nieuws
.
.
R
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
M
.
.
.
.
.
.
.
.
.
D
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Z
.
. .
brief
Rijksdienst voor de Monumentenzorg
.
.
.
.
.
.
.
.
.
januari 2006
1
La a t s t e n u m m e r INHOUD
VAN MONUMENTAAL BELANG
W E T- E N R E G E L G E V I N G
KORTE BERICHTEN
3
3 4
RUIMTELIJKE ORDENING
INDUSTRIEEL ERFGOED
KENNIS
7 8
INTERNATIONAAL
WEDEROPBOUW
10
JURISPRUDENTIE
11
VANUIT DE REGIO’S
PUBLICATIES
14
12
6
2
Zoals we in het vorige nummer hebben aangegeven is de fusie met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek bijna rond en zal in maart de nieuwe Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten van start gaan. Voor u ligt dan ook het laatste nummer van de Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Maar geen paniek! De Nieuwsbrief blijft bestaan, alleen zal die nu gaan uitkomen onder de vlag van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. Sterker nog: de Nieuwsbrief wordt alleen maar dikker. Naast het gebouwde erfgoed zullen archeologie en cultuurlandschap deel gaan uitmaken van ons blikveld. Het eerste nummer van de nieuwe Nieuwsbrief zal uitkomen in maart/ april. En die krijgt u gewoon thuis of op uw werk toegezonden. Vooruitlopend op die fusie komen we tevens met een eenmalige fusienieuwsbrief, in februari. Ook deze zal u toegestuurd worden. In dat fusienummer natuurlijk veel informatie over de fusie, de nieuwe organisatie en haar medewerkers. Kunt u zich alvast een beetje voorbereiden op de komst van ons nieuwe instituut. De huidige gezamenlijke (ROB/RDMZ) directeur van de dienst in oprichting Linda Boot wordt per 1 januari gemeentesecretaris van de nieuwe gemeente Heuvelrug. Op dit moment doorloopt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de wervingsprocedure voor een nieuwe directeur. Die zal zo snel mogelijk aantreden. Tot die tijd zal een ander directielid de functie van directeur waarnemen. Een aantal van u zal in augustus de uitzending van NOVA hebben gezien over het rijksmonumentale Victoria Hotel in Amsterdam. Het standpunt van de Rijksdienst kwam daarin niet al te duidelijk naar voren. De Raad van State bepaalde namelijk in hoogste instantie dat terecht het gehele pand in de aanwijzing als rijksmonument is betrokken. Deze uitspraak wordt in dit nummer op pagina 11 nader belicht. Benno van Tilburg
.
2
van monumentaal belang
S e l e c t i e b e l e i d i n l e n t e n a a r Tw e e d e K a m e r Staatssecretaris Van der Laan zal nog tot medio 2007 zeer terughoudend omgaan met de aanwijzing van rijksmonumenten, omdat zij daarvoor op dit moment nog geen nieuwe selectiecriteria ontwikkeld heeft. Een verstrekkend advies van de Raad voor Cultuur zorgt ervoor dat zij de Tweede Kamer later dan gepland zal informeren over haar nieuwe erfgoedselectiebeleid, namelijk komend voorjaar.
Eind september ontving de staatssecretaris van Cultuur, Medy van der Laan, het tweede deel van het advies over het erfgoedselectiebeleid van de Raad voor Cultuur. Het eerste deel werd in april uitgebracht en ging vooral in op de algemene principes van het beleid. In het tweede deel geeft de Raad een uitwerking per erfgoedsector, te weten archieven, museale collecties, archeologie en monumentenzorg, en betrekt daarbij ook de ‘nieuwe’ categorieën mobiel, digitaal en immaterieel erfgoed en erfgoed van culturele minderheden. De staatssecretaris heeft het advies met grote interesse gelezen. De Raad komt tot de conclusie dat herijking en actualisering van het erfgoedselectiebeleid nodig is en gaat in op de verschillen tussen de sectoren, maar komt ook tot een aantal gemeenschappelijke lijnen. Deze integrale benadering zal een belangrijke rol spelen in het nieuwe selectiebeleid van de staatssecretaris.
Een eventuele herijking van de samenstelling van het monumentenbestand kan lastiger zijn dan het lijkt. Neem dit schijnbaar eenvoudige rijksmonument aan de Rechter Rottekade in Rotterdam. Het ontkwam in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, samen met de twee rijksmonumenten links, aan sloop ten behoeve van stadsvernieuwing
regel een nieuwe beleidsregel worden opgesteld met de intentie om dit beleid tijdelijk – en wel tot medio 2007 – voort te zetten. Zie voor nadere informatie www.minocw.nl/cultureelerfgoed/selectie.html.
.
UITGESPROKEN ADVIES
In haar beleidsbrief Meer dan de som uit 2003 gaf Van der Laan aan dat selectie, herselectie en herijking van inzichten nodig zijn om tot een beheersbaar volume aan cultureel erfgoed te komen. Daarnaast is het van belang de rijksverantwoordelijkheid voor selectie en beheer te verduidelijken. De staatssecretaris kondigde aan te zullen komen met een plan van aanpak voor het selectiebeleid, dat moet leiden tot heldere, algemene kaders voor selectie en herselectie. Daartoe vroeg zij ook advies van de Raad voor Cultuur. Het advies is zeer uitgesproken voor wat betreft de sector monumentenzorg. De Raad is van mening dat de samenstelling van het monumentenbestand aan herijking toe is, en acht mede als uitvloeisel van die herijking een fundamentele heroverweging van het monumentenbeleid noodzakelijk. Van der Laan heeft kennisgenomen van dit advies en zal het zorgvuldig op zijn merites en consequenties beoordelen. ERFGOEDBREED SELECTIEBELEID
Het was de bedoeling van de bewindsvrouwe om de Tweede Kamer nog eind 2005 te informeren over het nieuwe erfgoedselectiebeleid. Gezien het verstrekkende advies van de Raad over de monumentenzorg is er meer tijd nodig voor een afgewogen beleidsvisie. Aangezien Van der Laan het selectiebeleid erfgoedbreed wil formuleren, zodat zij de onderlinge beleidssamenhang goed kan funderen en uiteenzetten, hecht de staatssecretaris aan een integrale presentatie van haar visie. De extra tijd die nodig is voor de monumentenzorg leidt er dan ook toe dat het plan van aanpak later, namelijk in het voorjaar van 2006, naar de Tweede Kamer zal gaan. Dit laatste heeft een gevolg voor de aanwijzing van bouwwerken als beschermd monument. De Tijdelijke beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten, op basis waarvan er sinds juli 2004 zeer terughoudend wordt omgegaan met nieuwe verzoeken tot aanwijzing van archeologische en gebouwde monumenten, vervalt met ingang van 1 januari 2006. Omdat Van der Laan niet voor die datum de nieuwe selectiecriteria ontwikkeld heeft, zal als vervolg op deze beleids-
Frank Altenburg, senior beleidsmedewerker, 030 · 69 83 430 Binnen blijkt waar de culturele waarden zich schuil houden, zoals de plafondschildering en de schouw met schilderstuk in de voorkamer op de eerste verdieping. Het huis staat in het monumentenregister dan ook omschreven als: ‘Koopmanshuis, midden 18e eeuw, met eenvoudige lijstgevel en belangrijk Lodewijk XV-interieur.’ Het pand is thans eigendom van Stadsherstel Rotterdam, en plannen voor restauratie zijn in een vergevorderd stadium (foto’s RDMZ, Kris Roderburg, 2005)
3
wet- en regelgeving
korte berichten
Brim gewijzigd
MOBIEL KADER TE BOEK GESTELD
Het wetgevingstraject van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, kortweg het Brim, verkeert in de eindfase. Naar verwachting kan deze nieuwe instandhoudingsregeling voor rijksmonumenten binnenkort in het Staatsblad worden gepubliceerd en begin 2006 in werking treden. Recent zijn aan de regeling nog enkele zaken gewijzigd.
De belangrijkste wijziging aan het Besluit is dat er om redenen van juridische en praktische aard voor is gekozen af te zien van maximale subsidiabele instandhoudingskosten per beschermd complex. Dat betekent dat voor ieder beschermd monument dat onderdeel uitmaakt van een complex een eigen maximumbedrag aan kosten zal gelden waarover subsidie kan worden verleend. Aanvragen voor subsidie kunnen dus per beschermd monument worden ingediend, ook als zij onderdeel zijn van een complex. GROTE INSTANDHOUDINGSPROJECTEN
Er zijn enkele rijksmonumenten die zo omvangrijk zijn dat de instandhouding daarvan nooit kan worden gerealiseerd met deze maximale subsidiabele kosten. Voor die grote instandhoudingsprojecten zal een afwijkend maximumbedrag worden vastgesteld. Een deel van het budget voor het Brim zal jaarlijks gereserveerd worden voor deze specifieke groep monumenten.
Op 30 juni heeft staatssecretaris Medy van der Laan in het bestuurlijke overleg van het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een waardestellend kader voor het mobiele erfgoed officieel beschikbaar gesteld. Het kader wordt sindsdien gebruikt door de Mondriaan Stichting bij de beoordeling van aanvragen tot bescherming van mobiel erfgoed. Het document is te vinden op www.monumentenzorg.nl. Het waardestellende kader is toepasbaar bij elke ondersteuning van mobiel erfgoed waar meerdere partijen bij betrokken zijn. Daarom verschijnt het begin 2006 in boekvorm bij uitgeverij PlanPlan. Samen met artikelen, interviews, overzichten en een ruime keuze uit de mobiele collectie van Nederland wordt er een levendig beeld gepresenteerd van deze rijkgeschakeerde erfgoedsector. Meer informatie: Peter Nijhof, landelijk coördinator industrieel erfgoed, 030 · 69 83 359. Mobiel erfgoed: de Catalina uit 1942. De Nederlandse marine heeft tot 1978 met bijna tachtig van deze watervliegtuigen gevlogen (foto Aviodrome)
RESTAURATIEACHTERSTAND
Daarnaast komt er in het Brim een speciaal artikel voor verdeling van eventuele extra subsidiegelden voor monumenten die nog een restauratieachterstand hebben. Zoals we al in Nieuwsbrief 6 van november meldden is de huidige extra honderd miljoen euro voor monumentenzorg volledig bestemd voor het verder inlopen van de restauratieachterstand. Dit nieuwe artikel maakt het mogelijk om een deel van dit extra geld via het Brim in te zetten, net als extra budget dat eventueel later beschikbaar komt. Er is immers nog meer geld nodig om de achterstand tot een aanvaardbaar percentage terug te brengen. In vergelijking met de reguliere Brim-aanvragen voor subsidie voor de instandhouding van rijksmonumenten en die voor structureel grote instandhoudingsprojecten kennen subsidieaanvragen voor restauratieachterstand enkele belangrijke verschillen: – De indieningstermijn wijkt af. De uitvoering is immers afhankelijk van het beschikbaar komen van extra geld. – De verdeling van de middelen zal niet in volgorde van binnenkomst plaatsvinden, maar gebeurt na afloop van de indieningstermijn. Alle aanvragen zullen dan tegelijk worden beoordeeld op grond van nog nader te bepalen criteria. – De percentages die voor deze aanvragen zullen worden gehanteerd zijn afgeleid van de – hogere – restauratiepercentages uit het Brrm 1997. – De extra gelden zijn bestemd voor alle categorieën monumenten. Voor alle categorieën kunnen dan ook aanvragen worden ingediend. Zie verder onze website www.monumentenzorg.nl voor de laatste Brimactualiteiten.
.
Alie van Veenendaal, communicatiemedewerker Informatie: Peter Berendse, voorlichter wet- en regelgeving, 030 · 69 83 470
PALEIZEN IN ENSCHEDE
Tot en met 15 januari is in het Rijksmuseum Twenthe te Enschede de expositie Paleizen voor prinsen en burgers: Nederlandse architectuur van de 18de eeuw te zien. Bij de tentoonstelling is een themanummer verschenen van het Bulletin KNOB, nummer 5 van 2005, het tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, waarvan landelijk coördinator bouwhistorisch onderzoek Dirk Jan de Vries vanuit de Rijksdienst de redactie leidt en waarvan de realisatie mogelijk gemaakt wordt door de Rijksdiensten voor de Monumentenzorg en voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Nadere informatie via www.rijksmuseumtwenthe.nl en www.knob.nl. VERKOOPPUNT PAPENHOEK
Het op pagina 9 van Nieuwsbrief 5 van september 2005 genoemde boek 400 jaar kerken in ‘de Papenhoek’ over de Maria van Jessekerk in Delft is uitsluitend te verkrijgen via boekhandel www.huyser.com. PERSONELE VERSCHUIVINGEN
Het nieuwe Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten biedt financiële ondersteuning voor instandhouding van bijvoorbeeld monumentale kozijnen (foto Gert Jan Luijendijk)
Beleidsmedewerker internationale samenwerking Frits van Dulm is op 1 december met pensioen gegaan. En na bijna twintig jaar de telefoonstem van de Rijksdienst en de man van de receptie te zijn geweest neemt Guus Wilhelm op 1 januari afscheid.
.
4
ruimtelijke ordening
Ri v i e r e n l a n d o p d e s ch o p Bij beschermingsmaatregelen tegen overstromingen van de Maas moet in het zuiden van Limburg eeuwenoud cultuurlandschap wijken voor nieuwe natuur. In Noord- en Midden-Limburg wordt meer rekening gehouden met de ruimtelijke kwaliteiten van het gebouwde culturele erfgoed. Het Maasdal is echter niet het enige rivierenlandschap dat de komende jaren op de schop gaat.
Honderd jaar geleden bepaalden boomgaarden, boerderijen en de kerk het dorpsbeeld van Itteren, iets ten noorden van Maastricht. De nederzetting was nauw verbonden met het omringende akkerland met veldwegen, wegkruizen en kapellen. Langs de Geul, die hier uitmondt in de Maas, lag de omgrachte zeventiende-eeuwse hoeve van voormalig kasteel Hartelstein. Met een oprijlaan en boomgaarden manifesteerde het zich als landgoed. Anno 2006 zijn de boomgaarden voor een deel verdwenen. De landschappelijke structuur is in hoofdlijnen echter weinig veranderd. Maar Itteren zal door een dijk worden omringd, om het dorp te beschermen tegen hoogwater. Het cultuurlandschap van akkerbouw en veldwegen wordt in het kader van de Maaswerken afgegraven en heringericht als natuurlandschap langs de Maas. De relatie van het dorp met het omringende landschap gaat verdwijnen. De imposante
kasteelhoeve Hartelstein, een rijksmonument, blijft behouden, maar de historisch-ruimtelijke samenhang met de directe omgeving wordt verstoord. Ondanks dat dit gebied een Belvedere-gebied is en tegenwoordig ook een Nationaal Landschap, hebben ‘Cultuurhistorie als inspiratiebron’ en ‘Behoud door ontwikkeling’ bij deze herinrichtingsplannen helaas geen rol gespeeld. EXTREEM HOOGWATER
Op 1 juli 2005 is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg voor de Grensmaas door de Provinciale Staten van Limburg vastgesteld. Na tien jaar van voorbereiding is hiermee een belangrijke stap gezet om het rivierengebied beter te beschermen tegen hoogwater en overstromingen. Het plan voor de Grensmaas maakt deel uit van een heel scala aan maatregelen dat de overheid in het kader van het Deltaplan Grote Rivieren en de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier wil uitvoeren om de veiligheid in het rivierengebied te vergroten. Het rivierengebied heeft in 1993 en 1995 te maken gehad met extreem hoogwater. Er werd gevreesd voor een dijkdoorbraak. Langs de Maas vonden tal van overstromingen plaats. Grote delen van het Maasdal Het cultuurlandschap langs de Maas bij Itteren rond 1907, op de Chromotopografische kaart des Rijks uit 1921. Op dit moment is de landschappelijke structuur in hoofdlijnen weinig veranderd
5
Itteren na uitvoering van de Maaswerken: aan dit toekomstbeeld van het dan omdijkte dorp in een nieuw natuurlandschap valt te zien dat ‘Cultuurhistorie als inspiratiebron’ en ‘Behoud door ontwikkeling’ hier helaas geen rol hebben gespeeld. De historische relatie van zowel het dorp als van de kasteelhoeve met het omringende landschap verdwijnt (tekening Jeroen Helmer)
stonden blank. Uiteindelijk hebben in de rest van ons land de dijken het gehouden, maar de gebeurtenissen waren wel aanleiding om te zoeken naar oplossingen die Nederland beter beschermen tegen hoogwater. Al in het voorjaar van 1995 stelde de regering het Deltaplan Grote Rivieren vast, om versneld dijkversterkingen te realiseren. In 1997 volgde de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier, met een nieuwe aanpak. In plaats van het verder verhogen en versterken van dijken wordt gekeken naar de mogelijkheden om de rivieren meer ruimte te geven. DE GRENSMAAS
In Limburg ging men voortvarend te werk met de Maaswerken: de Grensmaas in Zuid-Limburg en de Zandmaas in Noord- en MiddenLimburg. De Maaswerken is een samenwerkingsverband van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, de Provincie Limburg en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Grensmaas is het deel waar de Maas de grens met België vormt. De Maas meandert hier nog als een echte regenwaterrivier door het voor Nederland zo bijzondere terrassenlandschap. Met de werken was men hier begin jaren negentig al begonnen. De gronden rond de rivier waren door het Rijk aangewezen voor de nationale behoefte aan grind voor onder andere bouwmaterialen. Men wilde alleen geen ‘grindgatenlandschap’, zoals er bij Roermond ontstaan is na jaren grootschalige grindwinning. De provincie Limburg besloot daarom grindwinning te combineren met rivierverbreding en natuurontwikkeling. Grindgaten moeten worden gevuld met dekgronden die vrijkomen bij rivierverbreding. Complete dorpen, zoals Itteren, worden omdijkt om bescherming tegen hoogwater te bieden. Voor het Belgische deel bestaan plannen voor een soortgelijke aanpak. De werken zullen het Maasdal een nieuwe recreatieve en ecologische dimensie geven. WIJKENDE WAARDEN
Bij de Grensmaas is een aparte afdeling Archeologie intensief en vroegtijdig bij de plannen en de uitvoering betrokken en waar mogelijk is gekozen voor behoud in situ van archeologische vindplaatsen. Helaas kan van de bovengrondse cultuurhistorische waarden niet hetzelfde worden gezegd. Feitelijk kan geconstateerd worden dat de werken rond de Grensmaas het karakteristieke cultuurlandschap transformeren tot een nieuw natuurlandschap. Eeuwenoude verkavelingspatronen, oost-westverbindingen zoals voormalige veerovergangen, en historische dijken zullen voor een groot deel verdwijnen. Karakteristieke Limburgse hoeven blijven behouden, maar worden uit hun historisch-ruimtelijke context gerukt. Bij de Grensmaas zijn grindafgraving, rivierbeveiliging en natuurontwikkeling bepalend
geweest voor de ruimtelijke herinrichting. Het uitgangspunt voor de ruimtelijke kwaliteit betrof vooral ecologie. Het culturele erfgoed was hieraan ondergeschikt. DE ZANDMAAS
Bij de Zandmaas ging het anders. Na 1995 werd besloten ook dit deel van de Maas aan te pakken. Behalve hoogwaterbescherming waren verbetering van de scheepvaartfunctie en natuurontwikkeling de doelstellingen. Bij de Zandmaas is niet alleen met archeologie zorgvuldig omgegaan. Met respect voor het waardevolle cultuurlandschap, zoals het Maasheggenlandschap in Noord-Limburg, is een integraal plan gemaakt. Daar waar dijken en retentiegebieden worden aangelegd is rekening gehouden met het gebouwde culturele erfgoed en de daaruit voortkomende karakteristieken. Een goed voorbeeld is het kadeplan van het retentiegebied Lateraalkanaal West bij Heel. De beschermde historische buitenplaats Nederhoven en de hoeve Pannenhof, een rijksmonument, worden door de kaden beschermd tegen hoogwater, waarbij er is gekozen voor een zorgvuldige landschappelijk inpassing van de kaden. Overleg en samenwerking tussen Rijkswaterstaat en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg hebben daaraan zeker bijgedragen. DE ANDERE GROTE RIVIEREN
Hoe omvangrijk de Maaswerken ook zijn, ze betreffen nog maar het eerste deel van een immens pakket aan maatregelen dat in Nederland wordt getroffen om overstroming van de rivieren tegen te gaan. Voor de Rijntakken en de Maas benedenstrooms van Hedikhuizen is de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier opgesteld. Veel meer dan in het verleden is hier ook het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit een belangrijke doelstelling. De opzet is dat door slimme ruimtelijke oplossingen voor de hoogwaterproblematiek ook bedrijventerreinen kunnen worden gesaneerd, nieuwe natuur kan worden aangelegd en verstedelijkingsvraagstukken van riviersteden kunnen worden aangepakt. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg staat achter deze ruimtelijke aanpak en is betrokken geweest bij het opstellen van de plannen voor de rivierverruiming. Naar verwachting zullen medio 2006 de locaties en ingrepen van Ruimte voor de Rivier definitief worden vastgesteld. Daarna zal worden begonnen met de verdere uitwerking van deze plannen op hoofdlijnen. De Rijksdienst zet zich in om ook bij dit vervolgtraject intensief betrokken te worden en zal de samenwerking opzoeken met de uitvoerende partijen, te weten provincies, waterschappen, gemeenten en terreinbeherende instanties, om de cultuurhistorische waarden van het rivierengebied onder de aandacht te kunnen brengen.
.
Lonneke van de Goor, onderzoeker infrastructuur en water, 030 · 69 83 333 Peter Timmer, consulent stedenbouw, 030 · 69 83 355
6
industrieel erfgoed
Monte Carlo bij Teylingen is een van de schaarse rijksbeschermde bollenschuren. De schuur is tot appartementencomplex verbouwd en afgelopen jaar opgeleverd (foto auteur)
In 1996, het Jaar van het Industrieel Erfgoed, wees de Provincie Zuid-Holland op de regionale cultuurhistorische betekenis van oude bollenschuren door de publicatie van een toeristische Bollenschurenroute. Vanuit het Streekmuseum De Zwarte Tulp in Lisse werd dit signaal opgepakt door de start van het project Behoud en Herbestemming Bollenschuren. Gedragen door deskundigen uit de streek en met externe steun van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg werd een veeljarig programma opgezet met subsidies van de provincie Zuid-Holland, het Samenwerkingsorgaan Duin- en Bollenstreek en de Dienst Landelijk Gebied. Dit project richt zich op draagvlakverbreding en kennisontwikkeling in algemene zin en op het stimuleren van schuureigenaren, ontwikkelaars en gemeenten om te komen tot verantwoorde herbestemming in plaats van sloop.
B o l l e n s ch u r e n s u c c e s v o l h e r b e s t e m d Bollenschuren zijn de iconen van de Zuid-Hollandse Duin- en Bollenstreek. In een brede strook tussen Hillegom en Wassenaar staan er vele honderden, gebouwd voor het drogen, bewerken en sorteren van bloembollen. De meeste oude schuren hebben deze functie inmiddels verloren. Sinds 1997 zet de projectgroep Behoud en Herbestemming Bollenschuren zich in voor behoud door herbestemming, geheel in de lijn van het landelijke Belvedere-credo. Met toenemend succes.
Vanaf de achttiende eeuw nam de bloembollenteelt een grote vlucht in Kennemerland, de streek achter de duinen rond Haarlem. Door de toenemende verstedelijking verschoof de teelt in de loop van de negentiende eeuw zuidwaarts naar de afgegraven duinen, de geestgronden, achter de Zuid-Hollandse kust. Een open gebied, goed ontsloten, waar de grond optimaal geschikt was. In het begin was de bollenteelt hier een nevenverdienste van boeren. Bloembollen werden simpelweg op bestaande boerenzolders opgeslagen. Vooral de groeiende export leidde eind negentiende eeuw tot specialisatie en schaalvergroting en tot de ontwikkeling van een geheel nieuw type bedrijfsgebouw: de bollenschuur. Aanvankelijk kleinschalig, van hout, éénlaags met zadeldak werd de Bollenstreek in de eerste helft van de twintigste eeuw bebouwd met honderden bollenschuren: steeds groter, met meer verdiepingen, nu van baksteen met mansarde- en later platte daken. De schuren werden gesitueerd naast of achter de representatieve woningen van rijk geworden bollenkwekers en bollenexporteurs. Natuurlijke ventilatie door openslaande deuren en ramen werd tijdens het Interbellum opgevolgd door mechanische ventilatie, waardoor de bollenschuur veranderde van open naar gesloten. SLOOP
In de tweede helft van de twintigste eeuw zette het functieverlies van deze traditionele bollenschuren in. Zij werden in groeiend tempo vervangen door grootschalige, volledig gesloten, gemechaniseerde loodsen van staal en aluminium of kwamen leeg te staan door oprukkende bebouwing. Veel uitgerangeerde schuren werden vaak aanvankelijk voor incidentele opslag gebruikt of verhuurd, maar in de jaren negentig nam de sloop snel toe, veelal ten gunste van woningbouw.
C U LT U U R H I S T O R I S C H B E S E F
Draagvlakverbreding kreeg eerst gestalte door een fraaie fotopublicatie, een studiedag en op veldwerk gebaseerde inventarisaties. Alle informatie is inmiddels breed toegankelijk via de website www.bollenschuren.nl. Herbestemming en behoud kregen handen en voeten door schuureigenaren terzijde te staan met adviezen bij concrete planontwikkeling en gemeenten bij de waardestelling en selectie van schuren voor gemeentelijke monumentenlijsten. De jaarlijkse uitreiking van de Zwarte Tulpprijs aan een toonbeeld van herbestemming door particuliere eigenaren draagt bij aan de versterking van het cultuurhistorische besef in een streek waar behoud van historie vanouds in de schaduw staat van ruimte voor de bolleneconomie. REGIONALE COLLECTIE
Het project loopt eind 2006 af. Hoewel er sinds de start nog vele waardevolle schuren zijn gesloopt of verknoeid, begint er verandering in denken en handelen zichtbaar te worden in de vorm van vele bollenschuren met een nieuwe bestemming. Soepelere planologische regelgeving op basis van de Nota Ruimte moet bovendien vooral in het buitengebied meer armslag voor transformatie bieden, waar nu nog strak wordt vastgehouden aan agrarische bestemmingen. Geslaagde herbestemmingprojecten zullen in een handzame publicatie aan de streek worden gepresenteerd. Aan de Rijksdienst is onlangs een rapport aangeboden met aanvullende beschermingsvoorstellen, want van de honderden schuren zijn er maar enkele beschermd. Daarnaast wordt in het kader van het bestuurlijke verband van de veel grotere regio Holland Rijnland, waar de streek sinds kort deel van uitmaakt, samen met alle gemeenten gewerkt aan een Regionaal Bollenschurenbeleid. Doel is een op elkaar afgestemd beleid van alle betrokken gemeenten, gericht op behoud en herbestemming van een Regionale Collectie Bollenschuren. Tenslotte wordt het Cultuurhistorisch Genootschap, het samenwerkingsverband van de lokale historische verenigingen en musea in de streek, in een nieuwe jas gestoken, zodat het Genootschap eind 2006 de fakkel van het project Behoud en Herbestemming Bollenschuren kan overnemen.
.
Peter Nijhof, landelijk coördinator industrieel erfgoed, 030 · 69 83 359
7
kennis
De opkomst en ondergang van drijfsteen Met regelmaat komen er bij de InfoDesk van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg vragen binnen over bijzondere en minder bekende bouwmaterialen. Zo werd er onlangs gevraagd naar de opkomst van drijfsteen in monumenten, in het bijzonder in het hertenhuisje in Alkmaar.
Het hertenhuisje in de hertenkamp in het Westerhoutpark in Alkmaar is een ontwerp in chaletstijl van de bekende tuinarchitect Leonard Springer en gebouwd in 1902. Het dak is van riet. Het vakwerk, althans de wanden, is opgevuld met drijfsteen. Drijfsteen is een kunstmatig vervaardigde, poreuze bouwsteen, die men kan rekenen tot de groep van de jongere bouwmaterialen die in de tweede helft van de negentiende eeuw zijn ontwikkeld. De opkomende industrie zocht naar nieuwe bouwmaterialen die men eenvoudig en goedkoop kon produceren. Gebakken producten, zoals baksteen en dakpannen, waren betrouwbaar en degelijk en hadden hun kwaliteit eeuwenlang bewezen. De productie ervan vergde echter vrij veel energie en daarbij ook veel tijd. Ze waren daardoor kostbaar. Door te experimenteren met goedkope organische en anorganische bouwstoffen en cement ontwikkelde men alternatieve producten met geheel nieuwe eigenschappen. L I C H T, P O R E U S E N RUW
Zo is drijfsteen al in het midden van de negentiende eeuw in Duitsland gefabriceerd uit vulkanische stukken puimsteen die gebonden zijn met cement of kalk in de verhouding van 9 op 1. Puimsteen – lichte, poreuze, gestolde lava – heet in Duitsland Bims, net als andere lavastoffen. Drijfsteen werd daar dus Bimsstein genoemd, of ook wel Schwemmstein of Schwimmstein. Drijfsteen heeft namelijk niet alleen brandwerende eigenschappen, maar was ook nog eens aanzienlijk lichter van gewicht dan de gangbare bouwmaterialen. Om die reden en om de prijs vond het materiaal veel toepassing. Andere gewaardeerde eigenschappen zijn de poreusheid en de ruwheid. De poreusheid kan bijdragen aan warmte- en geluidsisolatie en de ruwheid kan voor een goede hechting van de afwerking zorgen. Drijfsteen werd geproduceerd aan de Rijn rond Neuwied, Weissenthurm, Urmitz, Andernach, Engers en Bendorf, waar grote hoeveelheden puimsteengruis voorhanden waren. Via de Rijn en andere waterwegen bereikte drijfsteen Nederland. De vervoerskosten waren dus relatief laag.
SCHEIDINGSWANDEN
Drijfsteen, hier soms ook aangeduid als zwemsteen, heeft in ons land tot ver na de Tweede Wereldoorlog zijn toepassingen gehad. Gaandeweg is het materiaal verdrongen door kalkzandsteen, dat sinds 1899 in eigen land werd geproduceerd. Omdat drijfsteen relatief goedkoop was, is het veel in de woningbouw gebruikt. Veel voorbeelden zijn te vinden in Amsterdam, zoals in de 298 etagewoningen uit 1923 aan de P.L. Takstraat en de Coöperatiestraat, en in Rotterdam, zoals in de Bergpolderflat uit 1934 aan de Dr. De Visserstraat 65-207. De nieuwe steen kon uitstekend dienen voor scheidingswanden die traditioneel in baksteen werden uitgevoerd. Het leverde ongeveer vijftig procent gewichtsbesparing op. Het gangbare formaat van drijfsteen is 25 x 12 x 9,5 centimeter, maar er konden zowel kleinere als grotere formaten worden geleverd. Drijfsteenwanden met een dikte van zo’n zes centimeter werden toegepast op plaatsen waar men voorheen zogenaamde Brabantse wandjes zou plaatsen, van gestuukt riet. Voor buitenwanden, gewelven en vulling in skeletbouw is drijfsteen in ons land, in tegenstelling tot in Duitsland, vrijwel niet toegepast. Voor de bouw van loodsen en dergelijke is drijfsteen in Nederland echter wel hier en daar gebruikt. NEDERLANDSE DRIJFSTEEN
Nederlandse drijfsteen was anders van samenstelling. Het werd gemaakt van gegranuleerde hoogovenslakken uit IJmuiden. De Hoogovens in IJmuiden zijn kort voor 1920 gestart, dus dit bouwproduct moet pas jaren daarna op de markt zijn gekomen als alternatief voor de Duitse drijfsteen. In de literatuur wordt de Nederlandse drijfsteen aangeduid als Hoogovendrijfsteen. Het toepassingsgebied zal voornamelijk de Randstad zijn geweest. Volgens L. Ploos van Amstel jr. (Bouwstoffen, Leiden/’s-Gravenhage 1960) is er ook een soort drijfsteen vervaardigd uit lichte sintels, zoals verbrandingsresten van steenkolen, cokes, afval van vuilverbrandingsinrichtingen, al of niet met wat toevoeging van zand als toeslagstof.
.
Ben Kooij, bouwhistoricus, 030 · 69 83 368
Springer wilde in zijn hertenkamp in Alkmaar een licht huisje bouwen voor opslag van materiaal en voer, en ter sier. Hij gebruikte daartoe drijfsteen (ansichtkaart Dr. Trenkler Co., Leipzig, 1908)
8
internationaal
Nieuwe impulsen voor Georgetown In de achttiende eeuw was Stabroek het bestuurscentrum van de uitgestrekte, Hollandse polders in Zuid-Amerika die de Nederlandse kolonie Demerara vormden. Tegenwoordig heet Stabroek Georgetown en het land Guyana. En er zijn nieuwe impulsen nodig om de vitaliteit van het waardevolle historische centrum te herstellen. De Rijksdienst heeft Georgetown daarvoor aanbevelingen gedaan.
Georgetown leeft in een ambivalente relatie met het haar omringende water. De Demerara, de rivier die de stad haar strategische positie verschaft, is vanuit het centrum nergens zichtbaar noch beleefbaar. De stad heeft geen representatief rivierfront zoals Paramaribo kent, de hoofdstad van buurland Suriname. De rivierzijde fungeert daarentegen als industriële achterkant en functionele levensader. De Atlantische Oceaan met zijn wijdse uitzicht, die Georgetown met de rest van de wereld verbindt, is van de stad gescheiden door de immense Sea Wall, die elke interactie met de stad frustreert. Alleen de altijd aanwezige noordelijke bries, die enige verlichting brengt in de stedelijke hitte, doet de nabijheid van de oceaan vermoeden. Pas na zonsondergang vormt de buitenproportionele dijk het domein van vliegerende kinderen, gepassioneerde geliefden en joggende ouderen. De gedempte grachten, overblijfselen van een voorbije plantageeconomie, die als elegante en lommerrijke passages de stad doorsnijden en recht doen aan haar titel Garden City of the Caribbean, verhullen het belang van drainage in dit laaggelegen kustgebied. Bij hevige regenval wordt hun voormalige functie echter pijnlijk duidelijk. Deze dubbele houding van aantrekking tot het water en afkeer ervan is wellicht het belangrijkste kenmerk van Georgetowns identiteit. STABROEK
De wijk Stabroek is de achttiende-eeuwse kern van de huidige hoofdstad van de Coöperatieve Republiek Guyana. Die naam Stabroek dateert uit 1784, toen de kolonie Demerara na een kortstondig Frans bewind opnieuw in handen viel van de West Indische Compagnie, en dankt zij aan de toenmalige gouverneur Nicolaas Grevink, heer van Castricum, Backum en Stabroek. De laatste plaats ligt onder de rook van Antwerpen. Onder Frans bewind was de strook Compagnie-grond, die de plantages Vlissingen en Werk en Rust van elkaar scheidde, ontwikkeld tot het bestuurscentrum van de kleine maar lucratieve kolonie. Haar bestaan was gebaseerd op de productie van suiker, die op de wereldmarkt hoge prijzen leverde. UNIEKE POLDERS
De suikerproductie was al in de zeventiende eeuw op de Wilde Kust van noordelijk Zuid-Amerika geïntroduceerd als ontluisterend alternatief voor de uitblijvende goudvondsten en vergeefse expedities van Europese avonturiers naar het legendarische El Dorado. Suikerriet bleek in deze vruchtbare kustgebieden uitstekend te gedijen. Dat wil zeggen, wanneer men erin slaagde het overtollige water te lozen. Hollandse drainagetechnieken en Afrikaanse slavenarbeid boden een nieuw bestaan aan deze Zuid-Amerikaanse gronden. Zodoende kwam in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw een nieuw en uniek landschapstype tot stand langs de kusten van het huidige Guyana en Suriname, bestaande uit uitgestrekte polders met bijhorende infrastructuur, afwateringskanalen, dijken en ontwateringssluizen. Het grootste deel van dit landschap is nog altijd herkenbaar aanwezig, zij het met een gewijzigd en minder winstgevend gebruik dan in de achttiende eeuw het geval was.
Het rapport Georgetown: the Ocean, the River and Canals is te vinden in de bibliotheek van de Rijksdienst.
Stadhuis (boven) Woonhuis in het centrum van Georgetown (inzet) Een kenmerkend ‘Demerara-raam’ (foto’s auteur)
9
BESTUURSCENTRUM
De eerste zeventiende-eeuwse plantages die onder het bewind van de West Indische Compagnie tot stand kwamen, bevonden zich langs de oevers van de Pomeroon, in het westen van het huidige Guyana. Maar snel daarna volgde de kolonisatie van de oevers van de Essequibo en de Berbice en de kust van Suriname. De oevers van de Demerara werden pas halverwege de achttiende eeuw gekoloniseerd door diezelfde West Indische Compagnie. In 1748 telde de kolonie Demerara een twintigtal plantages. Het bestuur van deze kolonie bevond zich toen nog op het eiland Borsselen, dat in de monding van de brede, tropische modderrivier was gelegen. Pas tijdens de Franse verovering van 1781 werd het bestuurscentrum naar de vaste wal verplaatst, zoals hiervoor al bleek. ELEGANTE STAD
In 1812 werd de naam van de nederzetting Stabroek gewijzigd in Georgetown, een naam die de stad nog steeds draagt en volgens sommigen verwijst naar Koning George III, maar volgens anderen naar Koning George IV. Hoe het ook zij, wat vaststaat, is dat de plaats onder Engels bewind tot een heuse stad uitgroeide. Na de Napoleontische tijd werden de drie Nederlandse koloniën Berbice, Demerara en Essequibo met de omliggende gebieden onder Engels bewind verenigd tot de kolonie Brits Guyana. Het voormalige Stabroek werd vanwege haar centrale ligging en strategische positie gekozen als hoofdstad van de nieuwe kolonie. In haar nieuwe hoedanigheid groeide de plaats in de loop van de negentiende eeuw uit tot een elegante stad met een belangrijke positie in het Caribische gebied. De smalle strook Compagnie-grond te midden van de laaggelegen plantages was al snel ontoereikend voor de forse expansie die de stad doormaakte. De uitbreidingen die in de negentiende eeuw onder centraal gezag in fasen plaatsvonden, zorgden voor een voortgaande transformatie van agrarische gronden tot stedelijk gebied. De stads-
uitleg baseerde zich logischerwijs op de bestaande plantagestructuren en afwateringskanalen, die dateerden uit de Nederlandse tijd. VICTORIAANS
In de loop van de negentiende eeuw vulde het stedelijke raster zich met grote, vrijstaande, houten bouwwerken in Victoriaanse stijl. Opmerkelijk is de eenheid in bouwwijze, die nauwelijks onderscheid maakt tussen woonhuis, kantoorgebouw of winkelpand. Kenmerkende en terugkerende elementen zijn de witgeverfde exterieurs, het gebruik van de verdieping als hoofdvertrek – te bereiken via een externe trap en overdekte veranda –, het gebruik van torens en de Victoriaanse detaillering van houtsnijwerk en ijzeren hekwerken. Ook het zogenaamde ‘Demerararaam’, dat in veel voormalige Engelse koloniën wordt aangetroffen, is in de stad van zijn veronderstelde herkomst veelvuldig toegepast. Het huidige Georgetown, hoofdstad van de sinds 1966 onafhankelijke republiek, heeft nog altijd haar Victoriaanse verschijningsvorm behouden, evenals het op de plantages gebaseerde raster en haar stedelijke functies. RUIME OPZET
Door een overvloed aan goedkope grond dijt de hoofdstad van Guyana tot op de dag van vandaag steeds verder uit, zonder dat er sprake is van verdichting in het centrum. In tegendeel, hier trekken vitale functies juist weg, met leegstand en verkrotting tot gevolg. Met uitzondering van het commerciële centrum kent de stad een ruime en open opbouw, zonder gesloten bouwblokken. Deze twee kenmerken bepalen de structuur van de stad, die niet in kernen is georganiseerd, maar langs uitgerekte assen. Zo valt er een institutionele as, een commerciële as, een industriële as en een recreatieve as te onderscheiden. De ruime opzet geeft de stad weliswaar een aangenaam karakter, maar maakt het tegelijkertijd moeilijk het voorzieningenniveau op peil te houden en leidt tot hoge kosten voor infrastructurele voorzieningen. TOEKOMSTPERSPECTIEF
Nieuwe impulsen zijn nodig om de vitaliteit van het waardevolle historische centrum van Georgetown te herstellen en de broodnodige investeringen in achterstallig onderhoud en restauratie te financieren. Hoewel deze investeringen vooral uit de particuliere sector moeten komen, kan een actief overheidsbeleid hiervoor de kaders scheppen en hieraan een stimulans bieden. Dit besef heeft de UNESCO, de culturele tak van de Verenigde Naties, in Guyana ertoe gebracht een onderzoek te verrichten naar de ontwikkelingspotenties van de stad die zij wil voordragen voor de Werelderfgoedlijst. Vanwege zijn expertise op het gebied van de planologische monumentenzorg is de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gevraagd hierbij ondersteuning te bieden. In samenwerking met het International Committee on Monuments and Sites Nederland en de Universiteit van Guyana heeft de Rijksdienst in april van afgelopen jaar een kansen- en risicoanalyse verricht. De aanbevelingen voor een ruimtelijk beleid ter ondersteuning van de historische karakteristieken zijn aan het nationale en locale bestuur aangeboden. De uitvoering van dit beleid, dat nog door de politiek moet worden vastgesteld, zal investeringen die passen binnen het historische karakter stimuleren en anderzijds investeringen die dit bedreigen juist afremmen.
.
Jean-Paul A.M. Corten, senior medewerker Ruimtelijke Inrichting en Vormgeving, 030 · 69 83 412
10
wederopbouw
D a t a b a n k o p w w w. m o n u m e n t e n z o r g . n l Sinds 2001 verricht de Rijksdienst voor de Monumentenzorg inventariserend onderzoek naar gebouwen uit de Wederopbouwperiode 1940-1965. De resultaten van deze studies brengen we bijeen in rapporten. Daarnaast plaatsen we de gegevens van alle onderzochte gebouwen in een digitale databank. Deze Wederopbouwdatabank is vanaf nu voor iedereen toegankelijk en aanvulbaar via onze website.
Het op internet plaatsen van de databank ligt in het verlengde van de verificatie van de Wederopbouwgegevens van de Rijksdienst, waarmee we in de zomer van 2005 gestart zijn. Zie hiervoor ook Nieuwsbrief 4, juli 2005. Daartoe hebben we de grotere monumentengemeenten aangeschreven met de vraag om gegevens over bouwwerken in onze Wederopbouwdatabank te controleren en aan te vullen. De reacties stromen nog altijd binnen, en blijken erg waardevol. Zelfs zó waardevol dat we hebben besloten deze verificatie uit te breiden door onze gehele databank via internet te ontsluiten. Zo kunnen niet alleen de grotere monumentengemeenten, maar ook de kleinere gemeenten, provincies, steunpunten monumentenzorg, gebouweigenaren en anderszins geïnteresseerden onze gegevens raadplegen en actualiseren. Naast informatie over de huidige stand van zaken van de voorgeselecteerde gebouwen willen we zo aanvullende informatie verkrijgen over de nog niet in onze databank opgenomen karakteristieke of waardevolle gebouwen uit de Wederopbouw.
In de Wederopbouwdatabank op www.monumentenzorg.nl is onder andere het raadhuis in Eindhoven te vinden, ontworpen in 1963 en gebouwd in 1969 door architect Jan van der Laan (foto RDMZ, Kris Roderburg, 2005)
FLEXIBELE PRESELECTIE
Sinds 2001 hebben verschillende interne en externe onderzoekers, documentalisten en stagiaires van het projectteam Wederopbouw van de Rijksdienst gewerkt aan het vullen van de databank. Per geïnventariseerd gebouw hebben we gegevens ingevoerd als bouwjaar, oorspronkelijke en huidige functie, bouwstijl, adres, aanwezige monumentale kunstwerken en architect. In bepaalde gevallen zijn ook afbeeldingen van de bouwwerken opgenomen. Het Wederopbouwonderzoek van de Rijksdienst is in eerste instantie gebaseerd op literatuurstudie. Uit deze onderzoekingen hebben we per gebouwcategorie voorlopige overzichtslijsten gemaakt van wat mogelijk behoudenswaardig is. Dit is in de databank aangegeven als zijnde de ‘preselectie’. Omdat de uit de literatuur verkregen informatie echter niet altijd volledig is en de huidige staat van de gebouwen nog veelal onbekend is, vormen de reacties van gemeenten en andere partijen in het land een belangrijke informatiebron. De preselectie is daarom flexibel en voor aanvulling vatbaar. De categoriale Wederopbouwstudies en de digitale databank zullen als basis dienen bij de toekomstige rijksbescherming van de bouwwerken en structuren uit de Wederopbouw. Het selectiebeleid hiervoor zal in de loop van 2006 gestalte krijgen. In de Wederopbouwdatabank worden alleen gegevens van gebouwen opgenomen. Deze databank is niet bedoeld voor grotere structuren, zoals wijken, en stads- en dorpsgezichten. Hiervoor zal een ander instrument worden ontwikkeld. HOE WERKT DE DATABANK?
De Wederopbouwdatabank op www.monumentenzorg.nl heeft een eenvoudige structuur. Met behulp van de zoekfunctie in het eerste scherm kan worden geselecteerd op provincie, gemeente, architect,
kunstenaar en oorspronkelijke functie. Door te zoeken met behulp van ‘In preselectie’ kan er bovendien voor worden gekozen alleen de gebouwen weer te geven die door ons tot nu toe als behoudenswaardig zijn gekarakteriseerd. Na het invoeren van de zoekcriteria volgt het tweede scherm, waarin de zoekresultaten in een korte overzichtslijst worden weergegeven. Door op de objectcode of de foto van een van de hier getoonde bouwwerken te klikken opent het derde scherm met de gedetailleerde gegevens. Met behulp van de bladerknoppen onder- en bovenaan het scherm kan er door de gemaakte selectie worden gewandeld om zo alle gebouwen te bekijken die aan de ingevoerde criteria voldoen. REACTIEFORMULIER
Bij het raadplegen van de objectgegevens kan het zijn dat u incomplete of onjuiste gegevens tegenkomt. Hiervoor is een reactieformulier aan de website toegevoegd. Met dit formulier kunt u een voorstel doen om onvolledigheden aan te vullen of onjuistheden te corrigeren. Ook kunnen afbeeldingen van het betreffende gebouw met dit formulier worden meegestuurd. De reactieformulieren worden via de website automatisch verzonden naar
[email protected]. Mocht u geen gebruik willen maken van dit gestandaardiseerde formulier, dan kunt u ook zelf een e-mailbericht opstellen en aan dit adres sturen. De toegezonden informatie wordt door het projectteam Wederopbouw wekelijks gecontroleerd en toegevoegd aan de databank. De Wederopbouwdatabank vormt zo een interactief instrument, waarmee de basis wordt gelegd voor een breed gefundeerde, landelijke inventarisatie van de gebouwen uit de periode 1940-1965.
.
Marije de Korte, projectmedewerker Wederopbouw, 030 · 69 83 349
11
jurisprudentie
Re i k w i j d t e b e s ch e r m i n g b e p a a l d In aanwijzingsprocedures van rijksmonumenten is de reikwijdte van de bescherming vaak onderwerp van discussie. Zo ook bij de aanwijzing van het Victoria Hotel in Amsterdam als beschermd monument. De Raad van State bepaalde in hoogste instantie dat terecht het gehele pand in de aanwijzing is betrokken. Deze uitspraak wordt hier nader belicht. Het standpunt van de eigenaar kwam afgelopen zomer uitgebreid aan de orde in de media.
Wie niet met zomervakantie is geweest kan de publiciteit in enkele landelijke dagbladen en NOVA rond de aanwijzing als rijksmonument van het Victoria Hotel nauwelijks zijn ontgaan. De nadruk lag daarbij steeds op het standpunt van de eigenaar van het hotel. Op 3 augustus 2005 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep van de eigenaar echter ongegrond verklaard. Omdat deze uitspraak niet alleen van belang is voor dit specifieke geval, maar voor alle gevallen waarin de reikwijdte van de bescherming onderwerp van discussie is, wordt hij hier nader belicht. HET MONUMENT
Het op de hoek van het Damrak en de Prins Hendrikkade gelegen Victoria Hotel kwam in verschillende fases tot stand. Het oudste gedeelte dateert van 1883-1890. De monumentale waarde hiervan vormt de reden van bescherming. De redengevende omschrijving bij het aanwijzingsbesluit bevat behalve een omschrijving van dit gedeelte tevens een vermelding van verschillende latere uitbreidingen, die vanuit het oogpunt van monumentenzorg van ondergeschikt belang zijn. De hoteleigenaar wenste de bescherming te beperken tot de gevel van het oudste gedeelte en de in de omschrijving beschreven onderdelen van het interieur. Volgens de staatssecretaris zijn de latere uitbreidingen tot aan de Hasselaerssteeg echter eveneens beschermd, omdat de entree zich in de uitbreiding bevindt en de overgang tussen oud en nieuw binnen niet of nauwelijks te ervaren is door interne verbouwingen, en valt ook het gehele interieur, voorzover dit civielrechtelijk gezien tot het pand behoort, onder de bescherming. Van het Victoria Hotel in Amsterdam was de reikwijdte van de bescherming als rijksmonument in het geding (foto RDMZ, Sergé Technau, 2005)
ZELFSTANDIGE EENHEID
De Raad van State stelde dat de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis heeft beoogd aan te sluiten bij de vaste jurisprudentie dat niet het kadastrale perceel grondslag is voor de bescherming van wat zich daarop bevindt, maar dat slechts datgene beschermd is wat als zelfstandige eenheid genoemd is in de omschrijving. Het in de redengevende omschrijving beschreven gedeelte van het hotel en de in de aanwijzing opgenomen uitbreiding daarvan vormen bouwkundig en functioneel één onlosmakelijke, zelfstandige eenheid en de uitbreiding deelt dan ook terecht in de bescherming als monument, aldus de Raad. INTERIEUR
Volgens de Raad van State blijkt uit eerdere jurisprudentie en de wetsgeschiedenis van de Monumentenwet van 1961 dat het civielrechtelijke onderscheid in onroerende en roerende zaken ook op monumenten van toepassing is. Zaken die op grond van artikel 3:4 van het Burgerlijk Wetboek naar verkeersopvatting onderdeel uitmaken van een onroerende zaak (lees: monument) of daarmee hecht zijn verbonden, delen in de bescherming van het monument waartoe zij behoren. Dat niet alle onroerende onderdelen van het interieur expliciet in de redengevende omschrijving worden vermeld, maakt niet uit volgens de Raad. Het niet opnemen van een limitatieve lijst van te beschermen onderdelen, zoals de eigenaar wenste, is niet onevenredig of in strijd met de rechtszekerheid, omdat de bescherming beperkt blijft tot die onderdelen die op basis van het Burgerlijk Wetboek bestanddelen vormen van de betrokken onroerende zaak. BEDRIJFSVOERING EN MONUMENTENVERGUNNING
Aanwijzing van het gehele hotelpand als rijksmonument is volgens de Raad van State niet onevenredig in vergelijking met de gevolgen daarvan voor de eigenaar wat betreft de bedrijfsvoering en de verbouwingsmogelijkheden. Aanwijzing betekent immers niet dat eenvoudige of ingrijpende wijzigingen of zelfs sloop van – een deel van – het pand onmogelijk zijn. De problemen van de eigenaar met betrekking tot toekomstige ingrepen in het interieur kunnen pas aan de orde komen bij de belangenafweging die in het kader van een vergunningprocedure ex artikel 11 van de Monumentenwet 1988 plaatsvindt. De Raad wijst in dit verband op het door de minister afgegeven Algemeen Positief Advies, waarin voor niet-constructieve wijzigingen aan later aangebrachte binnenmuren, vloeren, plafonds, kozijnen, sanitaire voorzieningen en dergelijke van minder dan vijftig jaar oud bij voorbaat een positief advies wordt gegeven. CONCLUSIE
Uit deze uitspraak van de Raad van State blijkt dat ook niet-monumentale gedeelten van een beschermde onroerende zaak delen in de bescherming als monument. Niet de uitvoerigheid van de redengevende omschrijving is bepalend voor de reikwijdte van de bescherming, maar welke zelfstandige eenheden in de omschrijving zijn genoemd en wat daar op grond van artikel 3:4 van het Burgerlijk Wetboek bestanddeel van is. De staatssecretaris hoeft dan ook niet al de te beschermen onderdelen van het monument limitatief te vermelden.
.
Ruben Abeling, jurist Informatie: Peter Berendse, voorlichter wet- en regelgeving, 030 · 69 83 470
12
vanuit de regio’s
Wa t p l a a t s n a m e n v e r t e l l e n Friese plaatsnamen als Pingjum, Koufurderrige en Sondel laten zich vanuit het Nederlands niet één twee drie uitleggen. Maar met enige kennis van hun betekenis kunnen ze veel informatie verschaffen over de oudst aanwezige bebouwing, historische personen, gebeurtenissen, het gebruik en het landschap.
Het Plaatsnamenboek van Gerald van Berkel en Kees Samplonius uit 1989 geeft naast de herkomst ook jaartallen van eerste notaties van de plaatsnaam, wat gelijk een indruk geeft van de ontwikkeling van een gebied. Daarnaast wordt vaak de schrijfwijze van de naam uit die tijd gegeven, hetgeen verhelderend kan werken, omdat de naam in de vroegste tijd nog niet verbasterd was. Opvallend voor de provincie Friesland is de enorme hoeveelheid plaatsnamen die naar een persoon of een geslacht zijn vernoemd. Plaatsnamen eindigend op aard, ard, ward, werd, wert, berd, buren, buorren, ga, gea, huizen en um zijn op een enkele uitzondering na, zoals Lekkum en Britswert, verbonden met een persoon of een geslacht. Aard, ard, ward, werd en wert komen van ‘wierde’, terp. Zo was Kûbaard in of voor 1256 de wierde van ene Cuba. Berd betekent ‘buurtschap’, verzameling huizen. Luinjeberd was dan ook de buurtschap van Ludo. Buren en buorren kunnen we vertalen met ‘bij de woningen’. Sibrandabuorren uit 1333 betekent ‘bij de woningen van Sijbrand’. Een ga is een dorp met omgeving, te vergelijken met ‘gouw’. Idzega was dus het dorp met omgeving van Idde, in 1132. Huizen in Hantumhuizen duidt op een nederzetting, in dit geval van ene Hanat. En um komt van ‘heem’, woonplaats. Pingjum was in 1230 de heem van Penne. LANDSCHAP
Andere plaatsnamen vertellen vaak iets over het landschap zelf. Dola in Dolagoutum betekent ‘grens’. Furt of firde is een brede voorde, zoals in Sandfirden, uit 1132. Maar let op, soms is furt een verschrijving van ‘wierde’, zoals in Breitenfurt. Gat in Moddergat uit 1718 betekent ‘geul’ of ‘poel’. Lijk of lee is een waterloop, zoals in Katlijk, in 1315. Een zijl is een uitwateringssluis, zoals in Munnekezijl, uit 1476. Post duidt op een kleine brug of een plank over een sloot, zoals in Buitenpost, uit 1508.
13
Een gracht in Bolsward, gefotografeerd ergens tussen 1910 en 1935. Bolsward heette oorspronkelijk Bodliswert, wat aangeeft dat de plaats ontstaan is als wierde, terp, waar ene Bodil op woonde (foto RDMZ, C. Steenbergh
Ook til in Kootstertille betekent ‘brug’, uit 1840. Geest in Westergeest uit 1467 duidt op hogere zandgrond. Ham of hem betekent ‘door een dijk ingesloten, omheind land’, zoals in Drogeham, uit 1558. In Miedum uit 1407 is miede grasland. Een nes, zoals de plaatsnaam Nes, is ‘een in water uitstekende punt land’, ‘een landtong’, te vergelijken met ‘neus’. Een rijp is ‘een smalle strook grond’, zoals in Hurdegarijp, uit 1509. Schar in Scharsterbrug uit 1840 is ‘gemene grond’. Weer in Langweer uit 1399 is ‘grondbezit’, ‘een strook land’. En een zwaag is een weiland, zoals in Langezwaag, uit 1315. Loo, lo, scha en widum duiden op bos, zoals in Elsloo, Appelscha en Koudum. Rige betekent ‘rij’, ‘streekdorp’. Koufurderrige is dus het streekdorp bij het meertje de Koevoorde. En tjerk betekent ‘kerk’, zoals in Ryptsjerk, uit 1314. HANDBREEDTE
Ook complete plaatsnamen kunnen een aspect van het landschap aangeven. Zo verwijst de plaatsnaam Raerd naar ‘hriâd’, dat ‘met riet begroeid’ betekent, Haske naar een soort gras, Hiaure naar ‘haver’ of een ‘oever’, Hieslum naar ‘hasalon’, ‘bij de hazelaars’ en Lies naar een weinig gewaardeerde grassoort. Zo ook Morra, dat naar de aanwezigheid van een moeras verwijst, Sondel naar een bosje op zandige grond, Grouw naar een groeve of geul en Marrum naar een woonplaats aan het water. Gersloot geeft het spits toelopende aan van een sloot, Spannum een smalle strook land, op handbreedte, It Heidenskip een stuk wild begroeid land, Donkerbroek een moerassig, laag gelegen stuk grond en Haule een hoofd, land dat oorspronkelijk hoger lag dan zijn omgeving, evenals Boijl, waarin we het woord ‘buil’ terugvinden. Hindeloopen heette vroeger Hitinkufe, wat zoveel betekent als ‘een laag gedeelte in een haag of hek waar herten overheen springen’. Hee geeft aan dat hier een ankerplaats aanwezig was, Sumar een zuidelijk gelegen meer en Nijland nieuw aangeslibd land van de oude Middelzee.
PERSONEN
De plaatsnaamgeving kan dus veel informatie verschaffen over de oudst aanwezige bebouwing, belangrijke personen en geslachten, geschiedenis, het gebruik en het landschap. Zo geeft Minnertsma aan dat kerk en dorpsgebied toebehoorden aan ene Minne, en Baard aan Bavo. Rinsumageest geeft aan dat de op hoge grond gelegen woonplaats aan Hring toebehoorde, Goënga aan het geslacht Goïnga en Lioessens aan het geslacht van Liutfrid. Gerkesklooster vertelt ons dat het klooster alhier gesticht is door Gerke Harkema, uiteraard niet te verwarren met de plaatsnaam Harkema, die vernoemd is naar het geslacht Harke. GEBEURTENISSEN
Altoena is in de zestiende eeuw vernoemd naar een van de eerste bedijkers van Het Bildt, Dirk Oem van Wijngaarden, die op Kasteel Altena bij Delft woonde. De kerk daar stond onder bescherming van Sint Anna, en zodoende werd Altoena later St. Annaparochie genoemd. Jonkerslân dankt zijn naam aan jonker Julius Dekema en Oranjewoud aan het feit dat prinses Albertina-Agnes, stadhoudersgemalin, hier haar buiten Oranjewoud heeft laten bouwen. Heerenveen komt van de hoogveengronden, die drie heren compagnons, Van Dekema, Van Cuyck en Foeyts, in 1551 kochten aan een kruising van het turfkanaal met de weg. Terkapelle, vroeger Terkaple geheten – van ‘capa’, wat ‘mantel’ betekent – heeft zijn naam gekregen door de Frankische vorsten die de mantel van Sint Maarten als relikwie meevoerden. De plaats waar men de mantel bewaarde, werd kapel genoemd. QUIRNIFURT
De naam Harich duidt op ‘harga’, wat ‘heidens heiligdom’ betekent. Delfstrahuizen geeft aan dat de bebouwing hier aan een gegraven waterloop ligt en Tijnje dat hier een gevlochten visdam aanwezig was. Rottevalle bekent dat het plaatselijke sluisje op een rattenval lijkt. In Cornwerd vinden we het oude woord ‘quirnifurt’, waarin ‘kwirna’, ‘handmolen’, zit. Cornwerd is dus een wierde met een handmolen erop. Britsum is een verbastering van ‘Bruggiheim’, wat zoveel betekent als ‘nederzetting bij een kleine brug’. Peperga vertelt over de verbouw van peperkers en Koudum dankt zijn naam aan de woorden ‘kuô’, dat ‘houts-
kool’ betekent, en ‘widum’, dat ‘bos’ betekent: ‘bij het kolen(branders)bos’. ONTWIKKELING
Namen die uit heem zijn ontstaan dateren vooral uit de vijfde tot en met tiende eeuw, en die uit huizen uit de twaalfde en dertiende eeuw. Zo is vanuit de hoofdbenaming Hantum later Hantumhuizen ontstaan, en daarna weer Hantumeruitbuorren. Op dergelijke wijze zijn er patronen te ontdekken die iets over de ontwikkeling van het gebied vertellen. Eenmaal een aantal van deze gegevens in beeld gebracht op de kaart van Friesland, blijkt dat de oudst genoteerde plaatsnamen zich voornamelijk aan de noord- en westzijde van Friesland bevinden, grenzend aan Waddenzee en IJsselmeer, twee uitzonderingen daargelaten: de gemeenten Het Bildt en Harlingen, die pas later zijn ingepolderd. In het gebied langs de noord- en westzijde vinden we de meeste plaatsen die iets vertellen over natuurlijke verhogingen in het land, wierden en terpen. Het middengebied van Friesland kenmerkt zich door benamingen naar waterlopen en meren en alles wat daarmee samenhangt, een logische samenhang met de kleigronden en de kritische afwatering van dit gebied. Vanaf het midden van Friesland naar de zuid-oosthoek toe worden de gemeenten steeds jonger. Logisch, omdat hier de drassige, moerassige veengebieden liggen. Hier vinden we dan ook vooral benamingen die samenhangen met de veengebieden. Zo geven plaatsnamen een grote samenhang van belangrijke personen en gebeurtenissen, belangrijke kenmerken van het landschap en het gebruik van dit landschap aan. Ze geven zeker aanleiding om bij ieder bezoek rond te kijken naar de kenmerken die de naam van de plaatsen aangeeft.
.
Annemarie de Groot, consulent bouwkunde, 030 · 69 83 409
14
publicaties
Ve r k r i j g b a r e p u b l i c a t i e s De volgende publicaties van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg zijn – tenzij anders vermeld – tegen verzendkosten bij ons te verkrijgen. Stuur uw bestelling naar
[email protected] of Rijksdienst voor de Monumentenzorg, t.a.v. InfoDesk, Postbus 1001, 3700 BA Zeist, of bel 030 – 69 83 456. Het bestelde zenden wij u dan samen met een acceptgiro zo spoedig mogelijk toe. Ook na het moment van fuseren tot de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten dit voorjaar zullen deze publicaties verkrijgbaar blijven. OVER DE RIJKSDIENST
– Hoe rijk u bent met uw rijksmonument (t.b.v. eigenaren rijksmonumenten) (gewijzigde 3e druk 2003) – De schatkamers van de Nederlandse monumentenzorg: documentaire informatie bij de RDMZ (2000) – Kennis aan het werk (de RDMZ als kennisinstituut) – Knowledge at work (vertaling van Kennis aan het werk) – Netherlands Department for Conservation (RDMZ) over the border (2000) – Nieuwsbrief (geef jaar en nummer aan) – Jaarverslag 2004 – Medewerkers 2005 (overzicht afdelingen en medewerkers) A L G E M E N E W E T- E N R E G E L G E V I N G
– Monumentenwet 1988 (kopie herdruk 2001) – Tijdelijke beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten (2004) – Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten (herdruk 2001) – Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (kopie herdruk 2001) – Beleidsregels onderhoud en restauratie monumenten (kopie herdruk 2001) I N F O W E T- E N R E G E L G E V I N G
3. Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997: verzekeringen (4e druk 2005) 7. Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen (3e druk 2005) 9. Het jonge monument in de juridische procedure (2e druk 2000) 11. Wie zijn belanghebbenden in de zin van de Monumentenwet 1988?: de aanwijzing (gewijzigde 2e druk 2004) 12. Bescherming van stads- en dorpsgezichten (2e druk 2005) INFO RESTAURATIE EN BEHEER
1. Hydrofoberen van gevels (gewijzigde 4e druk 2004) 2. Herstel van voegwerk (gewijzigde 4e druk 2004) 4. Oorzaken van schade aan baksteenmetselwerk en herstel 1 (gewijzigde 4e druk 2004) 5. Oorzaken van schade aan baksteenmetselwerk en herstel 2 (3e druk 2001) 6. Luidklokken en beiaarden (2e druk 2001) 7. Instandhouding van historische houten vensters (gewijzigde 3e druk 2005) 8. Vocht en zouten in metselwerk (gewijzigde 3e druk 2005) 9. Overlast door duiven (gewijzigde 3e druk 2005) 10. De kwaliteit van riet als dakbedekking (4e druk 2005) 11. Onderhoud van rieten daken (gewijzigde 3e druk 2005)
12. Het behoud van het historisch pannendak (1998) 14. Het conserveren en repareren van historische houten vensters en deurpartijen (gewijzigde 2e druk 2004) 15. Mechanische torenuurwerken: monumenten van techniek (2e druk 2004) 16. Algen, korstmossen en mossen op monumenten (2e druk 2001) 17. Het reinigen van gevels (2e druk 2001) 18. Instandhouding en herstel van historische natuurstenen graftekens (gewijzigde 3e druk 2005) 19. Instandhouding van historische graftekens van ijzer, kunststeen en hout (gewijzigde 2e druk 2003) 20. Brandbeveiliging in molens (2000) 23. Herstel en onderhoud van terrazzovloeren (2001) 24. Plaatsing van telecommunicatieapparatuur op, in en aan monumentale gebouwen (gewijzigde 2e druk 2003) 25. Kleuronderzoek (gewijzigde 2e druk 2005) 26. Herstel en onderhoud van historische houten vloeren (2001) 27. Duurzame monumentenzorg (2001) 28. Natuursteen in Nederland (2002) 29. Verwering van natuursteen in het exterieur (2002) 30. Natuursteen: de steenkeuze in de restauratiepraktijk (2002) 31. Aantasting van gebrandschilderd glas en glas-in-lood (2002) 32. Instandhouding van smeedijzer in het exterieur (2003) 33. Bladkoper op monumenten (2003) 34. Bladlood op monumenten (2003) 35. Bladzink op monumenten (2003) 36. Veilig werken in en op monumenten (2003) 37. Het gebruik van kalkmortel (2003) 38. Historische orgels in Nederland (2004) 39. Graffiti op monumenten (2004) 40. Beton: schade en analyse (2004) 41. Bescherming van glas-in-lood (2004) 42. Onderhoud en restauratie van glas-in-lood (2004) 43. Vensterglas (2005) 44. Beton: onderhoud en herstel (2006)
BIJDRAGEN RESTAURATIEVADEMECUM
Zo lang de voorraad strekt 13. Schilder- en verfkunst € 10,15. Trap en trede € 6,16. Bomen en monumenten € 10,17. Fruitmuren in Nederland € 9,18. Venstertraceringen in Nederland € 7,19. Van Aaks tot Zwei € 10,-
INFO ARCHITECTUUR EN STEDENBOUW
1. Leidraad voor praktijkgericht bouwhistorisch onderzoek (2e druk 1998) 3. Stelling van Amsterdam (1999) 4. De wederopbouw (1940-1965) nader bezien (2001) 5. Vroeg-naoorlogse woonwijken (2004) 6. Beheer en onderhoud van monumentale begraafplaatsen (2005)
15
C U LT U U R H I S T O R I S C H E V E R K E N N I N G E N
– Enkhuizen, de oude haven € 11,35 – Enkhuizen deel 2, Kade/Wierdijk € 11,35 – Van Nelle-complex, Rotterdam (2 delen) € 18,15 – De Stelling van Amsterdam in de Wijkermeerpolder € 13,60 – Wierickerschans, gemeente Bodegraven € 13,60 – Marktplein, Oosterhout € 11,35 – Buitenplaats De Schaffelaar, gemeente Barneveld € 11,35 – Monnickendam € 11,35 – Marken € 11,35 – Amerongen € 11,35 – Klooster ’t Withof, Etten-Leur € 13,60 – IJmuiden € 20,– Hellevoetsluis, Heliushaven € 12,50 – Zoutkamp € 12,50 – Schiermonnikoog € 12,50 – Haaren, seminarie Haarendael € 12,50 – Maarn, buitenplaats ’t Stort € 10,– Dongen € 12,50 – Leens, gemeente De Marne € 12,50 BIJDRAGEN TOT HET BRONNENONDERZOEK NAAR DE ONTWIKKELING VAN DE NEDERLANDSE HISTORISCHE TUINEN, PARKEN EN BUITENPLAATSEN
– Ekenstein bij Appingedam (1982) – Aardenburg te Doorn (1982) – Duivenvoorde te Voorschoten (1982) – Weldam te Goor (1983) – Huis Doorn te Doorn (1983) – Biljoen en Beekhuizen te Velp (1984) – ’s-Graveland en zijn buitenplaatsen (1985) – Kasteel Vosbergen te Heerde (1985) – Oranjestein te Oranjewoud (1986) – Gooilust te ’s-Graveland (1986) – Schoonoord te ’s-Graveland (1987) – Kasteel Renswoude te Renswoude (1987) – Twickel te Delden (2 delen, 1988) – Hilverbeek te ’s-Graveland (1988) – Jagtlust te ’s-Graveland (1988) DIVERS
– Verwarming van monumentale kerkgebouwen – Leidraad bliksembeveiligingsinstallaties – Informatie over antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie voor overheden en operators (1999) – Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek (2000) – De naoorlogse wijk in historisch perspectief (2000) – De naoorlogse wijk in historisch perspectief: de praktijk (2001) – Verantwoord omgaan met funerair erfgoed: een methode (2003) – Veiligheid in kerken: beheer en gebruik van monumentale kerkgebouwen (2004) € 8,- + porto – Bestendige vergankelijkheid: het gerestaureerde grafmonument voor Frederik van Renesse in de Grote Kerk te Breda (2004) € 7,50 + porto – Graffiti: het verwijderen van en beschermen tegen graffiti (2004) € 5,- + porto – Leven in kleur (2005) € 15,- + porto
GRATIS RDMZ-BROCHURE - BETON: ONDERHOUD EN HERSTEL
Restauratie en beheer 44
Tenzij anders vermeld zijn alle boeken verkrijgbaar via de boekhandel. FOCUS LOCUS OUDE RIJN
Natuur en kunst Tijs van den Boomen, Aleks Droog e.a., Aprilis, Zaltbommel, € 19,50, ISBN 90 5994 090 3
De provincies Zuid-Holland en Utrecht hebben een groot blik met enkele miniboekjes doen verschijnen, waarin zij het gebied langs de Oude Rijn in beeld brengen. Zo willen zij aandacht vragen voor het feit dat zij graag de kwaliteiten ervan, zoals de open ruimten, willen behouden. De rivier loopt van Harmelen bij Utrecht dwars door het Groene Hart via Leiden naar Katwijk. Fotograaf Ellen Kooi vult een boekje met gestileerde foto’s van jeugd aan de waterkant. Haar collega Aleks Droog maakte een boekje met sfeervolle panoramafoto’s, en Karel Tomeï met heldere luchtfoto’s. In een vierde, wat dikker boekje geven bewoners aan de hand van veel eigen fotootjes hun mening over de verscheidenheid aan bebouwing langs de Rijn, waaronder herbestemde industriële monumenten. Als vijfde bevat het blik een indrukwekkend gedetailleerde satellietfoto van het hele gebied. En tot slot een fiets- of wandelkaart waarop kort cultuurhistorische wetenswaardigheden langs de rivier vermeld staan. BOUW JE EIGEN NEDERLANDS KASTEEL
Elisabeth Rijkels-Visser, Piet Design, Rijswijk, € 29,50, te bestellen via www.pietdesign.nl
Bouwplaten-ingenieur RijkelsVisser ontwierp in samenwerking met de Nederlandse Kastelenstichting een semi-stevig poppenhuis in de vorm van een prototypisch Nederlands kasteel. Aan een Middeleeuwse donjon uit de veertiende eeuw is een vijftiende-eeuwse zaal gebouwd en daar weer aan een Huys uit 1745 met een erker uit 1930. Het uitgestanste en voorgerilde karton is dubbelzijdig bedrukt en is via 129 nummertjes eenvoudig in elkaar te vouwen en te schuiven tot een groot speelkasteel. Leuk dat de knutsel-bouwvolgorde ook zo ongeveer historisch verantwoord is. Alleen jammer van dat zwart-wit. Nu moet je al die baksteentjes zelf nog kleuren. HET GROOT ROTTERDAMS BRUGGENBOEK
Ton Bevers, Gepke Bouma e.a., Aprilis, Zaltbommel, 248 pag., gebonden, € 29,-, ISBN 90 5994 046 6
Groot Rotterdam kent meer dan duizend bruggen. Over 23 daarvan hebben onder anderen een kunsthistoricus, een stedenbouwkundig ontwerper, een architect en een adviseur infrastructuur artikelen
publicaties
geschreven. Het gaat naast nieuwere bruggen om acht oudere. Allereerst de eenvoudige twee ophaalbruggen de Nassaubrug uit 1872 en de Grote Wijnbrug uit 1936. Dan de drie basculebruggen de Spanjaardsbrug uit 1886, de Koninginnebrug uit 1927 en de Jan Kuitenbrug uit 1931. Vervolgens de voor het naoorlogse Rotterdam unieke Regentessebrug uit 1897, een vaste gewelfbrug die met monumentaal natuursteen bekleed is. Dan de Hef uit 1926, de stalen spoorhefbrug die voor de oorlog als icoon van de grote werkstad gold. En tot slot de museale Kraneschipbrug uit 1886, een houten dek over ijzeren scheepjes, die oorspronkelijk uit Meerkerk komt en waarschijnlijk de laatst overgebleven brug van dit type in Europa is. Met historische prenten, schilderijen en foto’s en een lijst van alle bruggen van de stad.
terd koraal tot ruïnes vervallen. Net als op Bonaire. Op de drie Bovenwindse Eilanden staan witte, houten historische huizen. Op de steile vulkaan Saba, sinds 1816 Nederlands, zijn ze goed onderhouden, maar de bevolking wil ze graag vervangen door betonnen, om zich beter tegen orkanen te kunnen beschermen. Op handelseiland Sint Eustatius treffen we veel ruïneuze pakhuizen aan. De zuidelijke helft van Sint Maarten is sinds 1648 Nederlands. Veel historische houten huizen zijn daar inmiddels vervangen door betonnen appartementencomplexen voor de talrijke toeristen. Het fonds beraamt de restauratiebehoefte op de Antillen voor de komende tien jaar op 112 miljoen euro en onderstreept zijn betoog met veel zonnige foto’s van potentiële monumenten in een treurige staat.
MIDDELEEUWSE HUIZEN IN
PARK MEERWIJK
AMERSFOORT
Villapark te Bergen, manifest van de
Albert van Engelenhoven,
Amsterdamse School
Thoth, Bussum, 132 pag., € 15,-,
Eline van Leeuwen en Erik Mattie, Sun,
ISBN 90 6868 409 4
Amsterdam, 168 pag., € 24,50, ISBN 90
Smal, lang en hoog waren aan het eind van de middeleeuwen de huizen in Amersfoort. Ze hadden een hoog voorhuis met veel glas in de pui, dat ambachtslieden als werkplaats gebruikten en aanzienlijken als ontvangstzaal. Gemeentelijk bouwhistoricus Van Engelenhoven beschrijft aan de hand van hun resten de geschiedenis van zeven van de oudste stenen huizen van de stad. Hij heeft daarbij reconstructietekeningen gemaakt. Deze huizen zijn allemaal gotisch en stammen uit de periode tussen 1340, toen de houten stad grotendeels afbrandde, en 1550, toen de renaissance een andere bouwstijl introduceerde. Amersfoort kent nog veel resten van laat-middeleeuwse huizen, omdat de stad vanaf de zeventiende eeuw te arm was om ze af te breken en nieuwe te bouwen. Met veel fraaie historische tekeningen, kaarten, schilderijen en foto’s. MONUMENTEN OP DE NEDERLANDSE ANTILLEN
Simone Rots en Annuska Pronkhorst, Nationaal Restauratiefonds, Hoevelaken, 96 pag., gratis op te vragen via www.restauratiefonds.nl
Begeleid door de Rijksdienst heeft het Nationaal Restauratiefonds in 2003 en 2004 de stand van zaken van de monumenten op de Nederlandse Antillen geïnventariseerd. Curaçao is sinds 1634 Nederlands, kent als enige van de vijf eilanden een monumentenwetgeving en heeft dan ook 811 monumenten aangewezen. De binnenstad van Willemstad is zelfs Werelderfgoed. Toch zijn veel van de felgekleurde, koloniale gebouwen van gepleis-
Foto’s voorzijde - De reliëfs en de belettering op de zerken van Pierre Cuypers zijn versleten (foto Leon Bok). Zie pag. 7. - De noordelijke zijbeuk van de kerk van het Neboklooster bij Nijmegen (foto RDMZ, Ton van der Wal). Zie pag. 9. - De stoommachine uit 1909 van Drukkerij-Binderij Steyl in Limburg is gaaf bewaard gebleven (foto Peter Nijhof). Zie pag. 16. RDMZ Nieuwsbrief jaargang 18, nr. 1 januari 2006 redactie Dirk Snoodijk eindredactie Benno van Tilburg lay-out B@seline, Utrecht druk Hoonte Bosch & Keuning, Utrecht Verschijnt zes maal per jaar Alle in deze Nieuwsbrief gepubliceerde foto’s waarbij de vermelding RDMZ staat, zijn tegen betaling te bestellen bij het Foto- en tekeningenarchief,
[email protected] of 030 · 69 83 300. Abonnementen en adreswijzigingen alleen schriftelijk of per fax opgeven bij de InfoDesk. Aan de inhoud van deze Nieuwsbrief kunnen geen rechten worden ontleend. ISSN 1566 - 7049.
8506 010 9
Bij de opening in 1918 maakten de zeventien villa’s in Park Meerwijk in Bergen een verpletterende indruk. De stijl van de Amsterdamse School waarin de vijf architecten zich hadden geuit was dan ook behoorlijk vernieuwend. Het hout, riet en baksteen van de huizen golft langs onregelmatige contouren, alsof het geboetseerd is. De interieurs zijn rijkelijk voorzien van expressief timmerwerk en kleurrijk glas-in-lood. Jan Frederik Staal bouwde er zes villa’s, waarvan vooral De Bark met zijn krachtige boeg zo van wal lijkt te steken. Een van de drie huizen van Margaret Kropholler was ook zo’n sterk schip van steen en riet, maar is na een brand in 1952 helaas voorzien van een plat dak en sindsdien nauwelijks herkenbaar. Cris la Croix heeft juist een rechthoekig dubbel woonhuis neergezet. Cornelis Jonke Blaauw bouwde drie stevige, doch sierlijke villa’s. En Piet Kramer een lieve, bolle tuinmanswoning en drie grillig geschakelde woonhuizen. Het is eeuwig zonde dat deze laatste drie al in 1922 geheel zijn afgebrand. Sinds de oorlog zijn bovendien een aantal villa’s van storende aan- en bijgebouwen voorzien, veel oorspronkelijke betimmeringen en details uit de interieurs zijn verdwenen en de oorspronkelijke parkaanleg is niet meer goed herkenbaar. Dat verklaart wellicht waarom de twee kunsthistorici in deze fris vormgegeven monografie ervoor gekozen hebben om van de exterieurs slechts contemporaine foto’s af te beelden. Maar dat zijn dan wel de magnifieke foto’s van Bernard Eilers uit 1918, waarvan sommige nooit eerder zijn gepubliceerd. De auteurs beschrijven meeslepend de bouwgeschiedenis en uitgebreid de receptie.
.
Dirk Snoodijk
RI J K S D I E N S T
VOOR DE
MO N U M E N T E N Z O RG
B r o e d e r p l e i n 4 1 · 370 3 C D Z e i s t P o s t b u s 1 0 0 1 · 370 0 B A Z e i s t
S |
030 · 69 83 211
| T | w | | @ |
030 · 69 83 456 InfoDesk 030 · 69 16 189 w w w. m o n u m e n t e n z o r g . n l w w w. m o n u m e n t e n . n l
[email protected]