Bijlage 3
Kritische Reflectie
5
Academische Opleidingsschool Utrecht Amersfoort
10
15
Versie 4 juni 2014 20
VOORWOORD Voor u ligt de kritische reflectie van de Academische Opleidingsschool Utrecht Amersfoort (AOS). In deze kritische reflectie verantwoorden wij ons over de ambities, de bereikte 5
resultaten en de verbeterplannen aan de hand van het NVAO beoordelingskader. Onze kritische reflectie is onlosmakelijk verbonden met de Kritische Reflectie van de bacheloropleiding leraar basisonderwijs van Pabo van het Instituut Theo Thijssen (ITT) van de Faculteit Educatie van Hogeschool Utrecht. In de kritische reflectie van ITT wordt onder andere het focuspunt van ITT, het samen werken aan onderwijs met de scholen vanuit het perspectief van ITT als
10
bacheloropleiding belicht en geëvalueerd. In deze kritische reflectie AOS staat het perspectief vanuit die praktijk zelf centraal en wel het perspectief van de AOS, het samenwerkingsverband waarin de Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort e.o. (KPOA), de Katholieke Scholenstichting Utrecht (KSU) en ITT
15
samenwerken. Wij ervaren de AOS als een bijzondere en een vruchtbare vorm van samenwerking die een voorbeeldstellende werking wil hebben en ook heeft voor alle participerende besturen van de Opleidingsraad, het uitwisselingsoverleg waarin 15 schoolbesturen van de regio Utrecht Amersfoort en ITT participeren en die in totaal 254 scholen vertegenwoordigen.
20 AOS, de Academische Opleidingsschool, is méér dan een bijzondere opleidingsschool en onderzoeksmogelijkheid voor ITT-studenten. AOS wil een lerende organisatie van basisscholen zijn, wil vernieuwingen en organisatieontwikkeling lerend benaderen, onderzoek verrichten ten behoeve van verbetering van het onderwijs voor de klas en van de school als geheel, wil 25
samenwerken met scholen, met ITT en met UU aan de aanpak van specifieke problemen die voor meer scholen spelen en wil een kwaliteitstandaard afgeven. AOS heeft onlangs een subsidie toegekend gekregen t.b.v. versterking samenwerking opleiding en scholen op 5 belangrijke maatschappelijke thema’s die spelen in het basisonderwijs, een subsidie die wij Opleidingsraadbreed inzetten.
30 Wij hebben de afgelopen jaren in de opbouw van veel zaken geïnvesteerd, zoals in het opleiden van praktijkopleiders, schoolopleiders, instituutsopleiders, onderzoekers, in het versterken van structuren, in het harmoniseren van begeleiding, en in het ontwikkelen van het lerend vermogen en onderzoekend vermogen van de basisscholen. Wij zijn trots op wat er is bereikt in 35
de wetenschap dat we hiermee vooral de kinderen en het basisonderwijs recht doen. Wij danken de leerkrachten in de scholen, de ITT-docenten en vooral de studenten hiervoor.
40 Bert Dekker
Carel Laenen
Wichert Duyvendak
Lid College van Bestuur KPOA
College van Bestuur KSU
Directeur ITT
45
1
Inhoud VOORWOORD ............................................................................................................ 1 1. ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL UTRECHT AMERSFOORT .......................................... 4 1.1. De Academische Opleidingsschool Utrecht Amersfoort .............................................. 4 5
1.2. Opleidingsraad .................................................................................................. 5 1.3. Aantal studenten op de locaties van AOS ............................................................... 7 2. STANDAARD 1: BEOOGDE EINDKWALIFICATIES............................................................ 9 2.1. Criteria ............................................................................................................ 9 2.2. Realisatie Criteria .............................................................................................. 9
10
2.2.1. Visie op opleiden in de school en opleidingsplan ................................................. 9 2.2.2. Theorie en Praktijk ......................................................................................11 2.2.3. Ervaring opdoen in gevarieerde onderwijssituaties .............................................12 2.2.4. Visie op Academische Kop van de Opleidingsschool ............................................12 2.2.5. Verbinden opleiden van leerkrachten, verrichten praktijkgericht onderzoek en
15
schoolontwikkeling ...............................................................................................14 2.3. Stand van Zaken ..............................................................................................15 2.4. Verbeterbeleid .................................................................................................16 3. STANDAARD 2: ONDERWIJSLEEROMGEVING ...............................................................17 3.1. Criteria ...........................................................................................................17
20
3.2. Uitvoering .......................................................................................................17 3.2.1. Programma ................................................................................................17 3.2.2. Personeel ...................................................................................................21 3.2.3. Begeleiding ................................................................................................22 3.3. Stand van zaken...............................................................................................24
25
3.4. Verbeterbeleid .................................................................................................25 4. STANDAARD 3: TOETSING .......................................................................................26 4.1. Criteria ...........................................................................................................26 4.2. Uitvoering .......................................................................................................26 4.3. Stand van Zaken ..............................................................................................27
30
4.4. Verbeterbeleid .................................................................................................27 5. STANDAARD 4: KWALITEITSZORG EN KENNISDELING ..................................................28 5.1. Criteria ...........................................................................................................28 5.2. Uitvoering .......................................................................................................28 5.2.1. Evaluaties en betrekken werkveld/beroepenveld ................................................28
35
5.3. Stand van Zaken ..............................................................................................30 5.4. Verbeterbeleid .................................................................................................30
2
BIJLAGE 1. FACTSHEET ..............................................................................................31 1.1. Administratieve gegevens Opleidingsschool ...........................................................31 1.2 Alle scholen van de Opleidingsschool en status (inspectie): .......................................32 1.3. Basisgegevens over de Opleidingsschool ...............................................................34 5
BIJLAGE 2. AFKORTINGEN ...........................................................................................35 BIJLAGE 3. DOCUMENTEN ...........................................................................................36
3
1. ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL UTRECHT AMERSFOORT 1.1. De Academische Opleidingsschool Utrecht Amersfoort De partners van Academische Opleidingsschool Utrecht Amersfoort (AOS) zijn: 5
•
De Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort e.o. (KPOA) waaronder 17 basisscholen vallen.
•
De Katholieke Scholenstichting Utrecht (KSU) waaronder 24 basisscholen vallen.
•
Het Instituut Theo Thijssen (ITT) van Hogeschool Utrecht dat de bacheloropleiding Leerkracht Basisonderwijs (Pabo) verzorgt. ITT in zijn huidige vorm is ontstaan uit een
10
fusie van Pabo Hogeschool Domstad en Pabo Hogeschool Utrecht die met ingang van 1 september 2010 is geëffectueerd. Aan AOS in haar huidige vorm ligt het convenant ten grondslag tussen KPOA, KSU en ITT, getekend op 28 september 2011 1. KPOA is penvoerder van de Academische Opleidingsschool.
15
De penvoering is concreet belegd bij een coördinator AOS die rapporteert aan het gezamenlijk bestuurlijk overleg van de drie partners en bij de twee coördinatoren bovenschools opleiden die bij elk van beide stichtingen opereren 2. De doelstelling van AOS zijn 3:
20
1.
De kwaliteit van opleidingsprocessen van studenten en zittend personeel duurzaam borgen a.
25
Op het niveau van het leren van kinderen.
b.
Op het niveau van de school als leer-/werkgemeenschap.
c.
Op het niveau van het bestuur als werkgever.
2.
Opleidingsprocessen van studenten en zittend personeel inhoudelijk laten aansluiten bij
3.
Onderzoek vanuit de Leergemeenschap AOS en de Academieteams te koppelen aan
schoolontwikkeling en innovatie binnen KSU, KPOA en HU ITT. schoolontwikkeling en innovatie binnen KSU, KPOA en HU ITT. 4. 30
Kwaliteit van de samenwerking in opleiden borgen en uitbouwen.
AOS wil op het gebied van kwaliteitsontwikkeling en kwaliteitsborging van het werkplekleren, van scholing en van het onderzoeken, een aanjaagfunctie, een voorbeeldfunctie en pilotfunctie voor andere scholen hebben, niet alleen voor scholen van KPOA en KSU, maar ook voor andere scholen binnen de Opleidingsraad (zie 1.2).
35
De AOS is in 2006 gestart als een samenwerkingsverband tussen de voormalige Hogeschool Domstad, KSU en KPOA via het lectoraat Academische Basisschool 4. Het convenant van 2011 is een herbevestiging en verdieping van die eerdere samenwerking. De omvang van de toegekende subsidie bedraagt € 270.000, - per jaar. Hiervan zijn jaarlijks € 200.000, -
1
Samenwerkingsovereenkomst Academische Opleidingsschool en Convenant Academische basisschool
Utrecht-Amersfoort 2012-2016. 2
KSU participeert eveneens met 7 locaties in een opleidingsschool met de Marnix-academie
(partnerscholen). Zie KSU, Beleidsvisie op Opleiden, 2011 (nieuwe versie, concept maart 2014). 3
Zie hiervoor ook: Samenwerkingsovereenkomst Academische Opleidingsschool en Convenant Academische
basisschool Utrecht-Amersfoort 2012-2016. Zie ook: Opleidingsraad, Samen werken aan onderwijs, maart 2011. 4
Voor een overzicht: Overdrachtsdocument – Lectoraat Academische basisschool, Verduurzaming van een
netwerk van Academische Opleidingsschool, juli 2011.
4
gereserveerd voor de Opleidingsschool en € 70.000, - voor de academische kop van de Opleidingsschool 5. De voor AOS richtinggevende visie is vastgesteld in 2011 6. Bij de subsidieaanvraag Regeling verankering Academische Opleidingsschool 2012–2016 (16 5
november 2011) van AOS 7 was de situatie dat er 10 scholen van de in totaal 41 scholen van KPOA en KSU golden als Opleidingsschool (conform Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen, 27 april 2009) en dat voor 5 van die 10 scholen de subsidie academische kop is aangevraagd 8. Binnen AOS is de Academische Opleidingsschoollocatie altijd ook een Opleidingsschoollocatie maar niet omgekeerd. Het beleid van de partners is dat op den duur zo
10
veel mogelijk van de 41 scholen als Academische Opleidingsschool kunnen worden gekarakteriseerd 9. Zo ver is het echter nog niet, in 2013-2014 zijn er inmiddels 5 scholen aspirant-Opleidingsschool 10. In de staande en nieuwe curricula van ITT speelt leren in de praktijk op verschillende manieren
15
een rol. Leren in de praktijk betreft op de eerste plaats werkplekleren maar ook bij onderdelen zoals taakgestuurd leren/projectmatig leren, het verwerven van onderzoeksvaardigheden via onderzoeksopdrachten en de afstudeeropdracht is de praktijk betrokken. Ongeveer 35%-40% van de staande curricula en 40% van het nieuwe curriculum bestaan uit verschillende vormen van leren in en met de praktijk 11. Bezien vanuit het perspectief van ITT biedt AOS het model
20
voor de kwaliteitsstandaard die ze wil realiseren voor alle werkplekleren en (delen van) onderzoek in de praktijk. 1.2. Opleidingsraad De 15 Colleges van Bestuur van Schoolbesturen regio Utrecht Amersfoort en het Instituut voor
25
Theo Thijssen (ITT) hebben hun strategisch overleg gericht op samen werken aan onderwijs belegd in de zogenoemde Opleidingsraad, die 3-4 maal per jaar vergadert 12. De grootte van een schoolbestuur varieert van 1 tot meer dan 30 basisscholen. De Opleidingsraad heeft het tactisch en uitvoerend overleg belegd in het netwerk Bovenschools Opleiden in de Scholen (BOIS), dit is het overleg van ITT en de bovenschoolse opleidingscoördinatoren van de
30
schoolgemeenschappen van de Opleidingsraad over de ontwikkeling en borging van de kwaliteit van het werkplekleren 13. De Opleidingsraad als geheel heeft o.a. vanuit het doel van kwaliteitsbevordering werkplekleren besloten tot instelling van een Keurmerk Opleidingsraad/ITT (zie ook het hoofdstuk over
5
Voor een overzicht van de besteding: KPOA, Beleidsnotitie Opleiden in de School 2012-2016, maart 2013.
6
De Academische Opleidingsschool Utrecht – Amersfoort, KSU – KPOA – HU ITT, beleidskader oktober 2010,
bijgestelde versie oktober 2011. Verder te noemen AOS Beleidskader (2011) 7
Document: Aanvraagdossier subsidie verankering academische opleidingsschool 2012-2016 inclusief
bijlagen. 8
Zie bijlage 1
9
Elk bestuur gaat aangeven hoeveel scholen opleidingsschool gaan worden. Locaties die geen
opleidingsschoollocatie willen worden, krijgen op den duur minder studenten. 10
Aspirant-locatie houdt in dat een locatie binnen 2 jaar kan voldoen aan de vereisten
11
Zie voor het overzicht o.a. Kritische Reflectie Pabo, juni 214, Inleiding bij standaard 2 en bijlage 1. We
spreken verder van Kritische Reflectie Pabo (2014). 12
Opleidingsraad, Samen werken aan onderwijs, maart 2011.
13
ITT, Projectplan werkplekleren, maart 2012. Zie ook ITT, Opleiden in de scholen, augustus 2012, pagina 8
5
kwaliteitszorg) 14, dit is de intercollegiale erkenning van het lerend, ontwikkelend en innovatieve karakter van de school als geheel waarvan de inrichting van het werkplekleren en de (didactische) benadering van de student als aankomende professional een onderdeel vormen. Het keurmerk wordt toegekend op basis van een panelvisitatie door collega-scholen, aan de 5
hand van het beoordelingskader waarbij ook altijd een ITT-vertegenwoordiger in het panel participeert. De school bereidt de panelvisitatie voor via een portfolio waarin ze de stand van zaken op de standaards zichtbaar maakt. De verwerving van het keurmerk vraagt van de scholen een stevige inspanning. In 2011-2012 is een start gemaakt. Inmiddels hebben in totaal 17 scholen van de Opleidingsraad het keurmerk verworven, waaronder de 5 academische
10
opleidingsscholen en 5 opleidingsscholen van AOS. Voor 2014-2015 zijn er ongeveer 20 scholen van 7 schoolbesturen gepland voor het keurmerk 15. ITT onderscheidt vanuit het perspectief van de kwaliteitsbevordering van het werkplekleren en onderzoek in de praktijk feitelijk drie schillen in haar relaties met de scholen 16:
15
•
In de eerste schil zitten de 254 scholen van de Opleidingsraad (zie 1.2): o
Scholen die bij de AOS subsidieaanvraag 2012 (door NVAO) zijn gevalideerd als Academische Opleidingsschool (5). Deze hebben ook alle het Keurmerk Opleidingsraad/ITT 17.
o 20
Scholen die bij de start zijn erkend als Opleidingsschool (5). Deze hebben ook alle het Keurmerk Opleidingsraad/ITT.
o
Scholen die het Keurmerk Opleidingsraad/ITT certificering hebben verworven (7) of ambiëren (143). Er staan begin 2014 binnen AOS, zoals gezegd, 5 aspirant-scholen op de nominatie voor het keurmerk. De verwerving van het keurmerk betekent een erkenning door de Opleidingsraad dat een school aan
25
alle hoge vereisten van een opleidingsschool naar het model AOS voldoet. o •
Locaties die dat nog niet doen (94).
In de tweede schil zitten scholen die niet in de Opleidingsraad participeren maar die op den duur ook een keurmerk willen verwerven (169).
• 30
In de derde schil zitten de overige scholen, dat zijn scholen waarmee geen kwaliteitsafspraken bestaan of gaan bestaan over werkplekleren en/of onderzoek. Deze komen alleen bij bijzondere omstandigheden in aanmerking voor werkplekleren. Scholen kunnen een verzoek doen om opgenomen te worden in de Tweede Schil.
Vanuit het perspectief van de Opleidingsraad als geheel vormt AOS een pilot en proeftuin voor 35
een situatie die op termijn voor zoveel mogelijk locaties van de schoolbesturen van de Opleidingsraad bereikt moet gaan worden. Het is de bedoeling dat er van de AOS een olievlekwerking uitgaat naar de andere schoolbesturen. De Opleidingsraad geeft strategisch sturing aan deze olievlekwerking, het BOIS is het overleg van waaruit concrete uitwisseling plaatsvindt. Hierin gaat overigens de OCW-subsidie die AOS recent heeft verworven, gericht op
40
samenwerking van Pabo’s en scholen op een vijftal thema’s, en die in de Opleidingsraad als geheel wordt ingezet, ook een rol spelen 18. 14
Handleiding Keurmerk Opleidingsschool Opleidingsraad Instituut Theo Thijssen, januari 2014. De
intercollegiale keurmerktoekenning is gebaseerd op een systeem dat door het Instituut Archimedes (FE lerarenopleiding voortgezet onderwijs) is ontwikkeld en dat binnen de Opleidingsraad is doorontwikkeld naar een systeem voor het basisonderwijs. 15
Planning audits in 2014-2015
16
ITT, Opleiden in de scholen, augustus 2013, pagina 6.
17
Voor een overzicht van de AOS-scholen en aspirant-scholen: zie bijlage 1.
18
Zie hiervoor paragraaf 2.2.5
6
De visie van AOS op de academische kop is dat leerkrachten onderzoek verrichten in hun school in samenwerking met ITT, dat leerkrachten die onderzoek verrichten hiertoe scholing hebben ontvangen via de reguliere door ITT verzorgde leergang onderzoek 19. Zij werken samen met een 5
ITT lectoraat en docenten uit het Academieteam. Studenten participeren in lopend onderzoek of worden aangemoedigd onderzoek te gaan verrichten op de betreffende school. 1.3. Aantal studenten op de locaties van AOS In de ITT-curricula 2013-2014 hebben de onderwijseenheden Werkplekleren en Onderzoek in de
10
praktijk de volgende omvang: •
Propedeuse VT en DT: 2*5 EC werkplekleren (één dag per week gedurende een semester of jaar). Alpo-studenten 2*6 EC.
•
Studiejaar 2: 2*5 EC werkplekleren (één dag per week gedurende een semester of jaar). Alpo-studenten 2*6 EC, waarvan één onderwijseenheid ook onderzoek inhoudt.
15
•
Studiejaar 3: 24 EC werkplekleren (twee dagen per week gedurende jaar, of 2 semesters). Alpo-studenten 2*6 EC waarvan één semester onderzoek. In het staande curriculum ITT Amersfoort is onderzoek in de praktijk geprogrammeerd (10 EC gedurende een jaar). In het nieuwe curriculum wordt dit voor beide locaties.
• 20
Studiejaar 4: 5 + 15 EC (Afstudeerstage) werkplekleren, in omvang toenemend gedurende een semester. M.i.v. 2013-2014 is een onderzoeksopdracht van 10 EC onderdeel van het afstuderen. Ook kunnen studenten hun minor op de locaties verrichten.
•
Studenten van de Versnelde Deeltijdopleiding (VO) verrichten in semester 1-3 steeds werkplekleren in een omvang van 10 EC en in semester 4-5 een afstudeerstage van 5 +
25
15 EC. Daarboven verrichten ze in semester 1-3 zogenoemde grote taken op de werkplek (thematisch gerichte onderzoekstaken met een omvang van 5 EC) en in semester 4-5 een afstudeeronderzoek (10 EC). Niet alle ITT-studenten verrichten werkplekleren en onderzoeksopdrachten binnen AOS. Het is,
30
bezien vanuit ITT niet wenselijk dat studenten al hun werkplekleren op één school verrichten. We zien qua aantallen studenten ITT op AOS in 2012-2013 en 2013-2014 het volgende beeld 20: •
Het totaal aantal studenten 2012-2013 en 2013-2014 dat werkplekleren volgde, verspreid over de verschillende jaren op de locaties van de Academische Opleidingsschool en op de aspirant-locaties bedroeg 133 resp. 139:
35
o
30 respectievelijk 34 eerstejaars van diverse varianten,
o
27 respectievelijk 27 tweedejaars van diverse varianten,
o
38 respectievelijk 37 derdejaars van diverse varianten,
o
38 respectievelijk 41 vierdejaars van diverse varianten.
Van die 133 respectievelijk 139 waren er 85 respectievelijk 83 op de 10 oorspronkelijke 40
scholen en 48 respectievelijk 63 op de 5 aspirant-locaties. o
Het totaal aantal studenten dat in 2013-2014 onderzoek verrichtte op de 5 AOS scholen met een academisch kop, bedroeg 22, dit is exclusief de studenten die
19
ITT verzorgt een korte leergang en een langere leergang. Leerkrachten hebben tot heden met name
gekozen voor de op de lespraktijk gerichte korte leergang. De lange leergang is breder gericht op schoolontwikkeling. 20
Subsidie vindt plaats op basis van 80 studenten die 40% van hun curriculum (wij rekenen: per studiejaar)
op de AOS verrichten. In het derde en vierde studiejaar voltijd en deeltijd bestaat het werkplekleren uit 24 EC en 20 EC. In het vierde studiejaar komt daarbij m.i.v. 2013-2014: 10 EC afstudeeronderzoek op de school waar het afstudeerwerkplekleren plaatsvindt.
7
in het voorjaar 2014 hun afstudeeronderzoek op een AOS school met academische kop verrichten: ITTA, jaar 3: 8 studenten, ITTA, jaar 4: 8 studenten, Alpo, jaar 3: 1 student, Alpo, jaar 4: 5 studenten. 5
8
2. STANDAARD 1: BEOOGDE EINDKWALIFICATIES De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. 5
2.1. Criteria •
De Opleidingsschool heeft een geëxpliciteerde visie op opleiden in de school
•
De Opleidingsschool waarborgt dat studenten de gelegenheid hebben de verbinding
geconcretiseerd in een opleidingsplan. tussen theorie en praktijk te leggen. Het opleidingstraject in de school kent voldoende 10
diepgang door verbindingen met de theorie. Het opleidingstraject in de leerkrachtenopleiding sluit aan bij de praktijkervaringen in de school en is geconcretiseerd in een opleidingsplan. •
De Opleidingsschool waarborgt dat studenten de gelegenheid hebben ervaring op te doen in gevarieerde onderwijssituaties.
15
•
De Opleidingsschool met academische kop beschikt over een gezamenlijke visie, door alle partners gedragen op het concept ‘academische opleidingsschool´.
•
De Opleidingsschool met academische kop verbindt het opleiden van leerkrachten met het verrichten van praktijkgericht onderzoek en schoolontwikkeling
20
2.2. Realisatie Criteria 2.2.1. Visie op opleiden in de school en opleidingsplan AOS heeft in het AOS Beleidskader (2011) haar visie op opleiden in de school vastgelegd 21. KSU, KPOA en ITT hebben de uitwerking in aparte notities beschreven 22. In hoofdstuk 2 van het AOS
25
Beleidskader (2011) is de volgende tekst opgenomen: Binnen de (academische) opleidingsscholen van KSU, KPOA en HU ITT wordt het opleiden op de werkplek gekenmerkt door de volgende activiteiten: •
Het werken in een leergemeenschap door studenten van de pabo, leerkrachten, interne coaches, studieloopbaanbegeleiders, schoolcontactpersonen/kenniskringleden,
30
onderwijskundig leiders/kartrekkers en externe onderzoekers aan een gemeenschappelijk (onderzoeks)doel. •
Er is een gezamenlijk opleidingsplan bestaande uit: o
Het curriculum voor studenten van HU ITT welke ten grondslag ligt aan het opleiden van studenten.
35
o
Specifieke professionaliseringstrajecten voor leerkrachten binnen de scholen voor begeleiding van studenten en collega’s en het uitvoeren van onderzoek, zoals trainingen voor mentoren ed.
o
Een professionaliseringsplan (onderdeel IPB) op het niveau van de besturen, hogeschool en scholen.
40
•
Studenten worden geselecteerd voor het werken in (academische) opleidingsscholen via een intakegesprek waarin wordt gekeken of er een match is tussen de locatie en de student.
Onder de hierbovenstaande tweede bullet zet AOS derhalve uiteen wat haar opleidingsplan is:
21
AOS Beleidskader (2011)
22
ITT, Opleiden in de scholen, augustus 2013. KSU, Beleidsvisie op Opleiden, 2011 (nieuwe versie, concept
maart 2014), KPOA, Beleidsnotitie Opleiden in de School 2012-2016, maart 2013.
9
•
Centraal voor de student staat het ITT-curriculum dat hij volgt. In dat curriculum heeft werkplekleren, het scharnier, een belangrijke plaats 23.
•
De voornaamste middelen waarlangs AOS niveauverhoging in het werkplekleren wil bereiken, zijn individuele leerplannen van studenten, individuele begeleiding door
5
geschoolde praktijkopleiders, scholing van school- en praktijkopleiders, inhoudelijke coördinatie door de schoolopleider, scholing van de instituutsopleider en optimale afstemming tussen schoolopleider en instituutsopleider 24. AOS versterkt op de volgende wijze het kwaliteitsniveau van het werkplekleren: o
10
De relatering van de taken en verantwoordelijkheden van de student op de leerwerkplek aan het niveau waarop de student moet opereren door een intakegesprek.
o
De eis dat elke student de leerwerkervaring start met een persoonlijk opleidingsplan (POP), waarin te ontwikkelen competenties en leerdoelen expliciet zijn en dat gebruikt wordt bij de beoordeling van de
15
leerwerkontwikkeling. o
Door regievoering op elke locatie op het leerwerken door een schoolopleider mede op basis van het structurele overleg tussen ITT en de schoolopleiders (3x per jaar). Inzet van dit overleg is: competenties, leerdoelen, toepassing kennisbasis, opdrachten, organisatorische punten.
20
o
Door de sterke focus die er op de systematische en aantoonbare individuele begeleiding, feedback en beoordeling van de student gelegd wordt door hiervoor geschoolde praktijkopleiders en schoolopleiders.
o
Door het stapsgewijs doen toenemen van taken en verantwoordelijkheden binnen de school van de student.
25
o
Door de individuele begeleiding op maat die de student ontvangt door de praktijkopleider en de schoolopleider op de werkplek en door de instituutsopleider op ITT. De praktijkopleiders (= leerkrachten) hebben op de AOS een cursus van 3 dagdelen gevolgd (communicatieve vaardigheden in de omgang met studenten). Ongeveer 80% van de leerkrachten van de
30
Opleidingsschool is praktijkopleider, dus geschoold. Elke schoolopleider AOS heeft de door ITT verzorgde basiscursus begeleiden van studenten gevolgd (4 dagdelen) en de door ITT verzorgde Post HBO-Cursus didactiek (8 dagdelen), gericht op de Pabo-student. De schoolopleider coacht intern op elke locatie de praktijkopleiders (= leerkrachten). Ook de instituutsopleiders hebben een qua
35
inhoud vergelijkbare professionaliseringscursus gevolgd als de schoolopleiders. Het ITT-curriculum is verantwoord in het Verantwoordingsdocument ITT (staande curricula) en Onderwijsbeleidsdocument ITT (nieuwe curricula) 25. ITT maakt hierin duidelijk dat het zogenoemde werkplekleren in alle varianten in alle studiejaren voor alle studenten een grote rol
40
speelt in het gehele Pabo-curriculum. In met name de studiejaren 3 en 4 bestaat het curriculum voor 40%-50% uit werkplekleren 26. In studiejaar 1 en 2, waarin veel aandacht uitgaat naar de
23
Zie voor de ITT-curricula de Kritische Reflectie Pabo (2014), inleiding standaard 2 en bijlage 1
24
Opleiden van de opleiders speelt dus een belangrijke rol. Zie hiervoor o.a. ITT, Opleiden in de scholen,
augustus 2013 en de Kritische Reflectie Pabo (2014). 25
Verantwoordingsdocument Bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs 2013-2014, versie maart 2014 en
Concept Onderwijsbeleidsdocument 2014-2015, versie 0.3, 25 april 2014. Verder te noemen Verantwoordingsdocument (2013) en Onderwijsbeleidsdocument (2014). 26
Zie hiervoor de berekeningen die hiervoor in verschillende ontwerpdocumenten zijn gemaakt.
10
landelijke kennisbases, bestaan de curricula voor 20-25% uit werkplekleren 27. Naast het werkplekleren zijn er nog andere onderdelen waarbij de basisscholen betrokken zijn zoals projecten en onderdelen van cursussen. In die zin geldt voor alle studenten dat beroepsgericht leren en werkplekleren een vast onderdeel van hun curriculum uitmaken. Voor wat betreft het 5
werkplekleren zijn voor elk studiejaar in detail beschreven welke opleidingscompetenties op welk niveau op de school aantoonbaar moeten worden ontwikkeld. De visie van AOS is dus, bezien vanuit het perspectief van het ITT-curriculum, dat via haar benaderingswijze van werkplekleren toegevoegde waarde voor het ITT-curriculum wordt
10
bereikt 28. Bezien vanuit de participerende scholen draagt AOS bij aan schoolontwikkeling. 2.2.2. Theorie en Praktijk Over werkplekleren zegt ITT in het Verantwoordingsdocument: Studenten lopen in elke periode stage en ontvangen in elke periode onderwijs. De omvang van beide delen verschilt per
15
studiejaar. ITT realiseert een elkaar versterkende wisselwerking tussen leren op het instituut en het leren op de werkplek. Vanuit de werkplek brengen studenten casussen, vragen en ervaringen mee naar hun onderwijs en vanuit het onderwijs brengen studenten theorieën, inzichten en methoden die ze op de werkplek kunnen proberen 29. In haar handleidingen Werkplekleren heeft ITT voor elk studiejaar (en voor elk niveau) aangegeven welke onderdelen
20
van de kennisbases aan bod moeten komen 30. Wij hebben hierboven een aantal punten genoemd waarlangs AOS borgt dat het individuele werkplekleren voldoende diepgang bereikt: •
25
De specifieke scholing van de praktijkopleiders (= leerkracht) op de Opleidingsschool via een hiervoor zelf ontwikkelde driedaagse cursus communicatieve vaardigheden t.b.v. de relatie met de studenten. Praktijkopleiders van een school worden verder gecoacht door de schoolopleider.
•
Scholing van de schoolopleiders door ITT via de algemene cursus en Post HBO-cursus.
Deze scholing borgt dat de praktijkopleider en schoolopleider in de begeleiding van de 30
individuele student welbewust gericht kunnen zijn op de wisselwerking praktijk en theorie. De contacten tussen de schoolopleider en de instituutsopleider vormen eveneens een onderdeel van de borging dat er een wisselwerking bestaat tussen praktijk en theorie. De wisselwerking tussen theorie en praktijk is één van de uitgangspunten voor het curriculum
35
dat door de Academische Opleidingsscholen ook vorm krijgt met behulp van het instrument koppelkaart, een instrument dat is ontwikkeld op basis van de onderzoeksvraag: hoe kan de schoolopleider de student ondersteunen bij het maken van de koppeling theorie en praktijk in de dagelijkse praktijk van het werkplekleren? De leidende vragen van de begeleider sturen de aandacht op de koppeling van de praktijkervaring aan de theorie en vice versa tijdens de
40
reflectiegesprekken in de dagelijkse praktijk van het werkplekleren 31.
27
1 dag per week over het hele jaar plus 4 dagen per week in een aaneengesloten periode van 4 weken.
28
De visie is AOS is dus niet dat ze voorziet in aparte (duale) curricula voor studenten.
29
Verantwoordingsdocument (2013), pagina 23-24
30
ITTU, Studiehandleiding Werkplekleren DAG 1,2,3 en DAV 1, Studhandleiding Werkplekleren VO,
Praktijkhandleiding Alpo, ITTA, Studiehandleiding Werkplekleren. 31
Document De Koppelkaart, versie 5, december 2010. Aan deze koppelkaart is in 2012 aandacht besteed in
één van de twee masterclasses van ITT, die jaarlijks worden verzorgd voor praktijkopleiders, schoolopleiders en instituutsopleiders.
11
2.2.3. Ervaring opdoen in gevarieerde onderwijssituaties Uitgangspunt is dat op elke school van de Opleidingsschool leerwerkplekken gerealiseerd kunnen worden in alle groepen doordat ten minste 80% van de leerkrachten ook praktijkopleider is. Dat is op AOS bereikt. Studenten kunnen dus in alle groepen (gerelateerd 5
aan wat hun curriculum vraagt) een leerwerkplek krijgen en worden individueel begeleid door een geschoolde praktijkopleider. Op deze leerwerkplek komt het leraarschap in alle facetten aan bod. Uitgangspunt is dat studenten op de AOS school breed ervaring opdoen in verschillende onderwijssituaties 32. Studenten worden beschouwd als lerende collega’s. Dat betekent dat zij als zodanig aangesproken worden. Ze krijgen taken en verantwoordelijkheden. Studenten binnen de
10
(academische) opleidingsscholen mogen meer, krijgen meer verantwoordelijkheden dan in situaties waar minder geprofessionaliseerde begeleiding aanwezig is: •
Op de leerwerkdagen participeren studenten in alle vakken en alle activiteiten als volwaardige lerende collega.
• 15
•
Ze zijn bij oudergesprekken en voeren ook zelf gesprekken met ouders. Op de dagen dat ze aanwezig zijn, participeren ze in teambijeenkomsten en werkgroepen van de school.
2.2.4. Visie op Academische Kop van de Opleidingsschool De leerkracht basisonderwijs die bij ITT is opgeleid, is in staat tot het verrichten van 20
onderzoek 33. Onderzoek is een focuspunt van de HU en van de Faculteit Educatie. De ontwikkeling van de onderzoekende grondhouding maakt deel uit van de staande curricula. Onderzoek wordt verdiept in de nieuwe curricula, mede aan de hand van een aparte eindkwalificatie onderzoek. Begin 2014 heeft in de Opleidingsraad een voorlichting plaatsgevonden over de positionering en ontwikkeling van onderzoek 34 dat de opmaat vormde
25
voor de verdere Opleidingsraadbrede ontwikkeling van verschillende vormen van onderzoek 35. Binnen het Pabo-onderwijs (HBO-bachelor) gaat het vooral om het verrichten van onderzoek t.b.v. het veranderen en verbeteren van de concrete lespraktijk. Onderzoeksresultaten kunnen daarbij ondersteund worden met theorie. Binnen Alpo is het onderzoek gericht op
30
schoolontwikkeling en leidt onderzoek ook tot het ontwikkelen van nieuwe theorie op basis van onderzoek (wetenschappelijke ontwikkeling). Hieraan kan het verschil ontleend worden van reflective practitioner (Pabo), scientist practitioner (Alpo) en scientist (onderwijskunde). Het verrichten van onderzoek draagt eraan bij dat het handelen van de (academische) leerkracht basisonderwijs research based/evidence based is. Andere woorden zijn theory informed, theory
35
based 36. De visie op de academische kop van de Opleidingsschool is in het AOS Beleidskader (2011) beschreven. AOS heeft toen als visie geformuleerd 37: Met onderzoek willen we bijdragen aan het verbinden van belangengroepen en zorg dragen voor een verdieping van de dialoog over goed
40
onderwijs. Een onderzoekende manier van werken kan direct bijdragen aan de verbetering, vernieuwing en zo nodig verandering van de onderwijspraktijk. Door ervoor te zorgen dat leraren een actieve rol kunnen nemen wordt bijgedragen aan de ontwikkeling leraren, aan de ontwikkeling van het beroep en de beroepsidentiteit en aan het vergroten van het 32
Zie ook: Video Willy van Dijk en Yvette ten Barge, Opleiden in school, Wat is de meerwaarde?, 2014
33
ITT, Advies Onderzoek in het curriculum ITT, juni 2011.
34
Onderzoek binnen de Pabo en de Alpo, Presentatie Opleidingsraad 15 januari 2014.
35
ITT, Onderzoeksbeleid, waarin verwerkt de pabo en alpo-visie, conceptversie 28 mei 2014
36
Zie Kritische Reflectie Pabo (2014), paragraaf 3.2.3 en paragraaf 4.2.2
37
AOS Beleidskader (2011), paragraaf 3.1
12
eigenaarschap van leraren. Onderzoek doen is een passende professionaliseringsstrategie voor de hedendaagse leraar en de leraren die bij willen dragen aan de ontwikkeling van onderwijs in de kennissamenleving. 5
In het AOS Beleidskader (2011) zijn onderscheiden het onderzoek dat door academieteams op de afzonderlijke AOS-school wordt verricht (het werd ook genoemd: de kleine kenniskring) en het gezamenlijke onderzoek op het niveau van AOS als geheel 38: •
Onderzoek binnen de aparte scholen middels academieteams in het kader van opleiden (en leren onderzoeken) op de werkplek. Het onderzoek richt zich op één of meer
10
schoolontwikkelingsvraagstukken die spelen binnen de eigen school, voor een leerkracht (lespraktijk) of verschillende leerkrachten (school). Tijdens bijeenkomsten met de kleine kenniskring presenteren en verantwoorden de studenten en leerkrachtonderzoekers de voortgang van hun praktijkonderzoek aan elkaar en aan de onderwijskundig leider/kartrekker van de school en een onderzoeksdocent van HU ITT.
15
Door onderlinge feedback wordt collectief kennis gecreëerd en kan de kleine kenniskring als leergemeenschap worden gezien. De grootte van de kleine kenniskring verschilt per school. •
Onderzoek door de kenniskring vanuit de Leergemeenschap AOS, bestaande uit onderwijskundig leiders/kartrekkers van de scholen, docentonderzoekers van HU ITT en
20
een lid van de kenniskring van een lectoraat. Hierin staat het thematisch onderzoek centraal, aangestuurd vanuit het lectoraat, natuurlijk wel gericht op de praktijk. In het AOS Beleidskader (2011) zijn o.a. de volgende vormen van onderzoek genoemd 39: •
25
Van actieonderzoek spreken we als leraren met behulp van technieken en strategieën van sociaalwetenschappelijk onderzoek reflecteren op hun eigen handelen en de situatie waarin dat handelen plaatsvindt en op basis daarvan hun handelen aanpassen. Bij actieonderzoek werkt de leraar vaak samen met critical friends, collega’s of anderen die ondersteunen en kritische vragen stellen. Actieonderzoek heeft een cyclisch verloop: het vaststellen van een probleem, het verkennen van het probleem, het maken van een
30
plan van aanpak, het uitvoeren van verbeteracties en het evalueren ervan. •
In collectief praktijkonderzoek doen leraren gezamenlijk met hun leerlingen onderzoek naar aspecten van de praktijk in hun groep. Collectief praktijkonderzoek kent een gezamenlijk en cyclisch verloop waarin de volgende fasen worden doorlopen: ambitie ontwikkelen, informatie verzamelen, informatie interpreteren, consequenties afleiden,
35
acties uitvoeren en product en proces evalueren. Leerlingen vervullen daarbij de rol van medeonderzoeker. •
Ontwerponderzoek is een systematische aanpak die leraren kunnen gebruiken om een praktisch probleem op te lossen. Door middel van een herhaald cyclisch proces ontwerpen zij een interventie, proberen die uit, evalueren de relevantie en
40
bruikbaarheid en passen op basis hiervan het ontwerp aan. De situatie voor wat betreft de organisatie en positionering van het onderzoek is in het afgelopen jaar verder ontwikkeld. AOS is in 2006 als het lectoraat Academische basisschool van Hogeschool Domstad gestart en het AOS Beleidskader (2011), waaronder ook valt de
45
organisatie, is hieraan gerelateerd. In het oorspronkelijke onderzoeksbeleid zijn vier centrale onderzoeksthema’s uitgezet, te weten Verschillen tussen leerlingen en differentiatie, Methoden 38
AOS Beleidskader (2011), paragraaf 3.2. Zie ook: AOS, Organisatiestructuur, een voorstel op basis van
academieteams, vastgesteld juli 2011 39
AOS Beleidskader (2011), paragraaf 3.3.
13
en interventies bij taal en rekenen, Zelfstandig werken en leren door leerlingen en Geven van feedback en toetsen van leerresultaten 40. In onderzoek op deze thema’s participeerden en participeren, zoals gezegd, studenten. Op deze thema’s (en ook op omliggende gebieden) wordt ook in 2013-2014 nog steeds onderzoek verricht door de leerkrachten en studenten 41 binnen de 5
afzonderlijke scholen van AOS, maar dit onderzoek vindt niet meer plaats onder directe coördinatie van het lectoraat omdat het academieteam in de loop van 2012 een andere betekenis gekregen. Zie daarover hieronder. Begin 2012 is het lectoraat Academische basisschool geëindigd en is de oorspronkelijke
10
kenniskring van AOS omgevormd naar één apart Academieteam bij het lectoraat Geletterdheid onder een nieuwe lector. Er is voor elk van de vijf academische opleidingsscholen een HU docent, die onderzoek verricht als lid van het Academieteam van het lectoraat, verbonden met de kartrekker onderzoek van de betreffende Academische Opleidingsschoollocatie. Elke AOS heeft een regiegroep waarin een leidinggevende, de kartrekker onderzoek en de
15
onderzoeksdocent zitting hebben. Samen sturen zij onderzoek aan. Eén van de opdrachten van het nieuwe Academieteam is te komen tot resultaatgericht onderzoek, te beginnen bij onderwerpen rondom het onderzoeksgebied Geletterdheid. In 2012 is begonnen met onderzoek naar leesonderwijs in jaar 3 en 4. Onderzoeksresultaten hebben geresulteerd in interventies in het leesonderwijs, waarvan de eerste resultaten goed zijn. In 2014 verschijnt een publicatie 42.
20
Tevens is gewerkt aan de opbouw van de nieuwe resultaatgerichte onderzoeksorganisatie. In de eerste fase van de herijking participeerden nog geen studenten in het nieuwe Academieteam omdat de focus bij de start was gelegd op het versterken van het vermogen van opbrengstgericht onderzoeken van de ITT-docenten en van de AOS-leerkrachten. Dat heeft daadwerkelijk geleid tot een versterking van het resultaatgericht onderzoeken. Het is de visie
25
dat ook studenten gaan participeren in het onderzoek. In de loop van 2014 vindt een hernieuwde verbinding van studenten aan de onderzoeksthema’s van het Academieteam plaats (zie verder standaard 2). 2.2.5. Verbinden opleiden van leerkrachten, verrichten praktijkgericht onderzoek en
30
schoolontwikkeling Er is een wisselwerking tussen het FE-lectoraat Geletterdheid, Pabo, Alpo en AOS voor wat betreft het verrichten van gezamenlijk onderzoek door docenten ITT en leerkrachten en het opleiden van leerkrachten als onderzoekers. Het onderzoek is gericht op vraagstukken van leerkrachten, op schoolontwikkeling als geheel en ook op theorievorming t.a.v. pedagogie en
35
didactiek op basisscholen. AOS wil dus via het onderzoek een verdere impact bereiken dan alleen de 5 in AOS betrokken scholen. Ze heeft in het AOS Beleidskader (2011) de reikwijdte van het onderzoek aangegeven 43: •
Er vindt op 3 verschillende niveaus onderzoek plaats: door leerkrachten en studenten binnen de scholen in academieteams, door kartrekkers onderzoek van scholen en
40
docentonderzoekers van de hogeschool en Academieteam AOS. •
Er vindt systematisch onderzoek plaats over onderwijsvernieuwing. Onderzoek is opgenomen als een vast onderdeel van de kwaliteitscyclus op de Academische Opleidingsschool en is opgenomen in het schoolplan.
40
Document: De onderzoeksthema’s op hoofdlijnen van de academische opleidingsscholen.
41
Zie paragraaf 3.2.1. Zie ook de website van de opleidingsscholen met een academische kop.
42
Tijdens het schrijven van deze kritische reflectie verscheen een eerste conceptversie. De publicatie over
de opbrengsten van het nieuwe Academieteam wordt ter inzage gelegd. 43
AOS Beleidskader (2011), paragraaf 3.2.
14
•
De resultaten van het onderzoek dragen bij aan (de lokale) onderwijsvernieuwing, maar hebben ook een generaliserend karakter. Het onderzoek dat plaatsvindt op een Academische Opleidingsschool moet ook voor andere scholen beschikbaar zijn. Noodzakelijk is om ook in te steken in kennisuitwisseling over dezelfde gedeelde
5
problematiek tussen de academische opleidingsscholen en de hogeschool. •
De onderzoekende houding staat centraal bij alle actoren in een Academische Opleidingsschool: leerkrachtonderzoekers, het hele schoolteam, kinderen en studenten.
•
Studenten worden opgeleid in deze onderzoekscultuur en elk teamlid professionaliseert zich om een bijdrage te kunnen leveren aan de onderzoeks- en innovatiecultuur.
10
•
Studenten in opleiding leren als onderdeel van het reguliere curriculum onderzoeksmatig handelen. Tegelijkertijd doen zij een leeronderzoek waarbij zij vormen van kennisontwikkeling binnen de academische basisschool inventariseren. In het 3e jaar van de opleiding doen de studenten werkplekgestuurd toepassingsgericht onderzoek.
15
•
Professionalisering van betrokken leerkrachtonderzoekers, docentonderzoekers van de hogeschool en Kartrekkers onderzoek vindt plaats middels (gecertificeerde) trainingen onderzoeksvaardigheden, afgeronde opleidingen op Masterniveau (bijvoorbeeld Master Leren en innoveren) of ondersteuning tijdens het onderzoeksproces door een lector of andere externe onderzoekers.
20 AOS heeft verder begin 2014 een OCW subsidie Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016 aangevraagd en toegekend gekregen voor een Opleidingsraadbrede aanpak van een vijftal thema’s, te weten samenwerken, opbrengstgericht werken, omgaan met verschillen, begeleiding van startende leerkrachten, pesten en 25
ouderbetrokkenheid. Deze subsidie wordt binnen de gehele Opleidingsraad ingezet 44. De subsidie betreft onderzoek naar de thema’s en het bereiken van verbeteringen door implementeren van de onderzoeksresultaten. 2.3. Stand van Zaken
30
Wij geven hier de stand van zaken weer t.a.v. het visieniveau. AOS werkt vanuit een duidelijke visie op de betekenis van AOS als geheel voor de doelstellingen en kwaliteit van het werkplekleren voor ITT-studenten. AOS werkt ook vanuit een duidelijke visie op het lerend vermogen van haar locaties (Opleidingsraad/ITT keurmerk). De beoogde eindkwalificaties van het werkplekleren zijn afkomstig van de Competentiematrix ITT en zijn beschreven in de
35
verschillende studiehandleidingen Werkplekleren. AOS werkt vanuit de expliciete visie op onderzoek. •
De visie dat van AOS een olievlekwerking moet uitgaan, zit stevig verankerd innen AOS zelf (inmiddels 5 aspirant-locaties), binnen KPOA en KSU en binnen de Opleidingsraad als geheel.
40
•
Inmiddels hebben, buiten AOS 7 andere scholen van de Opleidingsraad het keurmerk verworven en hebben 143 scholen aangegeven dat zij op kortere of langere termijn het keurmerk willen verwerven. Het betreft een ontwikkeling die tijd vraagt. Locaties investeren in professionalisering van hun leerkrachten en in de structuur om de positie van Opleidingsschool te kunnen verwerkelijken. Het aantal Opleidingsschoollocaties
45
stijgt de komende jaren binnen KPOA en KSU en binnen de Opleidingsraad als geheel. De mogelijkheid een Opleidingsraad/ITT-Keurmerk te verwerven is een goede motor hiervoor. 44
AOS, Aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten in het kader van de ‘Regeling versterking samenwerking
lerarenopleidingen en scholen 2013-2016, november 2013.
15
•
Ook de visie dat de benadering van AOS leidt tot kwaliteitsverhoging van de begeleiding en de inrichting van het werkplekleren is goed verankerd en operationeel.
•
Het werken vanuit een duidelijke visie op de kwaliteit van werkplekleren binnen AOS en daaraan verbonden het overleg dat de bovenschoolse coördinatoren voeren met de ITT-
5
coördinatoren werkplekleren heeft mede bijgedragen aan versteviging in de organisatie binnen ITT m.b.t. het werkplekleren, aandacht voor goed definiëren en uitvoeren van betrokken begeleidingsfuncties, aandacht voor versteviging van de kwaliteit van het systeem van beoordeling. Dit overleg vindt plaats binnen de kaders van BOIS en de Opleidingsraad.
10
•
We signaleren dat nadere explicitering van de onderzoeksvisie wenselijk is, mede in het licht van ontwikkelingen binnen Alpo, Pabo en de Faculteit Educatie. Hiertoe zijn inmiddels initiatieven genoemd die eind mei 2014 hebben geleid tot een nieuw concept onderzoeksbeleid dat begin juni 2014 is besproken binnen de Opleidingsraad.
• 15
Tijdens het schrijven deze kritische reflectie wordt gewerkt aan een publicatie over de eerste opbrengsten van het verrichten van onderzoek in het verband van de nieuwe Academieteams. Uiteindelijk gaat het bij het lectoraat Geletterdheid om het behalen van goede leerlingresultaten. In de rapportage zal worden ingegaan op de bereikte opbrengsten in het leesonderwijs op de basisscholen en op de (onderzochte) voorwaarden voor het bereiken van verdere opbrengsten.
20
•
De omschakeling die is bereikt binnen de opleidingsscholen met academische kop, bij de overgang van het lectoraat AOS naar het lectoraat Geletterdheid heeft inspanning van de AOS gevraagd omdat de scholen, evenals de docentleden van de kenniskring, in een sterkere opbrengstgerichte cultuur moesten gaan leren onderzoeken en omdat de organisatie van het onderzoek veranderde. Scholen geven aan dat de nieuwe situatie
25
meerwaarde heeft. In 2014 wordt ook studentparticipatie in het Academieteam op gang gebracht (zie ook standaard 2). •
Afstudeeronderzoek wordt waar mogelijk in verband gebracht met lopend onderzoek academische opleidingsscholen. Dit proces is echter nog gaande.
30
2.4. Verbeterbeleid ITT realiseert een curriculumvernieuwing. M.i.v. 2014-2015 wordt gewerkt met nieuwe eindkwalificaties van de opleiding (het zogenoemde Opleidingsprofiel). Deze worden m.i.v. 2014-2015 ten grondslag gelegd aan het werkplekleren van alle studiejaren.
35
De essentie van het beleid van de Academische Opleidingsschool is de voorbeeldfunctie die bij moet dragen aan de stijging van het aantal AOS locaties en de stijging van het aantal locaties binnen de Opleidingsraad als geheel dat aan de kwaliteitseisen voldoet (Keurmerk Opleidingsraad/ITT). Dit wordt in 2014-2015 voortgezet (scholen die gaan voor het Keurmerk).
40
ITT realiseert in samenwerking met de universiteit, het lectoraat, de Opleidingsraad en betrokkenen van AOS voor de zomer 2014 een nota ITT-Onderzoeksvisie. Er verschijnt na de zomer 2014 een AOS-publicatie over de onderzoeksresultaten van het Academieteam nieuwe stijl onder het lectoraat Geletterdheid.
45 We noemden al de aanvraag en verwerving van een subsidie van AOS voor 5 thema’s waarop ze kennis ontwikkelt en kwaliteitsverbeteringen initieert die ze over de breedte van de Opleidingsraad inzet. Vanaf de zomer 2014 worden op basis van de subsidie activiteiten ontplooid. 50 16
3. STANDAARD 2: ONDERWIJSLEEROMGEVING Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. 5
3.1. Criteria Programma •
Het programma dat door de Opleidingsschool is uitgewerkt, stelt de studenten in staat om de eindkwalificaties te bereiken.
10
•
De Opleidingsschool heeft een samenhangend programma waarbinnen het gedeelte van het curriculum dat in de school wordt verworven en het gedeelte van het curriculum dat in de leerkrachtenopleiding wordt verworven een geïntegreerd geheel vormen. De individuele trajecten zijn verankerd in dit programma.
• 15
De afstemming tussen de instroomkwalificaties van de studenten en het te volgen programma is transparant. Verleende vrijstellingen moeten inhoudelijk worden verantwoord. De rol van EVC wordt hierbij beschreven.
•
De scholen en de leerkrachtenopleidingen hanteren in functie van het traject in de Opleidingsschool een didactisch concept waarmee alle partners instemmen.
20
•
De Opleidingsschool met academische kop beschikt over een onderzoeksprogramma.
•
Het programma is dusdanig vormgegeven dat de student in staat wordt gesteld het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek naar schoolontwikkeling op het juiste niveau te ontwikkelen.
Personeel 25
•
De Opleidingsschool zet voldoende personeel in om de studenten op te leiden, te begeleiden en te beoordelen. Bij de algemene gegevens van de Opleidingsschool wordt aangegeven het percentage master en hbo geschoolde docenten.
•
Het personeel dat wordt ingezet voor de Opleidingsschool is deskundig in het opleiden, begeleiden en beoordelen van de studenten.
30
•
De heeft een visie op professionalisering uitgeschreven en borgt op systematische wijze de kwaliteit van alle personeel dat betrokken is bij de Opleidingsschool.
Begeleiding • 35
De Opleidingsschool zorgt ervoor dat de begeleiding vanuit de school en vanuit de leerkrachtenopleiding op elkaar is afgestemd, transparant is voor studenten en andere betrokkenen en aansluit bij de specifieke behoeften van de studenten binnen dit traject.
•
De Opleidingsschool met academische kop beschikt over voldoende en hoogwaardige begeleiding van studenten en een goede ondersteuning van docenten bij hun onderzoeks- en begeleidingstaken.
40 3.2. Uitvoering 3.2.1. Programma 45
Eindkwalificaties Het samenhangende programma van AOS wordt gevormd door het Pabo/Alpo-curriculum dat de student volgt en waarbinnen in verschillende fasen werkplekleren een belangrijke rol speelt. In de Studiehandleidingen Werkplekleren voor elk studiejaar staan de eindkwalificaties
17
(competenties, kennisbases) gedetailleerd beschreven 45. De door de student te realiseren eindkwalificaties staan centraal in het POP en in de begeleiding die hij ontvangt op AOS. De leerdoelen die ontwikkeld moeten worden zijn expliciet. 5
De insteek van AOS is maximalisering van het leereffect op de werkplek. Op de locaties van AOS is, via de inrichting van het systeem van praktijkopleiders en de feedback van de praktijkopleiders en schoolopleiders (die hiervoor geschoold zijn), via de benadering van de student als jonge aankomende collega en via andere voorzieningen (participatie in het team en in een breed scala van taken, rol van de instituutsopleider) geïnvesteerd in de optimale
10
verwerving van de eindkwalificaties (zie hiervoor wat onder 2.2.3. is beschreven). Samenhangend programma Het curriculum dat de student volgt, is een wisselwerking tussen leren op ITT en leren op de school (werkplekleren). Deze wisselwerking is ontworpen, gericht op ervaring opdoen in de
15
praktijk t.b.v. het toepassen en verwerken van de theorie (contextualiseren) en omgekeerd verdieping van het inzicht in de theorie dankzij werkervaringen (decontextualiseren). Het nieuwe ITT-curriculum is ontworpen op onder andere dit samenspel van contextualiseren en decontextualiseren. Hierin speelt vanuit ITT de individuele begeleider Studie & Werk (voorheen studieloopbaanbegeleider) een belangrijke rol. Hij ondersteunt de student met feedback
20
verwerking en het opstellen van een POP en PAP. Daarboven wordt in verschillende onderwijseenheden steeds ook gerefereerd aan de werkervaring 46. In het hart van dit werkplekleren staan op de locatie de individuele begeleiding die de student ontvangt van de geschoolde praktijkopleider, de intervisiegesprekken die hij voert met de
25
schoolopleider 47. Op ITT wordt hij voor het werkplekleren begeleid door de instituutsopleider, die ook contacten onderhoudt met de schoolopleider. Zoals gezegd speelt ook de studieloopbaanbeleider (SLB’er), inmiddels begeleider Studie & Werk (S&W’er) hierbij een rol. In overleg met de praktijkopleider stelt de student in zijn POP een competentiegerelateerd leerwerkprogramma op voor de tijd dat hij op de school is, waarin verschillende aspecten van
30
het leraarschap aan bod komen. Via het POP, via de periodieke (wekelijkse) feedback van de praktijkopleider op zijn taken wordt de participatie van de student als leerkracht in de groep ingericht als een samenhangende leer- en werkplek. Het programma dat studenten op de leerwerkplek volgen (de taken en verantwoordelijkheden
35
die zij krijgen en de rapportage hierover), correspondeert met het ritme (rooster) van de schooldag voor de leerlingen en de teamagenda (vergaderen, werkgroepen). Hieraan voorafgaande heeft de student opdrachten van de opleiding meegenomen. De student stelt een POP en PAP op die voor hem het programma vormen. De praktijkopleider maakt met oog op de samenhangende leerervaring van de student ruimte voor bijzondere taken die passen in de
40
leerweg van de student en legt hem zaken voor (een speciaal lespakket, een speciale les, een nieuw methode, digitale begeleiding etc.). De praktijkopleider leert ook van dat wat de student inbrengt 48. 45
Zie diverse studiehandleidingen werkplekleren.
46
Voor verschillen in staande curricula, zie Kritische Reflectie Pabo (2014). In het staande curriculum ITTA is
standaard wisselwerking school en werkplek gerealiseerd. ITTU kent een meer moduulmatige benadering. 47
Overigens voert de schoolopleider ook intervisiegesprekken met de praktijkopleiders van zijn school.
48
In 2013-21014 zijn hierover twee masterclasses verzorgt door Miranda Timmermans, n.a.v. haar
promotieonderzoek Kwaliteit van de Opleidingsschool (2012) waarin zij toont dat studenten naarmate zij smallere taken krijgen op hun leerwerkplek, zij niet alleen minder leren, maar ook lager beoordeeld worden.
18
Instroom Het niveau van de student die werkplekleren aangaat, is voor AOS transparant (echter dit geldt ook voor scholen die geen onderdeel van AOS uitmaken). Ook het niveau waarop hij moet werken om zijn competenties te halen, is transparant. Praktijkopleiders zijn bekend met deze 5
niveaus, dankzij de gevolgde cursussen en de begeleiding van de schoolopleider. Verder verwijzen wij voor instroom naar de Kritische Reflectie Pabo omdat AOS op het thema instroom geen aparte voorzieningen heeft ingericht t.o.v. andere scholen 49. Didactiek en Werkvormen
10
Het didactisch concept is expliciet 50. Het didactisch concept van ITT, staande curricula heeft de volgende kernpunten: 1.
Het leerproces van de student is ingericht als een actieve wisselwerking tussen leren op de instelling en leren in de praktijk.
2. 15
Het leerproces van de student is ingericht als competentiegericht en competentiegestuurd leren. Daarin speelt het leren aan de hand van het verrichten van taken een belangrijke rol.
3.
Het leerproces van de student is ingericht als een proces van kennisverwerving via verschillende vormen van kennisoverdracht.
4. 20
In het onderwijs is een ontwikkeling zichtbaar van aanbodgestuurd onderwijs naar vraaggestuurd onderwijs.
Centraal in het onderdeel werkplekleren van AOS staat de intensieve individuele begeleiding die de student van de praktijkopleider ontvangt (ontwerpen, coaching, feedback). Om dit mogelijk te maken heeft een praktijkopleider een specifieke cursus studentbegeleiding gevolgd. De 25
schoolopleiders hebben specifieke ITT-cursussen gevolgd en voeren afzonderlijke intervisiegesprekken met studenten (en praktijkopleiders). Karakteristiek aan de benadering op elke AOS-school zijn: •
De benadering van studenten als aankomende leerkrachten en als collega’s. In het Opleidingsraad/ITT-keurmerk is vastgelegde dat studenten worden benaderd als jonge,
30
aankomende collega’s. •
Hun volledige participatie in het team.
•
De bevordering dat de student stapsgewijs de verantwoordelijkheden leert nemen die bij zijn functioneren als leerkracht horen.
35
In aparte beleidsnota’s KPOA en KSU is de benadering duidelijk neergezet als Opleiden in School. Het eerste hoofdstuk KPOA, over studenten opleiden, luidt niet voor niets: investeren in opleiden van nieuw personeel 51. De beleidsnota’s schetsen de eisen waaraan de (Academische) Opleidingsschoollocatie moet voldoen, inventariseren de stand van zaken en schetsen het ontwikkelingsperspectief.
40 Onderzoeksprogramma Academische Opleidingsschool Wij hebben onder 1 aangegeven dat een deel van het onderzoeksprogramma van de AOSacademieteams nieuwe stijl vanaf 2012 een onderdeel is van het onderzoeksprogramma van het lectoraat Geletterdheid 52. Binnen het lectoraat staat onderzoek op onderzoeksgebieden rondom 45
LIST (Lezen Is Top) centraal. LIST is een integraal schoolverbeteringsproject, gericht op het 49
Kritische Reflectie Pabo (2014), paragraaf 4.2.3
50
Zie Verantwoordingsdocument (2013) en Concept Onderwijsbeleidsdocument (2014)
51
KPOA, Beleidsnotitie Opleiden in de School 2012-2016, maart 2013.
52
Voor het programma, zie o.a. http://www.onderzoek.hu.nl/Kenniscentra/Educatie/Geletterdheid.aspx
19
verbeteren van leesresultaten. De integrale aanpak houdt in dat er wordt gewerkt op school-, leerkracht- en leerlingniveau. Het LIST-project is evidence-based, er is gebruik gemaakt van hetgeen uit onderzoek is gebleken wat werkt. De kennisdomeinen betreffen: • 5
Geletterd zijn. Een belangrijk doel van het onderwijs is ervoor te zorgen dat kinderen de school functioneel geletterd verlaten
•
Kern van het leesonderwijs. Alle kinderen kunnen leren lezen. De kans op het bereiken hiervan is het grootst als we ons richten op de kern van het leesonderwijs.
•
Convergente differentiatie. Om de gestelde doelen te bereiken wordt in het LIST-project gewerkt met een model voor convergente differentiatie op basis van RTI (Response To
10
Intervention). •
Effectief leerkrachtgedrag. De leerkracht heeft veel invloed op het behalen van goede resultaten door de leerlingen.
•
Opbrengstgericht werken en gebruik van data. Het afnemen van toetsen wordt pas echt zinvol wanneer de resultaten worden gebruikt ten behoeve van het leren van de
15
leerlingen. •
Systematisch vernieuwen. Scholen die meedoen aan het LIST-project voeren op systematische wijze vernieuwingen en verbeteringen door.
We hebben al aangegeven dat AOS tijdens de realisatie van deze kritische reflectie werkt aan een publicatie over de eerste opbrengsten die verschijnt in de zomer 2014. 20 Wij hebben aangegeven dat het oorspronkelijke onderzoeksprogramma van de Academische Opleidingsschool bestond uit vier kernthema’s. De leerkrachten van aparte AOS-scholen verrichten ook in 2014 onderzoek op deze kernthema’s. Een doelstelling binnen het nieuwe ITTcurriculum is dat studenten onderzoekende vermogens ontwikkelen via (participatie in) 25
praktijkonderzoek. Deze doelstelling is in de staande curricula eveneens zichtbaar (ITTA studenten verrichten in het derde studiejaar een praktijkonderzoek, Alpo-studenten verrichten in studiejaar 2 en 3 praktijkonderzoek tijdens het werkplekleren, VO-studenten verrichten onderzoek onder de noemer van Grote Taak, het afstuderen bevat een onderzoeksdeel van 10 EC.). In 2013-2014 vindt het volgende concrete onderzoek van de AOS plaats, waarin studenten
30
participeren 53: 1.
Spellinginterventie in groep 4: 2 studenten, 1 leerkracht.
2.
Metacognitieve vaardigheden van leerlingen in groep 8: 2 studenten, 1 leerkracht.
3.
Interactief inzetten van het digibord tijdens methodelessen in de bovenbouw: 1
4.
Zelfstandig werken: 2 studenten en 3 leerkrachtonderzoekers.
5.
Vernieuwend rekenonderwijs: 2 Alpo-studenten en 2 leerkrachtonderzoekers.
6.
Zelfverantwoordelijk leren 54. Bij zelfverantwoordelijk leren zijn (naast de kartrekkers)
student, 1 leerkracht en kartrekker/ict coördinator/icoach. 35
nog 4 leerkrachten en 2 studenten betrokken. Dit is terug te vinden in het beleidsplan en de studenten hebben hiervoor een routekaart voor het onderzoek geschreven. 40
7.
Opbrengstgericht werken 55. Bij opbrengstgericht werken zijn nog (naast de kartrekkers) 4 leerkrachten en 1 student betrokken. Ook dit is terug te vinden in het beleidsplan (zie bijlage).
Studenten die in het derde jaar (en vanaf februari 2014 in het vierde) studiejaar onderzoek verrichten op de Academische Opleidingsschool worden begeleid door de kartrekker onderzoek. 45
Zij participeren in de regel in lopend onderzoek van de leerkrachten. Hun praktijkonderzoek wordt vanuit ITT begeleid en beoordeeld door de vakdocent. 53
Wij leggen enkele onderzoeken ter inzage
54
Zie ook: Onderzoeksplan Tafelronde 2013-2014
55
Zie ook: Onderzoeksplan Tafelronde 2013-2014
20
3.2.2. Personeel Ontwikkeling Algemeen De Opleidingsraad vormt het regionale kennisplatform basisonderwijs. Het strategisch 5
beleidsoverleg van de Opleidingsraad wordt operationeel gemaakt via het tactisch georiënteerde BOIS-overleg. De Opleidingsraad/ITT heeft zoals gezegd het Keurmerk in het leven geroepen. Het is een keurmerk dan aan basisscholen wordt toegekend op basis van een portfolio en een intercollegiale audit (waaraan de coördinator werkplekleren ITT participeert), gericht op het leervermogen van de basisschool als geheel. Bij de instelling van dit keurmerk in 2012-2013
10
hebben de (academische) opleidingsscholen (het partnerschap) direct het voortouw genomen. Inmiddels hebben de 10 AOS-scholen dit keurmerk verworven. Toekenning van het keurmerk impliceert intercollegiale erkenning van het lerend vermogen van de locatie, inclusief de specifieke focus op de student als aankomende jonge collega met alle betekenisgeving van dien.
15
Kwaliteit personeel en professionalisering Personeel Regie op kennisuitwisseling wordt mede gevoerd mede op basis van het structurele overleg tussen ITT en de bovenschoolse coördinatoren dat 6x per jaar plaatsvindt (BOIS). Op dit overleg komen aan de orde zaken als competenties, leerdoelen, toepassing kennisbasis, rolverdeling in de begeleiding van studenten, opdrachten, praktische punten. Het overleg leidt
20
tot richtlijnen voor inrichting van het werkplekleren maar kan er ook toe leiden dat ITT handleidingen verduidelijkt of planningen aanscherpt. De bovenschoolse coördinator coördineert de uitrol van de afspraken binnen de scholen van het schoolbestuur via de schoolopleiders. Op elke aparte school regisseert de schoolopleider het werkplekleren.
25
Kwaliteit van de begeleiding is geborgd door de aangetoonde leergerichte leerwerk omgeving waarbinnen de student wordt geplaatst. Op de locaties van de AOS-basisschool heeft de praktijkopleider een basiscursus Communicatieve Vaardigheden in het omgaan met studenten gevolgd (3 dagdelen). Elke schoolopleider heeft de door ITT verzorgde basiscursus gevolgd (3 dagdelen) en de Post HBO-Cursus didactiek (8 dagdelen), gericht op de Pabo-student. Ook de
30
Instituutsopleiders hebben een vergelijkbaar professionaliseringstraject doorlopen. Kwaliteit van het werkplekleren is ook geborgd door de sterke focus die er op de systematische en aantoonbare individuele begeleiding, feedback en beoordeling van de student gelegd wordt door hiervoor geschoolde praktijkopleiders (elke groep van de locatie van de basisschool).
35 Kenmerkend voor het Opleidingsraad/ITT keurmerk is de validering van het lerend vermogen van de school als geheel. Het gaat dus niet enkel om de wijze waarop de school het werkplekleren vormgeeft en begeleidt maar vooral om het tonen hoe het team leert, hoe leerkrachten individueel leren, welke onderwerpen men gezamenlijk aanpakt enzovoorts. De 40
Opleidingsraad beoogt derhalve met het keurmerk het ontwikkelen van de scholen naar lerende organisaties. Kwantiteit personeel We onderscheiden vier rollen die actief betrokken zijn bij de begeleiding van de student in het
45
werkplekleren. Dat zijn: de praktijkopleider, de schoolopleider, de studieloopbaanbegeleider en de instituutsopleider 56. De eerste twee rollen zijn gefaciliteerd vanuit de school, de laatste twee vanuit ITT. 56
ITT, Notitie Profielbeschrijvingen instituutsopleider, schoolopleider, praktijkopleider,
studieloopbaanbegeleider, maart 2011
21
•
De praktijkopleider (PO). Op de werkplek wordt de student begeleid door de praktijkopleider, de groepsleerkracht. De praktijkopleider begeleidt bij de uitvoering van de beroepstaken en het persoonlijke ontwikkelplan (pop) en activiteitenplan (pap) van de student, aan de hand van de competentiematrix. Op grond van de opgestelde
5
doelen bereidt de student, in overleg met de praktijkopleider onderwijsactiviteiten voor. De praktijkopleider observeert de uitvoering van de onderwijsactiviteiten van de student en evalueert deze samen met de student. Aan de hand hiervan reflecteert de student op de uitgevoerde lesactiviteit en formuleert hij samen met praktijkopleider nieuwe aandachtspunten. Op grond van de aandachtspunten kan de student zijn POP en
10
PAP bijstellen voor de volgende lesactiviteit. De leerkracht van de Opleidingsschool die studenten begeleidt, is een geschoold praktijkopleider. De Opleidingsschool wordt gekarakteriseerd door de personele ontwikkeling en door de wil en de uitvoering tijd vrij te maken voor de begeleiding door de praktijkopleider. Een praktijkopleider is minimaal 2 uur per week beschikbaar voor de student. Onder die 2 uur vallen ook het
15
voeren van overleg met student en de instituutsopleider over de voortgang in de ontwikkeling. Binnen de scholen van AOS is 80% van de leraren praktijkopleider. Dat komt neer op ongeveer 200 praktijkopleiders binnen de 10 AOS locaties en 5 aspirantlocaties. •
20
De schoolopleider (SO) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het werkplekleren en de kwaliteit van de begeleiding van de studenten binnen de school. Hij begeleidt zijn praktijkopleiders bij de begeleiding van de studenten en heeft hierover regelmatig contact met de instituutsopleider. De schoolopleider organiseert professionaliserings/intervisiebijeenkomsten voor de praktijkopleiders, hierbij wordt hij ondersteund door de instituutsopleider. Ook organiseert hij intervisiebijeenkomsten
25
voor de studenten. Binnen de Opleidingsschool zijn er twee bovenschoolse opleidingscoördinatoren, één voor de opleidingsscholen KPOA en één voor de opleidingsscholen KSU. Voor hen is apart tijd gereserveerd 4 uur per week). Schoolopleiders zijn minimaal 1 dag per week beschikbaar. Elke school kent één schoolopleider (15 in totaal binnen AOS).
30
•
De instituutsopleider (IO) vormt samen met de schoolopleider de kern van het Opleiden In School. De samenwerking is cruciaal voor het welslagen van het gezamenlijk opleiden van toekomstig personeel. Vanuit de opleiding ondersteunt de instituutsopleider de schoolopleider. Er is één instituutsopleider gekoppeld aan één school.
35
•
Studieloopbaanbegeleider (SO). Vanuit het perspectief van de studievoortgang wordt de student in zijn professionele ontwikkeling en persoonlijke ontwikkeling op de opleiding begeleid door een studieloopbaanbegeleider, een docent van de opleiding. Vanaf 20142015 heeft deze begeleider de Studie & Werkbegeleider (S&W).
• 40
Er is voor elke Academische Opleidingsschool 1 kartrekker onderzoek. Onderzoekende leerkrachten van AOS hebben de leergang onderzoek, verzorgd door ITT, gevolgd.
3.2.3. Begeleiding In het beleidsdocument is aangegeven welke vormen van begeleiding een rol spelen in AOS 57. Wij hebben hierboven de feitelijk gerealiseerde begeleidingssystematiek en bij de 45
Opleidingsschool betrokken begeleidingsfuncties aangegeven. •
Studenten / leerkrachten in opleiding. Studenten zijn eigenaar van hun eigen leer- en ontwikkelingsproces. Studenten ontvangen daartoe een door de school afgebakende
57
ITT, Notitie Profielbeschrijvingen instituutsopleider, schoolopleider, praktijkopleider,
studieloopbaanbegeleider, maart 2011 en Opleiden in de scholen, versie september 2013
22
bevoegdheid te handelen in kenmerkende en kritische beroepssituaties in de school. Hierin zit groei in de loop van de studie 58. •
Praktijkopleiders. De praktijkopleider is de mentor van de studenten. Hij is tegelijk de groepsdocent waar de student het werkplekleren invulling geeft.
5
•
Schoolopleiders. Schoolopleiders zijn verantwoordelijk voor het systeem van begeleiding van studenten binnen de school. Zij voeren intervisiegesprekken met de studenten en organiseren intervisiebijeenkomsten met praktijkopleiders.
•
SLB’ers. SLB’ers zijn afkomstig van ITT en eigenaar van de begeleiding van een - door de school en hogeschool gezamenlijk afgebakend deel van de - (studie)loopbaan van
10
studenten. SLB’ers voeren regelmatig overleg met de praktijkopleiders van de school. Vanaf 2013-2014 is de SLB’er veranderd in S&W’er (Begeleider Studie en Werk) •
Instituutsopleiders (vakdocenten). Vakdocenten zijn afkomstig vanuit de hogeschool
•
Bovenschoolse coördinatoren opleiden in school (OIS). Bovenschoolse coördinatoren
en/of leerkrachten van scholen met vakspecifieke expertise die de examinatoren zijn. 15
OIS vertegenwoordigen het schoolbestuur en zijn eigenaar van de bovenschoolse organisatie van opleiden in school-trajecten. Bovenschoolse coördinatoren OIS hebben de - door de scholen en het schoolbestuur gemandateerde - bevoegdheid met de opleidingen praktische, bestuursbrede afspraken te maken ten aanzien van de realisatie van opleiden-in-schooltrajecten. Bovenschoolse coördinatoren OIS mobiliseren
20
schoolteams en kandidaten voor participatie aan opleiden in school-trajecten middels presentaties en deelname aan bovenschools overleg i.s.m. de opleiding. (2e tranche oisscholen). Bovenschoolse coördinatoren OIS ondersteunen schoolteams en opleidingsinstituten bij de realisatie van opleiden in school-trajecten middels monitoring van het opleidingsproces door structureel overleg met interne coaches en
25
studieloopbaanbegeleiders. Bovenschoolse coördinatoren dragen bij aan bovenschoolse strategische beleidsontwikkeling, met name wat betreft het verankeren van opleiden in school in het schoolontwikkelingsbeleid, professionaliseringsbeleid (en onderzoeks/kennisbeleid) van het schoolbestuur. •
30
Coördinator Centrum voor Werkplekleren. Coördinator Centrum voor Werkplekleren is eigenaar van de organisatie van opleiden-in-school-trajecten binnen HU ITT. Coördinator Centrum voor Werkplekleren heeft de - door de HU ITT gemandateerde bevoegdheid met scholen en schoolbesturen praktische afspraken te maken ten aanzien van de realisatie van opleiden-in-school-trajecten. Coördinator Centrum voor Werkplekleren mobiliseert teamleden HU ITT en kandidaten voor participatie aan
35
opleiden-in-schooltrajecten. Coördinator Centrum voor Werkplekleren ondersteunt schoolteams en schoolbesturen bij de realisatie van opleiden-in-schooltrajecten middels structureel overleg met bovenschoolse coördinatoren OIS van de academische opleidingsscholen; 1 e en 2 e tranche en de opleiding. Coördinator Centrum voor Werkplekleren draagt bij aan de strategische beleidsontwikkeling van HU ITT, met name
40
wat betreft het verankeren van opleiden in school in het innovatiebeleid, professionaliseringsbeleid (en onderzoeks-/kennisbeleid) van de Hogeschool. •
Voor wat de scholen met de academische KOP ligt de coördinatie voor het begeleiden van het onderzoek bij de kartrekker onderzoek. Hij is de linking pin tussen de docent en de leerkracht-onderzoeker in wiens onderzoek de student participeert of in wiens groep de student onderzoek verricht 59.
45
58
Zie Handleidingen Werkplekleren voor de verschillende studiejaren. Zie ook de oorspronkelijke Beleidsnota
werkplekleren (2011) 59
Voor een overzicht van de rollen: AOS Beleidskader (2011), paragraaf 3.4, Taken en Rollen in Onderzoek.
23
3.3. Stand van zaken Het AOS-programma, het AOS-personeel en de AOS-voorzieningen (scholing) maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties via het werkplekleren te realiseren. 5
•
We zijn in de Kritische Reflectie Pabo (2013) ingegaan op de resultaten van het eigen evaluatieonderzoek werkplekleren.
•
Organisatorische vraagstukken zijn en worden voor een belangrijk deel ondervangen door het Centrum voor Werkplekleren ITT
• 10
Wij zijn ons ervan bewust dat uitrol van de manier van werken van AOS naar andere scholen tijdrovend is, zeker omdat daaraan het Opleidingsraad/ITT Keurmerk verbonden is. Er zijn beperkingen aan het aantal verzoeken tot keurmerkbeoordeling dat jaarlijks uitgevoerd kan worden. Het gaat uiteindelijk om het bereiken van een situatie van hoge kwaliteit voor het werkplekleren en onderzoek op het ITT curriculum als geheel.
• 15
We hebben geïnvesteerd in de scholing van de praktijkopleiders, van de schoolopleiders en instituutsopleiders en zijn daar succesvol in (> 50% geschoold). Via twee aparte masterclasses voor schoolopleiders zijn we dieper ingegaan op de begeleiding die studenten ontvangen van hun praktijkopleiders 60. In het promotieonderzoek is gesignaleerd dat er verschillen zitten tussen praktijkopleiders, naarmate studenten minder te doen krijgen, worden zijn smaller opgeleid en worden zij ook lager
20
gewaardeerd. Via de masterclasses hebben de schoolopleiders aanknopingspunten om met de praktijkopleiders hierover aan de praat te gaan. Het is de bedoeling dat het aantal instituutsopleiders dat in deze masterclasses participeert, groeit •
De vormgeving van het concept van de student als jonge aankomende collega wordt door studenten hoog gewaardeerd. Ze zijn verrast en verbaasd dat ze
25
verantwoordelijkheden krijgen zoals het voeren van oudergesprekken. Intern evaluatieonderzoek KPOA leert dat studenten ruim voldoende tevreden zijn over werkplekleren op de Opleidingsschool 61. •
Het onderscheid propedeusebegeleiding werkplekleren en hoofdfase werkplekleren zou meer gestalte kunnen krijgen. Praktijkopleiders zijn geneigd voorkeur te geven aan
30
derdejaarsstudenten en vierdejaarsstudenten omdat deze studenten natuurlijk al het nodige kunnen en weten waar het om gaat. • •
Participatie van studenten het academieteam vraagt en krijgt aandacht in 2014. Er kunnen meer studenten participeren in het thematisch onderzoek dat wordt verricht op de scholen met academische kop. In het staande derde jaar Amersfoort staat
35
onderzoek gepland. Enkele van deze studenten verrichten hun onderzoek op AOS. We gaan ervanuit dat deze situatie verbetert in het nieuwe curriculum waarin voor alle studenten in studiejaar 3 praktijkonderzoek is gepland. Dat vraagt ook uitbreiding van het aantal scholen met academische kop. Scholen willen wel Opleidingsschool worden, maar deinzen nog terug voor school met academische kop.
40
•
Academische Opleidingsscholen wensen een meer structurele verbinding met Alpo en omgekeerd. Alpo geeft de voorkeur aan meerjarig onderzoek gericht op een compleet proces van schoolontwikkeling waarin per jaar nieuwe Alpo-studenten participeren. Hoe dit gerealiseerd kan worden staat op de onderzoeksbeleidsagenda.
• 45
De vormgeving van het nieuwe afstudeeronderzoek (10 EC) vraagt ook aandacht binnen AOS, in die zin dat onderzoeken in de regel in september starten en het dus voor
60
We verzorgen jaarlijks 2 masterclasses. Deze twee masterclasses zijn verzorgd door dr. Miranda
Timmermans in november 2013 en maart 2014 n.a.v. haar promotieonderzoek Kwaliteit van de Opleidingsschool (2012). 61
Excelbestand KPOA, studentenresultaten totaal, semester 1, 2013.
24
afstudeerders niet goed mogelijk is in de rijdende trein te stappen. Studenten die stage lopen op een school met academische kop moeten zelf als afstudeeronderzoek een onderwerp zoeken, ze krijgen o.a. begeleiding van de kartrekker onderzoek. • 5
Het Academieteam Geletterdheid loopt goed. Er is onderzoek verricht, interventies voorgesteld, uitgevoerd en successen geboekt aangaande het leesonderwijs in de groepen 3 en 4. Hierover verschijnt, zoals gezegd, in de zomer 2014 een publicatie.
3.4. Verbeterbeleid Het verbeterbeleid 2014-2015 kent o.a. de volgende onderdelen: 10
•
Groei in het aantal locaties van de AOS doordat 3 van de 5 aspirant locaties het keurmerk verwerven en doordat locaties als aspirant-locatie kunnen worden gekarakteriseerd (en dus binnen 2 jaar het keurmerk Opleidingsraad/ITT kunnen halen). Overigens ook groei van het aantal locaties dat een keurmerk heeft buiten AOS 62.
15
•
Het overleg tussen schoolopleiders AOS en ITT en het overleg Bovenschoolse Coördinatoren met ITT leidt steeds tot verbeteringen (zie ook standaard 4).
•
Participatie van studenten in onderzoek AOS, zowel in het Academieteam als in AOS thematisch onderzoek is een punt dat in 2014-2015 verder aandacht krijgt. De veranderende onderzoeksonderwijseenheden in de ITT-curricula (toename onderzoek in
20
jaar 3 en afstudeeronderzoek) maken dat het aantal studenten dat in onderzoek participeert c.q. dat onderzoek wil verrichten op de school sowieso zal groeien. •
Ook de groei van het aantal locaties met een academische kop binnen AOS is een verbeterpunt waaraan wij aandacht gaan besteden. Binnen de besturen KPOA en KSU wordt hierover met scholen overlegd.
25
•
Een laatste verbeterpunt vormt de versterking van de verbinding van Alpo met de locaties met een academische kop. Operationeel maken van deze verbinding vraagt verdere onderzoeksscholing van docenten op de locaties en organisatorische afstemming. Overleg hierover vindt plaats via de Opleidingsraad maar ook vanaf de zomer 2014 via Alpo en de bovenschoolse coördinatoren.
30
62
Zie Planning Audits 2014-2015
25
4. STANDAARD 3: TOETSING De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing. 4.1. Criteria 5
•
De Opleidingsschool hanteert duidelijke afspraken over de rol, de taken en de verantwoordelijkheden van elk van de partners bij beoordeling en toetsing. Iedere student heeft volstrekte helderheid over wat die afspraken in de praktijk van de opleiding betekenen.
• 10
De examencommissie van de betreffende instituten heeft expliciet een rol bij de beoordeling en toetsing.
4.2. Uitvoering Wij verwijzen voor de inhoudelijke reflectie op van het toetsen en beoordelen naar de aparte Kritische Reflectie Pabo (2014). De toetsing en beoordeling van de opleidingstrajecten van 15
studenten vindt plaats middels de toetskaders van de HU (Nieuwe Toetskader FE 2013) 63. Dit vernieuwde Toetskader is in 2013-2104 door ITT geïmplementeerd. Binnen ITT wordt de kwaliteit van het toetsen en beoordelen geborgd door de examencommissie en IETB (interne expertgroep toetsen en beoordelen) volgens de in de Kritische reflectie beschreven taakverdeling. De examencommissie stelt jaarlijks de examinatoren vast.
20 Volgens het toetsbeleid van Pabo en Alpo zijn de praktijkopleider, de schoolopleider (en kartrekker onderzoek) géén examinatoren maar vervullen zij een adviesfunctie over de competentieontwikkeling van de student bij de beoordeling van de resultaten van het werkplekleren en van het onderzoek. Leerkrachten van AOS zijn op de volgende wijze betrokken 25
bij de beoordeling van de student: •
ITT heeft voor elk onderdeel van elke fase van het werkplekleren en het afstudeerprogramma competentiegerelateerde beoordelingscriteria in beoordelingsformulieren opgesteld (inclusief wegingsfactoren) - Scorion.
• 30
De praktijkopleider vult altijd de formuleren in en wordt als adviseur door de examinator (= instituutsopleider) betrokken in het beoordelingsgesprek.
•
Leerkracht-onderzoekers en kartrekkers onderzoek begeleiden de studenten bij het doen van onderzoek op de school en adviseren, maar vellen geen oordeel, dat doet de docent van de onderwijseenheid waar het praktijkonderzoek onder valt.
35
Het centrale toets- en beoordelingsinstrument voor het werkplekleren op de Opleidingsschool vormt het beoordelingsgesprek op het einde van de periode werkplekleren. Studenten en Praktijkopleiders vullen hieraan voorafgaande het beoordelingsformulier in (Scorion) en wisselen hierover in de regel van gedachten voordat het beoordelingsgesprek plaatsvindt. Ook de SLB’er (S&W’er) heeft het Scorion-formulier ingevuld. Binnen AOS vinden, gecoördineerd door de
40
bovenscholen opleidingscoördinatoren en schoolopleiders, afstemmingsgesprekken plaats over het gebruik van Scorion. Ook zijn niet alleen Scorion, maar ook ontwikkelingen binnen de beoordelingssystematiek van het werkplekleren onderwerp van gesprek binnen BOIS 64.
63
Toetskader FE 2013 en Concept Toetsprogramma ITT
64
Zie o.a. de nota’s ITT, Toelichting op stagebeoordelingsgesprek, Vragen om te stellen tijdens het
stagebeoordelingsgesprek, Ontwikkelen van normen voor het beoordelen van praktijkstages van studenten en Ontwikkeling Rubrics voor beoordeling praktijkcomponent ITT, 2 april 2014.
26
In het beoordelingsgesprek participeren de instituutsopleider, de praktijkopleider en de student. In veel gevallen participeert ook de schoolopleider. De rol van de praktijkopleider in beoordelingsgesprekken is die van adviseur. Het advies van de praktijkopleider is zwaarwegend omdat hij degene is die de ontwikkeling van de student op de werkplek van nabij heeft gevolgd 5
en gestimuleerd. De examinator stelt het oordeel vast. Hij raadpleegt de Scorion-oordelen en mondelinge bevindingen van de praktijkopleider, maar betrekt ook zaken als het portfolio, het verslag, inbreng in leergroepen enzovoorts. Op basis van het oordeel stelt de student een sterkte zwakte analyse op die als startpunt dient
10
voor een nieuwe leerwerkplekperiode, in de regel elders. Als een periode werkplekleren met onvoldoende wordt beoordeeld wordt een werkpleklerencontract opgesteld met concrete leerpunten die de student in een aanvullende werkpleklerenperiode gaat verrichten. Verder is de individuele begeleiding en directe individuele feedback van de praktijkopleider op
15
het functioneren van de student een waardevolle vorm van formatieve beoordeling. De praktijkopleider observeert de student bij een les of bij een interventie en geeft uitgebreide feedback. Hij verwacht van de student dat hij iets doet met deze feedback en spreekt hem er een volgende keer op aan.
20
ITT verzorgt een assessorentraining voor praktijkopleiders, schoolopleiders met een omvang van 5 dagdelen. Leerkrachten die deze training hebben gevolgd kunnen door de examencommissies benoemd worden als tweede examinator afstudeerassessment. ITT heeft een nieuwe opzet voor het assessment geïmplementeerd 65. Wij signaleren dat in 2013-2014 25% van de deelnemers aan deze training afkomstig is van AOS.
25 4.3. Stand van Zaken Voor de stand van zaken Toetsing verwijzen wij naar de Kritische Reflectie PABO, stand van zaken, standaard 3. Een belangrijk onderdeel van het geheel aan beoordelingen vormen de eerstejaarsbeoordelingen omdat van de beoordelingen van het werkplekleren een selecterende 30
werking dient uit te gaan. De beoordeling Werkplekleren-propedeuse moet voldoende zijn (onderdeel van het Bindend Studieadvies). Het gaat erom dat de praktijkopleiders zich aan de hand van het werkplekleren een beeld vormen van de geschiktheid van de student voor het beroep. De adviserende rol van de praktijkopleider voor het eerste jaar is ook van belang voor het bindend studieadvies. Dat vraagt van de praktijkopleiders duidelijk beargumenteerde
35
adviezen over de handelingen van de student en zijn geschiktheid voor het beroep. We signaleren dat er verschillen zijn per locatie in wat men een eerstejaars laat doen. Studenten moeten juist in het propedeusewerkplekleren zichtbaar zijn, relatief grote taken kunnen verrichten en al enige verantwoordelijkheid krijgen. Als we goed adviseren in de propedeuse voorkomen we problemen in een latere fase. We beschouwen dit punt als een aandachtspunt,
40
dat breder is dan alleen AOS, het is thema van gesprek binnen het BOIS. 4.4. Verbeterbeleid Wij verwijzen voor het (uitgebreide) verbeterbeleid Toetsen en Beoordelen naar het Verbeterbeleid onder Standaard 3 van de Kritische Reflectie Pabo. Aandachtspunten en
45
verbeterpunten, die ook voor AOS van toepassing zijn, zijn de breedte van de taken die men studenten in de praktijk laat verrichten, het daaraan gekoppelde advies en de assessorentraining praktijkopleiders (examinator afstudeerassessment) die in 2014 plaatsvindt.
65
Zie Samenvattende Handleiding Afstuderen. Zie ook flowchart afstudeerfase.
27
5. STANDAARD 4: KWALITEITSZORG EN KENNISDELING De opleidingsschool wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare 5
verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. 5.1. Criteria
10
Criteria voor de opleidingsschool •
De Opleidingsschool hanteert een kwaliteitszorgplan dat waarborgt dat de streefdoelen van de opleiding gerealiseerd worden en op regelmatige tijdstippen geëvalueerd worden.
• 15
De Opleidingsschool geeft aantoonbaar opvolging aan de resultaten van de regelmatige evaluaties.
•
De medewerkers en studenten van de Opleidingsschool alsook het beroepenveld zijn actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de Opleidingsschool.
Criterium voor de academische opleidingsschool • 20
De Opleidingsschool met academische kop zorgt voor de kennisdeling tussen de partners en met de andere opleidingsscholen met academische kop.
5.2. Uitvoering 5.2.1. Evaluaties en betrekken werkveld/beroepenveld 25
KSU en KPOA hebben een aparte eigen inrichtingsnotitie AOS, waarin is opgenomen wat kwaliteitszorg inhoudt 66. KPOA heeft een eigen evaluatieformulier dat de tevredenheid van de studenten evalueert. Ze koppelt de resultaten van de studentevaluaties over werkplekleren en onderzoek jaarlijks terug naar de betrokken scholen 67.
30
Overleg en scholing zijn de belangrijkste instrumenten voor kwaliteitsbewaking en kwaliteitsbevordering van AOS: •
Het periodieke overleg van Opleidingsraad betreft voortgang van onderwerpen op strategisch niveau (zoals keurmerk, voortgang aantal opleidingsscholen). Periodiek evaluatieoverleg BOIS op het niveau van de bovenschoolse coördinatie van het
35
werkplekleren evalueert inhouden en organisatorische kwesties. BOIS is ook het platform voor kennisdeling m.b.t. inhoud en organisatie tussen scholengemeenschappen. Bijvoorbeeld over Scorion. •
Het proces van keurmerktoekenning is een proces dat is gericht op de kwaliteitsbeoordeling van de school als lerende, innovatieve school, waarvan het
40
opleiden van studenten een onderdeel uitmaakt. •
Het bestuur van AOS (leden CvB’s KPOA en KSU en directeur ITT) overlegt 1-2 per jaar over strategische punten en monitort de voortgang. De coördinator AOS en de beide bovenschoolse coördinatoren voeren afstemmend overleg met elkaar over zaken als aantal studenten, werkplekleren, aspirant-locaties, scholing enzovoorts.
66
KPOA, Beleidsnotitie Opleiden in de School 2012-2016, maart 2013. Zie KSU, Beleidsvisie op Opleiden,
2011 (nieuwe versie, concept maart 2014). 67
Excelbestand KPOA, studentenresultaten totaal
28
•
Er is regelmatig overleg tussen de ITT coördinatoren van het Centrum voor Werkplekleren en de bovenschoolse coördinatoren over organisatorische zaken, gericht op ITT. Dit kan een breed spectrum van zaken betreffen, uiteenlopende van de verschijningsdatum van nieuwe handleidingen tot de participatie van instituutsopleiders
5
in overleg. •
Er is 2-3 keer per jaar een overleg AOS schoolopleiders en instituutsopleiders gericht op inhoudelijke, begeleidende en organisatorische zaken die zich voordoen (aantal studenten, studenten, werkbezoeken enzovoorts).
• 10
De beide bovenschoolse coördinatoren en alle schoolopleiders AOS komen 2-3 keer per jaar bijeen, dit overleg is gericht op kwaliteit van begeleiding, Scorion, feedback van de praktijkopleiders, gericht op verbeteringen. Gekoppeld aan dit overleg, overleggen de bovenschoolse coördinatoren en de schoolopleiders AOS KPOA en KSU apart.
•
Schoolopleiders en praktijkopleiders overleggen met elkaar per locatie van AOS over begeleidingsvraagstukken, inrichtingsvraagstukken en organisatievraagstukken van het
15
werkplekleren. Dit overleg heeft tevens een functie als intervisie. De schoolopleider gaat na of er op basis van het feedbackgesprek ook meer algemeen georiënteerde interventies nodig zijn. Een voorbeeld van een vraagstuk is afstudeerstage. Hij moet op enig moment volledig het onderwijs overnemen van de praktijkopleider, die dan conform landelijke afspraken zelfs niet in de groep aanwezig is.
20
•
Voor ITT draagt de NSE-enquête met het oog op studentevaluatie werkplekleren bij aan inzicht in de gerealiseerde kwaliteit werkplekleren. Ook verricht ITT jaarlijks apart onderzoek naar de tevredenheid van de scholen over de inhoud en inrichting van het praktijkleren 68. De coördinatoren centrum voor Werkplekleren en de instituutsdirecteur overleggen 2-3 keer per jaar. AOS is een vast punt op deze agenda.
25 Verbeteractiviteiten Er zijn in de afgelopen jaren verschillende verbeteractiviteiten ondernomen op basis van diverse evaluatieve resultaten, die in de regel een bredere werking hadden dan alleen AOS, maar die vaak wel geïnitieerd zijn vanuit AOS: 30
•
We hebben, zoals onder standaard 1 al is aangegeven, het onderzoek van AOS onder een het lectoraat Geletterdheid ondergebracht. Wij hebben academieteams ingericht, onderzoek meer opbrengstgericht ingericht en scholing georganiseerd. De volgende stap is de participatie van studenten in de academieteams.
• 35
We hebben in de afgelopen jaren de verschillende begeleidingsfuncties (praktijkopleider, schoolopleider, instituutsopleider, studieloopbaanbegeleider, bovenschools coördinator) aangescherpt.
•
Organisatorische verbeteringen via centrum voor werkplekleren zijn gerealiseerd.
•
We hebben verbeteringen aangebracht in de inhoud en het gebruik van het feedbackinstrument Scorion (beoordeling van de ontwikkeling van de student op de
40
werkplek). •
Er zijn binnen AOS diverse verbeteringen binnen locaties aangebracht op basis van interne evaluaties, bijvoorbeeld in taken die praktijkopleiders studenten laat doen, in feedback die studenten krijgen van praktijkopleiders.
•
Ook is de website van de locaties met academische kop onlangs verbeterd.
45 Kennisdeling Onderzoeksresultaten De academische Opleidingsscholen maken op de volgende wijze werk van kennisdeling:
68
Zie Kritische Reflectie Pabo (2014), paragraaf 4.3
29
•
De 5 academische opleidingsscholen onderhouden gezamenlijk een website waarop ze resultaten publiceren, bijeenkomsten aankondigen e.d.
•
Er wordt jaarlijks een onderzoeksmarkt georganiseerd voor KSU en KPOA. De markt van oktober 2013 was goed bezocht (> 100 bezoekers). Docenten kunnen in twee
5
workshops participeren (6-8 onderzoeken presenteren zich). •
Eigen publicaties zijn op de website te zien. In 2011 is voor het laatste een boekwerkje/bundel uitgegeven 69. Er komt in 2014 een nieuwe publicatie over de opbrengsten van het onderzoek van het Academieteam Geletterdheid.
• 10
In de afgelopen jaren deden we elk jaar een presentatie op het Veloncongres – we presenteerden er in de regel één onderzoek.
Het nieuwe project heeft ook de vorm samenwerken en kennisdelen – hier kunnen ook docenten aan deelnemen. Dit samenwerkingsproject kan als een vliegwiel werken – wat wij hebben opgebouwd gaat uitgebreid worden naar andere scholen, ook door middel van de al eerder genoemde aangevraagde en toegekende subsidie 70. 15 5.3. Stand van Zaken De Opleidingsschool wordt periodiek geëvalueerd met name via overlegvormen. De uitkomsten van de evaluaties en verschillende overleggen vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen. Voor het overige worden verbetermaatregelen geïnitieerd vanuit een 20
breed spectrum aan evaluaties die door ITT worden geïnitieerd (zie Kritische Reflectie Pabo, standaard 2 en standaard 3). Bij de interne kwaliteitszorg zijn studenten medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. AOS realiseert kennisdeling van onderzoeksresultaten binnen KPOA en KSU. •
25
We hebben sinds de start de nodige verbeteringen gerealiseerd. Wij concluderen dat AOS wat consistenter volgens de PDCA-cyclus zou kunnen werken, in het bijzonder gericht op het bij elkaar brengen van evaluaties en overlegverslagen en monitoren van verbeterbeleid. Hierin spelen overigens de beleidsmedewerker en beide bovenschoolse coördinatoren al een belangrijke rol.
30
•
De samenwerking binnen het partnerschap is nog enigszins aan personen gebonden.
•
KPOA doet aan systematische evaluatie vanuit het perspectief van de school. KSU heeft dit nog in ontwikkeling. We gaan deze (kwantitatieve) evaluatie AOS-breed uitrollen.
5.4. Verbeterbeleid AOS gaat er werk van maken de PDCA-cyclus meer aantoonbaar rond te krijgen. Wat inhoudt 35
dat we evaluatieresultaten van verschillend overleg meer expliciet maken (notuleren) en ook dat we bij de beide besturen gaan evalueren. We gaan verbeteringen meer expliciet maken en de voortgang meer systematisch gaan monitoren.
69
Grenzen Overschrijden in het onderwijs, de opbrengsten van het in juli 2011 afgeronde lectoraat
academische basisschool in woord en beeld. 70
Document: Aanvraagdossier subsidie verankering academische opleidingsschool 2012-2016 inclusief
bijlagen.
30
BIJLAGE 1. FACTSHEET 1.1. Administratieve gegevens Opleidingsschool 71 Naam opleidingsschool
Academische basisschool Utrecht-Amersfoort
Naam penvoerder opleidingsschool
Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort e.o.
Adres penvoerder opleidingsschool
Postbus 930 3800 AX Amersfoort
5 Contactpersoon penvoerder beoordelingsaanvraag Voornaam
Willy
Tussenvoegsels
van
Achternaam
Dijk
Telefoonnummer
033 2570 645
e-mailadres
[email protected]
Partners 10 Alle instellingen en status Instelling:
Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort (KPOA)
adres:
Amsterdamseweg 41, 3812 RP Amersfoort
Status (wel/niet accreditatie NVAO)
Instelling:
Katholieke Scholenstichting Utrecht (KSU)
adres:
Kaap Hoorndreef 46a, 3563 AV Utrecht
Status (wel/niet accreditatie NVAO)
Instelling:
Hogeschool Utrecht Instituut Theo Thijssen
adres:
Padualaan 97 3584 CH Utrecht & De Nieuwe Poort 21, 3812 PA Amersfoort
Status (wel/niet accreditatie NVAO)
Wel
15
20
71
Definitie opleidingsschool(OCW): De opleidingsschool is een partnerschap van één of meer opleidingen
voor leraren primair respectievelijk voortgezet onderwijs met één of meer scholen voor primair respectievelijk voortgezet en/of beroepsonderwijs. Definitie opleidingsschool met academische kop (ook wel academische opleidingsschool genoemd)(OCW): Opleidingsschool die het opleiden van leraren verbindt met het door de leraar in opleiding verrichten van praktijkgericht onderzoek en schoolontwikkeling
31
1.2 Alle scholen van de Opleidingsschool en status (inspectie): School:
Academische opleidingsschool KSU: Ariënsschool
Vestiging:
Duurstedelaan 18
Plaats:
3525 AR Utrecht
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
School: met academische kop
Academische opleidingsschool KSU: Hof ter Weide
Vestiging:
Musicallaan 108
Plaats:
3543 BT Utrecht
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
School:
Academische opleidingsschool KPOA: De Tafelronde
Vestiging:
Koning Karelpad 12
Plaats:
3813 HC Amersfoort
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
5 School:
Academische opleidingsschool KPOA: De Kubus
Vestiging:
Spaarnestraat 2
Plaats:
3812 HG Amersfoort
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
School:
Academische opleidingsschool KPOA: DOK12
Vestiging:
Laakboulevard 412
Plaats:
3825 KL Amersfoort
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
School:
opleidingsschool
Vestiging:
Händelstraat 51
Plaats:
3533 GH Utrecht
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
School:
opleidingsschool
KSU: St. Dominicusschool
KSU: Gertrudisschool Vestiging:
Amaliadwarsstraat 2
Plaats:
3522 AR Utrecht
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
32
School:
opleidingsschool KSU: De Kameleon
Vestiging:
Vleutenseweg 515
Plaats:
3532 HK Utrecht
Toezicht inspectie:
School:
Regulier toezicht
opleidingsschool KPOA: De Kinderhof
Vestiging:
Fürglerplein 5-7
Plaats:
3815 KZ Amersfoort
Toezicht inspectie:
School:
Regulier toezicht
opleidingsschool KPOA: De Marke
Vestiging:
Wezeperberg 4
Plaats:
3825 DJ Amersfoort
Toezicht inspectie:
School:
Regulier toezicht
aspirant opleidingsschool KSU: De Spits
Vestiging:
Eifel 8
Plaats:
3524 HH Utrecht
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
School:
aspirant opleidingsschool
5
KPOA: De Breede Hei Vestiging:
Dopheide 40
Plaats:
3823 HL Amersfoort
Toezicht inspectie:
School:
Regulier toezicht
aspirant opleidingsschool KPOA: St. Josephschool
Vestiging:
Disselplein 10
Plaats:
3829 MD Hooglanderveen
Toezicht inspectie:
School:
Regulier toezicht
aspirant opleidingsschool KPOA: De Langenoord
Vestiging:
Kerklaan 7
Plaats:
3828 EA Hoogland
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
33
School:
aspirant opleidingsschool KPOA: De Malelande
Vestiging:
Juttepeergaarde 2
Plaats:
3824 BE Amersfoort
Toezicht inspectie:
Regulier toezicht
Eventuele opmerkingen
5
1.3. Basisgegevens over de Opleidingsschool Docentkwaliteit docenten (docenten scholen en docenten instituten actief betrokken bij de opleidingsschool/-scholen).
10
Graad
Hbo-bachelor
Master (hbo/wo)
PhD
percentage
93 %
7 %
0%
Eventuele toelichting
34
BIJLAGE 2. AFKORTINGEN
5
10
15
20
25
30
35
Alpo
Academische lerarenopleiding Primair Onderwijs
AOS
Academische Opleidingsschool Utrecht Amersfoort
BOIS
Bovenschools Opleiding In de Scholen
EC
European Credits
FE
Faculteit Educatie
FETB
Faculteitsexpertgroep Toetsen en Beoordelen
FSW
Faculteit Sociale Wetenschappen (UU)
FTE
Full Time Equivalent
HBO
Hoger Beroepsonderwijs
HU
Hogeschool Utrecht
IETB
Instituutsexpertgroep Toetsen en Beoordelen
IO
Instituutsopleider
ITT
Instituut Theo Thijssen
ITTA
Instituut Theo Thijssen Amersfoort
ITTU
Instituut Theo Thijssen Utrecht
KPOA
Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort
KSU
Katholieke Scholenstichting Utrecht
LIST
Lezen Is Top
MBO
Middelbaar Beroeps Onderwijs
NQA
Netherlands Quality Agency
NSE
Nationale Studentenenquête
NVAO
Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie
OCW
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OER
Onderwijs- en Examenregeling
PABO
Pedagogische Academie Basisonderwijs
PAP
Persoonlijk Activiteitenplan
PO
Praktijkopleider
POP
Persoonlijk Ontwikkelingsplan
S&W
Studie en Werk
SBL
Stichting Beroepskwaliteit Leraren
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SO
Schoolopleider
UU
Universiteit Utrecht
VO
Versnelde Opleiding
VT
Voltijd
35
BIJLAGE 3. DOCUMENTEN Inleidende Hoofdstuk Samenwerkingsovereenkomst Academische Opleidingsschool en Convenant Academische 5
basisschool Utrecht-Amersfoort 2012-2016. KSU, Beleidsvisie op Opleiden, 2011 (nieuwe versie, concept maart 2014). Opleidingsraad, Samen werken aan onderwijs, maart 2011. Overdrachtsdocument – Lectoraat Academische basisschool, Verduurzaming van een netwerk van Academische Opleidingsschool, juli 2011.
10
KPOA, Beleidsnotitie Opleiden in de School 2012-2016, maart 2013. De Academische Opleidingsschool Utrecht – Amersfoort, KSU – KPOA – HU ITT, beleidskader oktober 2010, bijgestelde versie oktober 2011. Verder te noemen AOS Beleidskader (2011) Aanvraagdossier subsidie verankering academische opleidingsschool 2012-2016 inclusief bijlagen.
15
Kritische Reflectie Pabo, juni 214, Inleiding bij standaard 2 en bijlage 1. We spreken verder van Kritische Reflectie Pabo (2014). Projectplan werkplekleren, maart 2012. ITT, Opleiden in de scholen, augustus 2012, pagina 8 Handleiding Keurmerk Opleidingsschool Opleidingsraad Instituut Theo Thijssen, januari 2014.
20
Planning audits in 2014-2015 Opleiden in de scholen, augustus 2013, pagina 6. Standaard 1 De Academische Opleidingsschool Utrecht – Amersfoort, KSU – KPOA – HU ITT, Oktober 2010,
25
bijgestelde versie, september 2011 (AOS beleidskader 2011) ITT, Opleiden in de scholen, augustus 2013. KSU, Beleidsvisie op Opleiden, 2011 (nieuwe versie, concept maart 2014), KPOA, Beleidsnotitie Opleiden in de School 2012-2016, maart 2013. Kritische Reflectie Pabo (2014)
30
Verantwoordingsdocument Bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs 2013-2014, versie maart 2014, Verantwoordingsdocument (2013) Concept Onderwijsbeleidsdocument 2014-2015, versie 0.3, 25 april 2014. Verder te noemen Onderwijsbeleidsdocument (2014). ITTU, Studiehandleiding Werkplekleren DAG 1,2,3 en DAV 1, Studhandleiding Werkplekleren VO,
35
Praktijkhandleiding Alpo, ITTA, Studiehandleiding Werkplekleren. De Koppelkaart, versie 5, december 2010 Advies Onderzoek in het curriculum ITT, juni 2011. Onderzoek binnen de Pabo en de Alpo, Presentatie Opleidingsraad 15 januari 2014. ITT, Onderzoeksbeleid, waarin verwerkt de pabo en alpo-visie, conceptversie 28 mei 2014
40
AOS, Organisatiestructuur, een voorstel op basis van academieteams, vastgesteld juli 2011 De onderzoeksthema’s op hoofdlijnen van de academische opleidingsscholen. Aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten in het kader van de ‘Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016, november 2013.
45
Standaard 2 ITTU, Studiehandleiding Werkplekleren DAG 1,2,3 en DAV 1, Studhandleiding Werkplekleren VO, Praktijkhandleiding Alpo, ITTA, Studiehandleiding Werkplekleren. 1
Kritische Reflectie Pabo (2014), paragraaf 4.2.3
Verantwoordingsdocument (2013)
36
Concept Onderwijsbeleidsdocument (2014) KPOA, Beleidsnotitie Opleiden in de School 2012-2016, maart 2013. Onderzoeksplan Tafelronde 2013-2014 ITT, Notitie Profielbeschrijvingen instituutsopleider, schoolopleider, praktijkopleider, 5
studieloopbaanbegeleider, maart 2011 ITT Opleiden in de scholen, versie september 2013 ITT Evaluatie werkplekleren, maart 2013/2014 en ITT Conclusies Werkveldenquête, mei 2013/ 2014. Excelbestand KPOA, studentenresultaten totaal, semester 1, 2013.
10
Planning Audits 2014-2015 Standaard 3 Toetskader FE 2013 en Concept Toetsprogramma ITT
15
ITT, Toelichting op stagebeoordelingsgesprek, ITT, Vragen om te stellen tijdens het stagebeoordelingsgesprek, ITT, Ontwikkelen van normen voor het beoordelen van praktijkstages van studenten ITT, Ontwikkeling Rubrics voor beoordeling praktijkcomponent ITT, 2 april 2014. ITT, Samenvattende Handleiding Afstuderen. Zie ook flowchart afstudeerfase.
20
KPOA, Beleidsnotitie Opleiden in de School 2012-2016, maart 2013. Zie KSU, Beleidsvisie op Opleiden, 2011 (nieuwe versie, concept maart 2014). Standaard 4 Excelbestand KPOA, studentenresultaten totaal, semester 1, 2013.
25
Grenzen Overschrijden in het onderwijs, de opbrengsten van het in juli 2011 afgeronde lectoraat academische basisschool in woord en beeld. Aanvraagdossier subsidie verankering academische opleidingsschool 2012-2016 inclusief bijlagen.
37