Bijlage 1 bij raadsbesluit d.d. 25 september 2014 tot vaststelling van de Notitie Bezuinigingen Wmo 2015.
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 1. Inleiding Met de introductie in 2007 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is de gemeente verantwoordelijk geworden voor het bieden van hulp bij het huishouden en aantal voorzieningen 1. Met ingang van 1 januari 2015 wordt de Wmo op een nieuwe leest geschoeid en wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor de begeleiding en het kortverblijf, twee taken die overkomen vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Ook de onderdelen beschermd wonen en maatschappelijke opvang worden onder de werking van Wmo 2015 gebracht. De centrumgemeente Utrecht wordt hiervoor verantwoordelijk. Op 24 april 2014 is het wetsvoorstel Wmo 2015 door de Tweede Kamer aangenomen. Voorafgaand hieraan heeft het kabinet extra middelen toegezegd. Deze middelen zijn verwerkt in de definitieve budgetten die begin juni 2014 bekend zijn gemaakt in de meicirculaire. Veel (belangen-) organisaties in de zorg en ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hebben hun zorgen geuit over de korte voorbereidingstijd voor de invoering van de wet en over het feit dat pas in juni de definitieve budgetten bekend werden. Ook tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is de korte voorbereidingstijd als bezwaar genoemd. Toch heeft de Eerste Kamer op 8 juli 2014 ingestemd met de Wmo 2015. Voorafgaand aan de behandeling in de Eerste Kamer heeft het kabinet op 7 juli nogmaals extra (beperkte) middelen toegezegd voor het beperken van het verlies aan werkgelegenheid in de zorg. Ondanks de extra middelen laten de budgetten voor 2015 een forse daling zien t.o.v. het niveau van 2014. Om deze reden heeft het college er voor gekozen een notitie aan u voor te leggen waarin de keuze voor het verwerken van de bezuinigingen is opgenomen. Later dit jaar zullen wij een nota voorleggen waarin alle onderdelen van de Wmo 2015 aan bod komen. Het college is zich er terdege van bewust dat de bezuinigingen grote gevolgen hebben voor inwoners van De Bilt. Daarom heeft het college voorafgaand aan de adviesvraag aan de Wmo-adviesraad en de Ouderenraad, verkennend gesproken met een afvaardiging van de beide raden. Met hen is gesproken over de verschillende mogelijkheden om de bezuinigingen te realiseren. In paragraaf 2 worden die onderdelen van de Wmo besproken die van belang zijn voor de verwerking van de bezuiniging. In paragraaf 3 volgt een overzicht van de nieuwe doelgroep waarvoor de gemeente verantwoordelijk wordt. De financiële gevolgen van de bezuiniging komen in paragraaf 4 aanbod. Gevolgd door een aantal kanttekeningen in paragraaf 5. En ten slotte volgt in paragraaf 6 een voorstel voor het verwerken van de bezuiniging.
2. Wmo 2015 Met deze nieuwe wet krijgen gemeenten de opdracht om de maatschappelijke ondersteuning op een andere wijze uit te voeren. De opgave voor de komende jaren is gelegen in het op gang brengen van een verschuiving van een op voorzieningen gerichte aanpak naar eigen kracht en een maatwerk aanpak. Van zorgen voor inwoners naar zorgen dat inwoners in staat worden gesteld zo zelfstandig mogelijk te functioneren in de samenleving. Hierbij ligt de nadruk op datgene wat inwoners nog zelf kunnen (eigen kracht) met ondersteuning vanuit het sociale netwerk (o.a. mantelzorg) en vrijwilligers.
1
Aanpassingen aan de woning en vervoer en rolstoelen.
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 De toegang tot de Wmo bestond de afgelopen jaren uit het onder verantwoordelijkheid van de gemeente indiceren van inwoners die in aanmerking willen komen voor hulp bij het huishouden, een woningaanpassing, hulpmiddel of vervoer. In de nieuwe Wmo 2015 wordt de toegang op een andere leest geschoeid. Uitgangspunt is een proces waarin de gemeente en de inwoner met een ondersteuningsbehoefte in samenspraak diens situatie in kaart brengen en op basis daarvan bezien op welke wijze de zelfredzaamheid en participatie van betrokkene kan worden versterkt. Dit begint met de melding van een inwoner die aangeeft ondersteuning nodig te hebben. Op basis van de melding voert de gemeente een gesprek met de inwoner waarbij de persoonlijke situatie aan bod komt. Ook de mogelijkheden die de inwoner zelf heeft, al dan niet met inzet van het sociaal netwerk komt ter sprake. De inwoner kan zich tijdens het gesprek bij laten staan door een onafhankelijke cliëntondersteuner. De nieuwe Wmo verplicht de gemeente deze functie kosteloos beschikbaar te stellen indien de inwoners daar om verzoekt. Indien volstaan kan worden met een algemene voorziening en de inwoner zich daar in kan vinden, is het onderzoek afgerond. Als uit het onderzoek blijkt dat een (aanvullende) individuele maatwerk voorziening noodzakelijk is of als de inwoner zelf een individuele maatwerk voorziening wil aanvragen volgt een indicatieprocedure. Een algemeen toegankelijk voorziening is een voorziening die zonder voorafgaande indicatiebeschikbaar is. Het kan hierbij gaan om een breed scala aan voorzieningen, zoals de bestaande sociaal culturele voorzieningen maar ook nieuwe voorzieningen die er toe kunnen bijdragen dat inwoners langer zelfstandig kunnen functioneren in de samenleving. Het is daarom van belang dat het hierbij gaat om voorzieningen die aansluiten bij de behoefte van de inwoners. Het staat de gemeente vrij algemene voorzieningen te ontwikkelen die bijdragen aan zelfredzaamheid en participatie. Ook staat het de gemeente vrij te bepalen of voor deze voorziening een eigen bijdrage gevraagd wordt en de hoogte daarvan. Het begrip ‘maatwerkvoorziening’ heeft een centrale rol in de wet gekregen als het om een individuele voorziening gaat. Dit begrip wordt gedefinieerd als een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. Voor die inwoners voor wie de algemene voorzieningen ontoereikend zijn voor de ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie kan een maatwerkvoorziening nodig zijn. Bij een maatwerkvoorziening wordt rekening gehouden met de uitkomsten van een onderzoek naar individuele ondersteuningsbehoefte van de inwoner, een indicatie. De hoogte van de eigen bijdrage wordt, evenals dat nu het geval is in de Wmo en de AWBZ, op landelijk niveau vastgesteld. In de Wmo 2015 komen de termen zoals die nu nog voorkomen in de AWBZ (begeleiding en kortverblijf) en de huidige Wmo (hulp bij het huishouden) niet meer voor. Maar wordt de term maatschappelijke ondersteuning gehanteerd. Een belangrijk onderdeel hiervan is: “het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking, personen met chronische psychische of psychosociale problemen en dit zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving” Dit onderdeel geeft de gemeente de opdracht algemene- en maatwerkvoorzieningen te bieden ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie.
3. Nieuwe doelgroepen Met de overheveling van de AWBZ-taken wordt de gemeente verantwoordelijk voor een grotere groep inwoners met een zorgvraag. In onderstaande tabel is overzicht opgenomen van de nieuwe taken, het aantal indicaties en het aantal inwoners dat daadwerkelijk zorg ontvangt.
2
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 Tabel 1. Nieuwe doelgroepen2.
1. Begeleiding individueel 2. Begeleiding groep 3. Kortverblijf
Aantal inwoners met een indicatie op 1 januari 2013 281 189 6
Aantal inwoners dat zorg heeft gekregen in 2012 239 157 6
In de AWBZ wordt onder begeleiding verstaan “het ondersteunen bij het indelen van de dag, dat kan zowel individueel als in groepsverband (dagopvang)”. Onder kortverblijf wordt verstaan “ het logeren in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger (maximaal 3 nachten)”.
4. Financiële gevolgen De invoering van de Wmo gaat gepaard met een bezuinigingsopgave en met extra kosten die de gemeente moet maken in verband met de uitvoering van de nieuwe wet. 1. Nieuwe taken Bij de overkomst van de nieuwe taken, begeleiding en kortverblijf, beoogde het kabinet aanvankelijk een bezuiniging van 25% te realiseren. In de aanloop van de behandeling van de Wmo 2015 in de Tweede Kamer, heeft het kabinet extra middelen toegezegd. Desalniettemin ligt het budget voor de nieuwe taken zoals opgenomen in de mei circulaire, € 800.000 lager. Hierbij moet nog de eigen bijdragen die inwoners nu betalen in de AWBZ en na 1 januari 2015 in de Wmo, afgetrokken worden. De totale som van de eigen bijdrages is nog niet bekend. 2. Bestaande taak Voor de bestaande taak hulp bij het huishouden zal het huidige voor De Bilt beschikbare budget gekort worden met 32% in 2015 en 40% structureel vanaf 2016. Dit betekent € 1.180.000 minder in 2015 en vanaf 2016 structureel € 1.500.000 minder. 3. Toegang tot maatschappelijke ondersteuning Voor het vormgeven van de toegang tot de maatschappelijke ondersteuning kunnen de huidige middelen worden ingezet die beschikbaar zijn voor indicatiestelling en het zorgloket. Daarnaast zullen er extra middelen nodig zijn. In het najaar komt meer duidelijkheid over de hoogte van deze kosten.
Tabel 2. Bezuinigingsopgave. 2015 1. Nieuwe taken 2. Bestaande taken 3. Toegang tot maatschappelijke ondersteuning
800.000 1.180.000 PM
2016 en verder 800.000 1.500.000 PM
2
Nu de nieuwe Wmo 2015 door de Eerste Kamer is aangenomen krijgen de gemeenten op korte termijn de beschikking over de actuele gegevens van inwoners die deze zorg ontvangen. Zodra die gegevens bekend zullen die worden verwerkt in de tabel.
3
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 5. Kanttekeningen en risico’s bij de bezuinigingsopgave De rijksoverheid verwacht dat de gemeente in staat moet zijn een verschuiving te realiseren van „duurdere‟ AWBZ-zorg naar „goedkopere‟ maatschappelijke ondersteuning. De ervaringen die opgedaan zijn in andere gemeenten laten inderdaad een voorzichtige verschuiving zien naar lichtere vormen van ondersteuning. Hierbij moeten twee kanttekeningen gemaakt worden: 1. De omslag naar lichtere vormen van ondersteuning zal enkele jaren in beslag nemen. 2. De bezuinigingsopgave van de rijksoverheid wordt de gemeente opgelegd met ingang van 1 januari 2015. De gemeente zal de bezuinigingen moeten realiseren direct bij de invoering van de nieuwe Wmo op 1 januari 2015. De rijksoverheid heeft er niet voor gekozen de bezuinigingsopgave in kleine stappen te realiseren over meerdere jaren. Daarnaast zijn er twee financiële risico’s in 2015 verbonden aan de overkomst van de nieuwe taken: 1. In de Wmo 2015 is een overgangsmaatregel opgenomen op grond waarvan de inwoners die een indicatie hebben voor de nieuwe taak (begeleiding) de zorg kunnen behouden in 2015 totdat de geldende AWBZ-indicatie afloopt, maar uiterlijk 31 december 2015. 2.
Het feit dat het aantal, onder het AWBZ regime afgegeven indicaties voor de nieuwe taak, begeleiding hoger is dan het aantal inwoners dat daadwerkelijk gebruik maakt van zorg. Als gevolg van de hierboven genoemde overgangsmaatregel kunnen deze mensen in 2015 een beroep doen op de nieuwe gemeentelijke voorziening.
Tot slot zijn er twee ontwikkelingen die een stijging van de vraag naar Wmo voorzieningen tot gevolg kunnen hebben: 1. 2.
de voortgaande vergrijzing (21,7% meer 65+ over de periode 2011-2030)3; de maatregelen van de rijksoverheid om de toegang tot intramurale4 instellingen te beperken;
Deze ontwikkelingen kunnen leiden tot een toename van het beroep dat gedaan zal worden op een Wmo voorzieningen en daarmee tot een stijging van de uitgaven. Voor de omvang van de toename en daarmee gepaard gaande stijging van de uitgaven is geen prognose op te stellen omdat de maatregelen van de rijksoverheid5 nog niet vaststaan en omdat de voortgaande vergrijzing niet automatisch betekent dat het beroep op de Wmo naar rato zal toenemen. Het college zal uiteraard de hierboven genoemde ontwikkelingen en de financiële risico‟s nauwgezet volgen. Het college zal de raad uiteraard op de hoogte houden van deze ontwikkelingen en zo nodig voorstellen voor bijstelling van het beleid doen.
3
Bron: Woonvisie 2013-2020
4
Instellingen waar 24-uurszorg aangeboden wordt voor ouderen, gehandicapten en psychiatrische patiënten.
5
De invoering van de Wet langdurige zorg
4
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 6. Verwerken van de bezuinigingen 6.1 Nieuwe taak: begeleiding Het college heeft besloten om aan te sluiten bij bestuurlijk aanbestedingstraject in regionaal verband (Z-O Utrecht) voor de nieuwe taak (begeleiding). Met een bestuurlijk aanbestedingtraject wordt beoogd een goede kwaliteit van zorg te combineren tegen een lagere prijs. Ook worden instellingen bij deze vorm van aanbesteding gestimuleerd de zorg te organiseren op een wijze die meer aansluit bij de behoefte van de cliënten en op een wijkgerichte manier te organiseren. De nieuwe taak komt als maatwerk voorziening beschikbaar, dat betekent dat hiervoor een indicatie noodzakelijk is. De verwachting is dat er binnen de huidige AWBZ tarief structuur voldoende marge aanwezig is om de tarieven te verlagen waardoor een deel van de bezuinigingsopgave kan worden gerealiseerd. Risico Het aanbestedingstraject zal in de maand augustus 2014 in een fase komen waarin duidelijk wordt voor welke tarieven de zorginstellingen de begeleiding kunnen leveren. Dan wordt ook duidelijk welk deel van de bezuinigingen gecompenseerd wordt door lagere tarieven en welk deel van de bezuinigingen op een andere wijze gevonden moet worden. 6.2 Bestaande taak: hulp bij het huishouden In De Bilt wordt de hulp bij het huishouden (hh) onderscheid gemaakt in twee categorieën: 1. Hh1 bestaat uitsluitend uit het schoonhouden van het huis van de inwoner de hiervoor geïndiceerd is. 2. Is de inwoner geïndiceerd voor hh2 dan betreft het niet alleen het schoonhouden maar omvat tevens hulp bij het organiseren van het huishouden en een signalerende functie. Dat laatste bekent dat de zorgverlener kan signaleren wanneer er in een huishouden inzet nodig is van andere vormen van zorg en ondersteuning. Het gaat hierbij veelal om kwetsbaardere cliënten dan bij hh1. In onderstaand tabel is het aantal inwoners dat van hulp bij het huishouden gebruik maakt opgenomen:
Tabel 3. Gebruik hulp bij het huishouden. Zorgvorm Hulp Hulp Hulp Hulp
bij bij bij bij
het het het het
huishouden huishouden huishouden huishouden
1 2 1 PGB6 2 PGB
Aantal inwoners 591 346 63 48
6.2.1 Mogelijkheden voor bezuinigingen hulp bij het huishouden Alvorens een keuze te maken voor het verwerken van de bezuiniging wordt hieronder een aantal mogelijkheden beschreven voor het verwerken van de bezuiniging: 1. Lagere tarieven. 2. Beperken aantal uren. 3. Herindicatie.
6
Persoonsgebonden budget
5
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 1. Lagere tarieven A. Verlaging van het tarief hh1 Verlaging van het huidige tarief van € 23,50 voor hh 1 naar een lager tarief door middel van een nieuwe aanbestedings- of inkoop traject. Hiermee kan een bezuiniging gerealiseerd worden van ongeveer € 430.000. (uitgaande van 52 weken hulp en een gemiddeld aantal uren). Hierbij is uitgegaan van een tarief van € 17.50, dat is het huidige PGB tarief.Hierbij blijft hh2 tegen het huidige tarief (€ 23,50) beschikbaar voor de meest kwetsbare inwoners. B Verlaging van het tarief hh2. Door de nieuwe aanbestedings- of inkoop procedure ook toe te passen op hh2 kan een bedrag bezuinigd worden van € 320.000. 2. Beperken aantal uren C. Beperking van het aantal uren hulp bij het huishouden hh1 Het gemiddeld aantal uren hulp bij het huishouden is in De Bilt 3 uur. Het maximeren van het aantal uren tot 2 uur voor hh 1 levert een bezuiniging op van € 360.000. D. Beperking van het aantal uren hulp bij het huishouden hh2 Het maximeren van hh 2 levert nog eens € 420.000. 3. Herindicaties E. Herindicatie op basis van het aantal uren Bij de invoering van de Wmo in 2007 is de gemeente verantwoordelijk geworden voor de hulp bij het huishouden. Bij de overheveling van deze taak is de indicatie vanuit de AWBZ overgenomen om de overkomst voor de cliënten zo soepel mogelijk te laten verlopen. Nadien is er geen herindicatie meer afgegeven omdat conform het staande beleid 75+ ers niet meer geherïndiceerd worden. Inmiddels zijn de objectieve indicatie eisen de afgelopen jaren aangescherpt. Veel gemeenten hebben de bestaande cliënten die in 2007 vanuit de AWBZ over zijn gekomen opnieuw geïndiceerd. Dit heeft erin geresulteerd dat het gemiddeld aantal uren hulp bij het huishouden in Nederland op basis van de nieuwe indicatiecriteria is teruggebracht naar 2,5 á 3 uur. In De Bilt is dit gemiddeld 3 uur. Van het totaal aantal cliënten zijn er sinds de invoering van Wmo, ongeveer 50% niet meer geherïndiceerd. Als deze cliënten alsnog geherïndiceerd worden kan dit een besparing op leveren van ongeveer € 300.000. F. Herindicatie op basis van zorgzwaarte De Bilt kent vanaf de start van de Wmo in 2007 een hoog aantal inwoners dat hh2 ontvangt t.o.v. het aantal hh1, respectievelijk 346 (37%) en 591 (63%). Landelijke liggen deze percentages dicht bij respectievelijk 20% en 80%. Omdat in De Bilt een zelfde tarief wordt gehanteerd voor hh1 en 2 (€ 23,50) leidt een verschuiving van hh2 maar hh1 niet tot minder uitgaven. Tenzij een lager tarief wordt gehanteerd voor hh1. Uitgaande van een tarief van € 17.50 en een verschuiving naar de landelijk gemiddelde percentages kan de herindicatie leiden tot ongeveer 190 inwoners met hh2 en 750 inwoners met hh1. Hiermee kan een bedrag bespaard worden van ongeveer € 90.000. In onderstaande tabel zijn de hiervoor genoemde opties opgenomen.
6
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 Tabel 4. bezuinigingsopties Opties
Besparing
A. Verlaging van het tarief hh 1 B. Verlaging van het tarief hh 2. C. Beperking van het aantal uren hulp bij het huishouden hh 1 D. Beperking van het aantal uren hulp bij het huishouden hh 2 E. Herindicatie op basis van het aantal uren F. Herindicatie op basis van de zorgzwaarte
430.000 320.000 360.000 420.000 300.000 90.000
6.2.2 Overwegingen Met de verlaging van het tarief hh1 (A) worden de meest kwetsbaren die hh2 ontvangen, ontzien. Het is echter onzeker of middels een aanbestedings- inkoop procedure een dergelijk laag tarief gehaald kan worden. De kans bestaat dat alleen de schoonmaakbranche voor een dergelijk laag bedrag de hulp bij het huishouden kan uitvoeren. De tweede optie (B) een verlaging van het tarief van hh2 ligt niet voor de hand omdat het hier een kwetsbaardere doelgroep betreft waar de inzet van zorgmedewerkers noodzakelijk is. De schoonmaakbranche is hier niet geëigend voor. Maar ook als zorginstellingen voor het lage tarief de hulp kunnen leveren is het maar de vraag of de signalerende functie behouden kan blijven omdat voor dit tarief niet voldoende gekwalificeerd personeel ingezet kan worden. De derde (C) en de vierde optie (D) het maximeren van het aantal uren is niet mogelijk als de hulp aangeboden wordt als maatwerkvoorziening. Een maatwerkvoorziening kan alleen geleverd worden op basis van een indicatie (zie paragraaf 2). Een indicatie moet gebaseerd zijn op de persoonlijke kenmerken van een aanvrager, een beperking van het aantal uren op voorhand is juridisch niet houdbaar. Door de hulp bij het huishouden aan te bieden als algemene voorziening is het aantal uren wel te beperken maar is geen indicatie of andere toegangsregulering mogelijk en ontstaat in feite een onbeperkte toegang en daarmee onbeheersbare stijging van uitgaven. De Herindicatie op basis van het aantal uren, genoemd bij E is een reële optie die op korte termijn uitgevoerd kan worden en die rechtvaardig is omdat een deel van inwoners op basis van de oude, ruimere indicatie criteria van voor 2012 bevoordeeld is ten opzichte van degene die na 2012 geïndiceerd zijn. Een herindicatie op basis van zorgzwaarte (F) zal beperkt bijdragen aan de bezuinigingsopgave uitgaand van een tarief van € 17,50. Samenvattend Uit voorgaande paragraaf blijkt zijn de opties C en D vanwege juridische overwegingen niet uitvoerbaar is. Bij optie B is de verwachting dat de kwaliteit van zorg voor de meest kwetsbare groep (hh2) niet gehandhaafd kan worden. Bij optie A, verlaging van het tarief van hh 1, is vermindering van kwaliteit minder problematisch omdat het hier gaat uitsluitend schoonmaak werkzaamheden. De inzet van minder gekwalificeerd personeel vanuit de zorg of eventueel vanuit de schoonmaak branche is hier mogelijk. Maar draagt onvoldoende bij aan de bezuinigingsdoelstelling. Dit betekent dat alleen optie A, E en F reële opties zijn. Maar dragen in totaal slechts € 820.000 bij aan de bezuinigingopgave.
7
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 6.2.3 Voorstel bezuiniging hulp bij het huishouden 1. Hulp bij het huishouden Het college staat op het standpunt dat de meest kwetsbare inwoners ontzien moeten worden en dat zij moeten kunnen rekenen op kwalitatief goede zorg en ondersteuning. Daarom stelt het college voor de bezuinigingsopgave te realiseren door te stoppen met het aanbieden van de hulp bij het huishouden 1 en daarmee de hulp bij het huishouden 2 op niveau te houden voor de meest kwetsbaren. Dat is geen gemakkelijke afweging voor het college want dit betekent dat een aantal inwoners niet meer in aanmerking komt voor de hulp bij het huishouden op basis van geïndiceerde zorg. De alternatieven, vermindering van de uren en verlaging van het tarief, leiden tot een afname van de kwaliteit en kwantiteit van de hulp bij het huishouden voor alle inwoners die deze hulp ontvangen. De verlaging van het tarief zal ook leiden tot verslechtering van de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers in de huishoudelijke zorg. Het college is van mening dat dit geen goede ontwikkeling is en kiest daarom mede niet voor dit alternatief. Het college beseft dat dit voorstel grote gevolgen heeft voor een grote groep inwoners die nu nog hulp bij het huishouden ontvangen. Maar de door de rijksoverheid opgelegde bezuinigen zijn, ondanks de diverse extra toegezegde gelden (zie paragraaf 1) omvangrijk. Het bekend ook dat met ingang van 1 januari 2015 geen nieuwe indicaties voor hulp bij het huishouden 1 meer worden afgegeven. 2. Herindicatie Met deze keuze genoemd onder 1 komen opties E en F (de herindicaties) in een ander licht te staan. De herindicatie van inwoners met hh1 is overbodig geworden. Voor de inwoners met een indicatie hh2 kan de herindicatie op basis van het aantal uren en op basis van de zorgzwaarte wel doorgang vinden. De herindicatie op basis van het aantal uren zal er toe kunnen leiden dat een aantal van hen minder uren hulp bij het huishouden zal ontvangen. Een herindicatie op basis van de zorgzwaarte zal er toe leiden dat een aantal inwoners de indicatie hh2 zal verliezen en als hh1 zal worden geïndiceerd en daarmee geen hulp meer ontvangen omdat hh1 wordt afgebouwd. Omdat een (her-)indicatie gebaseerd moet zijn op de persoonlijke kenmerken is het niet mogelijk vooraf te bepalen hoeveel inwoners niet meer in aanmerking komen voor hulp bij het huishouden. Maar uitgaande van het landelijk gemiddelde is het mogelijk dat voor hh 2 nog 190 in aanmerking komen. Met deze maatregel komt een bedrag beschikbaar van ongeveer € 600.000. 3. Toelagensysteem De adviesraden hebben aangedrongen om de groep inwoners die niet meer in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden én een laag inkomen heeft, te compenseren. Het college wilde hier aan tegemoetkomen door het opzetten van een systeem waarmee deze groep in aanmerking kan komen voor een kleine bijdrage in de kosten de hulp bij het huishouden. Met deze bijdrage kan deze groep zelf voor een beperkt aantal uren hulp bij het huishouden inkopen. Inmiddels heeft het kabinet extra middelen voor een dergelijk toelagensysteem beschikbaar gesteld. Bij de behandeling van de Wmo 2015 in de Eerste Kamer heeft het kabinet namelijk 75 miljoen voor zowel 2015 als voor 2016 toegezegd. Deze extra middelen moeten ingezet worden voor een huishoudelijke hulptoelage tussen de € 7,50 en € 12,50 per uur voor een uur hulp bij het huishouden. De inwoner betaalt zelf het verschil. Met deze inzet beoogt het kabinet het behoud van werkgelegenheid in de zorg. Voor de Bilt gaat het hierbij een bedrag van € 190.000 in 2015 en in 2016. Uitgaande van de minimale toelage van € 7.50 en van 2 uur hulp bij het huishouden per week, kunnen hiermee ongeveer 230 inwoners een toelage ontvangen. De middelen mogen alleen worden ingezet bij de door de gemeente gecontracteerde zorginstellingen. Om in aanmerking te komen voor de extra rijksmiddelen moet de gemeente in overleg met de zorginstellingen een plan opstellen waarbij de toegang tot de toelage wordt georganiseerd. De extra middelen moeten voor 15 oktober worden aangevraagd. Het college
8
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 zal in overleg met de zorginstellingen een dergelijk plan opstellen en zal ook de adviesorganen hierbij betrekken. Omdat het hierbij gaat om tijdelijke middelen voor 2015 en 2016 stelt het college voor deze regeling in te zetten voor die inwoners die na 1 april 2015 niet meer in aanmerking komen voor de hulp bij het huishouden 1 en een laag inkomen hebben. Hiervoor is geen nieuwe indicatie noodzakelijk omdat deze groep immers bekend is bij de gemeente. Dat betekent dat deze regeling niet open staat voor inwoners die vanaf 1 januari 2015 voor het eerst een beroep doen op de Wmo. Het college stelt voor in 2016 de regeling te evalueren en zo mogelijk voor te zetten in 2017 met (een deel) met de middelen die in paragraaf 6.3 opgenomen zijn als reserve en niet ingezet hoeven te worden ter dekking van de risico‟s. Voor een aantal inwoners – met name ouderen – is het geen probleem om de kosten zelf te dragen, maar zij vinden het lastig betrouwbare huishoudelijke hulp te organiseren. Voor deze groep is het college in het gesprek met de belangrijkste aanbieders van hulp bij het huishouden en met de adviesraden om de toegang tot hulp bij het huishouden in de vorm van een serviceorganisatie op te zetten. 6.3 Financiële gevolgen 2015 Met het stoppen van hulp bij het huishouden 1 komt een bedrag beschikbaar van € 1.700.000 met ingang van 2015. Voor 2015 moet de gemeente een bezuiniging op de hulp bij het huishouden verwerken van € 1.180.000. Het verschil, € 520.000 zal voor een belangrijk deel ( € 300.000) ingezet worden om een overgangsregeling voor hulp bij het huishouden 1 te bekostigen. Er vanuit gaande dat per 1 oktober aan de inwoners gemeld kan worden dat de hulp bij het huishouden 1 afgebouwd wordt en een overgangstermijn van 6 maanden gehanteerd wordt, zal de hulp bij het huishouden nog tot 1 april 2015 voortgezet moeten worden. Hiermee is € 300.000 gemoeid. Het college stelt voor van het resterende bedrag € 220.000 samen met door de herindicatie ter beschikking komende bedrag van € 600.000 te reserveren voor de volgende risico‟s: 1. 2.
het afbouwen van hh1 zal leiden tot aanzienlijk lagere eigen bijdragen. Dit bedrag kan oplopen tot € 700.000; het aanbestedingstraject voor de begeleiding (paragraaf 6.1.) kan minder bijdragen aan de bezuinigingsopgave op dit onderdeel.
Als blijkt dat (een deel van) deze middelen niet nodig zijn voor de dekking hierboven genoemde risico‟s , kunnen deze middelen worden ingezet voor het toelage systeem. 2016 In 2016 bedraagt het te bezuinigen bedrag € 1.500.000. Met een bezuiniging van € 1.700.000 resteert € 200.000. Ook dit bedrag stelt het college voor te reserveren.
9
Notitie Bezuinigingen Wmo 2015 6.4 Tot slot De omvang van de bezuinigingen van de rijksoverheid, is ondanks de extra toegezegde middelen, zo omvangrijk dat niet het zonder grote gevolgen voor hulp en ondersteuning aan de inwoners kan blijven. Met de voorstellen in deze notitie worden de meeste kwetsbaren ontzien en kunnen zij blijven rekenen op zorg van goede kwaliteit. Met de herindicatie wordt de ongelijkheid in behandeling tussen inwoners met een indicatie van voor 2012 en van na 2012 opgeheven. De gemeente wordt ook geconfronteerd met aantal onduidelijkheden en financiële risico‟s. Met de voorgestelde maatregelen worden middelen gereserveerd om de financiële risico‟s op te vangen. Als de komende jaren blijkt dat de reserveringen niet nodig zijn ter dekking van de risico‟s zullen de reserveringen worden ingezet binnen de transitie Wmo.
10