Nieuws Jaargang 7 - Nr. 4
brief
Driemaandelijks - December 2008
BELGIË P.B. 1750 LENNIK 1 BC5759 AFGIFTEKANTOOR 1750 LENNIK 1 - P.309387
Editoriaal
Onafhankelijkheid & transparantie Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 2800 Mechelen Telefoon 03-886 51 77 kantoor Discart 03-218 28 28 kantoor Brackeva 015-21 95 75 kantoor Van Lierde Fax 015-21 02 12
kantoor Van Lierde
E-mail
[email protected] Website www.cvg.be Bank 068-2321248-65 Raad van Beheer Guido Discart Voorzitter Marc Brackeva Ondervoorzitter Jan Eyskens Penningmeester Johan Van Lierde Secretaris Marc Beerten Paul Bruloot Peter Coene Frank De Smet Gilbert De Wilde Francis Snoeck Patrick Van Buggenhout Peter Van Noten Productie Vanwittenbergh&Partners Verantwoordelijke uitgever Guido Discart Veemarkt 25, 2800 Mechelen
De laatste maanden daverde het bank- en financiewezen wereldwijd op zijn grondvesten. De Amerikaanse rommelkredieten, subprimes en andere ‘derivaten’ hadden het mondiale financiële systeem danig geïnfecteerd en dodelijk besmet. In België was de ravage enorm. Alle grootbanken incasseerden onnoemlijke verliezen, met als uitschieter Fortis dat terug werd opgesplitst in een Nederlandse en Belgische poot. Het Nederlandse deel ging terug naar ABN-Amro. Het overblijvende Belgische Fortisdeel verkaste naar het Franse BNP-Paribas. Miljarden euro kapitaal ging in rook op. Men spreekt van de grootste kapitaalvernietiging sinds de beurscrash van 1929. De aandeelhouders, groot en klein, bloeden en zien de beurswaarde van hun aandeel als sneeuw voor de zon wegsmelten. En de overheid, dit wil zeggen indirect de belastingbetaler, moest als een ‘deus ex machina’ en redder in nood overgaan tot het hernationaliseren en herkapitaliseren van de noodlijdende banken, die zich in de internationale kredietcrisis overspeeld blijken te hebben. Het internationale kapitalisme en de ‘vrije markt’ zijn onderuit gegaan en hebben tot scha en schande hun zwakte vertoond: een
schrijnend gebrek aan ona ankelijk oordeel en transparant handelen binnen het kluwen van de financiële markten. Inmiddels is de eindeloze reeks van gerechtelijke procedures, processen, aanklachten en verdachtmakingen tegen het topmanagement van Fortis op gang geschoten. Het Fortisdossier wordt nog verder bezwaard door de ‘graaicultuur’ van riante uitstap- en ontslagvergoedingen die de Fortisdirectie voor zichzelf voorzag.
2 • DECEMBER 2008 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Vervolg Editoriaal En graaf Lippens, prediker van ‘deugdelijk bestuur’, zoals de ‘corporate governance’ in de Code Lippens werd benoemd, blijkt zijn eigen code verwaarloosd te hebben door gevoelige informatie blijkbaar niet te hebben meegedeeld en cijfers in een verkeerde context te hebben geplaatst. Uit gans dit Shakespeareaanse drama komen enkele weerkerende hoofdlijnen naar voor: ondoorzichtige besluitvorming, naar hoogmoed neigende grootheidswaan van meerdere bestuurders, gebrek aan écht ona ankelijke bestuurders volgens de ‘corporate governance’, het schromelijk overboord gooien van de regels van deugdelijk bestuur, de nood aan meer actieve en preventieve controle vanwege de overheden ten overstaan van de laksheid van de geëigende toezichtorganen, enz. Kortom, nogmaals is bewezen hoe essentieel twee kernbegrippen zijn in het voeren van deugdelijk bestuur: onafhankelijkheid en transparantie. Het zijn in zekere zin ook twee cruciale kernwaarden bij een deugdelijke maatschappelijke ordening. Wat heeft dit verhaal te maken met ons beroep? Het wezen van ons rechtsbestel en de basisregels van billijkheid zijn gebaseerd op ona ankelijkheid in de rechtspraak en maximale transparantie in de procedures. Binnen de praktische rechtsuitvoering is het juist de gerechtsdeurwaarder die als openbaar ministerieel ambtenaar borg moet staan voor het handhaven van deze twee kernwaarden die het fundament vormen van het publiek handelen in ons maatschappelijk model. In het voorstel van statuut en deontologische code die de CVG voorstaat, zijn deze noties ‘ona ankelijkheid & transparantie’ de uitgangspunten bij de integere werking van ons beroep. Het is in tijden van crisis dat men de ware verhoudingen en de eeuwige kernwaarden leert kennen. Door de aard van ons ambt en ons geregeld optreden in crisissituaties heeft de gerechtsdeurwaarder een bijzondere aandacht voor deze twee kernbegrippen rond ona ankelijkheid en transparantie. Het ondoordacht ‘commercialiseren’ (wat men nu ‘vermarkten’ noemt) of ‘privatiseren’ van de kerntaken van ons beroep zou impliciet ook een reëel risico inhouden om in plaats van een ona ankelijke en transparante rechtsgang te handhaven, te verglijden naar een ondoorzichtige en willekeurige rechtsafgang. Uit al deze turbulenties van de laatste maanden is één zaak duidelijk geworden die zich als een paradox laat gelden: ons vrije marktsysteem heeft nood aan een ona ankelijk en transparant reguleringskader. Binnen ons gerechtelijk systeem en de gerechtelijke uitvoeringspraktijk staat de gerechtsdeurwaarder mede borg voor de ona ankelijke en transparante rechtsuitvoering. Een behoedzame overheid zal in deze context de missie en de opdrachten van de gerechtsdeurwaarder verder definiëren. Guido Discart Voorzitter CVG
3
Verslag Algemene Vergadering CVG - 1 december 2008 Op maandag 1 december 2008 werd in de Stadsschouwburg te Sint-Niklaas de jaarlijkse statutaire Algemene Vergadering van de vzw. Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders (CVG) gehouden. De voorzitter Guido Discart diende in laatste instantie wegens risicovolle weersomstandigheden bij zijn herstelperiode alsnog af te haken, maar hield er aan om zijn welkomstwoord te laten voorlezen.
Woord van de voorzitter
Voorzitter Guido Discart aan het woord: “Na een te lange afwezigheid mag ik u terug van harte welkom heten op deze statutaire Algemene Vergadering. Nu ik de zaken noodgedwongen wat meer op afstand heb moeten bekijken en ook een zee van tijd had om over één en ander na te denken, ben ik méér dan ooit overtuigd van de juiste koers die we tot hier toe met de CVG gevaren hebben. Tijdens mijn langdurige afwezigheid heeft de Raad van Bestuur van de CVG zeer actief verder gewerkt. Voor en achter de schermen zijn er de laatste maanden een aantal dossiers in beweging en in stroomversnelling. Deze zomer op 24 juni ontving de CVG in De Warande in Brussel de leden van de Commissies Justitie van Kamer en Senaat voor een nadere informele kennismaking met de CVG, onze werking en onze verzuchtingen. Heel wat commissieleden zijn op deze uitnodiging ingegaan. In onze laatste Nieuwsbrief is van deze ontmoeting een uitgebreid verslag te vinden. Bij deze gelegenheid werd ook de “Codex Gerechtsdeurwaarders 2008” officieel voorgesteld, die tot stand kwam onder impuls van onze bestuurder Francis Snoeck in samenwerking met Knops Publishing. De CVG is fier deze Codex te kunnen aanbieden aan al onze leden. In de loop van oktober ontving een delegatie van onze Raad van Bestuur in Antwerpen een afvaardiging van onze Nederlandse confraters, de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, met onder meer professor Jongbloed, voor uitwisseling van manieren van werken en afstemming van de violen. Uit deze regelmatige contacten met onze Nederlandse confraters hopen we ook voor de CVG en ons beroep leerzame lessen te kunnen halen. Op 27 oktober werd ook in samenwerking met Knops Publishing en met TV-doelgroepzender Vitaya een multimediaal informatie-initiatief in Brussel voorgesteld onder de titel “ Mijd Meer Miserie “. De CVG heeft aan dit initiatief zijn volle medewerking gegeven. In een TV-reeks met webstek en publicatie van boek lopen er momenteel vanaf 2 november op doelgroepzender Vitaya op zondagavond een 13-tal uitzendingen die op een zeer begrijpelijke manier juridische informatie geven voor burgers die problemen of vragen hebben die zich in het leven van alledag afspelen, zoals bijvoorbeeld bij waterschade, openstaande facturen, huurbetwistingen, enzovoort. De belangrijkste taken van de gerechtsdeurwaarder – met name: vaststellen, invorderen en bemiddelen – komen hierbij steeds aan bod. Voor de CVG is dit initiatief een eerste opportuniteit en “proef
op de som” om naar een ruimer publiek te communiceren en te leren omgaan met de nieuwe media. We zullen naderhand gans dit project op de gepaste wijze evalueren en zien hoe we onze medewerking aan dergelijke programma’s nog op een breder forum kunnen valoriseren. Achter de schermen en telkens in overleg met de Nationale Kamer werd er de laatste maanden ook heel wat werk geleverd. Onze bestuurder Patrick Van Buggenhout volgt hier namens de CVG en voor het collectief belang heel wat dossiers op, waaronder het opstarten van het Centraal Bestand van Beslagberichten en de fameuze GSB, de Gerechtsdeurwaarderbus, de meest complexe en ambitieuze projecten zijn. En hier op deze plaats wil ik toch eens benadrukken dat Patrick Van Buggenhout reeds maanden achter de schermen met een onverdroten inzet en ettelijke overlegvergaderingen aan deze moeilijke dossiers werkt. Dit was en is een geduldig werk van lange adem, waarbij men niet altijd de vooruitgang en de resultaten op het podium kan uitbazuinen. We staan nu dicht bij de eerste zichtbare resultaten. Het is ook nodig dat we op deze Algemene Vergadering ook eens één en ander klaar en duidelijk stellen. Want het is geen geheim te zeggen dat er de laatste tijd ten aanzien van de werking van de CVG en de persoon van Patrick Van Buggenhout geruchten worden verspreid of de ronde doen die op zijn minst niet correct zijn. Ik wens nog eens duidelijk te maken dat hét hoofddoel van de CVG is de collectieve toekomst van ons beroep mee helpen veilig te stellen en aan te passen aan de actuele noden van de justitie en de rechtzoekende burger. Dit gebeurt met aanwezig te zijn waar de beslissingen worden voorbereid en genomen, door toelichting van onze dossiers bij parlementsleden, bij de administratie, bij ministers en op kabinetten. De inspanningen en onverdroten inzet die Patrick Van Buggenhout hiervoor reeds gedaan heeft, mogen nu ook eens vermeld worden. Dat er confraters zijn die onder meer naar aanleiding van recente voorstellen rond de inning van fiscale en niet-fiscale invorderingen in opdracht van de Vlaamse belastingsdienst VLABEL menen te moeten dreigen met juridische acties tegen de Nationale Kamer en indirect tegen de CVG, getuigt niet van groot strategisch noch tactisch inzicht in wat er allemaal wordt gedaan om ons beroep collectief en structureel te verankeren in de uitvoerende rechtspraktijk en bij de administratie. Het is enkel met vereende krachten en in open discussie dat we voor ons ambt een dynamische en levensvatbare toekomst voor eenieder kunnen veilig stellen.”
Toelichting Patrick Van Buggenhout
Na deze inleiding gaf CVG-bestuurder Patrick Van Buggenhout met onversneden bewoordingen een overzicht van de werkzaamheden die de laatste maanden werden uitgeoefend. Tevens gaf hij enige repliek op kritische bedenkingen die informeel de ronde doen. Patrick Van Buggenhout aan het woord: “ De vraag die ik me vanuit de Raad van Bestuur van de CVG steeds voor ogen houd, is of we met respect voor de CVG-leden en de confraters onze
4 • DECEMBER 2008 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Verslag Algemene Vergadering CVG - 1 december 2008 werking waard zijn. Ik kan u zeggen dat we een belangrijk CVGjaar achter de rug hebben, waarbij ik heel goed besef dat het niet altijd naar de buitenwereld duidelijk is waarbij we allemaal betrokken zijn, en dit in samenspraak met de Nationale Kamer. Een greep uit onze activiteiten: we maken deel uit van het expertisenetwerk van de procureurs-generaal, we zijn met Peter Van Noten present in de verschillende armoedeplatforms en houden zo de vinger aan de pols met de schuldenproblematiek, we zijn telkens aanwezig bij de besprekingen in de Commissies Justitie van het Parlement, we hebben overleg met de studiediensten van alle politieke partijen, we zijn aan de operationele fase van het complexe dossier van de uitbouw van het Centraal Bestand van Beslagberichten, enz. In stilte is er veel werk gedaan, ook omdat het noodzakelijk is om jezelf een zekere zwijgplicht op te leggen en geen voorbarige zaken aan te kondigen, waardoor soms de perceptie kan ontstaan dat je te weinig communiceert naar de achterban. In dit opzicht getuigt het van een gebrek aan respect om te stellen dat we het eigenbelang of enkel het belang van een beperkte kring van confraters zouden laten primeren.” Voorts gaf Patrick Van Buggenhout omstandig toelichting en zijn visie rond het dossier VLABEL en het protocol rond de inning van fiscale en niet-fiscale vorderingen. De aanleiding van het nieuwe protocol is het stopzetten van de samenwerking met CIPAL. Inmiddels werd er heel wat nonsens verspreid door bepaalde confraters. Het is de opdracht vanuit de Vlaamse administratie en de Vlaamse Belastingdienst VLABEL om met gecentraliseerde aanspreekpunten te werken die de coördinatie voor de invorderingen waarnemen. Hiervoor werd een protocol met de administratie onderhandeld en een lastenboek uitgeschreven om in eerste instantie het invorderingswerk binnen het corps van gerechtsdeurwaarders te houden, zowel aan de bovenkant als aan de onderkant, met andere woorden vanaf de aanmaningsfase en incasso tot de gerechtelijke uitvoeringsprocedure. Dit protocol werd tevens goedgekeurd door de Inspectie van Financiën. Het aangegane protocol dat vanuit de Nationale Kamer werd onderhandeld draagt er toe bij om op basis van objectieve criteria de werkverdeling te gunnen en het als dusdanig weg te trekken uit het politieke “voorspraakcircuit”. Dat er nu vanuit het eigen corps door bepaalde confraters zou worden geprocedeerd met het verzoek om het protocol ongedaan te maken op basis dat het “gelijkheidsbeginsel” zou geschonden worden, getuigt volgens Patrick Van Buggenhout van een grote kortzichtigheid en gebrek aan strategische visie. Men moet duidelijk weten wat men wil: ofwel houden we het werk binnen ons corps, ofwel kiest men voor gunningprocedures die op de Europese openbare markt te grabbel worden gegooid. Tot slot riep Patrick Van Buggenhout op tot enig respect voor en vertrouwen in de voorgestelde aanpak, vermits er in de toekomst nog andere samenwerkingsprotocols op stapel staan die het ganse corps van gerechtsdeurwaarders aanbelangen en niet te herleiden zijn tot zel ediening van een paar confraters.
Enquête
Marc Brackeva gaf melding dat de in het vooruitzicht gestelde enquête en actualisering omtrent de globale financiële en bedrijfseconomische impact van ons beroep vooralsnog niet afgerond kon worden, vermits er tot nog toe te weinig antwoorden werden teruggestuurd. Er zal de komende weken in elk geval nogmaals aangedrongen worden op het aangeven van de gevraagde kerncijfers, zodat deze op een relevante manier kunnen verwerkt worden. Deze enquête vormt een essentiële “ boordtabel “ om het macroeconomische belang van ons beroep objectief in kaart te brengen.
Statutaire plichtplegingen: jaarrekening, lidmaatschapsbijdrage, samenstelling Raad van Bestuur
Vervolgens werden de statutaire plichtplegingen afgehandeld met goedkeuring van de gecertifieerde jaarrekening over 2007, die trouwens ter inzage ligt van alle CVG-leden. De jaarrekening over 2008 en budgettering voor 2009 wordt eind december conform afgesloten. De lidmaatschapsbijdrage voor het komende werkingsjaar 2009 blijft gelijk aan de huidige ledenbijdrage: 400 euro voor gewone leden, 250 euro voor leden die max. 3 jaar gerechtsdeurwaarder zijn, 125 euro voor kandidaat-deurwaarders. CVG-bestuurder Luc Verschueren hield er aan zijn mandaat ter beschikking te stellen om persoonlijke redenen. Er zijn twee nieuwe kandidaturen als bestuurslid aangemeld: Peter Van Noten en Peter Coene, die unaniem worden aangenomen als lid van de Raad van Bestuur. Confrater Luc Verschueren wordt van harte bedankt voor zijn inzet en bijdrage als lid van de Raad van Bestuur.
Toelichting NV Informa
Ter afronding van deze Algemene Vergadering gaf Gerben Wauters van de NV INFORMA een uitgebreide en gedocumenteerde uiteenzetting over “Vermogensplanning, pensioenplanning en successieproblematiek” vanuit een geïntegreerde visie. Vertrekkend vanuit de huidige financiële situatie en onzekere marktsituatie gaf Gerben Wauters als ona ankelijk financieel expert een analyse omtrent een goede financiële planning én spreiding die de basis vormt van een evenwichtig rendement op het eigen vermogen. Tevens werden de fiscale aspecten en de “he oomeffecten” in kaart gebracht bij een gespreide vermogensplanning. De Algemene Vergadering werd besloten met een informele drink en geanimeerde nabespreking onder de takrijk opgekomen CVG-leden.
(verslag: Godfried van de Perre)
5
“Mijd Meer Miserie“, multimediaal informatie-initiatief In samenwerking met Knops Publishing en de TV-zender Vitaya stelde de CVG in De Warande te Brussel op 27 oktober 2008 het multimediaal informatie-initiatief voor onder het thema “Mijd Meer Miserie”. Doelstelling is om op de meest begrijpelijke manier juridische informatie te geven over dagelijkse juridische problemen waarmee de rechtzoekende burger geconfronteerd wordt als consument, eigenaar, huurder,enz. De basis van dit multimediaal initiatief is een televisiereeks op doelgroepzender Vitaya, die onder de titel “Mijd Meer Miserie” vanaf 2 november dertien weken lang op zondagavond op Vitaya te zien is. Alle TV-uitzendingen zullen ook te bekijken zijn op www.advocatennet.be. Wekelijks komt er een specifiek onderwerp aan de orde waarbij de rol en de belangrijkste taken van de gerechtsdeurwaarder anno 2008 – vaststellen, invorderen en bemiddelen – aanschouwelijk aan bod komen. Naast de TV-uitzendingen, komt er ook nog een website en de publicatie van een boek “Mijd Meer Miserie” dat later verschijnt onder redactie van prof. Dr. Nan Torfs en meester Liliane Versluys. Iedereen heeft wel eens problemen, vragen, moeilijkheden met zijn of haar bank, werk, buren, partner, ouders…. Iedereen wordt in zijn dagelijks leven vroeg of laat geconfronteerd met een begrafenis, huwelijk, aankoop of huur van een woning, met problemen op vlak van gezondheid, opvoeding, financiën… Allerlei problemen waardoor de rechtzoekende al te vaak beroep dient te doen op een makelaar, verzekeraar, advocaat,… Door op een positieve en uitnodigende manier actuele onderwerpen juridisch te belichten, informeert “Mijd Meer Miserie” hoe men problemen eerder kan voorkomen. Hierbij worden de belangrijkste taken en mogelijke tussenkomsten van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van concrete situaties toegelicht en in beeld gebracht. •Men lijdt bijvoorbeeld waterschade. Zodra de gerechtsdeurwaarder de vaststelling doet, beschikt men over een officieel document om de schade aan te tonen en om een aangifte bij de verzekeringsmakelaar te vergemakkelijken. Zo vermijdt men meer miserie. •Hoe kan men sneller aan zijn geld komen, wanneer een openstaande factuur niet wordt betaald? •Wat kan de gerechtsdeurwaarder voor iemand doen, wanneer hij zijn schulden niet meteen kan betalen? •Wat kan je doen tegen een medische fout? •Wie draait op voor de begrafeniskosten wanneer de familie hopeloos in ruzie ligt? •Wat kan je doen als je reiskoffers veel te laat op je vakantiebestemming komen?, enz. Daarnaast worden bruikbare tips, toegankelijke juridische informatie, nuttige adressen en websites gegeven om problemen te voorkomen.
“Mijd Meer Miserie” zorgt voor een leidraad en kompas in het complexe juridische netwerk om de hulpbehoevende correcte en concrete informatie aan te bieden. Doelgroepen zijn zowel de diverse professionele dienstverleners, zoals gerechtsdeurwaarders, advocaten, notarissen, bankiers, verzekeringsmakelaars, fiscalisten, vermogensplanners, privé-detectives… maar ook “ Jan-met-de-pet” en de gewone burger die op zoek is naar een toegankelijk en betrouwbaar juridisch advies. De medewerking aan dit initiatief past helemaal in de missie van de CVG voor een meer proactieve communicatie over ons beroep en biedt tevens een goede opportuniteit en leerschool om op een meer ongedwongen en toegankelijke manier ons beroep en de kerntaken van de gerechtsdeurwaarder kenbaar te maken bij een groter publiek.
Vanaf 2 november 2008 – 13 weken lang elke zondagavond om 18u40 op TV-zender Viataya – “Mijd Meer Miserie”. Tevens zijn achteraf alle afleveringen te bekijken op website www.advocatennet.be Op deze website is eveneens meer informatie in detail over het thema van de uitzending beschikbaar. Het boek “Mijd Meer Miserie” is een van uitgave Knops Publishing onder redactie meester Liliane Versluys en prof. Dr. Nan Torfs en verschijnt na afloop van de TV-reeks.
6 • DECEMBER 2008 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Dossier
Verplichtingen inzake registratierechten en BTW bij openbare verkoop van lichamelijke roerende goederen door het ambt van gerechtsdeurwaarder. De wetgeving inzake belasting over de toegevoegde waarde, die met ingang van 1 januari 1971 in werking trad nadat ze bij Wet van 3 juli 1969 in ons land was ingevoerd, was er de oorzaak van dat ter vermijding van dubbele heffing van BTW en registratierechten, verscheidene aanpassingen aan het Wetboek der registratierechten (W. Reg.) noodzakelijk waren. Een van deze aanpassingen, tot stand gebracht door de Wet van 10 juli 1969 — die ook pas op 1 januari 1971 de beoogde uitwerking had — betrof het evenredig registratierecht op de prijs en de lasten van openbare verkopen van lichamelijke roerende goederen. Zulke verkopen zijn immers in principe aan BTW onderworpen, indien ze plaatsvinden op verzoek van een BTW-plichtige en betrekking hebben op roerende goederen die verband houden met de uitoefening van diens economische activiteit. Daarom werd voor die verkopen een vrijstelling van het registratierecht gevestigd. Uiteraard bleef in weerwil van die vrijstelling de algemene regel overeind, dat een door gerechtsdeurwaarder opgesteld proces-verbaal van openbare verkoop van lichamelijke roerende goederen, bij registratie aan het evenredig recht van 5 % onderworpen is. De uitzondering op die regel is immers enkel van toepassing ten aanzien van roerende goederen die toebehoren aan een BTW-plichtige die ze bestemt of gebruikt voor de behoeften van een economische activiteit die tot BTW-plicht aanleiding geeft. In de navolgende bijdrage wordt onderzocht in welke omstandigheden en onder welke voorwaarden bij openbare verkoop het evenredig registratierecht wordt geheven en in welke omstandigheden en onder welke voorwaarden die heffing moet worden vervangen door deze van de BTW.
A. Evenredig Registratierecht A.1. Beknopt overzicht De artikelen 77 en 79 W. Reg., die van toepassing zijn in de drie Gewesten, bepalen dat het evenredig recht voor de openbare verkopingen van lichamelijke roerende goederen wordt vastgesteld op 5 % en wordt geheven op de in artikelen 45 en 231 vastgestelde grondslag. Concreet betekent zulks, dat het recht van 5 % wordt vereffend op de toewijzingsprijs en lasten, en bij gebreke daaraan, op het hoogste bod. Artikel 80 W.Reg. bepaalt dat van het evenredig recht worden
vrijgesteld en onderworpen zijn aan het vast recht, de openbare verkopingen op verzoek van iemand die handelt als belastingplichtige in de zin van de wetgeving op de belasting over de toegevoegde waarde
A.2. Het begrip “openbare verkoping” Het is evident dat het begrip ‘openbare verkoping” vereist dat de te koop gestelde goederen openbaar te koop worden aangeboden. Dit veronderstelt het verkrijgbaar stellen van die goederen aan een toeloop van gegadigden, die door middel van advertenties of aanplakbiljetten, of op enige andere wijze, tot de verkoping worden opgeroepen, in zulke omstandigheden dat de toegankelijkheid tot de verkoping of het recht om biedingen te doen niet aan bepaalde aangewezen personen is voorbehouden. Het begrip “openbare verkoping” vereist tevens een openbare concurrentie tussen de verschillende bij de verkoping opgekomen gegadigden, waardoor finaal een van hen, boven de anderen, tot koper wordt verkozen. Opdat een verkoop “openbaar” zou zijn, is tenslotte ook een “toewijzing” vereist. Artikel 231 W. Reg. bepaalt dienaangaande, dat als “toegewezen” wordt beschouwd en aan het door artikel 77 vastgesteld evenredig recht van 5 % is onderworpen, ieder roerend voorwerp waarvan het openbaar te koop stellen door een openbaar aanbod of een openbaar gemaakt aanbod is gevolgd, ongeacht wie het aanbod heeft gedaan en welke de modaliteiten van de verkoop zijn en ongeacht of al dan niet toewijzing plaatsheeft. Het recht is evenwel niet verschuldigd indien de werkende openbare officier onmiddellijk na ontvangst en bekendmaking van de aanbiedingen, “verkondigt” en zulks in het proces-verbaal aantekent, dat het te koop gesteld voorwerp “ingehouden” wordt. De uitdrukking “verkondigt” duidt op het gebruik van het gesproken woord. Het uitspreken van het woord “ingehouden” is dus nodig, en wel op zulke wijze dat het door een gewoon oplettend publiek moeiteloos kan worden verstaan. Inhouding kan niet geldig gebeuren op een niet-mondelinge wijze, zoals bijvoorbeeld door het maken van een overeengekomen teken (Cass. 13 april 1956, Rec. Gén. Enr. Not nr. 19.706). Uit het voornoemd artikel 231 W. Reg. volgt, dat het evenredig recht van 5 % normaal verschuldigd is op de toewijzingsprijs, of op het hoogste aanbod, wie ook de persoon moge zijn aan wie de koop wordt toegewezen. Het recht is bijgevolg ook eisbaar bij toewijzing aan de verkoper zelf of bij toewijzing aan een mede-veiler.
7
A.3. Voor de toepassing van artikel 77 W. Reg. voorgeschreven formaliteiten A.3.1. Toewijzing door openbare officieren Krachtens artikel 226, eerste lid, W. Reg. mogen lichamelijke roerende voorwerpen bij openbare toewijzing, in principe slechts ten overstaan en door het ambt van een gerechtsdeurwaarder worden verkocht. De gerechtsdeurwaarders delen die bevoegdheid echter met de notarissen. Het door deze openbare officieren opgesteld proces-verbaal van de toewijzing, moet verplicht aan de formaliteit van de registratie worden onderworpen bij toepassing van artikel 19, 10 W. Reg. en ter registratie worden aangeboden binnen vier dagen wanneer het proces-verbaal door een gerechtsdeurwaarder is opgesteld, of binnen vijftien en wanneer het is opgesteld door een notaris. Overeenkomstig de tekst van voornoemd artikel 226, moet de
openbare verkoop plaatsvinden “ten overstaan van”, anders gezegd onder de werkelijke leiding van de gerechtsdeurwaarder, of de notaris, die bij al de verrichtingen van de verkoping aanwezig moet zijn. Zijn tussenkomst is evenwel alleen vereist voor de eigenlijke openbare verkoop. De organisatie van de verkoop zelf, de voorafgaande ruchtbaarheid die eraan moet worden gegeven, enz. mogen het werk zijn van derden. A.3.2. Voorafgaande kennisgeving Ingevolge artikel 227 W. Reg. moet de gerechtsdeurwaarder die belast is met de openbare verkoop van roerende voorwerpen die niet toebehoren aan de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten, de provinciën, de gemeenten en de openbare instellingen, hiervan vooraf kennis geven aan de ontvanger van de registratie in wiens ambtsgebied de openbare verkoop zal plaatsvinden.
8 • DECEMBER 2008 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
De ontvanger reikt een ontvangstbewijs uit ingeval de bedoelde kennisgeving hem werd overhandigd of hem niet werd toegezonden bij ter post aangetekende brief. De kennisgeving, die gedateerd en ondertekend moet zijn, vermeldt de naam, voornamen, hoedanigheid en woonplaats van de instrumenterende gerechtsdeurwaarder, de naam, voornamen en woonplaats van de verzoeker, alsmede de plaats, dag en uur waarop de verkoop zal plaatsvinden. Wanneer verscheidene gerechtsdeurwaarders hun ambten in een gemeenschappelijk ambt hebben verenigd, moet de voorafgaande kennisgeving de gerechtsdeurwaarder vermelden die de verkoop zal leiden, ook al werd de kennisgeving door al de gerechtsdeurwaarders-vennoten ondertekend. Een kennisgeving die ondertekend is door alle gerechtsdeurwaarders-vennoten, doch zonder aanduiding van degene die zal instrumenteren, is onregelmatig en geeft aanleiding tot de heffing van een boete van 25 EUR (administratieve beslissing van 20 februari 1963, nr. E.E./77.889, Rep. RJ, nr. R227/01-01). De kennisgeving moet enkel de naam van de verzoeker vermelden, zelfs indien hij goederen doet te koop stellen die niet zijn eigendom zijn of die eigendom zijn van verschillende personen. Evenwel, indien er verscheidene verzoekers zijn, dan moeten zij allen in de kennisgeving worden vermeld, tenzij het gaat om medebelanghebbende verzoekers, zoals erfgenamen of medeeigenaars in onverdeeldheid. In zo’n geval is het voldoende de naam van één van hen te vermelden, gevolgd door de woorden “en consoorten”. Een omstandige opgave van de te verkopen voorwerpen is niet vereist. Indien ze niettemin in de voorafgaande kennisgeving worden vermeld, dan moet deze juist en volledig zijn, anders geldt ze slechts voor de opgegeven voorwerpen. De kennisgeving is niet vereist wanneer een uit zijn aard onroerend goed en lichamelijke roerende voorwerpen aangewend tot de dienst en de exploitatie van dit onroerend goed samen, in blok, openbaar worden te koop gesteld Anders is het, wanneer het uit zijn aard onroerend goed en de roerende voorwerpen afzonderlijk openbaar worden te koop gesteld. In dit geval moet de voorafgaande kennisgeving worden gedaan, ook al is er bepaald dat er na de tekoopstelling van al de loten een tekoopstelling van het geheel zal zijn en de toewijzing zal geschieden aan de meest biedende (administratieve beslissing van 7 juli 1972, nr. E.E.182.856, Rep. RJ. nr. R227/02-01). Eén voorafgaande kennisgeving is voldoende voor een openbare verkoop die is gespreid over verschillende zitdagen, op voorwaarde dat dag, uur en plaats van de zitdagen wordt vermeld. Zelfs indien de kennisgeving deze gegevens niet bevat, wordt er van uitgegaan dat geen nieuwe kennisgeving vereist is, indien in het proces-verbaal van het einde van de zitting wordt vermeld dat de verkoop zal worden voortgezet op een nieuwe zitdag waarvan de datum en het uur worden aangegeven, mits de voortgezette verkoop op dezelfde plaats gehouden wordt. De voorafgaande kennisgeving mag ook betrekking hebben op meer dan één openbare verkoop, te houden op dezelfde dag of op verschillende dagen, zelfs op verzoek van verscheidene personen, op voorwaarde dat de kennisgeving, ten aanzien van iedere verkoop, de door de wet vereiste inlichtingen verschaft. De ontstentenis van kennisgeving wordt bestraft met een geld-
boete van 25 EUR, ook al werd geen enkel voorwerp toegewezen of had de openbare verkoop betrekking op voorwerpen die bij toepassing van artikel 80 W. Reg. van het evenredig recht zijn vrijgesteld (verkoop op verzoek van een BTW-plichtige of verkoop van inlands hout). Een onvolledige kennisgeving geeft eveneens aanleiding tot de heffing van een boete van 25 EUR. A.3.3. Opstellen van een proces-verbaal van de openbare verkoop Artikel 230 W. Reg. schrijft voor, dat de verkoophoudende openbare officier — in het hier beoogde geval de gerechtsdeurwaarder — een proces-verbaal van de openbare verkoop moet opstellen. De opstelling van dit proces-verbaal is aan strikte vormvoorwaarden onderworpen. Krachtens artikel 228 W. Reg. moet de gerechtsdeurwaarder in het proces-verbaal de naam, voornamen, hoedanigheid en woonplaats van de verzoeker vermelden. Indien deze geen eigenaar is van de te koop aangeboden voorwerpen, dient ook de eigenaar (of de eigenaars) ervan te worden kenbaar gemaakt. Indien het een verkoop na overlijden betreft, dient eveneens de naam van de overleden eigenaar te worden vermeld. De datum van de overhandiging of van de verzending van de voorafgaande kennisgeving, moet in het proces- verbaal worden opgenomen. Voorts moet ieder toegewezen voorwerp onmiddellijk in het proces-verbaal worden opgetekend en ook de prijs moet voluit in letterschrift en buiten de linie nog eens in cijfers worden aangeduid. Na elke zitting wordt het proces-verbaal afgesloten en ondertekend. De ondertekening van het proces-verbaal door de verzoeker of door de eigenaar van de voorwerpen, is niet vereist. Wegens niet-vermelding in het proces-verbaal van de door artikel 228 W. Reg. voorgeschreven gegevens, loopt de verkoophoudende gerechtsdeurwaarder een geldboete van 25 EUR op (art. 229 W. Reg.). Voor elk toegewezen of als toegewezen beschouwd lot, dat niet onmiddellijk in het proces- verbaal wordt opgetekend, loopt de verkoophoudende gerechtsdeurwaarder een boete op die gelijk is aan twintigmaal het ontdoken registratierecht, met minimum van 25 EUR. Een gelijke boete wordt opgelopen door de verkoophoudende gerechtsdeurwaarder, voor elk lot dat in het proces-verbaal wordt opgegeven als onttrokken aan de verkoop wanneer de verklaring van “inhouding” niet werd gedaan, of voor elk lot waarvan de belastbare grondslag in het proces-verbaal vervalst of onvolkomen opgetekend werd, en zulks onverminderd eventuele correctionele straffen. Voor elk toegewezen lot waarvan de prijs in het proces-verbaal niet voluit in letters of niet in cijfers buiten de linie is aangeduid, wordt door de verkoophoudende gerechtsdeurwaarder een boete opgelopen van 12,50 EUR. A.3.4. Bijzondere heffingsregel van het evenredig recht van 5 % Hogerop werd al de aandacht gevestigd op het door artikel 231 W. Reg. ingestelde onweerlegbare vermoeden van toewijzing, met name dat als toegewezen wordt aangemerkt: ieder roerend voorwerp waarvan het openbaar te koop stellen is gevolgd door een openbaar aanbod of een openbaar gemaakt aanbod, ongeacht of al dan niet een toewijzing plaatsvond.
9
Zoals reeds aangegeven, is het dus voor het vorderen van het evenredig recht van 5 % van geen belang, dat een te koop gesteld voorwerp wordt toegewezen aan de verkoper zelf of aan een mede-veiler. Het is ook zonder belang, dat de toewijzing gebeurt onder opschortende voorwaarde of onder voorbehoud van bekrachtiging door de verkoper. Artikel 231 W Reg. voorziet evenwel in een uitzondering wanneer de verkoop geschiedt op verzoek van een rechtspersoon en onderworpen is aan de machtiging, goedkeuring of bekrachtiging van de hogere overheid. In dit geval wordt niet afgeweken van de door artikel 17 van het W. Reg. ingestelde regel, dat de heffing van het evenredig recht wordt geschorst tot bij het intreden van de gebeurtenis.
A.4. Vrijstellingen van het evenredig recht Een onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de vrijstelling van het evenredig recht zonder vrijstelling van de vormvoorschriften bij toepassing van artikel 80 W, Reg. en, anderzijds, de vrijstelling van de vormvoorschriften bij toepassing van artikel 235 W. Reg. A.4.1. Vrijstellingen bij toepassing van artikel 80 W. Reg. Artikel 80, eerste lid, W. Reg., vermeldt nog altijd dat vrijgesteld zijn van het evenredig recht en onderworpen zijn aan het algemeen vast recht: 1° de openbare verkopingen op verzoek van iemand die handelt als belastingplichtige in de zin van de wetgeving op de belasting over de toegevoegd waarde; 2° de openbare verkopingen van goederen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van titel 1 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen; 3° de openbare verkopingen van inlands hout op stam of gekapt Artikel 80, tweede lid, bepaalt dat voor de onder 1° bedoelde verkopingen, het vast recht wordt geheven mits in het procesverbaal of in een geschrift dat bij het proces-verbaal dat voorafgaand aan de registratie is gevoegd, vermeld wordt bij welk kantoor de verkoper de periodieke aangiften voor de belasting over de toegevoegde waarde moet indienen. Op te merken valt, dat artikel 80, eerste lid, 2°, houdende vrijstelling voor de openbare verkopingen van de in de artikelen 2 en 3 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen bedoelde goederen, namelijk automobielen, motorrijwielen en andere motorrijtuigen voor vervoer te land, aanhangwagens voor deze voertuigen, jachten en plezierboten, vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en andere dergelijke toestellen en zweefvliegtuigen, door de afschaffing van de inschrijvingstaks ingevolge de wet van 25 maart 1993 tot wijziging van de belasting op de nieuwe en tweedehandse vervoermiddelen (B.S. 28 mei 1993) impliciet is opgeheven. Overigens wordt terloops vermeld, dat ook het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen is opgeheven en sedert 1 januari 2007 is ondergebracht in het Wetboek diverse rechten en taksen. Volgens de Aanschrijving nr. 11 van 10 juni 1993 van de BTW-ad-
ministratie, moet uit de impliciete opheffing van artikel 80, eerste lid, 2°, worden afgeleid dat de openbare verkopingen van de voornoemde goederen aan het evenredig registratierecht van 5% onderworpen zijn indien de verkoop op verzoek van een particulier doorgaat. De openbare verkopingen van deze goederen kunnen uiteraard de vrijstelling van artikel 80, eerste lid, 1° genieten, wanneer zij plaatsvinden op verzoek van een persoon die handelt als BTW-plichtige en het goed voor de uitoefening van zijn beroep heeft gebruikt of van een persoon die een BTWplichtige wederverkoper is. De vrijstelling op grond van artikel 80, eerste lid, 1° is toegelicht in het tweede gedeelte van deze bijdrage, aangaande de verplichtingen inzake belasting over de toegevoegde waarde. De vrijstelling waarin in algemene termen is voorzien hij artikel 80, eerste lid, 3° voor de openbare verkopingen van inlands hout, op stam of gekapt, is absoluut in die zin dat zij zelfs van toepassing is in geval van verkoop door iemand die niet de hoedanigheid van BTW-plichtige heeft (Memorie van Toelichting, wet 10 juli 1969, Parl. St., Kamer, B.Z. 1968, nr. 91/1, p. 4; Aanschr. nr. 76 van 16 november 1970, randnr. 50). Om deze vrijstelling van het evenredig recht te verkrijgen, vereist het procesverbaal van verkoop geen bijzondere vermelding. A.4.2. Vrijstelling van de vormvoorschriften Van de bij de artikelen 226 tot 233 W. Reg. bepaalde vormvoorschriften en boeten, worden door artikel 235 W. Reg. vrijgesteld de openbare verkopen: 1° van alle landbouwproducten, in instellingen waar de koopwaren uitsluitend openbaar bij opbod of bij afbod worden verkocht op bepaalde dagen en uren, die op bestendige wijze in de lokalen aangeplakt zijn; de vrijstelling is niet van toepassing op de markten (Aanschr. nr. 2630 van 26 juli 1962); 2° van eetwaren en van afgesneden bloemen in de voornoemde instellingen of op de markten; 3° van voorwerpen die in de openbare kassen van lening in pand zijn gegeven; 4° van zee- en binnenschepen.
B. Belasting over de toegevoegde waarde B.1. Algemeenheden Aan de BTW zijn onderworpen, de leveringen van goederen, verricht onder bezwarende titel door een belastingplichtige, die in zijn hoedanigheid van belastingplichtige die leveringen verricht en zelfstandig optreedt, dus niet als particulier. De hoedanigheid van belastingplichtige voor de toepassing van de BTW (BTW-plichtige) wordt toegekend aan ieder die een economische activiteit verricht, zoals onder meer de werkzaamheden van een fabrikant of een handelaar, de uitoefening van een vrij beroep of daarmee gelijkgesteld beroep, enz. De omstandigheid dat een economische activiteit zou zijn vrijgesteld van BTW, belet geenszins dat degene die de vrijstelling geniet, desondanks de hoedanigheid van BTW-plichtige bezit voor die activiteit.
10 • DECEMBER 2008 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Inzake BTW wordt onder goederen verstaan, de lichamelijke goederen, waaronder de roerende goederen. Als een levering van een goed wordt onder meer beschouwd, het feit waarbij een goed ter beschikking van de verkrijger wordt gesteld ingevolge een contract tot overdracht.
B.2. De vrijstelling van artikel 80, eerste lid, 1° W. Reg. Uit het voorafgaande kan worden besloten, dat een openbare verkoop van lichamelijke roerende goederen die wegens hun aard geschikt zijn om te worden aangewend voor de behoeften van de economische activiteit van een BTW-plichtige, als een aan de BTW onderworpen levering moet worden aangemerkt wanneer de openbare verkoop op verzoek van de BTW-plichtige plaatsvindt. Dit wordt overigens bevestigd door de vrijstelling van het evenredig registratierecht waarin artikel 80, eerste lid, 1° W. Reg. voorziet. Deze vrijstelling geldt ongeacht de categorie van BTW-plichtigen waarbij de eigenaar van de te verkopen goederen is ingedeeld. Zo kan de vrijstelling op grond van artikel 80, 1°W. Reg. worden toegepast op de openbare verkoop van lichamelijke roerende goederen ten verzoeke van onder meer: •een fysieke persoon, een Com.V., een V.O.F. of een BVBA, die krachtens artikel 56 § 1 W.I3TW en het uitvoeringsbesluit nr. 2 van 7 november 1969, aan de hand van forfaitaire grondslagen van aanslag wordt belast (“forfaitaire” belastingplichtigen); •een “kleine onderneming”, natuurlijk persoon of rechtspersoon, waarvan de jaaromzet gerealiseerd tijdens het voorgaand kalenderjaar niet meer bedraagt dan 5.580 EUR (art. 56 § 2 W. BTW en uitvoeringsbesluit nr. 19 van 29 december 1992); •een “landbouwondernemer” die ten aanzien van zijn gehele werkzaamheid onderworpen is aan de bijzondere regeling ingesteld door artikel 57 W. BTW en het uitvoeringsbesluit nr. 22 van 15 september 1970. Hierbij valt op te merken, dat het voor de toepassing van de vrijstelling van het evenredig registratierecht, zonder belang is dat de levering die ten gevolge van de openbare verkoop plaatsvindt, niet effectief aan BTW is onderworpen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor leveringen door “landbouwondernemers” die de bijzondere regeling van artikel 57 W. BTW genieten en voor leveringen door “kleine ondernemingen” als bedoeld in artikel 56 § 2 W. BTW. Dat is eveneens het geval voor leveringen door zogenaamde “vrijgestelde” belastingplichtigen, ook “belastingplichtigen zonder recht op aftrek” genoemd. Krachtens artikel 44 W. BTW zijn zij weliswaar vrijgesteld van BTW, bijvoorbeeld gerechtsdeurwaarders en advocaten, wat echter geenszins wegneemt dat zij belastingplichtigen zijn voor de toepassing van de BTW ofschoon zij niet de verplichtingen van “gewone” belastingplichtigen hebben. Hoe dan ook, voor het verschuldigd zijn van de BTW blijft uiteraard primordiaal, de vereiste dat de toegewezen goederen moeten samenhangen met de uitoefening van de economische activiteit die aanleiding geeft tot belastingplicht inzake BTW. Bij natuurlijke personen kan die samenhang soms reden geven
tot twijfel, gelet op de vermenging van het commerciële en het privé - patrimonium. Uit de tekst van artikel 80, eerste lid,1° blijkt duidelijk dat de vrijstelling waarin deze bepaling voorziet, slechts van toepassing is indien, en voor zover, de toegewezen lichamelijke roerende goederen verband houden met de beroepswerkzaamheid van de BTW-plichtige. In geval van openbare verkoop op verzoek van een BTW-plichtige van beroepsmaterieel en van huisraad dienende voor zijn privé-gebruik, is het evenredig registratierecht eisbaar op de huisraad (Aanschrijving 29 december 1977, Rec. Gén. Enr. Not., nr. 22.346/2). Er zal ook niet uit het oog worden verloren, dat de vrijstelling van artikel 80, eerste lid, 1° (heffing van het algemeen vast recht van 25 EUR in de plaats van het recht van 5 %) door artikel 80, tweede lid, ondergeschikt is gemaakt aan de vermelding in het proces-verbaal van de openbare verkoop, bij welk kantoor de verkoper zijn periodieke BTW-aangiften moet indienen. Als deze vermelding achterwege blijft, kunnen dus, strikt genomen, het evenredig registratierecht en de BTW samen verschuldigd zijn op de toewijzingsprijs van hetzelfde goed. Het spreekt voor zich, dat het bepaalde in artikel 80, tweede lid, niet van toepassing is ten aanzien van BTW-plichtigen die niet tot indiening van aangiften gehouden zijn, zoals “kleine ondernemingen” en “landbouwondernemers”. In deze gevallen wordt aan de vereiste van artikel 80, tweede lid, voldaan wanneer in het proces-verbaal van de openbare verkoop, of in een erbij gevoegd geschrift, voorafgaand aan de registratie, met opgave van redenen vermeld wordt dat de verkoop geen aanleiding geeft tot indiening van een BTW-aangifte (administratieve beslissing van 12juli 1978, Rec. Gén. Enr. Not., nr. 22.346.3). Om een beroep te kunnen doen op de vrijstelling van het evenredig registratierecht, moet de hoedanigheid van BTW-plichtige bestaan — of nog bestaan — op de dag van de openbare verkoop. Als regel geldt dat de hoedanigheid van BTW-plichtige van rechtswege verloren gaat op het tijdstip dat alle economische activiteiten definitief en volledig worden stopgezet. Hiervan kan voor een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid slechts sprake zijn wanneer de eigenaar, natuurlijke persoon, benevens de investeringsgoederen ook de eindvoorraad heeft uitverkocht. Een vennootschap verliest pas haar BTW-plichtigheid vanaf het tijdstip dat is komen vast te staan dat zij nooit nog een economische activiteit zal ontplooien, onverschillig of zij al dan niet ontbonden is. Op te merken valt, dat een vonnis van faillietverklaring aan de gefailleerde niet de hoedanigheid van BTW-plichtige ontneemt die hij voor dat vonnis bezat wegens de uitgeoefende economische activiteit. De openbare verkoop van de lichamelijke roerende goederen van de gefailleerde, andere dan goederen voor zijn privé-gebruik, op verzoek van de curator, valt onder de toepassing van de vrijstelling verleend door artikel 80, eerste lid, 1° W. Reg. en is dus onderworpen aan de BTW. Op de verplichting voor de gerechtsdeurwaarder om lastens de koper de BTW te innen, wordt verderop teruggekomen. De hoedanigheid van belastingplichtige gaat evenmin verloren door een tijdelijke onderbreking van de economische activiteit van een onderneming, op voorwaarde dat zij naderhand nog opnieuw als organisatorische eenheid kan functioneren. Zo be-
11
houdt een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid de hoedanigheid van BTW-plichtige tijdens de periode dat de eigenaar van de onderneming ziek is, of een ongeval heeft gehad, of herstellende is van de ziekte of van het ongeval.
B.3. Bijzonder geval: openbare verkoop bij faillissement Zoals hoger reeds is aangegeven, stelt een vonnis van faillietverklaring geen einde aan de BTW-plicht van een gefailleerde. De verschillende handelingen die de curator verricht in het kader van de vereffening van het faillissement, worden geacht door de gefailleerde zelf te zijn verricht (art. 2, tweede lid, W. BTW). Bijgevolg behoren deze handelingen tot de werkingssfeer van de BTW, voor zover dit het geval zou zijn geweest indien de BTW-plichtige niet failliet zou zijn verklaard. Daarbij dient geen onderscheid te worden gemaakt naargelang de curator wel of niet diens economische activiteit voortzet. De curator moet ook, in de plaats van de gefailleerde, al de verplichtingen nakomen die voor de gefailleerde voortvloeien uit het W. BTW en de ter uitvoering ervan genomen besluiten. Buiten de werkingssfeer blijft evenwel de verkoop van goederen die de gefailleerde uitsluitend gebruikte voor zijn privé behoeften. De openbare verkoop ervan op verzoek van de curator, is dan ook onderworpen aan het evenredig registratierecht. Daarentegen is de openbare verkoop van andere goederen dan die welke hij voor zijn privé behoeften heeft gebruikt, aan de BTW onderworpen en van het evenredig recht van 5 % vrijgesteld. De instrumenterende gerechtsdeurwaarder is gehouden de opeisbare BTW van de koper(s) te ontvangen voor rekening van de curator (art 21 KB nr. 1). De buitenwettelijke kosten moeten, zoals inzake registratie-
recht, bij de toewijzingsprijs worden gevoegd voor het vaststellen van de maatstaf van heffing van de BTW. Aangezien de curator de BTW-verplichtingen van de gefailleerde moet nakomen, dient hij in principe in diens plaats een factuur uit te reiken bij openbare verkoop van het roerend actief. Artikel 6 § 2 van het Koninklijk Besluit nr. 1 van 29 december 1992 vestigt echter een uitzondering op dit principe, met name dat de factuur mag worden vervangen door een door de instrumenterende gerechtsdeurwaarder, op basis van het procesverbaal van toewijzing opgesteld stuk, dat aan de koper wordt uitgereikt, onder de volgende voorwaarden: 1° per toegewezen lot bevatten het proces-verbaal en het stuk de vermeldingen bedoeld in artikel 5 § 1 van het KB nr. 1, met uitzondering van het volgnummer in het boek voor uitgaande facturen; voor leveringen aan BTW-plichtigen dient hun BTWnummer te worden vermeld; in het proces-verbaal mogen de vermeldingen echter worden vervangen door een refertenummer dat aan ieder stuk wordt toegekend; 2° een dubbel van het stuk wordt aan de curator overhandigd, inzonderheid met het oog op het bijhouden van de boekhouding van de gefailleerde en het opmaken van de listing van diens BTW-plichtige afnemers.
B.4. Bijzonder geval: openbare verkoop bij uitvoerend beslag
Het uitvoerend beslag op roerend goed is de gedwongen onttrekking aan het vermogen van de schuldenaar, van roerende zaken die vatbaar zijn voor inbeslagneming, met het oog op de openbare verkoop ervan en toebedeling van de prijs aan de vervolgende schuldeiser, of verdeling van de opbrengst (provenu) tussen de schuldeisers naar evenredigheid van het bedrag van hun vordering, of met inachtneming van de aard van hun vordering.
12 • DECEMBER 2008 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
B.4.1.Verplichting de ontvanger van de BTW te verwittigen Met het oog op de invordering van de BTW, legt artikel 93undecies D, eerste lid, van het W. BTW, dat met ingang van 7 januari 2007 in het W. BTW werd ingevoegd (B.S. 28 december 2006), aan de gerechtsdeurwaarder die belast is met de openbare verkoop van de in beslag genomen goederen, de verplichting op de ontvanger van de BTW die bevoegd is voor de eigenaar van de te verkopen goederen, bij ter post aangetekende brief van de verkoop te verwittigen ten minste acht werkdagen véér de datum die voor de verkoop is gesteld. Op te merken valt, dat de voornoemde verplichting, waarvan de toepasselijkheid is beperkt tot de gevallen waarin de waarde van de te verkopen goederen ten minste 250 EUR bedraagt, niet alleen moet worden nagekomen in geval van een gerechtelijke openbare verkoop na uitvoerend beslag op roerend goed, maar ook in geval van een vrijwillige openbare verkoop georganiseerd in een verkoopzaal. De omstandigheid dat in laatstgenoemd geval de materiële organisatie niet geheel op de verkoophoudende gerechtsdeurwaarder rust, is inderdaad niet van die aard die hij daardoor van zijn verplichting tot verwittiging is ontheven, In voorkomend geval is hij ertoe gehouden bij de eigenaar van de verkoopzaal tijdig alle inlichtingen in te winnen die het mogelijk moeten maken de verkoper(s) te identificeren. Als de openbare verkoop effectief heeft plaatsgevonden, geldt ingevolge het tweede lid van artikel 93 undecies D, de kennisgeving van het bedrag van de BTW en bijbehoren, die uiterlijk daags voorafgaand de verkoop bij ter post aangetekende brief wordt gedaan door de ontvanger van de BTW, als beslag onder derden in handen van de gerechtsdeurwaarder die met de openbare verkoop is belast. Bij een gerechtelijke openbare verkoop stelt het voormelde beslag onder derden de ontvanger van de BTW in staat deel te nemen aan de verdeling van de verkoopprijs tussen de schuldeisers. Bij een vrijwillige openbare verkoop stelt de verplicht te verstrekken informatie de ontvanger van de BTW in staat de opbrengst van de verkoop in handen van de gerechtsdeurwaarder in beslag te nemen. De niet-naleving van de verwittigingplicht die hem door artikel 93 duodecies D is opgelegd, stelt de verkoophoudende gerechtsdeurwaarder persoonlijk aansprakelijk voor de betaling van de BTW en bijhoren waarop beslag onder derden kon worden gelegd en stelt hem dus bloot aan het risico het eventueel aan de Staat berokkende nadeel te moeten herstellen. Evenwel, wordt de gerechtsdeurwaarder geen rechtstreekse schuldenaar. Aangezien zijn aansprakelijkheid uitsluitend persoonlijk is, zal hij bijgevolg de Staat alleen maar moeten vergoeden voor de gevolgen van zijn fout wanneer het onvermogen van de BTW-plichtige wordt aangetoond. De bedoelde persoonlijke aansprakelijkheid is overigens een verplichting tot herstel van een door de Staat geleden schade, veroorzaakt door een begane fout. Het is geen vordering met het oog de inning van een belasting. B.4.2. De toestand van de beslagen BTW-plichtige Lange tijd heeft twijfel geheerst omtrent de toestand van de be-
slagene wiens goederen bij uitvoerend beslag openbaar worden verkocht. Die twijfel vond zijn oorzaak in het standpunt van de BTW-administratie, weergegeven in haar Aanschrijving nr. 26 van 31 augustus 1978, onder randnummer 49, volgens hetwelk de schuldenaar wiens goederen bij uitvoerend beslag worden verkocht, weliswaar niet de hoedanigheid van belastingplichtige verliest, maar dat de verkoop bij uitvoerend beslag niettemin niet aan de BTW onderworpen was, maar in beginsel wel aan het registratierecht. Anders gezegd, kwam dit standpunt erop neer, dat zelfs indien de schuldenaar de hoedanigheid van BTW-plichtige bezat met geheel of gedeeltelijk recht op aftrek van de voorbelasting, de openbare verkoop van de in beslag genomen goederen toch aan de heffing van de BTW ontsnapte. De Belgische Staat werd op grond van artikel 169 van het Verdrag tot oprichting van de EEG, door de Europese Commissie in gebreke gesteld, om reden dat het niet onderwerpen aan de BTW van bovengenoemde verkopen, in strijd was met de Zesde Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid met artikel 2 van die Richtlijn (thans artikel 2 van de Richtlijn 112/ EG dd. 28 november 2006) op grond waarvan aan de BTW zijn onderworpen, de leveringen van goederen en diensten welke in het binnenland door een als zodanig bandelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht. De Belgische BTW-administratie kon instemmen met de principiele aangevoerde argumenten en wijzigde met de Aanschrijving nr. 8 van 13 april 1994 haar eerder standpunt als volgt: “Aangezien de schuldenaar wiens goederen bij uitvoerend beslag worden verkocht, niet de hoedanigheid van belastingplichtige verliest, is de verkoop bij uitvoerend beslag van zijn roerende goederen, andere dan die welke uitsluitend voor privé-doeleinden werden gebruikt, aan de BTW onderworpen en van het evenredig registratierecht vrijgesteld (zie W. Reg., art. 80, 1°)”. B.4.3. Gerechtelijke openbare verkoop In geval van gerechtelijke openbare verkoop van roerende goederen met toepassing van de BTW, is het de gerechtsdeurwaarder die zijn ambt tot die verkoop leent, die de opeisbare BTW van de koper int voor rekening van de beslagen BTW-plichtige. Wat de facturering betreft, heeft de Administratie in speciale regels voorzien (Aanschrijving nr. 8 van 13 april 1994, bijwerking van randnummer 49 van de Aanschrijving nr. 26 van 31 augustus 1978). Deze regels zijn geïnspireerd op de afwijkingen die worden toegestaan inzake openbare verkoop van de goederen van een gefailleerde. In de gewone gang van zaken is de beslagen BTW-plichtige gehouden tot uitreiking van een factuur, wanneer deze uitreiking verplicht zou zijn in geval van vrijwillige verkoop. Evenwel, indien de instrumenterende gerechtsdeurwaarder aan de koper een uittreksel uit het proces- verbaal van toewijzing uitreilct, mag dat uittreksel worden aangemerkt als een factuur, op voorwaarde: 1) dat het uittreksel wordt aangevuld met de vermeldingen die zijn opgesomd in artikel 6 § 2, 1° van het Koninklijk Besluit nr. 1, meer bepaald: per toegewezen lot bevatten het procesverbaal en het uittreksel de vermeldingen bedoeld in artikel 5 § 1, met uitzondering van het volgnummer in het boek voor uitgaande
13
14 • DECEMBER 2008 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
facturen; voor leveringen aan BTW-plichtigen dient hun BTWnummer te worden vermeld en, in voorkomend geval, ook het BTW-nummer dat aan de koper werd toegekend in een andere lidstaat van de EU; 2) dat de vorenstaande gegevens per toegewezen lot worden vermeld in het proces-verbaal van toewijzing; evenwel, om het vlot verloop van de verkoop niet te storen, kan genoegen worden genomen met de eenvoudige vermelding: “uittreksel nr...”; 3) dat een dubbel van dat uittreksel wordt gevoegd bij de voor de beslagen verkoper bestemde verzamelstaat van de verkopen om zijn BTW-verplichtingen te kunnen nakomen. Tot die verplichtingen behoort vooral de indiening van zijn periodieke BTW-aangiften en de betaling van de door hem verschuldigde BTW. Daaronder is ook de BTW begrepen die voor zijn rekening door de verkoophoudende gerechtsdeurwaarder van de kopers werd geïnd. B.4.4. Bestemming van de geïnde BTW Als belasting, moet de bestemming van de BTW die door de gerechtsdeurwaarder van de kopers werd geïnd, vanzelfsprekend de Schatkist zijn. Evenwel, kan die BTW op verschillende wijzen aan de Schatkist toevloeien. Ofwel rechtstreeks, inzonderheid ingevolge overmaking door de gerechtsdeurwaarder aan de BTW-ontvanger die beslag heeft laten leggen ter uitvoering van een ten laste van de debiteur uitgevaardigd dwangbevel. Ofwel, in het meest voorkomend geval, op onrechtstreekse wijze, door overmaking aan de uitgewonnen debiteur indien deze gehouden is tot indiening van BTW-aangiften. In dit geval zal de debiteur, in zijn aangifte met betrekking tot de periode waarin de openbare verkoping heeft plaatsgevonden, de hem overgemaakte BTW als verschuldigde BTW opnemen. Uiteraard, zal pas na verrekening met de aftrekbare BTW blijken of er een te betalen saldo overblijft. Maar ook indien de aangifte resulteert in een terug te geven saldo, werd de van de openbare verkoop afkomstige BTW aan de Schatkist betaald. Immers, hij die voor de voldoening van de BTW gehouden is een aangifte in te dienen, wordt geacht de belasting aan de Staat te hebben voldaan, wanneer hij ze heeft opgenomen in het bedrag van de verschuldigde belasting ingeschreven in de aangifte. Het feit dat bij een terug te geven saldo (belastingkrediet), de kans ontglipt om beslag te leggen op het bedrag dat als BTW door de gerechtsdeurwaarder voor rekening van de BTW-plichtige werd geïnd, is van ondergeschikt belang. De verplichting tot betaling van de BTW primeert op het aangehaalde feit en moet hoe dan ook worden nagekomen, zelfs als het resultaat ervan in het nadeel van andere schuldeisers uitvalt. In voorkomend geval zou in principe beslag kunnen worden gelegd op het bedrag dat effectief voor teruggave in aanmerking zou komen. Vanzelfsprekend rijst hier de vraag of, en in welke mate, de uitgewonnen debiteur zijn verplichting tot voldoening van de BTW zal nakomen. Het antwoord op deze vraag moet niet door de gerechtsdeurwaarder worden gegeven. Deze kan volstaan met de debiteur erop te wijzen dat het overgemaakte bedrag als ver-
schuldigde BTW in zijn BTW-aangifte moet worden opgenomen. Het is dan bij een BTW-controle dat door de controleur moet worden nagegaan wat de BTW-plichtige met de hem overgemaakte BTW heeft uitgevoerd. BTW-plichtigen die geen BTW-aangiften moeten indienen, zijn er ook niet toe gehouden op hun verkopen de BTW in rekening te brengen. Bij gevolg is een gerechtelijke openbare verkoop van roerende bedrijfsgoederen van een BTW-plichtige die niet tot indiening van BTW-aangiften gehouden is, bijvoorbeeld een “kleine onderneming” of een “landbouwondernemer”, niet aan BTW onderworpen. Daaruit volgt echter geenszins dat het evenredig registratierecht verschuldigd is, op voorwaarde dat in het procesverbaal van de openbare verkoop wordt vermeld dat de BTWplichtige geen aangiften moet indienen. Louter voor de volledigheid, wordt aangestipt dat een debiteur tegen wie een uitvoerend beslag op roerend goed geschiedt, de in beslag genomen goederen in der minne kan verkopen ten einde de opbrengst ervan aan te wenden voor de betaling van de schuldeisers (art. 1526bis Ger.W). De schuldenaar moet hiertoe, binnen tien dagen na het beslag, de gerechtsdeurwaarder in kennis stellen van de hem gedane voorstellen. In geval van verkoop in der minne, zijn uiteraard de normale regels inzake BTW van toepassing. B.4.5. Algemene verplichtingen inzake facturering en betaling van de BTW — Normale regels Wanneer een openbare verkoping plaatsvindt op verzoek van een BTW-plichtige, van roerende goederen van zijn onderneming, bedrijfsmiddelen of koopwaren, verleent de instrumenterende gerechtsdeurwaarder alleen zijn ambt. Voorts heeft hij geen uitstaans met de nakoming van de BTW-verplichtingen van de verzoeker, inzonderheid wat diens verplichting tot uitreiking van facturen en tot betaling van de BTW betreft. Onder “BTW-plichtige” moet hier worden verstaan, een belastingplichtige met volledig of gedeeltelijk recht op aftrek van de voorbelasting, hetgeen de door de artikelen 44 en 56 § 2 van het W.BTW beoogde belastingplichtigen uitsluit, samen overigens met de belastingplichtigen die een recht op aftrek genieten maar dan enkel voor het verrichten van in artikel 44 § 3, 4° tot 10° van het W. BTW beoogde handelingen, evenals de landbouwondernemers die onderworpen zijn aan de bijzondere regeling van artikel 57 W.BTW. De verzoeker is ertoe gehouden een factuur uit te reiken aan de kopers, tenzij het om particulieren gaat die de toegewezen voorwerpen, voor zover ze bedoeld zijn in artikel 1 van het Koninklijk Besluit nummer 1, bestemmen voor hun privé-gebruik. De verschuldigde BTW moet hij afdragen aan de Staat via zijn periodieke aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de openbare verkoop heeft plaatsgevonden. De kopers die BTW-plichtig zijn moet hij opnemen in zijn jaarlijkse listing van de BTW-plichtige afnemers. Willem Rigouts, Lic.jur. Kandidaat-gerechtsdeurwaarder
15
In perspectief…… Recordaantal wanbetalers Steeds meer mensen betalen hun gas- of elektriciteitsrekening niet meer op tijd en worden zodoende toegewezen aan een distributienetbeheerder. Volgens de cijfers van Eandis waren er in 2006 reeds 37.000 wanbetalers. Voor het jaar 2008 worden er reeds 46.000 wanbetalers genoteerd, een stijging met 20 procent. Een officiële uitleg is er niet, maar een deel van de verklaring moet gezocht worden bij de fors gestegen energieprijzen. Mensen die hun factuur niet willen of niet kunnen betalen, komen niet zomaar zonder energie te zitten. De energieleverancier kan deze mensen ‘droppen’, zodat ze automatisch een sociale klant worden bij de distributienetbeheerder. Eandis staat hierbij in voor de verdere praktische afwikkeling van het dossier en de invordering van de achterstallige facturen. Bij verdere betalingsproblemen kan de distributienetbeheerder geen energie zomaar afsluiten tussen de periode van december en maart.
De gesel van kredietovereenkomsten De Belg steekt zich steeds meer in de schulden. Tijdens de eerste drie kwartalen van het jaar nam het aantal kredietovereenkomsten toe met 320.000. Tegen dit tempo zal het aantal kredieten in 2008 gestegen zijn van 7,5 naar 8 miljoen. En hoewel zeker niet de énige bron van schulden, zijn te veel of te zware kredieten nog altijd dé hoofdoorzaak van schuldoverlast. In alle media worden mensen geconfronteerd met reclame voor gemakkelijk en snel krediet, tot in de supermarkten toe. Zelfs voor een huwelijksfeest of een reis kan je een lening aangaan. Vooral kredietkaarten worden sterk gepromoot: ze zijn veilig, worden overal aanvaard, en je kan er volgens de wervende reclameteksten, je budget makkelijk mee verhogen. Maar kredietkaarten kunnen ook erg gevaarlijk zijn, want je moet ze terugbetalen met een kostprijs van 16 tot 19 % per jaar. En vaak leiden ze tot permanente schuld. Een lening betaal je immers af, terwijl je met een kredietopening steeds opnieuw krediet kan opnemen. Kredietopeningen leiden derhalve dan ook tot steeds meer wanbetalingen. Momenteel wordt een wetsvoorstel van kamerlid Katrien Partyka (CD&V) besproken om striktere maatregelen te nemen rond onverantwoorde kredietverstrekking en de reclame tot “snel en gemakkelijk” krediet te verbieden. Tijdens deze bespreking komt tevens de rol aan bod van de professionele kredietbemiddelaars. Ook het statuut van de kredietbemiddelaar moet opnieuw ter sprake gebracht worden. Momenteel kan iedereen die dat wil kredietbemiddelaar worden. “Het kan niet dat dergelijke complexe en risicovolle kredietproducten gewoon in de supermarkt verkocht worden. De verkopers ven kredieten zouden, zoals dat in de verzekeringssector het geval is, een minimum aan professionele bekwaamheid moeten bewijzen, zodat ze de informatieen voorzichtigheidsverplichting in de wet op het consumentenkrediet ook echt kunnen vervullen”, aldus kamerlid Partyka.
Ook dient er werk gemaakt te worden van de plannen inzake preventie en financiële vorming, waarvoor de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) een goede voorzet heeft gegeven. Niet alleen over sparen en beleggen, maar ook omtrent de risico’s van het aangaan van kredieten, moet en informatie en vorming worden gegeven. Ten slotte moet er een gecoördineerde samenwerking komen inzake preventie van schuldoverlast tussen het federale Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast en de schuldbemiddelingscentra van de regio’s.
Naar een statuut voor de magistratuur Een van de beleidspunten van minister van Justitie Jo Vandeurzen bestaat er in om de rol en de bevoegdheden van de verschillende adviesorganen van de gerechtelijke organisatie beter op elkaar af te stemmen, zodat deze één goed functionerend geheel kunnen vormen. De minister van Justitie sloot in dit kader protocolakkoorden af met de Moderniseringscommissie voor de Rechterlijke Orde, met het Beheerscomité Informatica Rechterlijke Orde en met de Vaste Vergadering van Korpschefs van de Zetel. Op 24 november 2008 werd een protocolakkoord afgesloten met de Adviesraad van de Magistratuur. Hoofdobjectief is om samen een statuut te schrijven voor de magistratuur dat aansluit bij de verschillende moderniseringsinitiatieven. Hiermee geeft de minister van Justitie uitvoering aan een wet uit 1999 die toen al voorzag in de oprichting van een Adviesraad van de Magistratuur. De Adviesraad vormt één representatief samengesteld aanspreekpunt dat de rechten van de individuele magistraat als werknemer van justitie behartigt. Dit is belangrijk in het licht van de aankomende moderniseringsprojecten. De Adviesraad van de Magistratuur engageert zich van zijn kant om concrete voorstellen te formuleren omtrent een actuele aanpassing van het sociaal statuut van de magistraten. Ook de nieuw samengestelde Hoge Raad voor de Justitie wil werk maken van een vernieuwd personeelsmanagement voor magistraten. Vier themagroepen werden hiervoor opgericht: functiebeschrijvingen opstellen; personeelsplanning uittekenen; werving en selectie optimaliseren; gebruikmaken van competentiemanagement en loopbaanplanning. Tegen eind januari 2009 zal de minister van Justitie een eerste stand van zaken ontvangen in het kader van de voorbereiding van de beleidsverklaring over Justitie 2009. Op zijn beurt zal de Adviesraad van de Magistratuur ten behoeve van de minister van Justitie concrete voorstellen formuleren. Volgende afspraken werden vastgelegd: tegen eind mei 2009 wordt een advies afgeleverd voor de regeling van de arbeidstijd van de magistraten (per jaar/week/dag) en een regeling van de vakantie- en verlofregeling. Ook moet tegen die tijd een advies klaar zijn omtrent de herverdeling van het werk, zoals bij loopbaanonderbreking, deeltijds werk, sociaal en familiaal verlof. Tegen eind april 2010 wordt een advies voorzien betreffende de verbetering van het welzijn op het werk en het financieel statuut van de loopbaan.
16 • DECEMBER 2008 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Armoede en sociale uitsluiting Volgens de laatste EU-SILC cijfers (SILC: Statistics on Income and Living Conditions) behoorde 14,7 % (bijna 1 op 7 personen) van de Belgische bevolking in 2006 tot de groep met een verhoogd armoederisico op basis van hun inkomen. In absolute cijfers komt dit overeen met ongeveer 1.470.000 personen. Dit betekent dat 14,7 % van de bevolking niet beschikt over een inkomen van 860 € per maand of 10.316,44 € per jaar voor een alleenstaande en 1.805 € per maand of 21.664,52 € per jaar voor een huishouden bestaande uit twee volwassenen en twee kinderen. Er zijn opvallende regionale verschillen merkbaar. In Vlaanderen bedraagt het armoederisico 11,4 % tegenover 17 % in Wallonië. Het armoederisico is hoger voor vrouwen dan voor mannen, met name 15,6 %, terwijl dit voor de mannen 13,7 % bedraagt. In Wallonië liggen de cijfers hoger: 17,8 % voor vrouwen ten opzichte van 16,2 % voor mannen. De Belgische gemiddelden liggen alsnog onder de Europese. In vergelijking met de buurlanden scoort België minder goed (Nederland 10 % armoederisico, Duitsland en Frankrijk 13 % en Luxemburg 14 %). Tot de Europese koplopers behoren o.a. Tsjechië (10 %), Denemarken, Slovenië, Slovakije en Zweden (elk met 12 %). Achteraan bengelen o.a. Letland (23 %), Griekenland (21 %), Lithouwen, Spanje en Italië (elk met 20 %). Armen lopen een veel groter risico om op tal van terreinen sociaal geïsoleerd te geraken. (uit: FOD-Economie, afdeling Statistiek EU-SILC 2006)
Heilzaam 2009 ! De Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders (CVG) wenst aan al zijn leden-confraters een heilzaam, voorspoedig en gelukkig nieuw jaar 2009. Tevens hoopt de CVG in 2009 een forse stap vooruit te zetten bij de verdere uitbouw van ons ambt tot een efficiënte en onmisbare schakel in onze rechtsbedeling ten dienste van de rechtzoekende burgers en bedrijven. De CVG werkt in 2009 verder aan een
dynamisch en gezamenlijk toekomstproject voor de gerechtsdeurwaarders. Daarbij is de sociaal-maatschappelijk verantwoorde opdracht en taakvervulling van ons beroep van wezenlijk belang. Namens de Raad van Bestuur van de CVG