en Bulgaren vormen ook voor wat betreft het aantal zelfstandigen een uitzondering. Het aandeel zelfstandigen onder deze immigranten is met respectievelijk 17 en 7 procent relatief groot en bovendien toegenomen ten opzichte van 2007. Hierbij kan het deels om schijnzelfstandigen gaan. In 2010 bleek bij controles door de belastingdienst
CBS | Bevolkingstrends december 2013
6
dat van de 748 Bulgaarse en Roemeense zelfstandigen er 255 als schijnzelfstandigen aan het werk waren (Rijksoverheid, 2011). Een verklaring arbeidsrelatie (VAR), waaruit blijkt dat iemand als zelfstandige wil werken, biedt hen namelijk de mogelijkheid om de vereiste tewerkstellingsvergunning te omzeilen. Tijdelijke werknemers In de kwartaalontwikkeling van het aantal niet in de GBA ingeschreven immigranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten is duidelijk een seizoenspatroon te herkennen, met een piek in de zomermaanden (grafiek 3.2.2). Dit duidt op tijdelijke arbeidsmigratie van seizoenarbeiders, die zich vaak niet inschrijven in de GBA, omdat ze niet van plan zijn langer dan vier maanden in Nederland te blijven.
3.2.2 Aantal immigranten uit nieuwe Oost-Europese lidstaten naar inschrijving in de GBA
an kleurenpalet van t 2013 x 1 000
200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 I
II
III 2007
IV
I
II
III
IV
2008
Ooit ingeschreven in de GBA Ingeschreven in de GBA Bron: Migrantenmonitor fase 2, 2007–2012
I
II
III
IV
2009
I
II
III
IV
2010
Niet ingeschreven in de GBA
Sinds de toetreding tot de Europese Unie in 2004 en 2007 mogen personen uit Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië zonder tewerkstellingsvergunning aan de slag in Nederland. Het zijn dan ook vooral personen uit deze lidstaten die zich niet inschrijven in de GBA. Bovendien vormen deze lidstaten samen ook in absolute aantallen bijna de gehele populatie van immigranten uit de nieuwe OostEuropese lidstaten. Het aandeel Bulgaarse en Roemeense tijdelijke werknemers, voor wie de tewerkstellingsvergunning nog nodig is, is veel kleiner, maar vertoont ook een piek in de zomer (grafiek 3.2.3).
CBS | Bevolkingstrends december 2013
7
3.2.3 Aantal immigranten uit Bulgarije en Roemenië naar inschrijving in de GBA
an kleurenpalet van t 2013 x 1 000
14 12 10 8 6 4 2 0 I
II
III 2007
IV
I
II
III
IV
2008
Ooit ingeschreven in de GBA Ingeschreven in de GBA Bron: Migrantenmonitor fase 2, 2007–2012
I
II
III
IV
2009
I
II
III
IV
2010
Niet ingeschreven in de GBA
Overige EU-landen Het aandeel werkzame immigranten uit de overige EU-lidstaten is afgenomen van 57 procent in 2007 naar 54 procent in 2010. Het aandeel werknemers in deze groep is dus beduidend lager dan bij de migranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten (64 procent in 2010). Het lagere aandeel kan voor een deel worden verklaard door de leeftijdsopbouw. Van de niet werkzame immigranten uit de overige EU-lidstaten is ruim vier op de tien jonger dan 18 of ouder dan 64 jaar. Bij de niet werkzame immigranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten is dit ongeveer een kwart. In het algemeen hebben personen in deze leeftijdsgroepen minder vaak een baan, omdat zij studeren of met pensioen zijn. Bij de afzonderlijke overige EU-lidstaten zijn er, in tegenstelling tot bij de nieuwe OostEuropese lidstaten, minder grote uitschieters in aandelen werknemers (grafiek 3.2.4). Herkomstland Portugal heeft met 62 procent het grootste aandeel werkzame immigranten, gevolgd door België met 61 procent. Van de immigranten uit landen met relatief weinig immigranten in Nederland, zoals Luxemburg, Cyprus en Oostenrijk, is rond de 40 procent werkzaam. Dat immigranten uit Cyprus en Luxemburg relatief minder vaak een baan hebben, kan gedeeltelijk worden verklaard door het relatief grote aantal studenten uit deze landen. Van de in Nederland niet werkzame immigranten uit deze landen was in 2010 ongeveer 37 procent student. Van de totale groep immigranten uit overige EU-lidstaten was minder dan een op de vijf student. Het lage aandeel werkzame Oostenrijkse immigranten is gerelateerd aan het relatief hoge aandeel 65-plussers van bijna 40 procent, tegen iets minder dan 30 procent in de totale groep immigranten uit overige EU-lidstaten. Net als bij immigranten afkomstig uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten is ongeveer 4 procent van de immigranten uit de overige EU-lidstaten werkzaam als zelfstandige. Terwijl het aandeel werknemers in 2010 ten opzichte van 2007 met 4 procent is afgenomen, is het aandeel zelfstandigen met 1 procent toegenomen. Onder de Griekse, Italiaanse en Deense immigranten bevinden zich met ongeveer 6 procent relatief gezien de meeste zelfstandigen.
CBS | Bevolkingstrends december 2013
8
an kleurenpalet van t 2013
3.2.4 Percentage werknemers en zelfstandigen naar herkomstgroepering (of nationaliteit) in 2007 en 2010 België 2007 2010 Cyprus 2007 2010 Denemarken 2007 2010 Duitsland 2007 2010 Finland 2007 2010 Frankrijk 2007 2010 Griekenland 2007 2010 Ierland 2007 2010 Italië 2007 2010 Luxemburg 2007 2010 Malta 2007 2010 Oostenrijk 2007 2010 Portugal 2007 2010 Spanje 2007 2010 Verenigd Koninkrijk 2007 2010 Zweden 2007 2010 0
25
50
75
100 %
Zelfstandig
Werknemer
Bron: Migrantenmonitor fase 2, 2007–2012
3.2.5 Aantal immigranten uit de overige EU-landen naar inschrijving in de GBA
an kleurenpalet van t 2013 x 1 000
250
200
150
100
50
0 I
II
III
IV
I
II
Ingeschreven in de GBA
III
IV
2008
2007
Ooit ingeschreven in de GBA
I
II
III
IV
2009
I
II
III
IV
2010
Niet ingeschreven in de GBA
Bron: Migrantenmonitor fase 2, 2007–2012
CBS | Bevolkingstrends december 2013
9
Tijdelijke werknemers Ook uit de overige EU-lidstaten lijken immigranten tijdelijk naar Nederland te komen voor werk, maar in mindere mate dan uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten. Dit kan worden geconcludeerd uit de lichte golfbeweging in het aantal immigranten. De seizoensarbeiders hebben echter amper effect op het aandeel werkzame immigranten per kwartaal (grafiek 3.2.5). Van de immigranten uit de overige EU-landen heeft 70 procent zich ingeschreven in de GBA, meer dan de 39 procent uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten. Personen uit de overige EU-lidstaten die zich niet inschrijven zijn waarschijnlijk vooral grenswerkers, die niet in Nederland, maar vlak over de grens wonen. Het aandeel niet-ingeschreven Belgen en Duitsers is met respectievelijk 46 en 42 procent dan ook relatief hoog (grafiek 3.2.6).
3.2.6 Aantal immigranten uit Duitsland en België naar inschrijving in de GBA
an kleurenpalet van t 2013 x 1 000
140 120 100 80 60 40 20 0 I
II
III
IV
I
II
III
IV
2008
2007
Ingeschreven in de GBA
Ooit ingeschreven in de GBA
I
II
III
IV
2009
I
II
III
IV
2010
Niet ingeschreven in de GBA
Bron: Migrantenmonitor fase 2, 2007–2012
Het aandeel niet in de GBA ingeschreven immigranten uit de overige EU-landen exclusief Duitsland en België, is met 8 procent heel klein (grafiek 3.2.7).
CBS | Bevolkingstrends december 2013
10
an kleurenpalet van t 2013
3.2.7 Aantal immigranten uit de overige EU-lidstaten (exclusief Duitsland en België) naar inschrijving in de GBA x 1 000 90
80 70 60 50 40 30 20 10 0 I
II
III 2007
IV
I
II
III
IV
2008
Ooit ingeschreven in de GBA Ingeschreven in de GBA Bron: Migrantenmonitor fase 2, 2007–2012
I
II
III
IV
2009
I
II
III
IV
2010
Niet ingeschreven in de GBA
4. Conclusie Er is duidelijk sprake van een groep ‘nieuwe’ arbeidsimmigranten. In de periode 2007-2012 steeg het aantal immigranten uit nieuwe Oost-Europese lidstaten met 143 procent. Over de periode 2007-2010 had gemiddeld zeven op de tien personen uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten een baan. Een groot deel van deze immigranten is in Nederland als tijdelijke (seizoens)arbeider en staat niet ingeschreven in de GBA. Van de personen uit de overige EU-lidstaten zijn relatief veel meer mensen geregistreerd in de GBA. Bij Duitsers en Belgen is dat aandeel lager, omdat er ook veel grensarbeiders zijn. Het is opvallend dat personen uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten, die te ver weg wonen om grensarbeid te kunnen verrichten, zich ook relatief vaak niet inschrijven in de GBA. Personen die zich niet inschrijven in de GBA hebben niet de intentie om langer dan vier maanden in Nederland te verblijven. Dat voedt de gedachte dat meer dan de helft van de personen uit nieuwe Oost-Europese lidstaten slechts tijdelijk in Nederland werkt. De tijdelijkheid van de migratie kan een verklaring zijn voor het feit dat relatief weinig immigranten uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten zich inschrijven in de GBA. Een deel van de niet-ingeschrevenen is mogelijk wel voor langere tijd in Nederland maar heeft zich (nog) niet ingeschreven. In vervolgonderzoek is het raadzaam om nader te kijken naar de duur van de banen die deze personen volgens de polisadministratie vervullen. Ook zal het interessant zijn om te kijken naar de levensloop van immigranten en werknemers die zich in Nederland vestigen. Hoe lang blijven mensen in Nederland? Gaan veel werknemers zich na verloop van tijd alsnog in Nederland vestigen? Maatschappelijk heeft het aantal Europeanen dat formeel niet in Nederland woont maar er wel werkt nogal wat consequenties, zoals huisvestingsproblemen. Het per 1 januari 2014 opheffen van de plicht tot het hebben van een tewerkstellingsvergunning voor Bulgaren en Roemenen kan het debat hierover verder doen oplaaien. Inmiddels is ook Kroatië
CBS | Bevolkingstrends december 2013
11
toegetreden tot de EU, en zijn IJsland, Macedonië, Montenegro, Servië en Turkije kandidaatlidstaten. Met een toekomstige uitbreiding van vrij verkeer van personen binnen de EU is dus te verwachten dat de migratiedynamiek binnen Europa nog verder zal toenemen. Het is evident dat het aantal Europeanen dat in Nederland woont of werkt, nu al wordt onderschat als er alleen naar registratie in de GBA wordt gekeken. Momenteel wordt er gewerkt aan de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI), die samen met de GBA de Basisregistratie Personen (BrP) moet gaan vormen. Met een toenemende globalisering, of binnen de EU in ieder geval continentalisering, is het van groot belang om in de toekomst ook niet-ingeschrevenen goed in kaart te kunnen brengen.
CBS | Bevolkingstrends december 2013
12
Literatuur CBS, 2013. Migrantenmonitor fase 2, 2007-2012. Geraadpleegd op: http://www.cbs.nl/nl-NL/ menu/informatie/beleid/publicaties/maatwerk/archief/2013/130212-migrantenmonitor-fase-22007-2012-mw.htm Engbersen, G., M. Ilies, A. Leerkes, E. Snel en R van der Meij, 2011, Arbeidsmigratie in vieren; Bulgaren en Roemenen vergeleken met Polen. Rotterdam: Erasmus Universiteit. Sanders C, A. Verweij, en J. de Beer, 2011, Migratie: Wat waren de belangrijkste ontwikkelingen in het verleden? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Rijksoverheid, 2011, Controle schijnzelfstandige Bulgaren en Roemenen succesvol [Persbericht]. Geraadpleegd op: http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/05/19/controle-schijnzelfstandige-bulgaren-enroemenen-succesvol.html
CBS | Bevolkingstrends december 2013
13
Verklaring van tekens
.
Gegevens ontbreken
*
Voorlopig cijfer
**
Nader voorlopig cijfer
x Geheim
– Nihil
–
0 (0,0)
Niets (blank)
2012–2013
2012 tot en met 2013
2012/2013
Het gemiddelde over de jaren 2012 tot en met 2013
2012/’13
2010/’11–2012/’13
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2012 en eindigend in 2013 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2010/’11 tot en met 2012/’13
In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.
Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312, 2492 JP Den Haag www.cbs.nl Inlichtingen Tel. 088 570 70 70, fax 070 337 59 94 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice © Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2013. Verveelvoudigen is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld.
CBS | Bevolkingstrends december 2013
14