Nieuws Jaargang 9 - Nr. 1
brief
Driemaandelijks - Januari 2010
BELGIË P.B. 1730 ASSE BC5759 AFGIFTEKANTOOR 1730 ASSE - P.309387
Editoriaal
“Als de nood het hoogst is,...”
Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 2800 Mechelen Telefoon 03-886 51 77 kantoor Discart 03-218 28 00 kantoor Brackeva 015-21 95 75 kantoor Van Lierde Fax 015-21 02 12
kantoor Van Lierde
E-mail
[email protected] Website www.cvg.be Bank 068-2321248-65 Raad van Bestuur Guido Discart Voorzitter Marc Brackeva Ondervoorzitter Jan Eyskens Penningmeester Johan Van Lierde Secretaris Marc Beerten Paul Bruloot Peter Coene Frank De Smet Gilbert De Wilde Francis Snoeck Peter Van Noten Productie Vanwittenbergh&Partners Verantwoordelijke uitgever Guido Discart Veemarkt 25, 2800 Mechelen
De Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders (CVG) timmert reeds jaren aan de weg voor een dynamische toekomst en efficiënte modernisering van ons beroep dat ook beter dient aan te sluiten bij de sociaal-maatschappelijke realiteit van de rechtzoekende gemeenschap. In het kader van deze missie heeft de CVG als studie- en actieplatform reeds heel wat richting en sturing gegeven aan het debat zowel binnen de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders als daarbuiten in het politieke en sociale middenveld. Het is onder impuls van de CVG dat door een zogenaamde ‘reparatiewet’ het fameuze artikel 1524 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek inzake centrale beslagberichten werd bijgestuurd. Het is onder impuls van de CVG dat het wetsvoorstel voor een nieuw statuut en deontologische code werd aangevat en het al te éénzijdige wetsvoorstel rond het betalingsbevel werd afgevoerd. Het is onder impuls van de CVG dat het initiatief werd opgestart voor de concrete uitbouw van het elektronische e-platform binnen ons beroep, met het unieke kanaal en de authentieke bron van het GSB-project (Gerechtsdeurwaarders Service Bus), waarrond er reeds zoveel commotie is opgevoerd. Wat er zich de laatste maanden rond de behandeling van dit GSB-project en zijn projectmanager heeft afgespeeld, tart zo stilaan alle welvoeglijke grenzen van de verbeelding en normen van menselijke dialoog. Ondertussen dreigt met de stilaan vernietigende vaudevil-
le rond het GSB-project ook het kind met het badwater weggegooid te worden en komt de implementatie van het reeds lang verwachte Centraal Bestand van Beslagberichten (CBB) binnen ons korps finaal op de helling te staan. Objectiviteit, redelijkheid en de meest elementaire regels van gezond verstand zijn in dit kwalijke dossier reeds lang verdampt in een alsmaar emotioneler en grimmiger sfeer tussen de “kampen”. De buitenwereld volgt reeds geruime tijd niet meer en kijkt onbegrijpelijk en met verstomming toe voor zoveel kwade wil. Waarmee ook het alarmerende gegeven meer en meer opduikt dat het Centraal Bestand van Beslagberichten wel eens definitief van het gerechtsdeurwaarderkorps zou kunnen weggehaald worden en toegewezen aan een andere speler. Pas dan zal men gaan beseffen welke ravage er werd aangericht aan de collectiviteit van het korps en aan het imago van het beroep. Men kan alleen hopen,dat – zoals het Vlaamse spreekwoord zegt – “ als de nood het hoogst is, is de redding nabij “. Hopelijk komt bij iedereen binnen ons korps het besef naar boven dat we finaal met onze toekomst aan het spelen zijn. Laat de redelijken opstaan en zonder nog te dralen hun verantwoordelijkheid opnemen, gesteund op waarheid en objectiviteit in plaats van op verzinsels en emoties. Het is de hoogste tijd. Guido Discart, voorzitter CVG
2 • JANUARI 2010 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Noblesse oblige... Evaluatie van de Nederlandse gerechtsdeurwaarder In 2006 werden in justitieel Nederland een aantal beleidsprioriteiten vooropgesteld die gericht zijn op een daadwerkelijke modernisering van de rechterlijke organisatie en de bevordering van een slagvaardige en toegankelijke rechtspraak en rechtspleging en rechtsbijstand. Bij het uitwerken van deze beleidslijnen werden een aantal belangrijke studies gepubliceerd die een doorlichting geven van het gehele gerechtelijk apparaat. Ook de gerechtsdeurwaarders kwamen hierbij grondig aan bod met een relevant rapport van 147 pagina’s “Trendrapportage gerechtsdeurwaarders 2006: toegankelijkheid, continuïteit en kwaliteit van de ambtelijke dienstverlening” ( zie: CVG-Nieuwsbrief, december 2006, nr.4, en www.wodc.nl ) In 2001 werd in Nederland een nieuwe Gerechtsdeurwaarderswet ingevoerd, met onder meer als doel de marktwerking binnen de beroepsgroep te vergroten, en werd er afgesproken om na verloop van tijd deze regelgeving te evalueren. Op 14 juli 2007 werd door Justitie een Commissie geïnstalleerd die een globale evaluatie moest maken omtrent de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (afgekort: KBvG) en de wijze waarop een goede onafhankelijke ambtsvervulling kan gewaarborgd worden en eventueel bijsturingen aan de wetgeving noodzakelijk zijn. Op 24 maart 2009 werd het bijzonder gestoffeerd advies van 64 pagina’s uitgaande van deze evaluatiecommissie met de veelzeggende titel “Noblesse Oblige” neergelegd bij het Nederlands parlement ( www.justitie.nl ). Tegelijk werden op basis van dit evaluatierapport een 39-tal concrete aanbevelingen geformuleerd voor een betere werking van het gerechtsdeurwaardersambt in zijn geheel en de KBvG in het bijzonder. Het verslag van de evaluatiecommissie analyseert in een 18-tal hoofdstukken de bestaande toestand en de knelpunten en mogelijkheden om tot een vernieuwd en maatschappelijk verantwoord gerechtsdeurwaardersambt te komen: • inleiding: een bijzonder ambt • opzet en werkwijze • de KBvG als publiekrechtelijke beroepsorganisatie (PBO) – een toetsingskader • de KBvG als PBO getoetst • de interne huishouding • intern en extern toezicht • kwaliteit van de beroepsuitoefening • benoemingenbeleid • register gerechtsdeurwaarder • KBvG en kantoor in moeilijkheden • de beroepsopleiding • de rituelen van het ambt • het belang van de debiteur • gerechtsdeurwaarder en nevenwerkzaamheden • klachten • tarieven ambtswerk • toetsing van het ondernemingsplan • tuchtrecht en de KBvG
Deze structurele en transparante aanpak waarbij de Nederlandse justitiële wereld ten gronde wordt bevraagd en geanalyseerd, staat in schril contrast met de krampachtige pogingen waarmee men in België tracht het gerechtelijke landschap in beweging te brengen en te doen aansluiten bij de actuele noden van deze tijd. Deze verschillende documenten beschrijven uitermate leerzaam en relevant de positie van de gerechtsdeurwaarder binnen het Nederlandse rechtsbestel. In deze bijdrage schetsen we een overzicht van de voornaamste krachtlijnen die in dit evaluatierapport zijn aangestipt. Het is tevens tekenend dat er belangrijke bedenkingen werden geformuleerd over het ethische kader en de sociaal-maatschappelijke rol die de gerechtsdeurwaarder binnen de rechtsbedeling in de toekomst te vervullen heeft. De CVG pleit er reeds geruime tijd voor dat ook in ons land een dergelijke analyse en evaluatie van het beroep en de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders (NKGW) zou gemaakt worden. Helaas ligt dit perspectief blijkbaar nog ver af. Daarom wil de CVG de confraters en beleidsmakers wijzen op deze lacune en tegelijk een positieve impuls geven om uit deze helder gestelde Nederlandse evaluatie en adviezen lessen te trekken en inspiratie op te doen voor de verdere uitbouw van het gerechtsdeurwaardersambt in ons land. Uit deze resem van bevindingen en beschouwingen worden een drietal hoofdthema’s gedistilleerd. Vooreerst staat in het Nederlands evaluatierapport de KBvG centraal in haar hoedanigheid van publiekrechtelijke beroepsorganisatie (PBO). Ten tweede wordt het beroep van gerechtsdeurwaarder bekeken vanuit 3 verschillende perspectieven: dat van de schuldenaar, dat van de schuldeiser/opdrachtgever en ten slotte het perspectief van de gerechtsdeurwaarder en het statuut van zijn ambt. In derde orde komt de problematiek van het toezicht en het tuchtrecht ter sprake.
Rol van de gerechtsdeurwaarder binnen het rechtsbestel
De gerechtsdeurwaarder treedt binnen het rechtsbestel zelden op de voorgrond, maar is niettemin een onmisbare schakel. Hij draagt zorg voor de verwezenlijking van het ambt. Een goede rechtshandhaving is van rechtsstatelijk belang. Een maatschappelijke rechtsorde houdt in dat vonnissen ten uitvoer worden gelegd op een snelle en zorgvuldige en efficiënte wijze: de nakoming van een rechterlijke uitspraak moet op een geordende manier – zonder eigenrichting – kunnen worden afgedwongen, en daarvoor is de gerechtsdeurwaarder in het leven geroepen. Bij al zijn ambtshandelingen oefent de gerechtsdeurwaarder publiekrechtelijke macht uit. In het belang van de rechtsorde oefent hij een zekere ‘politie’ uit, bijvoorbeeld bij het leggen van beslag of een ontruiming. De relatie die de gerechtsdeurwaarder daarbij heeft met zijn opdrachtgever is een wezenlijk andere dan een reguliere marktbetrekking. In deze zin staat het bijzondere karakter van deurwaardersambt haaks op een uitsluitend op commercie gerichte praktijkuitoefening.
3
Dat wanbetaling niet mag lonen is ook een kwestie van het vertrouwen dat in het maatschappelijke verkeer en in het handelsverkeer geldt. De boodschap die de gerechtsdeurwaarder met zijn ambtshandeling brengt, zal niet altijd voor iedereen even welkom zijn. Maar het recht moet zijn loop kunnen hebben en tegen deze achtergrond moet ook naar het functioneren van de gerechtsdeurwaarder worden gekeken. In deze context zijn aan de gerechtsdeurwaarder bijzondere privileges en een wettelijk domeinmonopolie toebedeeld. De door hem uit te oefenen publiekrechtelijke macht is echter niet alleen een voorrecht, een machtsmonopolie – het legt ook een bijzondere verantwoordelijkheid op zijn schouders die verder gaat dan bijvoorbeeld uitsluitend een efficiënte rechtshandhaving. Het openbare karakter van het ambt vergt dat niet uitsluitend het perspectief van de opdrachtgever bepalend is. Er moet telkens gestreefd worden naar een evenwicht tussen de belangen van de schuldenaar en de belangen van de schuldeiser. Een gerechtsdeurwaarder die slechts “loopjongen van zijn opdrachtgever” is, heeft er onvoldoende oog voor dat hij gelet op zijn bijzondere positie ook rekening moet houden met de belangen van de schuldenaar. De Commissie wijst er op dat er nog heel wat moet gedaan worden om de begrijpelijkheid van de ambthandelingen in een begrijpelijke mensentaal te verwoorden. De Commissie vraagt ook aandacht voor een onderbelicht aspect, namelijk dat het hybride karakter van het ambt (openbaar ambtenaar en ondernemer tegelijk) moet gefundeerd zijn op een duidelijk afgesproken normenkader en beroepsethiek die worden afgebakend door de eigen beroepsorganisatie. De deugden van de koopman zijn niet altijd dezelfde als die van de openbaar ambtenaar. Soms zijn ze met elkaar in strijd. Ondernemerschap kan leiden tot mooie innovaties en creatieve
oplossingen, maar ook de deur openen voor louter economische afwegingen op momenten en in situaties waarin dit ongewenst is. Kortom, de hybride prikkelstructuur waarbinnen de gerechtsdeurwaarder opereert, bevat serieuze integriteitrisico’s, bijvoorbeeld ten aanzien van belangenverstrengeling. Het spanningsveld tussen marktbenadering en ambtelijke missie vraagt een duidelijk kader van publiekrechtelijke zelfregulering, tuchtrecht en financieel toezicht als tegengewicht tegen een onbeperkte marktwerking en puur commerciële logica.
Kernwaarden : de verantwoordelijkheid voor een goede rechtsbedeling
De reden van bestaan van de KBvG (in België is dit de NKGW) als publiekrechtelijke beroepsorganisatie (PBO) is volgens de Commissie haar gidsrol. De KBvG draagt de kernwaarden van de gerechtsdeurwaarder uit en zorgt er voor dat de professionele norm “tussen de oren” zit bij iedere gerechtsdeurwaarder. Samen vormen de gerechtsdeurwaarders zo een kwalitatief hoogstaand “gilde” waarvan de leden elkaar de maat nemen (“noblesse oblige”) en waarbij zodoende niet of nauwelijks nodig blijkt om tot een tuchtrechtelijke handhaving over te gaan. De beroepsethische kernvraag moet zijn: “wat betaamt een zorgvuldig handelende gerechtsdeurwaarder in de uitvoering van een goede en efficiënte rechtsbedeling?” In het belang daarvan functioneert de gerechtsdeurwaarder, maar de context waarbinnen hij zijn beroep uitoefent is divers. Van belang zijn: de rechtsstaat en de rechtsorde (de normatieve context), de samenleving (de sociale context) en de markt (de economische context). Elk daarvan stelt autonome eisen, wat leidt tot spanningen tussen ambt, empathie en markt. Dit kan morele dilemma’s oproepen. Als openbaar ambtenaar moet de
4 • JANUARI 2010 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
noblesse oblige (vervolg) gerechtsdeurwaarder boven alles het rechtsstatelijke kader als de voornaamste norm zien. De beroepsuitoefening resulteert dan niet in de basishouding dat alles wat niet verboden is, wel mag of kan. De gerechtsdeurwaarder behoort derhalve te handelen vanuit het besef dat hij de Staat vertegenwoordigt. Waarden gaan aan normen vooraf. Normen kunnen op een draagvlak rekenen indien de onderliggende waarden gezamenlijk worden gedeeld. Vier kernwaarden en ambtelijke plichten vloeien hier uit voort: Integriteit als fundament van een goede beroepsuitoefening in onafhankelijkheid en onpartijdigheid; Waakzaamheid ten aanzien van verschillende belangen met een vermogen tot empathie en inleving, medeverantwoordelijkheid voor de samenleving, fair play en wellevendheid; Professionaliteit als kenmerk van vakmanschap met prudentie, collegialiteit, transparantie, nauwgezetheid, betrouwbaarheid; Dienstbaarheid vermits de plicht tot service tot uiting komt in de ministerieplicht tegenover de individuele rechtzoekende en als fundament van de publieke taakvervulling.
Verordeningen als normenkader
Een duidelijk besef van de bijzondere rol in het rechtsbestel met de bijhorende waarden zal leiden tot duidelijke beroepsnormen. De Commissie duidt het als een belangrijk actiepunt aan dat de KBvG (lees NKGW) meer gebruik moet maken van een sturende en verordenende bevoegdheid die juist moet dienen als een tegenwicht tegen een onbeperkte marktwerking. Zo dient er onder meer een duidelijke ‘codificerende‘ normering te komen van bijvoorbeeld nevenwerkzaamheden, de mate van participatie in een kantoor door anderen dan gerechtsdeurwaarders en de mate van samenwerking met andere vormen van dienstverlening en de kwaliteit van de kantoororganisatie. De KBvG als publiekrechtelijke beroepsorganisatie kan niet louter een verzameling van concurrenten zijn, een ‘middenstanderige’ ondernemersvereniging. Er moet een bereidheid zijn om kennis met elkaar te delen. De cultuur van onderling wantrouwen en “mekaars vliegen vangen” moet plaats maken voor de overtuiging dat gerechtsdeurwaarders gezamenlijk de kwaliteitsnorm en de beroepseer hoog houden. Het “gilde” moet de emanatie zijn dat het ambt onafhankelijk, integer en vakbekwaam wordt uitgeoefend. De interne organisatie van het beroep zelf moet daarom volledig democratisch en transparant functioneren met een proactieve interne communicatie, een deugdelijk huishoudelijk reglement en een permanente beroepsopleiding.
Het publieke debat opzoeken
De KBvG dient zich niet te beperken tot het vervullen van de secretariaatsfunctie van de beroepsgroep. Extern relaties onderhouden betekent de beroepsgroep goed neerzetten in het publieke debat en niet verkrampt of terughoudend zijn om contacten te onderhouden met andere spelers in het veld, zoals de advocaten, notarissen, de rechterlijke macht of de sociale organisaties. De gerechtsdeurwaarder heeft immers een sociaal-maatschappelijke functie. De beroepsorganisatie kan dus op haar beurt een belangrijke bijdrage leveren op het ontwerp inzake de certificeringsnormen voor de schuldhulpverlening, het commentaar
op een recent Groenboek van de Europese Commissie inzake tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en op het eindrapport van de Commissie inzake burgerlijk procesrecht. De beroepsorganisatie moet proactief contact met de samenleving zoeken. De KBvG heeft daar zeker belang bij nu de beroepsgroep enerzijds geen spontane sympathie opwekt bij de gemiddelde burger, maar anderzijds wel van groot belang is als laatste schakel in de keten van de civiele rechtshandhaving, en dus dicht bij de burger staat. Gerechtsdeurwaarders hebben nog altijd met een negatief imago te maken. Ze worden vooral gezien als meedogenloze uitvoerders van gerechtelijke vonnissen, verantwoordelijk voor het afsluiten van gas en licht en voor huisuitzettingen. Het beeld van deurwaarder Dreverhaven uit Bordewijks roman “Karakter” uit 1937 blijft de beroepsgroep achtervolgen.
Interne huishouding versterken
De evaluatiecommissie is van oordeel dat de kwaliteit van de interne organisatie en werking van de KBvG dringend dient te verbeteren. Er moet verder geïnvesteerd worden in een professioneel apparaat met een kwalitatief hoogwaardig juridisch ondersteunend bureau met voldoende personele bezetting. Ook de kwaliteit van het bestuur en de debatcultuur moet verbeterd worden met open en gelegitimeerde besluitvormingsprocessen. Vage agenda’s, zwakke leiding, rommelige debatten, casuïstische discussies tussen enkelen, zwijgers die ter vergadering wel merkten welke kant het opging en zich bij stemming naar de heersende opinie voegden, matige kennis van de beleidsdossiers, gebrek aan durf tegenover het bestuur, gebrek aan belangstelling voor de vraag waar de gerechtsdeurwaarder over 5 of 10 jaar zou moeten staan, gebrek aan moed in heikele kwesties knopen door te hakken, vrees, zoal geen tegenzin, de verordenende bevoegdheid van de ledenraad te gebruiken: dit tekende de eerste jaren in belangrijke mate de ledenraad van de KBvG en het verklaarde de bij veel leden levende gedachte dat de ledenraad (die kan vergeleken worden met de “vaste raad” bij ons) een irrelevant gezelschap vormde. De evaluatiecommissie stelt dat het bestuursniveau ten gronde moet opgekrikt worden door bv. opleiding en trainingen in debat- en vergadertechniek en scouten van kandidaat-bestuursleden met potentiële leiderscapaciteit en maatschappelijke betrokkenheid. Een intensiever contact met andere juridische beroepsgroepen is noodzakelijk en kan bijdragen aan het besef van de bijzondere positie die de gerechtsdeurwaarder inneemt in het rechtsbestel en aan de vorming van een homogeen beeld van de beroepsgroep.
Belang van de debiteur
Een bijzonder hoofdstuk besteedt de commissie aan de problematiek met de debiteur. Het is van rechtsstatelijk belang dat rechterlijke uitspraken ook daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd: wanbetaling mag vanuit het oogpunt van de rechtshandhaving nooit lonen. De recovery rate van de Nederlandse gerechtsdeurwaarder is behoorlijk positief. De marktwerking en de scherpere concurrentie bij incasso-activiteiten dwingt er toe om het de opdrachtgever naar zijn zin te maken, maar kent nauwelijks een prikkel om het belang van de schuldenaar zorgvuldig in het oog te houden. De schuldenaar is slechts het lij-
5
dend voorwerp van een exploot. Volgens de commissie bestaat de indruk dat de KBvG zich teveel vereenzelvigt met het belang van de opdrachtgever/schuldeiser. Omdat de gerechtsdeurwaarder als één van de eersten een problematische schuld ziet ontstaan, bestaat de indruk dat hier een waardevolle signaalfunctie onbenut blijft. Als monopolistisch functionaris in het rechtsbestel behoort de gerechtsdeurwaarder de belangen van beide partijen – schuldeiser en schuldenaar – in het oog te houden. De KBvG moet als beroepsorganisatie dit fundamenteel gegeven in alle omstandigheden voorop te stellen. De commissie verwijst naar een spraakmakende uitspraak van 28 juni 1991 in kortgeding van de voorzitter van de Rechtbank van Zwolle: “ Ander dan (de opdrachtgever) stelt, ben ik van oordeel dat de deurwaarder bij zijn ambtverrichtingen zich niet uitsluitend mag laten leiden door partijdige belangen van diens opdrachtgever. De deurwaarder is een door de Kroon benoemde en in die hoedanigheid beëdigde openbare ambtenaar, die ten dienste staat van de justitiabelen bij uitsluiting aan hem/haar opgedragen wettelijk vereiste rechtshandelingen verricht. Daaruit vloeit voort een dubbele verantwoordelijkheid van de deurwaarder. Enerzijds is hij aansprakelijk jegens zijn particuliere opdrachtgever, anderzijds is hij steeds een openbaar ambtenaar, die in het rechtsbestel een taak vervult ten behoeve van het algemeen belang. In een geval als het onderhavige – uitvoering van een opdracht tot beslaglegging – diende (de gerechtsdeurwaarder) derhalve niet alleen de instructies van zijn opdrachtgever uit te voeren, maar moest hij daarbij ook als openbaar ambtenaar met een eigen verantwoordelijkheid ervoor zorgen dat de rechtens te eerbiedigen belangen van de aspirantbeslagene niet in het gedrang kwamen.” Het gevaar dat de gerechtsdeurwaarder nog enkel op commerciële en marktgedreven basis loopjongen wordt van zijn opdrachtgever is momenteel één van de grote “ideologische”
spanningsvelden binnen het beroep. Een leuke passage in het rapport is waar onze confrater Jan Delva uitdrukkelijk in deze context wordt geciteerd: “ Het belang van de debiteur – door de Vlaamse gerechtsdeurwaarder en lid van de Nationale Kamer J. Delva omschreven als ‘de gerechtelijke patiënt – leeft bij de meeste beroepsgenoten niet of nauwelijks. Wat dat betreft voelt de gerechtsdeurwaarder (en met hem ook de KBvG) de spanning die in het beroep ingebakken zit: ondernemer en ambtenaar tegelijkertijd. Het gaat in de praktijk van alledag om targets halen richting de (grote) opdrachtgevers, waaronder het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en de Informatie beheer groep (IBG), die de gerechtsdeurwaarders tegen elkaar uitspelen. Deze grote opdrachtgevers kunnen gaan ‘shoppen’ als de recovery rate – bijvoorbeeld door een al te terughoudende c.q. nobele beroepsuitoefening – tegenvalt. De harde realiteit is dat de aandacht voor het individuele geval tijd kost en tijd is nu eenmaal geld. Daardoor is maatwerk bij met name de grote kantoren nauwelijks meer mogelijk. Interesse in (en tijd voor) de concrete omstandigheden van de debiteur bestaat er bij de grotere kantoren steeds minder, zo bleek tijdens een hoorzitting met de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) en met het Landelijk Overleg Sociaal Raadslieden (LOSR). LOSR heeft bij de KBvG aangedrongen op betere voorlichting richting schuldenaren door middel van het gebruik van standaardformulieren in begrijpelijke taal en een meer expliciete verwijzing naar (schuld)hulpverlenende instanties. “
Centraal register beslagen
Eén van de kernbladzijden van dit evaluatierapport is besteed aan de absolute noodzaak om een centraal register van beslagen in te richten, naar analogie van het debat rond het Centraal Register van Beslagberichten (CBB) zoals we dat in Bel-
6 • JANUARI 2010 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
noblesse oblige (vervolg) gië ook kennen. Hier volgt in extenso deze sleutelpassage: “ Bijkomend probleem is dat de kennis over de debiteur – met de komst van de landelijke ambtelijke bevoegdheid –niet meer bij dezelfde behandelend gerechtsdeurwaarder geconcentreerd is, maar verspreid is geraakt over diverse gerechtsdeurwaarders die van elkaar niet weten dat de andere bij wijze van spreken gisteren ook al bij de debiteur langs is geweest. Overleg over een beslag en de consequenties daarvan was daarom vroeger eenvoudiger. Nu zijn er vaak meer gerechtsdeurwaarders in het spel en is het overzicht zoek. Voor een minnelijke regeling, laat staan voor een voorwaardelijke opheffing van een beslag, is overleg met vele partijen nodig. Dat kost allemaal tijd en geld en er bestaat een gerede kans dat de ene executie de andere in de wielen rijdt. Een zinloze opeenstapeling van beslagen moet worden voorkomen, zo is de Commissie van verschillende kanten voorgehouden. Dat kan bijvoorbeeld door een concentratie van beslagen bij de eerste beslaglegger die dan als coördinerend gerechtsdeurwaarder heeft te gelden. De noodzaak voor een centralisatie van kennis omtrent de debiteur in de ene of andere vorm is klemmender geworden. Dubbele beslagen op eenzelfde goed waren vroeger verboden, tegenwoordig is het normaal geworden, zelfs door dezelfde gerechtsdeurwaarder. Feit is wel dat de afgelopen twee decennia de schuldenproblematiek flink is gestegen en dat de betalingsmoraal is gedaald, dus dat het op zich begrijpelijk is dat er meer beslagen worden gelegd dan voorheen. Het vertrouwen in het handelsverkeer vergt dat er maatregelen worden genomen tegen een dalende betalingsmoraal. Een actieve incasso is daar een terecht onderdeel van. Dat überhaupt meer inzet van de gerechtsdeurwaarder wordt verlangd bij de handhaving van civiel- en bestuursrecht behoeft dus niet te verbazen. In dit verband heeft de (vorige) KBvG-voorzitter tijdens de hoorzitting beeldend opgemerkt dat met de verslechterde betalingsmoraal in Nederland een vonnis allang geen ‘waardebon’ meer is, en terecht opgemerkt dat dat feit het werk van de gerechtsdeurwaarder lastiger maar ook (nog) belangrijker maakt dan voorheen. “ Merkwaardig is dat de commissie vermeldt: “Er bestaat bij onze zuiderburen al langer een landelijke registratie van beslagen die bedoeld is om een ongewenste en onoverzichtelijke stapeling van beslagen en executiekosten te voorkomen.” De oprichting van het Centraal Bestand van Beslagberichten – dat tot op heden nog steeds niet is gerealiseerd ! - is nu juist één van de fundamentele discussiepunten binnen de eigen Nationale Kamer !
Toezicht en tuchtrecht
Een gerechtsdeurwaarderskantoor behoort geen winkel van sinkel te zijn. Nevenwerkzaamheden van gerechtsdeurwaarders dienen altijd direct in het verlengde van hun kernfunctie te liggen. En die kernfunctie is het uitbrengen van dagvaardingen en andere betekeningen en de tenuitvoerlegging van executiorale titels. Incassowerkzaamheden zijn in beginsel met de kernfunctie verbonden. Het verkopen van handels- en persoonsinformatie, verzekeringen of het optreden als makelaar niet. De commissie maakt zich zorgen over de inflatie van nevenwerkzaamheden die een aantal grote Nederlandse gerechtsdeurwaarderskantoren combineren. Raadpleging van websites van kantoren maakt duidelijk dat kantoren nevenwerkzaamheden aanbieden op o.a. het terrein van opleidingen, management, consultancy, die weinig of niets te maken hebben met de
kernfunctie van de gerechtsdeurwaarder. Daarnaast zijn enkele grotere kantoren allianties met incassobureaus aangegaan of hebben financiële belangen in incassobureaus verworven. Aard en omvang van alle al dan niet bezoldigde nevenbetrekkingen moeten worden gemeld aan de KBvG en moeten opgenomen worden in een officieel beroepsregister. De commissie stelt dat er geen plaats is voor èn – èn ,veeleer is het of – of. Of men laat zich benoemen door de Kroon en aanvaardt daarmee dat de positie van de gerechtsdeurwaarder zich tegen menige nevenwerkzaamheid verzet. Of men kiest voor de vrijheid van het ondernemerschap met alle ondernemersrisico’s van dien. Het statuut van vrije beroepsbeoefenaar kan nooit een vrijbrief zij voor belangenverstrengeling en vermenging van ambtelijke en nevenactiviteiten. De commissie wijst op de noodzaak van een duidelijk tuchtrechtelijk kader. Er werd een afzonderlijke hoorzitting gewijd aan de situatie bij het gerechtsdeurwaarderstuchtrecht, waarbij een meer genuanceerde uitbreiding van tuchtsancties wordt voorgesteld (van waarschuwing, berisping tot schorsing) en publicatie van de tuchtrechtelijke uitspraak als onderdeel van de sanctie geldt (bv. lancering van de website www.tuchtrecht.nl ). Een verhoogde kenbaarheid van de tuchtrechtelijke uitspraken kan een zuiverende werking hebben binnen de beroepsgroep en als dusdanig meer preventief bijdragen aan een breder gedragen professioneel normbesef.
Klachten
De commissie pleit tevens voor een duidelijk kader inzake beroepsethiek, die trouwens bij elke juridische beroepsbeoefenaar van binnenuit dient ontwikkeld te zijn. Een verscherpte concurrentie zet de dagelijkse praktijk onder druk. Er moeten omzetcijfers gehaald worden, het no cure, no pay –systeem en informele tariefafspraken zetten de poort open voor een geperverteerd concurrentiemodel. Een verplichte cursus beroepsethiek, liefst aan de hand van veel casuïstieke tuchtrechtspraak, kan daar zeer behulpzaam bij zijn. Vanuit de beroepsorganisatie zou er ook een model van klachtenformulier voor de gemiddelde burger in begrijpelijke taal dienen ontwikkeld te worden, bij voorkeur in samenwerking met de sociale platforms en consumentenverenigingen. Een intern meldpunt van ‘klachtencentrale’ dient door de beroepsorganisatie gecoördineerd te worden, zeker inzake de tarieven die bij de uitvoeringskosten gehanteerd worden. Naast klachten uitgaande van de burger is de KBvG als beroepsorganisatie ook het aanspreekpunt en adres voor klachten van administratieve aard en kan zelf als klager optreden. Een duidelijke deontologische code met aangepast tuchtrecht is dus een actuele noodzaak.
Bulkaanbieders en wurgcontracten uit den boze
Het evaluatierapport geeft een aantal relevante beschouwingen over de kwalijke evolutie van ‘tarievenoorlog’ binnen het beroep. Het “Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders” ( Btag) is de referentiebasis. Rond de tarifering en kostenaanrekening van ambtshandelingen heerst er in Nederland een kritisch debat. Het regeringsprogramma ter bevordering van marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit leidde na uitgebreid parlementair overleg tot een nieuw tarief-
7
systeem. Naast de landelijke bevoegdheid en de vrijere vestiging werd het nieuwe stelsel gezien als een mogelijkheid om de concurrentie tussen gerechtsdeurwaarders te bevorderen. Het vaste schuldenaarstarief werd geïntroduceerd. Doch werd er tegelijk een zorgelijke evolutie zichtbaar waarbij de grotere spelers bulkovereenkomsten en wurgcontracten afsluiten met scherpe kortingen, in de hoop om grote opdrachtgevers aan het kantoor te binden. In een aantal gevallen wordt de gerechtsdeurwaarder gedwongen op omzet in te zetten. Hier gaat het niet meer om verhaal ten laste van de debiteur van kosten die in werkelijkheid niet gemaakt zijn, maar om de overname van kostenrisico door de gerechtsdeurwaarder. Scoort het kantoor niet conform het contract, dan blijft werk dat anders wel beloond zou zijn, onbeloond. Daarbij kan het contract ook dwingen tot langdurige voorfinanciering. In de permanente competitie met zijn beroepsgenoten laat de gerechtsdeurwaarder zich overhalen om de eisen van de opdrachtgever blindelings in te willigen, soms per saldo tot zijn schade. Drie zorgelijke trends tekenen zich af: het afsluiten met opdrachtgevers van bijzondere contracten met garantierendementen ; steeds grotere samenwerkingsverbanden met incassobureaus en verzekeringsmaatschappijen ; gedwongen voorfinanciering die risico’s kan opleveren voor de liquiditeit. Bij deze interne concurrentie blijkt dat de grote opdrachtgevers de gerechtsdeurwaarders soms genadeloos tegen elkaar uitspelen. Zij gaan shoppen als de recovery rate, bijvoorbeeld door een in hun ogen al te terughoudende, casu quo nobele beroepsuitoefening, tegenvalt. Met ethiek hoog in het vaandel blijkt het lastig om scherp te concurreren. Maatwerk bij in het bijzonder de grote kantoren is nauwelijks meer mogelijk. Aandacht voor het individuele geval kost tijd en geld. Interesse in de debiteur bestaat er bij die kantoren evenmin. Kennis aangaande de debiteur is met de landelijke bevoegdheid verspreid over diverse gerechtsdeurwaarders. Door de grotere kantoren wordt geboden op debiteurenportefeuilles, met retourprovisie. Een groot ambtelijk volume is daardoor steeds meer noodzake-
lijk: zoveel mogelijk exploten betekenen, waarbij het zeker niet als een ramp wordt ervaren als de meeste debiteuren de deur niet opendoen. Vooral die kantoren zijn in staat door allerlei kortingen (prijsdumping), soms tot wel 40 %, grote opdrachtgevers binnen te halen. De commissie stelt dat het exploot niet een winstbron voor de eiser mag zijn. De tussenkomst van de overheid, die door middel van een exploot de civiele rechtshandhaving gestalte geeft, is een uiterste middel. Het tijdens de hoorzittingen geschetste scenario dat het executiebeleid harder wordt naarmate de marges kleiner worden, lijkt reëel. De gerechtsdeurwaarder moet een rechtvaardig rechtverschaffer zijn. Zijn ambitie om te incasseren is daaraan ondergeschikt. In het evaluatierapport wordt geconcludeerd dat de gemiddelde gerechtsdeurwaarder weliswaar een goede boterham verdient, maar gebukt gaat onder een fundamentele onzekerheid. Moet er nu geconcurreerd worden met of zonder beroepsethische beperkingen? Een heldere set van beroeps- en gedragsregels, die ook strikt gehandhaafd wordt, schept duidelijkheid voor iedereen. De KBvG behoort als beroepsorganisatie het baken te zijn voor de nobele beroepsgenoot. Dat is de gerechtsdeurwaarder die zichzelf als bijzonder ambtsdrager beperkingen oplegt, maar die aldus handelend nooit de concurrentie zal aankunnen met zijn collega, die zichzelf hoofdzakelijk of zelfs uitsluitend als ondernemer beschouwt en het niet zo nauw neemt met beroeps- en gedragsregels, voor zover die een zuiver commerciële beroepsopvatting in de weg staan. Tot zover een aantal van de voornaamste krachtlijnen uit dit omstandige evaluatierapport inzake de werking van het gerechtsdeurwaardersambt en de Koninklijke beroepsorganisatie (KBvG) in Nederland. Dit verslag is een uitermate interessante en inspirerende denkoefening om de “stand van zaken” binnen ons eigen korps te toetsen. Samenvatting: Godfried van de Perre
8 • JANUARI 2010 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
De invorderingsindustrie Mythe of realiteit De Roeselaarse vrederechter kwam de laatste tijd meerdere keren in de media met een verontruste aanklacht omtrent wat hij in lapidaire termen afwisselend de booming business van de “invorderingsindustrie” of de “schuldenindustrie” noemt. In een interview verschenen in het weekblad Humo (nr. 3614 van 8 december 2009) en eerder in een opiniestuk in De Morgen schetst hij een bewogen doch ook al te eenzijdig en bijwijlen populistisch getint beeld over de schuldenproblematiek en daaraan gekoppelde invorderingspraktijk. Nagels met koppen, doorspekt met spijkers op laag water. Vanuit de Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders (CVG) hebben we ook reeds voortdurend de aandacht gevestigd op de alarmerende toename van schulden bij gezinnen en bedrijven dat gaandeweg een sociaal en maatschappelijk probleem van eerste orde dreigt te worden. De kranten kopten de laatste weken met titels zoals “Vrederechter zet elke dag 60 gezinnen uit huis”. Dit jaar werden al dubbel zoveel Vlaamse gezinnen uit hun woning gedreven als in 2008 omdat ze de huur niet kunnen betalen. Terwijl 15 % van de Belgen moet leven van een inkomen onder de armoedegrens en het aantal collectieve schuldbemiddelingen op ruim 73.000 ligt, een stijging met 14 %. Er is dus een schrijnende schuldenproblematiek die zich als kankergezwel uitzaait door agressieve verkoopstechnieken en opgefokte consumptiedrift in onze samenleving. Dit is een maatschappelijk fenomeen waar de gerechtsdeurwaarder ook dagelijks mee geconfronteerd wordt. De zogenaamde ‘schuldenindustrie’ is dus geen oorzaak, maar een problematisch gevolg van deze maatschappelijke overconsumptie. In het interview met vrederechter Nolf lees je weinig of niets over de dieperliggende oorzaken van de schuldeninflatie. In ons rechtssysteem en sociale rechtsordening is het de regel dat wie schulden aangaat, deze ook moet terugbetalen. Dit handelsverkeer moet gebeuren op een rechtszekere, billijke en transparante manier. Andermaal worden gerechtsdeurwaarders steevast gelijkgeschakeld en in dezelfde zak gestoken met de commerciële (wan)praktijken van incassobureaus die meestal werken volgens het ‘no cure, no pay’-systeem. Vrederechter Nolf, zelf magistraat die deel uitmaakt van het gerechtelijk apparaat, weet goed dat de gerechtsdeurwaarder een openbaar ministerieel ambtenaar is, medewerker van het gerecht die ook ten dienste staat van de uitvoerende macht en alle rechtzoekende burgers. De gerechtsdeurwaarder oefent zijn ambt dus uit binnen een wettelijk kader waaronder het K.B. van 30 november 1976 over de tarifering van kosten. Dat hiermee alles koek en ei zou zijn, is hiermee niet gezegd en dat een aantal praktijken van gerechtsdeurwaarders ten stelligste betwist kunnen worden, is ook de stelling van de CVG, die opkomt tegen de dubieuze praktijken van sommige confraters. De CVG verzet zich tegen confraters die oneigenlijk gebruik maken van hun ambt om op commerciële leest geschoeide incassopraktijken op te zetten. Maar daarmee moeten alle gerechtsdeurwaarders niet over dezelfde kam geschoren worden. Het is duidelijk dat er in de minnelijke fase noch door een gerechtsdeurwaarder noch door een incassokantoor kosten kunnen en
mogen aangerekend worden. De CVG is dan ook vurig voorstander van een meer transparante en eenduidige invorderingspraktijk. We hebben een nieuwe procedure inzake versnelde invordering uitgewerkt en pleiten voor een wetgevend initiatief om de gerechtelijke aanmaning strikt te definiëren tegenover de minnelijke incasso, zodat er meer duidelijkheid komt over de verhaalbaarheid van de kosten en de bemiddelingsfunctie inhoud krijgt. We pleiten tevens voor een laagdrempelig meldpunt waar rechtzoekende burgers wetsinbreuken of feitelijke misbruiken door gerechtsdeurwaarders in de uitoefening van hun ambt kunnen meedelen. Ook pleit de CVG voor het oprichten van een werkgroep bestaande uit een vertegenwoordiging van ons korps en de centra voor schuldbemiddeling die tot doel heeft voorstellen te formuleren ten aanzien van de politieke wereld om desgevallend wetgevend op te treden tegenover nutsbedrijven en tegen de sirenenzang van bepaalde kredietbedrijven in het kader van de strijd tegen de overmatige schuldenlast. Via bv. het makkelijk ondertekenen van loonoverdrachten komen ook werkende consumenten precies in de negatieve schuldenspiraal terecht. De meeste gerechtsdeurwaarders zijn beroepshalve het ‘stootkussen’ tussen de rechtzoekende partijen, schuldeiser én schuldenaar. We beseffen dat deze rol van betekenende ‘buffer’ onsympathiek en weinig mediatiek is. Veel van de aan het optreden van gerechtsdeurwaarders toegeschreven problemen zijn eigenlijk te wijten aan de houding van de opdrachtgevers/ schuldeisers. Daarom verwachten we van een maatschappelijk betrokken vrederechter zoals Jan Nolf wat meer correcte nuance in zijn betoog en zijn nobele inzet om onze rechtspraktijk op het terrein menselijker en toegankelijker te maken. Paul Bruloot, bestuurder CVG
9
In perspectief Het gerechtelijk landschap
De minister van Justitie Stfaan de Clerck liet onlangs zijn tweeledige oriëntatienota van 130 pagina’s over een “nieuw gerechtelijk landschap” verschijnen. Een eerste deel handelt over de rechterlijke organisatie en de vertegenwoordiging van de magistratuur. Een tweede nota handelt over de tucht, evaluatie en deontologie. Opvallend is dat er in deze oriëntatienota met geen woord gerept wordt over de gerechtsdeurwaarder als scharnier in de rechtsuitvoeringspraktijk. Sinds oktober 2009 kwamen 9 politieke partijen elke week samen in de Senaat om een akkoord te bereiken over de krachtlijnen voor een nieuwe architectuur en modernisering van het beheer van ons justitie-apparaat en een globale hervorming van het tuchtrecht. Deze werkgroep van 9 politieke partijen werd symbolisch de “Atomiumwerkgroep” genoemd, verwijzend naar de negen bollen van het gerestaureerde Atomium. Ondertussen is er één bol afgevallen, want de N-VA stapte uit dit overleg, omdat men van oordeel was dat het oorspronkelijk concept van de eenheidsrechtbank onvoldoende werd behouden. De minister van Justitie heeft inmiddels beslist de debatten voorlopig op te schorten om bijkomend tussentijds politiek overleg te organiseren, alvorens de debatten te hernemen. Het wordt derhalve een ware “processie van Echternach” met één stap vooruit en twee achteruit. This must be Belgium……
Schuldencentrale
In het aankondigingbeleid van minister van Ondernemen Vincent Van Quickenborne werd een goed jaar geleden de zogenaamde schuldencentrale aangekondigd, een zwarte lijst van wanbetalers. Zo liet althans de minister verstaan in De Zondagskrant van 20 december 2009: “We werken aan de uitbouw van een schuldencentrale die een signaal geeft als een consument omvangrijke schulden heeft. Voordat kredietgevers een nieuwe lening toekennen, willen we ze een knipperlichtsignaal geven wanneer de aanvrager van het krediet al omvangrijke schulden heeft. Om dat te realiseren moet de bestaande kredietcentrale van de Nationale Bank worden omgevormd. We wachten nog een studie af van de Nationale Bank die onderzoekt of schulden bij mobiele telefoonoperators een indicatie zijn van toekomstige problemen met kredieten. De studie wordt begin 2010 afgerond.” In de strijd tegen de overmatige schuldenlast moet men inderdaad beschikken over een centraal punt van gegevens en indicaties die de consument enigszins beschermt. Schulden aan ziekenhuizen, energieleveranciers of telefoonmaatschappijen nemen hand over hand toe. Als een consument al moeilijkheden heeft om de eindjes aan elkaar te knopen voor basisuitgaven zoals verwarming of telefoon, dan moet er absoluut vermeden worden dat hij door het aangaan van een nieuwe lening nog dieper in de problemen en in een schuldenspiraal komt. In het najaar 2009 keurde de Ministerraad een wetsontwerp goed voor een meer accurate consumentenbescherming. Zo zal bijvoorbeeld de bedenktijd bij het afsluiten van een krediet stijgen van 7 naar 14 dagen en wordt het cash uitbetalen van een lening verboden. Geld lenen, kost ook geld.
Elke dag 60 gezinnen uit huis gezet
De dikte van het Belgisch Staatsblad begint stilaan vormen aan te nemen van een ziekelijke obesitas. Voor 2009 ging het Staatsblad over de zegge en schrijve 82.000 pagina’s, een zevende dikker dan het jaar daarvoor. Als elke Belg geacht wordt de wet te kennen, dan is dit wel een meer dan virtueel, zeg maar kafkaïaans niveau en blijkt de regeldrift de overheden in dit land stilaan onverzadigbaar. Concreet zou dit betekenen dat we elke werkdag gemiddeld 200 bladzijden met allerhande nieuwe regeltjes in de vorm van wetten, Koninklijke besluiten, decreten, verordeningen, reglementen, enz. op ons zien afkomen.
De Standaard van 30 november 2009 trok de aandacht met een alarmerende blikvanger: “Vrederechter zet elke dag 60 gezinnen uit huis”. Tijdens het jaar 2008 werd volgens de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG) 10.780 gezinnen uit hun woning gezet. Dat zijn er 207 per week of 30 per dag. Voor 2009 gaat men naar een verdubbeling: 60 uitzettingen per dag. Het aantal wanbetalingen neemt drastisch toe: een verdubbeling van het aantal procedures van eigenaars tegen wanbetalers, waarbij in 90 procent van de gevallen dergelijke procedure leidt tot uitzetting op bevel van de vrederechter. Het zijn vooral uitkeringsgerechtigden die uit huis worden gezet. Een onmiskenbaar teken van groeiende armoede.
Date met deurwaarder…..
Jaarrecord faillissementen
Staatsblad nog dikker…
In De Morgen van 17 december 2009 werd een “originele” Russische invorderingsmanier uit de doeken gedaan. We citeren: “In Rusland zetten gerechtsdeurwaarders voortaan hun knapste medewerkers in als lokvogels voor wanbetalers. De aantrekkelijke vrouwen zullen, met behulp van foto’s, op het internet doelbewust contact zoeken met gezochte schuldenaars. Als er een afspraakje tot stand komt, slaat de val dicht. De ambtenaren hebben bij dit romantisch etentje op restaurant al een resem debiteuren laten arresteren. Als de schuldenaren gevat werden, namen de ambtenaren hun auto en hun rijbewijs of hun jachtvergunning in beslag. Op die manier proberen ze de mannen te bewegen om hun rekeningen te betalen. Door de crisis is het aantal Russen met schulden serieus gestegen.” Of, hoe men van de nood een “deugd” maakt….
In 2008 werden er 8.518 faillissementen uitgesproken, toen een absoluut jaarecord. Voor het jaar 2009 ligt de teller nog heel wat hoger: eind november waren er al 8.684 bedrijven over de kop gegaan, een stijging tegen het voorgaande jaar met 13,35 procent. Alleen reeds in september 2009 werden er in één maand tijd 1.015 falingen genoteerd, de zwaarste maand ooit. Het zijn vooral de horeca, de transportsector en de telecommunicatie die zware klappen incasseren. Op 11 maanden tijd ging er binnen de horecasector per 33 actieve ondernemingen één over de kop. Binnen de wereld van het wegtransport één op 39 en binnen de telecommunicatiebranche één per 41. De eerste 11 maanden van 2009 kwamen er 22.045 jobs op de tocht te staan als direct gevolg van het faillissement van de werkgever, een stijging van 21 % tegenover het voorgaande jaar.
10 • JANUARI 2010 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Algemene vergadering 14 december 2009 Op maandag 14 december 2009 hield de CVG met een ruime opkomst van de leden haar statutaire algemene vergadering in Sint-Niklaas. Waarnemend voorzitter Marc Brackeva deed namens voorzitter Guido Discart het welkomstwoord dat we hier in grote lijnen weergeven: “Vooreerst namens de ganse Raad van Bestuur van de CVG hartelijk bedankt voor uw aanwezigheid. Het is in moeilijker tijden dat aanwezigheid en betrokkenheid van u allen een riem onder het hart zijn voor al degenen die willen nadenken over ons beroep en ons korps. Deze Algemene Vergadering biedt de gelegenheid om terug te blikken op een werkjaar dat voor ons korps zeer bizar en onheilspellend is verlopen, zeg maar een crisisjaar voor ons beroep. Het is zeer merkwaardig dat er zo weinig naar de grond van de zaak is gegaan in hetgeen zich dit jaar heeft afgespeeld. Daarmee is het nuttig om eerst nog even een stukje recente historiek te schetsen om des te beter te kunnen vatten wat er allemaal op het spel staat. Daarna wil ik nog eens de hoofdlijnen van het inhoudelijk debat aanduiden en de rol hierbij van de CVG. En dan ten slotte, last but not least, wat met de toekomst, onze toekomst van het beroep ? Eerst een stukje historiek. Eén van de voornaamste doelstellingen bij de oprichting van de CVG , nu al 10 jaar geleden , was de medewerking aan de uitbouw van een elektronisch platform binnen ons beroep en ons korps. Het is vanuit de CVG dat de moeizame tocht werd aangevat om het GSB-project (de zogenaamde Gerechtsdeurwaarders Service Bus) op zijn poten te zetten. Dit heeft bloed, zweet en tranen en ook heel wat euro’s gekost. Op het ultieme moment dat het GSB-platform eindelijk in zijn operationele fase kwam, hebben we dan de ganse campagne meegemaakt die in de schoot van de Nationale Kamer tot een ware paleisrevolutie heeft geleid. We willen daar niet meer op terug komen. Gedane zaken nemen geen keer. En we gaan hier niet meer opnieuw aan de klaagmuur gaan staan of met modder gooien. Het enige wat ons als CVG interesseert, is de toekomst van ons beroep en ons korps de nodige zuurstof geven. En het is niet enkel vandaag dat we zeggen dat rond een leefbare toekomst van ons beroep zware vraagtekens en een dikke mist hangen. Dit is ook altijd de bottom-line geweest waar onze stichter-voorzitter Guido Discart zich met hart en ziel voor ingezet heeft. Met grote bezorgdheid heeft hij steeds gehamerd op de geloofwaardige en concrete tot stand komen van het GSBproject, samen met het reeds te lang aanslepende pleidooi rond een nieuw geactualiseerde statuut en deontologische code, die ook vanuit de politiek reeds geruime tijd werden en worden gevraagd en hoe dan ook zullen ingevoerd worden. We hebben vanuit de CVG in de zomer van 2007, bij het aantreden van de nieuwe federale regering, een duidelijk memorandum , ons 10-punten programma, naar buiten gebracht. Dit is en blijft onze bijbel. En als we de huidige maatschappelijke evolutie bekijken, kunnen we niet anders dan vaststellen dat onze analyse en de voorstellen van ons 10-punten-programma juist en correct zijn. Dat zien we ook in het dossier rond de schulden-
problematiek en de armoedebestrijding, dat de laatste maanden als een probleem van eerste orde in allerhande media naar voor wordt geschoven. Wat ook betekent dat we collectief als korps van gerechtsdeurwaarders niet blind kunnen blijven voor dit fenomeen en dat de politiek en het sociaal-maatschappelijk middenveld van ons korps als cruciale speler binnen de rechtsuitvoering ook een standpunt en een visie verwacht. We moeten niet negeren dat we momenteel binnen de Nationale Kamer in een ondoorzichtig kluwen en in een weinig verheffend schouwspel zijn beland. Het is niet de CVG en haar bestuursleden die oorzaak zijn van de huidige malaise binnen de Nationale Kamer. Integendeel. Maar nogmaals, we gaan ons niet wentelen in weinig productieve achterhoedegevechten. Wellicht zullen sommigen ons verwijten dat we te braaf, te mak en te naïef zijn geweest bij het interne dispuut binnen de Nationale Kamer. Daarvoor is deze vergadering nogmaals van groot belang omdat we hier-en-nu willen in open debat gaan omtrent de huidige gang van zaken en over wat er de komende maanden op het spel staat. We zien de CVG méér dan ooit als een positieve hefboom om de toekomst van ons korps mee veilig te stellen en groeikansen te geven. In deze context willen we u dan ook meedelen dat we vanuit de CVG het GSB-project dat door confrater Patrick Van Buggenhout met een enorme inzet praktisch op de rails werd gezet en dat momenteel ook effectief functioneert, zullen en willen verder zetten en als operationeel e-platform aan alle confraters die er in geloven en blijven geloven aanbieden om er mee in te participeren. Want dat is nu – ook voor buitenstaanders – de onbegrijpelijke paradox van gans het verhaal: het GSB-project marcheert, de machine is operationeel, en het blijft ons nog steeds een raadsel waarom deze moest sneuvelen en waarom er zogenaamd tabula rasa werd gemaakt. Het laatste woord is hierover nog niet gezegd. Maar we willen positief blijven en laten we hopen dat nu de storm wat gaan liggen is, dat ook van de andere kant van de barricaden, wijsheid, redelijkheid en inzicht terug de bovenhand zullen halen, en dat het collectieve belang wordt nagestreefd. En hierbij is de meest logische uitgangspositie, ook ten overstaan van het kabinet Justitie en de politieke besluitvormers, dat er één GSB-platform door ons korps zou worden gehanteerd en één gezamenlijke visie op de toekomst van ons beroep zou worden geformuleerd, in plaats van de gespreide slagorde waar we in verzeild zijn. Mag ik bij deze dus nogmaals een oproep doen om méér dan ooit de CVG te blijven steunen. Vergeet niet dat uw steun onze inzet betekent, in het belang van ons allemaal. Minder dan ooit zullen we afhaken. Het is in tijden van crisis dat de ware verhoudingen immers naar boven komen. En mag ik jullie nogmaals bedanken voor uw aanwezigheid en uw belangstelling.” De agenda van de algemene vergadering werd verder toegelicht met het verslag van de penningmeester van de CVG, Jan Eyskens over het voorbije werkjaar. Tevens werd het huidige
11
bedrag van de lidgelden voor het komende werkjaar 2010 gehandhaafd. De waarnemend voorzitter deed tevens een oproep tot het indienen van nieuwe kandidaturen voor de Raad van Bestuur van de CVG. Gezien de animositeit die rond zijn persoon werd georkestreerd, besloot Patrick Van Buggenhout als bestuurder ontslag te nemen omdat hij de sereniteit rond de CVG niet in het gedrang wenst te brengen. Voorts werd op deze algemene vergadering door Marc Brackeva nog verder toelichting gegeven omtrent een verdere doorstart van een alternatief GSB-platform met behoud van authentieke bron waarbij een aantal kantoren het initiatief nemen. Francis Snoeck gaf uitleg over de nieuwe en geactualiseerde editie van de “Codex Gerechtsdeurwaarders 2010” die in voorbereiding is in samenwerking met Knops Publishing, in opvolging van de succesvolle eerste codex-editie van 2008. Woordvoerder van de CVG, Godfried van de Perre gaf als extern waarnemer een aantal kanttekeningen en observaties bij wat zich binnen het korps de voorbije maanden heeft afgespeeld
en waarschuwde voor een nefaste impact van de interne spanningen en verdeeldheid en het onbegrip bij het politieke milieu en het middenveld. Tevens volgden er nog een aantal punctuele vragen van CVG-leden. Zoals gebruikelijk werd deze algemene vergadering afgesloten met een geanimeerde ‘nababbel’ tussen pot en pint.
De Voorzitter en de leden van de Raad van Bestuur van de CVG wensen eenieder een sprankelend en voorspoedig 2010. We hopen dat binnen ons korps de rede, verstandhouding en samenwerking terug de bovenhand halen. Een sterk en samenhangend korps is niet ieder zijn zaak, maar is allen onze zaak. Dat is het streefdoel van de CVG voor dit nieuwe werkjaar 2010.
12 • JANUARI 2010 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Betekenen in strafzaken: omgezet in wetsvoorstel In het Memorandum van juni 2007 aan de Regering met het 10 punten-programma dat de prioritaire beleidsprioriteiten van de CVG weergeeft, staat als derde punt vermeld: “de wijze van betekenen in strafzaken (correctionele en politiezaken) gelijk laten sporen met de burgerlijke betekeningwijze: de gerechtsdeurwaarders zijn samen met de politie vragende partij om de archaïsche wijze van betekenen in strafzaken af te schaffen en deze akten op dezelfde wijze te doen als thans de burgerlijke akten; hiermee ontlast men de lokale politie van heel wat administratief-gerechtelijke taken. “ Onder impuls van de CVG en confraters-CVG-bestuurders Patrick Van Buggenhout en Francis Snoeck is er momenteel bij de bevoegde Commissies Justitie een wetsvoorstel ter bespreking tot invoering van de burgerlijke betekeningwijze in strafzaken (wetsvoorstel 3.6.2008 met nummer 1211 tot opheffing van artikel 37 en wijziging van de artikelen 38, 44 en 46 van het Gerechtelijk Wetboek wat de betekening in strafzaken betreft). Vanuit de CVG werd er voor het aanhangig maken van dit wetsvoorstel veelvuldig overleg gepleegd met de lokale politiediensten en met het expertise netwerk van het college van procureur-generaals, die mede de gelijkschakeling van betekeningwijze van strafzaken met de burgerlijke betekeningwijze ondersteunden. Dit is een concrete stap vooruit in een meer efficiënte rechtsuitvoering. Het is dan ook met enige fierheid dat de CVG dit wetsvoorstel dat in de laatste rechte lijn naar een plenaire stemming zit, kan aankondigen.