BIJLAGENBOEK BEHOREND BIJ HET ONDERZOEK KRITISCHE MASSA IN BEELD
Utrecht, 25 mei 2007
BIJLAGENBOEK BEHOREND BIJ HET ONDERZOEK KRITISCHE MASSA IN BEELD
INHOUD
Blz.
1.
OVERZICHT TAKEN WM ........................................................................ 1
2.
NOODZAKELIJKE KENNIS ...................................................................... 5
3.
ACHTERGROND BEREKENINGEN MAATLAT VERGUNNINGVERLENING.................................................................... 6 3.1 3.2 3.3
A LGEMENE AANNAMEN EN UITGANGSPUNTEN ...................................... 6 G EMEENTEN .................................................................................... 6 P ROVINCIES ................................................................................... 12
4.
KWALITEITSCRITERIA MILIEUHANDHAVING .................................... 16
5.
ACHTERGRONDBEREKENINGEN MAATLAT HANDHAVING .............. 20 5.1 5.2 5.3
U ITGANGSPUNTEN ......................................................................... 20 G EMEENTEN .................................................................................. 20 P ROVINCIES ................................................................................... 25
6.
REGELINGEN DIE VALLEN ONDER DE WM ......................................... 27
7.
OVERZICHT EUROPESE MILIEURICHTLIJNEN DIE BETREKKING HEBBEN OP INRICHTINGEN ...............................................................30
8.
KNELPUNTEN VAN EN OPLOSSINGEN VOOR HET BORGEN VAN INTERNATIONALE VERPLICHTINGEN................................................. 34
9.
KNELPUNTEN BIJ EN OPLOSSINGEN VOOR HET NAKOMEN VAN VERPLICHTINGEN UIT DE IPPC RICHTLIJN (96/61)...........................36
INHOUD (vervolg) 10.
Blz.
INTERNATIONALE CASES .................................................................... 38 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
N ORDREIN W ESTFALEN .................................................................... 38 UK .........................................................................................42 S ITUATIESCHETS ............................................................................ 43 C ONCLUSIES .................................................................................. 48 V LAANDEREN ..................................................................................50
11.
LIJST VAN GEÏNTERVIEWDEN .............................................................63
12.
DEELNEMERS EXPERTMEETINGS ....................................................... 64
13.
GERAADPLEEGDE LITERATUUR ......................................................... 66
1.
OVERZICHT TAKEN WM
Taken, deeltaken, prestatieniveaus Vergunningverlening
1
Taak
Deeltaak
Minimaal prestatieniveau
Beslissen op een aanvraag om een vergunning (8.2 Wm)
* Bepalen of een revisievergunning is vereist (8.4 Wm)
> beleidsmatig beslissen.
* Beoordelen van de volledigheid van > tijdig een aanvraag (4:5 Awb0 > conform Ivb. * Beoordelen of een m.e.r. moet worden opgesteld (m.e.r.beoordelingsplichtige situaties (7.4 lid 4 Wm)
> beleidsmatig beslissen.
* Toepassen coördinatiemechanismen (bijv. met Wvo, met Woningwet, met afvalstoffenhoofdstuk)
> afstemming met medeoverheden
* Besluit op de aanvraag aanhouden indien nodig.
> tijdig > conform aanhoudingsgronden.
* Correct toepassen van de juiste beslissingsprocedure (Awb en Wm)
> besluit motiveren; > zienswijzen procedure uitvoeren; > tijdig de nodige kennisgevingen publiceren; > stukken tijdig en volledig terinzageleggen;
* Toepassen van het toetsingskader (artt. 8.8, 8.10 en 8.11 Wm)
> beoordelen gewenst beschermingsniveau van de omgeving en het milieu; > beoordelen en/of verrichten van berekeningen, metingen of tellingen; > toepassen juiste wettelijke en buitenwettelijke circulaires; > toepassen BREF i.g.v. IPPC installatie; > toepassen volledige reikwijdte (BAT en verruimde reikwijdte).
* Voorkomen van strijdige regels (8.9 Wm)
> ict: registratie en archivering vergunningen.
* Opstellen van passende voorschriften (8.11)
> bepaling van de te verwezenlijken doeleinden (8.12 Wm); > vaststellen BBT (8.11 lid 3 Wm); > vaststellen technische maatregelen (8.12a Wm); > bepaling overige milieurelevante voorschriften (bedoeld in 8.12b, 8.13 Wm); > vaststellen financiële zekerheid.
1
Taken, deeltaken, prestatieniveaus Vergunningverlening Taak
Deeltaak
Beoordelen van een m.e.r. (7.2 en 7.18 Wm)
* Toepassen van de juiste procedures > uitvoeren adviesprocedure MER (7.14 Wm); (§ 7.5 Wm) > tijdig de nodige kennisgevingen (7.12, 7.13 Wm);
2
3
* Beoordelen van het m.e.r. (§ 7.6 Wm).
> tijdig de nodige kennisgevingen publiceren (7.20 Wm);
* Beslissen over het m.e.r. (§ 7.7 Wm)
> actuele informatie (7.27 lid 2 Wm); > stukken tijdig en volledig terinzageleggen (7.30 Wm).
Beslissen op een melding (8.19 Wm) * Verklaren dat de voorgenomen verandering niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu en niet tot een andere inrichting (8.19 lid 2 sub c Wm).
> uitvoeren technische beoordeling; > tijdig; > conform juiste procedures Wm en Awb.
Actualisatie van een vergunning (8.22 Wm)
* Regelmatig bezien of de beperkingen en de voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn (8.22 lid 1 Wm)
> beleidsmatig beslissen; > toepassen toetsingskader 8.6 t/m 8.17 Wm.
* Beslissen tot wijzigen danwel intrekken van de beperkingen of voorschriften, als blijkt dat deze niet meer toereikend zijn (8.22 lid 2 Wm).
> toepassen juiste procedures Wm en Awb.
4
Verandering van een vergunning in belang van bescherming van het milieu (8.23 Wm).
* Beslissen tot wijzigen, aanvullen, > beleidsmatig beslissen; danwel intrekken van de beperkin> toepassen toetsingskader 8.6 t/m gen of voorschriften (8.23 lid 2 Wm). 8.17 Wm; > toepassen juiste procedures Wm en Awb.
Verandering van een vergunning op aanvraag van vergunninghouder (8.24 Wm)
* Beslissen tot wijzigen, aanvullen, danwel intrekken van de beperkingen of voorschriften (8.24 Wm).
> beleidsmatig beslissen; > toepassen toetsingskader 8.6 t/m 8.17 Wm; > toepassen juiste procedures Wm en Awb.
Intrekking van een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu (8.25 Wm).
* Beoordelen intrekkingsgronden artikel 8.25 lid 1 of lid 2 Wm.
> beleidsmatig beslissen; > toepassen toetsingskader 8.6 t/m 8.17 Wm;
* Beslissen tot geheel of gedeeltelijk intrekken van de vergunning (8.25 Wm).
> toepassen juiste procedures Wm en Awb.
5
6
7
8
9
Minimaal prestatieniveau
Intrekking van een vergunning op * Beslissen tot geheel of gedeeltelijk verzoek van vergunninghouder (8.26 intrekken van de vergunning (8.26 Wm) Wm).
> toepassen toetsingskader 8.6, 8.8, 8.9 Wm; > toepassen juiste procedures Wm en Awb.
Vaststellen maatwerkvoorschrift voor * Beslissen tot vaststellen maatwerkinrichting die onder werkingssfeer voorschrift van AmvB valt (8.42 Wm)
> beoordelen gewenst beschermingsniveau omgeving; > toepassen juiste procedures Wm en Awb.
2
Taken, deeltaken, prestatieniveaus Vergunningverlening Taak Rechtsbeschermingsprocedures 10 (hfst. 20 Wm en 6 + 8 Awb)
Deeltaak
Minimaal prestatieniveau
Voeren van verweer tegen beroepschriften
Adviesprocedures
Uitbrengen van advies aan andere bestuursorganen die een vergunningaanvraag behandelen (hfst. 7 Ivb)
> beleidsmatig beslissen.
Rapportageplicht (21.1 Wm)
Opstellen verslag over beleid van bevoegd gezag m.b.t. uitvoering van vergunningverlening (21.1 Wm).
> ict: registratiesysteem inrichtingenbestand > ict: registratie vergunningworkflow en kentallen.
Verstrekking van gegevens omtrent IPPC aan Minister (21.2a Wm)
> ict: registratiesysteem inrichtingenbestand.
11
12
Taken, deeltaken, prestatieniveaus Handhaving Taak
Deeltaak
Minimaal prestatieniveau
Zorgdragen voor bestuursrechtelijke * Toezicht (afd 5.2 Awb) op: > Uitvoering van het Besluit kwalihandhaving van de voor de inrichting - wettelijke verbods- en gebodsbepa- teitseisen handhaving milieubeheer: lingen bij of krachtens Wm; - strategisch geldende voorschriften (18.2 Wm) - vergunningvoorschriften; - programmatisch - (maatwerk)voorschriften uit AmvB. - afgestemd met andere handhavende bestuursorganen. 1
2
Rapportageplicht (21.1 Wm)
* Toepassen sanctieinstrumenten: bestuursdwang, dwangsom.
> binnen wettelijke termijnen.
* Informeren OM over geconstateerde strafbare feiten (art. 162 Wetboek van Strafvordering)
> conform Aanwijzing > digitaal
Gegevens over bestuurlijk toezicht en > ict: registratiesysteem inrichtinsancties verzamelen en registreren genbestand Opstellen verslag over beleid van bevoegd gezag m.b.t. uitvoering van vergunningverlening (21.1 Wm).
Klachten m.b.t. de naleving van de geldende voorschriften door de inrichting behandelen (18.2 Wm).
> ict: registratie handhavingsworkflow en kentallen. > permanent bereikbare meldkamer voor ontvangst klachten en meldingen > ICT: registratiesysteem; > Protocol voor controle en afhandeling van de klacht.
3 Rechtsbeschermingsprocedures (hfst. Voeren van verweer tegen beroep4 20 Wm en 6 + 8 Awb) schriften Beslissen op een bezwaarschrift (7:1 Awb)
> binnen wettelijke termijnen > toepassen procedures Awb (hfst 6)
3
Taken, deeltaken, prestatieniveaus Handhaving
5
Taak
Deeltaak
Minimaal prestatieniveau
Handhavingsverzoek ex. Art. 18.14 Wm
Beoordelen van het handhavingsverzoek
> vaststellen feiten en toepasselijke regelgeving; > beoordelen noodzaak tot handhavend optreden.
Beslissen op het handhavingsverzoek > binnen wettelijke termijn van 4 of 6 weken (18.16 Wm); > toepassen procedures Wm en Awb
4
2.
NOODZAKELIJKE KENNIS
Voor zowel de uitoefening van vergunningverlening, als toezicht als handhaving is algemene kennis van de volgende wet en regelgeving noodzakelijk: •
Wet Milieubeheer
•
Milieueffectrapportage
•
Afvalstoffen
•
Wet Verontreiniging Zeewater
•
Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen
•
Grondwaterwet
•
Wet Bodembescherming
•
Meststoffenwet
•
Bestrijdingsmiddelenwet
•
Wet Milieugevaarlijke Stoffen
•
Wet Gevaarlijke Stoffen
•
Wet Geluidshinder
•
Luchtvaartwet
•
Wet op de Luchtverontreiniging
•
Kernenergiewet
•
Mijnwet
•
Ontgrondingenwet
•
Natuurbeschermingswet
•
Boswet
•
Destructiewet
•
Wet op de economische delicten
•
Europese richtlijnen zoals IPPC, NEC, de luchtkwaliteitrichtlijn en de kaderrichtlijn water
•
Internationaal milieurecht zoals het verdrag van Kyoto
•
Relevante provinciale en gemeentelijke verordeningen.
5
3.
ACHTERGROND BEREKENINGEN MAATLAT VERGUNNINGVERLENING
3.1
A LGEMENE AANNAMEN EN UITGANGSPUNTEN
Bij de berekeningen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd en aannamen gedaan: In paragraaf 4.2 is aangegeven dat er naar verwachting in 2008 45000 vergunningplichtige inrichtingen zijn. Daarvan vallen er 4.800 onder provinciaal gezag. Zoals gezegd zijn op basis van het overall bestand de bedrijfstakken over beide overheidsorganisaties verdeeld. Dit is niet geheel nauwkeurig in sommige bedrijfstakken geldt immers dat naar mate een onderneming groter is of gebruik maakt van een specifiek productieproces, zij onder provinciale verantwoordelijkheid valt. Op basis van dit bestand kunnen wij een redenering opbouwen over de vergunningverleningsopgave van een basis gemeente en een basis provincie. Eerst schetsen wij het geschatte inrichtingen pakket en daarna gaan we in op de voor dit pakket noodzakelijke capaciteit. Voor een inschatting van de benodigde capaciteit hebben wij ons gebaseerd op de gegevens die verschillende gemeenten, milieudiensten en provincies hebben aangeleverd. Hen is gevraagd om per type inrichting aan te geven hoeveel uur zij besteden aan 1 vergunning. Voor zover wij kunnen nagaan zijn daar de algemene taken die ook bij vergunningverlening horen zoals het bijhouden van het toetsingskader, vergunningenbeleid, programmering en voorlichtingsactiviteiten niet in verwerkt. De uren richten zich met andere woorden sec op het opstellen van de vergunning. Voor het omrekenen van uren naar fte zijn wij uitgegaan van 1600 werkbare uren per jaar hierbij is al rekening gehouden met vakantie en ziekteverzuim. Hiervan is naar schatting 75% direct productief. De andere 25% zijn improductief zoals bijvoorbeeld afdelingsoverleg, opleidingen, informatie ochtenden etcetera. Het aantal productieve uren per jaar komt daarmee op 1200 uur per jaar. 3.2
G EMEENTEN
Landelijk vallen er in 2008 afgerond 40.000 inrichtingen onder gemeentelijk gezag. Deze inrichtingen zijn als volgt over de milieucategorieën verdeeld. Tabel A Verdeling van vergunningplichtige inrichtingen over milieucategorieen Categorie
N
1
2.135
5
2
9.865
25
3
19.182
49
4
7.654
18
5
1.187
3
40.023
100
Totaal
%
6
In Nederland zijn 443 gemeenten. Uitgaande van een gelijke verdeling van de soorten inrichtingen over Nederland betekent dit per gemeente gemiddeld ongeveer 90 inrichtingen. Een gemeente met een dergelijk pakket noemen we een basisgemeente. Een basisgemeente heeft gebaseerd op landelijke verhoudingen een inrichtingenpakket dat er als volgt uitziet. Tabel B Vergunningverleningopgave basisgemeente Met 90 inrichtingen Categorie
%
Aantal inrichtingen
1
5
5
2
25
23
3
49
44
4
18
16
5
3
2
100
90
Totaal
Om te komen tot een berekening van de benodigde capaciteit om een voor een dergelijk takenpakket adequaat de vergunningverlening te kunnen doen is het van belang inzicht te hebben in de gemiddelde inzet per vergunning per categorie. Op basis van de gegevens van verschillende gemeenten is berekend hoeveel uur een gemeente gemiddeld besteed aan de vergunningverlening van 1 inrichting in de verschillende categorieën. In tabel C is de gemiddelde inzet per type inrichting per vergunning weergegeven. Uit de tabel blijkt dat de inzet groter wordt naar mate een inrichting complexer is. Tabel C Gemiddeld inzet per type inrichting per vergunning Categorie
Uren
1
25-30
2
30-35
3
35-50
4
40-60
5
70-115
Daarnaast moet rekening worden gehouden met de frequentie waarmee binnen een gemeente vergunningen worden vernieuwd. De ECWM heeft hiervoor een gewenste mutatiegraad van 10% vastgesteld. De mutatiegraad is het percentage verleende vergunningen of behandelde meldingen in verhouding tot het aantal vergunningplichtige respectievelijk meldingsplichtige bedrijven. Een gemeentelijke inrichting dient gemiddeld elke 10 jaar een nieuwe vergunning te krijgen.1 Dit betekent dat van de 90 inrichtingen van de basisgemeente jaarlijks 9 vergunningen worden aangepast.
1
ECWM p.32
7
In Tabel D is een overzicht opgenomen van de benodigde capaciteit per jaar. In de eerste kolom staat de milieucategorie van de inrichting. In de tweede kolom is het aantal vergunningen dat jaarlijks uit die categorie moet worden gemaakt opgenomen. Kolom drie geeft de normuren per inrichting. In kolom 4 wordt het aantal noodzakelijke uren (gelet op het aantal af te geven vergunningen) weergegeven. Tabel D Vergunningverlening basisgemeente Benodigde capaciteit in 1 jaar 1
2
3
4
Aantal af te geven vergunningen per jaar per categorie
Uur per Inrichting Totaal
Noodzakelijke uren
0,5
25-30
13-15
2
2,3
30-35
69-81
3
4,4
35-50
154-220
4
1,6
40-60
64-96
5
0,2
70-115
14-23
Categorie
1
Totaal 9
314-435
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
0.26- 0,36 fte
Een basis gemeente met een pakket van 90 inrichtingen dat gemiddeld van complexiteit is heeft dus 0.4 fte nodig om de vergunningverleningstaken te kunnen uitvoeren. Naar mate dit pakket omvangrijker is, is meer formatie nodig. Bij deze berekeningen zijn een aantal opmerkingen te maken. Allereerst gaat het gaat hier om uren die direct zijn te koppelen aan de vergunning. Denk hierbij aan het doornemen van een aanvraag, behandelen van vragen, opstellen vergunning, technisch onderzoek voor zover nodig etc. Capaciteit die wordt besteed aan algemene voorlichting en communicatie, up to date houden toetsingskader, interne advisering, programmering, monitoring en ontwikkeling vergunningbeleid is hierin niet verwerkt. We onderscheiden in onze berekeningen vooroverleg, voorlichting en communicatie en interne advisering en meer beleidsmatige activiteiten als het onderhouden van het toetsingskader. Wij menen dat bij een pakket van 90 inrichtingen 0.15 fte noodzakelijk is voor vooroverleg, voorlichting en communicatie en interne advisering. Bij een gemiddeld pakket inrichtingen zoals dat in Nederland gebruikelijk is. Als basis voor dit getal zijn wij er van uit gegaan dat de benodigde uren hiervoor toenemen afhankelijk van de complexiteit van de inrichting.2 De benodigde capaciteit varieert dus afhankelijk van de complexiteit van het inrichtingen pakket. Wij hebben de volgende verdeling gehanteerd:
2
Inschattig experts projectgroep
8
Tabel E: geschatte uren voor vooroverleg, communicatie, onderhoud toetsingskader en interne advisering Milieucategorie
Uren per inrichting
1
3
2
3
3
12
4
16
5
20
Ook hierbij is de mutatiegraad van de vergunningen van belang. Immers, een gemeente zal niet jaarlijks met alle vergunde bedrijven contact onderhouden. Omdat niet alle communicatie en vooroverleg direct gekoppeld zal zijn aan wijzigingen van vergunningen rekenen wij met het een mutatiegraad van 20%. Daarmee komen we uit op afgerond 0.2 fte noodzakelijke capaciteit voor vooroverleg, communicatie en interne advisering. Tabel F: Benodige uren voor vooroverleg, communicatie, toetsingskader, interne advisering voor alle inrichtingen Basisgemeente 90 inrichtingen Categorie
%
Aantal inrichtingen
Uren per inrichting
Benodigde cap in uren
1
5
5
3
15
2
25
23
3
69
3
49
44
12
528
4
18
16
16
256
5
3
2
20
40
100
90
3
Totaal
908/5=180 0.15 fte
Voor de andere meer beleidsmatige taken rekenen wij dat van 1 dag in de week (=0.2 fte) voldoende moet zijn. Naar mate het inrichtingenpakket groter wordt neemt deze taak meer tijd in beslag. Bijvoorbeeld de omvang van een monitoringssysteem wordt dan een stuk complexer. Daarom hebben wij de volgende oplopende schaal gehanteerd: Tabel G: Benodigde uren voor beleidscapaciteit Aantal inrichtingen
Fte beleidscapaciteit
0-90
0.2
90-250
0.4
250-500
0.6
500-1000
0.8
1000-2000
1.0
9
Alles overziend concluderen wij dat voor een basis gemeente met 90 inrichtingen met een gemiddelde diversiteit voor de uitvoering van de vergunningverleningtaken minimaal 0.8 (=0.4+ 0.2 +0.2) fte noodzakelijk is. Dit getal is exclusief de 25% overhead zoals deze binnen overheidorganisaties gebruikelijk is. Inclusief overhead gaat het om 1.0 fte.
Variatie in omvang Hoe ziet het beeld er uit als het pakket van een gemeente vele malen groter is dan 90 inrichtingen? Ter illustratie geven wij de omvang en de gewenste formatie van verschillende pakketten weer. Tabel H; in rapport tabel 8 Variatie in capaciteitsbehoefte gerelateerd aan aantal inrichtingen in pakket Modelgemeente 90
250
500
1000
2000
Vergunningverlening
0.4
1
2
4
8
Voorlichting, Communicatie, vooroverleg
0.15
0.4
0.8
1.6
3.2
Algemene beleidsmatige
0.2
0.4
0.6
0.8
1
0.8
2.8
3.4
6.4
12.2
1
3.5
4.25
8
15.25
taken Totaal Inclusief overhead
Naar mate de vergunningverlenende instantie groter is zijn naar verwachting schaalvoordelen te behalen. We hebben echter geen cijfers die dit gegeven illustreren. We schatten in dat deze schaalvoordelen pas op treden bij en substantieel pakket. Hierbij valt te denken aan een pakket met meer dan 1000 inrichtingen. Tegelijkertijd mag worden verwacht dat dan het pakket van algemeen beleidsmatige taken complexer is en dus meer tijd vraagt. Het opzetten van een monitoringssysteem is voor een klein pakket immers eenvoudiger dan voor een groot pakket.
Variatie in complexiteit Behalve in omvang kan het pakket van een gemeente ook varieren in complexiteit. Als een gemeente bijvoorbeeld alleen inrichtingen in categorie 1 en 2 heeft, ziet het beeld er als volgt uit Tabel I Vergunningverlening modelgemeente eenvoudig pakket:. met alleen categorie 1 en 2 inrichtingen Benodigde capaciteit in 1 jaar Categorie
Aantal af te geven vergunningen per jaar per categorie
Uur per Inrichting Totaal
Noodzakelijke uren
1
4.5
25-30
112.5-135
2
4.5
30-35
135- 157.5
Totaal 9
247.5- 292.5
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
0.2 fte
10
Tabel J Vergunningverlening basisgemeente , middelmatig pakket: alleen categorie 3 en 4 inrichtingen Benodigde capaciteit in 1 jaar Categorie
Aantal af te geven vergunningen per jaar per categorie
Uur per Inrichting Totaal
Noodzakelijke uren
3
4.5
35-50
157.5-225
4
4.5
40-60
180-270
Totaal 9
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
337.5-495
0.3-0.4
Tabel K Vergunningverlening basisgemeente, complex pakket: alleen categorie 5 Benodigde capaciteit in 1 jaar Categorie
Aantal af te geven vergunningen per jaar per categorie
5
Uur per Inrichting Totaal
9
Noodzakelijke uren
70-115
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
630-1035
Totaal 9
0.5-0.9 fte
Samengevat in 1 tabel is het beeld als volgt: Tabel L: Variantie benodigde capaciteit basisgemeente Voor vergunningverlening Basis
Eenvoudig
Middelmatig
Complex
vergunningplichtige inrichtingen
0.4
0.2
0.4
0.9
Voorlichting, communicatie, vooroverleg
0.15
0.05
0.1
0.3
Algemene beleidstaken
0.2
0.2
0.2
0.2
Totaal
0.75
0.45
0.7
1.4
Verhoging van de complexiteit verhoogt de benodigde vergunningverleningscapaciteit met 100%. Dit is met name het gevolg van de toename van het vooroverleg.
11
3.3
P ROVINCIES
De maatlat voor provincies is globaal gelijk aan die voor gemeenten zij het dat gewerkt wordt met andere normuren per categorie. In tabel 10 wordt aangegeven dat de provincies na invoering van het Activiteitenbesluit bevoegd gezag vormen voor 4800 inrichtingen. Tabel M Totaal aantal Vergunningplichtige inrichtingen onder provinciaal gezag 2008 Categorie
N
%
1
-
2
-
3
181
3
4
2.156
45
5/6
2.500
52
Totaal
4.837
100
In Nederland zijn 12 provincies. Per basisprovincie betekent dit 400 inrichtingen. Een basis provincie heeft gebaseerd op deze verhoudingen een pakket dat er als volgt uit ziet: Tabel N Vergunningverleningsopgave model provincie Categorie
N
%
1
-
2
-
3
12
3
4
180
45
5/6
208
52
Totaal
400
100
Het IPO werkt momenteel aan een onderzoek om tot de ontwikkeling van kengetallen te komen. Dit onderzoek is een vervolg op een kengetallen onderzoek bij de provincie Noord Holland. De ontwikkeling van de kengetallen in dit onderzoek is gebaseerd op de aard van de procedures die doorlopen worden: van relatief eenvoudig naar complex. Dit sluit ten dele aan bij de categorisering maar niet altijd. Ook een relatief lastig te handhaven organisatie (door onwillig management) valt vaker in de categorie complex terwijl de inrichting dat niet is. Daarnaast worden zaken meegerekend die in ons model niet worden meegenomen zoals bijvoorbeeld de activiteiten in het kader van het bodembeheer. Melding, goedkeuring van rapporten en adviezen en contact met de vergunninghouder worden in ons rekenmodel wel mee genomen maar niet in de normuren per inrichting opgenomen. Hoewel de basis redenering ons aanspreekt hebben we deze systematiek niet overgenomen omdat ze niet aansluit bij ons basis overzicht van inrichtingen. Anders gezegd: de indeling van inrichtingen laat zich niet goed koppelen met de indeling in procedures.
12
Helaas zijn er pas in de zomer resultaten te verwachten van het project. We hebben in onze cijfers wel de uren zoals deze zijn geraamd door Noord Holland verwerkt. Dit alles leidt tot de volgende tabel: Tabel O Inzet vergunningverlening basis provincie per inrichting Aantal af te geven vergunningen per jaar per categorie 1
-
2
-
3
1.2
Uur per Inrichting Totaal
Noodzakelijke uren
35-85
42-102
4
18
110-190
1.980-3.420
5
20.8
250-500
5.200-10.400
Totaal 40
7.222-13.922
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
6- 11.6 fte
Bij deze berekeningen zijn een aantal opmerkingen te maken. Allereerst gaat het gaat hier om uren die direct zijn te koppelen aan de vergunning. Denk hierbij aan het doornemen van een aanvraag, behandelen van vragen, opstellen vergunning, technisch onderzoek voor zover nodig etc. Capaciteit die wordt besteed aan algemene voorlichting en communicatie, up to date houden toetsingskader, interne advisering, programmering, monitoring en ontwikkeling vergunningbeleid is hierin niet verwerkt. Wij menen dat hiervoor bij een pakket van 400 inrichtingen fte noodzakelijk is. Wij menen dat bij een pakket van 400 inrichtingen 0. fte noodzakelijk is voor vooroverleg, voorlichting en communicatie en interne advisering. Bij een gemiddeld pakket inrichtingen zoals dat in Nederland gebruikelijk is. Als basis voor dit getal zijn wij er van uit gegaan dat de benodigde uren hiervoor toenemen afhankelijk van de complexiteit van de inrichting.3 Wij hebben de volgende verdeling gehanteerd: Tabel P: geschatte uren voor vooroverleg, communicatie, onderhoud toetsingskader en interne advisering Milieucategorie
Uren per inrichting
1 2 3
12
4
16
5
20
Ook hierbij is de mutatiegraad van de vergunningen van belang. Immers, een provincie zal niet jaarlijks met alle vergunde bedrijven contact onderhouden. Omdat niet alle communicatie en vooroverleg direct gekoppeld zal zijn aan wijzigingen van vergunningen rekenen wij met het een mutatiegraad van 30% Dit is een hoger percentage dan bij de gemeenten.
3
Inschattig experts projectgroep
13
Aanname is hier dat een complexer pakket ook hoe dan ook tot meer vooroverleg en communicatie leidt. Daarmee komen we uit op 0.8 fte noodzakelijke capaciteit voor vooroverleg, communicatie en interne advisering. Tabel Q: Benodige uren voor vooroverleg, communicatie, toetsingskader, interne advisering voor alle inrichtingen Model provincie 400 inrichtingen Categorie
%
Aantal inrichtingen
1
-
-
2
-
-
3
3
12
12
144
4
45
180
16
2.880
5
52
208
20
4.160
100
400
Totaal
Uren per inrichting
Totaal benodigde cap in uren
3.024/3= 1.000 u 0.8 fte
Voor de andere meer beleidsmatige taken rekenen wij dat (vergelijkbaar met de gemeente) van 0.6 fte in de modelprovincie voldoende moet zijn. We gaan ervan uit dat hiervoor meer capaciteit nodig is wanneer de omvang van het pakket toeneemt en hanteren de volgende oplopende schaal. Deze verschilt van de gemeente omdat we aannemen dat een veel complexer pakket ook meer beleidsmatig werk met zich mee brengt Tabel R: Benodigde uren voor beleidscapaciteit Aantal inrichtingen
Fte beleidscapaciteit
0-400
0.6
400-1000
1.2
1000-2000
2.4
Alles overziend concluderen wij dat voor een basis provincie met 400 inrichtingen met een gemiddelde diversiteit voor de uitvoering van de vergunningverleningtaken minimaal 7- 13 fte noodzakelijk is. Dit getal is exclusief de 25% overhead zoals deze binnen overheidorganisaties gebruikelijk is. Inclusief overhead gaat het om 8.75-16.25 fte.
Variatie in omvang De omvang van het inrichtingenpakket van de provincies kan variëren. Volgens de cijfers uit de IPO rapportage vergunningverlening en handhaving liep het pakket in 2005 uiteen van 109 inrichtingen (Flevoland) tot 1320 inrichtingen (Zuid Holland). Met de invoering van het Landbouwbesluit en het Activiteitenbesluit komt hier een lichte verschuiving in. De verhoudingen (tussen de aantallen binnen de verschillende milieucategorieën) blijven grofweg gelijk.
14
In tabel S is in beeld gebracht welke variatie van capaciteitsbehoefte bestaat wanneer de pakketten in omvang variëren terwijl de complexiteit gelijk blijft. In de berekeningen is er van uit gegaan dat bij gelijkblijvende complexiteit de inzet voor het bijhouden van het toetsingskader, programmering, monitoring, en evaluatie gelijk blijft. Deze taak vergt pas meer inspanning als ook de complexiteit van het inrichtingen pakket toeneemt. Tabel S Variatie in capaciteitsbehoefte gerelateerd aan aantal inrichtingen in pakket basisprovincie Voor de uitoefeening vergunningverleningstaken Wm 100
400
500
1.000
1.500
1.5-2.9
6-11.6
7.5-14.5
15-29
22.5-43.5
Voorlichting, Communicatie, vooroverleg
0.2
0.8
1.0
2.0
3.0
Algemene beleidsmatige
0.6
0.6
1.2
2.4
2.4
Vergunningverlening
taken Totaal
2.3-3.7
7.4-13
9.7-16.7
19.4-33.4
27.9-48.9
Totaal inclusief overhead
2.9-4.6
9.25-16.25
12.1-20.8
24.2-41.7
34.8-61.1
Variatie in complexiteit Het inrichtingenpakket van de provincie loopt minder uiteen dan dat van een gemeente. Toch kan ook hier nog sprake zijn van variatie die de capaciteitsbehoefte behoorlijk beïnvloedt. De belangrijkste factor hiervoor is het aantal categorie 5 bedrijven dat een provincie onder haar hoede heeft. Voor grote ondernemingen heeft een vergunningverlener vaak fulltimers in dienst. Deze bedrijven zijn bekend onder de aanduiding TOP bedrijven. Voor elk TOP bedrijf in het pakket moet bovenop de basis bezetting 1 fte extra worden gerekend. Bovendien neemt met de toename van de complexiteit de benodigde capaciteit voor vooroverleg en communicatie fors toe.
15
4.
KWALITEITSCRITERIA MILIEUHANDHAVING
Procesblok
Kwaliteitscriteria
Elementen
1. Doelen en condities
1.1 Probleemanalyse
a) Alle inrichtingsgebonden en niet-inrichtingsgebonden taken en objecten. b) Alle (taakgebonden) milieuproblemen. c) De mogelijke effecten van potentiële en feitelijke overtredingen. d) Kansen op overtredingen. e) Risico-inventarisatiekaart.
1.2 Prioriteitenstelling en meetbare doelstellingen
a) Prioriteiten, rekening houdend met de probleemanalyse (1.1) en met evaluaties (4.4). b) Een omschrijving van het doel van de handhaving per beleidsveld; c) Meetbare indicatoren voor alle doelstellingen, inclusief afspraken over monitoring van die indicatoren; d) Transparantie over de gehanteerde prioriteringsmethodiek; e) Doelstellingen formuleren gericht op naleefgedrag en milieuwinst.
1.3 Borging personele en financiële middelen
a) Een inzichtelijke systematiek waarbij een verbinding wordt gelegd tussen de bestuurlijk vastgestelde handhavingprioriteiten en –doelstellingen (1.2) en de daarvoor benodigde inzet van personeel en middelen (3.2); b) Het in de begroting vastleggen van die personele en financiële middelen.
1.4 Organisatorische condities
a) Een scheiding tussen vergunningverlening en handhaving op personeelniveau; b) Een roulatiesysteem voor handhavers bij inrichtingen waarmee een vaste handhavingrelatie bestaat; c) Het op schrift vastleggen van de bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden; d) Een bereikbaarheidsregeling voor buiten kantooruren; e) Het schriftelijk vastleggen van de aansturing van buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s), (indien van toepassing); f) Regelingen voor het uitbesteden van handhavingstaken (idem); g) Scheiding vergunningverlening/handhaving op organisatieniveau.
16
Procesblok
Kwaliteitscriteria
Elementen
2. Strategie en
2.1 Nalevingsstrategie
a) Een handhavingstrategie, bestaande uit:
werkwijze
• Een toezichtstrategie conform 2.2; • Een sanctiestrategie conform 2.3; • Een gedoogstrategie conform 2.4; • Een strategie voor inzet van overige instrumenten, niet zijnde handhaving. 2.2 Toezichtsstrategie
a) Bezoeken ter plaatse, inclusief de voorbereiding b) Routinematige bezoeken c) Incidentele bezoeken naar aanleiding van klachten, meldingen, ongevallen en/of incidenten d) Incidentele bezoeken naar aanleiding van (wijzigingen in de) vergunningverlening e) De controle van administratieve bescheiden f) Het toezicht op het bereiken van milieukwaliteitsnormen g) Onderzoek en verificatie van de eigen controlemaatregelen die door of ten behoeve van inrichtinghouders worden uitgevoerd h) Het geven van voorlichting aan de inrichtinghouder i) De rapportage over de resultaten van het toezicht j) Het uitvoeren van diepteonderzoeken in de vorm van audits of quick scans.
2.3 Sanctiestrategie
a) Een op elkaar afgestemd bestuursrechtelijk – strafrechtelijk optreden tegen overtreding van de gestelde milieunormen; b) Een passende reactie op geconstateerde overtredingen en een stringentere reactie bij voortduring van de overtreding; c) Een regeling voor optreden tegen overtredingen door de eigen organisatie en andere overheden; d) Transparantie over te stellen termijnen voor het opheffen van (standaard)overtredingen en over de zwaarte van sancties daarvoor.
2.4 Gedoogstrategie
a) Een uitdrukkelijke onderschrijving van de terminologie, inhoud en procedure van het landelijk beleidskader gedogen.
2.5 Interne en externe afstemming
De interne afstemming omvat ten minste: a) Afstemming met vergunningverlening; b) Afstemming met overige relevante organisatieonderdelen. De externe afstemming omvat ten minste: c) Het maken van afspraken in het kader van de bestuursovereenkomsten d) Het maken van afspraken over gevallen waarin meerdere organisaties tegelijkertijd handhavingbevoegd zijn
17
Procesblok
Kwaliteitscriteria
Elementen e) Het maken van afspraken over gevallen waarin meerdere organisaties na elkaar handhavingbevoegd zijn (ketenbeheer) f) Gezamenlijke programmering.
3. Uitvoering
2.6 Protocollen en werkinstructies
a) Een uitwerking in procedures en/of werkinstructies van alle in § 2.1 tot en met § 2.5 genoemde verplichte elementen b) Handhavinguitvoeringsmethoden (HUM’s) c) Toezichtplannen.
2.7 Protocollen voor communicatie, informatiebeheer en informatieuitwisseling
a) De communicatie over toezichtresultaten, sancties en gedoogbesluiten;
3.1 Handhavingsuitvoeringsprogramma
a) Een duidelijke verbinding met de onder 1.2 gestelde prioriteiten en doelstellingen; b) Een weergave van de concrete handhavingactiviteiten en de bijbehorende capaciteit; c) De uitwerking van het handhavinguitvoeringsprogramma in een concrete werkplanning voor alle betrokken organisatieonderdelen; d) Werkplanning op medewerkerniveau.
3.2 Omvang van de handhavingcapaciteit
a) Inzicht in de daadwerkelijk beschikbare capaciteit;
3.3 Kwaliteit van de handhavingcapaciteit
a) Inzicht in de benodigde deskundigheid in termen van kennis, houding en vaardigheden;
b) Het informatiebeheer van toezichtsresultaten, sancties en gedoogbesluiten; c) De operationele informatie-uitwisseling intern en met andere handhavingorganisaties van toezichtsresultaten, sancties en gedoogbesluiten.
b) Voldoende capaciteit voor uitvoering van het onder 3.1 genoemde handhavinguitvoeringsprogramma.
b) Een opleidingsplan, inclusief vastlegging van de tijd en financiële middelen die voor de uitvoering hiervan nodig zijn; c) Functieprofielen en personeelsinformatieplan; d) Het periodiek toetsen van het gewenste deskundigheidsniveau. 3.4 Uitvoeringsondersteunende voorzieningen
a) Een geautomatiseerd systeem voor planning, programmering en voortgangsbewaking van de handhavingstaak; b) Een geautomatiseerd systeem voor de registratie en monitoring van zowel de inrichtingsgebonden als de nietinrichtingsgebonden handhavingstaak; c) Die voorzieningen, die informatietechnisch, milieutechnisch, juridisch en administratief nodig zijn voor de uitvoering van de handhavingstaak; d) Een goede staat van onderhoud en kalibratie van de apparatuur en de instrumenten die worden gebruikt.
18
Procesblok
Kwaliteitscriteria
Elementen
4 Evaluatie
4.1 Kwaliteitsborging
a) Een procesbeschrijving van de wijze waarop handhavers de werkzaamheden dienen uit te voeren; b) Toetsingswijze voor borging van de uitvoering van de procesbeschrijvingen; c) Verbeteringsmechanismen waarmee bijstelling van procesbeschrijvingen mogelijk wordt gemaakt; d) Kwaliteitscoördinator en kwaliteitszorgsysteem; e) Externe toetsing; f) Certificering.
4.2 Monitoring
a) Monitoring van de eigen indicatoren bij doelstellingen en/of prioriteiten; b) De monitoring van de resultaten van de handhavingactiviteiten in termen van aantallen ten aanzien van minimale indicatoren: • Uitgevoerde controles; • Geconstateerde overtredingen; • Bestuursrechtelijk optreden (sancties); • Strafrechtelijk optreden (sancties). c) Koppeling monitoring aan kwaliteitsborging. Procesblok Kwaliteitscriteria Elementen
4.3 Verantwoording van inzet, prestaties en resultaten
a) Een rapportage van de eigen indicatoren bij de, binnen de organisatie, geformuleerde doelstellingen en/of prioriteiten; b) Een rapportage van de afspraken die in het kader van de bestuursovereenkomsten zijn gemaakt; c) Evaluatie van de handhavingresultaten uitmondend in verbeteringen ten aanzien van de handhaving(beleids)cyclus; d) Terugkoppeling van resultaten en aanbevelingen; e) Publieksversie van het verantwoordingsrapport.
4.4 Vergelijking en auditing
a) De handhavingorganisatie vergelijkt zich met collega’s; b) Benchmarking als taak van de handhavingsregisseur
19
5.
ACHTERGRONDBEREKENINGEN MAATLAT HANDHAVING
5.1
U ITGANGSPUNTEN
Ook voor de handhavingsopgave gaan wij uit van het overall inrichtingen bestand zoals dat is ontwikkeld in het kader van het onderzoek “Vergunningplichtige Activiteiten naar algemene Regels. Zie tabel 2 op pagina 21. De toezicht en handhaving richt zich op het totaal aantal inrichtingen. In 2008 zijn naar verwachting 45000 inrichtingen vergunningplichtig. Aangenomen dat het totaal aantal inrichtingen gelijk blijft zijn er 400.000 – 45.000= 355.000 inrichtingen die niet vergunningplichtizijn. Deze bedrijven vallen onder algemene regels en zijn meldingsplichtig. Over het algemeen gaat het om bedrijven die onder gemeentelijk gezag vallen. Op deze bedrijven dient wel toezicht te worden gehouden en daaruit kan ook handhaving voortvloeien. Het gaat daarbij in hoofdzaak om bedrijven die nu onder AMvB en straks onder het Activiteitenbesluit vallen. Met de invoering van de het Activiteiten besluit komen er ook meldingsplichtige bedrijven voor de provincie bij. Nu doet de provincie enkel de handhaving van vergunningplichtige inrichtingen. Concreet ziet de toezicht en handhavingsopgave er dan als volgt uit: Tabel A Toezicht en handhavingsopgave landelijk beeld Totaal
Gemeente
Provincie
Totaal
400.000
Vergunningplichtig
45.000
40.000
4.800
Algemene regels
355.000
354.200
800
Basis gemeente
Basis provincie
Vergunningplichtig
90
420
Algemene regels
800
67
Op basis van dit bestand kunnen wij een redenering opbouwen over de handhavingsopgave van een basis gemeente en een basis provincie. Eerst schetsen wij het geschatte inrichtingen pakket en daarna gaan we in op de voor dit pakket noodzakelijke capaciteit. 5.2
G EMEENTEN
Voor een inschatting van de benodigde capaciteit hebben wij ons gebaseerd op de gegevens die verschillende gemeenten, milieudiensten en provincies hebben aangeleverd. Hen is gevraagd om per type inrichting aan te geven hoeveel uur zij besteden aan toezicht en controle en eventuele follow up. Op basis van deze cijfers komen we vervolgens tot de maatlat voor handhaving van de Wet Milieu beheer. Om de variatie aan te geven zijn daarnaast tabellen voor gemeenten met een pakketten van verschillende omvang opgenomen.
20
In Nederland zijn 443 gemeenten. Per gemeente betekent dit gemiddeld ongeveer 90 inrichtingen. Een basisgemeente heeft gebaseerd op de landelijke verhoudingen een inrichtingenpakket dat er als volgt uitziet. Tabel B opgave toezicht en handhaving basisgemeente Vergunningplichtige inrichtingen Categorie
%
Aantal inrichtingen
Controle frequentie
Aantal te controleren per jaar
1
5
5
Eenmaal in de tien jaar
0,5
2
25
23
Eenmaal in de vijf jaar
5
3
49
44
Eenmaal in de twee jaar
22
4
18
16
Eenmaal per jaar
16
5
3
2
Eenmaal per jaar
2
100
90
Totaal
58,5
Verschillende gemeenten hebben aangegeven hoeveel uur zij besteden 1 inrichting verdeeld over de verschillende categorieën. Gekoppeld aan ons basis inrichtingen bestand leidt dit tot de volgende handhavingsopgave voor een basis gemeente. Tabel C Benodigde capaciteit voor toezicht en handhaving basisgemeente Aantal controles per jaar
Uur per controle Totaal
Noodzakelijke uren voor controle
Noodzakelijk uren follow up
1
0,5
5
2
5
9
3
22
17
374
5- 16
110-352
4
16
20
320
8- 16
128-256
5
2
40
80
8-16
16-32
5
821.5
Totaal 58,5
2,5
uren voor follow up
45
4-12
2-6
4- 14
20-70
276-716
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
1097-1537 0.9-1.3 fte
Uit deze tabellen kan worden afgeleid dat een basisgemeente minimaal 0.9 fte nodig heeft voor de uitvoering van de noodzakelijke controles en het afhandelen van de mogelijke follow up van vergunningplichtige inrichtingen. Het gaat hier om uren die direct zijn te koppelen aan toezicht en handhaving. Denk hierbij aan het afleggen van bezoeken, het verrichten van metingen en uitvoeren van controles etc. Capaciteit besteed aan algemene voorlichting en communicatie, up to date houden toetsingskader en handhavingsstrategie, interne advisering, programmering, monitoring en ontwikkeling handhavingbeleid is dan nog niet verwerkt. Wij menen dat hiervoor bij een pakket van 90 inrichtingen 0.5 fte noodzakelijk is. Daarbij gaan wij uit van 3 uur per inrichting voor algemene voorlichting en communicatie.
21
Voor de meer beleidsmatige taken rekenen wij 0.3 fte4 deze loopt op naar mate de omvang van het takenpakket toeneemt. Inclusief overhead komen we daarmee op een minimale capaciteit van 2.1 fte. Daar bovenop heeft de gemeente nog capaciteit nodig voor het houden van toezicht op de niet vergunningplichtige inrichtingen. We hebben al geconstateerd dat het in een basisgemeente om grofweg 800 inrichtingen gaat. Het gaat hierbij over het algemeen om inrichtingen uit de wat hogere categorieën : 3, 4 en 5. We mogen aannemen dat de meldingen die deze bedrijven indienen redelijk complex zijn en dat in een aantal gevallen nadere controle nodig is. Niettemin gaan wij er vanuit dat deze bedrijven door de bank genomen minder vaak worden bezocht dan wel vergunningplichtige bedrijven. Voor vergunningplichtige bedrijven in categorie 3 geldt een controle frequentie van eens per 2 jaar. Als uitgangspunt wordt daarom uitgegaan van een controle frequentie van eens per 3 jaar en een inzet 17 uren per melding (dit is het aantal uren dat nu als norm wordt gehanteerd voor 1 controle categorie 3). Voor de modelgemeente is daarom 800/3*17= (afgerond) 4500 uur noodzakelijk. In de berekeningen hebben wij dit gegeven als constante meegenomen omdat er geen gegevens beschikbaar zijn over de potentiele verhoudingen tussen het aantal vergunningplichtige en het aantal niet vergunningplichtige inrichtingen in een gemeente. Dit zou nader onderzocht moeten worden. Bij handhaving is daarnaast het nalevingsgedrag in de betreffende gemeenten van belang. Bij een redelijke naleving hoort beperkte follow up. Indien er vaak overtredingen worden geconstateerd kan hieruit veel meer werk volgen.
Variantie in omvang Afhankelijk van de omvang van het inrichtingenpakket varieert de noodzakelijke capaciteit. Onderstaand is de benodigde capaciteit van inrichtingenpakketten van verschillende omvang maar gelijke complexiteit weergegeven. Tabel D Variatie in capaciteitsbehoefte gerelateerd aan aantal inrichtingen in pakket basisgemeente 90
250
500
1.000
2.000
Toezicht en handhaving vergunningplichtige inrichtingen
0.9
2.5
5
10
20
Toezicht en handhaving inrichtingen onder algemene regels
3.7
3.7
3.7
3.7
3.7
Voorlichting, Communicatie,
0.2
0.6
1.25
2.5
5
Beleid, programmering, monitoring
0.3
0.4
0.5
Totaal
5.1
7.2
10.45
16.9
29.7
6.4
9
13
21.1
37.1
Totaal inclusief overhead
0. 7
1
Dit is een iets hoger getal dan bij vergunningverlening omdat we er vanuit gaan dat juist het ontwikkelen van toezicht en handhavingsbeleid en de daarbij behorende strategie meer tijd vraagt. 4
22
Eerder in dit rapport hebben wij de verschillende specialismen geschetst die nodig zijn om het beschreven prestatieniveau te halen. Het moge duidelijk zijn dat deze verschillende competenties niet verenigbaar zijn in 1 persoon. Van enige borging is dan geen enkele sprake. Wij hebben aangeven dat naar ons idee, gelet op de verschillende competenties en de noodzakelijke borging een inbedding van de vergunningverleningscapaciteit in een bredere organisatie nodig is.
Variatie in complexiteit Behalve in omvang kan het pakket van een gemeente ook variëren in complexiteit. Als een gemeente bijvoorbeeld alleen inrichtingen in categorie 1 en 2 heeft, ziet het beeld er als volgt uit: Tabel E: Toezicht en handhaving gemeente met alleen categorie 1 en 2 inrichtingen Vergunningplichtige inrichtingen Categorie
%
Aantal inrichtingen
Controlefrequentie
1
50
45
Eenmaal in de tien jaar
4.5
2
50
45
Eenmaal in de vijf jaar
4.5
100
90
Totaal Aantal controles per jaar
Uur per controle Totaal
Noodzakelijke uren voor controle
Aantal te controleren per jaar
9 uren voor follow up
Noodzakelijk uren follow up
1
4.5
5
22.5
4/ 12
18-54
2
4.5
9
40.5
4/ 14
18-63
14
63
Totaal 9
36-117
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
99-117 0.01 fte
Een basis gemeente met alleen categorie 3 en 4 inrichtingen kent het volgende beeld: Tabel F: Toezicht en handhaving gemeente met alleen categorie 3 en 4 inrichtingen Vergunningplichtige inrichtingen Categorie
%
Aantal inrichtingen
3
50
45
Eenmaal in de twee jaar
4
50
45
Eenmaal per jaar
100
90
Totaal
Controlefrequentie
Aantal te controleren per jaar 22.5 45 67.5
23
Aantal controles per jaar
Uur per controle Totaal
Noodzakelijke uren voor controle
Uren voor follow up
Noodzakelijk uren follow up
3
22.5
17
382.5
5/ 16
112.5-360
4
45
20
900
8/ 16
360-720
Totaal 67.5
1282.5
472.5-1080
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
1755-2362.5 1.5- 1.9 fte
Een basis gemeente met alleen categorie 5 inrichtingen heeft de volgende capaciteit nodig: Tabel G: Toezicht en handhaving gemeente met alleen categorie 5 inrichtingen Vergunningplichtige inrichtingen Categorie
%
Aantal inrichtingen
5
100
90
Totaal
100
90
Aantal controles per jaar 5
90
Controle frequentie
Aantal te controleren per jaar
Eenmaal per jaar
90
Uur per controle Totaal
Noodzakelijke uren voor controle
uren voor follow up
Noodzakelijk uren follow up
40
3600
8/16
720-1440
Totaal 90
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
4320-5040 3.6 en 4.2 fte
Samengevat in 1 tabel is het beeld als volgt: Tabel H Variantie benodigde capaciteit basisgemeente Voor toezicht en handhaving Basis
Eenvoudig
Toezicht vergunningplichtige inrichtingen
o.9
0.01
Toezicht inrichtingen die vallen onder algemene regels.
3.7
Communicatie en voorlichting
Middelmatig
Complex
1.5-1.9
3.6-4.4
3.7
3.7
3.7
0.2
0.2
0.2
0.2
Beleid, programmering, monitoring
0.3
0.3
0.3
0.3
Totaal
5.1
4.2
5.7-6.1
7.8-8.6
De berekende capaciteit voor een basis gemeente is echt minimaal en sluit dicht aan bij een relatief eenvoudig pakket. Zo gauw de complexititeit van het pakket groter wordt gaat de capaciteitsbehoefte fors omhoog. Een complex pakket vergt grofweg twee keer zoveel capaciteit als een eenvoudig pakket.
24
5.3
P ROVINCIES
Vertrekpunt bij de berekening van de benodigde capaciteit voor toezicht en handhaving is het totaal van 4800 inrichtingen onder bevoegd gezag. Zie tabel 4. Een basis provincie heeft dus 400 inrichtingen onder zijn gezag. Verdeeld over de verschillende categorieën (afgeleid van de landelijke cijfers) leidt dit tot het volgende beeld. Tabel 20 Toezicht en handhaving opgave basisprovincie Vergunningplichtige inrichtingen Categorie
%
Aantal inrichtingen
Controlefrequentie
3
3
12
4
45
180
Eenmaal per jaar
180
5
52
208
Eenmaal per jaar
208
100
400
Totaal
Eenmaal in de twee jaar
Aantal te controleren per jaar 6
394
De schatting van de noodzakelijke uren per controle is wederom gebaseerd op de cijfers van het kengetallen onderzoek in Noord Holland. In de cijfers is reeds rekening gehouden met de potentiele follow up. Benodigde capaciteit provincies Aantal controles per jaar
Uur per controle Totaal
Noodzakelijke uren voor controle en follow up
18-50
128-300
3
6
4
180
60-100
10.800- 18.000
5
208
150-174
31200-36.192
Totaal
42.128-54.492
Omgerekend; 1 fte = 1200 uur
35.1- 45.4 fte
Uit deze tabellen kan worden afgeleid dat een basisprovincie minimaal 35-45 fte nodig heeft voor de uitvoering van de noodzakelijke controles en het afhandelen van de mogelijke follow up van vergunningplichtige inrichtingen. Het gaat hier om uren die direct zijn te koppelen aan toezicht en handhaving. Denk hierbij aan het afleggen van bezoeken, het verrichten van metingen en uitvoeren van controles etc. Capaciteit besteed aan algemene voorlichting en communicatie, up to date houden toetsingskader en handhavingsstrategie, interne advisering, programmering, monitoring en ontwikkeling handhavingbeleid is hierin niet verwerkt. Wij menen dat hiervoor bij een pakket van 400 inrichtingen 1.4 fte noodzakelijk is. Daarbij gaan wij uit van 3 uur per inrichting voor algemene voorlichting en communicatie. Voor de meer beleidsmatige taken rekenen wij 0.4 fte. Inclusief overhead komen we daarmee op een minimale capaciteit van 1.25* (36.5- 46.9fte)= 45.6-58.6 fte.
25
Daar bovenop heeft de provincie nog capaciteit nodig voor het houden van toezicht op de niet vergunningplichtige inrichtingen. Deze taak is voor de provincie beperkt in omvang. Naar verwachting ontstaan bij de invoering van het Activiteitenbesluit 800 meldingplichtige bedrijven over provinciaal gezag. Voor een basis provicie is dat dus hooguit 10 inrichtingen.Vooralsnog lijkt deze taak zeer beperkt in omvang en is daarom niet in de berekeningen meegenomen
Variatie in omvang De omvang van het inrichtingenpakket van de provincies kan variëren. Volgens de cijfers uit de IPO rapportage vergunningverlening en handhaving liep het pakket in 2005 uiteen van 109 inrichtingen (Flevoland) tot 1320 inrichtingen (Zuid Holland). Met de invoering van het Landbouwbesluit en het Activiteitenbesluit komt hier een lichte verschuiving in. De verhoudingen (tussen de aantallen binnen de verschillende milieucategorieën) blijven grofweg gelijk. In tabel 21 is in beeld gebracht welke variatie van capaciteitsbehoefte bestaat wanneer de pakketten in omvang varieren terwijl de complexiteit gelijk blijft. Tabel 21 Variatie in capaciteitsbehoefte gerelateerd aan aantal inrichtingen in pakket basisprovincie Voor de uitoefening vergunningverleningstaken Wm Basis
100
500
1.000
1.500
Toezicht en handhaving
35.1-45.4
8.7-11.3
43.5- 56.7
87-113.4
130.5 -170.1
Voorlichting, Communicatie
1
0.3
1.25
2.5
3.75
Beleid, programmering, monitoring
0.4
0.1
0.5
0.7
0.9
Totaal
36.5-46.8
9.1 - 11.7
45.2-58.4
90.2-116.6
134.6-174.7
Totaal inclusief overhead
45.6-58.5
11.4- 14.6
56.5- 73
112.8-145.7
168.2-218.4
Variatie in complexiteit Het inrichtingenpakket van de provincie loopt minder uiteen dan dat van een gemeente. Toch kan ook hier nog sprake zijn van variatie die de capaciteitsbehoefte behoorlijk beïnvloedt. De belangrijkste factor hiervoor is het aantal categorie 5 bedrijven dat en provincie onder haar hoede heeft. Voor grote ondernemingen heeft een vergunningverlener vaak fulltimers in dienst. Deze bedrijven zijn bekend onder de aanduiding TOP bedrijven. Voor elk TOP bedrijf in het pakket moet naar ons idee bovenop de basis bezetting 1 fte extra worden gerekend.
26
6.
REGELINGEN DIE VALLEN ONDER DE WM
27
28
29
7.
OVERZICHT EUROPESE MILIEURICHTLIJNEN DIE BETREKKING HEBBEN OP INRICHTINGEN
Richtlijn
Implementatie
Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn)
• Natuurbeschermingswet
Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (MER-richtlijn)
• Wet milieubeheer
Richtlijn 87/217/EEG inzake voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest
• Asbestbesluit Milieubeheer
• Besluit milieu-effectrapportage
• Regeling grenswaarden voor asbest Wet verontreiniging oppervlaktewateren • Asbestverwijderingsbesluit
Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater
• Wet milieubeheer • Wet verontreiniging oppervlaktewateren • Lozingenbesluit Wvo stedelijk afvalwater
Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn)
• Natuurbeschermingswet
Richtlijn 92/112/EEG tot vaststelling van de procedure voor de harmonisatie van de programma's tot vermindering en uiteindelijke algehele opheffing van de verontreiniging door afval van de titaandioxide-industrie
• Regeling grenswaarden sulfaat en chloride bij lozingen door de titaandioxide-industrie
Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde pre• Wet milieubeheer ventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC• Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (in richtlijn) ontwikkeling) • Wet verontreiniging oppervlaktewateren • Inrichtingen en vergunninenbesluit milieubeheer • Regeling aanwijzing BBT-documenten Richtlijn 96/62/EG inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit Dochterrichtlijnen: • Richtlijn 1999/30/EG betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht
• Wet milieubeheer • Besluit uitvoering EG-kaderrichtlijn lucht • Besluit luchtkwaliteit
• Richtlijn 2000/69/EG betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht • Richtlijn 2002/3/EG betreffende ozon in de lucht
30
Richtlijn
Implementatie
• Richtlijn 2004/107/EG betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycylische aromatische koolwaterstoffen in de lucht Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (Seveso IIrichtlijn)
• Wet milieubeheer • Wet rampen en zware ongevallen • Arbeidsomstandighedenwet • Besluit risico’s zware ongevallen • Besluit externe veiligheid inrichtingen • Besluit rampenbestrijdingsplannen inrichtingen
Richtlijn 2001/80/EEG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (LCP-richtlijn)
• Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A
Richtlijn 2003/87 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten
• Wet milieubeheer • Besluit handel in emissierechten
• Richtlijn 2006/11/EG betreffende de veront- • Wet verontreiniging oppervlaktewateren reiniging veroorzaakt door bepaalde gevaar- • Besluit vierjaarlijks bezien van lozingsvergunlijke stoffen die in het aquatisch milieu van ningen de Gemeenschap worden geloosd (codifica• Wet Milieubeheer tie 76/464) • Waterwet (in ontwikkeling) • Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid Dochterrichtlijnen: • Richtlijn 82/176/EEG betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van de sector elektrolyse van alkalichloriden • Richtlijn 83/513/EEG betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van cadmium
• Regelen met betrekking tot grenswaarden voor kwik
• Regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewateren • Regeling grenswaarden voor cadmium in afvalwater • Regeling tijdelijke vergunning voor lozing van zwartelijststoffen
• Richtlijn 84/156/EEG betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van andere industriële sectoren dan de elektrolyse van alkalichloriden.
• Regelen met betrekking tot grenswaarden voor kwik • Regeling tijdelijke vergunning voor lozing van zwartelijststoffen
31
Richtlijn
Implementatie
• Richtlijn 84/491/EEG betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van hexachloorcyclohexaan.
• Regelen grenswaarden voor hexachloorcyclohexaan
• Richtlijn 86/280/EEG betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van bepaalde onder lijst I van de bijlage van Richtlijn 76/464/EEG vallende gevaarlijke stoffen
• Regeling grenswaarden voor DDT in afvalwater
• Richtlijn 88/347 inhoudende wijziging van bijlage II van Richtlijn 86/280 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van bepaalde onder lijst I van de bijlage van Richtlijn 76/464 vallende gevaarlijke stoffen
• Regeling tijdelijke vergunning voor lozing van zwartelijststoffen
• Regeling grenswaarden voor PCP in afvalwater • Regeling grenswaarden voor tetra in afvalwater • Regeling tijdelijke vergunning voor lozing van zwartelijststoffen • Regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewateren • Regeling grenswaarden voor chloroform in afvalwater • Regeling grenswaarden voor drins in afvalwater • Regeling grenswaarden voor HCB in afvalwater • Regeling grenswaarden voor HCBD in afvalwater
• Richtlijn 90/415 inhoudende wijziging van bijlage II van Richtlijn 86/280 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van bepaalde onder lijst I van de bijlage van Richtlijn 76/464 vallende gevaarlijke stoffen
• Regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewateren • Regeling grenswaarden voor EDC in afvalwater • Regeling grenswaarden voor PER in afvalwater • Regeling grenswaarden voor TCB in afvalwater • Regeling grenswaarden voor TRI in afvalwater
• Voorstel voor een richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van waterbeleid (COM(2006)398) Richtlijn 2006/12/EG betreffende afvalstoffen (codificatie Kaderrichtlijn afvalstoffen 75/442)
• Wet milieubeheer • Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen • Regeling Europese afvalstoffenlijst • Landelijk afvalbeheerplan
‘Dochterrichtlijnen’: • Richtlijn 75/439/EEG inzake de verwijdering van afgewerkte olie
• Besluit inzamelen afvalstoffen • Besluit organisch halogeengehalte brandstoffen • Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen
32
Richtlijn
Implementatie
• Richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen
• Wet milieubeheer
• Richtlijn 99/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen
• Regeling Europese afvalstoffenlijst • Wet bodembescherming • Stortbesluit bodembescherming • Besluit stortplaatsen en stortverboden • Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land
• Richtlijn 2000/53 betreffende autowrakken
• Besluit beheer autowrakken
• Richtlijn 2000/76/EG betreffende de verbranding van afval
• Besluit verbranden afvalstoffen
• Richtlijn 2002/96 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
• Besluit beheer elektrische en elektronische apparaten
Verordening (EG) nr. 166/2005 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (E-PRTR)
33
8.
KNELPUNTEN VAN EN OPLOSSINGEN VOOR HET BORGEN VAN INTERNATIONALE VERPLICHTINGEN
Beleidsfase
Knelpunt
Oplossingen
Totstandkoming Weinig inbreng vanuit decentrale Europese regelge- overheden bij Europese beleidsving ontwikkeling.
Langs verschillende wegen decentrale overheden betrekken bij de voorbereiding van toekomstige EU-regelgeving, voor een deel vanuit een algemene invalshoek zoals werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC), voor een ander deel via gespecialiseerde gremia.
Onvoldoende oog voor effecten van toekomstige regelgeving voor de decentrale overheden.
Effecten van regelgeving in voorbereiding voor capaciteit en expertise vroeg onderzoeken inclusief financiele consequenties en de voorgenomen regelgeving daarmee beïnvloeden.
Onvoldoende oog voor de wijze waarop na vaststelling van de regels de uitvoering daarvan en het toezicht daarop gestalte moet krijgen.
Vroeg beginnen met implementatie in overleg met decentrale overheden.
Nationale recht niet in overeenstemming met een bepaling uit een EU-richtlijn.
Decentrale overheid informeert betrokken ministerie, maar blijft steeds zelf verantwoordelijk, advies betrokken ministerie volgen, nationale norm zoveel mogelijk richtlijnconform interpreteren. Betrokken ministerie past regelgeving aan en adviseert decentrale overheden over antiperen.
Implementatie in Nederlandse regelgeving
Onvolkomenheden bij decentrale Implementatie overheden in kennis over EUdoor decentrale overheden in ver- recht. gunningen en het toezicht daarop
Primair eigen verantwoordelijkheid decentrale overheidom op de hoogte te zijn van de relvante regelgeving. Gebrekkige invulling van de inspanningen van de centrale overheid op het gebied van voorlichting is geen verweer bij inbreuk.
Kleine groep specialisten bij decentrale overheid is goed op de hoogte, maar het besef van de Europese invloed en de verstrekkende betekenis moet nog veel dieper en breder doordringen in alle overheidsorganisaties.
De decentrale overheden zullen zelf moeten zorgen dat de eigen organisatie zodanig is ingericht dat tijdig aandacht bestaat voor de kwaliteit en de rechtmatigheid van de besluitvorming, gelet op het communautaire recht.
34
Beleidsfase
Knelpunt
Oplossingen Centrale overheid levert bijdrage aan verbetering informatievoorziening naast decentrale overheden zelf door: • verspreiden informatie over Europese regelgeving en beantwoording van gerichte informatievezoeken op dit gebied • adviseren over toepassen van Europese regelgeving, mede gelet op jurisprudentie • adviseren IPO, VNG en UvW t.b.v. inbreng in Nederlandse standpuntvorming Wettelijke plichten tot informatie verschaffen (art. 118 Gemeentewet, art. 116 Provinsiewet, art. 58 Waterschapswet) beter benutten en zonodig op deelterreinen specifieke informatieverplichtingen.
Informatievoorziening door decentrale overheden aan centrale overheid soms onvoldoende om schending EU-recht te voorkomen.
Informatieve, preventie en repressieve instrumenten om naleving communautaire verplichtingen te bevorderen vaker en beter inzetten:
• Peer pressure dat wil zeggen informele ambtelijke beïnvloeding bestaande uit Informatieve, preventie en represstimulerende informatievoorziening en sieve instrumenten om naleving het (vooraf) wijzen op risico’s indien een communautaire verplichtingen te decentrale overheid in gebreke blijft. bevorderen worden onvoldoende • Voorlichting en advies (zie hierboven) gebruikt. • Bestuurlijk toezicht en algemene aanwijzingen en Ontwikkeling bijzondere aanwijzingen en taakverwaarlozingsregeling, verhaals- of regressierecht in het kader van het wetsvoorstel toezicht Europese regelgeving. Meer repressieve instrumenten nodig.
35
9.
KNELPUNTEN BIJ EN OPLOSSINGEN VOOR HET NAKOMEN VAN VERPLICHTINGEN UIT DE IPPC RICHTLIJN (96/61).
Beleidsfase
Knelpunt
Totstandkoming In de IPPC-richtlijn zitten onduiEuropese regelge- delijkheden over de reikwijdte en de samenhang met andere Euroving pese regelgeving.
Ontwikkeling Europese referentiedocumenten voor beste beschikbare technieken (BREF’s) is traag. Implementatie in Nederlandse regelgeving
De benodigde inspanningen van vooral gemeenten is onevenredig hoog omdat de richtlijn enerzijds technisch en juridisch complex is en het anderszijds per bevoegd gezag vaak gaat om een beperkt aantal bedrijven de bedrijven die onder de richtlijn vallen. Nationale recht niet in overeenstemming met een bepaling uit een EU-richtlijn en/of onduidelijke samenhang met andere nationale regelgeving.
Implementatie door decentrale overheden in vergunningen en het toezicht daarop
Bij een deel van de decentrale overheden is onvoldoende capaciteit en expertise voor een juiste en tijdige implementatie.
Best practices bij gemeenten, provincies en waterschappen worden onvoldoende verspreid.
Oplossingen Gemeenten, provincies en waterschappen signaleren interpretatieproblemen. VROM zet zich in overleg met decentrale overheden Europees in voor verduidelijking en adviseert decetrale overheden over de te volgen lijn. Decentrale overheid blijft verantwoordelijk. VROM adviseert over de te volgen lijn. VROM en V&W brengen in samenwerking met gemeenten, provincies en waterschappen de effecten van de regelgeving voor capaciteit en expertise in kaart en passen zonodig de implementatie aan om een efficientere uitvoering te realiseren.
Decentrale overheid blijft steeds zelf verantwoordelijk. VROM past regelgeving aan en adviseert decentrale overheden over antiperen. Gemeenten, provincies en waterschappen maken zonodig meer capaciteit en expertise vrij. Zeker voor overheden met een gering aantal IPPC-bedrijven in hun bestand is het raadzaam samenwerking te zoeken met andere overheden of bestaande samenwerkingsverbanden. Infomil blijft ook bijdragen aan informatievoorziening en laat wijze en inhoud van informatievoorziening beter aansluiten bij de wensen. Gemeenten, provincies en waterschappen verspreiden best practices in de samenwerkingsverbanden en overlegstructuren waarin ze actief zijn. IPO, VNG en UvW faciliteren kennisuitwisseling
36
Beleidsfase
Knelpunt Informatievoorziening door gemeenten, provincies en waterschappen soms onvoldoende.
Bedrijven werken in een aantal gevallen onvoldoende mee met implementatie in vergunningen.
Oplossingen In verband met de monitoring van de voortgang op nationaal niveau en van rapportage aan de Europese Commissie voorzien de overheden die dat nog niet hebben gedaan VROM over de bedrijven die onder de richtlijn vallen en hun vergunningen volledig door het invullen en bijhouden van de IPPC-database. Gemeenten, provincies en waterschappen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor toezicht en handhaving. De VROM-Inspectie en de Inspectie Verkeer en Waterstaat ontwikkelen een nalevingsen interventiestrategie. Deze zou in ieder geval een aanpak moeten bevatten voor compliance assistence, bijvoorbeeld gezamenlijk handhavend optreden richting bedrijven die niet meewerken en ondersteunen bij het ontwikkelen van een planmatige aanpak door bevoegd gezag.
37
10.
INTERNATIONALE CASES
10.1 N ORDREIN W ESTFALEN Gezamenlijk Verslag VROM en Berenschot Bezoek Nordrein Westfalen 5 maart 2007
Aanwezig: •
van NRW Ministerium für Umwelt&Naturschutz, Landwirtschaft und Verbraucherschutz (MUNV): Jorg Friedrich, Wolfgang Neuhaus, Helmut Kruber en Rolf Linnenkamp (Hoofd van de afdeling Immissionsschutz)
•
namens VROM: Pieter Roos (VROM), Jan Hendrik Leopold en Marjolein Stamsnijder (beiden van Berenschot).
Introductie In het kader van het project voor VROM ‘kwaliteitsimpuls vergunningverlening en toezicht’ wordt een internationaal onderzoek uitgevoerd. Daarvoor is onderzoek gedaan in GrootBrittannië (GB), Vlaanderen en Nordrhein Westfalen (NRW) Het doel van dit onderzoek en de bezoeken aan NRW en GB is inzicht krijgen in de organisatie van milieutaken in deze landen en mogelijke leerpunten voor Nederland. Opvallend is dat NRW samenwerkt met haar Nederlandse grensprovincies. Zij hebben minimaal twee maal per jaar contact over milieu. Het ministerie telt in haar geheel ca. 400 ambtenaren. Dit lijkt relatief weinig in vergelijking met Nederland, ook gegeven het ruime takenpakket (milieu, natuur, landbouw en consumentenbescherming) en de vergelijkbare schaal en karakteristieken van bevolking, gebied en economische structuur.
Vergunningverlening en handhaving in NRW Vergunningverlening en handhaving zijn voor 100% aangelegenheid van het land, dat deze taken weer grotendeels heeft gedecentraliseerd. Dit betekent dat de Bund geen tweedelijns toezicht houdt en geen (aanwijzings)bevoegdheid heeft op dit gebied. Vergunningverleningen en toezicht zijn ingekaderd door Federale regelgeving. Het belangrijkste, milieuinhoudelijke, toetsingskader is het: ‘Bundes-Immissionsschutzgesetz’. Dit bevat ook een nationale lijst met milieuvergunningplichtige bedrijven (4. Bundesimmisionsschutzverordnung). Nu nog uitsluitend bevoegd zijn de zgn. Staatliche Umweltämter (regionale directies MUNV) en de besturen van de provincies (‘Bezirke’5), waarbij de eerste de verantwoordelijkheid hebben voor lucht, geluid, afval en water.
Voor het perspectief: De omvang van de Bezirke varieert van 5 miljoen inwoners, Düsseldorf, tot 1,2 miljoen inwoners, Detmold. 5
38
Het totale aantal vergunningen (nieuw en revisie) beweegt zich al enige jaren vrij constant rond 1000 per jaar. De rol van het Landesministerium bestaat voornamelijk uit op verzoek advies geven (Fachberaterfunktion) en verantwoording afleggen aan Europa door rapportages. Beide lopen via het Landesumweltambt De basissituatie voor de uitvoering van milieutaken anno 2006: Aantal
Autoriteit
Bevoegdheid
1
Landesministerium
Advies + Verantwoording
5
Bezirke (provincies)
IPPC +
11
Staatliche Umweltämbter
IPPC +
54
Kreisen + Kreisfreie Städte (boven 1mln inwoners)
Geen milieuvergunningtaken
369
Gemeinden (gemeenten)
Bouwvergunningen met milieuaspecten
Omvang inrichtingen bestand NRW: •
Totaal aantal inrichtingen: 15.000
•
Aantal IPPC inrichtingen: 5000
•
Aantal SEVESO 2 inrichtingen: 400
•
Aantal bouwvergunningen: 700.000
Omgevingsvergunning: •
Het is nu al gebruikelijk om bij de lokale bouwvergunning milieu-eisen op te nemen, het zg. Bauleitordnungsverfahren waarbij de bouwvergunning niet alleen aan het Bauleitplan en Raumordnungsverfahren wordt getoetst maar ook aan meerdere milieuwetten
•
Gemeenten (‘Kommunen’) zijn bevoegd gezag voor bouwvergunningen. Het gaat om zo’n 700.000 bouwvergunningen aan bedrijven per jaar. Het aantal neemt af, omdat steeds meer bouwwerken vergunningvrij worden.
•
De Staatliche Umweltämter geven inhoudelijk advies (“Fachaufzicht”) over de milieuaspecten, hetgeen kan inhouden het geven van aanwijzingen. Het speelt bijvoorbeeld bij externe veiligheid bij tankstations en geluidseisen aan allerlei bedrijfsgebouwen.
Kwaliteit: duur van procedure van vergunningverlening (zie ‘Dauer von Genehmigungsverfahren 2005’): •
•
Voor nieuwe vergunningen geldt: −
Duur van de procedure 7 maanden (incl. openbare procedure)
−
Duur van de procedure 3 maanden (zonder openbare procedure)
Bij revisievergunningen resp. 6 en 3 maanden
39
•
In de praktijk wordt/werd vaak telkens met 3 maanden verlengd. Belangrijkste reden voor overschrijding van de termijnen is de beoordeling van de aanvraag, c.q. de stellingname van het bevoegd gezag. Van de kant van de industrie werd/wordt veel geklaagd over de duur van en inspanningen voor vergunningprocedures. Het gaat tenslotte om investeringen in de orde van 4 miljard Euro per jaar. Van de kant van de overheid wordt aangegeven dat (1) vroegtijdige betrokkenheid en (2) goed en compleet opstellen van de vergunningsdocumenten zou helpen in deze.
•
Een en ander is resultaat van een evaluatie in 2005, waarin volgens het Land NRW is aangetoond dat het verwijt van belemmeringen van investeringen in NRW door vergunningprocedures niet terecht is.
•
Volgens onze gesprekspartners is de praktijk van, nog recent, bijna 7 maanden nu ingekort tot 3 maanden.
Reorganisatie (‘Verwaltungsmoderniserung’) van milieubeheerstaken (vergunningen, toezicht) •
Onderdeel van het coalitieakkoord (CDU-FDP) is reorganisatie van milieubeheer.
•
Doel is verhogen van (1) efficiency en vermindering van bureaucratie (‘Bürokratieabbau’), (2) alsmede verbeteren van toegang voor de burger door herkenbare organisaties met transparante en eenvoudige verantwoordelijkheden en taken (‘één loket’).
•
Trefwoorden verder: decentralisatie (‘Kommunalisierung’) naar gemeentelijke samenwerkingsverbanden (‘Kreisen’ ) en privatisering (‘Fachaufsicht’ overlaten aan door overheden in te huren adviesbureaus).
•
Kostenreductie is, op z’n minst, een gewenst neveneffect door, o.a., vermijden van samenloop van verantwoordelijkheden, vereenvoudiging van communicatie en gebruik van synergie
Nieuwe ontwikkelingen/organisatieprincipes per 1-1-2008: •
Vergunningverlening en handhaving worden uitgevoerd door dezelfde autoriteit.
•
Geen feitelijke inmenging van hogere autoriteit in vergunningverlening en handhaving van lagere autoriteiten, d.w.z. geen/veel minder “Fachaufzicht” en al helemaal geen “Dienstaufzicht”, dat laatste behelst advies over in te zetten kennis en capaciteit door uitvoerende overheden.
•
Vooral taakorganisaties (‘Sonderbehörden’) bijvoorbeeld voor water- en afvalbeheer worden geïntegreerd, geen aparte ‘wasserrechtliche erlaubnisse’ meer.
•
Opheffen van de Staatliche Umweltambter (Dat betekent dat nu alles onder bestuurlijke verantwoordelijkheid valt, directere bestuurlijke bemoeienis) Deze SU’s zijn geintegreerd in de Bezirke.
•
Invoering van ‘Zaunprinzip’ (stolpvergunning): Aansluiting in vergunningverlening zoeken bij bedrijfstechnische en geografische samenhang. Bijvoorbeeld in geval van een bedrijvenpark, te vergelijken met Chemelot.
40
•
Verdere doorvoering van de omgevingsvergunning, voorlopig één loket met meer gecoördineerde vergunningen, maar op termijn één vergunning op basis van het op Federaal niveau te ontwikkelen Umweltgesetzbuch.
•
Invoering van zwaartepunt principe: dominante vergunningen bepaalt de bevoegde autoriteit. Voorbeeld is IPPC, wat betekent dat alle andere vergunningen, bijvoorbeeld bouwvergunningen, door hetzelfde gezag worden verleend. Hierdoor is er geen samenloop van bevoegde gezagen meer, maar wel samenloop van vergunningen.
•
Dit bovengenoemde principe leidt tot verschuivingen van boven naar beneden (van Land en Bezirke naar Kreisen en gemeenten) en van beneden naar boven vice versa.
•
Per 2008 gaan de milieuvergunningen voor niet-complexe bedrijven (niet-IPPC en niet-Seveso) onder verantwoordelijkheid van gemeentelijke samenwerkingsverbanden vallen. Intensieve veehouderij valt ook onder de bevoegdheid van Kreisen, ook boven de drempels van de IPPC-richlijn.
De situatie na reorganisatie anno 2008: Aantal
Autoriteit
Bevoegdheid
1
Landesministerium
Advies + Verantwoording
5
Bezirke (provincies)
Seveso/IPPC6
54
Kreisen + Kreisfreie Städte (boven 1mln inwoners)
Milieuvergunningen overige bedrijven
369
Gemeinden (gemeenten)
Bouwvergunningen met milieuaspecten
Kwaliteit(zorgen) •
Om de kwaliteit te borgen gaan medewerkers van de Bezirke/SU’s mee met de taken naar de Kreisen. Het is de verantwoordelijkheid van de Kreisen om versnippering van deskundigheid te voorkomen (er zijn veel meer Kreisen dan Bezirke/SU’s) door samen te werken. Goede voorbeelden van samenwerking bestaan al in regio’s waar de metaalindustrie is geconcentreerd. Door samen te werken is de kennis van die industrie gebundeld.
•
De duur van vergunningprocedures wordt gezien als een geschikte parameter voor kwaliteit. Aantallen beroepszaken niet, omdat beroepen vrij zeldzaam zijn.
•
Federale milieudoelen, bijvoorbeeld emissieplafonds, worden geborgd door algemene regels op federaal niveau. Aanvullende instrumenten zoals emissiehandel zijn wat dat betreft niet nodig. De wet biedt wel de mogelijkheid dat bedrijven die naast elkaar liggen milieumaatregelen uitruilen, maar dat wordt weinig/niet gebruikt.
•
De Duitse ‘VROM-raad’ (Sachverständigenrat für Umweltfragen) waarschuwt echter in een persmededeling van 22/02/’07 voor de kwaliteit van de taakvervulling van de ambtelijke milieudiensten (Umweltverwaltungen). Gesteld wordt dat de initiatieven van de bond en deelstaten vaak de kwaliteit negatief beïnvloeden. Dit komt volgens haar voort uit de bezuinigingen op personeel en middelen (22% minder sinds ’96).
6
M.u.z. intensieve veehouderijbedrijven die onder de IPPC-richlijn vallen
41
Deze hebben vooral de kleinere natuurbeschermingdiensten getroffen. Verdeling van de vakmensen uit de ‘staatliche Bezirksämtern over steden en Kreise kan tot diffusie en devaluatie van nu gebundelde en professionele expertise leiden, zo vreest men. Hier blijkt uit dat ook in NRW ‘kritische massa’ een punt van discussie is. Tevens is er de vrees dat (verdere) versnelling van de vergunningprocedure in kwaliteitverlies resulteert. Het is daarbij belangrijk voldoende kritische massa op deelstaatniveau te blijven organiseren, zeker waar het gaat om managen van ‘know-how’ (‘Wissensmanager’). Zowel in de privatisering als ‘lokalisering’ blijkt men weinig vertrouwen te hebben. •
Volgens onze gesprekspartners is er enige vrees voor meer politieke bemoeienis vanuit bestuur en politiek op gemeentelijk niveau omdat daar nu eenmaal de lijnen naar de burger wat korter zijn. Dit kan de beweging naar meer rationalisatie in vergunningverlening en handhaving, wellicht, ten dele frustreren.
10.2 UK
Milieutoezicht en –handhaving in Groot-Brittannië Groot-Brittannië
Nederland
Oppervlakte: 244,820 km²
Oppervlakte: 41.528 km²
Inwoners: 60,609,153
Inwoners: 16.366.600
In het project Kwaliteitsimpuls Vergunningverlening en Toezicht is de internationale vergelijking gezocht om inspiratie op te doen. Berenschot heeft een gesprek gevoerd met de Environment Agency. Dit is een Engelse uitvoeringsorganisatie die onder het Engelse ministerie van milieu, voedsel en landbouw valt. Deze factsheet is gebaseerd op dit gesprek een documenten- en internetstudie.
Leeswijzer Deze factsheet start met een situatieschets van de structuur, taken en bevoegdheden op het gebied van milieuvergunningverlening en toezicht in Groot-Brittannie. Vervolgens is de milieuopgave in aantallen inrichtingen en aanvragen en de aanpak uiteengezet. In de aanpak is beschreven welke overheidsorganisaties zijn betrokken bij vergunningverlening en toezicht. Daarna wordt nader ingezoomd op de kennis en opleiding van vergunningverleners. Tot slot zetten we de Britse situatie af tegen de Nederlandse en worden er conclusies getrokken en mogelijke leerpunten voor Nederland geformuleerd.
42
10.3 S ITUATIESCHETS 10.3.1
Structuur
Groot Brittanie bestaat uit Groot-Brittannie, Wales, Noord-Ierland en Schotland. GrootBrittannie is een constitutionele monarchie. Het parlement zetelt in de hoofdstad van Groot-Brittannie, London. Groot-Brittannie en Wales zijn opgebouwd uit graafschappen. Noord-Ierland is onderverdeeld in 26 districten. Schotland is opgebouwd uit 30 council areas, bij Schotland behoren ook de eilandgebieden Outer Islands, Orkney en Shetland. De bestuurlijke indeling is een andere dan de indeling in graafschappen. In de laatste dertig jaar zijn er in het Verenigd Koninkrijk grote veranderingen in het lokaal bestuur geweest. De counties in hun historische grenzen zijn alleen nog bekend als geografische counties. In Groot-Brittannie overlappen de geografische grenzen en de bestuurlijke grenzen vaak niet 1 op 1. Groot-Brittannie bestaat uit 9 counties. Schotland bestaat uit 9 counties en de drie eilandengebieden. Wales bestaat uit 4 counties. Noord-Ierland is niet onderverdeeld in counties maar in twintig districten. De counties zijn over het algemeen weer onderverdeeld in districten en deze districten zijn onderverdeeld in gemeenten. Groot-Brittannie kent geen geschreven Grondwet. Dit maakt dat er geen geschreven grondwettelijke basis is die de taak van de overheid inzake het milieu duidt. In het Engelse systeem moet een onderscheid gemaakt worden tussen primaire wetgeving die afkomstig is van het nationale parlement (“Acts of parliament”) en secundaire wetgeving (“regulations or statutory provisions”). Europese richtlijnen worden gebruikelijk geïmplementeerd door secundaire regelgeving in de vorm van regulations. In Groot-Brittannië ontbreekt een allesomvattende milieuwet. Maar er zijn van tijd tot tijd initiatieven geweest waarmee in zekere mate integratie is bewerkstelligd. Momenteel zijn er drie milieuwetten relevant: Environmental protection act (EPA) 1990 Dit is een grote milieuwet die uit negen delen bestaat. Hiervan zijn de eerste drie het belangrijkst. Het eerste deel bevat een regime voor de integrale aanpak van de milieuvervuiling door local authorities. Het tweede deel bevat afvalstoffenregeling voor zowel de stort op land als de behandeling van afval. Het derde deel gaat over lokale hinder zoals lucht en geluidsoverlast. De overige delen bevatten ondermeer regels inzake: zwerfvuil, genetisch gemodificeerde organismen, natuurbehoud, verontreiniging van de zee, zwerfhonden, het verbranden van stro en stoppelvelden, financiële bepalingen en de bevoegdheid van de Secretary of State om Europese en internationale belangen juridisch effect te geven. Environment Act (EA) 1995 Met deze Milieuwet is het environment agency (EA) opgericht en voorzien van taken en bevoegdheden. Het EA is een centrale en grote organisatie die milieuvergunningen uitgeeft, toezicht houdt en handhaaft.
43
Pollution Prevention and Control Act (PPCA) 1990 Met deze Wet is implementatie van de Europese IPPC richtlijn beoogd. De Europese richtlijnen worden door de centrale Britse overheid vertaald naar Nationale wetgeving. Dit maakt dat de EA en de lokale uitvoeringsorganisaties (local authorities) hier geen aandacht aan hoeven te besteden. Zij voeren hun taken uit op basis van de Britse wet- en regelgeving. Op het gebied van de uitvoering van milieutaken zijn er in Groot-Brittannie en Wales 2 bevoegde organen. De environment agency (EA) en de gemeenten of lokale uitvoeringsorganisaties die ook ‘local authorities’ genoemd worden. Het Britse departement dat over milieuregelgeving gaat is DEFRA, het ministerie van milieu, voedsel en landbouw. De EA is een uitvoeringsorganisatie die onder DEFRA valt. De relaties tussen DEFRA, de EA en de local authorities ziet er schematisch weergegeven als volgt uit: DEFRA
Environment Agency Local authorities
Over het algemeen is het EA het bevoegd gezag voor complexe centraal geregelde milieutaken zoals het grootste gedeelte van de IPPC wetgeving en kerncentrales. Local authorities of gemeenten zijn het bevoegde gezag voor lokale en simpelere milieuproblemen zoals geluidshinder en zwerfhonden en katten. In de volgende paragraaf wordt dieper ingegaan op de bevoegdheden verdeling tussen het EA en de local authorities. 10.3.2
Taken en bevoegdheden
In Groot-Brittannië zijn er twee niveaus waarop er milieutaken uitgevoerd worden. Het centrale niveau, de EA die complexe milieutaken uitvoert. En het lokale niveau, de local authorities die simpele milieutaken uitvoeren. Wanneer er twijfel is bij een project over waar de bevoegdheid ligt, de EA of de local authority, dan wordt de EA ingeschakeld. Beide organen hebben zowel bevoegdheden op het gebied van vergunningverlening als op toezicht en handhaving. De scheiding van taken tussen vergunningverleners en handhavers is in Groot-Brittannië minder streng doorgevoerd dan in Nederland. Dit komt ook omdat er in Groot-Brittanie minder aandacht voor handhaving is. Volgens de evaluatiecommissie Wet milieubeheer zou een ferm handhavingsbeleid niet passen bij de Engelse stijl gericht op zelfregulering en samenwerking. Inmiddels zou een ontwikkeling richting een actiever handhavingsbeleid zijn waar te nemen, onder meer onder invloed van de Europese Unie. Aan de EA is een breed scala handhavingbevoegdheden toegekend. Het aantal handhavingacties blijft evenwel beperkt. Anders dan in Nederland brengt de EA een gedeelte van de kosten voor vergunningverlening en toezicht in rekening bij de betreffende inrichting.
44
Naast vergunningverlening en toezicht worden ook belasting/heffingen, emissiehandel, vrijwillige afspraken en compliance assistance en compliance assessment ingezet als instrumenen om de gestelde milieudoelen te behalen. De EA werkt met duidelijke doelen en 5 jaarplannen voor het milieu die zijn opgenomen in corporate strategy voor 2006-2011. De organisatie heeft de wettelijke opdracht om duurzame ontwikkeling na te streven. De beleidsterreinen waar de EA bevoegdheid heeft zijn de volgende op centraal niveau: •
Het voorkomen en controleren van milieuvervuiling, emissie handel, milieu en gezondheidszorg
•
Waterkwaliteit en -voorzieningen
•
Management van overstromingsgevaar
•
Afval management
•
Natuurbeheer
•
Visserij
•
Recreatie en bewegwijzering van vaarroutes
•
Bodemkwaliteit
De algemene taak van de local authorities is: ‘het aanbieden en uitvoeren van een aantal diensten met als doel om de gezondheid van mensen en de kwaliteit van het leven te verbeteren. Deze diensten dragen bij aan het borgen dat het voedsel veilig is, de ingeademde lucht schoon, de arbeidsomstandigheden veilig en de woningen in goede condities verkeren’. De local authorities hebben de bevoegdheid om de volgende problemen en sectoren aan te pakken door te vergunnen en toezicht te houden. •
Geluidsoverlast
•
Overlast door stof en geur
•
Luchtkwaliteit
•
Water dat niet via de hoofdkraan loopt en zwemwater
•
Industriële inrichtingen
•
Wonen en wooncondities
•
Veiligheid op de werkvloer
•
Ophalen en afvoeren van huisvuil
•
Algemene bedreigingen voor de volksgezondheid, zoals voedselveiligheid in restaurants
Samengevat komt de verdeling van de bevoegdheden erop neer dat de EA de risicovolle, specialistische taken uitvoert en de local authorities de minder complexe taken die dichter bij de burger staan. De local authorities hebben naast het verlenen van vergunningen en het handhaven van hun inrichtingenbestand ook andere taken zoals het geven van voorlichting over gezondheid op scholen.
45
10.3.3
Opgave
The EA geeft vergunningen af aan: •
5000 industriële inrichtingen
•
100.000 goedkeuringen van de waterkwaliteit
•
8.000 Vuilnisstortplaatsen
•
22.000 wateroverstortplaatsen (vergelijkbaar met de Wvo vergunning)
Wij hebben er geen zicht op hoeveel inrichtingen de local authorities vergunnen. Het inrichtingen bestand is erg divers en er zijn meer dan 400 local authorities. 10.3.4
Aanpak
Het environment agency heeft twee hoofdkantoren één in Bristol en één in London. Het hoofdkantoor in Bristol is het grootst. Daarnaast zijn er 7 kantoren in 7 stroomgebieden. Deze stroomgebieden zijn opgedeeld in 25 subgebieden. De uitvoering vind plaats in de 7 stroomgebieden en niet op het hoofdkantoor. Wel zijn er voor de uitvoering van de IPPC regelgeving specialistische teams opgestart die de vergunningen voor een bepaald type bedrijven opstellen zoals, kerncentrales of een olieraffinaderij. Er werken 170 mensen in deze teams op 4 verschillende locaties in het land. Door deze constructie is de looptijd van het uitgeven van een vergunning verkort van 2 jaar naar 7 maanden. Er zijn drie soorten teams waarbij landbouw buiten de teams is gehouden: a.
Industriële teams
1 Kernenergie- en -afvalteam Teams die zich met de overige taken bezig houden Om de consistentie van het toezichtsbeleid te borgen wordt er gewerkt met het OPERA systeem. In dit systeem wordt een risicoanalyse van alle inrichtingen gemaakt en bijgehouden. Deze informatie dient als basis voor het opstellen van het toezichtbeleid. Door het OPERA systeem is er een landelijk overzicht van het inrichtingenbestand met de bijbehorende risico’s. Hiermee wordt ook toezicht houden efficiënter en effectiever uitgevoerd. In het OPERA systeem zijn de volgende indicatoren opgenomen: •
Complexiteit van de inrichting en de benodigde expertise
•
Locatie en omgeving (ruimtelijke complexiteit)
•
Uitstoot
•
Kwaliteit van de techniek en het verleden van de managers
•
Naleefgeschiedenis
In de praktijk is het niet lastig om de voor OPERA benodigde informatie van de regionale kantoren te verkrijgen. Het is immers dezelfde organisatie.
46
De local authorities maken meestal deel uit van een gemeente of zijn onderdeel van een gemeente. Iedere gemeente is verplicht om een environmental health agency te hebben, maar de manier waarop deze in de organisatie is ingebed kan verschillen. Ook de taken die een environmental health agency uitvoert kunnen per gemeente verschillen. Allen voeren het bovengenoemde basis pakket uit, maar dat kan aangevuld worden met maatschappelijke taken zoals het geven van voorlichting over gezond eten op scholen. Daarbij hebben de environmental health agencies de taak om piercing en tattoo shops te reguleren, de consumptie van alcohol op publieke plaatsen te reguleren en geven ze vergunningen uit voor caravan standplaatsen. Deze diversiteit aan taken maakt dat de accenten per gemeente anders kunnen liggen en dat er andere behoeften zijn. Een kleine plattelandsgemeente heeft misschien meer behoefte aan voorlichting over gezond eten op scholen en geen behoefte aan het reguleren van piercing en tattoo shops. Terwijl London met veel grootstedelijke problemen te maken heeft. Een BBC one real story in november 2005 bracht naar buiten dat 2/3 van de environmental health agencies in Groot-Brittanie te weinig personeel hebben. Het verbeteren en borgen van de ‘public health’ of publieke gezondheid is de basistaak van de environmental health agencies. Dit zou niet hoog op de politieke agenda staan en dat leidt ertoe dat er altijd op environmental health agencies bezuinigd wordt. De EA is tevreden over het functioneren van local authorities. Er werken volgens hen professionele mensen.
Interbestuurlijk overleg Er is bestuurlijk overleg tussen de EA en het ministerie van milieu, voedsel en landbouw (DEFRA) en er is bestuurlijk overleg tussen de local authorities en het ministerie. Omdat de EA formeel onderdeel is van DEFRA is er geen contact tussen de local authorities en DEFRA. Wel voert de EA activiteiten uit zoals het voorbereiden van voorlichtingsinformatie en het schrijven van voorbeeldvergunningen die door DEFRA gebruikt worden om de local authorities te informeren. 10.3.5
Processen en kennis
Er werken 12.000 mensen bij de EA waarvan de meeste in de uitvoering. Het is onduidelijk hoeveel mensen er als environmental health officer werken bij de local authorities. In Groot-Brittannie wordt er een minder scherp onderscheid gemaakt tussen het verlenen van een vergunning en het houden van toezicht. Wij hebben geen cijfers welk percentage van het personeel zich bezig houdt met vergunningverlening en welk met toezicht. Wel is gebleken dat handhaving een niet veelvuldig ingezet instrument is in Groot-Brittannië. De kerntaken van een uitvoerder bij de EA is het opstellen van vergunningen en het houden van toezicht op inrichtingen. Over het algemeen zijn deze uitvoerders veel in het veld. Voor de environmental health officers van de local councils is de taakomschrijving minder duidelijk. Dat komt omdat de invulling van hun takenpakket afhangt van de lokale situatie en lokale prioriteiten. Wel zijn ook deze officers veel in het veld. Bij de EA werken twee soorten mensen in de uitvoering. Er worden 200 mensen per jaar aangenomen die net van de universiteit komen. Dat staat gelijk aan ons HBO en WO niveau. Zij krijgen een training/opleiding van 13 weken, dan gaan ze aan ze slag. De meeste van deze mensen blijven niet lang. Er wordt gewerkt met een ‘up or out’ systeem. Daarnaast werken er aan de complexere taken bijvoorbeeld in de IPPC teams specialisten met jarenlange ervaring in de industrie. Zij krijgen slechts een paar weken interne training over (sommatie) vergunningverlening en toezicht houden.
47
Om het kennis niveau van de werknemers op peil te houden wordt er bij de EA in specialistische teams gewerkt. Maar omdat de EA een specialistische organisatie is voeren de medewerkers in de regionale offices hun taken regelmatig genoeg uit om hun kennisniveau op orde te houden en is het niet nodig om ook daar specialistische teams op te zetten. Bij de local authorities werken environmental health officers die een opleiding hebben gedaan geaccrediteerd door de CIEH, the chartered institute of environmental health. Momenteel zijn er 13 Engelse universiteiten die de opleiding tot environmental health officer aanbieden. Deze opleidingen zijn een combinatie van werken en leren. Voor oudere werknemers zijn er flexibele routes om een Bhc (bachelor diploma) te verkrijgen in environmental health. 10.4 C ONCLUSIES
Overeenkomsten met Nederland Beide landen kennen problemen met wateroverlast en hebben een uitgebreid inrichtingenbestand met zowel complexe industriële inrichtingen als agrarische bedrijven. De uitvoering van milieutaken vind plaats op meerdere niveaus waarbij het landelijk niveau ingezet wordt voor complexe taken en het lokale niveau voor minder complexe taken en taken die dichter bij de burger staan. Tot slot hebben beide landen te maken met de implementatie van Europese milieuregels.
Verschillen met Nederland In Groot-Brittannië zijn er meer overheidslagen en geografische grenzen dan in Nederland. Er zijn verschillende landen die zijn opgemaakt uit graafschappen, districten en counties waar de local authorities onder vallen. Dit probleem in opgevangen door de uitvoering van milieutaken alleen op centraal en lokaal niveau te beleggen. In Nederland worden er ook milieutaken uitgevoerd op Provinciaal of middenbestuur niveau. Daarnaast valt de milieuregelgeving in Groot-Brittanie onder het ministerie van milieu, voedsel en landbouw in plaats van onder VROM. Dit betekent dat natuur, voedsel, landbouw en water ook tot het takenpakket van de EA behoren. In Nederland valt water onder VenW en de waterschappen en voedsel en natuur onder LNV. Dit kan tot fragmentering leiden. In Groot-Brittannië worden deze problemen integraal aangepakt doordat ze onder hetzelfde ministerie en dezelfde uitvoeringsorganisatie vallen.
Lessen voor Nederland Organisatie •
In Groot-Brittannië is gekozen om risicovolle, complexe en milieubelastende milieutaken op centraal niveau uit te voeren en minder complexe milieutaken op lokaal niveau. Dit leidt tot passende schaal en kennis niveaus voor de aard en omvang van milieutaken.
•
Door te werken met specialistische landelijke teams voor IPPC regelgeving kan veel efficiënter gewerkt worden en wordt de specialistische kennis van de medewerkers op peil gehouden.
48
•
Wanneer er goed inzicht is in het aantal inrichtingen, de mate van complexiteit, de risico’s en het naleefgedrag, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een OPERA achtig systeem kan er effectiever en efficiënter toezicht gehouden worden.
Instrumenten •
In Groot-Brittannië wordt de brochure “Spotlight on buissiness environment performance” uitgegeven voor een breed publiek. In deze brochure wordt per sector aangegeven in welke mate zij aan de regelgeving voldoen en bijdragen aan milieudoelen. Door het uitgeven heeft de EA en de burger inzicht in het presteren van verschillende bedrijfstakken waarbij effectief gebruik gemaakt wordt van het “naming en shaming” principe.
•
Door aandacht te besteden aan compliance assistance, door actief informatie te verstrekken en op andere manieren te helpen naleven kunnen de handhavinginspanningen verminderd worden.
•
Door de inrichtingen een bijdrage te laten betalen voor de vergunning en het toezicht betalen de inrichtingen die verantwoordelijk zijn voor de milieuschade het reguleren van de milieuschade. Daarnaast geeft het de EA meer autonomie omdat zij over eigen inkomsten beschikt en niet alleen afhankelijk is van subsidies.
Bronnen: http://www.environment-agency.gov.uk/ http://www.cieh.org/ http://www.ehcareers.org/ De volgende brochures van de Environment Agency zijn als bron gebruikt: •
Delivering for the environment, a 21st Century approach to regulation
•
Creating a better place, corporate strategy 2006-2011(april 2006)
•
The environment: What’s in it for you? Spotlight on business, environmental performance in 2005 (july 2006)
49
10.5 V LAANDEREN Vlaanderen:
Nederland:
Oppervlakte: 13.522 km²
Oppervlakte: 41.528 km² (18,41%water)
Inwoners:: 6.078.600 7
Inwoners: 16.366.6008
In het project Kwaliteitsimpuls Vergunningverlening en Toezicht is de internationale vergelijking gezocht om inspiratie op te doen. Het Vlaamse ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie heeft ons documentatie opgestuurd en op basis van die stukken en aanvullend onderzoek is deze notitie geschreven.
Leeswijzer Allereerst zal een situatieschets worden gegeven van de structuur, taken en bevoegdheden op het gebied van milieuvergunningverlening en toezicht. Vervolgens zal de milieuopgave in aantallen inrichtingen en aanvragen weergegeven worden. Na het behandelen van de structuur van de overheden en de vulling van die structuur met aantallen, wordt de blik op de aanpak gericht. Hier gaat het om welke overheidsorganisaties zijn betrokken bij welke fase van vergunningverlening en toezicht. Apart zal het interbestuurlijke overleg en taakverdeling daarin een plaats krijgen. Daarna wordt nader ingezoomd op de kennis en opleiding van vergunningverleners. Tot slot zetten we de Vlaamse situatie af tegen de Nederlandse en worden er conclusies getrokken. Situatieschets
Structuur België is een federale staat. Dat betekent dat elke bestuurslaag eigen bevoegdheden heeft gekregen. De federale laag is bevoegd tot het vaststellen productnormen, bescherming tegen ioniserende stralingen (incl. radioactief afval) en de doorvoer van afvalstoffen. Daarnaast gaan het over milieutaksen, bescherming Noordzee, arbeidsveiligheid en –hygiëne, civiele bescherming, wetenschappelijk onderzoek, het sluiten van gemengde en federale verdragen en Europees milieubeleid. Het gewest gaat over de bescherming van het leefmilieu: onder meer bodem, ondergrond van het water, lucht tegen verontreiniging en aantasting alsmede tegen geluidshinder. Verder behoort het afvalstoffenbeleid tot de taken van het gewest. Ook de politie van gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven onder voorbehoud van de maatregelen van interne politie die betrekking hebben op de arbeidsbescherming neemt het gewest op zich. Tot slot gaat het gewest over de waterproductie en watervoorziening, incl. drinkwater, zuivering en riolering. Provincies hebben wetgevende en uitvoerende taken, veelal doorgeschoven taken van federatie en/of gewest, zoals verlenen van milieuvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen, milieubeleidsplan, ruimtelijk uitvoeringsplan enz. 7 8
01/01/2006, FOD Economie - Afdeling Statistiek, Bevolkingsstatistieken (voormalig N.I.S.) 01/01/2007 (bron: CBS)
50
Gemeenten hebben wetgevende, uitvoerende en toezichthoudende taken (via lokale politie en ambtenaren). Lokale overheden kunnen bij de ontwikkeling en uitvoering van het milieubeleid eigen accenten leggen, onder meer via lokale milieubeleidsplannen. Daarnaast zijn er de traditionele taken die onder het begrip ‘medebewind’ vallen, zoals vergunningverlening of inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Bovendien kunnen lokale overheden ook wetgevend optreden door eigen verordeningen op te stellen. Leefmilieu is sinds 1980 een gewestelijke bevoegdheid. Eind 1991 trad het Vlaams Reglement inzake Milieuvergunningen (VLAREM) in werking. Dit reglement integreerde de exploitatievergunning, lozingsvergunning en afvalvergunning. In 1999 volgde ook de grondwatervergunning. De stedenbouwkundige vergunning zijn niet geïntegreerd maar zijn wel gekoppeld. VLAREM gaat steeds meer het oude Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB, 1946) vervangen, waarin voor het eerst de reglementering over “ongezonde en hinderlijke inrichtingen” ondergebracht werd. Het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM, 1995) vormt de bovenbouw van de Vlaamse milieuwetgeving. Daaronder hangt sectorwetgeving die net als in Nederland steeds meer in algemene regels wordt vastgelegd. In ’94 en ’95 werden in het Vlaamse parlement 4 decreten aangenomen betreffende milieubeleidovereenkomsten, beheer afvalstoffen, bodemsanering en bedrijfsinterne milieuzorg
Taken en bevoegdheden Vergunningverlening In het VLAREM worden 3 milieuklassen onderscheiden. Bij de zwaarste 1e klasse is de provincie bevoegd (beroep bij minister), de vergunningverlening van de 2e klasse ligt bij gemeenten (beroep bij provincie). Bij de 3e klasse is een melding bij de gemeente voldoende. Taken van de afdeling milieuvergunning van het departement zijn: •
Behandeling milieuvergunningendossiers
•
Milieubeleidovereenkomsten (MBO’s) voorbereiden en opvolgen
•
Behandeling en opvolging dossiers bedrijfsinterne milieuzorg
•
Evaluatie en actualisatie milieureglementering op basis van toepassing BBT
•
Behandeling specifieke dossiers inzake de opslag gevaarlijke producten
•
Behandeling dossiers bodemsanering (Vlarebo)
•
Behandeling dossiers erkenning milieudeskundigen, technici en instellingen
•
Leidinggevende en coördinerende taken
51
Opgave Sinds 1995 stabiliseert het aantalvergunningaanvragen op provinciaal niveau zich op 4000 per jaar. Eenzelfde aantal aanvragen komt binnen op het niveau waar de Vlaamse minister bevoegd is. Het aantal actieve ondernemingen in het Vlaamse gewest is in 2004: 423920.9 De mankracht in relatie tot het grote aantal te behandelen dossiers maakt het tot een opgave om de dossiers tijdig afgehandeld te krijgen. Voor wat de dossiers betreft waarin de Vlaamse minister een beslissing moet treffen, wordt er in regel voor gezorgd dat de termijngebonden dossiers circa een 5-tal weken voor vervaldatum van de beslissingstermijn zijn afgehandeld en via de hiërarchische weg voor beslissing aan de Vlaamse minister worden voorgelegd. Aantal nieuwe dossiers ARAB Jaar
b.d.
VLAREM h.b.
b.d.
Aantal afgehandelde dossiers totaal
h.b.
ARAB b.d.
VLAREM
h.b.
b.d.
totaal
h.b.
1989
7512
302
-
-
7814
7721
198
-
-
7919
1990
10.749
288
-
-
11037
7902
394
-
-
8296
1991
14069
683
198
42
14132
13012
642
64
13
13731
1992
3359
663
3687
607
8316
7064
413
3300
480
11257
1993
552
251
5522
1081
7406
1557
425
5567
1092
8641
1994
286
45
4285
1060
5676
1025
299
4342
1104
6770
h.b.=hoofdbestuur, dossiers waar de minister bevoegd is b.d. = buitendienst, dossiers waar de gemeenten of provincies bevoegd zijn (AMV adviseert) VLAREM
b.d.
1995
4356
1996 1997
h.b.
Totaal
803
5159
4060
837
4897
3589
498
4087
1998
4174
573
4747
1999
3879
483
4362
2000
3963
653
4616
2001
3826
511
4337
2002
3913
431
4344
2003
3924
449
4373
2004
3883
411
4294
2005
3819
432
4251
2006
2095
304
2399
NB: ARAB is in deze tabel niet meegenomen.
9
http://ecodata.mineco.fgov.be/mdn/demografie_ondernemingen.jsp
52
IPPC
Aantal veehouderijen
Aantal industrie
Totaal
559
571
1130
Vlaanderen
IPPC (in het Nederlands GPBV) bedrijven per 1 juli 2006 in Vlaanderen
Aanpak Organisaties op milieugebied in het Vlaamse gewest Het departement (ministerie) van Leefmilieu en Infrastructuur kent afdelingen voor beleid en evaluatie, en agentschappen voor beleidsuitvoering. Voorganger van het departement LNE was een agentschap: Administratie Milieu-, Natuur, Land- en Waterbeheer van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur (ANIMAL). De omvorming is nog in uitvoering. De afdeling Milieuvergunningen (AMV) van departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) bereidt milieuvergunningenbeleid voor en evalueert dit en behandelt erkenningen i.v.m. milieuregelgeving. Daartoe heeft de AMV buitendiensten in de vijf provincies. De AMV brengt met de buitendiensten advies uit bij vergunningaanvragen van provincies en gemeenten. De afdeling Milieu-inspectie is vanuit ANIMAL integraal naar het departement LNE overgekomen. De inspectie is centraal georganiseerd, maar heeft een buitendienst in alle provincies. Ook is er een aparte afdeling voor Toezicht op Seveso-bedrijven (genoemd naar de EU-Seveso-richtlijn, in Nederland BRZO-bedrijven). In elke provincie is een milieuvergunningscommissie opgericht die de deputatie (in Nederland GS) adviseert over de vergunningsaanvragen, de beroepen en de vragen tot afwijking of wijziging van voorwaarden. De PMVC (Provinciale Milieuvergunningscommissie) bespreekt de resultaten van het onderzoek en de adviezen die in het kader van de vergunningsprocedure zijn uitgebracht. Per dossier formuleert zij een gecoördineerd advies aan de deputatie. De exploitant of beroeper kunnen schriftelijk vragen om gehoord te worden. De samenstelling van de commissie is wettelijk bepaald.10
Interbestuurlijk overleg Het Milieuoverleg met de lokale overheden (MILO) is het milieuoverleg tussen Gewest, provincies en gemeenten en komt tweemaandelijks bijeen. Het bespreekt alle mogelijke knelpunten m.b.t. het gemeentelijk milieubeleid die niet elders kunnen ter sprake komen. Van 2001 tot 25 april 2003 hebben de Vlaamse overheden overleg gehad over de kerntaken. Via het MILO gaat de implementatie op milieugebied vorm krijgen (in werkgroepen). Onderstaand de voornemens voor implementatie van de werkgroep leefmilieu en natuur.
Zij bestaat uit: voorzitter (stemgerechtigd), secretaris (niet-stemgerechtigd), een vertegenwoordiger van de verschillende adviesbevoegde overheidsorganen (stemgerechtigd), Afdelingen, agentschappen e.d., twee deskundigen (stemgerechtigd), een vertegenwoordiger van het schepencollege van de betrokken gemeente mag ook in de commissie zetelen. Hij heeft een raadgevende stem in de bespreking van dossiers waarvoor het advies van het schepencollege gevraagd werd. 10
53
Bij de taakverdeling tussen het gewest en de gemeenten wordt gekozen voor een taakverdeling op basis van twee hoofdcriteria, nl. preventieve/reactieve handhaving enerzijds en klasse-indeling anderzijds. Slechts uitzonderlijk kan de rubriek als criterium worden gebruikt voor taakverdeling. Reactieve handhaving klasse I is een kerntaak van het gewest. Reactieve handhaving klasse II en III en niet-ingedeelde inrichtingen is een kerntaak van de gemeenten. Het gaat evenwel om een gedeeltelijk concurrerende bevoegdheid. Wanneer de gemeente niet optreedt, moet het gewest optreden (mits mogelijk sanctionering van het nietoptreden). Het verwante conflictbemiddeling is eveneens een kerntaak voor de gemeenten. Bij de taakverdeling inzake preventieve handhaving wordt in principe gekozen voor exclusieve bevoegdheden. Klasse I = gewest, klasse II en klasse III (integrale voorwaarden) = gemeente. Het gemeentelijke niveau moet - zoals nu - ook voor klasse I, de bevoegdheid behouden om in te grijpen wanneer een als vergunningsplichtig ingedeelde inrichting niet beschikt over een vergunning. Tevens moet het de bevoegdheid behouden om technische controles uit te voeren. Dit wil zeggen dat het vaststellingen mag doen zonder dat het daarom gemachtigd is om PV op te stellen waarin een misdrijf wordt vastgesteld. Ook moet het gewest een meer vergaande vorm van samenwerking ontwikkelen met de gemeenten inzake klasse I. Dit wil zeggen dat de gemeenten beter moeten worden geïnformeerd wanneer het gewestelijk toezicht aan het licht brengt dat er problemen zijn met een klasse I-inrichting. De taakverdeling is afdwingbaar. Dit wil zeggen dat het gewest instrumenten ter beschikking krijgt om er op toe te zien dat de andere bestuursniveaus inderdaad de hun toegewezen taken uitvoeren. Het gewest wil een financiële sanctie, n.l. minder middelen uit het gemeentefonds, bij niet of onvoldoende naleving van de taakverdeling. Gewest en gemeenten stellen daarnaast vast dat ze, zeker voor wat betreft de preventieve handhaving, meer middelen moeten krijgen om een geloofwaardig handhavingsbeleid te kunnen voeren. Om de taakverdeling waar te maken zijn de Vlaamse overheden overeengekomen dat verder volgende stimulerende instrumenten worden ingezet: •
Aan de burger zal het recht worden toegekend om een gemotiveerd verzoek in te dienen bij de overheid om uitspraak te doen over het al dan niet opleggen van een sanctie, wanneer de burger aannemelijk kan maken dat er sprake is van overtreding.
•
Zorgen voor een goede omkadering of ondersteuning.
•
Gewestelijke subsidies (b.v. via de samenwerkingsovereenkomst). Hoe beter de subsidiëring wordt afgestemd op het werkvolume (b.v. aantal hinderlijke inrichtingen) hoe stimulerender ze zal zijn.
Naast deze voornemens is het nu al praktijk dat de Vlaamse overheid samenwerkingsovereenkomsten sluit met lokale overheden. Dat is een vrijwillige overeenkomst die een gemeente of provincie afsluit met de Vlaamse overheid op vlak van milieu waarin dan wel enkele onderdelen verplicht zijn. In ruil voor het uitvoeren van een aantal taken krijgt ze financiële en inhoudelijke ondersteuning van de Vlaamse overheid. De gemeente of provincie kan zelf kiezen welke onderdelen van de overeenkomst ze ondertekent en welke ambitieniveaus ze wenst te behalen.
54
Voor de inhoudelijke en administratieve opvolging van het lokale milieubeleid wordt een centraal aanspreekpunt opgebouwd, blijkt uit het milieubeleidsplan 2003-2007. Het krijgt een sterk coördinerende rol en in de planperiode gaat de aandacht naar de volgende taken: •
fungeren als centraal aanspreekpunt voor lokaal milieubeleid;
•
een netwerk uitbouwen met de verschillende onderdelen van overheden en instellingen die met aspecten van het lokale milieubeleid bezig zijn (de input van verschillende afdelingen coördineren en integreren), met inbegrip van afstemming met bestaande steunpunten en kenniscentra;
•
een visie en strategie ontwikkelen en het lokale milieubeleid inhoudelijk aansturen, onder meer in samenspraak met de verschillende betrokken afdelingen op gewestelijk niveau;
•
de Samenwerkingsovereenkomst opvolgen en beoordelen, met inbegrip van controles op het terrein in samenwerking met de verschillende clusterverantwoordelijken;
•
overleg met lokale overheden coördineren;
•
de communicatie met lokale overheden verbeteren;
•
projecten opzetten, gericht op het bevorderen van externe integratie op het lokale niveau (bv. mee initiatieven ontwikkelen voor duurzaam stedelijk milieubeleid) (zie ook het project ‘Stedelijk milieubeleid’). Vernieuwende (piloot)-projecten zullen worden opgevolgd en ondersteund en er zal worden ingestaan voor een uitwisseling van goede voorbeelden;
•
organisatie van vormingsmomenten voor milieu en duurzaamheidsambtenaren;
•
internationale initiatieven opvolgen die relevant zijn voor lokale overheden en informatie verzamelen over lokaal milieubeleid in andere landen, onder meer goede voorbeelden inventariseren;
•
opstarten van een open coördinatie: op de website van de samenwerkingsovereenkomst zullen de ‘prestaties’ van de lokale overheden m.b.t. deze Samenwerkingsovereenkomst vergeleken kunnen worden. Er wordt daarnaast ook een breder proces opgestart om lokale overheden onderling te vergelijken aan de hand van een aantal relevante indicatoren.
Er is een databank die bijgehouden wordt door de AMV waarin alle Vlaamse klasse I en veel klasse II bedrijven instaan. Deze databank is voor alle milieuoverheden te raadplegen. Het maken van de vele brieven die in de procedures gestuurd moeten worden, worden automatisch aangemaakt. De termijngebonden beslissingen komen ook geautomatiseerd op de agenda van de milieucommissies. Met bedrijven probeert het Vlaamse ministerie naast een vergunningstelsel ook vrijwillig tot afspraken te komen. Zoals door middel van de milieubeleidsovereenkomst (MBO) tussen de Vlaamse overheid en een overkoepelende en representatieve beroepsorganisatie. Een milieuovereenkomst is een beleidsinstrument waarmee de overheid in samenwerking met de beroepsorganisaties en hun leden bepaalde milieudoelstellingen trachten te bereiken.
55
Handhaving In nieuwe afspraken tussen de Vlaamse overheden worden op handhavingsgebied afspraken gemaakt wie waar voor verantwoordelijk is. a.
Het gewest werkt verder aan een verbetering van de kwaliteit en de handhaafbaarheid van het milieurecht.
b.
Het gewest werkt aan de vervanging van de versnipperde en verouderde decretale regeling inzake handhaving van het milieurecht door een geïntegreerde regeling in een decreet handhaving van het milieurecht −
Het decreet handhaving moet in de nodige instrumenten voorzien die het Vlaamse gewest toelaten om te verzekeren dat de gemeenten de hun toebedeelde taken naar behoren uitvoeren. Naast een stimulerend beleid wordt voorzien in een financiële sanctie (b.v. minder middelen uit het gemeentefonds). Ook krijgt de burger het recht om een gemotiveerd verzoek in te dienen bij de overheid om uitspraak te doen over het al dan niet opleggen van een sanctie, wanneer de burger aannemelijk kan maken dat er sprake is van overtreding. Specifiek voor wat betreft de bewaking van de kwaliteit van de handhaving blijven (eventueel in aangepaste vorm) de figuur van toezicht door hogere overheden (hoog toezicht) en de verplichte scholing bestaan. Daarnaast wordt de planning van preventieve controles ingevoerd.
−
Het decreet handhaving moet toelaten om voor alle overtredingen aangepaste straffen en maatregelen op te leggen (proportionaliteitsbeginsel). Hiervoor is een modernisering en verbreding van het sanctie-instrumentarium nodig.
c.
Het oorspronkelijke voorstel van het Vlaams gewest om ook de provincies een rol toe te bedelen in de organisatie van het toezicht wordt verlaten. Dit betekent dat de regelgeving, die de eigenlijke taakverdeling bevat tussen gewest en gemeenten voor wat betreft het toezicht op hinderlijke inrichtingen, niet wijzigt.
a.
Gewest en gemeenten stellen vast dat ze, zeker voor wat betreft de preventieve handhaving, meer middelen moeten krijgen om een geloofwaardig handhavingsbeleid te kunnen voeren. Voor zover door de invoering van het systeem van algemene regels (integrale voorwaarden) minder middelen moeten worden besteedt aan vergunningverlening, worden deze geïnvesteerd in handhaving.
b.
Hoewel er geen wijzigingen zijn aan de regelgeving inzake taakverdeling inzake toezicht tussen gewest en gemeenten, wijzigt de wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven wel. −
De gemeenten moeten het reactief toezicht (na klacht) volledig en overal verzekeren.
−
De gemeenten maken meer werk van een preventieve, planmatige handhaving. Gemeenten en gewest realiseren, over het gehele grondgebied, een minimumniveau aan preventief toezicht voor alle klassen van hinderlijke inrichtingen. Het minimumniveau betreft zowel de kwaliteit van het toezicht als de frequentie van plaatsbezoeken. Onder meer voor dit laatste punt is evenwel ondersteuning nodig door het gewest.
56
−
De samenwerking tussen het gewestelijke en gemeentelijke niveau krijgt vorm via een netwerk dat wordt gecoördineerd door de gewestelijke diensten. Dit netwerk vervult een rol voor onder meer de controle op hinderlijke inrichtingen en voor de vrije velddelicten.
−
De gemeenten gebruiken de instrumenten die ze hebben om ervoor te zorgen dat de lokale politie haar medewerking verleent aan het gewest en aan de federale politie voor de afdoende controle van afval- en mesttransporten en voor de controle op de naleving van b.v. het CITES-verdrag. Ze maken tevens werk van de handhaving van vrije velddelicten.
−
Gemeenten en gewest moeten verder werk maken van een scheiding tussen de functie beleidsuitvoering (meer bepaald vergunningverlening) en de functie handhaving; dit kan slechts mits structureel overleg en afstemming tussen uitvoerders en handhavers;
−
Er moet gestreefd worden naar een verdere scheiding tussen toezichts- & opsporingstaken zonder praktijkproblemen te veroorzaken. Er dient verder te worden onderzocht welke rol de interpolitiezones kunnen spelen inzake de handhaving van het milieurecht in het algemeen en de uitoefening van administratief toezicht in het bijzonder.
Flankerend en ondersteunend beleid a.
Om een goede informatieverzameling en goed informatiebeheer te verzekeren moet het gewest een centrale databank beheren en verder ontwikkelen waarin gemeenten, provincies en gewest de handhavingsinformatie moeten opslaan waarover zij beschikken. Alle instanties die voor de uitoefening van hun functie behoefte hebben aan deze informatie, moeten de databank kunnen raadplegen.
b.
Handhavers moeten concrete toezichtsopdrachten kunnen uitoefenen met de nodige onafhankelijkheid. Hiervoor is o.a. een duidelijk statuut nodig. De politieke overheid bepaalt wel de prioriteiten inzake handhaving.
Minimum kwaliteitsniveau Voor alle handhavingstaken moet een afdwingbaar minimum kwaliteitsniveau worden gehaald. Om kwaliteit te bereiken zijn volgende instrumenten bruikbaar, ondersteund door financiële stimuli en sancties: •
De figuur van het hoog toezicht: de centrale overheid treedt in concrete dossiers in de plaats op van de lokale overheid wanneer deze haar taak niet goed vervult.
•
Planning van preventieve controles. Zo kan de centrale overheid een zekere controle uitoefenen op kwaliteit en kwantiteit van preventieve controles. Bovendien stimuleert dit instrument de overheid die de planning opmaakt om na te denken over een efficiente en kwalitatieve aanpak.
•
Verplichte vorming. Een gemeentelijke (milieu)ambtenaar die de Vlaremtoezichtsbevoegdheid wenst uit te oefenen, moet een specifieke opleiding volgen. Als hij deze "Vlarem-opleiding" met succes afrondt, krijgt hij een getuigschrift, het zogenaamde "Vlarem-attest".
57
Processen en kennis
Personeel Binnen de afdeling Milieuvergunningen van het departement LNE werken een 100-tal personeelsleden. Wat de interne organisatie en taakverdeling betreft, kan worden opgemerkt dat er tussen de verschillende aan de afdeling toegewezen kerntaken een uitermate grote interactie bestaat. Zo zal bij het onderzoek van een milieuvergunningendossier (= kerntaak: behandeling milieuvergunningendossiers) de AMV-ambtenaar: •
contact zoeken met de milieucoördinator van het bedrijf. (= kerntaak opvolging bedrijfsinterne milieuzorg);
•
het dossier toetsen aan de toepassing van beste beschikbare technieken (= kerntaak evaluatie en actualisatie milieureglementering op basis van toepassing BBT);
•
de in het dossier aanwezige rapporten die door erkende deskundigen zijn opgesteld (MER, VR, geluidsstudie, …) als technische ondersteuning gebruiken bij de toetsing van het voorwerp van het dossier aan de omgevingssituatie (= kerntaak erkenningen, omdat de “bruikbaarheid” en dus ook de kwaliteit van de door de deskundige opgestelde rapporten op het terrein wordt getoetst).
Dit alles betekent dat de AMV-ambtenaar bij de uitvoering van een onderzoek van een milieuvergunningendossier niet alleen heeft gewerkt aan de kerntaak “behandeling milieuvergunningendossiers”, maar tegelijkertijd een bepaald percentage van zijn bestede tijd ook heeft gewijd aan minstens de kerntaken “opvolging bedrijfsinterne milieuzorg”, “BBT” en “erkenningen”. De opsplitsing in diensten op het niveau van het gewest is in die zin dan ook een functionele opsplitsing waarbij het merendeel van de ambtenaren – ongeacht de dienst waartoe zij behoren – steeds tegelijkertijd aan de kerntaken werken.
Processen De taken van de afdeling Milieuvergunningen kunnen worden samengevat in een aantal zogenaamde “processen”. Hierna worden deze schematisch weergegeven. Het gaat om de volgende hoofd- en deelprocessen : AMV 01 Behandeling milieuvergunningendossiers AMV 01 01. Behandeling dossiers milieuvergunning eerste aanleg klasse 1. AMV 01 02. Behandeling dossiers milieuvergunning eerste aanleg klasse 2. AMV 01 03. Behandeling dossiers milieuvergunning in beroep klasse 2. AMV 01 04. Behandeling dossiers milieuvergunning in beroep klasse 1. AMV 01 05. Behandeling aanvragen tot afwijking van titel II van het VLAREM. AMV 01 06. Behandeling dossiers dwangmaatregelen milieuvergunning. AMV 01 07. Behandeling dossiers Genetisch Gemodificeerde Organismen. AMV 01 08. Coördinatie Gewestelijke Milieuvergunningencommissie. AMV 02 Milieubeleidovereenkomsten (MBO’s) voorbereiden en opvolgen
58
AMV 03. Behandeling en opvolging dossiers bedrijfsinterne milieuzorg AMV 03 01. Behandeling dossiers registratie milieucoördinator AMV 03 02. Behandeling dossiers erkenning externe milieucoördinator AMV 03 03. Behandeling dossiers instemming meervoudige aanstelling milieucoördinator. AMV 03 04. Behandeling dossiers erkenning cursus aanvullende vorming milieucoördinator. AMV 03 05. Evaluatie van de door de milieucoördinator uitgevoerde taken (opvolging jaarverslagen milieucoördinator) AMV 03 06. Opvolging milieu-audits AMV 03 07. Adviseren bij onenigheid over aanstelling van milieucoördinator AMV 04 Evaluatie en actualisatie milieureglementering op basis van toepassing BBT AMV 05 Behandeling specifieke dossiers inzake de opslag gevaarlijke producten AMV 05 01. Behandeling dossiers aanvraag gelijkwaardigheid controlemethodes voor de opslag van gevaarlijke producten AMV 05 02. Behandeling dossiers aanvaarding bevoegd deskundige inzake de opslag van gevaarlijke producten AMV 06 Behandeling dossiers bodemsanering (Vlarebo) AMV 06 01. Advisering dossiers bodemsanering Vlarebo in eerste aanleg. AMV 06 02. Advisering dossiers bodemsanering Vlarebo in beroep. AMV 07 Behandeling dossiers erkenning milieudeskundigen, technici en instellingen AMV 07 01. Behandeling dossiers voor de erkenning van milieudeskundige volgens de VLAREMprocedure (niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen/bodemcorrosie/ houders voor gassen of gevaarlijke stoffen/ lucht) AMV 07 02. Behandeling dossiers voor de erkenning van laboratoria voor wateranalyse (grond- en oppervlaktewater) AMV 07 03. Behandeling dossiers voor de erkenning van milieudeskundige in de discipline geluid AMV 07 04. Behandeling dossiers voor de erkenning van milieudeskundige in de discipline verwarmingsinstallaties gevoed met vloeibare brandstof en dito opleidingscursussen AMV 07 05. Behandeling dossiers voor de erkenning van VR-deskundige AMV 07 06. Behandeling dossiers voor de erkenning van MER-deskundige AMV 07 07. Behandeling dossiers voor de erkenning van instellingen opleiding VLAREMtoezicht AMV 08 Leidinggevende en coördinerende taken
59
Kennis en opleiding Ongeveer 60 van de 100 werknemers van de AMV hebben “niveau A”: universitair of hoger onderwijs. Meerdere keren per jaar zijn er studiedagen over actuele onderwerpen, zoals wetwijzigingen en ontwikkelingen op milieugebied. De VLAREM-reglementering beoogt een vertaling te zijn van de beste beschikbare technieken (BBT). Als deze technieken en ook de kennis van BBT ontwikkelen, moet de VLAREMreglementering geactualiseerd worden. De evaluatie en actualisering van de VLAREMreglementering in het licht van de evolutie van BBT, vormt dan ook een belangrijke kerntaak van de afdeling Milieuvergunningen. Reeds lang wordt daarom binnen de afdeling Milieuvergunningen gewerkt met materie-experts. Dit zijn AMV-ambtenaren die zich specialiseren en bekwamen in de “gekozen” materies. De betrokken ambtenaren werd gevraagd vanuit hun vorming, kennis en interesse, ten minste 2 materies aan te geven waarbinnen zij zich (verder) willen bekwamen. Deze materies worden ingeschreven in de individuele planningsdocumenten. Meer in het bijzonder wordt van de AMV-experts verwacht dat zij vanuit hun kennis en specialisatie technische ondersteuning geven aan de desbetreffende expertwerkgroep(en). Verder wordt van de AMV-ambtenaren met verder doorgedreven specialisatie in een welbepaalde materie verwacht dat zij ook als “expert” meewerken aan de voorbereiding van nieuwe EG-regelgeving in het domein van die materie. Ook zullen de experts mee worden ingeschakeld in de advisering van de dossiers voor erkenning van milieudeskundigen waarvan de afhandeling per 1 april 2006 aan de afdeling Milieuvergunningen is toebedeeld als gevolg van de recente herstructurering van de Vlaamse overheidsadministratie. Als de agenda erom vraagt kunnen uiteraard ook externe experts van andere afdelingen, agentschappen en industrie op technische vergaderingen worden uitgenodigd. Het werken als materie-expert helpt de AMV ambtenaar bij de deskundige afhandeling van de vele milieuvergunningendossiers. Het verruimt ook de blik op de reële draagwijdte en betekenis van de VLAREM-reglementering en de milieuvergunning als instrument in het geheel van de milieuproblematiek. De werkgroepen zijn in regel samengesteld op basis van de keuzes die de betrokken AMVambtenaren ter zake hebben aangegeven in hun planningsdocument voor 2006. Verder zijn sommige ambtenaren aangewezen voor bepaalde werkgroepen waarvoor zij niet hadden gekozen. Dit laatste door hun ter zake ingeschatte bekwaamheden.
Verbeteracties Wat het project 'Handhaving' betreft, werd in april 2005 een beperkte ambtelijke expertwerkgroep aangesteld om de studies van de Universiteiten van Gent (inzake bestuurlijke handhaving van de milieuwetgeving) en Maastricht/Leuven (inzake strafrechtelijke handhaving van de milieuwetgeving) te evalueren en de ontwikkelingen en nieuwe inzichten sindsdien in kaart te brengen. Een rondetafel over handhaving werd georganiseerd en een voorontwerp van decreet uitgewerkt. Het nieuwe decreet zal voorzien in een eenduidig handhavingskader met verruimde mogelijkheden om administratief te handhaven.
60
Alle gemeenten moeten in de loop van 2005 een milieubeleidsplan hebben. In 2003 en 2004 komt het departement ter ondersteuning van de beleidsplanning het Kader Gemeentelijk Milieubeleidsplan actualiseren en toelichten bij de lokale overheden. Via de overeenkomst worden lokale overheden ook gestimuleerd en ondersteund om te werken met indicatoren. Eind 2005 zijn al meer dan 1 op 3 gemeenten die de overeenkomst ondertekenden bezig met het gebruik van indicatoren voor de opvolging van hun milieubeleid. C ONCLUSIES
Overeenkomsten met Nederland Vergunningverlening •
In Vlaanderen is net als in Nederland een beweging naar minder specifieke wetgeving voor vergunningverlening, maar meer algemene regels.
•
De Vlaamse overheid probeert ook met koepelorganisaties overeenkomsten te sluiten voor vrijwillig halen van milieudoelstellingen.
•
Gemeenten moeten een milieubeleidsplan hebben.
Toezicht •
De provincie heeft geen rol in het toezicht, wel in de handhaving
Verschillen met Nederland •
Vlaanderen heeft een kleiner oppervlak, inwoners en daarmee ook een lager aantal vergunningen en te handhaven bedrijven.
•
Vlaanderen is ook centraler in de aansturing dan Nederland. Het ministerie is decentraal georganiseerd. De gedeconcentreerde diensten adviseren bijvoorbeeld de vergunningaanvragen van gemeenten en provincie.
•
Er is niet alleen subsidie als beloning maar ook korting op gemeentefonds bij slecht presteren.
•
Bijzonder bij de stimulering is dat de samenwerkingovereenkomst a la carte is, of op zijn minst is er keuze uit verschillende menu’s met bijbehorend ambitieniveau.
•
De centrale dataverzameling van klasse 1 en deels klasse 2 wordt uitgebreid naar alle bedrijven en voor alle milieuoverheden toegankelijk.
61
Vergunningverlening De milieuklasse-indeling is in drieën. Gewest
Provincie
Gemeente
Klasse I
Beroep, handhaving
Vergunning
Toezicht toegestaan
Klasse II
-
Beroep
Vergunning, handhaving
Klasse III
-
-
Melding, handhaving
Toezicht •
In Vlaanderen is men niet alleen bezig met het scheiden van vergunningverlening en toezicht, maar ook met een verdere scheiding toezicht en opsporing.
In Vlaanderen zijn bedrijven verplicht een milieucoördinator aan te stellen.
62
11.
LIJST VAN GEÏNTERVIEWDEN
•
G. Biezeveld,
Officier van Justitie Functioneel parket
•
F. Hartog,
Directeur milieudienst Dordrecht
•
M.A. Heldeweg,
Universitair hoofddocent, Twente
•
W. Laman,
BZK
•
R. Lenten,
VNG
•
F.C.M.A. Michiels
Hoogleraar Bestuursrecht, Tilburg
•
L.A. Pannekeet,
Directeur Milieudienst IJmond,
•
A. de Wit,
Politieacademie, kennisadvisering milieu
•
P.J. van Zanten,
Aj.-hoofd Economie, milieu en toerisme, Overijssel
63
12.
DEELNEMERS EXPERTMEETINGS
D EELNEMERSLIJST EXPERT - MEETINGS 16 JANUARI 2007
Expert-meeting vergunningverlening Provincies Erica Graven (Provincie Overijssel, hoofd afdeling vergunningverlening) Wim van der Pennen (Provincie Noord Brabant, hoofd afdeling vergunningverlening) Milieudienst: Leo de Jong (Milieudienst Zuid Holland Zuid, ....) Michel van der Vlugt (Milieudienst Waterland, Unit coordinator) Marcus van Driel (DCMR) Gemeenten: Wouter Schenk (Gemeente Deurne, Teamleider Bouwen, Wonen en Milieu) Michiel Hustinx (Gemeente Nijmegen, ....) Ellen van Dijk (Gemeente Utrecht, hoofd bureau vergunningen en handhaving)
Dhr. Hartog (Gemeente Dordrecht, hoofd afdeling Bouwen en Wonen) Waterschappen:
Jeanette Gerkens (Waterschap Hollandse Delta, hoofd afdeling vergunningverlening) VROM Pieter Roos (DG-milieu, directie Strategie en Bestuur) Harm Borgers (DG-milieu, directie Strategie en Bestuur)
64
Expert-meeting toezicht Provincies: Evert Steijnebrugh (Provincie Limburg, hoofd afdeling toezicht): Ruud Peeters (Provincie Zuid-Holland, hoofd afdeling handhaving) Milieudienst: Ronald Visser (DCMR, ...) Wendy Ruwhof (Milieudienst Midden Holland, directeur) Dhr. M. de Wagt (Regionaal Milieubedrijf Cuijk, hoofd afdeling toezicht) Gemeenten: Carla Mijnhart (Gemeente Amsterdam, hoofd afdeling Milieutoezicht Zuid) Maarten Frenk (Gemeente Hilversum, sectiechef Milieu en APV- Dienst Inwoners) Alfons Buijs (Gemeente Delft, vakteamhoofd milieutoezicht) Waterschappen: Ad van den Elshout (Waterschap Brabantse Delta, Afdeling Handhaving coördinator Industrie en gemeente) Jeanette Gerkens (Waterschap Hollandse Delta, hoofd afdeling vergunningverlening) RWS Frank ten Vaarwerk (Rijkswaterstaat dienst Limburg, afdeling handhaving) VWA Ruud Vis LOM
Fred Kok VROM
Harm Borgers
65
13.
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Advies publieksbijeenkomst gecertificeerde toezichthouders, z.j. ALOM, werkprogramma vervolg professionalisering, z.j. Ambtelijke commissie toezicht, Kaderstellende visie op toezicht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 - 2001, 27 831, nr. 1). Aptroot c.s., motie, TK, vergaderjaar 2005-2006, 29 362, nr 77 Berenschot, Drie inspecties vergelken, een beschijving van de aansturing en organisatie van het ministerieel toezicht op AID, IO en AI, 2000 Berenschot, Eindrapport evaluatie uitvoeringsstructuur BRZO 1999, 2002 Biezeveld, G. e.a., Perspectieven vergunningverlening en toezicht in Nederland, 2006 Biezeveld, G., Het handhavingsbestel voor de ordeningswetgeving, Een onbalans tussen eenheid en verscheidenheid, versie 090206 BZK, VNG, Handreiking Europaproof gemeenten, 2006 Caluwe, L. de, Veranderen moet je leren, Reed Business Information, 1997 CapGemini, Puzzelen met prioriteit; een strategische verkenning van het absorptievermogen van gemeenten met betrekking tot de implementatie van ICT-vernieuwingen, presentatie 23 september 2005 Centrum voor Milieurecht in opdracht van het Ministerie van VROM, Mogelijkheden en gevolgen van het invoeren van leges, juli 2005 Centrum voor Milieurecht in opdracht van het Ministerie van VROM, Omgevingsvergunning, gevolgen van het invoeren van beroep in twee instanties, juli 2005 Centrum voor Omgevingsrecht en Beleid (CELP) / NILOS, Universiteit Utrecht, A.B. Blomberg, F.C.M.A. Michiels, A.G.A. Nijmeijer, Gestroomlijnde vergunnningverlening, juni 2004 Commissie Alders, Interbestuurlijk toezicht herijkt, 2005 Companen, in opdracht van het Ministerie van VROM, Kwantitatief onderzoek vergunningverlening; gegevensverzameling in kader VROM-vergunning, 16 september 2005 De Categorieën van de IPPC Richtlijn, Letterlijke tekst van Annex I van de IPPC Richtlijn (EG richtlijn nr. 96/61 van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257).] Deens Technologie Instituut - Reorganisation of government back-offices for better electronic public services – European good practices (back-office reorganisation); Final report to the European Commission, januari 2004 DHV, De omgevingsvergunning verder verkend; verslagen van intervisiebijeenkomsten, november 2005 DHV, Handreiking: ‘De Omgevingsvergunning georganiseerd’, 2006
66
DHV, Proceduremanagement; voorbeeldprojecten ontwikkelingsplanologie, in opdracht van het Ministerie van VROM, juni 2005 DHV, Wabo belicht; onderzoek inzake kernpunten Wabo andere overheden, oktober 2005 Diversen, concept artikelen tijdschrift Milieu en Recht, speciale editie ‘Omgevingsvergunning’, november 2005 Duivenboden, H.P.M. van, A.M.B. Lips en A.F.A. Korsten, Klantgericht werken en ICT Op weg naar vraaggerichte elektronische publieke dienstverlening in Tijdschrift Bestuurskunde, 2002, nr. 8 EIM ‘Kosten voor inhoudelijke verplichtingen voor het bedrijfsleven’, mei 2005 Erasmus Universiteit Rotterdam, Integrale handhaving – een onderzoek naar vormen van integrale handhaving van het beleid ten aanzien van openbare inrichtingen, Rotterdam, 2002 Evaluatiecommissie Wet milieubeheer, Capaciteit voor de uitvoering van de milieuregelgeving, 2003 Evaluatiecommissie Wet Milieubeheer; ECWM, Buitenlandse inspiratie voor de Wet Milieubeheer, 2003/17 Evaluatiecommissie Wet Milieubeheer; ECWM, Capaciteit voor de uitvoering van de milieuregelgeving, 2003/20 Gemeente Dordrecht, businesscase gemeente Dordrecht voor digitaal bouwloket, augustus 2005 Gemeente Spijkenisse, Nota Visie op een centrale publieksfunctie, april 2003 Gosselin, D., Strategisch Accountmanagement: Accountmanagement vanuit een strategisch perspectief, Universiteit Gent, 2002 Hendriks, V. e.a., Handhaven met meer effect en minder last: alleen maatwerk helpt!, 2006 INK, Gids voor toepassing van het INK-managementmodel’, Instituut Nederlandse Kwaliteit, ’s-Hertogenbosch Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer Inspectie V&W, Inspectiekader IPPC-richtlijn WVO, 2006 Inspectie VROM, Inspectie Verkeer en Waterstaat, Onderzoek implementatie IPPC-richtlijn in Nederland door Witteveen+Bos, concept november 2006 IPO, Brief over stand van zaken Professionalisering, 2006 IPPC-Richtlijn, 2001/331/EG; pbEG 27.4.2001 L 118/41 Jong, W. de in opdracht van de Bestuursacademie en gemeente Dronten, Invoering van de omgevingsvergunning, de voorbereiding van de gemeente Dronten op de invoering van de omgevingsvergunning, september 2005 K+V, IPO rapportage vergunningverlening en handhaving, 2005 Kabinetsstandpunt politieorganisatie, z.j.
67
Kenniscentrum elektronische overheid, Gebruikershandleiding Landelijke Servicemeter, maart 2005 KPMG in opdracht van Programmabureau OL 2000, De gemeentelijke praktijk van Overheidsloket 2000; eindrapportage, januari 1998 Milieudienst Regio Eindhoven, Notitie m.b.t. jurisprudentie IPPC, 2006 Ministerie V&W, VROM, IPO, VNG, UvW, Rapportage eindmeting professionalisering milieuhandhaving, 2005 Ministerie van BZK, Kaderstellende visie op toezicht, 2005 Ministerie van BZK, Project eenduidig toezicht, juni 2006 Ministerie van EZ, Kabinetsplan aanpak administratieve lasten, kamerstuk 29 515, nr. 140, 2006 Ministerie van EZ, Leidraad gemeentelijk accountmanagement, mei 2005 Ministerie van EZ, Meibrief vereenvoudigen vergunningen, z.j. Ministerie van EZ, Taskforce vereenvoudiging vergunningen, Plan van aanpak, 30 september 2004 Ministerie van VROM in samenwerking met gemeente Deventer, Procesbeschrijvingen Balie Bouwen en Wonen, 7 oktober 2002 Ministerie van VROM, Eindmeting ‘professionalisering milieuhandhaving’, uitgevoerd door Berenschot en Oranjewoud, juni 2005 Ministerie van VROM, Handreiking gemeentelijke coördinatieregeling; procedurele vereenvoudiging en versnelling van ruimtelijke projecten, februari 2006 Ministerie van VROM, Handreiking handhaven bouwregelgeving, juni 2004 Ministerie van VROM, Handreiking implementatie Basisregistraties Adressen en Gebouwen Ministerie van VROM, InterProvinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Unie van Waterschappen, Kwaliteitscriteria professioneel handhaven; “doe je voordeel met het oordeel”, vastgesteld 1 november 2002 Ministerie van VROM, Modernisering algemene regels Wet Milieubeheer, juni 2005 Ministerie van VROM, Plan van aanpak Digitaal omgevingsloket, november 2005 Ministerie van VROM, Prototype digitale aanvraag omgevingsvergunning, november 2005 Ministerie van VROM, Referentieprojecten omgevingsvergunning; een blik op de toekomst aan de hand van praktijkgevallen, Den Haag, juni 2005 Ministerie van VROM, VNG, NovioConsult Van Spaendonck, Handreiking goede voorbeelden vergunningenmanagement, november 2005 Ministerie van VROM, Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht, concept 1 december 2005 (‘wetten en regels’ op http://www.vrom.nl/vergunningen) Ministerie van VROM, Brief over Protocol Pollutant Release and Transfer Register (PRTR) onder het Verdrag van Aarhus en de Europese Verordening PRTR, z.j.
68
Ministerie van VROM, brochure Project Kengetallen, z.j. Ministerie van VROM, De nieuwe activiteiten-AMvB in hoofdlijnen, z.j. Ministerie van VROM, De nieuwe coördinatieregeling in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, februari 2006 Ministerie van VROM, De omgevingsvergunning, mei 2005 Ministerie van VROM, Digitaal Bouwloket, maart 2006 Ministerie van VROM, Digitaal omgevingsloket, oktober 2005 Ministerie van VROM, Handreiking: ‘De Omgevingsvergunning georganiseerd’, 2006 Ministerie van VROM, inspectie V&W, Onderzoek invoering wetswijziging hoofdstuk 8 Wet Milieubeheer, 2005 Ministerie van VROM, Jaarrapportage gemeenteonderzoeken, 2005 Ministerie van VROM, Modernisering algemene regels Wet Milieubeheer, 2005 Ministerie van VROM, Modernisering VROM regelgeving, december 2004 Ministerie van VROM, Nota projecten kwaliteit vergunningverlening en toezicht (afstemming van de projecten), z.j. Ministerie van VROM, Overzicht reikwijdte omgevingsvergunning Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht, januari 2006 Ministerie van VROM, Samen bereik je meer: hoe gemeenten kunnen samenwerken om hun bouw- en woningtoezicht te verbeteren, z.j. Ministerie van VROM, Toekomstagenda milieu, 2006 Ministerie van VROM, Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht, concept 1 december 2005 Ministerie van VROM, DGM, Denklijn IPPC – NEC, 2006 Ministerie van VROM, DGM, Notitie E-PRTR DUIV, 2006 Ministerie van VROM. Nota E-PRTR DT, z.j. Ministerie van VROM-Inspectie, Landelijke rapportage VROM-brede Gemeenteonderzoeken 2003 en 2004, , juli 2005 Niebeek, G., Projectplan en uitvoeringsplan VI-IVW-inspectieonderzoek IPPC-richtlijn, 2006 Politiek Online en onderzoeksbureau MeMo2 in opdracht van het Ministerie van VROM, Online enquête omgevingsvergunning, samenvatting resultaten en onderliggende data, 3 oktober 2005 Professionalisering Milieuhandhaving, Meetbare handhavingsdoelstellingen (outputcriteria), 2004 Professionalisering van de milieuhandhaving , Besturen met kengetallen “Handreiking voor het management”, juli 2004
69
Professionalisering van de milieuhandhaving, Werken met kengetallen “Handleiding voor het gebruik van de database”, juli 2004 Programmabureau Overheidsloket 2000 (OL2000), Handboeken ‘Van vraagpatroon naar loket’, ‘Van loketidee naar implementatie’, ‘Management van verandering’ en ‘Monitoren van geïntegreerde dienstverlening’, augustus 1998 Project Loket Bouwen en Wonen, verslag Startcongres Bouwen en Wonen op 30 maart 2000, Thema ‘Front- en backoffice, hier wordt geknipt’ Project Vereenvoudiging Vergunningen, Quick scan bestaande samenwerkingsverbanden decentrale overheden, 2006 PWC, in opdracht van de Taskforce vereenvoudiging vergunningen, benchmark vergunningverlening; internationale vergelijking, 27 april 2005 Regiegroep BeteRZo, Maatlat kwaliteitsambitie uitvoering Brzo, 2005 RICHTLIJN 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging SBI 1993/2004 met subcategorieën SIRA, Administratieve en Bestuurlijke lasten omgevingsvergunning, voorlopige resultaten van 12 oktober 2005 SIRA, AL Provincies, 2005 SIRA, Berekening AL in het kader van het nieuwe activiteitenbesluit, 2006 SIRA, Berekening BL in het kader van het nieuwe activiteitenbesluit, z.j. SIRA, Nulmeting administratieve lasten VROM, 2002 SIRA, Nulmeting AL Gemeenten, 2004 SIRA, Nulmeting AL Ministerie van VROM, 2002 SIRA, Onderzoek Administratieve en Bestuurlijke Lasten Omgevingsvergunning Min. VROM,april 2006 Stuurgroep Bedrijvenloket Drenthe, Procesbeschrijving tool besturing Bedrijvenloket Drenthe, augustus 2002 Syncera / De Straat, Beperking van Administratieve Lasten Wm-vergunning; een onderzoek naar reductie van AL in de exploitatiefase van de milieuvergunning / omgevingsvergunning, in opdracht van het Ministerie van VROM, februari 2006 Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen, advies, 15 mei 2005 Van der Meer & Van Dijk, Wereld achter het loket, over reorganisatie van lokale publieke dienstverlening, met een bijdrage van Programmabureau Overheidsloket 2000 Van Mook organisatieadviseurs in samenwerking met gemeenten Leiden, Haarlem, Utrecht en OL2000, Functieprofiel front office medewerker, versie 9 januari 2001 Van Vliet milieumanagement en advies, Onderzoek vergunningplichtige activiteiten naar algemene regels na 2007, 2006 V&W, IPO, VROM, VNG, UvW , Eindmeting professionalisering milieuhandhaving, 2005
70
Verdonk, Klooster & associates ICT consultants, in opdracht het Ministerie van BZK, architectuur elektronische overheid – samenhang en samenwerking, november 2002 VNG Klankbordgroep, Raamwerk verbetering (handhavings)prestaties VROM-taken van gemeenten; rapportage van het deelproject handhaving uit het VNG strategisch thema onderwerp Inrichting woon- en leefomgeving, december 2005 VNG, IPO, Unie van Waterschappen, Resultaten bureaustudies omgevingsvergunning DSM Delft en Shell Moerdijk, 24 augustus 2005 Waard, R. de., De organisatie van de handhaving; beleidsen organisatieontwikkeling in gemeentelijke organisaties, Elsevier overheid, Den Haag, 2004 Werkgroep ministeries van Justitie e.a., ‘In regels gevangen? Een verkenning van mogelijke oorzaken van regeldruk?’, 2006 Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, Bewijzen van goede dienstverlening, november 2004 Woldendorp, H., Notitie juridische mogelijkheden implementatie NEC-richtlijn, 2006 Zenc in opdracht van het Ministerie van VROM, Digitale indiening omgevingsvergunning; mijlpaal op weg naar de Andere Overheid, 11 oktober 2005 (Cijfer)materiaal van: •
Gemeente Amsterdam
•
Milieudienst Zuid-oost Utrecht
•
Intergemeentelijke Samenwerkingsorgaan Goeree Overflakkee
•
Gewest Eemland
•
Zuid-Holland Zuid
•
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, milieudienst
•
Milieudienst Midden Holland
•
Milieudienst West Holland
•
Provincie Overijssel
•
Provincie Noord Holland
71