Nieuwsbrief Editie 2012-‐6 Koepel van Nederlandse Verenigingen van Gepensioneerden
1 november 2012
Het regeerakkoord 2012-‐2017 Gepensioneerden met een aardig aanvullend pensioen wordt niets “gegund”: zij zijn met de zelfstandigen degenen die het gelag betalen Deze samenvatting met commentaar beperkt zich tot de gevolgen van de maatregelen voor gepensioneerden met een aanvullend pensioen. Het gaat dan met name over de volgende onderwerpen: De aftrekbaarheid van pensioenpremies wordt beperkt De AOW-‐leeftijd wordt sneller verhoogd De zogenoemde “bezuiniging” op de zorg De maatregelen op de woningmarkt Overigens: de gevolgen van dit pakket maatregelen zijn geenszins positief voor de economie: de werkloosheid stijgt ten opzichte van het basispad, de economische groei neemt af ten opzichte van het basispad. De vermindering van het begrotingstekort is ook minder groot dan volgens het basispad: eind 2017 is er nog altijd een tekort van 1,5% bbp. Het regeerakkoord doet met andere woorden niets om Nederland versterkt uit de crisis te halen. Het maakt de crisis alleen nog wat erger.
1
De aftrekbaarheid van de pensioenpremie wordt beperkt In het Lenteakkoord is al besloten om de pensioenrichtleeftijd in 2014 te verhogen naar 67 jaar en om de maximale jaarlijkse opbouw te verlagen van 2,25% naar 2,15% van het gemiddelde loon. Het maximale jaarlijkse opbouwpercentage voor nieuwe pensioenopbouw wordt in het Regeerakkoord opnieuw verlaagd, met 0,4%. Voor het gebruikelijke middelloonpensioen betekent dit dat jaarlijks een opbouw van maximaal 1,75% van het pensioengevend loon fiscaal wordt gefaciliteerd. Na 40 jaar werken kunnen mensen een pensioen opbouwen van 70% van hun gemiddelde loon. De derde pijler (individuele lijfrenteopbouw) wordt op overeenkomstige wijze aangepast, wat ook pensioenreparaties via de 3e pijler fiscaal onaantrekkelijk maakt. Daarnaast vervalt de aftrekbaarheid van pensioenpremies voor het loon boven 100.000 euro per jaar (3x modaal). Dit geldt voor zowel de pensioenopbouw in de tweede als de derde pijler (individuele lijfrenteopbouw), wat ook hier pensioenreparaties via de 3e pijler fiscaal onaantrekkelijk maakt. Hoewel deze maatregelen de gepensioneerden van nu niet raken, gaan wij er toch op in. Natuurlijk hebben de maatregelen wel effect voor toekomstige gepensioneerden. Maar interessanter is dat uit de maatregelen een korte-‐termijn mentaliteit en een doorbreken van de collectieve gedachte blijkt. Op korte termijn worden de belastinginkomsten verhoogd, op langere termijn komt er juist minder binnen: de overheid haalt belastingen naar voren ten koste van de toekomstige inkomsten. Noch uit het regeerakkoord noch uit het rapport dijkhuizen blijkt of de pensioenuitkering mettertijd niet belast wordt. Dit zou een aantasting zijn van de regel dat niet dubbel belast wordt. Als er niet belast wordt, dan schiet de overheid er structureel weinig mee op. Belastinginkomsten worden slechts naar voren geschoven. Wel zal het de spaarneiging van actieven afdempen en zal het voor velen leiden tot lagere pensioenkapitalen. Bedenk ook dat door de eerdere heffing (van ca. 40%) de nettorendementen veel lager zullen uitvallen. Jongeren zullen (volgens de inschatting van pensioenuitvoerder APG) nog zelden de 70% van het laatstgenoten loon bereiken. En bovendien: zodra er een grens wordt gesteld van € 100.000 is zo’n grens onderdeel van het politieke spel geworden. De te verwachten verplichtstelling zal worden beperkt tot 100.000 hetgeen zou betekenen dat pensioenfondsen niet meer zouden meewerken aan de opbouw van pensioenen boven dat niveau. Ook in pijler drie is fiscale facilitering van pensioenopbouw dan niet meer mogelijk.
De AOW leeftijd wordt sneller verhoogd
Voorts is van belang dat opnieuw de AOW-‐leeftijd wordt verhoogd. Hoewel feitelijk de eerste verhoging per 1 januari nog moet plaatsvinden is, na het pensioenakkoord en het lenteakkoord, nu ten derde male de snelheid waarmee de pensioenleeftijd wordt verhoogd toegenomen. Daarmee wordt de pensioenleeftijd 66 in 2018 en 67 in 2021. Er worden wel maatregelen in het vooruitzicht gesteld om het AOW-‐gat
2
voor VUTTERS te dichten door een overgangsregeling. Die zal echter alleen beschikbaar zijn voor deelnemers met een inkomen tot 150% van het wettelijk minimum loon, met ook nog een partner-‐ en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). Er komt wel een doorwerkbonus voor werknemers tussen 61 tot 65 jaar met een laag inkomen. Daardoor zouden deze werknemers toch eerder kunnen stoppen met werken zonder er financieel op achteruit te gaan. Deze regeling is beperkt tot werknemers vanaf 90% tot maximaal 175% van het wettelijk minimumloon. Tenslotte: voor inkomens boven € 50.000 wordt de AOW-‐ toeslag voor een partner jonger dan 65 jaar geschrapt, op termijn ook voor bestaande gevallen.
De zogenoemde “bezuiniging” op de zorg
De zorgtoeslag wordt afgeschaft onder forse verhoging van de inkomensafhankelijke premie. De basisverzekering wordt beperkt tot naturapolissen (geen restitutiepolissen). Dat impliceert dus dat we geheel worden overgeleverd aan wat de verzekeraar voor ons beslist. Een zorgaanbieder waarmee de verzekeraar geen contract sluit, kan niet worden uitgekozen. Keuze is alleen nog mogelijk voor componenten die niet in het basispakket zitten. De basispremie is nog slechts een klein deel van wat het nu is. Daarmee wordt mogelijke afschaffing in de toekomst niet onwaarschijnlijk en is de kans groot dat alleen een procentuele premie wordt geheven. De volgende stap zou dan gemakkelijk kunnen zijn dat de Volksverzekering Ziektekosten op wordt geheven en geheel wordt gefiscaliseerd. Dat is dan nog maar een kleine stap verwijderd van het wegvallen van een inkomensgrens en het verhogen van de belastingschijven met het gewenste percentage. Dit onderdeel van het Regeerakkoord is ook bij uitstek de maatregel waarmee bewust een nivellering zonder weerga wordt gerealiseerd. Hoewel veel nog onduidelijk is, blijkt nu al dat voor inkomens boven tweemaal modaal de impact van deze maatregel enorm is. Betalen de laagste inkomens per volwassene €20 per maand premie, de inkomens boven de € 60.000 gaan per volwassene € 482 per maand betalen. Voor een twee-‐persoonshuishouding van twee actieven met een dergelijk inkomen komt dit dus uit op ca. € 1000! Het is bij het debat over deze zaak in de Tweede Kamer nog volstrekt onduidelijk of wat wij hier afleiden uit de teksten van het Regeerakkoord en uit de publicaties die hierover nu zijn verschenen, ook echt juist is. Zowel Rutten als Samson beweren dat de koopkracht voor inkomens boven € 100.000 over de gehele kabinetsperiode met 4% daalt, terwijl een eerste berekening voor een werkelijke casus aangeeft dat het negatieve koopkrachteffect alleen van de zorgpremiestijging al 7% kan zijn . Ook het eigen risico wordt inkomensafhankelijk. Bij lage inkomens is het eigen risico € 180, bij middeninkomens € 220 en bij hogere inkomens € 595. Het komt erop neer dat de ziektekostenverzekering in Nederland grotendeels gefiscaliseerd zal worden en daarmee vanaf de invoering van dit nieuwe stelsel speelbal is voor de inkomensverdeling. Wat tot nu toe over het hoofd is gezien, is de eigenaardige gevolgen van deze aanpak. Bij een inkomen tussen € 50.000 en € 66.000 is de belastingdruk, inclusief zorgpremie het hoogst: 63%, om daarna weer te dalen naar 52%.
3
Daarnaast komt er een convenant met verzekeraars over preventie en een gezonde levensstijl. De laagste inkomens hebben de laagste kosten, maar zijn gemiddeld genomen ook het minst gezond. Het kabinet hoopt op deze manier de groei van de kosten te beperken. Quod non! Zorgverzekeraars worden in 2017 financieel verantwoordelijk voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De mogelijkheid om winst uit te keren in de zorg zal zo ingeperkt worden dat het alleen interessant is voor investeerders met een langetermijnperspectief. Winstuitkering is alleen mogelijk bij overwinst boven 20 procent solvabiliteit en alleen bij winst uit reguliere exploitatie. Het rapport van de commissie-‐Meurs is leidraad bij het inkomensbeleid gericht op medisch specialisten. Het fiscale ondernemersvoordeel voor medisch specialisten vervalt in 2015, als het specialistenhonorarium integraal onderdeel is van het ziekenhuisbudget en het beheersmodel medisch specialisten verdwijnt. De AWBZ wordt beperkt tot intramurale ouderen-‐ en gehandicaptenzorg. Zowel zorg in natura als pgb’s maken deel uit van de voorziening. Extramurale verpleging wordt in 2017 van de AWBZ overgeheveld naar de Zvw. Gemeenten worden verantwoordelijk voor ondersteuning, begeleiding en verzorging. Hiermee wordt € 1,6 miljard bespaard. Er komt een nieuwe gemeentelijke voorziening van ruim € 750 miljoen voor gerichte inkomenscompensatie voor mensen met hoge zorgkosten. Uit de analyse van het CPB blijkt dat de voorgenomen “bezuiniging” op zorg netto €5 mld bedraagt (0,8% bbp) in 2017. Vanwege de vergrijzing verbetert de houdbaarheid op lange termijn met 0,4% bbp extra. Belangrijke besparingen zijn de beperking van de aanspraak op dagbesteding en het beroep op huishoudelijke hulp. Voor beide maatregelen geldt dat vooral ouderen een beroep op deze regelingen doen en er dus zelf voor moeten gaan betalen. Voor de rest is de “bezuiniging” op de zorg een lastenverzwaring, met name voor de middeninkomens. Dat komt uit deze macro-‐berekeningen niet helder naar voren.
Maatregelen op de woningmarkt
Voor bestaande en nieuwe hypothecaire leningen wordt vanaf 2014 het maximale aftrektarief (vierde schijf), in stappen van een half procent per jaar, teruggebracht naar het tarief van de derde schijf. De opbrengst gaat voor de helft naar verlaging van het hoogste tarief en voor de helft naar verlenging van de derde belastingschijf. De huurtoeslag blijft intact voor lagere inkomens. Voor huurders met een huishoudinkomen tot 33.000 is een huurverhoging van 1,5 procent plus inflatie mogelijk. Bij mensen met een inkomen tussen de 33.000 en 43.000 gaat het om 2,5 procent bovenop de inflatie. Boven de 43.000 is de huurverhoging 6,5 procent plus inflatie. Het puntensysteem wordt vervangen. De verhuurdersheffing gaat met 0,9 miljard omhoog. In de publiciteit is deze jaarlijkse huurverhoging met meer dan 8% per jaar voor dezelfde groep middeninkomens die zo door de zorgkostenverhoging worden getroffen nauwelijks opgevallen.
4
Woningbouwcorporaties worden aangepakt. De taak wordt beperkt, corporaties komen onder directe aansturing van gemeenten en beloningen worden versneld onder de wet normering topinkomens gebracht.
Welke conclusies kunnen wij nu aan dit Regeerakkoord verbinden? Stapeling van maatregelen treft midden-‐ en hogere inkomens. Voor alle Nederlanders geldt dat de maatregelen uit het regeerakkoord vooral erg slecht uitwerken voor de midden-‐ en hogere inkomens. Stapeling van maatregelen, zoals de draconische verhoging van de zorgpremies, het geleidelijk afschaffen van de hypotheekaftrek voor de hogere inkomens, voor huurders de extra huurverhogingen bij hogere inkomens, de hervorming en versobering van kindregelingen (hier niet verder uitgewerkt) het zijn allemaal maatregelen die gestapeld een geweldige aanslag beteken voor het netto beschikbaar inkomen van mensen met een inkomen boven tweemaal modaal. Daar staat tegenover dat de laagste inkomens er nog enigszins op vooruitgaan en in ieder geval een bijna Brits systeem van gratis gezondheidszorg zullen kennen.
Gepensioneerden met een aanvullend pensioen extra getroffen
Wat hierboven staat geldt onverkort ook voor gepensioneerden. Overigens zullen gepensioneerden, die meer gebruik maken van de gezondheidszorg, meer getroffen worden door maatregelen als een eigen zorgbijdrage dan de werkenden. Bedenk hierbij dat voor actieven de werkgever als regel de procentuele zorgpremie vergoedt, waardoor de actieven alleen het fiscale nadeel hebben, terwijl deze kosten door gepensioneerden (en ook zelfstandigen) zelf worden gedragen. Werkenden worden ook getroffen door het aftoppen van de pensioenopbouw, waardoor jongeren niet meer hetzelfde pensioen kunnen opbouwen als de gepensioneerden konden doen toen zij nog werkten. De spanning tussen generaties die er nu al is, wordt hierdoor aangewakkerd. Maar het meest verontrustende is natuurlijk dat deze maatregelen opgestapeld worden op de gevolgen van de lage dekkingsgraden van pensioenfondsen over de laatste jaren. Het uitblijven van de indexering en het afstempelen van pensioenaanspraken, dat alles heeft al een gat geslagen in de koopkracht van gepensioneerden en die ontwikkeling gaat naar wij vrezen gewoon autonoom door. Blijft de rekenrente op het huidige lage niveau en wordt daar door de politiek geen meer werkbare oplossing voor geboden, dan zal het uitblijven van indexatie nog jaren doorgaan. Wij spreken dan overigens over het uitblijven van een kunstmatig
5
berekende inflatie waarin bijv. de kostenstijgingen van de zorg geen plaats krijgen. Komt daar nog eens bij, dat de AOW-‐uitkering zou worden gefiscaliseerd, zoals in de plannen van de Commissie Van Dijkhuizen wordt voorgesteld, dan moet gevreesd worden dat bovenmodale pensioenen gewoon worden wegbelast en wij allemaal met een klein pensioen en sterk gestegen lasten zullen blijven zitten. En dan hebben we het nog niet over onze vermogens, waar de politiek ook een begerig oog op heeft laten vallen. De Commissie Van Dijkhuizen moet daar nog over adviseren maar wij mogen niet gerust zijn op de uitkomst. Redactie: Rob de Brouwer e-‐mail:
[email protected]
6