Notitie behorend bij het raadsvoorstel "Evaluatie Wmo-verordening 2007". Per 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. De Wmo is een brede participatiewet; iedereen moet kunnen meedoen. De wet is ontwikkeld vanuit het besef dat de ondersteuning van mensen met een beperking vanuit een andere optiek benaderd moet worden: "van verzorgd worden, naar ondersteuning bieden om te kunnen participeren". Artikel 4 van de Wmo geeft gemeenten de opdracht oplossingen aan te reiken aan burgers met beperkingen, zodat degene in staat is: - een huishouden te voeren; - zich te verplaatsen in en om de woning; - zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; - medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. De Wmo is een raamwet waarbij de gemeenten beleidsvrijheid hebben om de omvang en inhoud van lokale voorzieningen te bepalen. De wet schrijft niet voor hoe gemeenten dat moeten doen. Met de invoering van deze wet wordt beoogd de deelname van alle burgers aan maatschappelijke activiteiten te bevorderen. Het kan gaan om chronische zieken en personen met een beperking, maar ook om ouderen en jongeren met een geestelijke of lichamelijke beperking, verslaafden en daklozen. De Wmo kent negen prestatievelden: - 1. Versterken van sociale samenhang: leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten; - 2. Jeugdpreventie en opvoedingsondersteuning; - 3. Geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; - 4. Ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers; - 7. Maatschappelijke opvang, advies en steunpunten huiselijk geweld - 8. Openbare geestelijke gezondheidszorg (Oggz); - 9. Ambulante verslavingszorg. De prestatievelden 5 en 6 hebben betrekking op het bevorderen van deelname aan maatschappelijke activiteiten en het verlenen van voorzieningen. Dit wordt uitgevoerd door het team Wmo. De volgende voorzieningen worden verstrekt: - Woonvoorzieningen; - Vervoersvoorzieningen; - Rolstoelvoorzieningen; - Hulp bij het huishouden; - Flankerende voorzieningen (zoals maaltijdvoorziening). De Wmo-verordening stelt richtlijnen op onder welke voorwaarden deze voorzieningen aan burgers worden verstrekt. De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2007 is door de Raad vastgesteld op 12 oktober 2006 en is gebaseerd op de modelverordening van de VNG. Uitgangspunten voor de verstrekking van een voorziening zijn: - een voorziening behoort langdurig noodzakelijk te zijn - de voorziening dient het goedkoopst en adequaat te zijn; - de voorziening dient gericht te zijn op het individu. Voor de evaluatie van de Wmo-verordening zijn de volgende redenen te noemen: 1. De uitvoering van de Wmo vindt nu ruim 2 jaar plaats. Afgelopen periode is veel ervaring opgedaan. Gebleken is dat op basis van de praktijk nieuwe inzichten zijn ontstaan, die aanpassingen rechtvaardigen. Ook is kritisch gekeken naar de opbouw van de huidige verordening. Deze actualisatie heeft geleid tot een nieuwe verordening. Als uitgangspunt is de laatst aangeleverde modelverordening Wmo van de VNG gebruikt. 2. Deregulering in het kader van het Programma Administratieve Lastenvermindering Burgers. Van overheidswege wordt steeds meer de nadruk gelegd op het verminderen van de administratieve lasten voor zowel de burger als de gemeente. De verordening is op dit onderdeel beoordeeld.
1
3.
4.
Afstemming met de gemeente Zaltbommel. Bestuurlijk is de wens geuit zoveel mogelijk afstemming te zoeken met de gemeente Zaltbommel. Dit met als doel een grote mate van uniformiteit te realiseren. Na doorvoering van de wijzigingsvoorstellen zijn er feitelijk geen essentiële verschillen meer. Op basis van de evaluatie is geconcludeerd dat er nadere afstemming nodig is tussen de Wwb en de Wmo. Bijvoorbeeld voor de aanschaf van algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen de kosten, die niet vergoed worden omdat deze kosten onder het drempelbedrag liggen, voor de burger (hoog) oplopen. In deze zin moet gekeken worden of er mogelijkheden zijn tot een vergoeding in het kader van de bijzondere bijstand. Dit wordt in 2009 opgepakt.
Ontwikkelingen • Doorontwikkeling van de Wmo in het kader van de compensatieplicht Op dit moment wordt veel gesproken over de doorontwikkeling van de Wmo. In de praktijk blijkt dat de uitvoering van de Wmo nog te veel een voortzetting is van de verstrekking van de oude WVG-voorzieningen, aangevuld met de uitvoering van de huishoudelijke hulp ( WVG+). Met deze claimbeoordeling ligt het accent op de voorziening en niet op de mogelijkheden van de aanvrager. De Wmo gaat echter uit van het compensatiebeginsel. Centraal staat hierin de vraag “wat de burger nodig heeft ter opheffing of vermindering van diens beperkingen zodat de zelfredzaamheid wordt vergroot en de deelname aan het maatschappelijke verkeer bevorderd”. Met andere woorden het zwaartepunt bij een individuele aanvraag verschuift van de gebruikelijke claimgerichte aanvraag en beoordeling naar een ruime probleemverkenning en het zoeken naar oplossingen op basis van maatwerk. Het behoud van de eigen regie, zelfredzaamheid en zelfoplossend vermogen van de burger staan voorop. De kracht van de eigen omgeving gaat een grotere rol spelen. De verstrekking van voorzieningen door gemeenten is een laatste mogelijkheid nadat andere mogelijkheden zijn onderzocht. Dit vraagt een andere aanpak en werkwijze van gemeenten. Kenmerkend voor deze verandering zijn: - Bredere inzet van het loket, niet alleen gericht op de aanvraag, maar op de 'vraag achter de vraag'. Vraagverheldering, houding en gedrag van de consulent spelen hierin een grote rol. - De inzet van algemene voorzieningen als voorliggend op de individuele voorzieningen (sociale kaart). Andere partijen spelen hierin een rol, welke soms deels een subsidie- of contractrelatie met de gemeente hebben. Op deze manier wordt een optimaal rendement van meestal al bestaande voorzieningen gehaald. - De inspanningsverplichting van zowel de burger als de gemeente. Steeds meer wordt de verantwoordelijkheid bij de burger (en zijn omgeving) neergelegd. Dit om zijn zelfredzaamheid te vergroten. De gemeente dient te worden beschouwd als vangnet wanneer andere zorg niet voorhanden is. - Vergroting van de keuzemogelijkheden voor cliënten. Dit vraagt om een helder juridisch kader. - Samenhangend beleid ontwikkelen tussen verschillende beleidsterreinen. Denk aan vrijwilligersbeleid en mantelzorgondersteuning. In diverse gemeenten is een start gemaakt met de invoering van de compensatieplicht. De WVG kende een zorgplicht. De start van de Wmo kende een compensatiebeginsel. Deze vrijblijvendheid wordt nu ingeruild door de compensatieplicht. Dit vraagt om een omslag in denken en handelen. In 2009 wordt een start gemaakt met de doorontwikkeling van de Wmo. Bovenstaande principes zullen worden uitgevoerd. Het resultaat vindt zijn weerslag in de nieuwe verordening. •
Wetswijziging Wmo De uitvoering van de huishoudelijke hulp op niveau 1 (schoonmaak) vindt tot nu toe plaats door de alfahulp. Als de burger ondersteuning in natura wenst, mag hij op geen enkele wijze worden geconfronteerd met de lasten die samenhangen met werkgever- of opdrachtgeverschap. Met ingang van de wetswijziging is het uitgesloten dat een
2
thuiszorgaanbieder de voorziening in natura via een alfahulp of een zelfstandige levert waardoor de burger ongewild werkgever of opdrachtgever wordt. Naast een helder onderscheid tussen het wel of niet zelf regelen van een voorziening, is het ook belangrijk dat de burger ook daadwerkelijk weet waarvoor hij kiest. Daarom regelt het wetsvoorstel expliciet de geïnformeerde toestemming. Gemeenten worden hierdoor verplicht om hun burgers goed en begrijpelijk te informeren over de consequenties van zijn keuze. De Tweede Kamer heeft per 14 april dit wetsvoorstel aangenomen. De verwachting is dat de wet per 1 januari 2010 in werking treedt. •
Overheveling van de lichte tot matige indicaties ondersteunende begeleiding naar gemeenten Mensen die tot nu toe in het kader van de AWBZ ondersteunende begeleiding ontvangen worden geherindiceerd. Bepaald is dat mensen met een lichte en matige beperking geen ondersteunende begeleiding meer ontvangen binnen de AWBZ. Mensen zullen in eerste instantie op zichzelf en hun omgeving zijn aangewezen. Ook kunnen mensen aankloppen voor hulp bij de gemeente. In eerste instantie worden de collectieve voorzieningen ingezet voor deze groep. Vanwege de onduidelijkheid over de kenmerken van deze groep worden geen individuele voorzieningen ingezet. Gemeenten worden hiervoor niet gecompenseerd. De staatsecretaris vindt dit een taak van de Wmo en dienstverlening dient uit de reguliere Wmomiddelen bekostigd te worden.
Evaluatie Wmo-verordening Op dit moment is nog onvoldoende duidelijk wat de gevolgen zijn van bovenstaande ontwikkelingen om daadwerkelijk meegenomen te worden bij de huidige evaluatie van de verordening. Zo is de wetswijziging Wmo per 14 april jl. door de Kamer aangenomen. Ook is nog onduidelijk welke klanten, in het kader van de overheveling van de AWBZ naar de Wmo, de gemeente gaat bedienen en zal in het kader van de compensatieplicht een omslag plaats vinden in het denken en handelen van Wmoconsulenten van zorg- naar vraaggericht. Dit alles zal in de tweede helft van 2009 verder uitgewerkt worden en, indien van toepassing, zijn weerslag vinden in een aangepaste Wmo-verordening. Zoveel mogelijk zal in dit traject samen met de gemeente Zaltbommel worden opgetrokken. Naar aanleiding van de evaluatie worden voorstellen gedaan die het volgende effect sorteren: - verlaging van de drempel voor burgers; - bevorderen van de mobiliteit van burgers; - tegengaan van administratieve lasten van burger en gemeente in het kader van het Programma Administratieve Lastenvermindering Burgers (deregulering); - harmonisatie met Zaltbommel met als doel een grote mate van uniformiteit te creëren. De huidige evaluatie betreft een actualisatie van de Wmo-verordening ten opzichte van twee jaar geleden toen de Wmo werd ingevoerd. Centraal in de evaluatie van de Wmo-verordening staat de vraag 'op welke wijze de deelname van de burger op maximale wijze wordt gefaciliteerd? ' Dit betekent dat bovengenoemde ontwikkelingen niet meegenomen zijn bij deze evaluatie. Bevoegdheid college en bevoegdheid Raad Tegelijk met de Wmo-verordening zullen de wijzigingen ook betrekking hebben op: − het Besluit maatschappelijke ondersteuning; − Wmo Verstrekkingenboek. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning zijn de financiële bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de verordening. In het Wmo verstrekkingenboek is aangegeven langs welke lijn het gemeentelijke verstrekkingenbeleid concreet wordt ingevuld. De gemeente is verplicht een vaste gedragslijn te volgen bij de afweging van belangen, het vast stellen van feiten, kortom bij de (voorbereiding) van de besluitvorming. Beide documenten zijn niet het domein van de Raad maar vallen onder de verantwoordelijkheid van het College. Indien de Raad akkoord gaat met de nieuwe
3
Wmo-verordening worden de voorstellen tot wijziging van het Besluit en het verstrekkingenboek aan het college aangeboden. Een aantal wijzigingsvoorstellen valt onder de bevoegdheid van het College (11 -14). Een aantal valt onder de bevoegdheid van de Raad (1-10). Omdat het toch om beleidswijzigingen gaat en deze van belang zijn voor de burger is er voor gekozen beide soorten wijzigingsvoorstellen op te nemen in het Raadsvoorstel. Samenvatting van de voorstellen Bevoegdheid Raad 1. Laten vervallen van de inkomenstoets en daarmee artikel 28. 2. Norm maximaal aantal zones voor de regiotaxi laten vervallen en daarmee artikel 29, lid 2. 3. Mensen met een permanente rolstoelafhankelijkheid in staat stellen op sociale gronden iemand mee te nemen met de Regiotaxi. 4. 'Een ander verplaatsingsmiddel' zowel 'in koop' als ' in bruikleen' aan de burger aanbieden. 5. De verhuisplicht te verbreden van ‘binnen de woonkern’ naar ‘woonkern binnen de gemeente’. 6. Artikel 11 “Omvang van de hulp bij het huishouden” laten vervallen. 7. CIZ vervangen door adviesinstantie. 8. Artikel 43 "Indexering" aanpassen conform de tekst in artikel 8.4. 9. Artikel 45 “Overgangsbepaling en intrekking verordening” laten vervallen. 10. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Wmo gemeente Maasdriel 2009”. Bevoegdheid college 11. Vergoeding van de bruikleenauto afschaffen. 12. De draagkracht voor bouwkundige of bouwtechnische ingrepen laten vervallen. 13. Het drempelbedrag voor de vergoeding van een voorziening op hogen naar € 125, 14. De verhoging van de pgb op te nemen in het Besluit. Dit naar aanleiding van een eerder collegebesluit d.d. 3 februari 2009.
4
Voorstellen tot aanpassing van de huidige Wmo-verordening Bevoegdheid Raad VERVOERSVOORZIENING 1. Inkomenstoets Wat wordt onder een vervoersvoorziening verstaan? - Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV/ regiotaxi) - Vervoersvoorziening in natura: scootmobiel, bruikleenauto, wel/niet gesloten buitenwagen - Een tegemoetkoming/ vergoeding in de kosten van gebruik eigen auto, bruikleenauto, individuele taxi, aanpassing van eigen auto, medisch noodzakelijke begeleiding. - PGB te besteden aan een vervoersvoorziening. De inkomenstoets wordt toegepast op cvv, individuele taxi en kosten gebruik eigen auto. Huidige situatie Een vervoersvoorziening wordt verstrekt als het inkomen niet hoger is dan1,5 maal het norminkomen. Ligt het inkomen daarboven, en is deze niet meer dan € 1.450, -, dan wordt de glijdende schaal toegepast. Om deze toets mogelijk te maken dient bij de aanvraag van een vervoersvoorziening de netto inkomensgegevens van de laatste 3 maanden te worden toe gevoegd. Deze gegevens worden gecontroleerd en wordt een berekening gemaakt. Zo gauw de burger een aanvraag indient, wordt degene geïnformeerd over deze voorziening en de inkomentoets. Op basis van deze informatie zetten 5-10 personen de aanvraag niet door. Van degenen die hun aanvraag wel doorzetten worden maximaal 5 personen afgewezen. De afgelopen 2 jaren laten zien dat mensen met een hoger inkomen nauwelijks een beroep doen op de (regio)taxi. We constateren ook dat burgers met een laag inkomen moeite hebben de gegevens te verstrekken en afzien van het indienen van een aanvraag. Gevolgen afschaffing inkomenstoets Ervaringscijfers van de gemeente Zaltbommel en Maasdriel van de afgelopen 2 jaren laten zien dat er nauwelijks een toename van het aantal aanvragen heeft plaats gevonden van burgers met een hoger inkomen. Ook is duidelijk dat de groep klanten met een cvv-pas vrijwel constant is gebleven. Ter verduidelijking, per 1-1-2007 hadden 712 klanten een cvv-pas. In 2008 hadden 748 klanten een cvv-pas. Per 1-4-2009 is dit aantal gestegen naar 753 klanten. Deze toename wordt vooral veroorzaakt door burgers die voorheen een vergoeding kregen voor het gebruik van een eigen auto en om redenen van 'ouder worden' geen auto meer kunnen rijden en een cvv-pas hebben aangevraagd. Op basis van deze inschattingen en de intensiteit van het gemiddelde gebruik van het cvv (Regiotaxi) worden de meerkosten geraamd op € 5.000, - à € 6.500, -. Voorstel Laten vervallen van de inkomenstoets en daarmee van artikel 28. Effecten: - Groter bereik van de doelgroep, meer mensen kunnen een aanvraag indienen (laagdrempelig). - Deregulering, tegengaan van administratieve lasten voor zowel de burger als de gemeente. - Mensen met een hoger inkomen kunnen ook voor deze voorziening in aanmerking komen. - Op basis van de praktijkervaring zal er niet of nauwelijks een toename zijn van het aantal burgers dat een beroep doet op een vervoersvoorziening.
5
- Door deze aanpassing wordt tegemoet gekomen aan de uitgangspunten van de Wmo, nl. de deelname aan het maatschappelijke verkeer bevorderen van de burger met een beperking. - Met dit voorstel loopt de gemeente in lijn met Zaltbommel.
2. Norm regiotaxi/ collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv) Wat wordt collectief vervoer verstaan? Als een persoon ten gevolge van ziekte of gebrek het openbaar vervoer niet kan bereiken dan wel niet kan gebruiken, dan komt degene in aanmerking voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi). Eerst wel na medische toetsing. De financiële tegemoetkoming voor de regiotaxi is een jaarlijks gemaximeerd normbedrag en wordt via een vervoerspas verstrekt in zones. Tot maximaal het aantal zones worden de werkelijk verreden kilometers vergoed aan de vervoerder. Huidige situatie Burgers uit Maasdriel kunnen voor maximaal 525 zones per jaar reizen binnen de gemeente Maasdriel. Dit aantal staat gelijk aan € 1450, - indien men een financiële tegemoetkoming wenst. Burgers uit Maasdriel mogen voor max. 6 zones ( 5 zones plus een instapzone) tegen een gereduceerd tarief reizen ( €1,75). Burgers met een Wmo-indicatie reizen voor € 0,50 per zone. Vanaf 6 zones geldt het commerciële tarief. De gemeente heeft de zorgplicht de vervoersbehoefte voor mensen met een beperking te garanderen voor min. 1500 km. tot 2000 km. Het gaat hierom het totale aantal kilometers in combinatie met andere vervoersmiddelen. Wil men buiten het gebied, waar de Regiotaxi actief is, rijden dan is men aangewezen op Valys. In 2007 is door burgers ongeveer 22% gebruikt van het totale aantal toegekende zones. Dit is ongeveer 75.000 zones. Op dit moment maken 680 burgers gebruik van de Regiotaxi. Jaarlijks wordt een controle uitgevoerd over de rechtmatigheid van het gebruik. Conclusie is dat er slechts een incidentele overschrijding van het aantal zones (= 525) plaats vindt. Voorstel Norm maximaal aantal zones voor de regiotaxi laten vervallen en daarmee artikel 29, lid 2. Effect - Mensen in staat stellen optimaal van de Regiotaxi gebruik te maken binnen het gebied waarvoor dit geldt. - Tegengaan van administratieve lastendruk bij alle betrokkenen.
3. Begeleiderspas Wat wordt onder een begeleidserspas verstaan? Indien gebruikers van de Regiotaxi niet in staat staan zijn zonder medische begeleiding te reizen mogen ze een medische begeleider meenemen. Dit gebeurt op medische indicatie. Hij/zij reist dan gratis mee. De reiziger mag dan in de toekomst nooit meer zelfstandig reizen, maar dient altijd een medische begeleider mee te nemen. De reiziger zelf reist met het gebruikelijke Wmo-tarief. Naast deze vorm van begeleiding blijkt ook bij burgers de wens te leven iemand met de Regiotaxi mee te nemen voor het sociale contact. Voorstel (uitwerking in financieel besluit) Mensen met een permanente rolstoelafhankelijkheid in staat stellen op sociale gronden iemand mee te nemen met de Regiotaxi. Per jaar gaat het om 100 zones op declaratiebasis. Uitgaande van een tarief van € 1,75 per zone komt dit neer op € 175, -. Het gaat om burgers met een beperking die redelijk geïsoleerd leven en niet snel gaan winkelen of anderszins activiteiten ontplooien, mede ook omdat zij zich onveilig voelen.
6
Effect - Burgers met een rolstoelafhankelijkheid in staat stellen met anderen activiteiten te ondernemen en zodoende deelname aan maatschappelijke activiteiten te bevorderen (= Wmo-doel) - Eventueel ter ontlasting van de mantelzorger.
4. Verstrekking ‘ander verplaatsingsmiddel ‘. Onder een ander verplaatsingsmiddel wordt verstaan aparte voorzieningen zoals een drie- of vierwielfiets. Het gaat vaak om voorzieningen die gebruikt worden voor kinderen. Deze voorzieningen worden vaak kort gebruikt, omdat kinderen in de groei zijn. Deze voorzieningen kunnen gemakkelijk herverstrekt worden. Indien burgers een dergelijke voorziening willen kopen wordt slechts een deel vergoed. Voorstel 'Een ander verplaatsingsmiddel' zowel als 'in koop' als ' in bruikleen' aan de burger aan te bieden. Effect - de keuze aan de burger te laten. - harmonisatie gemeente Zaltbommel.
WOONVOORZIENING 5. Verhuisplicht In de Wmo-verordening geldt het primaat van de verhuizing. In beginsel wordt dit gezien als de goedkoopst en meest adequate oplossing. In het Besluit staat vermeld dat een persoon recht heeft op een woonvoorziening indien ‘geen passende woning beschikbaar is in de woonkern van de persoon met beperkingen’. Huidige situatie Verhuizing binnen de woonkern van persoon met beperkingen Voorstel De verhuisplicht te verbreden van ‘binnen de woonkern’ naar ‘woonkern binnen de gemeente’. Dit betekent dat personen gematcht kunnen worden naar woningen in andere kernen. Hierbij gelden duidelijke voorwaarden. Het moet in de eerste plaats vallen binnen aanvaardbare financiële grenzen. Bovendien moet de verhuizing kunnen worden gerealiseerd binnen een uit het advies blijkende medisch verantwoorde termijn. Daarnaast dienen verschillende wegingsfactoren mee te spelen zoals rekening houden met sociale factoren, mantelzorg, woonlasten en financiële draagkracht van de persoon. Effect - De keuze voor een woning wordt ruimer en biedt de gemeente meer mogelijkheden voor toewijzing. - Doorstroming in de woningvoorraad.
HUISHOUDELIJKE HULP 6. Tekstuele aanpassingen: Art. 11 “Uren huishoudelijke hulp in klassen”
7
In de huidige verordening is het aantal uren huishoudelijke hulp uitgedrukt in klassen. Hiermee wordt nog een bandbreedte aangegeven. Deze systematiek werd in de AWBZ nog gebruikt. Deze aanduiding in klassen is niet meer van toepassing. De geïndiceerde huishoudelijke hulp wordt uitgedrukt in uren. Op basis van gewerkte uren wordt door de zorgaanbieder gefactureerd. Voorstel Artikel 11 “Omvang van de hulp bij het huishouden” laten vervallen. 7. CIZ vervangen door adviesinstantie. Art. 35 “Inlichtingen, onderzoek, advies” In de huidige verordening wordt het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) vermeld als partij die het College adviseert over de medische noodzaak van een aangevraagde voorziening. Per november 2008 voert het CIZ geen medische indicaties meer uit voor de gemeente Maasdriel. Gemeenten zijn niet meer verplicht deze dienstverlening door het CIZ te laten uitvoeren. Tot eind 2009 is de medische indicering gegund aan Argonaut. Omdat mogelijkerwijs in de toekomst andere partijen deze dienstverlening mogen en kunnen uitvoeren, wordt voorgesteld de naam CIZ te vervangen door “indicatieorgaan”. Voorstel Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) vervangen door adviesinstantie. 8. Aanpassing tekst indexering Art 43 Indexering Dit artikel regelt de mogelijkheid jaarlijks door het College de indexatie van de in het Besluit geldende bedragen te verhogen dan wel te verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het CBS. Voorstel Indexering automatisch jaarlijks toepassen conform de indexatie zoals die door de afdeling Financiën wordt toegepast. Deze indexatie is conform de consumenten prijsindex (CPI) zoals gepubliceerd in het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Plan Bureau (CPB). Tekst wordt aangepast conform artikel 8.4 van de verordening. Effect Minder administratieve lasten. Er hoeft niet jaarlijks een voorstel aan het College te worden aangeboden. 9. Tekst overgangsbepaling intrekken Art. 45 Overgangsbepaling en intrekking verordening Dit artikel is opgenomen ter overbrugging van het eerste jaar Wmo totdat de Wmoverordening van kracht werd. Dit artikel is nu niet meer van toepassing. Voorstel Artikel 45 “Overgangsbepaling en intrekking verordening” laten vervallen.
10. Tekst citeerartikel Artikel 47 “Citeertitel” Voorstel Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Wmo gemeente Maasdriel 2009”.
8
Bevoegdheid college (uitvoering in financieel besluit Wmo) 11. Vergoeding bruikleenauto Wat wordt hieronder verstaan? Het verstrekken van een bruikleenauto is de duurste oplossing. Deze oplossing kan alleen aan de orde komen als er geen andere adequate oplossingen zijn. Een bruikleenauto wordt alleen verstrekt indien om medische redenen het gebruik van collectief vervoer (regiotaxi), rolstoeltaxi of individuele taxi niet mogelijk is. Er bestaat een diversiteit aan vervoersvoorzieningen, zoals collectief vervoer en individuele taxi die aan te merken zijn als goedkoopst en adequaat. Voorstel Vergoeding van de bruikleenauto afschaffen Effect - Tegengaan overmatige regelgeving en naleven van regelgeving (goedkoop en adequaat); 12. Draagkracht woningaanpassing Een woningaanpassing is een onroerende voorziening die bestaat uit een bouwkundige of bouwtechnische ingreep. Er dient sprake te zijn van ergonomische belemmeringen die de persoon met beperkingen ondervindt bij het normale gebruik van de woning. Gedacht kan worden aan het toegankelijk maken van de woning, aanpassing toilet, aanpassingen natte cel en/of keuken, plaatsen traplift. Huidige situatie Om voor een vergoeding in aanmerking te komen wordt op basis van de netto inkomensgegevens de draagkracht berekend. Voor personen jonger dan 65 jaar bedraagt deze 8,75 %; voor personen ouder dan 65 jaar 5% van de ruimte in het inkomen. Geen eigen bijdragen wordt gerekend voor het plaatsen van trapliften (in bruikleen), forfaitaire vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten. Voor niet bouwkundige voorzieningen bestaat geen toets. De ervaring leert tot nu toe dat de maatregel grote administratieve lasten met zich mee brengt, terwijl de opbrengst daar en tegen gering is (€ 1000, - tot 2.000, - per jaar). Voorstel De draagkracht voor bouwkundige of bouwtechnische ingrepen te laten vervallen. Effect Tegengaan van administratieve lastendruk bij alle betrokkenen. 13. Drempelbedrag voor vergoeding voorziening Tot nu toe geldt een drempelbedrag van € 60, - om een voorziening vergoed te krijgen. Liggen de kosten lager dan wordt de voorziening niet vergoed. Dit komt sporadisch voor. In de praktijk blijkt dat voorzieningen over het algemeen duurder zijn. Jarenlang heeft bovendien op dit bedrag geen indexatie plaats gevonden. Voorstel Het drempelbedrag voor de vergoeding van een voorziening op te hogen naar € 125, Effect Verlaging van de administratieve lasten. 14. Tarief PGB In het college van 3 februari jl. is een besluit genomen over de hoogte van het persoonsgebonden budget(pgb) voor hulp bij het huishouden. Aanleiding is de krapte op de
9
arbeidsmarkt van huishoudelijk personeel. Door deze verhoging wordt het pgb aantrekkelijker gemaakt en worden de burgers gestimuleerd eigen oplossingen te bedenken. Het college heeft besloten de hoogte van het pgb 90% te laten zijn van de kostprijs van hulp bij het huishouden in natura volgens tarief 1a (categorie 1) en 75 % voor de categorieën 2 en 3. Het Pgb-uurtarief voor niveau 1a (alfahulp) komt daarmee op € 14,20 (was € 11,85). Voorstel Huidige tekst in het Besluit te wijzigen in "De hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden bedraagt 90% van het bedrag van de kostprijs van hulp bij het huishouden in natura volgens tarief HH1a voor categorie 1 en 75% voor de categorieën 2 en 3". Effect - Het PGB voor de burger aantrekkelijker maken. - Op deze manier wordt ingespeeld op de krapte op de arbeidsmarkt voor hulp in de huishouding. - Draagt bij aan een vermindering/ verlaging van de wachtlijst. - Vermindering regeldruk bij gemeente.
10