Nieuwsbrief Geregeld in de Zorg
Ofte
Jaargang 9, no. 3 – maart 2015 Pagina 1
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Voorwoord De afgelopen maand bracht de zorgsector weinig nieuwe wet- en regelgeving. Daarom is er in deze nieuwsbrief met name aandacht voor ontwikkelingen waar de zorgsector naar verwachting de komende periode mee te maken gaat krijgen. Zo wordt in de rubriek “Uitgelicht” het door de NZa aan VWS uitgebrachte advies over de toekomstige bekostiging van verpleging en verzorging in de Zorgverzekeringswet behandeld. Daarnaast wordt in deze rubriek aandacht geschonken aan het voornemen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) meer nadruk te leggen op de integrale verantwoordelijkheid van bestuurders in de zorg. Aan het einde van deze nieuwsbrief treft u een wat uitgebreidere bijdrage van Ten Holter/Noordam advocaten met een aantal lezenswaardige juridische berichten.
In dit nummer: Voorwoord Uitgelicht Actuele ontwikkelingen in de zorg Wet- en Regelgeving Vastgoed en financiering Bekostiging en beleidsregels V&V-sector en extramurale zorg Bekostiging en beleidsregels GGZ-sector Arbeidsaangelegenheden Diversen/Overige nieuwsfeiten Juridische Zaken
2 3 6 9 11 12 18 19 23 25
“Geregeld in de Zorg” is een uitgave van Verstegen accountants en adviseurs, bestemd voor relaties in de gezondheidszorg. Voor logistieke vragen:
[email protected]
Voor inhoudelijke vragen:
drs. F. (Frans) van der Plaat RA,
[email protected]
Redactie:
L.G.J. (Bert) Mostert RA,
[email protected]
Met medewerking van:
drs. W.A.P. (Wim) Niemans van Niemans Consultancy B.V.
Juridische bijdragen van:
Ten Holter/Noordam advocaten: - mr. L.R.T. (Leon) Peeters - mr. H.A.H.W. (Hugo) Meijer
Bij het samenstellen van deze uitgave is uiterste zorgvuldigheid in acht genomen. Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijk onjuiste of onvolledige informatie of voor schade die als gevolg hiervan ontstaat. Gezien het algemene karakter van de uitgave kunnen wij niet instaan voor toepassingsmogelijkheden in specifieke situaties. Alle rechten voorbehouden
Pagina 2
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Uitgelicht 1. Advies NZa m.b.t. de toekomstige bekostiging van verpleging en verzorging in de Zorgverzekeringswet De minister van VWS heeft de NZa gevraagd advies uit te brengen over de invulling van het 3-segmentenmodel voor de toekomstige bekostiging van extramurale verpleging en verzorging in de Zvw vanaf 2016. Daarbij gaat het bij het eerste segment om zaken als wijkgericht werken en populatiebekostiging -en dus geen bekostiging van een individueel zorgtraject-, bij het tweede segment om de feitelijke zorglevering en bij het derde segment om de resultaatbekostiging. De opdracht aan de NZa was daarbij het model nader uit te werken, zodat invoering mogelijk is. Bovendien was de opdracht in het bekostigingsmodel prikkels in te bouwen tot ontzorgen en het bevorderen van de zelfredzaamheid en dus het vermijden van productieprikkels, waarvan in het AWBZ bekostigingsmodel wel sprake was als het gaat om de bekostiging van extramurale verpleging en verzorging. In het advies van de NZa is het oordeel van de diverse veldpartijen meegenomen. Daarbij is vooral kritiek geuit op het onderscheid tussen het eerste en het tweede segment. De kern van het nieuwe bekostigingsmodel wordt gevormd door de bekostiging van de zorg door middel van vijf zorgpakketten en, in geval van zeer intensieve zorg een toeslag "zeer intensieve zorg" te declareren. Daarnaast staat centraal een bekostiging op grond van ingezette uren (kwantitatief criterium) en zorgzwaarte/deskundigheid (kwalitatief criterium). Het uiteindelijke doel is te komen tot een meer integrale bekostiging met als basis een declaratie van het geleverde zorgpakket per cliënt/patiënt. Daarbij is vooral ook bezien hoe tot een administratieve lastenverlichting kan worden gekomen en daarmee verband houdende registratieverlichting. De zorgpakketten kennen ieder een tariefsmaximum dat door de NZa zal worden vastgesteld en dat is opgebouwd uit een drietal hoofdcomponenten, te weten een prijs per uur, het aantal uren dat aan de orde is en een deskundigheidsmix/kwaliteit van de ingezette zorg. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders komen op basis van dit bekostigingsmodel een prijs per prestatie van maximaal de tariefswaarde overeen. Naast die zorgbekostiging kent het model een tweetal patiëntgebonden opslagen en twee populatiegebonden opslagen. De veldpartijen hebben tijdens de consultatie aangegeven de invoering van de nieuwe bekostiging te willen uitstellen met als redenen het eerst willen starten met zogenaamde proeftuinen, de wens van vooral de verzekeraars om bij de bekostiging uit te gaan van een soort casemix, zorgzwaarte en een geheel van patiëntkenmerken en de inschatting van veldpartijen dat een zorgvuldige invoering van die nieuwe bekostigingssystematiek meer tijd vergt. Mede vanwege het moeten aanpassen van declaratiestandaarden en IT- systemen. De NZa heeft laten weten geen voorstander te zijn van dat bepleitte uitstel en dat invoering per 1 januari 2016 weliswaar ambitieus is, maar toch haalbaar.
Pagina 3
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Wel geeft de NZa in haar advies aan dat, ook na invoering van het nieuwe bekostigingsmodel, te komen tot een verdere uitbouw van zaken als resultaatbekostiging, het integreren van de bekostiging van toewijsbare en niet-toewijsbare zorg, een doorontwikkeling van de prestatiestructuur, een herijking van tarieven en het waar mogelijk en wenselijk afbouwen van registratievereisten.
2. IGZ Toezicht en bestuurlijke verantwoordelijkheid Vanuit VGN is in maart aandacht geschonken aan het voornemen van IGZ om meer dan thans het geval is uit te gaan van een integrale verantwoordelijkheid van bestuurders in de zorg. In het op 19 februari 2015 gevoerde bestuurlijke overleg tussen de inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de VGN is vanuit IGZ aangegeven bij het toezicht op zorgorganisaties meer de nadruk te gaan leggen op die integrale verantwoordelijkheid als het gaat om zaken als veiligheid en kwaliteit. Daarbij is bedoeld voornemen beargumenteerd door te wijzen op de samenhang met de brief van VWS van 22 januari jl. over "goed bestuur in de zorg". Tijdens het overleg heeft IGZ aangegeven, dat dit voornemen past in de filosofie van meer risicogestuurd toezicht. Dus als duidelijk is dat het bestuur van een instelling "in control" is en daadwerkelijk stuurt op de kwaliteit van zorg én de veiligheid van de cliënten, is er voor IGZ geen aanleiding voor intensief toezicht. De VGN heeft ingestemd met deze gedachtegang. Goede interne kwaliteitsbewaking en verantwoording kunnen (en moeten) ertoe leiden dat het externe toezicht door IGZ efficiënter plaatsvindt en voorkomt stapeling van toezicht en verantwoording - met bijbehorende administratieve lasten. IGZ gaf tijdens het overleg ook aan dat het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg een belangrijke basis blijft voor de vormgeving van toezicht en verantwoording. Sterker nog, IGZ beschouwt dit zelfs als een voorbeeld voor andere branches. Een andere belangrijke uitkomst is dat de VGN en de IGZ de komende tijd samenwerken aan integratie van het toetsingskader dat IGZ hanteert in de gehandicaptenzorg: de "quick-scan methodiek" van de IGZ en het voornemen van de VGN tot een systematiek van zelfevaluatie en visitatie binnen de gehandicaptenzorg.
3. Zorgen omtrent nieuw zorgstelsel Ook in maart zijn vanuit de politiek (vooral de SP) en in de diverse nieuwsmedia met grote regelmaat zorgen geuit over het sedert 1 januari 2015 in werking getreden zorgstelsel. Kern van die bezorgdheid is gelegen in de constatering dat steeds meer mensen verdwalen in het nieuwe zorgsysteem en van het kastje naar de muur worden gestuurd. Zowel bij de NOS als bij de belangenorganisaties NPCF, Ieder (in) en de Ouderen Ombudsman trekken steeds meer mensen aan de bel. Daarbij wordt vooral geklaagd over slecht geïnformeerde medewerkers van helpdesks, onterechte doorverwijzingen, tijdrovende belrondes, onvindbare zorgdossiers en toegenomen formulierenstromen. Van doelstellingen als deregulering en administratieve lastenverlichting komt in de praktijk nog maar bitter weinig terecht!
Pagina 4
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Sinds 1 januari van dit jaar zijn zorgverzekeraars op grond van de Zorgverzekeringswet/ Zvw, het Rijk op grond van de Wet langdurige zorg /Wlz en gemeenten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning/Wmo verantwoordelijk voor ieder een deel van de zorg. Het zorgaanbod en de daarbij van toepassing zijnde regels zijn zo grondig veranderd dat dit bij cliënten/patiënten tot soms grote verwarring leidt. Vooral in de wereld van de zorg voor gehandicapten impliceert het nieuwe zorgstelsel een toegenomen complexiteit. In concrete gevallen heeft het simpel verkrijgen van een PGB op grond van de AWBZ (van kracht t/m eind 2014) plaats gemaakt voor het moeten indienen van een drietal onderscheiden aanvragen op grond van de Wlz, de Zvw en de Wmo. Dat alles toch wel haaks op de breed uitgedragen één loket gedachte. Vanuit de SP zijn in maart weer Kamervragen gesteld over menselijk leed door de bezuinigingen, die veel gemeenten doorvoeren op de Wmo.
4. Indiening aanvragen zorginfrastructuur en subsidieregeling overgang kapitaalslasten Tot slot melden wij nog dat het formulier "aanvraag subsidieregeling voortzetting zorginfrastructuur 2015" op de website van de NZa staat sinds 27 februari 2015. Dit formulier is bedoeld voor de zorgaanbieders die in 2014 vanuit de AWBZ een vergoeding kregen voor die zorginfrastructuur. Het is zaak een aanvraag op grond van bedoelde subsidieregeling ondertekend vóór 30 april bij de NZa in te dienen. Dat geldt eveneens voor het indienen van het aanvraagformulier m.b.t. de mogelijke subsidie op grond van de zogenaamde overgangsregeling kapitaalslasten. Ook die aanvragen dienen vóór 30 april 2015 bij de NZa te worden ingediend.
Pagina 5
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Actuele ontwikkelingen in de zorg Van Rijn en Asscher verlagen eigen bijdrage Huishoudelijke Hulp Toelage (Bron: Ministerie van VWS - nieuwsbericht 23 maart 2015)
Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) en minister Lodewijk Asscher (SZW) verlagen tijdelijk de eigen bijdrage voor het gebruik van de Huishoudelijke Hulp Toelage. In 2015 kunnen gemeenten met geld van het Rijk de eigen bijdrage van cliënten verlagen tot € 5 per uur. Zo wordt het financieel aantrekkelijk voor mensen om gebruik te maken van de toelage en huishoudelijke hulp te houden. Het kabinet zet met de Huishoudelijke Hulp Toelage gericht in op het behoud van werkgelegenheid in loondienst en daarmee het voorkomen dat mensen uitstromen van loondienst naar alfahulpconstructies. Elke week zijn er meer gemeenten die hun bewoners de mogelijkheid geven om via deze regeling hun huishoudelijke hulp te organiseren. Betere bekendheid, minder administratieve lasten: Van Rijn en Asscher hebben in de afgelopen periode veel contact gehad over voortgang, mogelijkheden en kansen van de regeling met wethouders, aanbieders en landelijke organisaties als VNG, BTN en ActiZ. Op basis van voorstellen van deze organisaties is besloten tot de tijdelijke verlaging van de eigen bijdrage. Daarnaast wordt de bekendheid van de regeling onder cliënten verbeterd met een gezamenlijke communicatieaanpak door onder andere VNG, BTN en ActiZ. Om administratieve lasten weg te nemen wordt er gewerkt aan een landelijk systeem waarvan alle gemeenten en aanbieders gebruik kunnen maken bij de uitvoering van de regeling. Werkgelegenheid: Als een gemeente ervoor kiest de eigen bijdrage voor cliënten verder te verlagen ten laste van het Huishoudelijke Hulp Toelage budget, leidt dat in die gemeente mogelijk tot minder behoud van werkgelegenheid dan oorspronkelijk is berekend door de gemeenten en aanbieders in de ingediende plannen.
Afronding op 5 minuten in Zvw en Wlz (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 5 maart 2015)
Afgelopen jaren is op verschillende wijzen afgerond door zorgaanbieders. Door NZa en ZN is eind 2014 gecommuniceerd dat afronding moet gebeuren per declaratiemoment naar de dichtstbijzijnde eenheid van 5 minuten. Niet alle softwareleveranciers hebben dit zo ingericht. ActiZ pleit voor coulance in de transitieperiode. Huidige praktijk: Momenteel worden er verschillende werkwijzen gehanteerd: opronding (standaard naar boven afronden) per zorgmoment; afronding per zorgmoment; opronding per periode (declaratiemoment); afronding per periode (declaratiemoment). Gezien eerdere uitspraken, zijn sommige softwareleveranciers er van uitgegaan dat opronding per zorgmoment nog steeds de gangbare werkwijze was. Daarnaast zijn er enkele softwareprogramma’s waarin de zorgaanbieder zelf zijn keuze kan maken voor afrondingsmethodiek. Pagina 6
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Als de werkwijze van de zorgaanbieder niet in lijn is met de afspraken die gemaakt zijn met de verzekeraar/zorgkantoor, lopen zij het risico dat materiële controle leidt tot afkeur en zij de verzekeraar terug moeten betalen. De huidige afspraken: De NZa-beleidsregels schrijven afronding voor op de dichtstbijzijnde veelvoud van 5 minuten, tenzij er een andere afspraak is. Bij de Wlz beleidsregel geldt in tegenstelling tot eerdere jaren dat er schriftelijke toestemming nodig is van het zorgkantoor om hier van af te wijken. Dit is echter pas zeer laat gecommuniceerd en hier is door de NZa niet specifiek op gewezen. De zorgkantoren schrijven in het declaratieprotocol voor dat er per declaratiemoment wordt afgerond. Door sommige zorgkantoren is echter ook afronding na 4 weken gesteld. In de Wlz documenten wordt het onderscheid tussen afronding en opronding niet duidelijk gemaakt. In de Zvw is de verplichting verder uitgewerkt in het contract. Hierin (artikel 16) schrijven de verzekeraars voor dat aan het einde van elke declaratieperiode afgerond moet worden naar de dichtstbijzijnde eenheid van 5 minuten. De wijze waarop deze registratie plaatsvindt is aan de zorgaanbieder (deze maakt zelf keuze in minuten of zorgplan is realisatie). Standpunt ActiZ: ActiZ wil niet dat in 2015 de afrondingseisen worden aangepast ten opzichte van vorige jaren. Met de overgang naar 2015 is reeds een flinke bezuiniging doorgevoerd bij onze leden. Ook zijn er fikse investeringen gevraagd voor aanpassing van ICT- en werkprocessen. Door ZN is pas op een zeer laat moment aangegeven dat zij de voorkeur geven aan afronden per declaratiemoment. Ook de aanpassing in de beleidsregel is pas gedaan aan de vooravond van 1 januari. Softwareleveranciers hebben daarom niet de tijd gekregen deze aanpassingen in hun systemen door te voeren. Daarenboven hebben zorgaanbieders niet de kans gehad om hun begroting en daarbij passende bedrijfsvoering aan te passen. Het doorvoeren van de gestelde registratieregels stelt ons voor een onmogelijke opgaaf: onze ICT-systemen kunnen dit in een deel van de gevallen niet aan en een extra bezuiniging in 2015 kunnen en willen wij niet dragen. Temeer ook omdat wij zien dat hierdoor onbillijke situaties ontstaan: Een zorgaanbieder die heeft geïnvesteerd in automatisering om de verpleegkundigen te ontlasten en met een scanner ter plaatse registreert hoeveel tijd is besteed aan een cliënt, wordt door verzekeraars afgerekend op afrondingsmethodiek. Een zorgaanbieder die dit niet heeft geautomatiseerd en nog tijd schrijft in Excel, kan niet worden gecontroleerd op afronding en heeft hiermee een financieel voordeel. Daarnaast is het zo dat bij het scansysteem de code vaak in het zorgplan zit en, op wens van de cliënt, niet op de voordeur. Dit levert een tijdsverlies van enkele minuten per cliënt. Wij willen daarom pleiten voor coulance op de afrondingsmethodiek voor de duur van ten minste heel 2015. Wij achten dit in lijn met de bestuurlijke toezeggingen om de ICT-eisen in 2015 haalbaar te houden en daar waar niet tijdig afspraken zijn gemaakt uit te gaan van 2015=2014. Stand van zaken: ZN beraadt zich momenteel over haar standpunt. Indien verzekeraars/zorgkantoren coulance toe zouden willen passen voor (een deel van) 2015, zal de NZa dit ook toe moeten staan. Nog onduidelijk is hoe groot de ruimte bij de NZa is hiervoor. Wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn, zullen wij hierover berichten.
Pagina 7
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Schippers: ‘Helderheid voor patiënt over kwaliteit en kosten zorg’ (Bron: Ministerie van VWS - nieuwsbericht 2 maart 2015)
Minister Edith Schippers (VWS) heeft vandaag een rigoureus plan gepresenteerd dat patiënten het komend jaar meer en betere info geeft over de kwaliteit en kosten van hun zorg. Schippers vindt dat patiënten recht hebben om te weten wat de kwaliteit is van de zorg die ze krijgen. Hiervoor is zij met alle partijen in de zorg een groot en intensief programma gestart. Door het inzetten van een groot aantal acties weten patiënten straks waar ze welke kwaliteit van zorg kunnen verwachten, welke vragen ze aan hun behandelaar moeten stellen en weten ze van tevoren wat een behandeling gaat kosten. Om alle acties mogelijk te maken trekt Schippers jaarlijks € 5 miljoen extra uit. Het plan is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met patiënten, artsen, zorgverzekeraars en het Kwaliteitsinstituut. Acties: De afgelopen jaren zijn stappen gezet om de kwaliteit van de zorg inzichtelijk te krijgen en te verbeteren. Het moet volgens Schippers sneller, breder en zichtbaarder. Behandelrichtlijnen van artsen worden samengevat in begrijpelijke taal, er komen keuzehulpen die mensen helpen bij het kiezen tussen behandelopties, op ZorgKaartNederland.nl kunnen patiënten ervaringen delen. Er komt voorlichtingsmateriaal in wachtkamers over 'Samen Beslissen' en op de website Kiesbeter.nl komt informatie over honderden behandelingen. Dit is slechts een kleine greep uit de vele acties die komend jaar door de verschillende partijen worden uitgevoerd. Verzekeraars gaan zorg inkopen op basis van de kwaliteitseisen die gezamenlijk met patiënten en artsen zijn vastgesteld en door het Kwaliteitsinstituut zijn ingeschreven. Overzicht acties in 2015: Alle acties die komende tijd ingezet worden om de kwaliteit en kosten van de zorg inzichtelijk te maken, zijn in een compleet overzicht beschikbaar.
Inkoopbeleid Zorgverzekeringswet 1 april a.s. gepubliceerd (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 5 maart 2015)
Onder andere als gevolg van het actuele debat over artikel 13 Zvw wordt het inkoopbeleid van de zorgverzekeraars op 1 april a.s. openbaar. Een onderdeel van het debat over artikel 13 betreft het tijdig inzage geven in de plannen met betrekking tot de inkoop van de verschillende onderdelen uit de Zorgverzekeringswet door de zorgverzekeraars. Voor de leden van ActiZ betreft dat in ieder geval: de wijkverpleging, de GRZ en de kraamzorg. Van de verschillende verzekeraars horen wij dat zij van plan zijn om te publiceren wat tot de mogelijkheden behoort. Niet op alle onderdelen zullen verzekeraars compleet kunnen zijn. Naar verwachting geeft men dan wel zicht op de procedure die men gaat volgen. Het advies aan u is om de websites van de zorgverzekeraars goed in de gaten te houden. Publicatie inkoopbeleid Wlz: Met betrekking tot de Wet langdurige zorg (Wlz) blijft in principe 1 juni a.s. het moment waarop zorgkantoren het inkoopbeleid publiceren.
Pagina 8
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Wet- en Regelgeving Voorschrift Zorgtoewijzing Wlz herijkt (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 24 maart 2015)
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft het Voorschrift Zorgtoewijzing 2015 voor de Wlz aangepast. Ten tijde van het vaststellen van het eerdere document konden nog niet alle consequenties van de Wlz worden overzien. Nu heeft ZN de verduidelijkingslag kunnen maken. Het Voorschrift Zorgtoewijzing 2015 maakt deel uit van de overeenkomst tussen zorgkantoren en zorgaanbieders. Dat geldt ook voor aangepaste versies. De veranderingen die zijn doorgevoerd betreffen verduidelijkingen nu er meer zicht bestaat op de Wlz. ActiZ heeft er bij ZN op aangedrongen in het vervolg aanpassingen op onderdelen van de overeenkomst eerst voor te leggen aan de branche alvorens deze te publiceren. Het nieuwe Voorschrift Zorgtoewijzing 2015 is beschikbaar op de site van ZN. Daar vindt u een versie van het Voorschrift Zorgtoewijzing 2015 met en zonder wijzigingen. Ook is een herziene vertaaltabel toegevoegd. Aanvraagformulier Zorginfrastructuur 2015 online (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 13 maart 2015)
Sinds 27 februari staat het formulier ‘Aanvraag subsidieregeling voortzetting zorginfrastructuur 2015’ op de site van de NZa. Dit formulier is bestemd voor zorgaanbieders die in 2014 een vergoeding voor zorginfrastructuur in hun AWBZ-budget hadden. Per 1 januari 2015 is de beleidsregel zorginfrastructuur vervallen. Deze is overgegaan in een subsidie onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze tijdelijke subsidieregeling geldt voor projecten die vóór 1 juli 2013 gestart zijn. Het Excel document om deze subsidie voor 2015 aan te vragen, is op de ActiZ website te downloaden. Bijlagen: In het aanvraagformulier is opgenomen dat een aantal bijlagen moet worden meegestuurd. Het gaat in ieder geval om het activiteitenplan en de begroting. Navraag bij de NZa heeft geleerd dat deze bijlagen verplicht moeten worden bijgevoegd. Er kan niet worden volstaan met een toekenning van het zorgkantoor uit het verleden. De uitleg die de NZa daarbij geeft luidt als volgt: “De subsidieregeling heeft een andere wettelijke basis dan de beleidsregel die eerder gold. Voor de toetsing door de NZa aan de regeling zijn onderliggende documenten nodig. De NZa beschikt niet over alle in het verleden door de zorgaanbieder bij het zorgkantoor aangeleverde documenten. Ook moet de NZa de uitvoering van de subsidieregeling afzonderlijk verantwoorden aan andere overheidsinstanties.“ Toetsing: Ook als in eerdere jaren sprake was van een bijdrage zorginfrastructuur op basis van de beleidsregel, wordt opnieuw getoetst. Hiermee wordt niet beoogd om een nieuwe beoordeling van projecten die doorlopen en recht hebben op de subsidie. Het doel is om te controleren of de ingediende projecten nog lopen. Een wijkvoorziening bijvoorbeeld die inmiddels is gesloten, kan niet in aanmerking komen van de subsidie. Soms zijn voor projecten nieuwe contracten afgesloten na de goedkeuring. Als het contract alleen in technische zin is hernieuwd, heeft dat geen consequenties voor de toekenning van de subsidie. De NZa zal de aanvragen individueel beoordelen, ook op dit punt.
Pagina 9
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Toekomst: Deze subsidieregeling betreft de tijdelijke regeling zorginfrastructuur 20152017. Hoe het er vanaf 2018 uit gaat zien, is iets waarover het ministerie van VWS zich de komende tijd gaat buigen. De verwachtingen die wij als zorgaanbieders hebben van een nieuwe regeling, bespreken we in het ActiZ platform Zorg & Technologie en worden vervolgens ingebracht bij het ministerie. Met de bijbehorende circulaire (zie ActiZ website) wordt u geïnformeerd over de wijze waarop de aanvragen voor 2015 kunnen worden ingediend. In het aanvraagformulier is per onderdeel een toelichting opgenomen. De NZa heeft de voorkeur voor elektronische indiening van het formulier. Aanvragen moeten in elk geval ondertekend vóór 30 april 2015 bij de NZa worden ingediend.
Aanvraag subsidieregeling overgang kapitaallasten (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 3 maart 2015)
De NZa heeft het aanvraagformulier voor de subsidieregeling overgang kapitaallasten gepubliceerd. Aanvragen moeten vóór 30 april zijn ingediend. Begin januari bent u geïnformeerd over de subsidieregeling zelf; zie hiervoor ons ledenbericht ‘Subsidieregeling overgang kapitaallasten 2015-2017’. Nu heeft de NZa in een circulaire (zie ActiZ website) de procedure en indieningsvereisten gepubliceerd. Het aanvraagformulier zelf is te vinden via een link op de ActiZ website. ActiZ heeft naar aanleiding van het vorige bericht enkele vragen van leden ontvangen of deze aanvraag nodig is als zij geen opgave hebben ingediend met uitsplitsing tussen Wlz productie en Wmo productie, maar wel Wmo zorg (begeleid wonen/GGZ-C) leveren. Het antwoord is dat deze aanvraag dan niet nodig is; de NZa kan via de Wlz de overgangsregeling kapitaallasten blijven uitvoeren.
Palliatief Terminale Zorg in Wlz: reparatie toegang cliënten met ZZP of zorgprofiel, die deze niet hebben verzilverd in Wlz instelling (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 2 maart 2015)
Eind vorige week heeft ActiZ van het ministerie van VWS te horen gekregen dat er een onbedoelde aanscherping in de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2015 heeft plaatsgevonden ten opzichte van het AWBZ beleid. Wijziging: Vanwege deze aanscherping is het bij mensen met een ZZP of zorgprofiel die deze niet verzilveren in een Wlz instelling, onmogelijk om voor het zorgprofiel VV ‘Beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg’ in aanmerking te komen. Daarnaast is het vanwege regelgeving voor de zorgkantoren in deze situatie niet mogelijk om rechtmatig bij een MPT/PGB meer kosten te betalen dan de kosten voor het zorgprofiel/ZZP VV 10. Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 wordt dit beleid herzien. Indicatiestelling zorgprofiel: Er is inmiddels contact geweest tussen CIZ en VWS over het weer opstarten van de indicatiestelling voor het zorgprofiel ‘Beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg’ voor mensen met een ZZP of zorgprofiel die deze niet verzilveren in een Wlz instelling. VWS draagt zorg voor het aanpassen van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2015.
Pagina 10
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Dit met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 om de indicaties die het CIZ op verzoek van VWS in geval van schrijnende situaties inmiddels heeft afgegeven, te legitimeren. Hier vindt u nadere uitleg over de gemaakte afspraken. Ten opzichte van de lijn onder de AWBZ, blijft staan dat de beoordeling of en hoe de zorg doelmatig en verantwoord thuis kan worden geleverd, aan het zorgkantoor is. Het CIZ hoeft dit bij de indicatiestelling dan ook niet meer uit te vragen. Hindernissen: Regels verhinderen momenteel verder dat zorgkantoren extra kosten bovenop een ZZP V&V 10 kunnen toewijzen bij mensen die deze zorg buiten een Wlzinstelling wensen te ontvangen. Om dit weer mogelijk te maken zal de Regeling langdurige zorg worden aangepast. Dit betreft het MPT en het PGB, en dus niet het VPT. Het ministerie van VWS heeft hierover een mail aan ZN gestuurd met het verzoek om de aanvullende zorgtoewijzing weer op te starten.
Vastgoed en financiering Zorghuizen besparen in drie maanden € 200.000,- dankzij Energiestrijd (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 24 maart 2015)
38 zorghuizen door heel Nederland hebben tijdens de Energiestrijd Zorghuizen in drie maanden tijd € 200.000 bespaard op energiekosten. Op initiatief van meneer De Leeuw, Urgenda, Habion en partners is er een besparing op het energieverbruik gerealiseerd van 16%, met behoud van comfort en zonder voorinvestering. Zorghuis Sint Petrus uit Boekel, werd 20 maart uitgeroepen tot winnaar met een besparing van 55% en € 20.000 Met 70 bewoners is dat € 286 per bewoner. Met de Energiestrijd Zorghuizen willen de initiatiefnemers laten zien hoe gemakkelijk zorghuizen op een positieve en betrokken manier geld kunnen besparen. Door in te zetten op bewuste gedragsverandering resulteert deelname aan de Energiestrijd Zorghuizen in een positieve bijdrage aan het milieu. Daarnaast realiseren zorgorganisaties een kostenbesparing die geïnvesteerd kan worden in duurzame maatregelen of besteed kan worden aan zorg. […] Van groot tot klein: Gemakkelijke maatregelen zoals de verwarming een graadje lager zetten, tijdschakelaars op de verlichting plaatsen en technische installaties opnieuw inregelen leveren meteen resultaat op. Zo werd een warmtetransportpomp beter afgesteld, wat direct een besparing van € 400,- per jaar betekent. Een ander mooi voorbeeld was dat met een tijdschakelaar op het verwarmd biljart € 1,50 per dag en € 500,- per jaar bespaard wordt. Met vele originele acties, zoals een quiz, Warme Truiendag, mascotte Lampie, speldjes, bijeenkomsten en andere activiteiten hebben alle zorghuizen enthousiast meegedaan. Behalve het competitie element was het voor de zorghuizen vooral belangrijk om: te zeggen wat je doet, doen wat je zegt en laten zien wat je doet. Kijk voor een overzicht van alle deelnemende zorghuizen, de standen, tips en acties op de website.
Pagina 11
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Resultaten Woonmonitor 2015! Senioren nog onbekend met nieuw en divers woonaanbod (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 24 maart 2015)
Nieuwe woonvormen voor ouderen zijn nog onbekend, terwijl die hard nodig zijn nu veel verzorgingshuizen sluiten en het overgrote deel van de senioren tot op hoge leeftijd zelfstandig blijft wonen. Meer dan de helft van de 75-plussers woont alleen, huurt een woning en overweegt alleen te verhuizen als er zorg en ondersteuning nodig is. Dat blijkt uit ‘De Woonmonitor 2015’, een landelijk onderzoek van Bureau Vijftig en het AedesActiz Kenniscentrum Wonen-Zorg. Uit het onderzoek blijkt verder dat 62% van de 2.500 55-plussers die deelnamen aan het onderzoek, zich gezond voelt en dat 90% tevreden is over zijn woonsituatie. Ruim 30% wil nooit meer verhuizen; van de 75-plussers is dat zelfs 44%. En toch, als er zorg nodig is, voor partner of zichzelf, of als de huisarts of specialist aandringt, is verhuizen een optie. Naast de honkvaste groep is er – blijkt uit de resultaten – ook een grote groep die wel een verhuizing overweegt. De belangrijkste reden om te verhuizen is om kleiner te wonen. Het argument om te verhuizen als er zorg nodig is, geldt vooral voor de groep die nog geen concrete plannen heeft. Senioren betalen nu gemiddeld € 500 tot € 750 voor hun woning, inclusief gas, water en licht. En ze willen bij een verhuizing dezelfde woonlasten betalen. Voor diensten aan huis is men bereid zo’n € 100 per maand neer te leggen. Daarbij zijn de klusjesman, huishoudelijke hulp en glazenwasser het meest populair. Traditionele woonvormen zoals aanleunwoningen, seniorenwoningen, serviceflats en woonzorgcomplexen zijn het meest bekend (70-80% van de respondenten kent deze woonvormen). Wat opvalt is dat ouderen veel minder bekend zijn met nieuwe woonvormen, zoals moderne hofjes (11%), mantelzorgwoningen (2%) en kangoeroewoningen (2%). Van de mensen die de nieuwe woonvormen wel kennen, zou een groter deel daar wel willen wonen. Daarbij komt naar voren dat het opleidingsniveau zeer bepalend is voor de kennis over woonvormen. En dat jonge ouderen beter bekend zijn met de woonvormen dan de 75-plusser. *…+
Bekostiging en beleidsregels V&V-sector en extramurale zorg Terugblik AO kwaliteit verpleeghuizen (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 19 maart 2015)
Staatssecretaris Van Rijn heeft 19 maart 2015 het Plan van Aanpak Kwaliteit Verpleeghuiszorg besproken in de Tweede Kamer. Wat naar voren kwam in dit algemeen overleg (AO) vindt u uitgewerkt in dit bericht. In het AO was er kamerbreed veel bijval om een maatschappelijk debat op gang te brengen. ActiZ heeft zich ook sterk gemaakt om dit punt een plek te geven in het plan van aanpak. De staatssecretaris gaf aan dat ActiZ het voortouw gaat nemen in dit maatschappelijk debat. Hij waarschuwde dat dit maatschappelijk debat moeilijke vraagstukken zal opleveren die niet zomaar eenduidig beantwoord of opgelost zullen worden. Pagina 12
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Verschillende partijen herkenden zich in de passages van het plan waarin ook staat dat ‘ouder worden’ soms ontluisterende kanten heeft. Dit feit, het leven zelf, kan dit plan natuurlijk niet wegnemen. 200 pilots kwaliteitsverbetering: Als ActiZ hadden we samen met NPCF en ZN al een bericht uitgedaan over een eerste uitwerking van een plan voor deze pilots, omdat we daar ook snel mee aan de gang willen. Verschillende partijen in de Kamer hebben gemengde gevoelens bij de pilots. Sommige partijen willen nog veel meer locaties betrekken. Anderen refereren aan ERAI en vragen wat we daarvan hebben geleerd. Van Rijn zelf was heel enthousiast over de pilots en gaf de indruk ver te willen gaan op gebied van regelvrij experimenteren. Ontwikkelingen Persoonsvolgende bekostiging (PVB): Verschillende partijen hebben gevraagd wanneer er vervolgstappen komen met PVB. Van Rijn gaf aan dat dit aan de orde komt bij de vernieuwingsagenda. Dan zal hij komen met een analyse van voors en tegens van PVB. In grote lijnen nam hij hier al een voorschot op, zoals hij eerder heeft gedaan: het is goed voor de invloed van individuele cliënten (die hiertoe in staat zijn), maar is mogelijk een nadeel voor de continuïteit van zorg of die van de zorginstelling. Meerjarencontracten geven de stabiliteit die nodig is voor investeringen en innovatie. Is er ruimte voor extra geld?: Van Rijn staat open voor een debat over de vraag of extra geld nodig is. 'Meer geld' is echter niet vanzelfsprekend dé oplossing. Er zijn nu ook instellingen die prima uitkomen met het budget van € 210 per dag (zie ook animatie van ActiZ op Youtube). Van Rijn doet niet op voorhand de toezegging dat de taakstelling 2017 van 500 miljoen van tafel is (hier vroeg de SP om). Bij de Voorjaarsnota is het geëigende moment om het hierover te hebben, volgens Van Rijn. Normen voor personeel en overhead: Verschillende partijen, met name SP en PVV hielden een pleidooi voor een personeelsnorm. Otwin van Dijk (PvdA) begon over een overheadnorm. Van Rijn stelde dat dit uitgezocht kan worden in de 200 pilots. Vanuit SP kwam het verzoek om een dwarsdoorsnede te maken van de bedrijfsvoering van ‘slechte’ verpleeghuizen uit het IGZ rapport van vorig jaar en van goede verpleeghuizen. Ook om te bepalen welk niveau van overhead (nog) acceptabel is. Van Rijn heeft dit toegezegd voor het einde van het jaar. Van Rijn verwees daarbij ook naar ActiZ die ‘al bezig is' met een benchmark in de zorg. Kleine zorgorganisaties aan tafel: De SGP nam duidelijk stelling voor kleine zorginstellingen. Zorginkoop laat zien dat er een beweging is richting schaalvergroting/fusering. Kleinere instellingen komen lastig aan tafel bij zorgkantoren. Dit staat dan haaks op de wens om kleinschalige zorg dicht bij de burger te regelen. Van Rijn deed de toezegging hierover in gesprek te gaan met de zorgkantoren. Overgangsrecht ZZP EN VPT: Het CDA deed ook nog de oproep aan Van Rijn om met een praktische oplossing te komen voor de situatie van ongeveer 2.000 cliënten met laag ZZP en VPT en hun overgangsrecht. Veel belangstelling pers: Het plan van aanpak verpleeghuiszorg staat ook in de belangstelling van de pers. Op 13 maart ging EenVandaag in op de situatie van ouderen die moeten verhuizen om de zorg die zij nu krijgen, te kunnen behouden. Pagina 13
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Ook kwam het Plan van Aanpak Kwaliteit verpleeghuizen aan de orde; donderdag sprak Laurent de Vries, bestuurder van Viattence hierover op radio 1. Gebruik AGB-code bij declaratie wijkverpleging (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 19 maart 2015)
Het is verplicht de instellings-AGB te vermelden bij de declaratie voor wijkverpleging. Dit blijkt in praktijk nog niet bij alle partijen duidelijk. Zoals gemeld in de landelijke werkgroep op 9 maart jl. heeft de NZa signalen ontvangen dat er declaraties worden ingediend door aanbieders en met name ZZP'ers zonder dat de AGB zorginstellingscode (is iets anders dan een AGB code) wordt vermeld. Dit is niet correct, op grond van de regeling NR/CU-730 dient een zorgaanbieder bij zijn declaratie zijn AGB-instellingscode te vermelden. Als deze ontbreekt dan zou de zorgverzekeraar de geleverde zorg niet mogen vergoeden. Het gaat in het kader van de NZa regelgeving (voor verpleging en verzorging beleidsregel BR/CU-7123 en regeling NR/CU-730, voor het MBI BR/CU-7124 en regeling NR/CU-731) om de AGB-instellingscode. Deze AGB-instellingscode is van belang in het kader van de verantwoording, contractering en declaratie en is noodzakelijk om inzicht te verkrijgen in de gerealiseerde omzet per aanbieder. Het gaat hier niet om de ook bestaande AGBcode die sommige individuele zorgaanbieders tevens hebben. Ook voor ZZP-ers (verplegende of verzorgende) geldt dat zij bij declaratie een eigen AGB-instellingscode moeten hebben. Deze zouden zij bij Vektis moeten kunnen verkrijgen. Verplegenden/verzorgenden in dienst van een zorginstelling hoeven geen eigen individuele AGB-instellingscode te hebben en kunnen volstaan met de AGBinstellingscode van de zorginstelling waar men in dienst is. Buiten de verplichting om onder vermelding van AGB-instellingscode te declareren vallen (uitsluitend): de aanbieders die op grond van het BUB zijn uitgezonderd van tariefregulering, te weten de zorgaanbieders die onder eigen verantwoordelijkheid individuele VV leveren die niet onder de aanspraak valt; en de ‘informele aanbieder’ die onder PGB niet beroeps- of bedrijfsmatig zorg levert. Nota aan PGB wijkverpleging mag voortaan in minuten (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 17 maart 2015)
Op verzoek van Per Saldo heeft ZN de standaard restitutienota aangepast. Zij accepteren nu ook nota’s in minuten. ZN verzoekt zorgaanbieders om de nieuwe nota te gebruiken. Aanpassing PGB restitutienota: Binnen de Zorgverzekeringswet is het gebruikelijk geleverde zorg te registreren in eenheden van 5 minuten. Dit is daarom ook zo opgenomen in de PGB restitutienota die gebruikt kan worden voor declaratie van PGB zorg in de Zvw. Echter, Per Saldo heeft aangegeven dat deze manier van registreren voor PGB houders niet werkbaar is. Zij stellen dat PGB houders de zorg moeten kunnen declareren en controleren in de notatievorm van uren en minuten. Hierbij wordt wel afgerond op eenheden van 5 minuten. Dus 1 uur en 23 minuten wordt 1:25 (ofwel 17 x 5 minuten). Dit signaal van Per Saldo heeft ertoe geleid dat ZN de voorbeeldnota die gebruikt kan worden voor PGB declaratie zal worden aangepast. De PGB-houder mag declareren in uren en minuten. De zorgverzekeraar maakt vervolgens de vertaling naar eenheden van 5 minuten. Pagina 14
Geregeld in de Zorg
maart 2015
De restitutienota zal worden aangepast zodat beide notitievormen aanwezig zijn. Hierop kan dus zowel in uren en minuten worden geregistreerd als in eenheden van 5 minuten. Indien u gebruik maakt van de restitutienota of een van de formulieren beschikbaar gesteld door de verzekeraar om zorg in rekening te brengen bij PGB-houders, vraagt ZN u om het gewijzigde formulier op te nemen in uw systeem. De PGB-houder kan dan makkelijker uw nota lezen. De wijzigingen hebben geen invloed op reeds ingediende declaraties of nog in te dienen declaraties als deze via de PGB-houder verlopen.
ActiZ: behoud VPT voor cliënten met een laag ZZP (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 17 maart 2015)
‘Gesol met bejaarden’ was de titel van de uitzending van EenVandaag op vrijdag 13 maart jl., waarin de problematiek van cliënten met een laag ZZP die met een Volledig Pakket Thuis (VPT) wonen centraal stond. ActiZ pleit ervoor, ook in de uitzending, dat deze cliënten het VPT kunnen behouden en niet gedwongen worden te kiezen voor ondersteuning/zorg uit de Wmo/Zvw of voor verhuizen naar een zorgorganisatie. Het gaat om circa 2.000 ouderen met een lichte zorgvraag (met een ZZP 1, 2 en 3) die met een VPT de afgelopen tijd weer zelfstandig zijn gaan wonen of langer thuis zijn blijven wonen. Als gevolg van het overgangsrecht van de Wet langdurige zorg moeten deze uiterlijk voor 1 januari 2016 kiezen of zij zelfstandig willen blijven wonen, met zorg en ondersteuning uit de Zvw en de Wmo óf (terug) naar het verzorgingshuis. Met dat laatste is het onzeker welke ondersteuning en zorg de cliënt gaat krijgen, temeer daar de Wmo en wijkverpleging ook te kampen heeft met bezuinigingen. Deze mensen behouden overigens wel het recht om altijd nog te verhuizen naar een verzorgingshuis; ook als ze nu besluiten thuis te blijven wonen. Zie ook het eerdere ledenbericht op de ActiZ website. Door deze relatief klein groep te dwingen een keuze te maken, is de kans groot dat ze op basis van onzekerheid over hun toekomst er toch voor kiezen terug te verhuizen naar een verzorgingshuis. Waar de kosten van zorg en ondersteuning aanzienlijk hoger zijn dan thuis wonen met een VPT. Dit is een bizarre situatie die haaks staat op het kabinetsbeleid dat er juist op gericht is om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, ook om de zorg in de toekomst betaalbaar te houden. EenVandaag heeft afgelopen vrijdag 13 maart aandacht aan de kwestie besteed. Eerder, op 28 februari, heeft dagblad Trouw een artikel over de problematiek op de voorpagina gepubliceerd met als titel ‘Bizar dilemma voor ouderen’. Zorgaanbieders hebben de afgelopen jaren veelal intensief overlegd met cliënten om langer thuis te gaan of blijven wonen met een volledig pakket aan zorg. Dit is mede ingegeven door het inkoopbeleid van zorgkantoren die de afgelopen jaren minder zorg voor cliënten met een laag ZZP hebben gecontracteerd omdat de nieuwe cliënten niet meer in aanmerking kwamen voor een laag ZZP. Zorgaanbieders hebben daarbij de afbouw van vastgoed ter hand genomen. Bij ongewijzigd overgangsbeleid moeten zorgaanbieders opnieuw het gesprek aangaan om de keuze en keuzemogelijkheden te bespreken terwijl de huidige zorgvorm VPT in lijn is met het kabinetsbeleid. ActiZ dringt er bij het ministerie van VWS en bij de politieke partijen op aan dat deze mensen het VPT kunnen behouden, ook na dit jaar. De Tweede Kamer heeft over de kwestie aan de staatssecretaris vragen gesteld en willen een zgn. ’30-ledendebat’. Het 30-ledendebat moet nog worden gepland. Pagina 15
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Eerste effecten WMO-inkoop op dagbesteding en respijtzorg (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 16 maart 2015)
Mantelzorgers ervaren oplopende kosten en gemeenten vergeten respijtzorg. Dagbesteding voor mensen met dementie (nb. niet de dagbehandeling) is soms wel tot 50% gekort in de inkoop volgens Alzheimer-Nederland. Gemeenten ‘vergeten’ respijtzorg mee in te kopen volgens ‘Binnenlands Bestuur’. De inventarisatie in februari van het ‘overgangsjaar’ 2015 die Alzheimer-Nederland heeft gedaan onder bijna zeventig aanbieders van dagactiviteiten, 25 gemeenten en bijna negenhonderd mantelzorgers laat grote veranderingen zien. Veel personeel is door vrijwilligers vervangen en het vervoer is nog niet goed geregeld. Dit leidt tot hogere lasten (eigen bijdragen) en hogere inzet (vervoer) voor mantelzorgers, die daardoor minder gebruik lijken te gaan maken van deze mogelijkheden. Niels Uenk en Jan Telgen van de Universiteit Twente hebben de WMO-inkoop door gemeenten voor 2015 onderzocht voor ‘Binnenlands Bestuur’. Volgens de onderzoekers neemt ongeveer negentig procent van alle gemeenten de inkoop van 2014 als basis voor dit jaar. “Dat komt omdat 2015 een overgangsjaar is en men verplicht is om overgangscliënten dezelfde of vergelijkbare zorg te leveren dan vorig jaar. Dus het is logisch dat gemeenten niet met allerlei nieuwe condities en leveranciers aan de slag zijn gegaan.” De (incidentele) respijtzorg is niet meegenomen in de (globale) contractering. Gemeenten verwijzen dan vaak naar het aanvragen van een PGB, wat juist dan voor mantelzorgers een extra belasting vormt.
Uitkomsten evaluatie inkoop Geriatrische Revalidatiezorg (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 14 maart 2015)
Naast de inkoop langdurige zorg en wijkverpleging onderzocht ActiZ dit jaar, voor de derde keer, ook de inkoop geriatrische revalidatiezorg. De uitkomsten bevestigen de beelden over toegenomen administratieve lasten bij zorgaanbieders, als gevolg van individuele inkoop. Daarnaast blijkt uit de rapportage dat het opnemen van deze zorgvorm in de Zvw ertoe heeft geleid dat het aantal cliënten toeneemt en de gemiddelde opnameduur afneemt. Tot slot is te zien dat er een verschuiving van capaciteit lijkt plaats te vinden: de helft van de respondenten geeft aan een toename van productie te zien, de helft geeft aan een afname van productie te zien. Respons en verantwoording: 69 zorgorganisaties hebben de enquête volledig ingevuld. Dit komt neer op een respons van circa 50%. De resultaten in deze enquête zijn representatief op landelijk niveau. Ontwikkelingen ligduur, aantal cliënten en ambulante zorg: De Geriatrische Revalidatiezorg is in 2013 onder de werkingssfeer van de zorgverzekeringswet gebracht. Sinds deze periode is te zien dat het aantal cliënten is toegenomen. Meer dan 50% geeft aan dat zij meer cliënten hebben opgenomen dan voorgaande jaren. De productieafspraken zijn echter (in euro’s) vergelijkbaar ten opzichte van voorgaande jaren. De groei van het aantal cliënten wordt tot dusver opgevangen binnen de bestaande kaders, onder meer doordat de gemiddelde opnameduur is gedaald en (in mindere mate) de overgang naar thuis beter verloopt door de inzet van ambulante vervolgzorg. Pagina 16
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Ervaringen beleidswijzigingen geneesmiddelen en hulpmiddelen: Een aantal zaken vragen in regelgeving extra aandacht. Zo geeft een groot deel (35%) van de respondenten aan dat zij problemen ervaren bij het maken van afspraken omtrent de dure geneesmiddelen met ziekenhuizen, ook voorziet 59% problemen t.a.v. de bekostiging van boven budgettaire hulpmiddelen uit het tarief. Tevens geeft 59% van de zorgorganisaties aan dat zij incidenteel een cliënt opnemen die langer dan 6 maanden behandeld moet worden. ActiZ zal deze gegevens gebruiken in haar gesprekken met de NZa over deze onderwerpen. Toegenomen administratieve lasten na afschaffing representatiemodel: In 2015 is voor het eerste geen sprake van inkoop door zorgverzekeraars via het representatiemodel. Zorgorganisaties maakten zodoende afspraken met individuele verzekeraars. Dat het representatiemodel is losgelaten, levert de zorgorganisaties aanzienlijk zwaardere administratieve lasten op. De administratieve lasten worden door 83% van de respondenten als verslechterd ervaren. Verdere aanbevelingen: Respondenten geven aan dat zij met name willen dat de inkoop geüniformeerd wordt, zowel op proces als op inkoopcriteria. Vervolgstappen: Voor ActiZ zijn de uitkomsten aanleiding om met zorgverzekeraars, de NZa en het Ministerie van VWS in gesprek te gaan.
Meer tijd nodig voor bekostigingsmodel wijkverpleging (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 25 februari 2015)
De NZa adviseert VWS om de wijkverpleging te bekostigen op basis van vijf zorgzwaartepakketten. ActiZ vindt dat op basis van het NZa advies geen onderbouwde keuze voor een nieuw bekostigingsmodel gemaakt kan worden. Een nieuw bekostigingsmodel is zeker nodig, vindt de brancheorganisatie, maar dat moet gebaseerd worden op ‘outcome’, te meten in kwaliteit van leven en gezondheidswinst. Dat moet echter goed onderzocht en in de praktijk getest worden. De wijkverpleging wordt per 1 januari 2015 vanuit de zorgverzekeringswet bekostigd, waar voorheen het geld uit de AWBZ kwam. Daar hoort een nieuw bekostigingsmodel bij. De NZa adviseerde de bewindslieden van VWS over de manier waarop de wijkverpleging structureel bekostigd kan worden. ActiZ wil graag dat er snel een nieuw model komt in plaats van het oude ‘uurtje-factuurtje’ model. De brancheorganisatie maakt zich echter grote zorgen dat er nu overhaast een bekostigingsmodel wordt opgetuigd, dat in de praktijk niet zal blijken te werken. Juiste prikkels: Het uitgangspunt moet volgens ActiZ de cliënt zijn en de gezondheidswinst en de kwaliteit van leven die de zorg toevoegt voor de cliënt. ActiZ heeft de NZa laten weten dat in een nieuw bekostigingsmodel vier onderdelen aandacht behoeven: cliëntgebonden zorg, beschikbaarheidsvoorzieningen, wijkgericht werken en outcome. Daarbij benadrukt ActiZ het belang van onderzoek naar hoe prikkels ingebouwd kunnen worden die daadwerkelijk leiden tot aandacht voor de vier onderdelen.
Pagina 17
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Toetsen aan de praktijk: Om tot een goed en werkbaar financieringsmodel te komen, is het volgens ActiZ noodzakelijk om ervaring op te doen in proeftuinen waarbij meerdere modellen in de praktijk getoetst worden. De nieuwe manier van zorgen en ontzorgen door de wijkverpleging kan niet slechts vanaf de tekentafel ontworpen worden; dat geeft geen enkele garantie dat de beoogde doelen ook in praktijk behaald gaan worden. Die doelen: zorg gericht op ‘ontzorgen’ en sturing op outcome zijn essentieel om de transformatie in de langdurige zorg succesvol te maken. Inzet van ActiZ: ActiZ heeft deze week aan minister Schippers en staatssecretaris van Rijn een brief gestuurd waarin ActiZ haar grote zorgen kenbaar maakt en onderbouwd als het gaat over de voortgang van dit dossier en de (mogelijke) invulling van het bekostigingsmodel.
Bekostiging en beleidsregels GGZ-sector Langdurige GGZ gestart in de Wmo (Bron: GGZ Nederland - nieuwsbericht 13 maart 2015)
De overheveling van de financiering van een deel van de langdurige GGZ van het Rijk naar gemeenten is sinds januari 2015 een feit. De eerste monitor van 2015 over de voortgang Wmo van GGZ Nederland en de RIBW Alliantie laat zien dat de langdurige ggz de eerste fase van de transitie goed heeft doorstaan. Over continuïteit van zorg en ondersteuning voor cliënten zijn afspraken gemaakt. Ook toonden gemeenten zich bereid om noodoplossingen te bedenken, zoals bevoorschotting, zodat de zorg voor mensen zo min mogelijk in gevaar komt. Er is, zowel op landelijk als lokaal niveau, hard gewerkt om de overgang goed te laten verlopen. Werk te verzetten: Toch laat de monitor zien dat er de komende tijd nog wel werk te verzetten valt. Zo maakt de structuur van veel gesloten contracten onduidelijk hoeveel zorg en ondersteuning daadwerkelijk geleverd gaat worden. Ook is er sprake van forse tarief- en volumekortingen o.a. vanwege onduidelijkheid over budgetten en cijfers. Die onduidelijkheid bestaat er met name over de budgetten voor beschermd wonen. Deze zorgvorm is zonder korting overgegaan van het Rijk naar gemeenten. GGZ Nederland is dan ook blij dat er (zoals het zich nu laat aanzien) een nieuw onderzoek komt naar de omvang en de verdeling van het budget over verschillende gemeenten. Andere onderwerpen die aandacht vragen zijn bijvoorbeeld dat de toegang tot de langdurige ggz in de Wmo nog niet in alle regio’s goed geregeld is, en dat het zorgaanbod onder druk staat. De inloopfunctie GGZ en dagbesteding dreigen in 2016 zelfs te verdwijnen. Een zinvolle dagbesteding is volgens GGZ Nederland echter cruciaal om de ingezette koers van beddenafbouw te realiseren. Zorgaanbieders wijzen hierbij op het risico van verwaarlozing, terugval, toename crisisopname en toename veiligheidsrisico’s indien op lokaal niveau niet kan worden voldaan aan de zorgbehoefte van deze kwetsbare groep. GGZ-aanbieders geven verder aan dat ze te maken hebben met heel veel verschillende eisen van gemeenten op het gebied van kwaliteit, registratie, declaratie en verantwoording. Die veelheid komt de zorg niet ten goede, maar leidt tot extra administratieve lasten en financiële risico’s.
Pagina 18
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Het is belangrijk deze aandachtspunten op te lossen om patiënten en cliënten goede zorg te blijven bieden. GGZ Nederland doet dit graag in samenwerking met partners, zoals de VNG en het ministerie van VWS. Wmo 2015: Per 1 januari valt een deel van de langdurige GGZ onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Dat is wettelijk geregeld in de Wmo 2015. Gemeenten financieren op ggz gebied voor hun inwoners beschermd wonen, algemene voorzieningen (zoals dagbesteding en inloop GGZ) en maatwerk voorzieningen (zoals individuele begeleiding).
Arbeidsaangelegenheden Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (ova) 2015 (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 17 maart 2015)
Maandag 16 maart 2015 heeft het CPB het Centraal Economisch Plan 2015 (CEP 2015) gepubliceerd. Op basis van de gegevens van het CEP kan het definitieve ova percentage 2015 worden berekend. Dit definitieve cijfer, zoals u dat hieronder ziet uitgewerkt, is fors lager dan de eerdere raming die wij op 3 november jl. publiceerden op basis van de Macro-economische Verkenningen 2015 (MEV) van het CPB. Dit effect wordt veroorzaakt door een lagere verwachte contractloonontwikkeling en een hogere daling van de werkgeverslasten. Beide ontwikkelingen hebben een drukkend effect op het ova percentage. Definitieve ova 2015 Contractloonontwikkeling
1,10%
Incidenteel
0,00%
Werkgeverslasten sociale verzekeringen en pensioen Totaal
-/- 1,02% 0,08%
Het cijfer voor de ontwikkeling van het incidenteel is op grond van het Zorgakkoord voor de periode 2014-2017 op nul gesteld. Met het Zorgakkoord zijn twee zaken geregeld. In de eerste plaats is het ova-convenant in stand gebleven, dit terwijl in het regeerakkoord nog werd gesproken over opschorting van dit convenant. In de tweede plaats is een bijdrage geleverd aan het aanpassen van de oorspronkelijke maatregelen van het kabinet inzake de langdurige zorg. Eerste voorlopige raming ova 2016: Op basis van het CEP kan ook een eerste raming van de ova 2016 worden berekend. De raming dient met alle voorzichtigheid te worden gebruikt omdat de gegevens in de loop van 2015 en begin 2016 nog aanmerkelijk kunnen wijzigen. In september van dit jaar zullen wij aan de hand van nieuwe CPB cijfers nieuwe ramingen opstellen. In maart 2016 volgt de definitieve berekening van de ova 2016.
Pagina 19
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Eerste raming ova 2016 Contractloonontwikkeling
1,40%
Incidenteel
0,00%
Werkgeverslasten sociale verzekeringen en pensioen
0,31%
Totaal
1,71%
Oude ketenbepaling Wet werk en zekerheid blijft gelden van 1 juli 2015 tot 1 april 2016 (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 20 maart 2015)
Op 27 januari 2015 is de nieuwe Cao VVT 2014-2016 definitief in werking getreden. De CAO-VVT 2014-2016 heeft een looptijd van 1 september 2014 tot 1 april 2016. Vanwege het overgangsrecht ketenbepaling Wet werk en zekerheid is op de arbeidsovereenkomst en de BBL-leer/arbeidsovereenkomst aangegaan op of na 1 juli 2015 de oude ketenbepaling van toepassing tot 1 april 2016. Overgangsrecht ketenbepaling Wwz per 1 juli 2015: In de CAO VVT 2014-2016 is geregeld dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt opgevolgd volgens het bepaalde in artikel 7: 668a BW (ketenbepaling), dit geldt ook voor de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een kraamverzorgende, waarbij rekening dient te worden gehouden met een overgangsmaatregel waarin wordt afgeweken van artikel 7: 668a BW (art. 2.2 CAO). De wetgever heeft in het overgangsrecht ketenbepaling van de Wet werk en zekerheid (Wwz) eerbiedigende werking toegekend aan een CAO die op 1 juli 2015 van kracht is en waarin artikel 7: 668a BW, zoals deze luidde voor 1 juli 2015, van toepassing is verklaard of waarbij toepassing is gegeven aan de afwijkingsmogelijkheid bij CAO van artikel 7: 668a BW. Onder het overgangsrecht blijft in dat geval, artikel 7: 668a BW, zoals deze luidde voor 1 juli 2015, en de afwijkingsmogelijkheid bij CAO, gelden tot de looptijdtijd van de CAO (art. XXIIe lid 1 Wwz). Arbeidsovereenkomst bepaalde tijd aangegaan op of na 1 juli 2015: Vanwege het van toepassing zijn van het overgangsrecht is tot 1 april 2016 op de arbeidsovereenkomst aangegaan op of na 1 juli 2015 art. 2.2 leden 1 en 2 CAO van toepassing, waarin artikel 7: 668a BW, zoals deze luidde voor 1 juli 2015, is overgenomen en een overgangsmaatregel is opgenomen voor de kraamzorg. De BBL-leer/arbeidsovereenkomsten valt onder artikel 2.2 CAO VVT en telt als arbeidsovereenkomst mee in de keten van opvolgende arbeidsovereenkomsten in de zin van art. 7: 668a BW. Vanwege het van toepassing zijn van het overgangsrecht, is op de BBL-leer/arbeidsovereenkomsten aangegaan op of na 1 juli 2015 artikel 7: 668a BW, zoals deze luidde voor 1 juli 2015, van toepassing tot 1 april 2016 (looptijd CAO VVT). Uitzondering: De arbeidsovereenkomst van de vakantiekracht valt buiten de werkingssfeer van de CAO VVT, dit laat onverlet dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd volgens het BW. Dit houdt in dat op de arbeidsovereenkomst met een vakantiekracht aangegaan op of na 1 juli 2015 de nieuwe ketenbepaling en het overige overgangsrecht ketenbepaling, zoals geregeld in leden 2 en 3 artikel XXIIe Wwz, geldt.
Pagina 20
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Arbeidsovereenkomst bepaalde tijd aangegaan voor 1 juli 2015: Op de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan voor 1 juli 2015 is artikel 7: 668a BW, zoals deze luidt voor 1 juli 2015, van toepassing (max. 3 arbeidsovereenkomsten, onderbreking 3 maanden, max. duur keten 36 maanden). Het overgangsrecht ketenbepaling Wwz treedt pas in werking op 1 juli 2015 en geldt dus niet eerder op een arbeidsovereenkomst aangegaan voor 1 juli 2015. De arbeidsovereenkomst aangegaan voor 1 juli 2015 eindigt van rechtswege, zoals dat onder het oude recht ook was gebeurd, ook als een einddatum is overeengekomen na 1 april 2016. Vanaf 1 april 2016 nieuwe ketenbepaling van toepassing: Vanaf de afloop van de CAO, te weten per 1 april 2016, gaat onverkort (onmiddellijk) de nieuwe ketenbepaling gelden, voor zover in de nieuwe CAO niet alsdan, onder het nieuwe recht (Wwz), nog toegelaten afwijkingen zijn overeengekomen. Een arbeidsovereenkomst aangegaan op of na 1 juli 2015 wordt op 1 april 2016 beoordeeld volgens de nieuwe ketenbepaling en bij het overschrijden op 1 april 2016 van de maximale duur van de keten, te weten 24 maanden, kan een vast dienstverband ontstaan. Een BBL-leer/arbeidsovereenkomst aangegaan op of na 1 juli 2015 wordt op 1 april 2016 beoordeeld aan de hand van de nieuwe ketenbepaling en telt vanaf die datum niet mee in de keten (art. 7: 668a lid 10 Wwz). De nieuwe ketenbepaling per 1 april 2016: Bij een keten van opvolgende arbeidsovereenkomsten met onderbreking van 6 maanden of korter, ontstaat bij de vierde arbeidsovereenkomst of bij het overschrijden van een periode 24 maanden, inclusief onderbreking van 6 maanden of korter, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De nieuwe ketenbepaling is niet van toepassing op: Arbeidsovereenkomst aangegaan in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (art. 7: 668a lid 10 Wwz). Arbeidsovereenkomst aangegaan met werknemer jonger dan 18 jaar met een gemiddelde arbeidsduur van 12 uur of minder per week, gemiddeld over de looptijd van hun arbeidsovereenkomst bezien. De nieuwe ketenbepaling treedt pas in werking op de dag waarop zij 18 jaar worden. De duur van de keten (max. 24 maanden) wordt vanaf die dag geteld. De op die dag lopende arbeidsovereenkomst telt dan als eerste in de keten (art. 7: 668a lid 11 Wwz). Overgangsrecht ketenbepaling: Indien op of na 1 april 2016 een (opvolgende) arbeidsovereenkomst wordt gesloten, met een tussenpoos t.o.v. de voorgaande arbeidsovereenkomst van 6 maanden of korter, telt voorgaande arbeidsovereenkomst mee in de keten volgens de nieuwe ketenbepaling. Advies ActiZ: Het is van belang dat u kijkt bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaald tijd op of na 1 juli 2015 hoe lang de keten reeds op dat moment is. Tot 1 april 2016 geldt de maximale duur van de keten van 36 maanden volgens de oude ketenbepaling. Op 1 april 2016 geldt onverkort (onmiddellijk) de nieuwe ketenbepaling; max. 3 arbeidsovereenkomsten, onderbreking 6 maanden, max. duur keten 24 maanden. Een arbeidsovereenkomst wordt op 1 april 2016 beoordeeld aan de hand van de nieuwe ketenbepaling. Als op 1 april 2016 de maximale duur van de keten, te weten 24 maanden, wordt overschreden, ontstaat een vast contract. Pagina 21
Geregeld in de Zorg
maart 2015
VGN Participeert: Extra banen creëren in de praktijk (Bron: VGN - nieuwsbericht 3 maart 2015)
Het lerend netwerk 'VGN Participeert' draait om de vraag wat er nodig is om mensen met een beperking uit de 125.000 – zoals overeengekomen in het sociaal akkoord – te plaatsen bij werkgevers in de branche gehandicaptenzorg. Het gaat om het creëren van extra arbeidsplaatsen voor deze groep. In eerdere netwerkbijeenkomsten hebben we onder andere gekeken naar wat er nodig is voor het realiseren van extra banen, het maken van een businesscase, het vinden van toekomstige werknemers, het creëren van draagvlak en naar de definities die gelden voor de extra banen, de kandidaten, het quotum en de eventuele boete. In de 4e bijeenkomst is een tussenbalans opgemaakt. Tussenbalans: achter de schermen hard aan het werk: Door alle impressies heen klonk de vraag: Hoe kun je extra banen creëren in een periode van reorganisatie? Een weerbarstige vraag, waarop het netwerk uiteraard ook geen pasklaar antwoord heeft. Maar daarmee is zeker niet alles gezegd! In verschillende organisaties zijn regiegroepen gevormd. Issues zijn: randvoorwaarden, social return, uitstroom versus instroom, vacatures benutten etc. Deelnemers zijn achter de schermen hard aan het werk met inventarisaties, discussienotities en businesscases. Bij het inventariseren hoorden we de tip dat er in (grote) organisaties soms al meer gebeurt dan je denkt. Breng dat in kaart! Voor de meesten is het wachten op een goede timing. Men heeft de indruk dat het gevoel van urgentie voor het creëren van extra banen toeneemt. Verschillende bestuurders hebben een ‘opdracht’ gegeven. Bijvoorbeeld voor pilots, een verkenning voor het starten van een werkbedrijf en het uitvoeren van een quickscan ten behoeve van functiecreatie. En tenslotte: De eerste feitelijke extra banen zijn gemeld: een cliëntbegeleidster in een rolstoel en een administratieve kracht voor dataverwerking. Het netwerk is ervan overtuigd dat er nog vele gaan volgen. Twee praktijkvarianten: Twee praktijkvoorbeelden in de planfase zijn in het netwerk ingebracht. Philadelphia gaat pilots draaien met onderhouds- en schoonmaakwerk dat nu nog wordt uitbesteed. Teams gaan dit werk uitvoeren. De teams worden samengesteld uit de doelgroep, die een leer/werk traject krijgen. Op termijn wordt ernaar gestreefd om in ieder team tenminste één medewerker aan te nemen in een participatiebaan. Andere teamleden zitten in een leer/werk constructie of dagbesteding. De teambegeleider levert gedeeltelijk productie. Op papier zijn haalbare businesscases opgesteld. In pilots wordt beproefd wat die waard zijn. Cavent overweegt een facilitair en groen onderhoudsbedrijf te starten met professionele commerciële partners in die sectoren. De gedachte is diensten te gaan leveren aan Cavent, zorgaanbieders in de regio en marktpartijen. Deze voorbeelden inspireerden het netwerk. We zijn benieuwd naar het vervolg! Slotbijeenkomst voor de hele branche: Op donderdagmiddag 18 juni 2015 is van 13.0017.00 uur de slotbijeenkomst van het lerend netwerk voor de leden van de VGN. Thema is ‘Extra banen creëren èn reorganiseren’. U kunt zich alvast aanmelden via onderstaand inschrijvingsformulier. Meer informatie over het programma volgt nog. In de bijlage vindt u de vooraankondiging.
Pagina 22
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Diversen/Overige nieuwsfeiten Verspilling eten in de zorg is vooral ‘smullen’ voor de media (Bron: ActiZ - nieuwsbericht 6 maart 2015)
In de TV uitzending van Pauw sprak Jan Slagter zich uit voor ‘meer handen aan het bed’ en wees hij erop dat er veel in de zorg verspild zou worden, onder meer op het gebied van eten. Betere omgang hiermee zou volgens Slagter geld vrijmaken voor meer zorgpersoneel. Wat ActiZ betreft is dit een versimpeling van de werkelijkheid. Alsof ouderenzorg alleen gaat om meer professionals, daar waar ook een belangrijke rol is weggelegd voor familie en vrijwilligers. Bovendien maakt Jan Slagter een puur financiële vergelijking. Eenzijdig, aldus ActiZ. Zoals al eerder roept ActiZ op tot zorgnuance in het debat over de ouderenzorg in Nederland. ActiZ wil een maatschappelijk debat over wat wij verstaan onder ‘goede zorg voor ouderen’. Dit gaat om meerdere aspecten zoals kwaliteit, participatie en om geld. Wankel onderzoek: Omroep Max baseert zijn uitspraken op onderzoek van adviesbureaus die hun geld verdienen met adviezen over besparingen en dus belang hebben om zaken sterk te poneren. ‘Eten weggooien’ is inderdaad zonde, maar ActiZ herkent zich niet in de hoge percentages van het aangehaalde onderzoek. Daarnaast overlappen de verschillende onderzoeken elkaar op deelterreinen, waardoor mogelijke besparingen dubbel worden geteld. Efficiëntie is aandachtspunt: Onze zorgorganisaties moeten zorgvuldig om gaan met collectieve middelen en waar dat nog beter kan ontstaan nieuwe initiatieven. Juist vanuit de behoefte en wensen van hun cliënten maken organisaties keuzes over de besteding van budgetten. In combinatie met wat haalbaar is qua organisatie en financiën. Waarbij het doel is om cliënten een prettige oude dag te bezorgen. Denk aan koken op de groep, zonder een standaard catering te nemen. Of juist wel een wandelingetje naar de markt, ook als de producten daar duurder zijn. Dit in plaats van, of naast, collectieve inkoop van voedsel. Het ligt gewoon veel genuanceerder dan Omroep Max nu zegt. Eten weggooien moet nu nog vaak: Als we toch stilstaan bij het eten weggooien. Dat gebeurt inderdaad. Uit voorzichtigheid bijvoorbeeld. Rondom eten gelden namelijk veel hygiëne regels. Een pak melk dat bij de lunch wat langer open op tafel heeft gestaan, wordt niet opnieuw gebruikt. Al zou je dat als sterk, gezond persoon bijvoorbeeld wel doen. Ook warm eten dat blijft staan, mag een volgende dag niet opnieuw opgewarmd worden. ‘In de regel’ gooien zorgorganisaties dus eten weg. Als we willen dat verpleeghuizen ‘net als thuis zijn’, dan passen deze regels daar niet meer bij. Thuis drinken we de melk toch ook gewoon op? ActiZ pleit er langer voor om dit soort regels af te schaffen. Dus om het leven van ouderen aangenamer en meer ‘zo thuis mogelijk’ te laten zijn.
Pagina 23
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Besparen waar het kan: Waar mogelijk vormen verpleeghuizen inkoopcombinaties. Gezamenlijk spullen inkopen, zoals incontinentiemateriaal, levert besparingen op. Zo kijken we – o.a. met Intrakoop – hoe we gezamenlijk kunnen inkopen. Denk dan ook aan energie-inkoop. Energiebesparing is prima, maar er moet wel rekening worden gehouden met de individuele wensen van cliënten. Dit betekent ook weer niet dat we ouderen letterlijk ‘in de kou laten zitten’. Integendeel zelfs. Verpleeghuiszorg is zorg op maat; individueel en persoonlijk. Wij willen graag een zo prettig mogelijke laatste fase van het leven van onze cliënten. Goede zorg gaat samen met lekker eten, een aangenaam, warme huiskamer en leuke activiteiten. Het echte debat voeren: ActiZ is benieuwd naar het verpleeghuis dat Jan Slagter in 2016 start. Wellicht komt hij dan ook dilemma’s tegen op allerlei terreinen. Wij leren graag van ieder initiatief om de zorg te verbeteren en volgen het plan van de heer Slagter dan ook graag. Daarbij willen wij dat het echte debat over verpleeghuiszorg gevoerd wordt. Wat mogen en kunnen we van de zorg in verpleeghuizen verwachten? Dát moeten we met elkaar bespreken.
Minister Schippers: ''accreditatie toezicht in zorg en welzijn moet komen vanuit sector zelf'' (Bron: NVTZ – nieuwsbericht 31 maart 2015)
Minister Schippers: ‘’accreditatie toezicht in zorg en welzijn moet komen vanuit sector zelf’’ Minister Edith Schippers (VWS) heeft bewust gekozen om geen nieuwe wet voor te stellen rondom ‘Goed bestuur in de zorg’, omdat zij ruimte wil geven aan initiatieven vanuit de sector. Dit past volgens haar in de lijn dat veel andere verantwoordelijkheden eveneens zijn verschoven van de overheid naar de zorginstellingen. Schippers vertelde dit bij de presentatie van het rapport ‘De Vrijblijvendheid Voorbij’ van de NVTZ, toezichthouders in zorg & welzijn. Zelfregulering vanuit de sector Raden van toezicht moeten volgens Schippers toezien op het maatschappelijk belang van de zorginstellingen en uit kunnen leggen aan de gemeenschap waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. De samenleving verandert razendsnel. Om deze veranderingen bij te benen is het beter om de verplichtingen voor toezichthouders niet vast te leggen in een statische wet, maar dit te laten plaatsvinden door zelfregulering vanuit de sector. Die kan tijdig inspelen op eventuele veranderingen, vervolgens kan deze zelfregulering in de vorm van een code dan door de IGZ als toetsingskader worden gebruikt. Haar boodschap voor de toezichthouders was dan ook dat zij nu aan zet zijn om hun eigen accreditatiestelsel in te richten. Focus op Raad van Toezicht als team NVTZ-voorzitter Erik Dannenberg overhandigde aan minister Schippers het rapport ‘De vrijblijvendheid voorbij’. Hij vertelde dat het inrichten van een accreditatiestelsel tijd kost, maar dat de NVTZ dit proces zeker niet wil vertragen. Daarbij draait het erom dat je als toezichthouder steeds antwoord probeert te blijven zoeken op de vraag hoe je de samenleving het beste bedient. De dynamiek van het jezelf steeds verbeteren moet centraal staan in de accreditatie. De focus moet daarbij op de Raad van Toezicht als team liggen en niet alleen op de individuele toezichthouder. Bestuurders hebben als persoon verantwoordelijkheid voor een bepaalde portefeuille, toezichthouders nemen besluiten in de gezamenlijkheid van de Raad van Toezicht. Pagina 24
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Juridische Zaken In het hoofdstuk Juridische Zaken informeert Ten Holter/Noordam advocaten u over de belangrijkste juridische ontwikkelingen voor de zorgsector.
Proces-puzzel bij het verbouwen van bestaande panden tot zorgwoningen Om de realisatie van zorgwoningen mogelijk te maken is in bepaalde gevallen niet alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen (de oude bouwvergunning) nodig, maar soms ook een wijziging van het bestemmingsplan. Dergelijke woningen zijn immers niet zo maar mogelijk gelet op het bestaande planologisch regime. In dat kader is niet altijd duidelijk wat de verhouding is tussen de vergunning en het bestemmingsplan en wat er gebeurt als het bestemmingsplan niet overeind blijft. De hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op 4 maart 2015 uitspraak gedaan over de vraag of een verleende omgevingsvergunning voor bouwen gehandhaafd moest worden, nadat het daaraan ten grondslag liggende bestemmingsplan is vernietigd. In dat geval ging het om een bouwplan dat voorziet in de verbouwing van bestaande panden tot een complex bestaande uit elf onzelfstandige zorgwoningen, vier zelfstandige zorgwoningen en gemeenschappelijke ruimten. Om dit mogelijk te maken was er een bestemmingsplan vastgesteld en op grond daarvan vervolgens ook een omgevingsvergunning afgegeven voor het bouwen. In de tussentijd was het bestemmingsplan echter gesneuveld. De omgevingsvergunning voor het bouwen zag zodoende op een bouwplan dat planologisch niet (meer) mogelijk was. De vraag is dan of het in de tussentijd vervallen van de planologische ‘dekking’ zo ver reikt dat dus ook de omgevingsvergunning sneuvelt. De Afdeling vindt van niet en oordeelt dat de bestuursrechter in dit soort gevallen moet blijven uitgaan van het bestemmingsplan dat was vastgesteld als onderliggend kader, ook indien dat na het nemen van het besluit op bezwaar over de omgevingsvergunning is vernietigd. Hierdoor blijft de verleende omgevingsvergunning voor bouwen bestaan ondanks dat het daaraan ten grondslag liggende bestemmingsplan is vernietigd. De zorgwoningen kunnen dan dus, ongeacht de strijdigheid met het bestemmingsplan, worden gerealiseerd. Het is dan ook zaak om na vaststelling van een bestemmingsplan snel een omgevingsvergunning aan te vragen voor het bouwen van de zorgwoningen. Let wel op dat deze regel – je mag je blijven baseren op het bestemmingsplan dat de eindstreep niet heeft gehaald – niet aan de orde is als de omgevingsvergunning voor het bouwen verleend is met een verwijzing naar een afwijkingsbevoegdheid die in een bestemmingsplan is opgenomen. In zo’n geval regelt het bestemmingsplan dus niet onverkort de mogelijke bouw van de zorgwoningen, maar geeft het een mogelijkheid om zodanig af te wijken van het bestemmingsplan dat de zorgwoningen alsnog gerealiseerd kunnen worden. Wordt dat bestemmingsplan dan vernietigd, dan wordt de omgevingsvergunning wel meegesleurd in deze val. Dit oordeelde de Afdeling iets eerder, op 21 januari 2015.
Pagina 25
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Het realiseren van zorgwoningen, ook mogelijk met oude bestemmingsplannen Op 25 maart 2015 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangwekkende uitspraak op het gebied van bestemmingsplannen en de zorg. Belangwekkend omdat de Afdeling bij het interpreteren van een bestemmingsplan – en vooral wat onder specifieke bestemmingen kan worden gerealiseerd – aansluiting zoekt bij de wijziging in de zorg. Zodoende lijkt meer mogelijk op het gebied van het ontwikkelen van kleinschalige wooncomplexen met zorg. Waar gaat het om? Een bestemmingsplan geeft aan op welke wijze een perceel en de daarop te realiseren bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat vindt plaats door het toekennen van bestemmingen. Het verblijf van ouderen in een verzorgingshuis werd vooral gezien als verzorging. De bestemming van dergelijke huizen was dan ook veelal ‘Maatschappelijke doeleinden’. Voor woningen bestond dan veelal de bestemming ‘Wonen’. In het huidige tijdgewricht wordt steeds vaker door exploitanten van verzorgingshuizen in samenwerking met projectontwikkelaars gedacht aan het verbouwen van verzorgingshuizen tot ‘gewone appartementen’, waarbij zorg wordt aangeboden in combinatie met zelfstandige bewoning. Dit werpt de vraag op of de combinatie van zorg en (zelfstandige) bewoning mogelijk is daar waar nog gesproken wordt van ‘Maatschappelijke doeleinden’. Is dat niet het geval, dan zou een wijziging van het bestemmingsplan of een toestemming om daarvan af te wijken met een bijbehorende lange procedure, noodzakelijk zijn. De Raad van State zegt nu dat een dergelijke verbouwing ook kan onder de bestemming ‘Maatschappelijk doeleinden’. Hierbij betrekt ze wel de specifieke aspecten van het project zoals de bewoner van de woning (hulpbehoevende ouder), uren van zorgafname door de bewoner, aanwezigheid van een verpleegpost etc. Het gaat dus wel om kleinschalige initiatieven, waarbij zorg wordt aangeboden in combinatie met (zelfstandige) bewoning, met een zekere mate van begeleiding en zorg die in het appartementencomplex wordt geboden. Dat is dan in overeenstemming met de bestemming "Bijzondere doeleinden", in het bijzonder sociale en/of maatschappelijke doeleinden.” Zorgwoningen worden daarmee eerder mogelijk geacht op grond van de bestemming ‘Maatschappelijke doeleinden’. Daarmee zijn dus ook andere locaties met een bestemming 'Bijzondere doeleinden' of een bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' (denk ook aan scholen en kerken), bestemmingsplantechnisch gezien interessante locaties voor kleinschalige woon/zorgcombinaties. Mr. Cornelis van der Sluis 010-2418867
[email protected]
De “borstendokter” Rock G. De strafzaak van de gevreesde “borstendokter” laat goed zien dat fouten van een medicus, hoe ernstig de gevolgen van dat nalatige handelen ook kunnen zijn, niet altijd strafrechtelijk verwijtbaar zijn.
Pagina 26
Geregeld in de Zorg
maart 2015
Waar ging de zaak over? Rock G. verwierf bekendheid als 'plastisch chirurg' van de Citykliniek in Den Haag die tijdens slechte operaties patiënten zou hebben verminkt, waardoor ze pijn leden en lelijke littekens en vervormingen overhielden. Rock G. was oorspronkelijk opgeleid tot gynaecoloog, maar had zich sinds 2000 uit belangstelling verdiept in cosmetisch chirurgische ingrepen. Vanaf medio 2004 raakte hij betrokken bij een kliniek in Genk, België, waar hij verder werd opgeleid door een plastisch chirurg en waar hij tot juli 2009 jaarlijks ongeveer 1.000 patiënten behandelde en het merendeel van die behandelingen betrof borstvergrotingen. In 2008 verplaatste hij zich naar Den Haag waar hij een eigen kliniek opende. Na een controle besloot de Inspectie voor de Gezondheidszorg tot sluiting van de kliniek, vanwege de risico’s op het gebied van patiëntveiligheid. Het Openbaar Ministerie riep via de media patiënten op om zich te melden, hetgeen leidde tot 66 meldingen, waarvan er uiteindelijk 10 aangiftes op de dagvaarding werden opgenomen, ter zake opzettelijke mishandeling, dan wel, als lichtere beschuldiging, dat hij schuld had aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en oplichting. Rock G. werd door de Rechtbank ’s-Gravenhage voor de strafzaak vrijgesproken. Strafrechtelijk gezien was Rock G. met name op het punt van zijn kliniekvoering nalatig geweest en op een aantal punten was niet voldaan aan de professionele standaard, maar ondanks deze nalatigheden, had hij volgens de regelen der kunst gewerkt en was hij niet verwijtbaar tekort geschoten in de technisch uitvoering van de medische ingrepen. Opmerkelijk zou men zeggen, nu de tuchtrechter Rock G. voor het leven uit het register liet schrappen wegens handelen in strijd met de regelen der kunst. Hier lijken de tuchtrechter en de strafrechter lijnrecht tegenover elkaar te staan. In de strafzaak werd aangenomen dat Rock G. gerechtigd was de gewraakte medische handelingen te verrichten, omdat de medische indicatie aanwezig was, de geïnformeerde patiënt had ingestemd met de behandeling en hij als medische hulpverlener bevoegd en bekwaam was. Weliswaar niet als plastisch chirurg, maar wel als cosmetisch arts, gezien zijn opleiding in de Belgische kliniek en zijn langdurige ervaring. Rock G. kwam een beroep op de medische exceptie toe. De medische ingrepen waren niet wederrechtelijk verricht en er volgde vrijspraak. De schoen wringt hier gevoelsmatig en juridisch toch een beetje, gelet op de vele meldingen, de aard van de verwijten, de geconstateerde gebreken in de kliniek en bij de behandelingen. Een belangrijke rol speelt dat de rechtbank deze verwijten niet zelf heeft kunnen vaststellen. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld. Mr. Marcel Smit 078-6331116
[email protected] en Mr. Tina Sandrk 078-66331128
[email protected] Pagina 27
Geregeld in de Zorg
maart 2015
De nieuwe ROZ-huurovereenkomst kantoorruimte per 1 januari 2015 Wat is er anders?: Hoewel zorginstellingen huurovereenkomsten woonruimte gebruiken voor hun cliënten, kan er ook sprake zijn van zakelijke verhuur (let op: niet aan winkeliers, want dat is weer een ander model), waarvoor u het ROZ-model Kantoorruimte gebruikt. Per 1 januari 2015 is er een nieuw model. Hieronder vindt u een overzicht van de wijzigingen. Huurovereenkomst 2015: – Art. 4.6; verhuurder mag pas na overleg met huurder het servicekostenpakket wijzigen. – Art. 4.8/4.9; de schade van verhuurder door verval van de optie tot btw belaste verhuur vanwege huurder, is schade wegens btw derving op de exploitatiekosten en schade als gevolg van niet-aftrekbaarheid btw van de stichtingskosten. – Art. 6; er is een keuzemogelijkheid tussen een bankgarantie of een waarborgsom en of wel of geen rente over de waarborgsom wordt vergoed. – Art. 7.3; een huuropzegging moet niet alleen aan de beheerder, maar ook aan verhuurder worden verzonden. – Art. 8; alleen die incentives zijn overeengekomen, die expliciet in de huurovereenkomst zijn vermeld. – Art. 9; verhuurder en huurder moeten aangeven of zij bekend zijn met de aanwezigheid van asbest. De onbekendheid van verhuurder is geen garantie van afwezigheid daarvan. – Art. 10; ter zake duurzaamheid ondersteunen partijen elkaar in het behalen van gezamenlijk geformuleerde doelstellingen. – Bijlagen; aan het slot wordt een aantal bijlagen benoemd, die aan de huurovereenkomst kunnen worden gehecht. Algemene Bepalingen 2015 – Art. 2.2; verhuurder moet hem bekende gebreken, die in de weg staan aan het gebruik van het gehuurde, melden bij het aangaan van de huurovereenkomst. – Art. 18.4; verhuurder moet jaarlijks een gespecificeerd servicekostenoverzicht aan huurder geven. – Art. 13.4; in geval van renovatie zal verhuurder redelijke en proportionele maatregelen nemen om de aantasting van het huurgenot te beperken. – Art. 14.2; verhuurder mag zijn toestemming niet op onredelijke gronden weigeren of vertragen en daaraan slechts redelijke voorwaarden verbinden. – Art. 4.4; als een vergunning wordt ingetrokken vanwege doen of nalaten van verhuurder, kan dat een gebrek opleveren. – Art. 6.3; onderverhuur aan een groepsmaatschappij onder voorwaarden is toegestaan. – Art. 7.5; huurder mag geen veranderingen en toevoegingen aan het gehuurde aanbrengen waardoor de energieprestaties van het gehuurde verslechteren. – Art. 10.3; verhuurder is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van een gebrek. – Art. 10.4; door enkele (nieuwe) uitzonderingen, is de reikwijdte van de exoneratieclausule voor verhuurder beperkter geworden. – Art. 11.1; de termen onderhoud, herstel en vernieuwing worden gedefinieerd. Pagina 28
Geregeld in de Zorg
– – – –
– – – –
–
Art. 12; het aanbrengen van veranderingen en toevoegingen door huurder mag vaker. Daarbij moet huurder steeds onderzoeken of sprake is van de aanwezigheid van asbest. Art. 15; partijen moeten elkaar tijdig op de hoogte stellen van voorgenomen relevante wijzigingen in de organisatie. Art. 22.8; zowel huurder als verhuurder kunnen bij het einde van de huurovereenkomst een inspectie laten uitvoeren en een rapport bindend voor partijen vaststellen, als de andere partij haar medewerking weigert. Art. 23.2; de boeterente is verlaagd van 2% naar 1%. Het minimum van de boete van € 300 per maand is gehandhaafd. De boete wordt niet verbeurd als huurder een gemotiveerde vordering bij verhuurder heeft ingediend en deze niet binnen vier weken inhoudelijk heeft gereageerd. Art. 24.3; huurder zal bij een stijging van 15% of meer van de betalingsverplichtingen op verzoek van verhuurder de zekerheid (bankgarantie of waarborgsom) verhogen. Art. 27.1; het door huurder moeten naleven van de voorschriften uit de splitsingsakte en reglementen levert geen gebrek op. Verhuurder moet ervoor instaan dat deze voorschriften niet strijdig zijn met de huurovereenkomst. Art. 26; verhuurder is eerder aansprakelijk voor schade door het te laat opleveren van het gehuurde. Art. 28.1; slechts de redelijke kosten voor sommaties, ingebrekestellingen of exploten en procedures door verhuurder en huurder worden door huurder vergoed, waarbij deze kosten bij voorbaat worden vastgesteld op 15% over de hoofdsom met een maximum van € 25.000 per geval (excl. griffierechten). De kosten van experts worden door de in het ongelijk gestelde partij vergoed. Art. 29; de boetebepaling is slechts van toepassing op specifiek genoemde verplichtingen van huurder zoals de gebruiksverplichting en de verplichting tot het stellen van een bankgarantie/waarborgsom.
Mr. Hugo Meijer 078-6331115 (direct)
[email protected]
Pagina 29
maart 2015
Geregeld in de Zorg
maart 2015
VERSTEGEN ACCOUNTANTS EN ADVISEURS
Pagina 30
Contactgegevens T. (078) 648 15 55 F. (078) 648 15 59
[email protected]
Postadres Verstegen accountants en adviseurs Postbus 574 3300 AN Dordrecht
Hoofdvestiging
Vestiging Assen
Bezoekadres Noordendijk 189 3311 RN Dordrecht
Bezoekadres Zwedenlaan 22 9403 DE Assen