Nieuws Jaargang 11 - Nr. 1
brief
Driemaandelijks - Februari 2012
BELGIË P.B. 1730 ASSE BC5759 AFGIFTEKANTOOR 1730 ASSE - P.309387
Editoriaal
Eerstelijnszorg bij de rechtsuitvoering
Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders vzw Nekkerspoelstraat 55 2800 Mechelen Telefoon 03-886 51 77 kantoor Discart 03-218 28 00 kantoor Brackeva 015-21 95 75 kantoor Van Lierde Fax 015-21 02 12
kantoor Van Lierde
E-mail
[email protected] Website www.cvg.be Bank 068-2321248-65 Raad van Bestuur Guido Discart Voorzitter Marc Brackeva Ondervoorzitter Jan Eyskens Penningmeester Johan Van Lierde Secretaris Marc Beerten Paul Bruloot Peter Coene Frank De Smet Gilbert De Wilde Francis Snoeck Peter Van Noten Productie Vanwittenbergh&Partners Verantwoordelijke uitgever Guido Discart Veemarkt 25, 2800 Mechelen
Van de nieuwe minister van Justitie Annemie Turtelboom wordt verwacht dat ze op een nog resterende legislatuurtermijn van amper wee jaar de noodzakelijke hervormingen binnen Justitie daadkrachtig doorvoert, waar anderen in geen vijf jaar in slaagden. Er is niet alleen de hertekening van het gerechtelijk landschap, de invoering van de eenheidsrechtbank, de bouw van gevangenissen, het implementeren van managementtrajecten binnen de rechtbanken, enz. Daarbij is er één kapitale hoofdbekommernis: de hervorming en modernisering moet vooral als doel hebben om justitie klantgerichter te maken. Zoals de voorzitter van de Vlaamse Balies, meester Boydens uitdrukte: “Justitie is een openbare dienst waarvan de burgers verwachten dat er binnen een redelijke termijn wordt recht gesproken op kwalitatief onberispelijke wijze.”
En daar kan nog aan toegevoegd worden : “en waarbij de rechtsuitvoering en rechtsbedeling op een snelle, transparante en accurate manier wordt verzekerd, rekening gehouden met de nieuwe informatiseringsmiddelen.” Zo kon men onlangs nog lezen dat verkeersboetes sneller zouden geïnd worden via de personenbelasting. Betwiste boetes zouden niet meer langs de politierechtbanken passeren, maar na een tweede aanmaning volgt een dwingend bevel tot betaling, en wie dan nog weigert, zal dit verrekend zien op het aanslagformulier van zijn personenbelasting. Klinkt op het eerste gezicht mooi, maar absurd in de uitvoering. Dit zou dus concreet betekenen dat men bijvoorbeeld dergelijke boetes van het jaar 2012 zou laten samenkomen en in de aanslag van personenbelasting van het daaropvolgende jaar 2013 verrekenen… Lees verder blz. 2
2 • FEBRUARI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Algemene Van een onmiddellijke (?!) inning gesproken…. Bovendien een blijkbaar niet voorziene, minstens over het hoofd geziene budgettaire verschuiving/verplaatsing en dus mindere onmiddellijke inkomst ten opzichte van de huidige vigerende wetgeving. Bovendien: indien men alle soorten belastingen gaat verrekenen en een belastingplichtige bv. teveel (vooraf)betaalde belastingen zou kunnen terug krijgen, zou in dat geval de administratie bevoegd voor de terugbetaling een aanslag voor verkeersboetes moeten gaan terug betalen a) op de persoonsgebonden referte van de boeteaanslag of b) nadat er reeds een afbetalingsplan na aanmaning lopende is….???? Dit schept een wirwar en kluwen van betwistbare vermengingen van aanslagen… Blijkbaar vergeet men van overheidswege dat de gerechtsdeurwaarder als uitvoeringsagent van justitie meer dienstbaar en resultaatgerichter zou kunnen ingeschakeld worden om op een tegenstelbare en juridisch conforme manier uitvoering te geven aan de inning van dergelijke verkeerboetes. Indertijd heeft de CVG een voorstel gedaan om de boetes bij eenvoudig dwangbevel via de gerechtsdeurwaarder inbaar te stellen. De missie en finaliteit van ons ambt zal zich in de toekomst inderdaad dienen aan te passen aan de maatschappelijke evolutie van de schuldinning, waarbij meer en meer de informatisering bij het schuld(vordering)beheer een belangrijkere rol zal spelen. De huidige maatschappelijke realiteit en financieeleconomische crisis houdt in dat de collectieve schuldgraad alsmaar toeneemt. De kredietcentrale van de Nationale bank heeft nu al bijna 320.000 Belgen als wanbetaler geregistreerd. Een absoluut record, voor 2,3 miljard euro schulden die niet kunnen terugbetaald worden. Een kleine 100.000 gezinnen zitten in schuldbemiddeling. Meer dan 10.500 ondernemingen gingen in 2011 failliet. Momenteel wordt 37 % van de facturen niet tijdig of correct betaald aan de ondernemingen, volgens de barometer van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ). Ons ambt dient zich aan te passen en in te spelen op deze complexe omgevingsfactoren. Daar ligt de uitdaging om de finaliteit en de missie van ons beroep effectief op af te stemmen en mede antwoorden te vinden om de rechtsuitvoering efficiënter en transparanter te maken.
Guido Discart Voorzitter CVG
De jaarlijkse algemene statutaire vergadering van de CVG had plaats op 16 januari 2012 in de gebruikelijke pleisterplaats in de Stadsschouwburg te Sint-Niklaas. De algemene vergadering werd geopend door CVG-secretaris Johan Van Lierde, die namens voorzitter Guido Discart de CVGleden als volgt verwelkomde: “Bij deze wil ik u namens de voltallige Raad van Bestuur van de CVG en mezelf hartelijk welkom heten en tegelijk onze beste wensen overmaken voor een geluk brengend en voorspoedig nieuw jaar 2012.” Vooreerst moet ik onze voorzitter Guido Discart verontschuldigen dat hij zelf niet kan aanwezig zijn wegens winterse grieptoestanden. Onze voorzitter volgt alles nog op met een ongewone scherpte van geest en betrokkenheid voor de toekomst van ons beroep. Spijtig genoeg zijn de fysieke vermogens om zelf nog op de barricaden te staan, niet altijd meer aanwezig. Met deze Algemene Vergadering wil de CVG terug de draad opnemen voor een meer proactieve inzet bij het verdere reilen en zeilen met betrekking tot ons beroep. We hebben na meer dan 540 dagen stilstand nu eindelijk een regering. En we zullen dit dan ook direct geweten hebben. Want de eerste interventie die we voorgeschoteld krijgen, is de invoering van de BTW-plicht bij onze ambtsuitvoering. We weten allemaal dat we in deze turbulente economische en financiële crisistijden, waarin de toekomst van de euro zelfs op het spel staat, er géén cadeaus kunnen uitgedeeld worden. Dagelijks ondervinden we zelf vanuit onze beroepspraktijk dat de globale schuldgraad bij de bevolking over het algemeen is toegenomen, wat uiteraard gerelateerd is aan de economische terugval en de onzekere tijden. Deze toename van de schuldgraad is ook zichtbaar door de stijging van het aantal faillissementen en door de toename van de invorderingsmassa en het aantal debiteurendossiers. Voor dit werkjaar zet de CVG zeker een tweetal items vooraan op de agenda. Ten eerste, de uitvoering van de resolutie met betrekking tot het oprichten van een evaluatiecommissie omtrent het gerechtsdeurwaarderambt, die verleden jaar in de federale kamer werd goedgekeurd. En ten tweede, de invoering van een geactualiseerd en gemoderniseerd statuut voor het gerechtsdeurwaarderambt, waar we nu al jaren over bakkeleien zonder dat er enige vooruitgang wordt geboekt. De CVG steekt geen energie en woorden in nodeloze en nutteloze achterhoedegevechten binnen het eigen korps, maar wil integendeel vooruitdenken naar de toekomstige uitdagingen waar ons beroep mee geconfronteerd wordt. We willen integendeel een nieuwe impuls geven om de toekomst van ons ambt mee helpen vorm te geven in de huidige informatiemaatschappij, waarbij ook de informatisering en digitalisering van het ambt binnen Justitie en de rechtsuitvoering aan de orde komt. Binnen afzienbare tijd is bijvoorbeeld de elektronische betekening en dagvaarding een feit. En in dit opzicht zullen we de uitoefening van ons ambt dienen aan te passen aan deze snel voortschrijdende digitale omgevingsfactoren.
3
vergadering 16 januari 2012 We wensen dit komende werkjaar ook terug als studie- en reflectieplatform initiatieven te nemen om na te denken over enerzijds het no cure, no pay – model dat van langsom meer ingang blijkt te vinden en anderzijds ook onze houding tegenover de flou artistique van de uitdeinende incassokantoren meer concreet bepalen en invullen. We zijn dan ook bijzonder verheugd en vereerd dat we op deze Algemene Vergadering een eminent lid van de Commissie Justitie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers mogen verwelkomen in de persoon van kamerlid Renaat Landuyt, die als geen ander de rechtsuitvoeringspraktijk vanuit de politieke context opvolgt en becommentarieert. Tevens hebben we een praktische toelichting vanwege de heren Roux en Heylens van het consultingbureau Deloitte met hierbij aansluitend paneldebat met fiscaal expert meester Dauginet en zijn vennoot meester Vercauteren omtrent de BTW-plichtplegingen die ons opgelegd zijn. Om deze algemene vergadering verder in goede banen te leiden geef ik nu graag de fakkel door aan onze moderator Godfried van de Perre. Ik dank jullie nogmaals voor jullie aanwezigheid en steun bij de verdere werking van de CVG. Vervolgens werd de jaarlijkse plichtplegingen afgehandeld inzake afsluiten van de jaarrekening en voorstel budget. Voornaamste vermelkding is dat het bedrag van de CVG-lidgelden hetzelfde blijft zoals in het werkjaar 2011.
Invoering van de BTW – plicht: overzicht Deloitte Nadien volgde een goed gevulde agenda met de aangekondigde gastsprekers. De heren Jean-Philippe Roux en Luc Heylens van Deloitte Tax & Legal Services hielden een heldere presentatie over de “BTWplicht voor gerechtsdeurwaarders: nadeel of opportuniteit?” (de slides van deze uiteenzetting zijn verder opgenomen in deze Nieuwsbrief) Eén van de meest markante wijzigingen van de nieuwe regering Di Rupo op vlak van belastingen heeft betrekking op de BTWbelastingplicht voor gerechtsdeurwaarders en notarissen. De prestaties die gerechtsdeurwaarders in de toekomst immers zullen verrichten, zijn niet langer vrijgesteld van BTW. Wat zijn de implicaties van deze maatregel? Zijn er enkel nadelen aan verbonden of zijn er eveneens opportuniteiten? Het grootste nadeel betreft uiteraard het voeren van een BTWconforme boekhouding in hoofde van de gerechtsdeurwaarders. Voortaan zullen zij zich nog meer dan vroeger dienen te schikken naar de verplichtingen van het BTW-wetboek en haar uitvoeringsbesluiten, in casu de invoering van periodieke BTWaangiften, klantenlistings, intracommunautaire opgaven, het uitreiken van BTW-conforme facturen, het houden van een dagontvangstenboek,… Een niet-onbelangrijk voordeel is uiteraard dat de gerechtsdeurwaarders de aan hen in rekening gebrachte BTW (op de aankoop van goederen en diensten) voortaan zullen kunnen re-
cupereren, rekening houdende met de in België vigerende BTWaftrekbeperkingen. De aangerekende BTW op de inkomende facturen zal derhalve niet langer een kost vormen in hoofde van de gerechtsdeurwaarders. Daarnaast leidt de invoering van de BTW er wettelijk toe dat de gerechtsdeurwaarders de BTW rustend op hun reeds gedane investeringen, alsnog gedeeltelijk kunnen recupereren via het stelsel van de BTW-herzieningen. Zodoende zal de gerechtsdeurwaarder die bv. in 2010 een nieuw gebouw met BTW heeft aangekocht en in gebruik genomen, louter bestemd voor de uitoefening van zijn beroepsactiviteit, in 2012 alsnog 13/15den van de initieel niet in aftrek gebrachte BTW op de aankoop van voornoemd gebouw, kunnen recupereren. Uit informale contacten met de BTW-administratie blijkt desalniettemin dat de BTW-administratie dergelijke herzieningen niet zou toelaten, waarbij de vraag zich stelt of dit al dan niet indruist tegen de Europese BTW-richtlijn ( 2006/112/EG),waar ook de Belgische wetgever ( en dus de BTW-administratie) zich naar moet schikken.
Lacunes en onduidelijkheden… kritische analyse van meesters Dauginet en Vercauteren Als kritische gastcommentatoren kwamen nadien fiscaal expert meester Dauginet en zijn vennoot meester Vercauteren aan bod. Meester Dauginet was in een ironisch en beklijvend pleidooi bijzonder kritisch voor de administratieve en legistieke improvisatie, lacunes en onduidelijkheden die met de invoering van de BTW-plicht gepaard gingen. Meester Vercauteren gaf hierbij omstandige toelichting die hij samenvatte in een 12-tal kritische beschouwingen: 1) Men kan grote vraagtekens plaatsen bij de effectieve opbrengst voor de Belgische Staat, mede gelet op de aftrek van de historische btw op bedrijfsmiddelen. Bovendien gaat men de BTW bij de tenuitvoerlegging van een uitvoerbare titel halen bij de debiteur, die vaak al moeilijkheden ondervindt bij de betaling van de oorspronkelijke schuld. Het valt sociaal dan ook moeilijk te verantwoorden dat de lagere inkomens die in moeilijk financieel vaarwater komen ook nog moeten opdraaien voor de BTW, die de optimistische begroting van de Belgische Staat moet doen kloppen. 2) Wat de aftrek van de historische BTW op bedrijfsmiddelen betreft, staat men geen teruggave toe van de historische BTW indien die de af te dragen BTW van het aangiftetijdperk overschrijdt. Er valt evenwel geen zinnig verband te ontdekken tussen de courante verschuldigdheid van BTW en de herziening uit hoofde van de aftrek van de historische BTW op bedrijfsmiddelen/niet-bedrijfsmiddelen. Het nieuwe artikel 22 van het Koninklijk Besluit nr. 3, dat deze beperking van het recht op aftrek van historische BTW voor voorheen vrijgestelde belastingplichtigen (zoals notarissen en gerechtsdeurwaarders) moet voorzien, werd tot op heden niet gepubliceerd. Nieuw artikel 22 komt er in navolging van een
4 • FEBRUARI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
recente aanpassing van artikel 49, 3° W.BTW, dat de Koning nu ook de mogelijkheid laat het recht op aftrek van voorheen vrijgestelde belastingplichtigen bij Koninklijk Besluit te regelen, daar waar die mogelijkheid vroeger enkel bestond voor belastingplichtigen die veranderden van activiteit en voor belastingplichtigen die pas belastingplichtige geworden waren. Daarenboven wordt in de Omzendbrief van de Centrale Administratie van de BTW dd. 23 december 2011 enkel verwezen naar artikel 9, §1 KB nr. 3 (herziening over 5/15 jaar vanaf 1 januari van het jaar van ontstaan van het recht op aftrek) en niet naar artikel 9, §2 KB nr. 3 (herziening over 5/15 jaar vanaf 1 januari van het jaar van de eerste ingebruikname van het bedrijfsmiddel). 3) De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders raadt haar leden aan om de opdrachtgever-belastingplichtige met recht op aftrek te vragen om de BTW die hij aftrekt maar die betaald wordt door zijn debiteur, terug te geven aan laatstgenoemde. Dit is evenwel niet wettelijk verankerd. Daarenboven, hoe verhoudt zich dit tot artikel 1024 Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat alle kosten van de tenuitvoerlegging ten laste komen van de schuldenaar? Bovendien stellen zich problemen in situaties met gemengde belastingplichtigen. De gemengde belastingplichtige, die een activiteit uitoefent
met aftrek van BTW en een activiteit waarvoor hij is vrijgesteld, kan kiezen voor een aftrek volgens de regel van het algemeen verhoudingsgetal, waarbij de BTW geheven op alle aankopen in een beperkte vorm aftrekbaar is. Deze beperking wordt bepaald op basis van de verhouding tussen het totaalbedrag van de handelingen waarvoor men recht op aftrek heeft en het totaalbedrag van alle handelingen die de gemengde BTW-belastingplichtige heeft verricht. In principe is deze berekeningswijze de algemeen geldende regel, maar men kan in bepaalde gevallen ook kiezen voor de aftrek volgens de regel van het werkelijk gebruik. Bij deze regel wordt er in de boekhouding gebruik gemaakt van drie aankoopdagboeken, één voor de belastbare handelingen, één voor de vrijgestelde handelingen en één voor de kosten die zowel gemaakt zijn voor de belastbare als voor de vrijgestelde activiteit. Afhankelijk van het percentage van aftrek dat het algemeen verhoudingsgetal oplevert of afhankelijk van de vraag of de uitvoeringshandeling kadert in een belastbare handeling, een vrijgestelde handeling of in beide soorten handelingen (werkelijk gebruik), zal de schuldenaar verhoudingsgewijs minder dan wel meer BTW verschuldigd zijn. In de hypothese dat de opdrachtgever de BTW, betaald door zijn debiteur maar door hem in
5
Algemene vergadering 16 januari 2012 aftrek gebracht, terugbetaalt aan zijn schuldenaar, kunnen er nadien nog problemen rijzen op het ogenblik dat het definitieve verhoudingsgetal van de opdrachtgevergemengde belastingplichtige komt vast te staan (na het einde van het jaar). Het beeld van hallucinante situaties waarbij de opdrachtgever-gemengde belastingplichtige het teveel aan terugbetaalde BTW opnieuw terugvordert van zijn debiteur, doemt op. 4) In welke mate corresponderen de begrippen ‘uitschotten’ en ‘voorschotten’ met elkaar? Artikel 28, 5° W.BTW spreekt van ‘voorschotten’, i.e. kosten die door de dienstverrichter rechtstreeks op naam en voor rekening van de medecontractant worden gefactureerd en die buiten de maatstaf van heffing worden gehouden. In het jargon van de gerechtsdeurwaarders wordt dan weer gesproken van ‘uitschotten’, die inzake directe belastingen buiten het resultaat worden gehouden. Het is wenselijk dat de betalingen die aangerekend worden op deze uitschotten ook niet in de maatstaf van heffing inzake BTW worden opgenomen, doch beschouwd worden als ‘voorschotten’ in de zin van artikel 28, 5° W. BTW. Deze uitschotten kunnen immers worden beschouwd als sommen voorgeschoten door de dienstverrichter voor uitgaven die hij in naam en voor rekening van zijn medecontractant heeft gedaan. Desalniettemin is de ‘aflevering van een kadastraal uittreksel’ klaarblijkelijk onderworpen aan BTW (cf. Omzendbrief dd. 23 december 2011), terwijl ‘de door de gerechtsdeurwaarder gedane voorschotten om zich de uitgiften, uittreksels, beschikkingen, afschriften of stukken aan te schaffen welke hij nodig heeft voor de betekening van de akte’ ‘uitschotten’ zijn, die inzake directe belastingen buiten het resultaat worden gehouden. 5) De diensten die een gerechtsdeurwaarder verricht, dienen bestempeld te worden als ‘intellectuele diensten’. Dergelijke diensten worden voor BTW-doeleinden geacht plaats te vinden in het land van de ontvanger (indien de ontvanger een BTW-belastingplichtige is of indien de ontvanger een consument, eindverbruiker is die buiten de Europese Unie is gevestigd) en in het land van de dienstverrichter (indien de ontvanger een consument, eindverbruiker is). Een Belgische gerechtsdeurwaarder die optreedt op verzoek van een advocaat dient dus steeds na te gaan of de cliënt een Europese dan wel niet-Europese BTW-belastingplichtige of eindverbruiker is. In vele gevallen zal geen Belgische BTW maar buitenlandse BTW verschuldigd zijn, bv. wanneer men optreedt voor een Nederlandse opdrachtgever-belastingplichtige. 6) Elke factuur dient een oplopend volgnummer te dragen, zoals ingeschreven in het boek van de uitgaande facturen. Niettemin zou het veel efficiënter zijn om het dossiernummer (A of B) als factuurnummer te mogen gebruiken. Immers, de debiteur vermeldt bij de overschrijving het dossiernummer van de gerechtsdeurwaarder dat op ieder stuk is vermeld. Indien naast het dossiernummer nog een factuurnummer vermeld wordt en voor de invorderingen van de belastingen ook nog het kohierartikel, zal dit onvermijdelijk aanleiding geven tot vergissingen in het afboeken van de
betaling voor de dienstverrichting. Daarenboven, wanneer de schuldenaar bij de gerechtsdeurwaarder zijn schuld met afkortingen kwijt, moet de gerechtsdeurwaarder daarvoor een kwijting uitschrijven, waarop het dossiernummer moet worden vermeld conform het MB van 27 augustus 1976. De gerechtsdeurwaarder zal het basisbedrag waarop de btw berekend is en het bedrag van de BTW op de kwijting moeten vermelden, teneinde te voldoen aan de bepalingen van het W.BTW. Men verlangt aldus van de gerechtsdeurwaarder dat hij op dat ogenblik gaat opzoeken wat het nummer is van de laatste factuur of kwijting die werd uitgeschreven. 7) In bepaalde situaties is het voor een gerechtsdeurwaarder onduidelijk wie de eigenlijke opdrachtgever is aan wie hij zijn factuur met BTW moet versturen. Als voorbeeld kan de situatie worden genomen waarbij een gerechtsdeurwaarder een evenredige verdeling moet opmaken van gelden afkomstig uit een beslag onder derden of een verkoop van een roerend goed (partieel vereffeningsbewind – art. 1627 Gerechtelijk Wetboek). De gerechtsdeurwaarder oefent in dat geval zijn gerechtelijk mandaat uit in het belang van alle schuldeisers die onderling niets met elkaar te maken hebben en die elk afzonderlijk beschouwd niet als opdrachtgever kunnen worden aanzien. Ook in hoofde van de schuldenaar presteert de gerechtsdeurwaarder geen dienst. Aan wie dient de gerechtsdeurwaarder in dat geval de factuur met aanrekening van BTW te versturen? 8) Moeten gerechtsdeurwaarders ook een jaarlijkse opgave doen van hun afnemers-belastingplichtigen? Afgezien van de praktische moeilijkheden (ontzaglijk aantal afnemers met kleine bedragen) en in sommige gevallen de onmogelijkheid om de lijst juist op te stellen (wanneer niet duidelijk is wie de eigenlijke opdrachtgever is (cf. supra punt 7)), dient gesteld dat de gegevens een bijzonder confidentieel karakter hebben, waardoor het beroepsgeheim van de gerechtsdeurwaarder, door de verwerking van die informatie en de verspreiding van deze gegevens na verwerking op listings, onafhankelijk van zijn wil wordt geschonden. 9) De vraag stelt zich tevens of een kandidaat gerechtsdeurwaarder die een gerechtsdeurwaarder vervangt die vakantie neemt, ziek is of om andere redenen zijn ambt niet kan uitoefenen, in ondergeschikt verband werkt van deze gerechtsdeurwaarder, dan wel op zelfstandige basis. In het laatste geval zal hij zich ook voor BTW-doeleinden moeten laten registreren en zijn prestatie factureren aan de gerechtsdeurwaarder die hij vervangt. Duidelijkheid is hierbij vereist opdat deze kandidaat gerechtsdeurwaarders tijdig de nodige BTW-verplichtingen kunnen vervullen en administratieve boeten kunnen vermijden. 10) De gerechtsdeurwaarders factureren vanaf 1 januari 2012 rechtstreeks aan de opdrachtgever en sturen een kopie naar de advocaat, met de uitdrukkelijke vermelding dat de factuur door de opdrachtgever dient te worden betaald en niet door diens raadsman. Wat gaat de gerechtsdeurwaarder ondernemen wanneer de opdrachtgever zijn factuur met BTW niet betaalt? Kan men de advocaat aanspreken bij niet-betaling?
6 • FEBRUARI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
Algemene vergadering 16 januari 2012 Er is geen wettelijke grondslag voor de solidaire gehoudenheid van de advocaat tot betaling van de kosten. Bovendien staat uitdrukkelijk op de kopie van de factuur vermeld dat de opdrachtgever gehouden is tot betaling van de factuur en niet de advocaat. Nu gaat men er overigens van uit dat de advocaat steeds optreedt als gemandateerde, maar wat als de advocaat uit eigen initiatief optreedt, bv. in geval van zaakwaarneming, waarbij de advocaat doet wat hij denkt te moeten doen teneinde de belangen van zijn cliënt te beschermen? Ook in dergelijk geval wordt de cliënt geconfronteerd met een factuur met BTW op zijn naam, zonder dat hij om de tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder heeft verzocht. 11) Wat met de kwijtingrechten op de afkortingen die de gerechtsdeurwaarder toestaat aan de schuldenaar? Als een debiteur een dossier regelt met afkortingen, dan zijn de kwijtingrechten op die afkortingen geen dienstverlening t.a.v. de opdrachtgever, maar wel een gunst in het voordeel van de schuldenaar. Deze gunst wordt toegestaan door de gerechtsdeurwaarder die daarvoor als tegenprestatie een extra kost, met name een kwijtingrecht op die afkorting, aanrekent. Voor de opdrachtgever is dit geen dienstverlening. Die zou immers kunnen vragen om geen afkortingen toe te staan en de boedel meteen te verkopen. Men zou aldus kunnen stellen dat de gerechtsdeurwaarder door afkortingen toe te staan aan de schuldenaar, een dienst presteert t.a.v. deze schuldenaar. Bijgevolg zou ook op deze dienst BTW verschuldigd zijn en zou een factuur moeten worden opgesteld t.a.v. de schuldenaar, ter gelegenheid van ieder kwijtingrecht (hoe miniem ook). 12) De boekhoudsteekkaarten worden op het einde van elk jaar of onmiddellijk na het afsluiten van een zaak of groep van zaken afgesloten door de belastbare bruto-bedragen over te brengen naar het dagboek. Bij deze afsluiting worden de door de gerechtsdeurwaarder ontvangen sommen vooreerst aangerekend op de uitschotten (in bepaalde gevallen gelijkgesteld met ‘voorschotten’ en dus vrijgesteld van BTW), vervolgens op zijn rechten en tenslotte op de gelden van derden. Wanneer de gerechtsdeurwaarder in het kader van zijn opdracht een bedrag van 100,00 EUR int vanwege een schuldenaar en de uitschotten reeds een bedrag van 100,00 EUR vertonen, zal de gerechtdeurwaarder overeenkomstig het W.BTW toch een factuur moeten opstellen, daar het gaat om een gedeeltelijke betaling. De gerechtsdeurwaarder zal voor dit bedrag een factuur moeten opstellen aan zijn medecontractant, ook al wordt dit bedrag in eerste instantie toegerekend op de uitschotten, die doorgaans vrijgesteld zullen zijn van BTW. Deze onlogische situatie kan vermeden worden door de facturatieverplichting op het einde van de dienstverrichting te situeren. “
Visie van kamerlid Renaat Landuyt op de uitdagingen van het beroep… Na deze technische toelichtingen omtrent de BTW-plicht kwam volksvertegenwoordiger Renaat Landuyt aan het woord. Als ervaren lid van de Commissie Justitie van de Kamer is Renaat Landuyt goed geplaatst om een aantal persoonlijk getinte bedenkingen te plaatsen omtrent de toekomst en uitdagingen van de gerechtsdeurwaarders binnen de voortschrijdende modernisering van Justitie. Renaat Landuyt begon zijn betoog met de aanmerking dat hij de kritiek deelt op het kwalijk sociaal effect van de BTW-invoering, waarbij de “factuur” voor de schuldenaars nog eens met BTW wordt verhoogd en de administratieve complexiteit eerder toedan afneemt. De nieuw aangetreden regering heeft nog slechts een tweetal jaren om de krachtlijnen van haar beleid te realiseren. Er zullen dus de komende paar jaar knopen moeten doorgehakt worden met een snelle besluitvorming, stelt Renaat Landuyt. Vervolgens ging Renaat Landuyt in op hetgeen hij als een aantal zichtbare knelpunten ziet binnen het korps van de gerechtsdeurwaarders. De gerechtsdeurwaarder dreigt als korps binnen Justitie tussen de plooien te vallen. “de gerechtsdeurwaarders worden een beetje beschouwd als het gevangeniswezen. We dreigen het beroep te vergeten. In het justitieluik van de huidige regeerverklaring staan er met betrekking tot de gerechtsdeurwaarders slechts een drietal zinnetjes die slaan op het statuut, de derden rekening en de problemen rond de benoemingen.” Ook de politiek is dus een stuk mede aansprakelijk voor de huidige impasse. Er moet alleszins een opkuis gehouden worden met betrekking tot de plaatsvervangers, waarrond er een negatieve perceptie hangt. Eigenlijk zijn meer dan 90 % van de gerechtsdeurwaarders aan hun lot overgelaten, en wordt er toch uitstekend en accuraat werk geleverd door het korps, zo stelt Landuyt. Onder het motto “iedere verandering is een verbetering” gaat men, volgens Landuyt, vanuit het korps wel moeten lobbyen om bv. de noodzakelijke aanpassing van het statuut door te drukken. Renaat Landuyt ziet een 4-tal aandachtspunten die zeker de komende jaren ten gronde dienen aangepakt te worden: 1) Probleem van de benoemingen en plaatsvervangingen: het gerechtsdeurwaarderambt wordt als een onderneming beschouwd. In het kader van de continuïteit moet er een deugdelijke en transparante wettelijke regeling inzake benoemingen komen, waarbij ook de problematiek van de “associaties” een regeling krijgt. Het uitgewerkt statuut van het notariaat kan hierbij als leidraad dienen. Het knelpunt van de “kunstmatige” plaatsvervangingen vraagt ook om een oplossing, want dit leidt vroeg of laat hoe dan ook tot “ongelukken”.
7
Verder ziet Renaat Landuyt de toekomst van het gerechtsdeurwaarderambt meer en meer evolueren naar een rol van gezaghebbend all-round “schuldbemiddelaar”. Tevens zal het korps antwoord moeten bieden rond de uitbreiding van het bevoegdheidsterritorium van de rechtbanken en de beheersproblematiek van de eenheidsrechtbank. Tot slot gaf Renaat Landuyt de boodschap mee dat het geen zin heeft te wachten op de “Grote Hervorming”, maar te werken rond concrete actiepunten, zoals bv. het statuut. Grote Hervormingen bij Justitie zijn doorgaans het gevolg van calamiteiten zoals de ontsnapping van Dutroux of interne crisisconflicten, en dit is immers geen goede context om evenwichtige en doordachte hervormingen door te voeren. Er moet klaarheid komen rond de finaliteit van het beroep in functie van de maatschappelijke eisen en noodwendigheden. Hierbij stelt zich het probleem van de “representatie” als beroepsgroep, waarbij momenteel een eerder negatieve perceptie aanwezig is. Het korps heeft dus nog genoeg uitdagingen en potentieel voorhanden om op en slagkrachtige manier en met een gemoderniseerde beheerstructuur de eerstelijnszorg binnen de rechtsuitvoering waar te nemen. De uiteenzetting van volksvertegenwoordiger Renaat Landuyt werd nadien nog druk besproken. De CVG heeft derhalve de komende tijd genoeg stof om de noodzakelijke structurele aanpassingen, die de toekomst van ons beroep consolideren, mede te helpen realiseren. 2) Het tuchtrecht: ter bescherming van het eigen korps moet het tuchtrecht ten gronde herbekeken worden. Het is niet gezond dat het aantal tuchtdossiers zo laag is. Een tuchtrechtelijke regeling zoals bij de advocatuur is ingevoerd, kan tot inspiratie dienen. Het is inderdaad niet normaal dat vanuit de Nationale Kamer de laatste jaren slechts een 5-tal dossiers naar het parket werden doorgestuurd, die dan nog niet opgevolgd noch vervolgd worden. Er moet dringend een externe controle inzake tucht georganiseerd worden, en niet op “lokale vriendenschaal” binnen de eigen arrondissementele kamers. Zo is er bv. via de fiscale omweg een meer accurate controle op de gerechtsdeurwaarderkosten mogelijk. Deze discussie zal zich zeker nog stellen. 3) Duidelijkheid en transparantie rond kosten: een analyse van betekening van akten legt steekproefgewijs veel onduidelijkheden bloot, terwijl er wel blijkbaar duidelijkheid voorhanden is met betrekking tot incasso-praktijk. Op termijn roept dergelijke onduidelijkheid al dan niet terecht heel wat wrevel en achterdocht op bij de rechtzoekende burger. 4) De perceptie rond de beslagnames: de BTW-controles zullen hier zeker op inspelen. Enerzijds is er het probleem rond onnodige en onnuttige beslagen in wanverhouding met de schuldvordering. Een regeling bij buiten-proportioneel beslag zal zich gaandeweg stellen. Anderzijds is er het probleem van de “dubbelbeslaglegging”. Hierbij speelt de publieke perceptie niet in het voordeel van de gerechtsdeurwaarder.
(verslag: Godfried van de Perre )
Boek over de witwaspraktijken… De gerechtsdeurwaarder is één van de meldingsplichtigen, vermeld in de preventieve anti-Witwaswet van 11 januari 1993. Onlangs verscheen een tweede herwerkte versie van hét standaardwerk over de witwaswetgeving: “Witwassen en financiering van terrorisme” geschreven door Geert Delrue, op basis van zijn 25-jarige ervaring als onderzoeker in de financiële sectie bij de Federale Gerechtelijke Politie. Dit boek van 566 pagina’s, waarvan 140 bladzijden bibliografie, biedt een overzicht van zowel de preventieve wetgeving als de repressieve wetgeving. Tevens vermeldt de auteur heel wat gegevens met praktische bijlagen over de gangbare witwaspraktijken. De wet van 11 januari 1993 werd in een gecoördineerde versie begin 2010 volledig herschreven in overeenstemming met de Derde Europese Witwasrichtlijn. Ook de repressieve witwaswetgeving (art. 505 ev.SW) wordt volledig behandeld. Dit basiswerk is uitgegeven bij uitgeverij MAKLU, Somersstraat 13-15 te 2018 Antwerpen en kost 65 euro. (www.maklu.be)
8 • FEBRUARI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
BTW-plicht voor gerechtsdeurwaarders
9
10 • FEBRUARI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
BTW-plicht voor gerechtsdeurwaarders
11
12 • FEBRUARI 2012 Nieuwsbrief • Conferentie van Vlaamse Gerechtsdeurwaarders
BTW-plicht voor gerechtsdeurwaarders Publiek belang en de gerechtsdeurwaarder Het Nederlandse instituut SEO Economisch Onderzoek, gelieerd aan de universiteit van Amsterdam, heeft een interessant en leerzaam rapport gepubliceerd rond “Publiek belang en de gerechtsdeurwaarder. Professionele publieke dienstverlening of een gilde ?” Deze omvangrijke studie werd uitgevoerd in het kader van de “Verordening onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder” die op 1 juli 2010 in werking trad. De slotconclusie laat zich als volgt samenvatten: “De Verordening onafhankelijkheid dient niet het publiek belang op de markt voor incassodiensten. De Verordening tast de werking van deze markt aan in het nadeel van opdrachtgevers (schuldeisers), schuldenaren en belastingbetalers. Er zijn minder ingrijpende maatregelen beschikbaar om het doel, - waarborgen dat een gerechtsdeurwaarder zijn ambt onafhankelijk en onpartijdig kan uitoefenen, - te bereiken zonder dat de nadelige effecten optreden.(…) De Verordening staat voorwaartse verticale integratie op de markt voor incassodiensten in de weg voor incassobureaus en rechtsbijstandverzekeraars, maar laat achterwaartse integratie, waarbij een gerechtsdeurwaarder buitengerechtelijke incassodiensten aanbiedt, ongemoeid.” Zoals in België, is in Nederland het spanningsveld tussen de openbare ambtsuitoefening van de gerechtsdeurwaarder en de commerciële incasso-activiteiten voorwerp van discussie en maatschappelijk debat. Met dit verschil dat het debat in Nederland op een strikt intellectueel geargumenteerde manier wordt gevoerd. In een volgende CVG-Nieuwsbrief komen we meer uitgebreid op dit rapport terug.
“Publiek belang en de gerechtsdeurwaarder. Professionele publieke dienstverlening of een gilde?” - SEO economisch onderzoek, Amsterdam – prof.dr. Barbara Baarsma en prof.dr. Jules Theeuwes – SEO-rapport nr. 2010-32