Nieuws Jaargang 11 - Nr. 2
brief
Driemaandelijks - Juni 2012
BELGIË P.B. 1730 ASSE BC5759 AFGIFTEKANTOOR 1730 ASSE - P.309387
Editoriaal
Vernieuwing en continuïteit
Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 2800 Mechelen Telefoon 03-218 28 00 kantoor Brackeva 015-21 95 75 kantoor Van Lierde E-mail
[email protected] Website www.cvg.be Bank 068-2321248-65 Guido Discart († 2012) stichtend voorzitter Raad van Bestuur N Marc Brackeva Ondervoorzitter Jan Eyskens Penningmeester Johan Van Lierde Secretaris Marc Beerten Paul Bruloot Peter Coene Frank De Smet Gilbert De Wilde Francis Snoeck Peter Van Noten Productie Vanwittenbergh&Partners Verantwoordelijke uitgever Johan Van Lierde Nekkerspoelstraat 55 2800 Mechelen
Een van de laatste wensen en zorgen die stichtend CVG-voorzitter Guido Discart nog doorgaf, was de blijvende inzet om het voortbestaan van de CVG te verzekeren en constructief te blijven meewerken aan de verdere uitbouw en toekomst van ons ambt in dit digitale tijdperk dat ook binnen Justitie zijn intrede doet. Het is met deze gedachte in het achterhoofd dat de CVG-Raad van Bestuur op 3 mei jl. unaniem beslist heeft om de CVG met vereende krachten een vernieuwde impuls te geven en terug de leiding te nemen bij de inhoudelijke thema’s en dossiers die de komende tijd op de agenda staan. De CVG-Raad van Bestuur heeft unaniem de kandidatuur van confrater en CVG-bestuurdervanaf-het-eerste-uur, Johan Van Lierde als nieuw voorzitter van de CVG voorgesteld, teneinde deze - in opvolging van overleden voorzitter Guido Discart - voor te dragen op de volgende Algemene Vergadering. Na enige bedenktijd heeft Johan zich bereid verklaard om het CVG-voorzitterschap op zich te nemen. We zijn er zeker van dat hij een waardig opvolger van Guido Discart zal zijn en in zijn geest en inspiratie de CVG mee leiding zal willen geven. Dit wil zeggen: in bedachtzaam overleg, met open geest en gestoffeerd met goed uitgewerkte dossiers en doordachte standpunten. Johan is binnen ons korps een man van het “middenveld”, tevens met vlotte contacten in Noord en Zuid, diplomatiek in de omgang, luisterbereid en ploegspeler. Hij wil de CVG
terug volop in het debat brengen. Wellicht is het tijd om terug eens een aantal hete hangijzers met de Nationale Kamer te bespreken. Want het is duidelijk dat er de komende maanden heel wat belangrijke dossiers en actiepunten op de agenda staan. Er is niet alleen de reeds jaren aanslepende discussie rond een vernieuwd statuut en deontologische code. Er is ook de uitvoering van de resolutie omtrent de evaluatie van het gerechtsdeurwaarderambt, het aanhangig wetsvoorstel inzake de advocatenakte, de dossier van de opgeschorte benoemingen, de problematiek rond de incassopraktijken, de voortschrijdende informatisering binnen het justitie-apparaat, de onwerkzame “flou artistique” rond de kostenstructuur bij de betekening van akten, een kritische evaluatie rond de werking van het Centraal Bestand van Beslagberichten, de impact van de gerechtelijke hervorming van 27 naar 12 gerechtelijke arrondissementen op de uitoefening van ons ambt, het dossier fiscale inningen, enz. Het omstandige CVG-Memorandum dat we bij de voorbije verkiezingen hebben uitgewerkt, zullen we als verdere leidraad blijven gebruiken. Op onze eerstvolgende statutaire algemene vergadering zullen we met de CVG-leden verder de bakens uitzetten. We rekenen op uw loyale steun voor een slagkrachtige CVG. Namens de Raad van Bestuur van de CVG
2 • JUNI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
In memoriam
Guido Discart Op 2 maart 2012 werd in het landelijke Hingene stichtend CVGvoorzitter Guido Discart ten grave gedragen. Tijdens deze uitvaartplechtigheid werd namens de CVG volgende afscheidsrede vertolkt. De melding van het overlijden van Guido Discart week heeft ons allen diep geraakt. Eenieder geeft invulling over wat hij betekende als mens, man, vriend, confrater, collega, tochtgenoot en reisgezel in dit aardse leven. Zoals meestal bij het afscheid nemen van een goed gevuld leven, laat dit een dubbel gevoel na, zeker met een veelkleurige persoonlijkheid als Guido Discart, die alleszins niet in een paar obligate trefwoorden te vatten is. Als het van Guido zelf zou afhangen, zou hij enkel toelaten de positieve en meer vrolijke facetten van zijn levensverhaal te herinneren, en de rest met de mantel der vergetelheid te sluieren. De laatste jaren beleefde Guido inderdaad een langdurige kalvarietocht met heel wat lichamelijk leed, kommer en kwel. Maar hij deed dit met een bewonderenswaardige moed. Hij betrok daar zo weinig mogelijk mensen bij. Hij, - de man die meest kon genieten van een exquise maaltijd en eigenlijk een culinair verfijnde kennis had opgedaan om een eigen Michelin-gids uit te geven -, moest de laatste levensjaren na zijn operatie de geneugten van een fijne schotel en een goed glas wijn laten varen en gedwongen afscheid nemen van zijn spreekwoordelijke Bourgondische smaak. En inderdaad, het leven van een asceet die zijn zintuigen niet meer kon laten meegenieten, viel hem zwaar. Maar wie Guido Discart beter kende, wist dat aan tafel gaan voor hem vooral de gelegenheid was om zijn gulheid te delen met vrienden en daarbij een goed gesprek te voeren. “Delen met anderen” en “luisteren naar”, niet toevallig twee van zijn grootste kwaliteiten… Net zoals zijn vader, vulde Guido met zijn rijzige gestalte en gestreng peilende oogopslag op een natuurlijke manier telkens de ruimte als hij ergens binnenkwam. Hij passeerde niet
onopgemerkt. Hij kon daarbij steunen op een onwaarschijnlijke mensenkennis. Dat Guido een strateeg en grote tacticus was, werd hem door iedereen benijd. In de uitoefening van zijn ambt als gerechtsdeurwaarder had hij dan ook een natuurgetrouw gezag opgebouwd. Wie met hem mee ging betekenen, kon steeds vaststellen hoe hij de menselijke factor op de eerste plaats stelde en telkens mee zocht naar redelijke en menswaardige oplossingen. Zoals de volksmond zegt: “streng maar rechtvaardig”. Maar met een dominant gevoel van mededogen en begrip voor een redelijke oplossing. Guido had inderdaad een congenitaal rechtvaardigheidsgevoel in zich. Onrecht en onredelijkheid deden hem steigeren. G u id o he e ft ind e r t ijd l ang m o e t e n w ac h t e n o p zi j n b e n o e m i n g s b e s l u i t v a n g e r e c h t s d e u r w aa r d e r . D e z e onwillekeurige wachtperiode heeft hem ook gevormd en getekend. Dit had ook te maken met zijn uit de familietraditie gegroeide Vlaamse overtuiging, die hij nooit onder stoelen of banken stak. Dit engagement heeft hij ook met hart en ziel gelegd in zijn bepalende rol bij de oprichting en uitbouw van de Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders, waarvan hij de eerste voorzitter werd. Guido was daarin visionair. Hij liet zich leiden door een toekomstgerichte termijnvisie en sociaal-maatschappelijke betrokkenheid. Hij las de tekenen van de tijdsgeest. Zonder voorbehoud kan je hem de “Hugo Schiltz van het gerechtsdeurwaarderkorps” noemen: principevast, luisterbereid, genuanceerd zonder fanatisme, tegen de stroom in zoekend naar werkzame structuren, duidelijk onderscheid makend tussen hoofdzaken en bijkomstigheden. En vooral ook: recht op zijn doel afgaand, nooit aflatend. De permanente bezorgdheid voor de toekomst van het collectief van het korps van gerechtsdeurwaarders was bij hem – zoals bij zijn goeie vriend wijlen Fons Brackeva - een steeds weerkerend mantra, een absolute leidraad die zijn handelen bepaalde.
3
Guido, het ga je goed aan de overkant. Je zal in onze herinnering blijven als een rechtschapen man, die steeds trouw bleef aan zichzelf en aan zijn woord.
Als geen ander wist hij het compromis te zoeken. Als overtuigde Vlaming was hij niet te beroerd om bruggen te slaan met het zuiden van het land. In zijn periode als voorzitter van de Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders was hij het die een brug sloeg met de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders, waar hij in de persoon van Marcel Mignon een gelijk gestemde voorzitter ontmoette. Zij leerden mekaar ook appreciëren en werden vrienden. Guido was in ieder geval een meester in het bij elkaar brengen van mensen, het animeren van een debat, het verwijzen naar het collectief belang, los van persoonlijk gewin, het verleggen van bakens, het beantwoorden van uitdagingen. Hij kende als geen ander met een groot psychologisch inzicht het ‘menselijk tekort’, wat men in het Frans zo mooi formuleert als “la condition humaine”. Hij kende op een beproefde wijze het verschil tussen zijn en schijn, tussen show en essentie, tussen échte vriendschap en opportunisme. Guido had regelmatig - met zijn rusteloze ziel, zoals Max Havelaar in het boek van Multatuli - nood aan herbronning en ruime horizonten. Zijn reislust was er op gericht om met grote nieuwsgierigheid andere mensen en andere culturen te leren kennen in hun authenticiteit en historische traditie. Guido was een multiculturele en internationale mens. Iemand die als ‘open’ Vlaming in de wereld droomde van en streefde naar een zelfstandigheid, een eigen gerespecteerde identiteit, maar zich tegelijkertijd afzette tegen Vlamingen die te gedogmatiseerd en te éénzelvig dachten. Als je zou vragen: wat waren de basiskenmerken van deze gedreven man?, dan kan je deze met een paar sleutelwoorden samenvatten: trouw, authenticiteit, engagement en mededogen. Trouw aan het gegeven woord, ook al kwam hem dit minder goed uit. Trouw aan zijn familiale wortels en doorgeven van de familietradities en -waarden. Trouw aan zijn missie, die zijn beroep voor hem was. Trouw aan zichzelf en zijn levensprincipes, ook al was dit tegen de stroom in.
Authenticiteit: Guido doorzag de wereldse “commedia del ‘ arte” en de sociale opschepperij, en peilde hij naar de diepere gronden van een levensverhaal of een attitude. Engagement en mededogen: zijn beroepsopdracht als gerechtsdeurwaarder was voor hem in eerste orde een menselijk verhaal, waarbij een procedure en het noodzakelijke formalisme slechts instrumenten waren, maar geen doel op zich. Redelijkheid, overleg, luisterbereidheid, oplossingsgerichtheid, dat was de leidraad van zijn doen en handelen. De laatste jaren, - als het fysiek moeilijker ging -, was hij nog steeds mentaal en geestelijk erg betrokken bij het reilen en zeilen binnen het korps van gerechtsdeurwaarders. Hij volgde alles nog alert op en vanuit een meer afstandelijke visie gaf hij richting en commentaar aan de activiteiten van zijn Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders, waarvan hij het bezielende boegbeeld was en die hij samen met wijlen Fons Brackeva in 2000 had opgericht en uitgebouwd. De Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders en het korps zijn hem grote dankbaarheid verschuldigd. Zijn spirit en inzet blijven een inspiratiebron. Wel Guido, van ons die achter blijven, krijg je de eretitel: “minister van staat van de gerechtsdeurwaarders”. We betuigen namens de CVG aan de familie ons innig medeleven en zullen Guido verder dragen in ons hart en in ons werk. De bijbelse woorden waarmee Timoteüs het levenseinde van de vurige apostel Paulus beschreef, zijn ook helemaal toepasselijk op Guido: “Het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop tot een goed einde gebracht, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans van de gerechtigheid die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op de grote dag; en niet alleen aan mij, maar aan allen die naar zijn komst hebben uitgezien.”
4 • JUNI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Vrije tribune
Publiek belang en de gerechtsdeurwaarder Professionele publieke dienstverlening of een gilde ? Op 1 juli 2010 trad in Nederland de “Verordening onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder” in werking. Deze verordening werd uitgevaardigd door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), die volgens de nieuwe Gerechtsdeurwaarderswet van 15 juli 2001 het hoogste gezagsorgaan is bij de interne werking van het korps. De maatschappelijke en politieke discussie omtrent de uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarder steekt in Nederland regelmatig de kop op. Ook aan beleidsteksten ontbreekt het niet. Naast een lijvig rapport “Trendrapportage gerechtsdeurwaarders 2006 – Toegankelijkheid, continuïteit en kwaliteit van de ambtelijke dienstverlening “ verscheen in 2009 een spraakmakende nota “ Noblesse Oblige “, waarin op verzoek van de minister van Justitie een commissie werd aangesteld die een globale evaluatie van het gerechtsdeurwaarderambt diende in kaart te brengen. Nederland kan enigszins als inspiratiebron en voorbeeld genomen worden voor de beleidsmatige omkadering van ons beroep. Naast de ruim 600 belastingdeurwaarders ( die in feite overheidsambtenaren zijn) waren er eind 2009 in Nederland 388 ‘reguliere’ gerechtsdeurwaarders, 491 toegevoegd kandidaatgerechtsdeurwaarders en 57 stagiairs-kandidaten. Doordat sedert de Gerechtsdeurwaarderswet van 2001 de deurwaarderskantoren als ambtsgebied een landelijke bevoegdheid verkregen hebben, zijn er de laatste jaren heel wat samenwerkingsverbanden, fusies en integratie van kantoren tot stand gekomen en is er een systematische trend van schaalvergroting aan de orde. Een evolutie die de laatste jaren met een kritische en bijwijlen argwanende blik wordt geobserveerd, zowel binnen het eigen korps als in het maatschappelijke en politieke middenveld.
De ‘vrije markt’ van de incassokosten… Zoals in België is de problematiek van het debiteurenbeheer en het innen van schuldvorderingen tegenover wanbetalers ook een expanderende ‘groeimarkt’. In Nederland zijn er momenteel meer dan 400 kredietinformatieen incassobureaus, waarvan een gedeelte aangesloten is bij de
Nederlandse vereniging voor Incasso-ondernemingen (NVI). Er zijn nagenoeg geen drempels tot de markt van incassobureaus. D o o r h e t g e e n m e n d e “ vercommercialisering van de incassocultuur” noemt, zijn de inherente spanningen tussen de incassobedrijven en de gerechtsdeurwaarders ook in Nederland de laatste tijd het voorwerp van een verhevigde discussie op het publieke forum. Het debat in Nederland wordt in elk geval gevoerd met een arsenaal van inhoudelijke argumentatie, waarbij verwezen wordt naar de kerntaken en kernopdrachten van het gerechtsdeurwaarderambt. Tevens is het noodzakelijk te analyseren welke redenen er bestaan voor de overheid om de markt voor incassodiensten te reguleren. Alvast een boeiende en leerzame discussie. In deze context werd in juni 2010 door het SEO – Economisch Onderzoeksinstituut dat verbonden is aan de universiteit van Amsterdam een academisch uitgewerkt studierapport gepubliceer d onder de titel ” Publiek belang en de gerechtsdeurwaarder”, waarin o.m. de marktwerking van de incassopraktijk wordt beschreven en het ‘ideologische’ en economische spanningsveld tussen de gerechtsdeurwaarders optredend als openbaar ambtenaar en de incassobureaus. Deze studie werd uitgevoerd in opdracht van DAS-Legal Finance & Rechtsbijstand, een onderneming die rechtsbijstandverzekering, rechtshulp en incasso uitoefent. Aanleiding van dit studierapport was de “Verordening onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder” (VOG), die in het kamp van de commerciële incassokantoren ‘knarsetandend’ en op kritische tegenspraak werd onthaald en fundamentele kritiek inbrengt op het korps van de gerechtsdeurwaarders. De voornaamste kritiek luidt dat de gerechtsdeurwaarders van verschillende walletjes eten en eigenlijk misbruik maken van hun wettelijk beschermd ‘domeinmonopolie’. Dit rapport geeft een overzichtelijke situatieschets waarin de incassopraktijk – zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk, zowel minnelijk als gedwongen – wordt uitgeoefend. Uit deze studie blijkt de complexiteit van deze materie, waarbij genuanceerde argumentatie en afwegingen met ‘grijze zones’ noodzakelijk zijn en die in dit rapport dan ook in een haast didactisch overzicht aan bod komen.
5
Ministerplicht
Domeinmonopolie Het studierapport concludeert dat de “Verordening onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder” (VOG) de marktwerking in zekere zin verstoort door een scheefgetrokken concurrentiemodel, waarbij de gerechtsdeurwaarders oneigenlijk gebruik, zo niet misbruik maken van de drie pijlers van de beroepsgroep, met name het domeinmonopolie, de ministerieplicht en de titelbescherming.
De ‘rekbaarheid’ van het domeinmonopolie? De Verordening VOG heeft tot gevolg dat personen die geen gerechtsdeurwaarder zijn, enkel en alleen een minderheidsbelang kunnen verwerven in een gerechtsdeurwaardersvennootschap (‘maximeringsregel’). En niet-gerechtsdeurwaarders die aandeelhouder zijn van een deurwaardersvennootschap mogen noch direct, noch indirect betrokken zijn bij opdrachten aan het kantoor (‘opdrachtgeversregels’). De Verordening VOG staat voorwaartse verticale integratie op de markt voor incassodiensten in de weg voor incassobureaus en rechtsbijstandsverzekeraars, maar laat achterwaartse integratie, waarbij een gerechtsdeurwaarder buitengerechtelijke incassodiensten aanbiedt, ongemoeid. Volgens dit studierapport is de kans dat de KBvG private belangen van de gerechtsdeurwaarders boven algemene en publieke belangen van schuldeisers en schuldenaren stelt, te groot. Zo stelt het rapport: “ Het uitvoeren van niet-ambtelijke werkzaamheden beïnvloedt de ambtelijke positie van de gerechtsdeurwaarder langs twee wegen: Als ondernemer heeft de gerechtsdeurwaarder belang bij veel gerechtelijke incassoprocedures: gerechtsdeurwaarders hebben een grotere prikkel dan incassobureaus om incasso’s in het wettelijke traject uit te voeren. Gerechtsdeurwaarders kunnen immers geld verdienen aan de activiteiten die in het wettelijke traject uitgevoerd moeten worden en incassobureaus mogen die handelingen niet verrichten en kunnen er dus ook niet aan verdienen. Bovendien zijn de verdiensten voor ambtelijke taken en het optreden als procesgemachtigde groter dan de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Dus omdat de deurwaarder een prikkel heeft om een incasso gerechtelijk af
Titelbescherming
te handelen, zal hij eerder –ook als dat misschien niet nodig is – een gerechtelijk traject in gaan. Dat is echter niet in het belang van de schuldenaar, want die heeft vanwege de kosten baat bij een regeling zonder gerechtelijke procedure. Als procesgemachtige staat de gerechtsdeurwaarder niet boven de partijen: de onafhankelijkheid komt tevens in het geding als de gerechtsdeurwaarder optreedt als procesgemachtigde voor de schuldeiser. In die gevallen behartigt hij immers louter het belang van één procespartij. Hij staat in deze zaken niet boven de partijen, maar staat oor het belang van de schuldeiser en lijnrecht tegenover het belang van de schuldenaar. “
Ketenintegratie en de “grijze zone”… “Zowel incassobureau als gerechtsdeurwaarderskantoren worden door opdrachtgevers beoordeeld op hun hit-ratio en doorlooptijd. Daarnaast speelt de laatste jaren ook het gemak van one stop shopping een rol. Dat wil zeggen dat bij een en dezelfde aanbieder alle activiteiten die samenhangen met een incasso kunnen worden uitgevoerd. Men spreekt van all round credit management organisatie (één keten vanaf facturering, pre-incasso, minnelijke incasso, gerechtelijke incasso tot en met executie). Het gaat dan om zowel juridisch advies en procesvoering, kredietinformatie, minnelijke incasso als gerechtelijke incassoactiviteiten. Deze trend werkt verdere ketenintegratie in de hand. Incassobureaus integreren voorwaarts door ook juridische advisering aan te bieden en door aandelen te verkrijgen in gerechtsdeurwaarderskantoren. Gerechtsdeurwaarders integreren juist achterwaarts door ook buitengerechtelijke incassoactiviteiten en juridische advisering aan te bieden. Tot slot integreren juridische adviseurs door ook incassoactiviteiten uit te voeren.(…) Vanuit een strategie gericht op het vormen van een all round credit management organisatie zijn gerechtsdeurwaarderskantoren natuurlijk interessante partners voor incassobureaus. Het omgekeerde geldt ook. Incassobureaus hebben immers een grote orderportefeuille die een stabiele inkomstenbron
6 • JUNI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Vrije tribune, vervolg van blz. 5
vormt. Bovendien komt een zeker deel van deze portefeuille in het gerechtelijke traject terecht, waarvoor het betreffende gerechtsdeurwaarderskantoor dan de aangewezen partij is om deze zaken uit te voeren. Als gevolg van de schaalvergroting en ketenintegratie nemen gerechtsdeurwaarderskantoren steeds vaker de vorm aan van een rechtspersoon (meestal een BV, soms een coöperatie)….” De Verordening VOG schrijft voor dat zeggenschap over een gerechtsdeurwaarderskantoor voor niet meer dan 50% bij nietgerechtsdeurwaarders mag berusten. Het is dus wel toegestaan dat derden een meerderheidsbelang hebben, zolang de meerderheid van het stemrecht maar in handen is van een of meer gerechtsdeurwaarders. Sindsdien hebben incassobureaus deelnemingen genomen in gerechtsdeurwaarderskantoren. Deelnemingen door niet-gerechtsdeurwaarders vinden meestal plaats in de vorm van aandelenparticipaties. Ook is er sprake van een financiële inbreng in een personenvennootschap. De “grijze zone” en ambigue situatie tussen ambtelijke taken en niet-ambtelijke dienstverlening bij de uitoefening van het gerechtsdeurwaarderberoep komt voort uit het hybride karakter van het ambt (openbaar ambtenaar en ondernemer tegelijk), die de gerechtsdeurwaarder ertoe aanzet zich als een ‘normale’ ondernemer op te stellen en zijn aandacht te richten op de winstgevendheid en continuïteit van zijn praktijk. Deze twee dimensies van beroepsuitoefening (de publieke en de bedrijfsmatige) kunnen conflicteren. De deugden van de koopman zijn niet altijd dezelfde als die van de openbaar ambtenaar. Soms zijn deze met elkaar in strijd, zo werd reeds in het rapport “Noblesse Oblige” van de Commissie evaluatie KBvG aangehaald. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in 2001 nog voor 54% van zijn omzet afhankelijk was van ambtelijke taken. In 2009 is dat volgens de inschatting gedaald naar 30 %. Dit is dus een sterke daling, zeker als bedacht wordt dat notarissen voor 95% van hun omzet afhankelijk zijn van de ambtelijke taken.
Overheidsfalen? ... De vraag stelt zich of er een ongelijk speelveld gegroeid is tussen incassobureaus en gerechtsdeurwaarderskantoren, en of dit een gevolg is van een gerichte overheids- en zelfregulering die de vrije werking van de markt hier aan banden legt. Het rapport stelt in deze: “ Doordat de gerechtsdeurwaarder zijn ambtelijke taken uitoefent in het verlengde van de macht van de rechter en politie, is de relatie tussen de gerechtsdeurwaarder en zijn opdrachtgever een wezenlijk andere dan een reguliere marktbetrekking. De gerechtsdeurwaarder mag collectief gefinancierde diensten van de rechterlijke macht en politie inzetten in zijn eigen dienstverlening en daar staan specifieke plichten tegenover. Net zoals bij het functioneren van de rechtsstaat van het grootste belang is dat rechters onafhankelijk zijn, is het voor gerechtsdeurwaarders als verlengstuk
van diezelfde rechter in deze omstandigheid om dezelfde redenen belangrijk dat hij onafhankelijk is. De vraag kan in dit verband gesteld worden of de wijze waarop het ambt van gerechtsdeurwaarder in Nederland is geregeld, met de mogelijkheid om commerciële activiteiten te combineren met een status van juridische onafhankelijkheid, wel optimaal is. “ Dit studierapport onderzoekt verder of de fameuze door de KBvG opgestelde Verordening VOG “proportioneel” is, dat wil zeggen dat getoetst wordt of de betreffende verordening het algemeen belang schaadt of de werking van de markt voor incassodiensten onnodig beperkt. Een resem van behartenswaardige argumenten en afwegingen passeert hier de revue. Waarbij de minister van Justitie in een brief van 19 mei 2010 aan de Tweede kamer aanhaalt dat “ de gerechtsdeurwaarders echter voor zowel hun ambtelijke als niet-ambtelijke werkzaamheden (zoals incasso) – anders dan incassobedrijven – gebonden zijn aan strenge beroepsregels en onderworpen aan wettelijk geregeld toezicht en tuchtrecht. Dat onderscheidt de gerechtsdeurwaarder van een incassobedrijf bij het uitvoeren van incasso-werkzaamheden. Bovendien waarborgen diezelfde beroepsregels de onafhankelijke uitoefening van het deurwaardersambt.” Waar de incassobedrijven zelf steeds opkwamen voor een kader van zelfregulering, heeft de minister van Justitie inmiddels gekozen voor een wettelijke regeling. Het recent door de Eerste Kamer goedgekeurde wetsvoorstel inzake incassokosten treedt op 1 juli 2012 in werking en heeft tot doel om “de consumenten beter te beschermen tegen te hoge incassokosten”. De nieuwe wet legt de doorberekening van buitengerechtelijke incassokosten aan schuldenaren met het invoeren van maximumtarieven strikt aan banden en brengt tevens een beperking van de wegingvrijheid van de rechter mee. Omdat de huidige wetgeving op dit onderwerp summier is, gaan verschillende rechters, soms binnen dezelfde rechtbank, verschillend om met het al dan niet toewijzen van incassokosten. Met de nieuwe wetgeving - die enkel geldt voor vorderingen op consumenten - komt er nu meer duidelijkheid voor de schuldeiser en schuldenaar en komt er een einde aan de bestaande ongelijkheid bij het in rekening brengen van incassokosten door een deel van de incassobureaus. De KBvG hoopt tevens dat er een vergelijkbare wettelijke regeling komt voor B2B-vorderingen. Volgens de KBvG is er op dit gebied zoveel verschillende regelgeving – deels van Europese herkomst – dat ook hier grote behoefte is aan meer eenduidigheid.
Beperking van keuzevrijheid van de schuldeiser-opdrachtgever? Met deze nieuwe regelgeving inzake het opleggen van maximumtarieven bij incasso is het dispuut tussen de gerechtsdeurwaarders en de incassobureaus nog niet van de baan. De Verordening VOG blijft voor de incassowereld hoe dan ook nog het “zwarte beest”.
7
In perspectief Zo wordt geargumenteerd: “Het domeinmonopolie op ambtshandelingen geeft gerechtsdeurwaarders een concurrentievoordeel ten opzichte van niet-gerechtsdeurwaarders die actief zijn op de markt van incassodiensten. Naast de al eerder genoemde exclusieve rechten om exploot te betekenen en executie uit te voeren, heeft de gerechtsdeurwaarder toegang tot informatie die niet voor iedereen beschikbaar is. (…) Een tweede concurrentievoordeel ontstaat omdat gerechtsdeurwaarders kunnen kruissubsidiëren tussen het afgeschermde ambtelijke deel van de markt en het vrije deel. Dat kan doordat het rendement op ambtelijke werkzaamheden hoger is dan het rendement op incassodiensten. Deurwaarders die een incassobedrijf hebben, kunnen aan opdrachtgevers voor minnelijke incasso over het algemeen interessantere proposities doen, omdat zij dit kunnen goedmaken met de verdiensten uit ambtelijke werkzaamheden. Zij verdienen aan ambtelijke werkzaamheden voldoende om met een relatief laag rendement op minnelijke incasso genoegen te kunnen nemen als dit nodig is om een bepaalde opdrachtgever te kunnen binden. (…) Door de mogelijkheden voor incassobureaus op de markt te beperken (geen one stop shopping en andere synergievoordelen), zullen meer mensen terecht komen bij een gerechtsdeurwaarder.” Dit rapport pleit samen met de Nederlandse vereniging van Incasso-ondernemingen (NVI) verder o.m. voor een model van regulering van transparantie van incassokosten en maximum tarieven en voor een aanpassing van de Verordening VOG, zodat voorwaartse ketenintegratie op de markt voor incassodiensten onder bepaalde voorwaarden wel nog toegestaan zou worden. Dit geldt voor incassobureaus en rechtsbijstandsverzekeraars en andere derde partijen. Een beleidsmatig monitoringinstrument (meten is weten) zou zeker dienen ingevoerd te worden, waarbij kan worden nagegaan of het percentage incassozaken dat gerechtelijk wordt afgehandeld al dan niet toeneemt en de globale incassokosten ten opzichte van de schuldenaar niet verder de hoogte ingaan. Kortom, het dispuut en het debat is nog volop aan de gang. Het “laatste woord” over deze complexe interactie tussen het deurwaardersambt en de incassowereld is nog niet gezegd en geschreven… Integendeel, de maatschappelijke en politieke gevoeligheid voor deze problematiek is ook bij ons aan de orde van de dag. Dit academisch onderbouwde rapport draagt alleszins bij tot een zinvolle en op valabele argumenten gebaseerd debat rond de toekomstige positionering van ons beroep in de globale context van de buitengerechtelijke en gerechtelijke incassopraktijken. Joachim T’kint Kandidaat-gerechtsdeurwaarder “Publiek belang en de gerechtsdeurwaarder. Professionele publieke dienstverlening of een gilde?” - SEO economisch onderzoek, Amsterdam – prof. dr. Barbara Baarsma en prof.dr. Jules Theeuwes – SEO-rapport nr. 2010-32
Jaarverslag 2011 van het notariaat De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat (KFBN) slaagt er de laatste jaren telkens in een blikvangend en toegankelijk jaarverslag te publiceren rond de algemene werkzaamheid en de economische impact van hun beroep. Het nieuwe jaarverslag 2011 verschijnt onder het thema “Interactie met de burger”. Duidelijk is dat het notariaat de aansluiting gevonden heeft met het digitale internettijdperk. Naast de klassieke versie op papier, is er nu ook een internetversie en een versie voor iPad en tablet. De notarissen stellen dat ze “justitie dichter bij de burger brengen”. Jaarlijks komen 2,5 miljoen mensen bij de notaris voor het verlijden van akten en advies op maat. De notariële akte is onbetwistbaar en heeft net als een vonnis rechtskracht, waardoor heel wat conflicten vermeden. Communicatie is bij het huidige notariaat een sleutelwoord in de collectieve uitoefening van hun ambt. De website www.notaris.be is goed voor 5,5 miljoen bezoeken. Recent zag ook de zgn. notarisbarometer het licht met een overzicht op de vastgoedmarkt in ons land. Naast aanwezigheid met infostanden op beurzen en eigen brochures en publicaties i.s.m. de Koning Boudewijnstichting worden momenteel ook de sociale media als Facebook en Twitter actief ingeschakeld. Digitale aanpak Eind vorig jaar lanceerde het notariaat een elektronisch online-platform voor openbare verkopingen via de website www.notaris.be. Via internet kan men interactief een bod uitbrengen. Potentiële kopers worden geïdentificeerd via hun eID en pincode. Naast Notaclick is ook de Notariële Aktenbank NABAN, waarin alle notariële akten elektronisch en permanent ter beschikking zullen worden gesteld. De burgers zullen via internet met hun eIDidentificatie toegang krijgen tot de akten die zij (mee) hebben ondertekend. Zich verplaatsen naar het notariskantoor om een kopie van een aankoopakte of huwelijksakte te verkrijgen, zal niet meer nodig zijn. Ook het zogenaamde CRT/CRH-project krijgt vorm. Hiermee worden twee centrale databanken, het Centraal Register van Testamenten en het Centraal Register van Huwelijksovereenkomsten, verder uitgebouwd waarin testamenten en huwelijksakten door de notaris geregistreerd en elektronisch bewaard worden. Deze databanken zijn toegankelijk voor de notarissen zelf, maar ook o.m. voor de gerechtsdeurwaarders en de overheden. Schuldeisers kunnen enkel toegang krijgen via een notaris of een gerechtsdeurwaarder. Op termijn zullen ook de echtgenoten zelf hun dossier kunnen inkijken via hun eID-kaart. Cijfers - Op 31 december 2011 telde ons land 1.444 notarissen (21 meer dan in 2010) die actief waren in 1.172 notariskantoren. Hieronder waren 238 notariële associaties waarvan er 17 in 2011 tot stand kwamen. Lees verder blz.8
8 • JUNI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
In perspectief - Het jaar 2011 was een recordjaar inzake aantal akten: in totaal 924.963 akten (stijging van 9,5 %), wat neerkomt op 641 akten per notaris. Eind 2011 was er een bijkomende stijging van het aantal vastgoedtransacties door de aankondiging van de BTWplicht voor notarissen. - In 2011 inden de notarissen ten bate van de Staat voor 3,767 miljard euro (150 miljard BEF) aan registratierechten (een stijging van 7,1 %). - Eind 2011 waren er in totaal 6.953 medewerkers aan de slag, waaronder 5.036 vrouwen (80,6%) en 1.347 mannen (19,4%). De gemiddelde leeftijd is 48 jaar en 11 maanden. Gemiddeld zijn er 5,8 medewerkers per notariskantoor. - In 2011 werden er 88 kandidaat-notarissen benoemd door de Koning (42 mannen en 46 vrouwen). - I n de verschillende notariële instellingen zijn er 226 medewerkers actief. Info: www. notaris.be
van de kmo’s, die vaak in moeilijkheden komen door (meestal buitenlandse) klanten die te laat hun facturen betalen en aldus gedwongen worden een strikter debiteurenbeheer te voeren. Deze nieuwe Europese “Richtlijn inzake bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties” ( ook wel ‘ Late Payment Directive’ genoemd, Richtlijn 2011/7/EU) is op 16 februari 2011 gepubliceerd en moet volgens de Europese Unie uiterlijk 16 maart 2013 door alle lidstaten zijn geïmplementeerd. De Late Payment Directive bepaalt dat de overheidsinstanties van de aangesloten landen geleverde goederen en diensten binnen 30 dagen moeten betalen. Voor business to business-transacties geldt een termijn van 60 dagen. Bedrijven mogen wel onderling andere afspraken maken over een uiterste betalingstermijn. Ondernemers mogen bovendien volgens de nieuwe wetgeving interesten aanrekenen als de wettelijke betalingstermijn wordt overschreden.
Overheid is de traagste betaler, blijkt uit studie van Intrum Justitia
Een recent onderzoek bij ondernemingen in 28 landen uitgaande van Intrum Justitia stelt dat de Belgische overheden hun facturen gemiddeld pas na 73 dagen betalen. Bij de bedrijven is dit gemiddeld 54 dagen. Bovendien wordt 2,7% van de facturen nooit betaald. De gemiddelde vastgelegde betalingstermijnen tussen bedrijven in België is nog steeds 35 dagen. De betalingen gebeuren gemiddeld op 54 dagen. De verschillende overheden doen er 73 dagen over om de rekening te betalen. Daarmee blijft de overheid net als vorig jaar de traagste betaler. Maar dan wel met de troost dat die uiteindelijk wel tot betaling overgaan, wat bij bedrijven en consumenten niet altijd het geval is. Elke dag worden er in België 26,3 miljoen euro aan facturen afgeschreven omdat ze nooit betaald zijn. Op jaarbasis komt dit overeen met 9,6 miljard euro (400 miljard BEF). Door de wanbetalingen komen meer dan de helft van de bedrijven vroeg of laat in de problemen, aldus het onderzoek. In ons land krijgen 54% van de bedrijven te kampen met liquiditeitsproblemen door laattijdige betalingen. In Europa zijn dat 57% van de ondernemingen. In totaal schrijven de geënquêteerde bedrijven een 340 miljard euro af, ongeveer de huidige Griekse staatsschuld. Hierbij dient men wel rekening te houden dat er grote verschillen optreden tussen de landen in Europa. Zo beweren 96% van de bedrijven die in Griekenland aan de deelnamen, te lijden te hebben door laattijdige betalingen, in vergelijking met slechts 37% van de ondernemingen in Finland. (uit: De Standaard, 10 mei 2012) info: www.intrum.com
De Europese “late payment” richtlijn
De ondernemings- en zelfstandigenorganisaties brengen de laatste tijd regelmatig de Europese wetgeving rond de problematiek van laattijdige betalingen onder de aandacht. Het is eigenlijk pas sinds de financiële en economische crisis dat het probleem van onbetaalde facturen meer aandacht krijgt
Portkosten Justitie: 1,8 miljoen euro per maand…
Op vraag van kamerlid Sarah Smeyers (N-VA) en tevens huidig voorzitter van Commissie Justitie berekende toenmalig minister van Justitie Stefaan De Clerck de jaarlijkse kostprijs van de portkosten bij Justitie. Deze kwamen neer op ruim 20,5 miljoen euro per jaar. Waarbij de minister opmerkte dat dit jaarlijkse bedrag de komende jaren nog zou kunnen oplopen door de steeds hogere posttarieven en door het feit dat steeds meer mensen een beroep doen op Justitie. Dezelfde vraag werd door Sarah Smeyers gesteld aan de huidige minister van Justitie Annemie Turtelboom, waaruit blijkt dat in de eerste maanden van dit jaar de hoven en rechtbanken samen maandelijks1,8 miljoen euro hebben uitgegeven aan portkosten voor externe postbedeling. Als deze trend zich doorzet, zal Justitie in 2012 in totaal 21,6 miljoen euro uitgeven aan portkosten. De steeds toenemende tariefverhogingen van bpost zijn hiervan mede de orzaak. Sarah Smeyers: “De vorige minister van Justitie Stefaan De Clerck beloofde nog dat de portkosten zouden dalen door het gerealiseerde project van de beslagberichten en door de
9
modernisering van het strafregister. De meest recente cijfers tonen nu aan dat, ondanks alle beloftes, de uitgaven van de portkosten blijven stijgen. Een reden te meer om verder in te zetten op efficiënte besparingsmaatregelen….” Het blijkt duidelijk dat de nood aan een verder doorgedreven informatisering van Justitie met een beveiligd en tegenstelbaar internetverkeer kan bijdragen tot een belangrijke kostenbesparing. De elektronische betekening van o.m. gerechtelijke akten, besluiten en vonnissen zal in de nabije toekomst hierbij onafwendbaar zijn…
Verhoging rolrecht
Minister van Justitie Annemie Turtelboom wil de kosten om een rechtszaak in te spannen met 15% verhogen. Deze maatregel zou de Belgische Staat jaarlijks 5 miljoen euro opbrengen. Volgens de minister belemmert dit geenszins de toegang tot het gerecht en zal dit de kwaliteit van de rechtsgang verhogen. N-VA kamerlid Kristien Van Vaerenbergh is het niet eens met deze zienswijze: “Dit klopt niet. Deze maatregel is er enkel gekomen omdat de regering inkomsten zocht. Het verhogen van het startgeld zal zeker niet leiden tot een snellere rechtsgang en al evenmin tot een verbetering van de kwaliteit. Hiervoor is o.a. een doorgedreven informatisering nodig. Hopelijk gebruikt de minister deze 5 miljoen meeropbrengst daarvoor en niet om lompweg het gat in de begroting te dichten.” In totaal verdient de overheid elk jaar 33 miljoen euro bij het innen van rolrechten. Daarnaast ontvangt de Belgische Staat nog 5,6 miljoen euro aan expeditierechten, dit zijn bijdragen die de burger of zijn advocaat betaalt voor het ontvangen van een afschrift van zijn dossier. Deze expeditierechten stonden ter discussie nu meer en meer advocaten met moderne middelen zoals smartphones en leespennen zelf kopies nemen van dossiers. In Antwerpen vaardige de correctionele rechtbank daarom een scanverbod uit. (uit: info N-VA-kamerfractie)
Het uitblijven van benoemingen….
De N-VA-parlementsleden blijken de potpourri rond de uitblijvende benoemingen van gerechtsdeurwaarders met belangstelling op te volgen. N-VA-senator Frank Boogaerts stelde op zijn beurt hierover een parlementaire vraag aan de minister van Justitie en commentarieerde deze vraag in een uitvoerig persbericht: “Sinds de Raad van State in 2008 de omzendbrief Vandeurzen vernietigde, zijn er geen gerechtsdeurwaarders meer benoemd. Meer dan 50 plaatsen (of maar liefst 10% van het totaal) zijn vacant. Eind februari 2012 beloofde de minister van Justitie hiervan prioritair werk te zullen maken… Om de minister een handje te helpen, schuift senator Boogaerts nu een reeks criteria naar voor, objectieve deze keer. De regering mag niet blijven talmen. Kandidaat-gerechtsdeurwaarders leven nu al 4 jaar in onzekerheid… In de vernietigde omzendbrief Vandeurzen stonden criteria als luisterbereidheid, maturiteit en collegialiteit opgelijst om al dan niet tot een benoeming over te gaan. Deze criteria waren
allesbehalve objectief te noemen. Ze zijn naar goeddunken te quoteren en sluiten vriendjespolitiek niet uit. Een nieuw initiatief geeft de mogelijkheid om deze keer met objectieve criteria te komen. Voor de N-VA dienen deze benoemingen te gebeuren op basis van objectieve criteria zoals anciënniteit, bijkomende juridische opleidingen, publicaties, het geven van voordrachten, het bijwonen van permanente vormingsactiviteiten, andere nuttige ervaring, actieve deelname aan beroepsverenigingen, enz. Daarnaast moeten ervaring in het arrondissement van de vacature en eventuele plaatsvervangingen bijkomende positieve punten opleveren, terwijl tuchtstraffen een negatieve quotering tot gevolg hebben. Hopelijk laat de minister zich niet verleiden tot wazige criteria, maar kiest ze voor duidelijkheid en een rechtvaardige benoemingsaanpak, zo besluit senator Boogaerts.
Krediet- en schuldstatistieken…
De Centrale voor kredieten aan particulieren Nationale Bank van België is één van de instrumenten die door de Belgische overheid ingesteld is om overmatige schuldenlast bij gezinnen te bestrijden. Jaarlijks wordt een globaal statistisch overzicht uit over de kredieten en schulden gepubliceerd. Deze “kredietbarometer” is derhalve een indrukwekkend beleidsinstrument. Uit het recente jaarverslag over 2011 zijn volgende kerncijfers te onthouden: - e ind 2011 telt de Centrale ruim 11,3 miljoen geregistreerde kredietovereenkomsten. Dit is een stijging met 37,2% (+ 3 miljoen nieuwe contracten) - in de loop van 2011 werden 124.647 nieuwe betalingsachterstanden geregistreerd en 79.515 achterstallige contracten geregulariseerd. Het aantal uitstaande contracten met een openstaande betalingsachterstand is gestegen tot 460.493 achterstallige contracten. - in 2011 werden voor ruim 4 miljoen personen één of meerdere nieuwe kredieten geregistreerd. Het aantal geregistreerde kredietnemers neemt toe tot bijna 6,2 miljoen personen, hetgeen overeenkomt met 71% van de meerderjarige bevolking. Bijna 90% van de personen tussen 45 en 54 jaar heeft een lopend krediet. - de totale schuldgraad van de Belgische gezinnen bedraagt 53,3% van het bbp (bruto binnenlands product), tegenover 65,9% in de eurozone. - het aantal kredietnemers met een betalingsachterstand nam eind 2011 toe tot 319.092 personen, hetgeen overeenkomt met 3,7% van de meerderjarige bevolking. 111.510 personen hebben in 2011 een nieuwe betalingsachterstand opgelopen, een lichte stijging van 1,3% tegenover 2010. (uit: Jaarboek Statistieken 2011 Centrale voor kredieten aan particulieren, Nationale Bank, dienst Documentatie, de Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel – www.nbb.be)
10 • JUNI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
In perspectief Wetsvoorstel Advocatenakte
De laatste weken werd het wetsvoorstel betreffende advocatenakte (Doc. 53 –1498/001) reeds meerdere keren geagendeerd in de Commissie Justitie van de Kamer. Totnogtoe blijkt er alsnog geen meerderheid gevonden te zijn om tot stemming over dit wetsvoorstel over te gaan. “Dit wetsvoorstel ambieert om naast de notariële akte en de deurwaardersakte ook bijkomend te voorzien in een advocatenakte. Een significante uitbreiding derhalve van de notie “uitvoerbare en tegenstelbare akte”, die in feite inbreekt in de klassieke core business van notarissen en gerechtsdeurwaarders…. Het wetsvoorstel strekt ertoe het begrip “advocatenakte” te introduceren en streeft daarmee een tweeledig doel na. Het wil aan een door de advocaten van de partijen medeondertekende akte bijzondere bewijskracht verlenen wat de datum en inhoud van de akte, alsook de ondertekening door de partijen betreft. Die bewijskracht geldt tussen de contracterende partijen en hun erfgenamen of rechtverkrijgenden. Daarnaast maakt het op een eenvoudige manier, via homologatie, de akte uitvoerbaar, weliswaar voor bepaalde advocatenakten.”, zo vermeldt het wetsvoorstel dat gebaseerd is op een gelijkaardig Frans wetsontwerp.
post.Het totale aantal chefs bij het gerecht zou zakken van 182 naar 97. De chefs die dus met minder zijn, zullen wel meer mensen onder hun hoede krijgen en autonoom mogen beslissen over hun budget, personeel en materieel. Ze zullen niet langer afhankelijk ijn van de centrale beheersdiensten in Brussel. Ze zullen wel beheersovereenkomsten moeten sluiten met hun hiërarchische top: het college van procureurs-generaal (voor de aanklagers) en het college van de ‘zetel’ (voor de rechters). De beheersorganen van de aanklagers en de rechters zullen ook afspraken maken, bijvoorbeeld over het beheer van hun gezamenlijke gebouwen. Ze krijgen daarvoor hulp van specialisten die geen magistraten zijn. Turtelboom moet de plannen nu in wetteksten gieten. Ze wil op het einde van de legislatuur in 2014 klaar zijn. (uit: De Tijd, 18 april 2012)
Hervorming Justitie
Het kernkabinet gaf op 17 april 2012 zijn fiat voor de plannen van minister van Justitie Turtelboom (Open VLD) om de gerechtelijke arrondissementen te hertekenen. Van de 27 gerechtelijke arrondissementen zullen er nog maar 12 overblijven. In Vlaanderen komt er een arrondissement WestVlaanderen (fusie van Brugge, Kortrijk, Veurne en Ieper), OostVlaanderen (Gent, Dendermonde, Oudenaarde), Antwerpen (Antwerpen, Turnhout, Mechelen), Limburg (Hasselt en Tongeren) en Leuven, dat het kleine broertje wordt. Brussel-Halle-Vilvoorde is een geval apart. Het blijft een van de twaalf arrondissementen. Alleen het parket, dat de misdrijven vervolgt, wordt opgesplitst in een voor Brussel en een voor HalleVilvoorde, met een aparte procureur. De Brusselse rechtbanken worden opgesplitst in Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken, die voor het hele arrondissement BHV bevoegd blijven. De zittingen van rechtszaken zullen door de hervorming niet verhuizen. Alleen de beheersstructuren veranderen. Voor de burgers en hun advocaten zou er dus weinig veranderen. Magistraten en hun personeel zullen flexibeler over grotere gebieden ingezet worden. De korpschefs krijgen meer beheersautonomie. Een van de concrete gevolgen is dat er minder ‘bazen’ zullen zijn. Uit berekeningen van De Tijd blijkt dat zo’n 85 korpschefs hun mandaat zullen verliezen. Het gaat om procureurs des Konings, arbeidsauditeurs en de voorzitters van rechtbanken van eerste aanleg, handels-, arbeids- en politierechtbanken. Die zijn nu nog met 164. Op de hogere echelons van de hoven van beroep, het Hof van Cassatie en het federaal parket houden alle chefs hun
Over de benoemingen van gerechtsdeurwaarders
In de Commissie Justitie van de Kamer van 9 mei 2012 gaf minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) antwoord op samengevoegde vragen van kamerleden Sonja Becq (CD&V) en Sabien Lahaye-Battheu (Open VLD) omtrent “ de benoeming van gerechtsdeurwaarders (vragen nr. 11571 en 11178). Sonja Becq(CD&V): “Mevrouw de minister, de vraag is eigenlijk vrij eenvoudig. De Raad van State heeft beslist om de rondzendbrief met de regels voor de aanstelling en de benoeming van de gerechtsdeurwaarders te vernietigen. Tegelijk wordt gezegd, als men niet discrimineert, dat deurwaarders wel kunnen worden aangesteld. Sindsdien, ook de jongste maanden, zijn er geen deurwaarders meer benoemd, terwijl er toch wel wat standplaatsen vrij komen. Mevrouw de minister, hoever staat het met die benoemingen? Zijn er al objectieve criteria vastgelegd in functie van de aanstelling van deurwaarders? “ Antwoord minister Annemie Turtelboom: “Mevrouw Becq, u zult zich herinneren dat rondzendbrief 116 menigmaal met succes werd aangevochten voor de Raad van State en dat het haast
11
onmogelijk werd om nog kandidaten op uniforme wijze voor te dragen aan de Koning. Het was daarom eerst mijn bedoeling om op zeer korte termijn een wetswijziging van artikel 512 van het Gerechtelijk Wetboek door te voeren en een koninklijk besluit uit te vaardigen met nieuwe benoemingscriteria. Ik heb daartoe dan ook een wetswijziging in het wetsontwerp houdende diverse bepalingen opgenomen. Het klopt inderdaad dat de Raad van State in zijn advies van eind februari 2012 op dat wetsontwerp heeft opgemerkt dat niets de Koning belet om verder gerechtsdeurwaarders te benoemen, mits de discriminerende criteria niet meer gehanteerd zouden worden. Ik heb daarom besloten om in plaats van een wetswijziging en nieuwe rondzendbrief op te stellen die maximaal tegemoet komt aan de rechtspraak van de Raad van State. Mijn beleidscel heeft daartoe reeds meerdere contacten gehad met de betrokkenen op het terrein. De nieuwe rondzendbrief is klaar en is door mij ondertekend. De nieuwe rondzendbrief met nieuwe criteria zal dus binnen zeer korte termijn worden bekendgemaakt, waarna een veertigtal plaatsen in het Belgisch Staatsblad zal worden gepubliceerd. Daarnaast zullen er nog enkele plaatsen gepubliceerd worden op het ogenblik dat de Raad van State aangaande die plaatsen een uitspraak heeft gedaan. Na de publicatie beschikt een kandidaat over een termijn van één maand om zijn kandidatuur in te dienen, waarna ik voor elke kandidaat een met redenen omkleed advies vraag aan de procureur-generaal, de procureur des Konings en de raad van de arrondissementskamer. De wet schrijft voor dat de adviezen aan mij moeten worden bezorgd binnen een termijn van veertig dagen. Die termijn kan echter iets langer zijn indien de kandidaat daarop opmerkingen wenst te formuleren. Ik dien u wel mee te geven dat de termijn van veertig dagen geen vervaltermijn is, zodat die termijn in de praktijk soms wel wordt overschreden. Het is moeilijk om een juiste timing mee te geven voor de effectieve benoemingen. Niet alleen gaat het nu om een groot aantal plaatsen en dienen wij bij de publicatie en de adviezen ook rekening te houden met de komende vakantieperiode, daarnaast heeft mijn administratie toch nog enige tijd nodig om alles te verwerken en om de verdiensten en de bekwaamheden van alle kandidaten tegenover elkaar af te wegen. Ik houd er rekening mee dat alle benoemingen mogelijk niet meer voor het einde van het jaar afgewerkt zullen worden, maar wij proberen wel om zo snel mogelijk te werken.” Sonja Becq: “ Mevrouw de minister, bedankt voor uw duidelijk antwoord. De vraag en de noodkreet komen van op het terrein, waar men zit te wachten op nieuwe aanstellingen. Ik kan dus maar mee bepleiten dat dit effectief zo snel mogelijk, maar uiteraard op een correcte manier kan gebeuren.”
Parlementaire vraag over de hertekening van het gerechtsdeurwaarderslandschap… Tevens stelde het alerte kamerlid Sonja Becq tijdens de Commissie Justitie van 9 mei 2012 nog een bijkomende mondelinge vraag aan de minister van Justitie omtrent de gevolgen van de hertekening van het gerechtelijk landschap voor de gerechtsdeurwaarders : “ Geachte minister, De hertekening van het gerechtelijk landschap heeft niet alleen gevolgen voor de parketten en rechtbanken, maar ook voor andere actoren die betrokken zijn in de diverse gerechtelijke procedures. Zo zijn er ook belangrijke gevolgen voor de gerechtsdeurwaarders. Momenteel zijn gerechtsdeurwaarders enkel bevoegd om hun ambt uit te oefenen in het arrondisement waar hun standplaats gevestigd is. Dit impliceert dat de gerechtsdeurwaarders binnenkort, ten gevolge van de hertekening, per provincie bevoegd zullen zijn. Men kan echter voorspellen dat dit onhaalbare praktische consequenties met zich zal meebrengen naar reistijden voor betekening van akten toe. Dit zal men vooral in kleinere kantoren gewaarworden. Ook gaat dit ten koste van de bijzondere band die de gerechtsdeurwaarders als bemiddelende partij soms hebben met hun debiteuren.Men zal immers haastig te werk moeten gaan om alles afgeleverd te krijgen, en dit komt de sociale contacten die noodzakelijk zijn voor een goede uitoefening van het beroep niet ten goede. Mijn vraag aan u luidt dan ook als volgt: Is het de bedoeling dat het ambtsgebied van de gerechtsdeurwaarders zal uitgebreid worden tot de nieuwe grote arrondissementen, of zal er, in het licht van bovenstaande praktische en principiële bemerkingen, voorzien worden in een begrenzing van het ambtsgebied van de gerechtsdeurwaarders? Ziet u nog andere mogelijke maatregelen om aan deze problemen tegemoet te komen? “ In de Kamercommissie Justitie van 23 mei 2012 kwam deze vraag in extenso aan bod. We geven hier de weergave van deze parlementaire tussenkomst : Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over “de gevolgen van de hertekening van het gerechtelijk landschap voor de gerechtsdeurwaarders” (nr. 11588) Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, enige tijd geleden hebt u gezegd dat u stappen zou zetten inzake de hertekening van het gerechtelijk landschap. Dat ging vooral over de indeling binnen de gerechtelijke arrondissementen die zich niet langer op arrondissementeel niveau maar op provinciaal niveau zouden situeren. Dat is uiteraard belangrijk voor de organisatie van de rechtbanken, de zetelende en de staande magistratuur, maar dat heeft ook gevolgen voor de gerechtsdeurwaarders omdat zij hun activiteiten op arrondissementeel niveau organiseren. Uit sommige reacties leid ik af dat betrokkenen zich ongerust maken. Gerechtelijke arrondissementen op provinciaal niveau
12 • JUNI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
In perspectief zouden immers een ernstige uitbreiding betekenen van hun territorium als ik het zo mag formuleren. Dat geeft enige praktische problemen, zoals het afleggen van langere afstanden, zeker in landelijke gebieden. Zij vrezen ook dat dit ten koste zou kunnen gaan van hun bijzondere rol als gerechtsdeurwaarder, die als bemiddelende partij tegenover sommige debiteuren optreedt. Bovendien vrezen zij sneller te zullen moeten werken en minder sociale contacten te zullen hebben. Mevrouw de minister, als deze hervorming plaatsvindt, in hoeverre zijn de gerechtsdeurwaarders hierbij betrokken? Blijven zij binnen hun huidig gerechtelijk arrondissement functioneren? Daarvoor moet dan een wetswijziging gebeuren. Zullen zij op provinciaal niveau opereren? Op welke manier zult u tegemoetkomen aan de vraag van de organisatie om dat op een goede manier te organiseren? Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de hertekening van het gerechtelijk landschap zal inderdaad ook gevolgen hebben voor andere actoren op het veld, zoals de gerechtsdeurwaarders. De gerechtsdeurwaarders zijn momenteel niet alleen benoemd per gerechtelijk arrondissement, maar zij zijn ook georganiseerd per arrondissement, met een arrondissementskamer. Ik ben mij daarvan zeer goed bewust en ik verlies de andere actoren dan de parketten en de rechtbanken zeker ook niet uit het oog bij deze grote hervorming. Naast de gerechtsdeurwaarders gaat het ook over de advocaten en andere actoren voor wie dit gevolgen heeft, tot zelfs de politie, met de DirCo’s en DirJuds. De exacte gevolgen van de hertekening voor de gerechtsdeurwaarders moeten wij evenwel nog in detail uitwerken. Wij zijn op dit ogenblik bezig met het uitwerken van de teksten over de herschikking van het landschap, maar natuurlijk zullen de gevolgen de komende maanden nog moeten uitgeklaard worden.
Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, eigenlijk heb ik niets aan dit antwoord en ik hoop dat u nog kort repliceert. Ik ga ervan uit dat u dit doet in ernstig overleg met de betrokken actoren, want zij zijn ongerust over zaken waarop zij zich niet kunnen voorbereiden of waarin zij geen inspraak hebben. Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, uiteraard zal er een heel ernstig overleg plaatsvinden met betrokkenen, maar het heeft pas zin om een overleg op te starten op het moment dat de basis duidelijk is, want anders is het een vrijblijvend overleg, dat niet in detail gaat. Er zal echter zeker een ernstig overleg zijn, niet alleen met de gerechtsdeurwaarders maar ook met andere actoren.
Hernieuwing lidmaatschap 2012 Beste confrater, De bestaansreden van de CVG in 2012 blijft meer dan ooit belangrijk. Onze missie zullen we met vernieuwde inzet uitdragen: onze zorg voor een betere verankering van ons beroep in het justitiële landschap, ons pleidooi voor een aangepast statuut en deontologische code, onze signaalfunctie naar het politieke en maatschappelijke veld. Intussen is onze CVG-Nieuwsbrief tot een vaste waarde en informatiebron uitgegroeid, zowel intern als extern. We zullen onze communicatie – vooral naar de buitenwereld – de komende maanden opnieuw activeren. De CVG blijft een open discussie- en dialoogplatform en denktank voor de toekomst van ons beroep.
Graag nodigen we u uit om uw commentaren, aanmerkingen en suggesties en eventuele bijdragen ons mee te delen. Hoeft het nog gezegd: uw steun is onze inzet. En dit in een periode dat de collectieve toekomst van ons ambt binnen de gerechtelijke uitvoering mee in de focus staat. We rekenen stellig op de hernieuwing van uw lidmaatschap 2012. Met confraternele groet, Namens de Raad van Bestuur van de CVG, Jan Eyskens, penningmeester