1
Notitie t.b.v. OOGO Huisvesting Onderwijs op 9 oktober 2014.
In verband met de wetgeving om per 1 januari 2015 de verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud van de schoolgebouwen voor primair onderwijs over te dragen aan de schoolbesturen dient de gemeentelijke verordening voor de onderwijshuisvesting te worden aangepast. De huisvestingsvoorzieningen “buitenonderhoud” en “aanpassen van schoolgebouwen” komen met ingang van 1 januari 2015 te vervallen. Dit moet worden verwerkt in de verordening. Daarnaast heeft de VNG deze wetswijziging aangegrepen om de modelverordening, die door bijna alle gemeenten als basisverordening wordt gehanteerd, tekstueel te vereenvoudiging De wetswijziging betekent dat schoolbesturen vanaf 1 januari 2015 geen beroep meer op de gemeente kunnen doen als het betreft het groot onderhoud van de schoolgebouwen. Daarbij dient dan te worden gedacht aan zaken als de vervanging van dakbedekking, de vervanging van kozijnen, het vervangen van radiatoren enz. Bij de huisvestingsvoorziening “aanpassingen” moet worden gedacht aan b.v. verbouwing om een dislocatie te kunnen afstoten, activiteiten om het gebouw geschikt te maken voor rolstoelgebruikers, aanbrengen van een traplift enz. Hierover zijn de schoolbesturen al geïnformeerd met de MEMO d.d. 21 juli 2014 met als onderwerp “Overheveling buitenonderhoud schoolgebouwen” zoals die op 16 september jl. met de schoolbesturen is besproken.
De verordening Onderwijshuisvesting 2015 dient voor 1 januari 2015 door de gemeenteraad te worden vastgesteld. Over deze verordening dient OOGO te worden gevoerd met de betrokken schoolbesturen. In de nieuwe verordening zijn een aantal zaken waar de gemeente keuzes kan en mag maken. Dit willen we doen in overleg met de schoolbesturen. De schoolbesturen krijgen via het OOGO overleg ook de mogelijkheid om zelf zaken aan te dragen om op te nemen in de verordening. In hoofdlijnen wil de gemeente uitgaan van de modelverordening. Onderstaand benoemen wij een aantal zaken waarbij keuzevrijheid bestaat, maar ook een aantal wijzigingen waar die keuzevrijheid er niet is.
A. VERORDENING Hoewel er een aantal verantwoordelijkheden worden overgedragen aan de schoolbesturen blijft de gemeente wel een zorgplicht houden voor een aantal onderwijshuisvestingsvoorzieningen. In artikel 2 van de nieuwe verordening zijn, op basis van hetgeen in de wet is geregeld, navolgende huisvestingsvoorzieningen benoemd: a. De voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit: 1. Nieuwbouw voor een school die voor het eerst door het rijk voor bekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw om een gebouw waarin een school is gehuisvest geheel of gedeeltelijk te vervangen, al dan niet op dezelfde locatie; 2. Uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest 3. Het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor het huisvesten van een school 4. Verplaatsing van een of meer tijdelijke gebouwen voor het huisvesten van een school 5. Terrein voor zover dat nodig is voor het realiseren van een voorziening als bedoeld onder 1 t/m 4 6. Eerste inrichting van onderwijsleerpakket 7. Inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd
2 8. Medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of van een lokaal voor bewegingsonderwijs b. Herstel van constructiefouten bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie c. Herstel of vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket of meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden. d. Huur van een sportterrein, dat niet in eigendom is van een bevoegd gezag, voor een school voor Voortgezet Onderwijs voor het onderwijs in lichamelijke opvoeding. Uit de informatie die van de VNG is ontvangen blijkt dat het groot onderhoud voor inpandige gymnastieklokalen (dus gymnastieklokalen die integraal onderdeel van een schoolgebouw zijn, nog wel voor rekening van de gemeente komt. Over de financiële consequenties van deze overheveling zijn de schoolbesturen geïnformeerd bij boven aangehaalde memo van 21 juli 2014. Artikel 3 In de huidige verordening is opgenomen dat schoolbesturen bij de gemeente een aanvraag kunnen indienen voor de kosten van bouwvoorbereiding. Dit kan pas nadat het krediet door de gemeenteraad is voorgesteld. In de nieuwe verordening kan worden opgenomen dat er een voorbereidingskrediet wordt aangevraagd. Dan moet er wel een principebesluit van de gemeente liggen dat de voorzieningen zal worden opgenomen op het eest volgende programma. Dit voorbereidingskrediet wordt dus beschikbaar gesteld voordat het krediet beschikbaar wordt gesteld. Het voorbereidingskrediet stelt het bevoegd gezag in de gelegenheid om een voor aanbesteding gereed bouwplan te ontwikkelen. Hiermee kan de nodige tijd worden bespaard. Het bouwvoorbereidingskrediet maakt wel onderdeel uit van het totale krediet/investeringsbedrag. Tot op heden is, in overleg met de schoolbesturen, de gemeente voor de nieuwbouw en uitbreiding steeds opdrachtgever geweest en was dit niet aan de orde. Het opnemen van dit artikel is facultatief. Door de VNG wordt hiervoor navolgende tekst artikel 3 voorgesteld: “Voor voorzieningen als bedoeld onder artikel 2, onderdeel 1 en 2 (= nieuwbouw, vervangende nieuwbouw en uitbreiding) kan een aanvraag voor het bekostigen van de kosten voor het opstellen van een aanbesteding gereed bouwplan worden ingediend” Beslispunt: wel of niet opnemen van dit artikel ????? Artikel 4 In artikel 2 van de verordening zijn de voorzieningen opgenomen waar de gemeente in de toekomst nog verantwoordelijk voor is. Dit zijn de zaken zoals hierboven genoemd onder de punten 1 t/m 10. In artikel 4 van de verordening moet worden vastgesteld op welke wijze de vergoeding voor die voorzieningen wordt vastgesteld. Dit kan zijn a. op basis van normvergoedingen zoals die ook in de VNG modelverordening zijn opgenomen of b. op basis van feitelijke kosten. In de huidige verordening is opgenomen dat de voorzieningen genoemd onder punt 6 t/m 8 op basis van normvergoedingen worden vastgesteld. De andere genoemde voorzieningen in de verordening worden in de huidige verordening worden op basis van feitelijke kosten vergoedt. Dit is gedaan om maatwerk te kunnen leveren en een schoolschoolgebouw te kunnen laten aansluiten bij de huidige wensen en mogelijkheden in het kader van de duurzaamheid. Bij de vaststelling van de nieuwe verordening is dit opnieuw een punt van overweging. Beslispunt: wat op basis van normvergoedingen en wat op basis van feitelijke kosten? Als artikel 3 wordt opgenomen dient in lid 3 van dit artikel te worden geregeld hoe hoog de vergoeding van het voorbereidingskrediet is.
3 In de modelverordening wordt in dit geval voorgesteld onderstaande tekst voor lid op te nemen: “De vergoeding voor een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3 wordt vastgesteld op maximaal 8% van het geraamde investeringsbedrag”. Beslispunt: Als artikel 3 wordt opgenomen is het logisch artikel 3 lid 3 ook op te nemen. Het percentage kan dan nog onderwerp van gesprek zijn. e
Artikel 7. (1 lid onder e) In dit artikel is geregeld wat de inhoud van de aanvraag moet zijn en wanneer een aanvraag aanvulling behoeft of niet in behandeling wordt genomen. In dit artikel is opgenomen dat er bij een aanvraag door het bevoegd gezag een prognose moet worden overlegd van het te verwachten aantal leerlingen. Beslispunt: in de verordening moet worden opgenomen voor welke van de in artikel 2 opgenomen huisvestingsvoorzieningen bij de aanvraag een prognose moet worden overlegd. Ambtelijk Voorstel: er is geen reden om hier een verandering in aan te brengen. Het voorstel is om hier op te nemen dat een prognose nodig is voor de huisvestingsvoorzieningen genoemd in artikel 2 onder a nrs. 1 t/m 4 en 6 t/m 8.
In de concepttekst van de modelverordening is als mogelijke toevoeging: “tenzij door het college, al dan niet in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen, een actuele prognose is opgesteld welke door het bevoegd gezag wordt onderschreven”. Beslispunt: deze toevoeging al dan niet opnemen. Ambtelijk Voorstel: deze toevoeging wel opnemen. Het is onzin en een verspilling van geld om een prognose te Laten opstellen als er een recente prognose is waar iedereen mee kan instemmen. Artikel 7 lid 1 sub e onder 2 In de huidige verordening is opgenomen dat er bij een aanvraag voor vervangende nieuwbouw of herstel van een constructiefout een rapportage moet worden overlegd waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt. In de nieuw vast te stellen verordening is opgenomen dat het een bouwkundig rapport moet zijn dat voldoet aan de eisen van NEN 2767. Dit is geen facultatieve bepaling. NEN 2767 is inmiddels een erkende kwaliteit zodat dit een goede toevoeging is.
Artikel 13 Overleg over de wijze van uitvoering In de huidige verordening (artikel 15 lid 1 sub e) is bepaald dat er door het college en het bevoegd gezag afspraken moeten worden gemaakt over “de controle op en het afleggen van verantwoording over de aanbesteding van de beschikbaar te stellen middelen”. In de nieuwe verordening is opgenomen in artikel 13 lid 1 sub. f dat college en bevoegd gezag afspraken maken over “de wijze waarop de aanbesteding plaatsvindt”. Omdat investeringen in de onderwijshuisvesting voor meer dan 50% door de gemeente worden bekostigd moet de aanbesteding voldoen aan het bepaalde in de Aanbestedingswet 2012 en in relevante Europese regelgeving. Daarnaast is van toepassing wat de gemeenteraad heeft vastgesteld in het gemeentelijk aanbestedingsbeleid over het opvragen van offertes als er geen Europese regelgeving van toepassing is. Dit is geen facultatieve bepaling. Artikel 14 Instemmen bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsen wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes. In de huidige verordening (artikel 16 lid 6) is bepaald dat voor de vaststelling van het definitieve bedrag de offerte met de laagste prijs bepalend is.
4 In de nieuwe verordening (artikel 14 lid 3) is bepaald dat de vergoeding op basis van feitelijke kosten (dus niet voor de vergoeding van voorzieningen waarvoor is bepaald dat ze worden bekostigd op basis van een normvergoeding) wordt vastgesteld op basis van de economisch meest voordelige aanbieding. (dat betekent dus dat niet alleen de prijs maar ook de kwaliteit wordt meegewogen bij de keuze). Dit is geen facultatieve bepaling Artikel 17 Indienen aanvraag (met spoedeisend karakter) Nieuw in dit artikel is dat een aanvraag met een spoedeisend karakter binnen een in de verordening vast te stellen termijn moet worden ingediend. In de modelverordening wordt voorgesteld een termijn van 2 weken, na het opnemen van de calamiteit, op te nemen. Beslispunt: welke termijn wordt hiervoor opgenomen. Ambtelijk Voorstel: De termijn van 2 weken op te nemen in de verordening. Artikel 24 Nalaten vorderen (Medegebruik en verhuur) In de tekst van de nieuwe modelverordening is opgenomen: “Het college vordert geen medegebruik als het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik moet plaatsvinden, in gebruik heeft gegeven aan een andere school voor het onderwijs aan die school of scholen, tenzij het gebruik kan plaatsvinden in de voor die scholen al beschikbare huisvestingscapaciteit”. Dit artikel komt overeen met artikel 31 lid 1 en 2 van de huidige verordening. In onze huidige verordening zijn ook navolgende bepalingen opgenomen (staan niet in de nieuwe modelverordening): Lid 3: indien er zich in meerdere gebouwen leegstand voordoet wordt: a. Als eerste de leegstand gevorderd in het gebouw dat in gebruik is bij een school van hetzelfde bevoegd gezag, tenzij uit een oogpunt van doelmatigheid het vorderen van leegstand in een ander gebouw een betere oplossing biedt; b. Vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw waarin een school van dezelfde richting is gehuisvest en c. Vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw dat het dichtst gelegen is bij het hoofdgebouw van de school ten behoeve waarvan de vordering plaatsvindt. Lid 4: Het college kan, indien de bij de vordering betrokken bevoegde gezagsorganen daarmee instemmen, in een individueel geval van de in het derde lid opgenomen volgorde afwijken. Beslispunt: deze bepalingen handhaven in de nieuwe verordening?? Ambtelijk Voorstel: gezien de toenemende leegstand in schoolgebouwen zal dit artikel in de toekomst wellicht vaker aan de orde zijn. Deze 2 artikelen zijn in het verleden op verzoek van de schoolbesturen opgenomen in de verordening. Artikel 28 Verhuur. Ten opzichte van het vergelijkebare artikel in de huidige verordening (t.w. artikel 36) zij de opgenomen limitatieve weigeringsgronden komen te vervallen. Nieuw is onderstaand lid 3: Lid 3: Het college kan aan de toestemming (voor verhuur is schriftelijke toestemming va het college nodig) de voorwaarde verbinden dat voor de verhuur een huur is verschuldigd. Dit is in de modelverordening geen facultatieve bepaling. Dus uitgangspunt is dit artikel op te nemen.
5 B.
BIJLAGEN BIJ DE VERORDENING
Bijlage I Beoordelingscriteria noodzaak aangevraagde voorzieningen In bijlage I de huidige verordening is voor het medegebruik van leslokalen navolgende bepaling opgenomen: 1.8 Medegebruik De noodzaak van medegebruik blijkt uit het feit dat er ten minste zoveel leerlingen aanwezig zij, dat de ruimtebehoefte, zoals vastgesteld op grond van Bijlage III deel B, de capaciteit van het gebouw, als vastgesteld op grond van Bijlage III, deel A, met tenminste de in Bijlage III, deel C genoemde drempelwaarde overschrijdt. In de nieuwe verordening (Bijlage I Artikel A8) blijft dit gehandhaafd maar wordt er het een en ander aan toegevoegd t.w: a. Uit de in te dienen leerlingenprognose moet blijken dat de vastgestelde aanvullende ruimte behoefte minimaal 4 jaar noodzakelijk is b. Bepalend bij het beoordelen van de beschikbaarheid van een gebouw of ruimte voor medegebruik is een afstand van ten hoogste 2 kilometer gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. c. Medegebruik blijft beperkt tot ten hoogste 2 gebouwen. De onder a en b opgenomen bepalingen zijn in de verordening niet facultatief. Wel de in rood aangegeven invulling. Ook lid c is facultatief. Beslispunt: hoe om te gaan met de bepalingen in lid a en b. Bepaling C wel of niet overnemen en bepalen tot hoeveel gebouwen het medegebruik zich mag beperken. Ambtelijk Voorstel: de termijn van 4 jaar en afstand van 2 kilometer overnemen. Lid c het aantal gebouwen voor medegebruik beperken tot 1.
Bijlage III Criteria vaststellen capaciteit, ruimtebehoefte en aanvullende ruimtebehoefte. In deel A van deze bijlage wordt geregeld hoe de capaciteit van een gebouw wordt bepaald. In artikel A 1.1 wordt onder sub 3 navolgend artikel voorgesteld (= facultatief): ‘De capaciteit van een schoolgebouw wordt verminderd met 90 vierkante meter als een ruimte in het schoolgebouw is verhuurd voor het huisvesten van een peuterspeelzaal, buitenschoolse opvang of kinderopvang en het college voor deze verhuur vooraf schriftelijk toestemming heeft verleend”. Dit betekent concreet dat bij medegebruik in deze gevallen de regel dat onderwijs altijd voorrang heeft terzijde wordt gezet. Beslispunt: nemen we dit artikel wel of niet op in de verordening? Ambtelijk Voorstel: dit artikel wel opnemen. Bemmel, 6 oktober 2014. F.R. Koeman