Notitie Rentebeleid 2007
Inhoudsopgave Inleiding __________________________________________________________________ 3 De positie van de nota rentebeleid ______________________________________________ 3 De werking van het marktconform percentage _____________________________________ 3 Totaalfinanciering versus project- of objectfinanciering _____________________________ 4 Rentetoerekening____________________________________________________________ 4 Ontwikkelingen _____________________________________________________________ 4 Aandachtspunten bij de systematiek _____________________________________________ 4 Rentebeleid en reservepositie __________________________________________________ 5 Consequenties van deze notitie _________________________________________________ 5 Besluitvorming _____________________________________________________________ 5
2
Inleiding Aan uw raad is toegezegd dat in 2007 een notitie voorgelegd wordt over het rentebeleid. In 2004 is de huidige nota rentebeleid aangeboden. Deze nota is door uw raad vastgesteld in uw vergadering van 21 december 2004. In deze nota is inzicht gegeven in de verschillende methodieken om rentelasten te berekenen en te verwerken in de boekhouding van de gemeente. Met het vaststellen van deze nota rentebeleid heeft uw raad gekozen voor het werken met een marktconform rentepercentage. Ter informatie is deze nota als bijlage bijgevoegd. In deze notitie stellen wij voor om de gehanteerde methodiek van het marktconform rentepercentage te blijven gebruiken. Hierbij wordt dan het vastgelegde percentage berekend over de boekwaarde van de activa en de grondexploitaties. Als eerste gaan we kort in op de positie van de nota rentebeleid en de systematiek van het marktconforme rentepercentage. Daarna behandelen we achtereenvolgens kort de financieringsystematiek, de onderwerpen waaraan rente wordt toegerekend en de recente ontwikkeling van de rente. Vervolgens staan we stil bij een aantal aandachtspunten en risico’s die bij deze systematiek van belang zijn. Tot slot geven we aan wat de consequenties van deze notitie zijn en sluiten we af met een lijst van besluitpunten. De positie van de nota rentebeleid Het begrip rente raakt aan vele onderwerpen binnen het gebied van de gemeentelijke financiën. De nota rentebeleid en deze notitie richten zich uitsluitend op de methode van rentetoerekening aan de producten in de begroting en de technische verwerking daarvan in de financiële administratie. In het treasurystatuut zijn de uitgangspunten en voorwaarden opgenomen voor uitzetten en aantrekken van geldleningen en beleggingen. Hierin komen ook aan bod de overwegingen ten aanzien van de (rente)opbrengsten die daarmee samenhangen. In de nota reserves en voorzieningen is het beleid opgenomen voor toerekening van rente aan het eigen vermogen en de voorzieningen. In de nota activa tenslotte is bepaald hoe de berekening van rente aan investeringen plaats vindt en aan welke activa al dan niet rente wordt toegerekend. De werking van het marktconform percentage Ter verduidelijking van de werking van het marktconform rentepercentage geven wij hierbij kort aan wat de systematiek inhoudt. Uitgangspunt bij het werken met een marktconform rentepercentage is dat het percentage voor de interne rekenrente aansluit bij de ontwikkeling van de rente in de kapitaalmarkt. Bij het opstellen van de begroting voor het volgend begrotingsjaar wordt het marktconform percentage vastgelegd in de notitie met uitgangspunten voor de op te stellen begroting. Hierbij wordt uitgegaan van het door de BNG gehanteerde percentage van een vaste geldlening met een looptijd van 15 jaar. Omdat dit percentage (sterk) kan schommelen en wij gedurende het jaar met een vast percentage werken, is hierbij een afwijking van 1 procentpunt toegestaan. Dit betekent dat wanneer de BNG een percentage van 4% publiceert voor de betreffende lening, een intern rentepercentage wordt gehanteerd dat ligt tussen de 3% en de 5%. De technische verwerking van de berekende rente in de boekhouding van de gemeente gaat als volgt. In het begrotingsjaar wordt het rentepercentage berekend over de boekwaarde van de activa en de grondexploitaties per 1 januari van dat jaar. Het bedrag dat hieruit voortvloeit, wordt verdeeld over de producten waaronder de diverse activa thuis horen. Dit levert een last op voor deze producten. De bate die hier tegenover staat wordt als voordeel geboekt op de kostenplaats kapitaallasten. Op deze kostenplaats boeken we vervolgens alle overige werkelijke rentebaten (creditrente van bankrekeningen en uitgezette gelden) en werkelijke
3
rentelasten (debetrente van bankrekeningen en rente van lang- of kortlopende leningen). Aan het einde van het jaar levert deze kostenplaats een positief saldo op. Dit saldo wordt onder de algemene dekkingsmiddelen opgenomen als ‘saldo van de financieringsfunctie’. Op deze manier draagt dit positief bij aan het rekeningresultaat. Van belang hierbij is dat uitsluitend rentebaten worden verwerkt in het saldo van de financieringsfunctie. Eventuele opbrengsten van beleggingen worden hierin niet opgenomen, deze worden als een aparte inkomensbron in de administratie verwerkt en vermeldt als ‘opbrengst deelnemingen en beleggingen’ onder de algemene dekkingsmiddelen. Totaalfinanciering versus project- of objectfinanciering In de gemeente Wijk bij Duurstede werken we met totaalfinanciering. Dit houdt in dat niet voor iedere investering (activum) separaat een lening wordt afgesloten. Investeringen worden gefinancierd vanuit het totaal van eigen vermogen (reserves) en het lang vreemd vermogen (aangetrokken leningen). Er is dus ook geen directe relatie tussen een bepaald activum en de rentelasten voor een afgesloten lening. Er zijn scenario’s denkbaar waarbij het systeem van totaalfinanciering wordt losgelaten. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een project als de multifunctionele accommodaties primair en voortgezet onderwijs. Dit is een project van grote omvang waarbij er sprake is van een verschil tussen juridisch en economisch eigenaar. Hierbij is het denkbaar dat een specifieke financieringsvorm wordt afgesloten, waarvan de lasten uitsluitend aan dit project wordt toegerekend. Voorstellen voor afwijken van het systeem van totaalfinanciering zullen onderdeel moeten uitmaken van het raadsbesluit over de uitvoering van deze projecten. Rentetoerekening Rente wordt toegerekend aan die onderwerpen waar een vorm van voorfinanciering aan te pas komt. Dit zijn uitgaven voor investeringen die geactiveerd worden en waarop vervolgens wordt afgeschreven. Ook grondexploitaties, waarbij tussen uitgaven en inkomsten geruime tijd kan zitten, vallen hieronder. Over de boekwaarde van deze uitgaven per 1 januari van het begrotingsjaar wordt het vastgestelde rentepercentage berekend. Ontwikkelingen De gemiddelde rente voor een vaste geldlening van 15 jaar in de periode 2004-2007 bedroeg 4,08%. De laagste stand was in juli 2005 op 3,15%, de hoogste stand in juli 2007 op 5,03%. De interne rekenrente gedurende deze periode ligt tussen de 4,5% en 5,0%. Ten opzichte van de gemiddelde rente in deze periode blijven we dus binnen de vastgestelde bandbreedte van 1 procentpunt. Aandachtspunten bij de systematiek Door een marktconform rentepercentage te hanteren worden alle producten van de gemeente waar investeringen aan de orde zijn gelijk belast. Alle producten dragen dus ook in gelijke mate bij aan de dekking van de werkelijke rentelasten van de gemeente. Door hantering van het marktconform rentepercentage zijn de lasten per product niet afhankelijk van eventueel extra aan te trekken leningen. Hierdoor blijven de tarieven, bijvoorbeeld van de leges, redelijk constant en worden grote stijgingen ineens voorkomen. Van belang bij dit systeem is dat de liquiditeitspositie en de voornemens om te gaan investeren goed in beeld blijven. Op het moment dat er geld aangetrokken wordt, stijgen de werkelijke rentelasten en neemt het saldo van de financieringsfunctie, en dus de algemene
4
dekkingsmiddelen, af. Bij elk investeringsvoorstel dient gecontroleerd te worden in hoeverre dit past binnen de beschikbare liquiditeit. Zodra er geld geleend moet worden zal de begroting hierop moeten worden aangepast. Rentebeleid en reservepositie Bij het vaststellen van de nota rentebeleid in 2004 is besloten om jaarlijks een bedrag voor de inflatiecorrectie aan de algemene reserve toe te voegen. Bij het ombuigingsprogramma 20072010 heeft uw raad besloten deze toevoeging niet langer te doen, om daarmee structureel ruimte te creëren in de begroting. Het gehele saldo van de financieringsfunctie wordt dus ingezet als dekkingsmiddel in de begroting. Er wordt nu aan geen enkele reserve of voorziening meer rente of een bedrag voor inflatiecorrectie toegevoegd. Dit brengt risico’s met zich mee. Ten eerste voor wat betreft de rentelasten in de begroting. Wanneer er namelijk investeringen of andere grote uitgaven gedaan worden ten laste van een reserve, zijn de rentelasten hiervan niet voorzien. Dit brengt ons terug op het punt dat we onder aandachtspunten al hebben genoemd; de liquiditeitspositie van de gemeente. Om deze goed in de gaten te kunnen houden moeten we de investeringen en het beslag op de reserve in kaart brengen en houden. Bij elke investeringsaanvraag of grote niet-reguliere uitgave zal uw raad dan ook de consequenties voor de structurele rentelasten mee moeten nemen in de overweging en de besluitvorming ten aanzien van de uitgave. Het tweede risico dat zich aandient betreft de waardevermindering van de reserves. Nu ook de toevoeging voor inflatiecorrectie aan de algemene reserve is afgeschaft, is deze niet langer waardevast. Theoretisch kan dit leiden tot een reservepositie die onvoldoende is om de voorgenomen uitgaven te doen. Immers, tussen het genomen besluit en de werkelijke uitgaven kan een behoorlijke periode zitten. Hierdoor is het mogelijk dat met het beschikbaar gestelde bedrag in een reserve, die niet voor de inflatie wordt gecorrigeerd, niet meer het gestelde doel gehaald kan worden. Om dit risico te kunnen beheersen is het noodzakelijk dat bij het nemen van het besluit rekening gehouden wordt met het tijdstip waarop de uitgave werkelijk gedaan wordt. De raming dient dan gecorrigeerd te worden voor de verwachte inflatie in de tussenliggende periode. Dit zal expliciet onderdeel moeten uitmaken van de besluitvorming in de raad. Consequenties van deze notitie In deze notitie stellen wij voor de gebruikte methodiek te blijven handhaven. Dit heeft geen directe financiële consequenties. Wel wijzen wij nogmaals op de risico’s van het afschaffen van rentetoevoeging aan de reserves en het belang van besluitvorming rondom financiering van nieuwe investeringen en projecten zoals in deze notitie toegelicht. Besluitvorming - De systematiek van de marktconforme rente zoals omschreven in de nota rentebeleid 2004 blijft gehandhaafd. - Over de balanswaarde van de activa en de grondexploitaties per 1 januari van het begrotingsjaar wordt de marktconforme rente berekend. - Het marktconform rentepercentage wordt jaarlijks vastgelegd in de notitie met uitgangspunten voor de op te stellen begroting. Het percentage is gebaseerd op het rentepercentage dat de BNG rekent over vaste geldleningen met een looptijd van 15 jaar. Een afwijking tot 1 procentpunt hierop is toegestaan. - Bij bepaalde investeringsprojecten (bijvoorbeeld van grote omvang en waar splitsing van juridisch en economisch eigenaar aan de orde is) kan worden voorgesteld het systeem van
5
-
project- of objectfinanciering tot te passen. Dit wordt in de besluitvorming door de raad expliciet meegenomen. Er wordt geen rente toegerekend aan reserves en voorzieningen. Er wordt geen toevoeging aan reserves en voorzieningen gedaan voor het peil houden van deze reserves en voorzieningen voor de inflatiecorrectie. Bij elke investering of grote uitgave ten laste van de reserves wordt inzichtelijk gemaakt wat de invloed hiervan is op de liquiditeit en het ‘saldo financieringsfunctie’. Bij voorstellen tot het doen van investeringen of grote uitgaven ten laste van de reserves wordt het gevoteerde bedrag geïndexeerd voor het verwachte effect van inflatie in de periode tussen besluit en werkelijke uitgave.
6