Nieuw Zorgstelsel 2006
Voorwoord In deze brochure wordt in het kort uitleg gegeven over het nieuwe zorgstelsel, zoals dat per 1 januari 2006 zal worden ingevoerd. Met de invoering van de Zorgverzekeringswet komt een einde aan het onderscheid tussen ziekenfonds-verzekerden en particulier verzekerden, een systeem dat sinds 1 november 1941 in Nederland bestaat. Al vanaf 1974 (toen is de Structuurnota van staatssecretaris Hendriks verschenen) wordt er in de politiek gediscussieerd over een andere vormgeving van ons ziektekostenstelsel. Na ruim 30 jaar praten heeft de politiek het definitief aangedurfd het Nederlandse stelsel fundamenteel te wijzigen. Het in elkaar schuiven van een voornamelijk inkomensafhankelijke ziekenfondsverzekering en een nominaal gefinancierde particuliere verzekering brengt grote inkomenseffecten met zich mee. Het heeft voor verzekerden ook gevolgen voor de samenstelling van het pakket. Een verplichte, inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage beïnvloedt niet alleen de loonkosten, maar ook de inkomenseffecten. Dit zijn onder meer de aspecten waar in deze uitgave bij wordt stilgestaan. Deze brochure is mede tot stand gekomen dankzij een subsidie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De verantwoordelijkheid voor de inhoud ligt echter volledig bij de Vakcentrale MHP.
Eddy Haket, Vakcentrale MHP
Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden de auteur en de Vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel (MHP) geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houdt de auteur zich gaarne aanbevolen. Behoudens door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt worden zonder toestemming van de uitgever. © november 2005 Vakcentrale MHP
VA K C E N T R A L E M H P
1
Inhoud 1. INLEIDING
3
2. BELANGRIJKSTE KENMERKEN
4
3. VERZEKERDEN
6
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
2
Verzekeringsplicht Wettelijk basispakket Natura- en restitutiepolis Aanvullende verzekering Premies Zorgtoeslag Overgang van het oude naar het nieuwe stelsel
6 7 8 9 10 12 13
4. VERZEKERAARS 4.1 Private zorgverzekeraars 4.2 Acceptatieplicht 4.3 Zorgplicht
15 15 15 16
5. SPECIFIEKE ONDERWERPEN 5.1 Wonen en werken in het buitenland 5.2 Tijdelijk naar het buitenland 5.3 Aanvullende koopkrachtmaatregelen en koopkrachteffecten 5.4 Loonkosten en werkgeversbijdragen 5.5 Collectieve verzekeringen
18 18 23 23 25 26
6. TOT SLOT
30
BIJLAGE 1: GEBRUIKTE AFKORTINGEN
31
BIJLAGE 2: KOOPKRACHTEFFECTEN 2006
32
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
1.
Inleiding Op 1 januari 2006 worden de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet op de Zorgtoeslag (Wzt) van kracht. Daarmee wordt op 1 januari 2006 een basisverzekering voor noodzakelijke curatieve zorg ingevoerd. Deze basisverzekering komt in de plaats van het ziekenfonds, de particuliere ziektekostenverzekering (waaronder de standaardpakketpolis) en de publiekrechtelijke regelingen voor ambtenaren. Daarnaast is het kabinet van plan om met ingang van 1 juli 2006 de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in te voeren. Deze wet moet dan de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) en de Welzijnswet vervangen. Over het wetsvoorstel voor de WMO zal naar verwachting pas in de eerste helft van 2006 worden besloten door het parlement. Het totale zorgstelsel zal dus volgend jaar fors op de schop gaan. Schematisch is één en ander als volgt samen te vatten.
Deze brochure gaat vooral in op de wijzigingen zoals die 1 januari 2006 worden doorgevoerd. Op dit moment bestaat nog te veel onduidelijkheid over de exacte vormgeving van de WMO. De MHP zal hierover te zijner tijd meer informatie verstrekken.
VA K C E N T R A L E M H P
3
2.
Belangrijkste kenmerken De belangrijkste kenmerken van de nieuwe zorgverzekeringswet zijn onder andere:
4
•
Iedere AWBZ-verzekerde (grofweg iedereen die in Nederland woont en/of werkt) is verzekeringsplichtig voor de nieuwe zorgverzekering.
•
Het verschil tussen ziekenfonds-, particuliere en publiekrechtelijke verzekeringen (IZA, IZR en GPDV) vervalt. Er komt één basisverzekering voor iedereen. Die verzekering mag men afsluiten bij de verzekeraar naar eigen keuze, maar de inhoud van het pakket is wettelijk vastgesteld.
•
De zorgverzekering komt tot stand door het sluiten van een zorgverzekeringsovereenkomst (een polis) met een zorgverzekeraar. Daarmee voldoet men aan de verzekeringsplicht.
•
Zorgverzekeraars hebben een acceptatieplicht voor de zorgverzekering. Behalve de zorgverzekering bieden zorgverzekeraars ook nog aanvullende verzekeringen aan. Hiervoor hebben zij geen acceptatieplicht.
•
Grofweg alles wat nu in het ziekenfondspakket zit, zal ook in de nieuwe zorgverzekering worden opgenomen.
•
Zorgverzekeraars bieden verschillende polissen aan waaruit een keuze kan worden gemaakt. De polissen verschillen op de volgende punten: zorg in natura, restitutie of een combinatie van beide en al of niet met een vrijwillig eigen risico.
•
Voor de wettelijke polis stelt de zorgverzekeraar een vaste (nominale) premie vast, die in principe voor alle verzekerden gelijk is. Leeftijd en gezondheidstoestand mogen daarbij geen rol spelen.
•
De nominale premie voor een wettelijke polis zal ongeveer ? 1.100,- per jaar bedragen. Kinderen tot 18 jaar hoeven geen nominale premie te betalen, ook al hebben ze een betaalde (bij)baan.
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
•
Als een verzekerde van 18 jaar of ouder in een jaar minder dan ? 255,- aan zorgkosten heeft gemaakt, krijgt deze na afloop van dat jaar het verschil tussen die ? 255,- en de gemaakte zorgkosten terug van de zorgverzekeraar (de zogenaamde no claim-regeling). Zorgkosten die betrekking hebben op huisarts-, zwangerschaps- en bevallingszorg worden hiervoor buiten beschouwing gelaten. De kosten hiervan tellen wel mee voor het vrijwillig eigen risico.
•
Behalve de nominale premie die moet worden betaald aan de zorgverzekeraar, is men ook nog een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd. Deze bijdrage bedraagt 6,5% van het (individuele) inkomen over box I, exclusief de inkomsten uit de eigen woning (inkomen uit of in verband met arbeid), zoals dat geldt voor de inkomstenbelasting. Het maximum inkomen waarover premie wordt geheven, bedraagt ca. ? 30.000,-. Als men jonger is dan 65 jaar is de werkgever en/of uitkeringsinstantie in beginsel verplicht die bijdrage te voldoen (niet voor vervroegd gepensioneerden). Voor degenen die geen werkgever hebben, geldt in beginsel een verlaagd bijdragepercentage van 4,4%.
•
Een verzekerde kan jaarlijks van zorgverzekeraar of zorgverzekeringspolis veranderen.
3.
Verzekerden
3.1
Verzekeringsplicht Alle Nederlandse ingezetenen zijn in beginsel verplicht zich te verzekeren. Elke burger sluit daarvoor een overeenkomst met een zorgverzekeraar voor een wettelijk omschreven zorgpakket. In de huidige situatie zijn alleen mensen met een inkomen beneden de ziekenfondsgrens verplicht verzekerd volgens de Ziekenfondswet (ZFW). Mensen met een hoger inkomen hebben nu nog de keuze: verzekerd of onverzekerd door het leven gaan. Daarnaast bestaan aparte regelingen voor de politie en voor provincie-, waterschaps- en gemeenteambtenaren. De nieuwe wet voorziet in bijzondere situaties, zoals het verzekeren van bijzondere groepen, zoals wilsonbekwamen. Ook komt er een (boete)regeling voor degenen die zich in de toekomst bewust níet verzekeren, maar zich wel bij een verzekeraar melden op het moment waarop zij zorg nodig hebben. Rekening houdend met Europese regelgeving worden ook regelingen getroffen voor degenen die in Nederland werken maar in het buitenland wonen en omgekeerd. Twee groepen zijn niet verplicht om zich te verzekeren:
6
•
militairen in werkelijke dienst Voor de zorgverlening aan militairen in actieve dienst beschikt het Ministerie van Defensie over eigen geneeskundige diensten. Daarom zijn militairen uitgezonderd van de Zorgverzekeringswet. De eventuele partner en kinderen van militairen zijn wel verzekeringsplichtig.
•
gemoedsbezwaarden Gemoedsbezwaarden zijn personen die principiële bezwaren hebben tegen verzekeringen. Zij moeten zich aanmelden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB stuurt vervolgens een verklaring, waarin staat dat men voor een of meer sociale verzekeringswetten als gemoedsbezwaarde wordt beschouwd. Gevolg hiervan is dat de rechten noch de plichten op de betreffende persoon van toepassing zijn. Gemoedsbezwaarden zijn geen premie verschuldigd en ontvangen ook geen vergoeding. Wel is een premievervangende inkomstenbelasting ver-
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
schuldigd. Dit om te voorkomen dat louter en alleen financiële overwegingen ten grondslag liggen aan de keuze om als gemoedsbezwaarde te worden aangemerkt. Voor de Zorgverzekeringswet is een bijzondere regeling getroffen. De Belastingdienst draagt de premievervangende inkomstenbelasting af aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Het CVZ opent op de naam van de gemoedsbezwaarde (en eventuele gemoedsbezwaarde gezinsleden) een rekening. Als er kosten worden gemaakt voor zorg, die normaliter verzekerd is door de Zorgverzekeringswet, kan een beroep worden gedaan op deze rekening. Als een ingezetene (die onder de verzekeringsplicht valt) nalaat een zorgverzekeringspolis af te sluiten met een verzekeraar, dan wordt na vier maanden een boete opgelegd. De boete bedraagt 130% van de premie voor de zorgverzekeringspolis, te berekenen over de periode dat men niet verzekerd is geweest, met een maximum van 5 jaar. Eventuele kosten die gemaakt zijn in die periode blijven voor eigen rekening. Gezinspolissen zijn niet meer mogelijk. Alle gezinsleden hebben een individuele zorgverzekering. Wel kunnen anderen dan de verzekerden in bepaalde gevallen een verzekering afsluiten, zoals ouders voor hun kinderen of een curator voor een dementerende patiënt. Wel moet dan het sofi-nummer worden gemeld van degene voor wie de verzekering wordt afgesloten. Als het gaat om kinderen onder de 18 jaar, dan moéten ouders voor elk van de te verzekeren kinderen een aparte zorgverzekering afsluiten en voor elk van de kinderen het sofi-nummer vermelden.
3.2
Wettelijk basispakket Het verzekerde pakket in de Zorgverzekeringswet biedt noodzakelijke, op genezing gerichte zorg die is getoetst aan de eisen van aantoonbare werking, kosteneffectiviteit en noodzaak van collectieve financiering. Dit pakket komt ongeveer overeen met het huidige ziekenfondspakket en het pakket voor de standaardpakketpolis. Het wettelijk basispakket omvat: • geneeskundige zorg, waaronder zorg door huisartsen, ziekenhuizen, medisch specialisten en verloskundigen; • ziekenhuisverblijf; • tandheelkundige zorg (tot 18 jaar, vanaf 18 jaar alleen specialistische tandheelkunde en het kunstgebit);
VA K C E N T R A L E M H P
7
• • • • •
3.3
hulpmiddelen; geneesmiddelen; kraamzorg; ziekenvervoer (ambulance en zittend vervoer); paramedische zorg (beperkt fysiotherapie/oefentherapie, logopedie, ergotherapie, dieetadvisering).
Natura- en restitutiepolis Een verzekerde kan kiezen voor een naturapolis of een restitutiepolis, of voor een combinatie daarvan. Een naturapolis komt overeen met de huidige ziekenfondsverzekering. De zorgverzekeraar sluit contracten met zorgaanbieders (bijvoorbeeld ziekenhuizen), bij wie een verzekerde voor zorg terecht kan. De zorgverzekeraar betaalt de rekeningen rechtstreeks aan de zorgaanbieders. Als een verzekerde naar een andere (niet gecontracteerde) zorgverlener wil, dan kan de zorgverzekeraar een maximum stellen aan de hoogte van de vergoeding, zoals de hoogte van de vergoeding die hij overeengekomen is met de gecontracteerde zorgaanbieders. Een restitutiepolis komt overeen met de werking van de meeste particuliere verzekeringen. Hierbij kan de verzekerde zelf een zorgaanbieder kiezen, maar de rekening moet in beginsel zelf worden betaald. Vervolgens kunnen de kosten worden gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Als een verzekerde kiest voor een restitutiepolis, dan mag de zorgverzekeraar geen maximum aan de gedeclareerde kosten stellen, omdat hij daarmee de wettelijk vastgelegde rechten van de verzekerden (zoals de aanspraken) zou beperken. Hij hoeft echter niet meer te betalen dan in redelijkheid passend is binnen de in Nederland gebruikelijke marktomstandigheden.
Voorbeeld maximumvergoeding naturapolis Een verzekeraar heeft overeenkomsten gesloten met huisartsen in een bepaalde regio, waarin onder andere is opgenomen dat een huisartsenconsult ? 10,- kost. Een verzekerde heeft een naturapolis afgesloten bij die verzekeraar, maar de eigen huisarts heeft geen overeenkomst met de verzekeraar. De eigen huisarts hanteert het in Nederland
8
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
gebruikelijke consulttarief van ? 12,50. In dit geval loopt de verzekerde het risico dat hij of zij voor elk huisartsenbezoek ? 2,50 niet vergoed krijgt en zelf moet betalen. Bij een restitutiepolis geldt dit maximum dan niet.
Het is aan te bevelen dat verzekerden die een natura-overeenkomst met de verzekeraar afsluiten (bijvoorbeeld omdat hiervoor in het algemeen een lagere premie zal gelden dan voor een restitutieovereenkomst, en om van de administratieve rompslomp van rekeningen af te zijn) nagaan of in ieder geval de eigen huisarts en de ziekenhuizen in de eigen regio een overeenkomst hebben gesloten met de verzekeraar. De verzekeraars zijn verplicht deze informatie te verstrekken als verzekerden hierom vragen. Met een restitutiepolis loopt men minder risico bij te moeten betalen voor een behandeling. Voor beide polissen is het in ieder geval verstandig om in het geval van een reis naar het buitenland een goede reisverzekering af te sluiten.
3.4
Aanvullende verzekering Niet alle zorg is verzekerd in de zorgverzekering. Evenals nu, kan een verzekerde een aanvullende verzekering afsluiten. Het kan bijvoorbeeld gaan om tandheelkunde voor personen van 18 jaar en ouder, de eerste zittingen fysiotherapie, oor- en neuscorrecties, antroposofische en homeopathische geneesmiddelen en alternatieve geneeswijzen. Voor de aanvullende verzekering geldt echter een ander regime dan voor de zorgverzekering. Zorgverzekeraars kunnen een eigen acceptatiebeleid voeren, dat wil zeggen zij zijn niet verplicht een aanvullende verzekering met een verzekerde te sluiten. Dit kan in de toekomst vooral betekenen dat mensen op hoge leeftijd of met een chronische aandoening moeilijk van verzekeraar kunnen wisselen als het gaat om de aanvullende verzekering. Voor de overgang van het 'oude' naar het 'nieuwe' stelsel hebben de zorgverzekeraars afgesproken een coulant acceptatiebeleid te hanteren. Aan de ene kant doen zorgverzekeraars een aanbod voor de zorgverzekeringspolis en aanvullende verzekering dat overeenkomt met de huidige verzekeringssituatie; aan de andere kant zullen zij 'overstappers' (personen die van zorgverzekeraar wisselen) coulant behandelen bij het aangaan van een aanvullende verzekering.
VA K C E N T R A L E M H P
9
In de Zorgverzekeringswet is bovendien een bepaling opgenomen die erin voorziet dat zorgverzekeraars niet de aanvullende verzekering mogen beëindigen bij de overstap naar een andere zorgverzekeraar.
3.5
Premies Elke verzekerde van 18 jaar en ouder is een nominale premie verschuldigd aan de zorgverzekeraar. Deze premie kan tussen zorgverzekeraars onderling verschillen, maar per zorgverzekeraar is er één nominale premie per polissoort. Iedereen met dezelfde polis betaalt dezelfde premie, ongeacht leeftijd of gezondheidsrisico. Beoogd wordt om met de nominale premie concurrentie tussen zorgverzekeraars te bevorderen en het kostenbewustzijn van verzekerden te vergroten. Per zorgverzekeraar kan de nominale premie van polissen verschillen (bijvoorbeeld onderscheid naar gekozen eigen risico en naar natura- of restitutiepolis), maar voor eenzelfde polis wordt dezelfde premie gevraagd. Wel mag een zorgverzekeraar een premiekorting aanbieden voor collectiviteiten. De gemiddelde nominale premie zal op jaarbasis ongeveer ? 1.100,- bedragen. Als een verzekerde van 18 jaar of ouder in een jaar minder dan ? 255,- aan zorgkosten heeft gemaakt, krijgt deze na afloop van dat jaar het verschil tussen die ? 255,- en de gemaakte zorgkosten terug van de zorgverzekeraar (de zogenaamde no claim-regeling). Zorgkosten die betrekking hebben op huisarts-, zwangerschaps- en bevallingszorg worden hiervoor buiten beschouwing gelaten. De kosten hiervan tellen wel mee voor het vrijwillig eigen risico. Een verzekerde van 18 jaar en ouder kan namelijk kiezen voor een eigen risico van ? 0,-, ? 100,-, ? 200,-, ? 300,-, ? 400,- of ? 500,-. Aangezien een verzekering voor elk individu apart wordt afgesloten, geldt de no claim-regeling en het eigen risico ook per individu. Indien van twee partners de één meer dan ? 255,- aan zorgkosten heeft gemaakt en de andere partner niets, krijgt de één na afloop van dat jaar niets gerestitueerd en de ander ? 255,-. Naast de nominale premie (die rechtstreeks aan de zorgverzekeraar moet worden betaald), zijn verzekerden ook nog een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd. De inkomensafhankelijke bijdrage bedraagt een percentage van het inkomen. Het percentage wordt jaarlijks vastgesteld. Voor het jaar 2006 geldt een bijdragepercentage van 6,5%. Er geldt per persoon een maximum voor het bedrag waarover de inkomensafhankelijke bijdrage wordt
10
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
geheven. Het maximale premieplichtig inkomen bedraagt in 2006 ? 30.015,Er is dus maximaal een bijdrage (afgezien van de nominale premie) van ? 1.951,- verschuldigd. Het premieplichtig inkomen betreft het individuele inkomen over box I, exclusief de inkomsten uit de eigen woning (inkomen uit of in verband met arbeid), zoals dat geldt voor de inkomstenbelasting. Bij de zorgverzekering is de verzekerde zelf de inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd. De werkgever, het pensioenfonds of de uitkeringsinstantie houdt de verschuldigde bijdrage in op het loon, pensioen of uitkering en draagt deze af aan de Belastingdienst. Werkgevers en in veel gevallen uitkeringsinstanties moeten het bedrag van de ingehouden en afgedragen inkomensafhankelijke bijdrage echter volledig aan de werknemer of uitkeringsgerechtigde vergoeden. Materieel betekent dit dat als men een (fictieve) werkgever heeft, deze de inkomensafhankelijke premie overneemt. De volgende uitkeringsinstanties vergoeden de inkomensafhankelijke premie aan de uitkeringsgerechtigden: UWV (WW- en WAO- / WIAgerechtigden), gemeenten (bijstandsgerechtigden) en SVB (nabestaanden). De vergoeding van de (fictieve) werkgever wordt in het kader van de Wet op de loonbelasting als loon aangemerkt, net als dat nu het geval is. Over dat loon is loonbelasting verschuldigd. De inkomensafhankelijke bijdrage is verlaagd voor mensen zonder werkgever of uitkeringsinstantie. In plaats van een percentage van 6,5% zijn zij over maximaal ? 30.015,- een percentage van 4,4% verschuldigd. Het gaat om de volgende categorieën en inkomensbronnen:
• • • • • •
aanvullend pensioen (over de AOW-uitkering is men wel 6,5% bijdrage verschuldigd); zelfstandigen / freelancers; vut en prepensioen, m.u.v. degenen die in 2005 reeds met de vut zijn en ziekenfonds-verzekerd zijn; excedent-verzekeringen (arbeidsongeschiktheid, werkloosheid), die zonder tussenkomst van de werkgever zijn afgesloten; aanvullend (bovenwettelijk) nabestaandenpensioen (over de Anw-uitkering is 6,5% verschuldigd); stamrecht- en lijfrente-uitkeringen.
VA K C E N T R A L E M H P
11
3.6
Zorgtoeslag Tegelijkertijd met de Zorgverzekeringswet wordt ook de Wet op de zorgstoeslag ingevoerd. De zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de nominale premie en is afhankelijk van het inkomen van de verzekerde en dat van de eventuele partner. Wie een laag inkomen heeft, krijgt meer toeslag dan iemand met een hoog inkomen. Niet iedereen krijgt een zorgtoeslag. Voor een alleenstaande bestaat recht op een zorgtoeslag tot een toetsingsinkomen van circa ? 25.000,- en bedraagt de maximale zorgtoeslag circa ? 400,- per jaar. Indien iemand gezamenlijk met een ander een huishouden vormt, dan geldt een maximaal toetsingsinkomen van ongeveer ? 40.000,- per jaar en bedraagt de toeslag maximaal circa ? 1.150,- per jaar. De zorgtoeslag wordt maandelijks uitbetaald door de Belastingdienst. In september 2005 heeft de Belastingdienst iedereen die in aanmerking lijkt te komen voor de zorgtoeslag 2006 een aanvraagformulier gestuurd. Dit is gebeurd op basis van de bij de Belastingdienst bekende gegevens over inkomen en gezinssamenstelling. Bij de definitieve vaststelling van de zorgtoeslag is het (gezamenlijk) fiscale verzamelinkomen bepalend. Dit is het totaal van het inkomen uit werk en woning (box I), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box II) en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box III). Dit bedrag kan op verschillende manieren worden geschat: 1. indien aangifte voor de inkomstenbelasting wordt gedaan, dan kan de meest recente aanslag worden gebruikt. Voor 2006 is dat waarschijnlijk de aanslag over 2004. 2. indien geen aangifte wordt gedaan, kan gebruik worden gemaakt van de jaaropgave(n) 2004 die werkgever, uitkeringsinstantie en/of pensioenfonds heeft verstrekt. 3. bij het ontbreken van jaaropgaven kan men bij benadering uitgaan van: 12x bruto maandloon + 8% vakantiegeld + een eventuele 13e maand. In alle gevallen moet men ook rekening houden met eventuele vaste uitkeringen, aftrekposten en jaarlijkse salarisverhogingen. De zorgtoeslag die maandelijks wordt uitgekeerd, is een voorschot. In de eerste helft van 2007 beoordeelt de Belastingdienst of het werkelijke jaarinkomen in 2006 overeen kwam met het geschatte jaarinkomen. Daarna wordt een definitieve beschikking afgegeven. Blijkt in 2007 dat het inkomen voor 2006 te laag of te hoog is ingeschat, dan wordt de teveel of de te weinig ontvangen toeslag verrekend.
12
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
Wanneer de aanvraag vóór 1 november 2005 is teruggestuurd, zorgt de Belastingdienst ervoor dat de eerste maandelijkse uitbetaling al eind december 2005 wordt ontvangen. Maar de toeslag kan nog het hele jaar en zelfs tot 1 april 2007 worden aangevraagd. In dat geval ontvangt u de toeslag met terugwerkende kracht.
Het bedrag van de zorgtoeslag wordt als volgt bepaald: 1. Zorgtoeslag = standaardpremie – normpremie, mits zorgtoeslag > 0 2. Standaardpremie = gemiddelde premie in de markt – gemiddelde no-claim teruggave 3. Normpremie huishouden met twee partners: 5% x drempelinkomen + 5% x (toetsingsinkomen-drempelinkomen) 4. Normpremie huishouden met één partner = 3,5% x drempelinkomen + 5% x (toetsingsinkomen-drempelinkomen) 5. Drempelinkomen = minimumloon + werkgeversbijdrage ziektekosten – werknemersdeel Awf-premie 6. Toetsingsinkomen = (gezamenlijk) fiscaal verzamelinkomen box I, II en III
3.7
Overgang van het oude naar het nieuwe stelsel Uiterlijk 15 december doet elke zorgverzekeraar aan zijn verzekerden een aanbod voor een zorgverzekeringspolis en aanvullende verzekering. Dit aanbod zal zoveel mogelijk lijken op de inhoud van de verzekering die de verzekerden nu hebben. Tot 1 maart 2006 hebben verzekerden de mogelijkheid om dit aanbod te weigeren (bijvoorbeeld omdat men overstapt naar een andere verzekeraar). Het is raadzaam niet direct in te gaan op het aanbod van de huidige verzekeraar of ziekenfonds. Er kunnen nog aanbiedingen komen van andere verzekeraars of op grond van een collectief contract (van werkgever, de eigen vakbond of een andere vereniging). Als de verzekerde niets onderneemt dan zal het aanbod van de huidige verzekeraar na 1 maart doorlopen en is men op grond daarvan in 2006 verzekerd. De verzekerden die wisselen van verzekeraar kunnen eventueel ontvangen rekeningen in de periode van 1 januari tot 1 maart 2006 gewoon opsturen naar de oude zorgverzekeraar. Deze zorgverzekeraar zal ook premie bij de
VA K C E N T R A L E M H P
13
verzekerde in rekening brengen. Als iemand van zorgverzekeraar of van polis verandert, wordt deze persoon met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 ingeschreven bij de nieuwe verzekeraar. In dat geval zal het eventuele verschil tussen de al betaalde premie en de te betalen premie bij de nieuwe verzekeraar worden verrekend. Dit is afhankelijk of er sprake is van een duurdere of goedkopere polis. Eventueel gemaakte kosten zal de ‘oude’' zorgverzekeraar rechtstreeks verrekenen met de ‘nieuwe’ zorgverzekeraar.
4.
Verzekeraars
4.1
Private zorgverzekeraars Vanaf 1 januari 2006 zullen er alleen nog particuliere, private verzekeraars zijn. Om de zorgverzekering te mogen uitvoeren moeten zorgverzekeraars voldoen aan de voorwaarden van de Zorgverzekeringswet. De verzekeraars zijn als schadeverzekeraars onderworpen aan de verplichtingen uit de Wet toezicht verzekeringsbedrijf. De noodzakelijke vergunning voor de uitvoering van het schadeverzekeringsbedrijf wordt verleend door De Nederlandsche Bank (DNB). Over de uitvoering van de zorgverzekering kan (aan aandeelhouders uitkeerbare) winst worden gemaakt. Zowel de huidige ziekenfondsen als de particuliere verzekeraars mogen de wet uitvoeren. Ook kunnen nieuwe verzekeraars toetreden. Dit mogen in principe ook buitenlandse verzekeraars zijn, mits zij voldoen aan de door Nederland gestelde eisen. Zorgverzekeraars moeten in principe landelijk opereren. Kleinere zorgverzekeraars, dat wil zeggen met minder dan 850.000 verzekerden, mogen desgewenst een kleiner werkgebied kiezen, mits het gaat om één of meer (hele) provincies. Deze regeling verlaagt de drempel voor nieuwe zorgverzekeraars op de markt; zij kunnen beginnen in een kleiner werkgebied en dat gaandeweg uitbreiden.
4.2
Acceptatieplicht De zorgverzekeraar is verplicht om iedereen die binnen zijn woongebied woont te accepteren voor het wettelijk basispakket. Dit geldt voor alle door hem aangeboden verzekeringsmodellen. De zorgverzekeraar informeert de verzekerde voor een standaardverzekering over de verschillende verzekeringsmodellen die hij aanbiedt. Hij meldt de verzekerde welke keuzes er zijn binnen het standaard verzekerde pakket. Het gaat dan om de mogelijkheden voor eigen risico en om combinaties van gecontracteerde zorg en niet-gecontracteerde zorg in het gebied waar de verzekerde woont. Met deze informatie kan de verzekerde bewust kiezen. De zorgverzekeraar mag niemand weigeren die in zijn werkgebied woont, welk verzekeringsmodel de verzekerde ook kiest. Elke verzekerde kan eens per jaar wisselen van zorgverzekeraar. De verzeker-
VA K C E N T R A L E M H P
15
de moet dan voor 1 november opzeggen en moet zich met ingang van 1 januari van het volgende jaar opnieuw verzekeren. Voor de start van de Zorgverzekeringswet in 2006 is op deze regel een uitzondering gemaakt. Verzekerden krijgen dan de tijd tot 1 mei 2006 om zich te verzekeren. Acceptatieplicht vraagt om een goed systeem van risicoverevening, met vooraf kenbare en voor iedere zorgverzekeraar gelijke criteria. Dit is onmisbaar om te voorkomen dat er voor de zorgverzekeraar financiële nadelen voortvloeien uit een onevenredige verdeling van verzekeringsrisico’s. Het systeem van risicoverevening draagt als het ware bij aan een level playing field voor zorgverzekeraars. Door de acceptatieplicht bestaat de kans dat één of enkele verzekeraars een onevenredig groot aantal ouderen of mensen met een hoog gezondheidsrisico moeten verzekeren. Om díe verzekeraars te compenseren voorziet de Zorgverzekeringswet in risicoverevening. Gelden van verzekeraars met een klein aantal ouderen of mensen met een hoog gezondheidsrisico worden overgeheveld naar zorgverzekeraars met een groter aantal van die groep. Het geld dat daarvoor nodig is, komt uit het Zorgverzekeringsfonds. Dit fonds wordt gevuld door de inkomensafhankelijke bijdragen, die door de verzekerden en hun werkgevers worden opgebracht. Uit dit fonds worden ook de premies voor minderjarige kinderen onder de 18 betaald, waarvoor de overheid een rijksbijdrage in het fonds stort. Zoals gesteld in paragraaf 3.4, geldt de acceptatieplicht alleen voor het wettelijk geregelde zorgpakket. Voor de aanvullende verzekering mag een verzekeraar een eigen acceptatiebeleid voeren, zij het dat er afspraken zijn gemaakt om de huidige verzekerden zonder risicoselectie toe te laten tot een aanvullend pakket, zoals dat in 2005 geldt voor betrokken verzekerden. Ook kan een verzekeraar het aanvullende pakket voor verzekerden in de toekomst niet eenzijdig opzeggen.
4.3
Zorgplicht Met de komst van de zorgverzekeringswet komt een einde aan de onduidelijkheid wie verantwoordelijk kan worden gesteld, indien een verzekerde niet de zorg krijgt waar recht op bestaat. In het verleden kwam het regelmatig voor dat een verzekerde te horen kreeg dat het budget van de zorgverleners op was en ook bij de verzekeraars gaf men niet thuis. De zorgplicht komt definitief te liggen bij de zorgverzekeraar. Dit houdt in dat de verzekerde recht heeft
16
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
op tijdige zorg die wordt verleend door een zorgverlener. Als een verzekerde nul op rekest krijgt van een zorgverlener, kan de verzekerde zich tot de verzekeraar wenden om toch tijdig geholpen te worden (in overleg bij een andere zorgverlener).
5.
Specifieke onderwerpen
5.1
Wonen en werken in het buitenland Als een verzekerde in het buitenland woont en uit Nederland een wettelijk pensioen, een wettelijke uitkering, een vut-uitkering of vervroegd pensioen ontvangt, of woont in het buitenland en werkt in Nederland, dan heeft de invoering van de nieuwe zorgverzekering voor betrokkene een aantal specifieke gevolgen. Wat er voor hem/haar precies verandert, is mede afhankelijk van het woonland. Er bestaat recht op medische zorg als men in een van de landen van de Europese Unie (EU) / Europese Economische Ruimte (EER) of een zogenoemd 'verdragsland' woont. Dat wil zeggen dat men ter plaatse zorg kan ontvangen, die door de Nederlandse Zorgverzekeringswet wordt betaald. De Zvw is een sociale zekerheidswet, zodat de Europese sociale zekerheidsverordening (de Verordening) van toepassing is. Daarnaast zijn bilaterale sociale zekerheidsverdragen die door Nederland zijn gesloten met andere landen, waarin een regeling voor de verlening van medische zorg is opgenomen, ook van toepassing op de Zvw. Mensen in het buitenland die een inkomen uit Nederland ontvangen, krijgen een korting van 30% op de AWBZ-premie. Door de zorgwet worden zij verplicht premie te betalen voor Nederlandse ouderen- en gehandicaptenzorg, waarvan zij nauwelijks gebruik zullen maken. Nederlanders in het buitenland zullen niet 12,55% maar 8,8% AWBZ-premie moeten gaan betalen. Voor mensen die nu al zorg ten laste van de AWBZ ontvangen, zouden er problemen kunnen ontstaan wanneer die zorg niet is opgenomen in hun woonlandpakket. Om problemen te voorkomen, wordt voorzien in een overgangsregeling. De overgangsregeling komt er op neer dat mensen die, op het moment dat de Zvw wordt ingevoerd, AWBZ-zorg genieten in het buitenland, deze zorg of daaruit voortvloeiende vervolgzorg kunnen voortzetten ten laste van de AWBZ. Aan de hand van volgend schema kan men bepalen wat de consequenties zijn van het nieuwe zorgstelsel.
18
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
*
De EU/EER landen zijn: België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, IJsland, Zweden en Zwitserland. De verdragslanden zijn: Bosnië-Herzegovina, Kaapverdische eilanden, Kroatië, Macedonië, Marokko, ServiëMontenegro, Tunesië en Turkije.
** Onder pensioen of uitkering wordt verstaan: alle wettelijke pensioenen, regelingen voor vervroegd pensioen of vervroegd uittreden en de uitkeringen: AOW, WAO, WAJONG, ZW en AKW. Let op: wanneer u ook een pensioen of uitkering vanuit uw woonland ontvangt, dan moet u hier ‘nee’ kiezen. *** Het criterium is dat u in Nederland loonbelasting of inkomstenbelasting betaalt.
VA K C E N T R A L E M H P
19
CATEGORIE 1: Als men werkt in een EU/EER-land en in Nederland woont, is men in het werkland sociaal verzekerd tegen ziektekosten. Om in Nederland zorg te krijgen moet men zich waarschijnlijk (afhankelijk van de sociale verzekering in het werkland) inschrijven bij een Nederlandse zorgverzekeraar. Er komt straks één verzekeraar die de zorg gaat regelen voor alle buitenlandse verzekerden. Dat is de Centrale Zorgverzekeraars groep (CZ). De werknemer en de eventuele gezinsleden hebben recht op een woonlandpakket. CATEGORIE 2: Omdat men niet in Nederland werkt, is men niet verzekeringsplichtig voor de Zvw. Omdat de Zvw een sociale verzekering is, bestaan er wel verdragsaanspraken op grond van het huidige woonlandpakket. Mensen die sociaal verzekerd zijn en vallen onder de Verordening of een verdrag, hebben recht op medische zorg zoals dat in het woonland is geregeld; het zogenaamde woonlandpakket. Deze zorg wordt verleend door de instellingen van de sociale ziektekostenverzekering van het woonland. De kosten van deze zorg komen ten laste van Nederland. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) verzorgt de financiële afwikkeling. Aan het CVZ is men een bijdrage verschuldigd. Het woonlandpakket kan meer of minder uitgebreid zijn dan het Nederlandse zorgpakket. Wat betreft de AWBZ verandert er wel iets. Het woonlandpakket blijft hetzelfde, maar er kan geen beroep meer worden gedaan op AWBZ-zorg die niet in het woonlandpakket is opgenomen. De AWBZ-restitutieregeling komt namelijk te vervallen. Personen die onder deze categorie vallen, moeten zich aanmelden bij het CVZ. Dit zal een formulier verstrekken waaruit blijkt dat er ten laste van Nederland recht bestaat op medische zorg. Met dit formulier moet men zich inschrijven bij een sociale ziektekostenverzekeraar in het woonland. Hetzelfde geldt voor eventuele gezinsleden. CATEGORIE 3: Omdat men in Nederland werkt, is men verzekeringsplichtig voor de Zvw. Men moet een zorgverzekering afsluiten bij een Nederlandse verzekeraar naar eigen keuze. Ook is de Verordening of een verdrag van toepassing, zodat men tevens aanspraak heeft op het woonlandpakket. In het woonland kan op twee manieren zorg worden ingeroepen: 1. Indien een persoon in Nederland heeft gekozen voor een verzekering, waarbij de kosten van zorg die in het buitenland wordt genoten, door de
20
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
verzekeraar vergoed worden (restitutiepolis), kan men in het buitenland zorg inroepen en de rekening declareren bij de Nederlandse zorgverzekeraar. Met de restitutiepolis kan ook zorg in Nederland worden ingeroepen. De kosten van in het buitenland genoten zorg worden vergoed naar Nederlandse maatstaven. Dit betekent dat de vergoeding lager kan zijn dan de kosten die de verzekerde aan de buitenlandse zorgaanbieder betaalt. 2. Men kan zich ook met een formulier van de Nederlandse zorgverzekeraar inschrijven bij de sociale ziektekostenverzekeraar in het woonland. In het woonland bestaat dan recht op het woonlandpakket ten laste van Nederland. Als de Zvw is ingevoerd, betaalt de persoon een nominale premie aan de zorgverzekeraar. Naast de nominale premie is er een inkomensgerelateerde verzekerdenbijdrage die vergoed wordt door de werkgever. Gezinsleden zijn niet verzekeringsplichtig voor de Zvw, maar hebben alleen aanspraken op grond van de Verordening of een verdrag, de zogenaamde verdragsaanspraken. Dit wil zeggen dat een gezinslid alleen recht heeft op medische zorg zoals dat in het woonland is geregeld, het zogenaamde woonlandpakket. Het gezinslid van 18 jaar en ouder is wel een bijdrage aan het CVZ verschuldigd. Deze bijdrage wordt geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid (werknemer, grensarbeider of zelfstandige). Gezinsleden jonger dan 18 jaar zijn geen bijdrage verschuldigd. Omdat de betrokken persoon in Nederland werkt, blijft hij of zij verzekerd voor de AWBZ. Hierin komt geen verandering. Er bestaat voor de AWBZ echter alleen nog recht op zorg zoals dat in het woonland is geregeld en er geen beroep meer kan worden gedaan op de AWBZ-restitutieregeling. Deze restitutieregeling komt namelijk te vervallen. Voor mensen die bij de invoering van de Zvw al AWBZ-zorg genoten, geldt een overgangsregeling. Men betaalt een inkomensgerelateerde premie voor de AWBZ. CATEGORIE 4: Als men in een EU/EER-verdragsland woont en daar werkt of geen pensioen of uitkering van Nederland ontvangt, kan men zich ter plaatse verzekeren tegen ziektekosten. Ook de AWBZ-verzekering is niet van toepassing als men in het buitenland woont en werkt.
VA K C E N T R A L E M H P
21
CATEGORIE 5: Omdat men in Nederland werkt, is men verzekeringsplichtig voor de Zvw. Daarnaast blijft men verplicht AWBZ-verzekerd. De zorgverzekering moet worden afgesloten bij een Nederlandse verzekeraar naar keuze. Omdat men niet woont in een EU/EER- of verdragsland is de Verordening of een verdrag niet van toepassing. Indien in Nederland wordt gekozen voor een verzekering waarbij de kosten van zorg die in het buitenland worden genoten, door de verzekeraar worden vergoed (restitutiepolis), kan men in het buitenland zorg inroepen en de rekening declareren bij de Nederlandse zorgverzekeraar. De nominale premie moet worden betaald aan de zorgverzekeraar en daarnaast wordt de inkomensgerelateerde bijdrage betaald door de werkgever. De kosten van in het buitenland genoten zorg worden vergoed naar Nederlandse maatstaven. Dit betekent dat de vergoeding lager kan zijn dan de kosten die aan de zorgaanbieder moeten worden betaald. Met de invoering van de Zvw komt de AWBZ-restitutieregeling te vervallen. Voor mensen die bij de invoering van de Zvw al AWBZ-zorg genieten, geldt een overgangsregeling. Voor wat betreft AWBZ-zorg dient de verzekerde te gaan naar een zorgaanbieder die is gecontracteerd door een Nederlandse zorgverzekeraar. Ook kan de zorgverzekeraar om toestemming worden gevraagd om naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder te gaan. Voor de AWBZ moet een inkomensgerelateerde premie worden betaald van 8,8%. Gezinsleden zijn niet-verzekeringsplichtig voor de Zvw. De Zvw-verzekering en de AWBZ-verzekering zijn individuele verzekeringen. Dit betekent dat in dit geval gezinsleden geen rechten kunnen ontlenen aan de verzekering van de verzekeringsplichtige. Zij dienen daarom zelf voor een ziektekostenverzekering te zorgen. CATEGORIE 6: Omdat men niet in Nederland werkt, is men niet verzekeringsplichtig voor de Zvw. Ook bestaan er geen rechten op een woonlandpakket, omdat men niet woont in een EU/EER- of verdragsland en de Verordening dus niet van toepassing is. Met de invoering van de Zvw komt de vrijwillige AWBZ te vervallen. Ook de AWBZ-restitutieregeling komt te vervallen. Men dient zelf voor een ziektekostenverzekering te blijven zorgen. Dit geldt ook voor eventuele gezinsleden. Indien gewenst kan men eventueel ook terecht bij een Nederlandse verzekeraar die een zogenaamde buitenlanddekking aanbiedt.
22
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
5.2
Tijdelijk naar het buitenland Een verzekerde die op vakantie gaat of tijdelijk naar het buitenland vertrekt, kan met buitenlandse zorgaanbieders te maken krijgen. De lidstaten van de Europese Unie hebben onderling afgesproken dat kosten voor zorg worden vergoed. De verzekerde moet dan wel voor vertrek aan de zorgverzekeraar vragen om een Europese zorgpas. Daarmee kunt u in een andere lidstaat aantonen dat u in Nederland bent verzekerd en dat de Nederlandse staat garant staat voor eventuele vergoedingen van kosten. Als de verzekerde een restitutiepolis heeft, dan hoeft men geen Europese zorgpas aan te vragen en kunnen de gemaakte kosten achteraf gedeclareerd worden bij de eigen zorgverzekeraar. Ook met een aantal andere landen heeft Nederland een overeenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat de Nederlandse staat garant staat voor de vergoeding van eventueel gemaakte kosten. Die landen zijn: BosniëHerzegovina, Kaapverdische Eilanden, Kroatië, Macedonië, Marokko, ServiëMontenegro, Tunesië en Turkije. Voor landen waarmee Nederland geen afspraken heeft gemaakt, geldt het specifieke beleid van de zorgverzekeraar of reisverzekeraar. Het is verstandig hierover de polisvoorwaarden goed na te kijken en eventueel navraag te doen bij de verzekeraar.
5.3
Aanvullende koopkrachtmaatregelen en koopkrachteffecten De nieuwe zorgverzekeringswet brengt voor verzekerden grote premieverschuivingen met zich mee. Voor ziekenfondsverzekerden heft de zorgtoeslag de negatieve inkomenseffecten op. Maar voor veel huishoudens met één of meer particulier verzekerden zijn er uitschieters in positieve maar ook in negatieve zin. Dit is de reden dat het kabinet voor 2006 aanvullende koopkrachtmaatregelen heeft aangekondigd, die de grootste negatieve effecten moeten wegnemen. Deze maatregelen zijn onder meer de volgende: • zorgtoeslag ingevoerd; • verlaagde premie 4,4% over aanvullend pensioen en voor zelfstandigen; • verlaging werknemersdeel Awf-premie (0,65%-punt: netto maximaal: ? 97); • algemene heffingskorting + ? 65 (gepensioneerden +? 31); • arbeidskorting: + ? 56; • tarieven 1ste en 2de schijf omlaag (resp. –0,25% en –0,5%); • AOW-uitkering verhoogd (? 15 netto alleenstaand / ? 22 netto gehuwden); • inkomensgrens alleenstaande ouderenkorting vervalt (meer dan ? 30.778: + ? 562);
VA K C E N T R A L E M H P
23
• •
gebruikersdeel OZB afgeschaft (gemiddeld ? 163 per huishouden); basisbeurs studenten ? 15 per maand verhoogd.
Volgens berekeningen van de MHP dreigen de volgende categorieën er, ondanks deze aanvullende maatregelen, toch op achteruit te gaan in 2006: • tweeverdieners zonder kinderen onder de achttien jaar, met een gezamenlijk inkomen dat hoger is dan ? 40.000; • alleenstaanden zonder kinderen onder de achttien jaar, met een inkomen hoger dan ? 35.000; • gehuwd AOW-gerechtigden, die beiden een aanvullend pensioen hebben opgebouwd (met een gezamenlijk huishoudinkomen hoger dan ? 40.000); • AOW-gerechtigden, die nu nog een werkgeversbijdrage of een andersoortige tegemoetkoming voor de ziektekostenpremie ontvangen, maar voor wie die werkgeversbijdrage met ingang van 2006 komt te vervallen; • alleenstaande vut- en prepensioengerechtigden, die geen werkgeversbijdrage ontvangen voor ziektekosten; • nabestaanden met een aanvullend, bovenwettelijk nabestaandenuitkering; • huishoudens met een gehandicapt of chronisch ziek gezinslid, met een huishoudinkomen hoger dan ? 54.000 (door de wijziging in de buitengewone lastenaftrek); • huishoudens, van wie het inkomen voornamelijk bestaat uit een lijfrente- of stamrechtuitkering. Op aandringen van de Eerste Kamer heeft het kabinet geld gereserveerd (ter hoogte van circa ? 200 miljoen) om onvoorziene schrijnende gevallen (dat wil zeggen een forse achteruitgang van de koopkracht) voor bepaalde categorieën weg te nemen. De vakcentrale MHP heeft deze categorieën aangedragen voor deze ‘reparatie-pot’. Bij het verschijnen van deze brochure is nog steeds niks toegezegd voor één van de bovenstaande groepen. Over welke categorieën als schrijnende gevallen worden aangemerkt, zal waarschijnlijk pas begin 2006 meer bekend worden. In bijlage 2 zijn de gemiddelde koopkrachteffecten 2006 weergegeven voor huishoudens onder en boven de AOW-gerechtigde leeftijd van 65 jaar (volgens berekeningen van de MHP).
24
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
5.4
Loonkosten en werkgeversbijdragen In veel CAO’s is een bepaling opgenomen dat de werkgever een gedeelte van de premie voor de particulier verzekerden betaalt. Vaak is dit percentage op 50% van de particuliere premie gesteld, maar dat percentage verschilt per sector of per onderneming. In de Invoeringswet van de Zorgverzekeringswet is een regeling opgenomen dat het werkgeversdeel van de inkomensafhankelijke bijdrage en de aanspraak uit hoofde van de CAO of arbeidsovereenkomst in de ziektekostenpremie kunnen worden gesaldeerd. De werkgever zal minimaal de inkomensafhankelijke bijdrage moeten bijdragen. Als de aanspraak uit hoofde van de CAO of arbeidsovereenkomst hoger is dan de inkomensafhankelijke bijdrage, dan zal de inkomensafhankelijke bijdrage op ? 0,worden gesteld, zodat de werkgever alleen de CAO-aanspraak moet betalen. Deze salderingsregeling is een tijdelijke overgangsregeling. Ze geldt alleen voor CAO’s en arbeidsovereenkomsten die voor 1 januari 2006 zijn afgesloten. Verder geldt de saldering alleen voor de premie die aan het pakket van de Zorgverzekeringswet kan worden toegeschreven, dus niet over een werkgeversbijdrage in de premie van een aanvullende verzekering.
Voorbeeld salderingsbepaling Vanuit de CAO heeft een werknemer (salaris ? 40.000) recht op vergoeding van ? 2.000,- aan ziektekostenpremie. De werkgever moet vanuit de wet de inkomensafhankelijke bijdrage (6,5% van circa ? 30.000,- = ? 1.950,-) als werkgeversbijdrage betalen. Omdat de CAO-aanspraak hoger is dan de inkomensafhankelijke bijdrage, wordt deze laatste op ? 0,- gezet en betaalt de werkgever dus ? 2.000,- als werkgeversbijdrage aan de werknemer. Op het loon van de werknemer wordt ? 1.950,- ingehouden voor de inkomensafhankelijke premie. Over de ? 2.000,- die de werknemer ontvangt van de werkgever wordt loonbelasting ingehouden.
Het nieuwe zorgstelsel zal voor veel werkgevers een stijging van de loonkosten betekenen. Gemiddeld zal de werkgeversbijdrage met circa ? 100,- per jaar, per werknemer stijgen. Of er daadwerkelijk sprake is van een stijging van de loonkosten als gevolg van een andere werkgeversbijdrage, hangt voorna-
VA K C E N T R A L E M H P
25
melijk af van het personeelsbestand (met name de verhouding particulier / ziekenfonds), de hoogte van de huidige werkgeversbijdrage en de premieplichtige loonsom van het personeel.
Stijging werkgeversbijdrage ziektekosten maximale bijdrage werkgever ziekenfondsverzekerden: 2005: 6,75% x ? 30.000 = ? 2.025 2006: 6,50% x ? 30.000 = ? 1.950 maximale ‘winst’ per ziekenfondsverzekerde werknemer: ? 75,werkgeversbijdrage particulier verzekerden: 2005: ? 1.800 x 50% x 1,6 verzekerden = ? 1.440 2006: 6,50% x ? 30.000 = ? 1.950 ‘verlies’ per particulier verzekerde werknemer: ? 510,gemiddelde stijging werkgeversbijdrage ziektekosten per werknemer: (30% x ? 510,-) – (70% x ? 75,-) = ? 100,-
Ter compensatie van deze stijging gaat de vennootschapsbelasting voor het bedrijfsleven versneld omlaag naar 29,6%. Grotere bedrijven hebben hier in het algemeen baat bij, maar met name bij kleinere bedrijven en in de collectieve sector zullen de loonkostenstijgingen door deze maatregel niet gecompenseerd worden.
5.5
Collectieve verzekeringen Collectieve contracten kunnen in 2006 gewoon blijven bestaan. Er verandert echter wel het een en ander. Bestaande collectiviteitscontracten worden omgezet in een nieuw contract waarin nieuwe kortingen en nieuwe voorwaarden worden afgesproken. Werkgevers en andere rechtspersonen (bijvoorbeeld een vakbond) kunnen hun werknemers of leden (en hun gezinsleden) collectief verzekeren voor de zorgverzekering. Als de werkgever een collectiviteit aangaat met een zorgverzekeraar, kan deze niet (meer) de werknemer verplichten hieraan deel te nemen. Een zorgverzekeraar mag op een collectief contract maximaal een korting op de premie verlenen van 10% ten opzichte van de premie voor diezelfde polis op individuele basis. Op een pre-
26
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
mie van ? 1.100,- per jaar scheelt dat ? 110,-. Dat is aantrekkelijk, maar het echte voordeel van een collectief contract is dat het kan worden toegesneden op de specifieke behoeften van de collectiviteit. Zo kunnen werkgevers in de collectieve contracten voor de ziektekosten van hun werknemers ook maatregelen treffen om arbeidsongeschiktheid te voorkomen en een snelle reïntegratie mogelijk te maken. Enkele redenen om als werkgever en werknemer te kiezen voor een collectieve ziektekostenverzekering zijn: • Premiebesparing: korting op basis van het aantal deelnemers in het contract. De maximale korting op de nominale premie voor een collectief contract bedraagt 10%. De werknemers krijgen bij dezelfde verzekeraar dezelfde polis tegen een lagere nominale premie dan wanneer zij deze zelfstandig afsluiten. • Besparingen realiseren door geïntegreerde dienstverlening: door de combinatie van de collectieve ziektekostenverzekering met bijvoorbeeld een verzuim- en inkomensverzekering. Dit zal uiteindelijk minder verzuim en snellere reïntegratie opleveren. In dit kader valt onder meer te denken aan snelle wachtlijstbemiddeling. • Arbeidsgerelateerde zorg: de werkgever kan de door hem aangeboden aanvullende verzekeringen afstemmen op de specifieke situatie in het bedrijf of branche, denk bijvoorbeeld aan de oorzaken van verzuim binnen de onderneming. Het aanbod betreft dan in feite de basisverzekering met aanvullende verzekering alsmede een extra dekking voor collectief verzekerden. • Preventie van verzuim: wanneer een werknemer verzuimt, komt hij in aanraking met (de) sociale zekerheid. Uit onderzoek blijkt dat een belangrijk deel van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid wordt veroorzaakt door werkgebonden factoren. Het is van belang na te gaan welke werkgebonden factoren (bijvoorbeeld aandoening bewegingsapparaat, beroepsinfectieziekten en beroepsallergieën) een risico vormen en daar het zorgpakket op af te stemmen. Een collectiviteit biedt in tegenstelling tot vele individuele verzekeringen, de mogelijkheid een en ander in kaart te brengen en de nodige maatregelen te treffen. • Goede en snelle gezondheidszorg: de werkgever heeft er belang bij dat de werknemers goede en snelle gezondheidszorg ontvangen. Via een collectiviteit (denk in dit kader aan zorginkoop) is dat effectiever te regelen dan in geval van individuele verzekeringen verspreid over een groot aantal individuele polissen/verzekeraars.
VA K C E N T R A L E M H P
27
•
Geen of geringe medische selectie: bij veel individuele verzekeringen geldt (bij wisseling van werkgever) ten aanzien van de aanvullende verzekeringen een medische selectie. Bij een collectiviteit kan dit via een ‘programma van eisen’ soepeler worden ingekleed. Bovenstaande is een willekeurige selectie van aanknopingspunten om actie te ondernemen tot het in stand houden van een collectieve ziektekostenverzekering, of beter nog, uit te breiden met de huidige groep van ziekenfondsverzekerden. Werknemers die momenteel via het ziekenfonds zijn verzekerd, zullen waarschijnlijk extra moeten worden gemotiveerd om deel te nemen. Zij zijn immers gewend hun eigen zorgverzekeraar te kiezen. Motiveren kan bijvoorbeeld door een (extra) werkgeversbijdrage te geven voor de aanvullende verzekering. Zo krijgen werknemers een goede dekking aangeboden en kan het mede een bijdrage leveren om het langdurig verzuim tegen te gaan. Dit levert een win-winsituatie op voor werknemers en werkgevers. Het is voor ondernemingsraden (OR) en personeelsvertegenwoordigers (PVT) van groot belang mee te kijken naar het collectief contract dat een werkgever met een verzekeraar afsluit. Hoewel de OR en de PVT geen formeel instemmingsrecht hebben, worden er wel afspraken gemaakt die de werknemers direct aangaan. Te denken valt niet alleen aan de collectiviteitskorting, maar ook aan de voorwaarden (bijvoorbeeld al of niet medische selectie) en de samenstelling van het pakket (wat specifiek in de aanvullende verzekering zit en eventuele afspraken met betrekking tot het ziekteverzuim).
28
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
6.
Tot slot
In 2000 heeft de MHP meegewerkt aan een advies van de SociaalEconomische Raad (SER) over de vormgeving van een nieuw zorgstelsel. De MHP heeft een aantal fundamentele afwijkingen ten opzichte van het SERadvies geconstateerd. Het gaat dan met name om de samenstelling van het pakket, de premiestelling en de keuze van een verplichte werkgeversijdrage. Nu het parlement heeft ingestemd met de nieuwe Zorgverzekeringswet, acht de MHP het van belang dat het nieuwe zorgstelsel zonder te veel ongelukken wordt ingevoerd. Dit doet zij enerzijds door voorlichting te geven, anderzijds zal de MHP een inventarisatie maken van eventuele schrijnende gevallen, die zich mogelijk voor gaan doen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om problemen rondom de aanvullende verzekering en de koopkrachteffecten. Deze problemen zullen te zijner tijd onder de aandacht van de politiek worden gebracht, met het doel de ‘kinderziektes’ en ‘schrijnende gevallen’ te repareren. Voor meer informatie over het nieuwe zorgstelsel wordt verwezen naar de volgende websites: • www.denieuwezorgverzekering.nl (informatie van het Ministerie van VWS) • www.postbus51.nl (opvragen voorlichtingsbrochures van de rijksoverheid) • www.toeslagen.nl (informatie van de Belastingdienst over de zorgtoeslag) • www.zn.nl (informatie van de zorgverzekeraars) • www.kiesbeter.nl (vergelijking van verschillende polissen) • www.vakcentralemhp.nl (website van de MHP) en de websites van de bij de MHP aangesloten organisaties: • www.unie.nl (en www.uov.nl) • www.cmhf.nl • www.vnv-dalpa.nl • www.bbv-vkbv.nl
30
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
BIJLAGE 1 Gebruikte afkortingen
AKW Anw AOW AWBZ Awf Btzr CAO CVZ DGVP DNB EER EU IZA IZR MHP OZB OR PVT SER SVB UWV Vut VWS WAJONG WAO WIA WMO WVG WW Wzt ZFW Zkoo Zvr Zvoo Zvw ZW
Algemene Kinderbijslagwet Algemene nabestaandenwet Algemene Ouderdomswet Algemene wet bijzondere ziektekosten Algemeen werkloosheidsfonds Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel Collectieve arbeidsovereenkomst College voor zorgverzekeringen Dienst geneeskundige verzorging politie De Nederlandsche Bank Europese Economische Ruimte Europese Unie Intergemeentelijke Ziektekosten voor Ambtenaren Interprovinciale Ziektekostenregeling Vakcentrale voor Middengroepen en Hoger Personeel Onroerend zaakbelasting Ondernemingsraad Personeelsvertegenwoordiging Sociaal-Economische Raad Sociale Verzekeringsbank Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Vervroegde uittreding Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet arbeidsongeschiktheidsregelingen jonggehandicapten Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Wet maatschappelijke ondersteuning Wet voorzieningen gehandicapten Werkloosheidswet Wet op de zorgtoeslag Ziekenfondswet Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel Ziektekostenvoorziening rijkspersoneel Ziektekostenvoorziening onderwijs- en onderzoekpersoneel Zorgverzekeringswet Ziektewet
VA K C E N T R A L E M H P
31
BIJLAGE 2 Koopkrachteffecten 2006 - toelichting In onderstaande grafieken staan de gemiddelde ziektekosten weergegeven bij een bepaald inkomen. Bij 65-minners gaat het daarbij om het totale brutojaarinkomen, voor 65-plussers om het totale bruto aanvullend pensioen. (bovenop de AOW-uitkering). In de berekeningen is onderscheid gemaakt naar de volgende typen huishoudens: • alleenverdiener met twee kinderen jonger dan 18 jaar; • alleenverdiener zonder kinderen jonger dan 18 jaar; • alleenstaande met twee kinderen jonger dan 18 jaar; • alleenstaande zonder kinderen jonger dan 18 jaar; • tweeverdieners (c.q. anderhalfverdieners) zonder kinderen jonger dan 18 jaar; • tweeverdieners (c.q. anderhalfverdieners) met twee kinderen jonger dan 18 jaar; • alleenstaande AOW-gerechtigde; • gehuwde AOW-gerechtigden van wie slechts één partner een aanvullend pensioen heeft (alleenverdiener); • gehuwde AOW-gerechtigden van wie beiden een aanvullend pensioen hebben volgens de verdeelsleutel 33% / 67% (tweeverdieners). In berekeningen is onder meer rekening gehouden met en zijn de volgende vooronderstellingen gehanteerd: • de ziektekostenpremies opgebracht door verzekerden; • de ziektekostenpremie voor de aanvullende verzekering; • de inkomstenbelasting over eventuele werkgeversbijdragen; • voor particuliere verzekerden is een werkgeversbijdrage verondersteld van 50% van de premie; • in 2006 wordt alleen nog een wettelijke werkgeversbijdrage verondersteld; • het gemiddelde eigen risico en de gemiddelde no-claimkorting; • de buitengewone lastenaftrek voor de inkomstenbelasting; • de zorgtoeslag, zoals deze met ingang van 2006 van kracht zal zijn; • alle aanpassingen van uitkeringen, premies en belastingen, zoals bekend gemaakt met Prinsjesdag (waaronder de afschaffing van het gebruikersdeel OZB); • een gemiddelde inflatie van 1%; • een gemiddelde contractloonstijging van 1,5% en een gemiddelde pensioenindexatie van 1%.
32
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
De koopkracht 2006 wordt in belangrijke mate bepaald door de premiemutaties voor de ziektekostenregelingen. Door de mix aan koopkrachtmaatregelen is het voor huishoudens moeilijk te bepalen wat de gevolgen voor hun specifieke situatie zijn. Zo moet men niet alleen kijken naar bijvoorbeeld het loonstrookje en de maandelijks te betalen ziektekostenpremies, maar spelen ook nog de gemeentelijke belastingen (in verband met de afschaffing gebruikersdeel OZB) en de eventuele teruggave van de no claim-regeling een rol. Individuele situaties kunnen bovendien sterk afwijken van de gemiddelde situatie. Belangrijke factoren in dit verband zijn bijvoorbeeld: • gezinsamenstelling (bijvoorbeeld kinderen van 18 jaar en ouder, die nog tot het huishouden behoren); • de huidige en toekomstige werkgeversbijdrage; • uit welke inkomensbestanddelen bestaat het huishoudinkomen. In de marktsector komen zeer veel verschillende tegemoetkomingsregelingen ziektekosten voor. Circa 90% van de particulier verzekerde werknemers heeft een tegemoetkoming van de werkgevers voor ziektekostenpremies. Gemiddeld betalen werkgevers in de marktsector 50% van de premie (voor 1,3 volwassenen en 0,6 kinderen). De bijdrage loopt echter uiteen van 0% tot 100%. Naarmate de werkgeversbijdrage terugvalt voor de individuele werknemer (de kosten voor de werkgever hoeven daarentegen niet af te nemen!), des te groter zal het koopkrachteffect zijn. Het is bekend dat ambtenaren een relatief gunstige werkgeversbijdrage kennen. Voor rijksambtenaren en de werknemers bij de rechterlijke macht is dat de Btzr- tegemoetkoming, voor onderwijspersoneel de Zkoo-regeling als werkgeversbijdrage. Voor (gepensioneerde) rijksambtenaren, (gepensioneerde) werknemers bij de rechterlijke macht en (gepensioneerde) werknemers in het onderwijs geldt momenteel bovendien nog de Zvr- en de Zvoo-regeling. Werknemers in dienst van gemeenten en bij de provincie Limburg kennen de IZA-ziektekostenregeling en werknemers bij de overige provincies en waterschappen de IZR-ziektekostenregeling. Politiemedewerkers kennen de zogenaamde DGVP-regeling. Over de meeste van deze regelingen wordt bij het verschijnen van deze brochure nog onderhandeld in het kader van het arbeidsvoorwaardenoverleg. Dit geldt voor zowel de marktsector als voor de collectieve sector. Er is daarom nog geen exact inzicht te geven voor de gemiddelde effecten per sector.
VA K C E N T R A L E M H P
33
In onderstaande grafieken worden de koopkrachteffecten voor verschillende categorieën aangegeven bij een bepaald bruto-jaarinkomen. Voor 65-plussers staat op de horizontale as niet het bruto-jaarinkomen, maar het bruto aanvullend pensioen op jaarbasis aangegeven. Een aanvullend pensioen van ? 0,- betekent dat men alleen AOW ontvangt. De grafieken betreffen eigen berekeningen van de MHP. Voor specifieke groepen die er in 2006 op achteruit dreigen te gaan wordt verwezen naar paragraaf 5.3.
34
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
Koopkrachteffecten 2006 huishoudens tot 65 jaar
VA K C E N T R A L E M H P
35
Koopkrachteffecten 2006 huishoudens vanaf 65 jaar
36
NIEUW ZORGSTELSEL 2006
Colofon: Eindredactie:
mr. Sandra Pierik en Frits van Schaik
Fotografie:
Raphaël Drent
Druk en vormgeving:
Kerckebosch Vormgeven Drukken Verzenden, Zeist
VA K C E N T R A L E M H P
5
Postbus 575 4100 AN Culemborg Tel.: 0345 851 900 Fax.: 0345 851 915 E-mail:
[email protected] Website: www.vakcentralemhp.nl
De Unie /UOV Postbus 400 4100 AK Culemborg Tel.: 0345 -851851 Fax: 0345 - 851500 E-mail:
[email protected] Website: www.unie.nl www.uov.nl
CMHF Postbus 176 2260 AD Leidschendam Tel.: 070 - 4191919 Fax.: 070 - 4191940 E-mail:
[email protected] Website: www.cmhf.nl
BBV Postbus 249 4100 AE Culemborg Tel.: 0345 - 851920 Fax: 0345 - 851925 E-mail:
[email protected] Website: www.bbv-vkbv.nl
VNV Postbus 192 1170 AD Badhoevedorp Tel.: 020 - 4498585 Fax: 020 - 4498588 E-mail:
[email protected] Website: www.vnv-dalpa.nl