PRAKTIJKWIJZER VAN VNO-NCW / FME-CWM / AWVN
Vereniging VNO-NCW Postbus 93002, 2509 AA Den Haag Telefoon 070 349 03 49 Fax 070 349 03 00 Ledennummer 070 349 03 66 (telefonische vraagbaak voor leden) Internet http://www.vno-ncw.nl
Vereniging FME-CWM Postbus 190, 2700 AD Zoetermeer Telefoon 079 353 11 00 Fax 079 353 13 65 Helpdesk 0900 821 21 91 E-mail
[email protected] Internet http://www.fme-cwm.nl
Werkgeversvereniging AWVN Postbus 568, 2003 RN Haarlem Telefoon 023 510 11 05 (AWVN-werkgeverslijn) Fax 023 510 11 00 E-mail
[email protected] Internet http://www.awvn.nl
Ondernemingen en het nieuwe zorgstelsel De praktische gevolgen voor uw bedrijf
Ondernemingen en het nieuwe zorgstelsel De praktische gevolgen voor uw bedrijf
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
VNO-NCW vno-ncw is de grootste centrale ondernemingsorganisatie van Nederland. Zij behartigt de gemeenschappelijke belangen van 175 brancheverenigingen met hun ruim 115.000 aangesloten ondernemingen. De vijf bij vno-ncw aangesloten regionale werkgeversverenigingen en Jong Management vertegenwoordigen 8.500 persoonlijke leden. vno-ncw representeert 90 procent van de werkgelegenheid in de marktsector.
Inhoud Inleiding
5
1
Hoofdpunten van de nieuwe Zorgverzekeringswet
7
2
Zorgverzekeringswet; de veranderingen voor de werkgever
18
3
De rol van de werkgever in het nieuwe zorgstelsel
30
4
Stappenplan werkgever voor ziektekostenbeleid in 2006
36
5
Vragenlijst werkgever; welke vragen zijn er te stellen richting zorgverzekeraars
40
6
Hoofdpunten Wet op de zorgtoeslag
45
Vereniging FME-CWM De Vereniging fme-cwm is de bedrijfstakorganisatie voor de metaal-, kunststof-, elektronica- en elektrotechnische industrie en aanverwante sector. De 2.800 aangesloten bedrijven hebben een gezamenlijke jaaromzet van 55 miljard euro (waarvan 33 miljard uit export) en bieden werk aan ruim 280.000 personen. Bij fme-cwm zijn 160 brancheorganisaties gehuisvest. De Vereniging fme-cwm heeft regionale kantoren in Apeldoorn, Barendrecht, Haren (Gn), Tilburg en Uithoorn.
Werkgeversvereniging AWVN awvn behartigt de belangen van en adviseert werkgevers in de marktsector op sociaal-economisch gebied. Namens 850 leden-ondernemingen en 65 bedrijfstakorganisaties is awvn betrokken bij de totstandkoming van 500 cao’s in de industrie, commerciële dienstverlening, handel en not-for-profitsector.
© vno-ncw, fme-cwm, awvn augustus 2005 isbn: 90-5771-115-x
Deze brochure is totstandgekomen in samenwerking met de Vereniging van Collectiviteiten en Personeelsfondsen Ziektekosten (cpz), Zorgverzekeraars Nederland en het Verbond van Verzekeraars. Hoewel bij de samenstelling van deze brochure grote zorgvuldigheid is betracht, kunnen de samenstellers geen aansprakelijkheid aanvaarden voor schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de informatie in deze brochure.
2
3
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
Inleiding Nieuwe Zorgverzekeringswet noopt tot actie Per 1 januari 2006 komt er één zorgverzekering voor alle Nederlandse ingezetenen. De nieuwe Zorgverzekeringswet, die de zorg klantgerichter en efficiënter moet maken, heeft niet alleen grote consequenties voor de consument, maar ook voor de werkgever, zeker als die niet tijdig in actie komt. In deze brochure vindt u daarom alles over de verplichte werkgeversbijdrage, de gevolgen van het nieuwe stelsel voor de bestaande arbeidsvoorwaardelijke regelingen en de mogelijkheden die de nieuwe Zorgverzekeringswet biedt om werknemers eventueel nog iets extra’s te bieden. De hoofdpunten van de nieuwe wet worden uitgelegd in hoofdstuk 1 van deze brochure. In hoofdstuk 2 wordt meer uitgebreid ingegaan op de veranderingen voor de werkgever. Hoofdstuk 3 zet uiteen op welke manier de werkgever inhoud kan geven aan zijn betrokkenheid bij de zorgverzekering van zijn werknemers. Hoofdstuk 4 bestaat uit een stappenplan om te komen tot een beleid voor de ziektekostenverzekering voor 2006. Mocht u beslissen om als werkgever een relatie aan te gaan met een zorgverzekeraar, dan geeft hoofdstuk 5 twee vragenlijsten die kunnen helpen een offerte aan te vragen of te beoordelen. In hoofdstuk 6 ten slotte nog de hoofdpunten van de Wet op de zorgtoeslag.
4
5
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
1 Hoofdpunten van de nieuwe Zorgverzekeringswet
Als de nieuwe Zorgverzekeringswet wordt ingevoerd, komt er per 1 januari 2006 één zorgverzekering voor alle Nederlandse ingezetenen. Deze nieuwe zorgverzekering vervangt het ziekenfonds, de particuliere ziektekostenverzekering en de publiekrechtelijke regelingen voor ambtenaren. De nieuwe Zorgverzekeringswet is bedoeld om het zorgstelsel met het oog op de toekomstmeer klantgericht en efficiënt te maken. Dat gebeurt door de introductie van meer marktwerking en concurrentie. Tijdpad In september 2005 zijn na Prinsjesdag de definitieve gegevens over premiebedragen voor 2006 bekend en kunnen zorgverzekeraars aan de slag om offertes te gaan maken. Vóór 15 december 2005 moeten de zorgverzekeraars hun huidige verzekerden een aanbod doen voor een nieuwe zorgverzekering en een eventuele aanvullende verzekering. Dit aanbod is afgestemd op het huidige verzekeringspakket. Daarbij mag geen risicoselectie plaatsvinden. Op 1 januari 2006 treedt de nieuwe Zorgverzekeringswet in werking. Verzekerden die op dat moment nog niet op het aanbod van hun verzekeraar hebben gereageerd zijn dan automatisch verzekerd voor hun oude pakket. Dit betekent dat niemand na 1 januari 2006 onverzekerd is. De werknemer kan voor 1 januari 2006 ook aangeven dat hij niet automatisch voor zijn oude pakket verzekerd wil blijven. Hij heeft dan tot 1 maart 2006 de kans om het aanbod van zijn verzekeraar af te wijzen. Wijst hij het 6
7
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
aanbod af, dan heeft hij nog tot 1 mei 2006 de tijd om voor een andere verzekeraar te kiezen. In september 2005 zullen verzekerden die in aanmerking komen voor een zorgtoeslag een aanvraagformulier ontvangen van de Belastingdienst. Verzekerden kunnen ook zelf dit formulier aanvragen. Als zij voor 1 november het formulier opsturen ontvangen zij vanaf december 2005 maandelijks de zorgtoeslag. Onderstaand zetten we de belangrijkste onderdelen van de nieuwe Zorgverzekeringswet op een rijtje. Alle Nederlandse ingezetenen zijn verplicht zich te verzekeren. Elke burger sluit daarvoor een overeenkomst met een zorgverzekeraar voor een wettelijk omschreven zorgpakket. Iedereen die is verzekerd voor de awbz, is straks verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Er zijn enkele uitzonderingen op die regel, zoals militairen in actieve dienst, gedetineerden zolang zij in de gevangenis zitten en mensen die principiële bezwaren hebben tegen verzekeringen. Wanneer iemand principieel bezwaar heeft tegen verzekeringen kan hij/zij van de verzekeringsplicht worden uitgezonderd. De persoon in kwestie is dan niet verzekerd, maar betaalt wel een vervangende belasting die wordt gestort op een speciale spaarrekening die in beheer is bij het College voor Zorgverzekeringen. De nieuwe wet voorziet ook in bijzondere situaties, bijvoorbeeld het verzekeren van bijzondere groepen zoals wilsonbekwamen. Ook komt er een (boete)regeling voor degenen die zich in de toekomst bewust níet verzekeren, maar zich wel bij een verzekeraar melden op het moment waarop zij zorg nodig hebben. Rekening houdend met Europese regelgeving worden ook regelingen getroffen voor degenen die in Nederland werken maar in het buitenland wonen en omgekeerd. Per jaar kan van verzekeringspolis gewisseld worden. Dat betekent dat per jaar veranderd kan worden van zorgverzekeraar, van specifieke verzekering en van eigen risico. Naar verwachting zullen zorgverzekeraars verschillende verzekeringsmodellen aanbieden. Afhankelijk van het verzekeringsmodel en de zorgverzekeraar kan de nominale premie verschillen. Bovendien kunt er ook gekozen worden voor een eigen risico van 100, 200, 300, 400 of 500 euro.
kosteneffectiviteit en noodzaak van collectieve financiering. Hiervoor is solidariteit noodzakelijk. Periodieke toetsing van het verzekerde pakket aan genoemde criteria is nodig om te bepalen of zorgvormen uit het pakket verwijderd moeten worden of juist toegevoegd zodat het pakket ook op langere termijn betaalbaar blijft. De contouren van het standaardpakket worden wettelijk omschreven. Deze komen grosso modo overeen met de aanspraken uit het huidige ziekenfondspakket. Daarbij gaat het onder meer om huisartsenzorg, ziekenhuizenzorg, verloskundige zorg, geneesmiddelen, hulpmiddelen, etc. Wel wordt de buitenlanddekking anders vormgegeven en wordt de op genezing gerichte geestelijke gezondheidszorg in 2007 vanuit de awbz overgeheveld naar de standaardverzekering curatieve zorg.
1.1
1.2 De zorgverzekering omvat een standaardpakket van noodzakelijke zorg. Het verzekerde pakket in de Zorgverzekeringswet biedt noodzakelijke, op genezing gerichte zorg, die door is beoordeeld op aantoonbare werking, 8
De aanspraken voor verzekerden worden functiegericht omschreven. Dat wil zeggen dat alleen wordt bepaald op welke zorg de verzekerde recht heeft. Door wie de zorg wordt verleend en waar, mag nader worden ingevuld door de zorgverzekeraar. Zo krijgen verzekeraars een instrument in handen om de zorg doelmatig te organiseren. De wetgever bepaalt wat tot het pakket behoort en wanneer daarop aanspraak bestaat; de zorgverzekeraar kan bepalen waar en door wie de zorg geleverd wordt. Zorgverzekeraars mogen modelovereenkomsten aanbieden waarin bepaalde controversiële prestaties om ethische of levensbeschouwelijke redenen buiten de dekking van de zorgverzekering blijven. Daar staat geen premiekorting tegenover. Het gaat dan (bijvoorbeeld) om de zogenoemde prolifepolis. Dan zijn bijvoorbeeld abortus, opzettelijk levensbeëindigend handelen, kunstmatige voortplantingstechnieken, geslachtsveranderende operaties en genetisch onderzoek met risico’s voor het ongeboren kind, uit de verzekeringsdekking gelaten. Naast het standaardpakket is het ook mogelijk om een aanvullende verzekering te sluiten. Het gaat daarbij om niet-noodzakelijke zorg of zorg die voor eigen rekening en verantwoordelijkheid verzekerd kan worden. De kosten voor deze zorg kunnen mogelijk voor een deel gecompenseerd worden via de belastingaangifte (fiscale buitengewone aftrek of de ‘Tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven’ van de Belastingdienst). Aanvullende verzekeringen zijn particuliere verzekeringen waarop de criteria ten aanzien van verzekeringsplicht en acceptatieplicht uit de Zorgverzekeringswet niet van toepassing zijn. Zorgverzekeraars kunnen zelf bepalen welke aanvullende pakketten (en met welke premie) zij aanbieden, en welke voorwaarden zij daaraan verbinden. Voorbeeld hiervan zijn alternatieve geneeswijzen, maar ook arbeidsrelevante zorg. Een eventueel beding van een zorgverzekeraar in de zorgpolis dat de aan9
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
vullende verzekering eindigt zodra de verzekerde voor de standaardverzekering overstapt naar een andere verzekeraar, is nietig. Naast het standaardpakket en aanvullende verzekeringen blijft de awbz bestaan voor langdurige, voornamelijk niet-op-genezing-gerichte verzorging (care).
of er specifieke contracten zijn gesloten met zorgverleners. Daarnaast is er een aantal wettelijk geregelde keuze-elementen, zoals het eigen risico. Met de ‘keuze-elementen’ kan de verzekerde verantwoord en gepast met zorg omgaan door zich te oriënteren op de verschillende mogelijkheden die de verzekeringsmarkt biedt. Voorwaarde daarvoor is wel dat de verzekeringsmarkt voor alle betrokkenen transparant is.
1.3
1.5
De verzekering wordt uitgevoerd door private verzekeringsondernemingen (zorgverzekeraars) die (aan aandeelhouders uitkeerbare) winst mogen maken. De zorgverzekering wordt uitgevoerd door de zorgverzekeraars. Om de zorgverzekering te mogen uitvoeren moeten zorgverzekeraars voldoen aan de voorwaarden van de Zorgverzekeringswet. De verzekeraars zijn als schadeverzekeraars onderworpen aan de verplichtingen uit de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. De noodzakelijke vergunning voor de uitvoering van het schadeverzekeringsbedrijf wordt verleend door de Pensioen- en Verzekeringskamer (pvk), onderdeel van De Nederlandsche Bank (dnb). Zorgverzekeraars moeten zich eveneens voor de uitvoering van de Zorgverzekeringswet hebben aangemeld bij het ctz respectievelijk de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Over de uitvoering van de zorgverzekering kan (aan aandeelhouders uitkeerbare) winst worden gemaakt. Verzekeraars concurreren met elkaar op de verschillende verzekeringsmodellen en de daarbijbehorende nominale premies. Krachtens de Zorgverzekeringswet kunnen verzekerden desgewenst ieder jaar van zorgverzekeraar wisselen. Zorgverzekeraars hebben daartoe voor de standaardverzekering een acceptatieplicht. Om te voorkomen dat zorgverzekeraars op gezondheidsrisico’s gaan concurreren, is er een risicovereveningsfonds opgericht: het Zorgverzekeringsfonds. Verzekeraars kunnen uit dit fonds een vergoeding ontvangen voor bovengemiddelde risico’s (zie 1.7). Gemiddeld bedraagt de vergoeding de helft van de totale zorgkosten die door de Zorgverzekeringswet worden gedekt. De andere helft moeten zorgverzekeraars zelf verdienen via de nominale premie die de verzekerden betalen. Het is de bedoeling dat zorgverzekeraars zich van elkaar gaan onderscheiden door goede zorg te garanderen en de best mogelijke service te verlenen tegen een aantrekkelijke premie. 1.4
De verzekerde kiest zelf bij welke zorgverzekeraar hij of zij zich verzekert. De voornaamste elementen die bij deze keuze een rol spelen zijn: de hoogte van de nominale premie (zie 1.14), de prestatiewijze waarop de zorgverzekeraar de verzekering uitvoert (zie 1.9) en het eigen risico (zie 1.19). Bij de keuze voor een zorgverzekeraar kunnen burgers zich oriënteren op de wijze waarop zorgverzekeraars de verzekering uitvoeren, bijvoorbeeld 10
Een zorgverzekeraar moet landelijk werken. Alleen als een maatschappij minder dan 850.000 verzekerden heeft, mag de zorgverzekeraar het werkgebied beperken tot tenminste één hele provincie. Zorgverzekeraars moeten in principe landelijk opereren. Kleinere zorgverzekeraars, dat wil zeggen met minder dan 850.000 verzekerden, mogen desgewenst een kleiner werkgebied kiezen, mits het gaat om één of meer hele provincies. Deze regeling verlaagt de drempel voor nieuwe zorgverzekeraars op de markt; zij kunnen beginnen in een kleiner werkgebied en dat gaandeweg uitbreiden. Tevens biedt dit zorgverzekeraars de gelegenheid om groeistrategieën uit te zetten voor de contractering van aanbieders. 1.6
De zorgverzekeraar is verplicht om voor de standaardverzekering iedereen te accepteren die binnen zijn werkgebied woont. Dit geldt voor alle door hem in die provincie aangeboden verzekeringsmodellen. De zorgverzekeraar informeert de aspirant-verzekerde voor een standaardverzekering over de verschillende verzekeringsmodellen die hij aanbiedt. Hij meldt de aspirant-verzekerde welke keuzes er zijn binnen het standaard verzekerde pakket. Het gaat dan om de mogelijkheden voor eigen risico en om combinaties van gecontracteerde zorg en niet-gecontracteerde zorg in het gebied waar de verzekerde woont, mede in relatie tot de nominale premie. Aan de hand van deze informatie kan de verzekerde bewust kiezen. Krachtens de Zorgverzekeringswet zijn zorgverzekeraars voor de standaardverzekering verplicht om iedereen te accepteren die zich aanmeldt voor een van de beschikbare modellen van de zorgverzekering en die woont binnen het werkgebied van de zorgverzekeraar. Dat geldt dus ook voor ouderen en chronisch zieken. De zogenoemde acceptatieplicht geldt ongeacht (bijvoorbeeld) het geslacht, inkomen of eventuele gezondheidsrisico’s van de verzekerde. Zo wordt voorkomen dat zorgverzekeraars hun verzekerden selecteren op grond van geslacht, leeftijd of gezondheid. Een zorgverzekeraar hoeft in de toekomst dan ook niet meer te vragen naar eventuele ziektes van de aspirant-verzekerde of zijn of haar familieleden, omdat hij iemand op die gronden niet mag weigeren. De acceptatieplicht betekent tevens dat de zorgverzekeraar de premie of het eigen risico niet mag laten afhangen van deze factoren. Iedereen die kiest voor een bepaald verzekeringsmodel betaalt de daarbij behorende nomina11
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
le premie, ongeacht zijn of haar persoonlijke situatie. Een zorgverzekeraar die onevenredig veel verzekerden heeft met hogere zorguitgaven wordt daarvoor gecompenseerd, via de zogenoemde risicoverevening. Een reden waarom een aspirant-verzekerde geweigerd kan worden door de zorgverzekeraar, is gebleken wanbetaling ten aanzien van de premie. Als een verzekerde willens en wetens de voorgaande vijf jaar bewust afgezien heeft van premiebetaling, dan wel anderszins gefraudeerd heeft, kan dat een grond voor deze specifieke zorgverzekeraar zijn om deze persoon niet als verzekerde te accepteren. Hij dient dit dan wel gemotiveerd te doen. 1.7
Een systeem van risicoverevening maakt de acceptatieplicht mogelijk en voorkomt directe of indirecte risicoselectie. Iedere verzekeraar is verplicht een aspirant-verzekerde te accepteren voor de standaardverzekering. Daarom bestaat er een systeem van risicoverevening. Dit systeem van risicoverevening verstrekt aan de hand van vooraf kenbare en voor iedere zorgverzekeraar gelijke criteria uitkeringen uit het Zorgverzekeringsfonds en is onmisbaar om te voorkomen dat er voor de zorgverzekeraar financiële nadelen voortvloeien uit een onevenredige verdeling van verzekeringsrisico’s, als gevolg van de acceptatieplicht. Het systeem van risicoverevening draagt bij aan een level playing field voor zorgverzekeraars. 1.8
Voor de zorgverzekeraar geldt tevens een zorgplicht. De verzekerde heeft òf recht op zorg verleend door een gecontracteerde zorgverlener, òf recht op vergoeding van gemaakte kosten met daarbij desgewenst bemiddeling van de zorgverzekeraar. Hoewel de zorgplicht op verschillende manieren kan worden ingevuld, krijgt de verzekerde altijd de zorg die nodig is. In het ene geval krijgt de verzekerde zorg van aanbieders waarmee de zorgverzekeraar een overeenkomst heeft gesloten. In het andere geval heeft verzekerde recht op vergoeding van de kosten van zorg en desgevraagd bemiddeling door de zorgverzekeraar om die zorg te verkrijgen. 1.9
De zorgverzekeraar kan in principe verschillende polissen aanbieden: een polis met vooraf gecontracteerde zorg, een polis met kostenvergoeding of varianten daarvan. Verzekeraars kunnen verschillende soorten verzekeringsmodellen aanbieden, zoals een model dat recht geeft op ‘zorg in natura’, een model dat recht geeft op vergoeding van gemaakte zorgkosten of een mix van beide modellen. De wet bevat geen specifieke voorschriften voor de nominale premie van de verschillende verzekeringsmodellen. Zo nodig kan de overheid op basis van de wet zorgverzekeraars verplichten om bepaalde vormen van zorg in natura te leveren. Het ligt voorlopig niet 12
in de bedoeling om van die mogelijkheid gebruik te maken. Door verschillende polissen te bieden, hebben verzekerden keuzevrijheid. De zorgverzekeraar moet wel iedere verzekeringsplichtige voor ieder door hem aangeboden verzekeringsmodel accepteren. De overheid behoudt de mogelijkheid om bepaalde zorgvormen aan te wijzen die gecontracteerd moeten worden (zie punt 1.12). 1.10 Als een verzekerde kiest voor een polis met kostenvergoeding, dan vergoedt de zorgverzekeraar de gedeclareerde kosten. De zorgverzekeraar mag daaraan zelf geen maximum stellen, maar hij hoeft niet meer te betalen dan in redelijkheid passend is binnen de in Nederland gebruikelijke marktomstandigheden. Een zorgverzekeraar die niet-gecontracteerde zorg vergoedt, zou met hoge kosten te maken kunnen krijgen, als er geen limiet aan de vergoedingen is. Hij mag echter niet zelf een maximum stellen aan de hoogte van het te vergoeden bedrag, omdat hij daarmee de wettelijk vastgelegde rechten van de verzekerden zou beperken. Op die wijze gaat de prikkel voor zorgverzekeraars om zich in te zetten voor een efficiëntere en minder kostbare zorgverlening verloren. Om te voorkomen dat de zorgverzekeraar een buitensporig financieel risico loopt, hoeft hij geen hogere kosten te vergoeden dan die van een redelijke prijs op de Nederlandse markt. 1.11 Als een verzekerde kiest voor een polis met vooraf gecontracteerde zorg dan gaat het om zorg van aanbieders waarmee de zorgverzekeraar contracten heeft gesloten. Als de verzekerde naar een andere zorgverlener wil, dan bepaalt de zorgverzekeraar zelf de hoogte van de kostenvergoeding. Deze mag echter niet zo laag zijn dat daardoor het vrije verkeer van diensten wordt belemmerd. De verzekerde kan ook bij een zogenaamde naturapolis een niet-gecontracteerde zorgaanbieder kiezen. Zo wordt ook tegemoet gekomen aan de consequenties van het arrest Müller/Fauré. Op grond daarvan hebben verzekerden de mogelijkheid om in een andere eu-staat extramurale zorg in te roepen bij een niet-gecontracteerde of een niet in loondienst zijnde zorgaanbieder. 1.12 Zo nodig kan de overheid zorgvormen aanwijzen die de zorgverzekeraar verplicht is aan te bieden aan zijn verzekerden door middel van vooraf gecontracteerde zorg. Op dit moment (juli 2005) is nog niet bekend of de overheid van deze mogelijkheid gebruik zal gaan maken en zo ja om welke zorg het dan gaat. Door de overheid is aangegeven dat het voornemen is om terughoudend te zijn bij het toepassen van deze bepaling. 13
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
1.13 Zorgaanbieders moeten onderling gaan concurreren op prijs en kwaliteit. Er moet rekening worden gehouden met een overgangsperiode naar meer gereguleerde marktwerking. Of en hoeveel contracteerverplichtingen er zijn in die overgangsperiode, verschilt per deelmarkt. De Zorgverzekeringswet biedt de mogelijkheid om desgewenst bij algemene maatregel van bestuur een contracteerplicht op te nemen. Ook op dit punt is op dit moment (juli 2005) nog niet bekend of de overheid van deze mogelijkheid gebruik maakt en zo ja om welke zorg het dan gaat. 1.14 De verzekerde is een nominale premie verschuldigd aan de zorgverzekeraar. Deze premie verschilt tussen zorgverzekeraars onderling, maar per zorgverzekeraar is er één nominale premie per polisvariant. Iedereen met dezelfde polis betaalt dezelfde premie. Alle verzekerden betalen vanaf 18 jaar een nominale premie. De premie is een prikkel voor concurrentie tussen zorgverzekeraars en voor het kostenbewustzijn van de (aspirant-)verzekerden. Per zorgverzekeraar kan de nominale premie van polissen verschillen, maar voor eenzelfde polisvariant wordt dezelfde premie gevraagd. Wel mag een zorgverzekeraar voor de standaardpolis een premiekorting van maximaal tien procent aanbieden voor collectiviteiten. Door de invoering van de Zorgverzekeringswet verdwijnen de wettelijke mooz-bijdrage en wtz-omslagbijdrage. 1.15 Daarnaast kent de Zorgverzekeringswet een inkomensgerelateerde bijdrage van verzekeringsplichtigen. Werkgevers dragen bij aan de financiering hiervan door middel van een verplichte vergoeding aan hun werknemers van de door hen betaalde inkomensgerelateerde bijdrage. De inkomensgerelateerde bijdrage van verzekeringsplichtigen wordt door de werkgever gestort in het risicovereveningsfonds. Naast de nominale premie wordt bij elke verzekeringsplichtige een inkomensgerelateerde bijdrage geheven. De inkomensgerelateerde premie is verschuldigd over het inkomen uit tegenwoordige arbeid (box 1). Daarbij gaat het om belastbaar loon, resultaat uit overige werkzaamheden, winst uit onderneming en bepaalde periodieke uitkeringen. Onder “bepaalde periodieke uitkeringen” bij het bijdrage-inkomen worden uitkeringen verstaan die niet onder de loonheffing vallen zoals alimentatie-uitkeringen. De werkgever of uitkeringsinstantie is verplicht deze heffing te vergoeden over het brutoloon dat hij de werknemer betaalt. De inkomensafhankelijke premiebijdrage van de werkgever is belastbaar loon. Voorbeeld: een werknemer heeft, na aftrek van de werknemersdelen pensioenpremie en ww-premie, een belastbaar inkomen van 2.000 euro. Over dit bedrag is hij 14
6,25 procent premie verschuldigd, te weten 125 euro. De werkgeversbijdrage die ook 125 euro bedraagt wordt bij de 2.000 euro opgeteld. Hierover wordt vervolgens loonbelasting geheven. Daarna wordt door de werkgever op het resterende bedrag 125 euro ingehouden en afgedragen. Een inkomensgerelateerde bijdrage is verschuldigd, wanneer de verzekerde een inkomen heeft uit tegenwoordige arbeid (box 1). Daarbij worden persoonlijke aftrekposten (zoals hypotheekrente) niet meegenomen. Is er geen box-1-inkomen dan is de verzekerde geen inkomensgerelateerde bijdrage verschuldigd en hoeft er alleen een nominale premie aan de zorgverzekeraar betaald te worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om niet-werkende partners of om studenten van 18 jaar en ouder, zonder bijbaantje. Als de verzekerde jonger is dan 65 jaar, dan wordt zijn inkomensgerelateerde bijdrage vergoed door zijn werkgever, of ingeval hij/zij een uitkering heeft, dan vergoedt de uitkeringsinstantie de inkomensgerelateerde bijdrage. Is de verzekerde ouder dan 65, dan betaalt de verzekerde de inkomensgerelateerde bijdrage in principe zelf, maar kunnen die kosten via verschillende fiscale maatregelen worden gecompenseerd. Zelfstandigen betalen de inkomensgerelateerde bijdrage doorgaans zelf. 1.16 Ter financiering van de nominale premie voor kinderen jonger dan 18 jaar stort de overheid een rijksbijdrage in het risicovereveningsfonds. Kinderen onder de 18 vallen wel onder de verzekeringsplicht maar betalen geen nominale premie. De rijksbijdrage is bedoeld om hierin te voorzien. De rijksbijdrage wordt in het vereveningsfonds gestort. 1.17 De financiering van de zorgverzekeraar bestaat uit de nominale premies van de verzekerden en de vereveningsbijdrage die de zorgverzekeraar ontvangt uit het Zorgverzekeringsfonds, rekening houdend met de kenmerken van zijn verzekerden. Zie ook 1.7 en 1.14 tot en met 1.16. De voornaamste financieringsbronnen van de zorgverzekering zijn: 1 de nominale premie die de verzekerde betaalt aan de zorgverzekeraar; 2 de inkomensgerelateerde bijdrage die wordt geheven bij de verzekeringsplichtige en waarvoor de werkgever verplicht is een vergoeding te geven; 3 een rijksbijdrage voor kinderen jonger dan 18 jaar. De twee laatste financieringsbronnen komen in het Zorgverzekeringsfonds. Via dat fonds worden gelden verdeeld over afzonderlijke zorgverzekeraars. Daarbij is er geen sprake van ‘dubbel betalen’, want als een van deze bronnen 15
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
zou wegvallen, dan zouden de beide andere bronnen fors moeten stijgen om ook in de toekomst de totale zorgkosten te kunnen blijven betalen. 1.18 Verzekerden hebben recht op een no-claimteruggave. In de Zorgverzekeringswet wordt de no-claimregeling van de Ziekenfondswet overgenomen. Bij deze regeling krijgt de verzekerde 255 euro terug als hij in een kalenderjaar geen zorgkosten maakt. Maakt hij in deze periode voor minder dan 255 euro zorgkosten, dan krijgt hij het verschil terug na afloop van het jaar. De no-claimregeling gaat voor het eigen risico. Dit kan leiden tot bijzondere effecten. Bijvoorbeeld is dit het geval ten aanzien van de huisarts. De bezoeken aan de huisarts tellen niet mee voor de no-claim, maar wel voor het eigen risico. Het no-claimbedrag is wel herverzekerbaar. 1.19 In aanvulling op de no-claim kan een zorgverzekeraar een eigen risico aanbieden en de verzekerde kan daarvoor vrijwillig kiezen. Dit eigen risico kan oplopen tot 500 euro en de zorgverzekeraar bepaalt daarbij zelf de bijbehorende kortingen. In de wet worden vijf treden van eigen risico van 100 euro vastgelegd. Zorgverzekeraars bepalen zelf de omvang van de te verlenen kortingen bij de betreffende treden. De zorgverzekeraar moet in ieder geval: (a) een polis zónder vrijwillig eigen risico aanbieden en (b) iedereen accepteren voor alle door hem aangeboden eigen risico’s en (c) iedereen voor hetzelfde eigen risico dezelfde premiekorting geven. Een verzekeraar krijgt de mogelijkheid voor die verzekerden, die voor een eigen risico hebben gekozen, de premiekorting nog extra op te laten lopen met het aantal jaren waarvoor dat eigen risico geldt.
aspecten van het toezicht zijn: Prudentieel toezicht (toezicht op de financiële positie van de zorgver– zekeraars): Pensioen- en Verzekeringskamer. Sectorspecifiek markttoezicht (bevorderen van de werking van de – zorgverzekeraarsmarkt): Zorgautoriteit. Toezicht op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet (toezicht op de – naleving van de wettelijke verplichtingen): Zorgautoriteit. Zorgspecifieke gedragstoezicht (voorlichting aan (aspirant-)verzeker– den over de verzekeringspolissen): Zorgautoriteit. Op de aanvullende verzekeringen is geen specifiek toezicht. Wel is het de bedoeling dat de Zorgautoriteit de markt van aanvullende verzekeringen zal volgen op bijvoorbeeld ongewenste neveneffecten. Daarnaast staan de zorgverzekeraars ten aanzien van de aanvullende verzekeringen ook onder toezicht van de dnb (voor wat betreft zaken als solvabiliteit) en aan de Nederlandse Mededingings Autoriteit (bijvoorbeeld wat betreft mededinging). Op de zorg die door de aanvullende verzekering wordt vergoed is wel toezicht door de Inspectie Gezondheidszorg.
1.20 De zorgverzekeraar kan collectieve contracten aanbieden en daarvoor premiekortingen geven. Zorgverzekeraars kunnen voor groepen, zoals medewerkers van één organisatie of de leden van een vereniging, een collectief ziektekostencontract aanbieden. De zorgverzekeraar mag daarbij premiekorting geven. De korting op collectieve contracten is wettelijk begrensd op maximaal 10 procent van de nominale premie van het gekozen verzekeringsmodel. 1.21 Om een stapeling in toezicht(organen) te voorkomen, is een stroomlijning van de toezichtorganisatie wenselijk. Het toezicht voortvloeiend uit de Zorgverzekeringswet wordt uitgeoefend door een beperkt aantal organisaties. De op te richten Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), waarvan het bestaande College Toezicht Zorgverzekeringen deel gaat uitmaken, neemt daarbij een centrale rol in. Zijn rol zal worden vastgelegd in de Wet Marktordening Gezondheidszorg. De verschillende 16
17
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
2 Zorgverzekeringswet; de veranderingen voor de werkgever
De invoering van de Zorgverzekeringswet en Wet op de zorgtoeslag heeft onherroepelijk gevolgen voor werkgevers, zeker als de werkgever voor 2006 arbeidsvoorwaardelijke regelingen heeft op het gebied van ziektekosten. De werkgever met een collectief ziektekostencontract die niet anticipeert op de Zorgverzekeringswet zal in 2006 geconfronteerd worden met: een verschuiving van kosten door de veranderingen in de wettelijk – verplichte bijdrage; de collectieve verzekering die blijft bestaan voorzover de dekking rui– mer is dan het standaardpakket; afspraken met (ex-)werknemers over een tegemoetkomingsregeling – blijven bestaan; collectief verzekerden woonachtig in het buitenland die op een ande– re wijze zorgaanspraken moeten regelen en zich tot de werkgever wenden; groepen (ex-)werknemers die tot 2006 niet onder de arbeidsvoor– waardelijke regeling vallen en een gelijke behandeling eisen, als blijkt dat een aanvullende collectieve verzekering voor bijvoorbeeld voormalig particulier verzekerde werknemers blijft bestaan. De mate waarin werkgevers geconfronteerd worden met de veranderingen, is sterk afhankelijk van het beleid dat een werkgever tot 2006 voerde op het terrein van de ziektekostenverzekering.
18
In dit hoofdstuk worden de veranderingen beschreven in de kosten van de werkgever, de vrijwillige werkgeversbijdragen en het bieden van collectieve ziektekostenverzekeringen door de werkgever. 2.1 Veranderingen met betrekking tot de verplichte werkgeversbijdrage Werkgevers worden wettelijk verplicht aan iedere werknemer een bijdrage te betalen afhankelijk van het loon. Deze bijdrage is gemaximeerd tot het maximum van de inkomensafhankelijke bijdrage die de werknemer verschuldigd is. Het totaal aan inkomensafhankelijke bijdragen moet in de Zorgverzekeringswet de helft van de totale macrolasten van de standaardverzekering dekken. Ook gepensioneerden, zelfstandigen en uitkeringsgerechtigden betalen een inkomensafhankelijke bijdrage. De hoogte van de verplichte werkgeversbijdrage wordt afhankelijk van de kostenontwikkeling in de zorg. Voor 2006 heeft het kabinet als uitgangspunt gedefinieerd dat de Zorgverzekeringswet op macro-niveau niet mag leiden tot lastenverzwaring aan de kant van de werkgevers. Doordat de op genezing gerichte ggz-zorg vanaf 2007 in het pakket komt, maar al vanaf 2006 uit de premie Zorgverzekeringswet moet worden betaald, stijgen de premielasten voor werkgevers. Het kabinet zoekt hiervoor naar compenserende maatregelen. Het ministerie van vws heeft medio 2004 becijferd dat werkgevers in het nieuwe stelsel er in totaliteit 0,1 miljard euro op vooruit gaan. Daarbij werd uitgegaan van een inkomensafhankelijke premie van 5,96 procent zoals in de wetsgeschiedenis is gehanteerd, inmiddels hanteert vws in haar berekeningen een percentage van 6,25 procent, zodat het voordeel voor werkgevers veel lager uitpakt. Per werkgever kunnen er echter forse verschillen optreden. Werkgevers met relatief veel ziekenfondsverzekerden en die een tegemoetkoming geven aan de particulier verzekerde werknemers, hebben over het algemeen in het nieuwe stelsel een financieel voordeel. Werkgevers die relatief veel particulier verzekerden hebben en geen bijdrage verstrekken aan particulier verzekerde werknemers of wel een bijdrage verstrekken, maar deze ook verstrekken aan ex-werknemers, zijn echter financieel slechter af in het nieuwe stelsel. Arbeidsvoorwaardelijke gevolgen In het nieuwe stelsel betaalt de werkgever in ieder geval de wettelijke bijdrage van 6,25 procent. Op dit moment is de werkgever vaak verplicht om particulier verzekerden een tegemoetkoming te betalen voor hun ziektekosten. Een dergelijke verplichting kan zijn vastgelegd in een cao, arbeids-
19
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
voorwaardenregeling of individuele arbeidsovereenkomst. Met de invoering van de Zorgverzekeringswet worden deze afspraken tussen werkgevers en werknemers met betrekking tot de ziektekostenpremie(s) niet van rechtswege beëindigd. De werkgever zal in overleg met werknemers de afspraken zoals die gelden voor de situatie tot aan de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet moeten omvormen. Dit zal niet in alle gevallen lukken, bijvoorbeeld omdat de cao waarin een dergelijke vergoedingsregeling is opgenomen een looptijd heeft tot na 1 januari 2006. Om te voorkomen dat werkgevers hierdoor dubbel moeten betalen is in de Invoerings- en Aanpassingswet Zorgverzekeringswet (I&A-wet) een zogenaamd salderingsartikel opgenomen. Als de werkgever op grond van een regeling die voor 1 januari 2006 tot stand is gekomen verplicht is om ook na 1 januari 2006 een bijdrage te betalen voor ziektekosten dan kan hij op grond van het salderingsartikel deze tegemoetkoming in mindering brengen op de verplichte werkgeversbijdrage die hij op grond van de Zorgverzekeringswet moet betalen. Hij mag de bijdrage echter alleen in mindering brengen voor zover deze betrekking heeft op het basispakket. Als het niet mogelijk is om te bepalen welk deel van de tegemoetkoming bedoeld is voor het basispakket, dan mag de werkgever maximaal het bedrag van de rekenpremie voor het basispakket in mindering brengen.
dracht van de inkomensafhankelijke bijdrage zal voor alle werknemers worden gecombineerd met de loonheffing.
Het salderingsartikel heeft geen betrekking op tegemoetkomingen aan gepensioneerde ex-werknemers. De werkgever wordt in de Zorgverzekeringswet niet verplicht een bijdrage te verstrekken aan gepensioneerde exwerknemers. De bestaande bijdrage komt met de invoering van de Zorgverzekeringswet niet automatisch te vervallen. Afhankelijk van de juridische vormgeving van aanspraken, zal moeten worden beoordeeld of de bijdrage kan worden stopgezet c.q. afgebouwd.
Inkomensgevolgen Zorgverzekeringswet De invoering van de Zorgverzekeringswet is een ingrijpende wijziging die zeker niet zonder premie- en inkomensgevolgen zal verlopen. In sommige situaties wordt een andere verdeling van premielasten met de wet juist beoogd. In andere situaties is de verschuiving van premielasten onbedoeld en zal zoveel mogelijk correctie plaatsvinden. Daarvoor gebruikt de overheid in ieder geval de zorgtoeslag (zie hoofdstuk 6). Naast de zorgtoeslag zijn er ook andere (fiscale) instrumenten, waarvan op dit moment (juli 2005) nog niet vast staat of en in welke mate de regering voornemens is deze te gebruiken. Pas in het najaar van 2005 zal hierover meer bekend zijn. Om de inkomensgevolgen te kunnen begrijpen, is inzicht nodig in de verdeling van premielasten in 2005, de werking van de zorgtoeslag, inkomensafhankelijke bijdrage en toekomstige premieheffing.
Overige financiële aspecten Naast kosten van de verplichte werkgeversbijdrage en een eventuele tegemoetkomingsregeling, kan een werkgever ook te maken krijgen met kosten voor het bedingen van premiekorting en voor het sluiten van collectieve arrangementen. Daarnaast kunnen er kosten zijn voor het betalen van een vrijwillige extra werkgeversbijdrage al dan niet gekoppeld aan deelname aan een collectieve zorgverzekering, als ook voor het informeren van werknemers over wijzigingen in het werkgeversbeleid. Deze kosten zijn afhankelijk van het beleid dat de werkgever nu voert en het beleid dat de werkgever wenst te gaan voeren. De kosten voor administratieve verwerking van de Zorgverzekeringswet zijn voor werkgevers beperkt. De af20
2.2 Veranderingen met betrekking tot vrijwillige werkgeversbijdragen Werkgevers kunnen zich in reactie op de Zorgverzekeringswet op het standpunt stellen dat zij met de verplichte werkgeversbijdrage voldoende bijdragen aan de ziektekostenverzekering van werknemers en zullen dus in sommige gevallen niet geneigd zijn te besluiten tot een vrijwillige extra tegemoetkoming. Andere werkgevers zullen wel voor een vrijwillige werkgeversbijdrage kiezen omdat men via deze weg werknemers kan stimuleren zich voor een aanvullend pakket te verzekeren dat past in het gezondheidsbeleid van de werkgever. Vakorganisaties en werknemers zullen doorgaans niets voelen voor het afschaffen van een werkgeversbijdrage. Zij zouden als argumenten kunnen aanvoeren dat: ziekenfondsverzekerde werknemers een fors hogere nominale pre– mie moeten gaan betalen (en suggereren dat ziekenfondsverzekerden er op achteruit gaan); werkgevers collectiviteitskorting kunnen bedingen ten gunste van – werknemers; werkgevers financieel voordeel hebben bij de Zorgverzekeringswet. – Bij deze drie argumenten kunnen de volgende kanttekeningen worden geplaatst.
Vast staat dat de inkomenseffecten voor werknemers onderling zullen verschillen. Het al dan niet in aanmerking komen voor een zorgtoeslag is afhankelijk van het inkomen op huishoudniveau en de samenstelling van het huishouden. Deze gegevens zijn het domein van de belastingdienst en niet dat van werkgevers. 21
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
[1] Indirect betalen werkgevers wel mee aan de kosten voor AOW-gerechtigden. De verplichte werkgeversbijdrage vult het risicovereveningsfonds. Hiermee wordt bewerkstelligd dat iedere verzekerde ongeacht zijn gezondheidsrisico een gelijke premie voor een zelfde standaardverzekering betaalt. De bijdragen van werkgevers aan het fonds zijn substantieel hoger dan de zorgkosten van werknemers. [2] Artikel 18 van de Zorgverzekeringswet regelt de collectiviteitskorting. De formulering van dat artikel impliceert dat gezinsleden van werknemers indien zij ook deelnemen in het collectieve contract, niet in aanmerking komen voor premiekorting. In de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer heeft de minister aangegeven dat dit artikel op dit punt zal worden gecorrigeerd voor gezinsleden. Als een werkgever ook gepensioneerde ex-werknemers wil mee laten profiteren van bedongen korting op de standaardverzekering, dan moet de werkgever daarvoor een aparte rechtspersoon oprichten.
22
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
Een bijzondere categorie personen die tot 2006 in sommige gevallen aanspraak kon maken op tegemoetkoming van de ex-werkgever, zijn aowgerechtigde particulier verzekerde ex-werknemers. In de Zorgverzekeringswet betalen aow-gerechtigden voor de standaardverzekering een gelijke nominale premie als niet-aow-gerechtigden. Ook betalen aowgerechtigden een inkomensafhankelijke bijdrage en hebben zij, afhankelijk van het inkomen, recht op zorgtoeslag. Echter zij ontvangen geen verplichte werkgeversbijdrage[1]. Veel particulier verzekerde gepensioneerden denken dat zij er in de Zorgverzekeringswet op vooruit gaan. Over het hoofd wordt gezien dat deze gepensioneerden ook de inkomensafhankelijke bijdrage gaan betalen en niet in aanmerking komen voor de verplichte werkgeversbijdrage. Krijgen aow-gerechtigden tot 2006 ook nog een tegemoetkoming van de ex-werkgever, dan zal de invoering van de Zorgverzekeringswet in de meeste gevallen leiden tot inkomensachteruitgang. Of en hoe werkgevers die bijdragen geven aan gepensioneerde ex-werknemers deze bijdragen kunnen beëindigen, zal per werkgever verschillen en vraagt nader juridisch onderzoek naar de gemaakte afspraken tussen werkgever en ex-werknemer. Dit geldt ook voor de overheid als werkgever. In de antwoorden van de minister op vragen van de Eerste Kamer, schrijft deze dat voor gepensioneerde ambtenaren uitgangspunt zal zijn afbouw van de tegemoetkomingsregeling. De budgetten vanuit het rijk voor compensatiemaatregelen voor gepensioneerde ambtenaren, zullen in ieder geval in een periode van 5 jaar worden afgebouwd. Het is vervolgens aan partijen die onderhandelen over arbeidsvoorwaarden om invulling te geven aan afbouwregelingen. Premiekorting collectiviteiten In de Zorgverzekeringswet is geregeld dat werkgevers (en andere groepen) premiekorting mogen bedingen op de nominale standaardpremie. Deze premiekorting is gemaximeerd tot 10 procent[2]. De werkgever mag maximaal 10 procent korting volledig ten gunste van de werknemer laten komen, maar kan ook besluiten een deel van de korting zelf te behouden. De omvang en verdeling van premiekorting moet worden vastgelegd in een overeenkomst tussen werkgever en zorgverzekeraar. Het behalen van premiekorting ten behoeve van werknemers lijkt aantrekkelijk. De korting is namelijk belastingvrij en heeft geen negatief effect op de zorgtoeslag van de werknemer. Echter wel moet worden bedacht dat de nominale standaardpremie per zorgverzekeraar en per polisvariant kan verschillen. Bij één verzekeraar geldt voor alle verzekerden met hetzelfde standaardverzekeringsproduct een zelfde nominale premie. Dit betekent dat een door de werkgever te behalen collectiviteitskorting op een standaardverzekerings-
product van een verzekeraar met een relatief hoge nominale premie, voor de deelnemer aan deze collectiviteit maar een betrekkelijk voordeel oplevert. Immers de werknemer kan ook een standaardverzekering kopen bij de goedkoopste zorgverzekeraar. Ook is niet uitgesloten dat het voor een werknemer aantrekkelijker is om de collectiviteitskorting te kiezen die geboden wordt door bijvoorbeeld de werkgever van een partner of door andere denkbare collectiviteiten zoals bijvoorbeeld ouderenbonden, Vereniging Eigen Huis, anwb, consumentenbond, patiëntenverenigingen en kerkgenootschappen. Kosten werkgever Uitgangspunt voor het kabinet is dat de werkgeverslasten als gevolg van de Zorgverzekeringswet op macro-niveau gelijk blijven. Het is echter niet zo dat op microniveau elke werkgever er een klein beetje op vooruit gaat. Er zijn tussen werkgevers grote verschillen. Aan de onderhandelingstafel met vakorganisaties/werknemers, zal het een groot verschil maken of de werkgever financieel baat heeft bij de invoering van de Zorgverzekeringswet, dan wel in het nadeel is. Ook als de desbetreffende werkgever financieel voordeel heeft bij invoering van de Zorgverzekeringswet, dan dient hij zich te realiseren dat de hoogte van de totale wettelijke werkgeversbijdrage in belangrijke mate wordt bepaald door de ontwikkeling van de zorgkosten. Verwacht wordt dat de komende jaren de zorgkosten sneller zullen stijgen dan de lonen, waardoor ongebreidelde stijging van werkgeverslasten in het verschiet ligt. Dit effect was de afgelopen jaren al gaande zoals blijkt uit onderstaande tabellen. Tabel 1: uitgaven wettelijk verzekerde zorg (AWBZ + ZFW) in mln euro 1998 1999 2000 2001 24.462,9 25.520,1 27.664,6 30.370,8 (100) (104) (113) (124)
2002 34.294,8 (140)
2003 36.979,1 (151)
bron: CVZorgcijfers 1998-2003
Tabel 2: schade-ontwikkeling per particulier verzekerde (inclusief spp-verzekerden) 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004*
1,2%
1,5%
5,3%
12,1%
12,4%
9,7%
3,4%
2005* 8,8% minimaal
bron: Vektis, * = raming
Tabel 3: ontwikkeling van werkgeversbijdrage ZFW en uitgaven ZFW 1999
2001
2003
2004*
uitgaven ZFW in mln euro’s
11.712 (100)
13.380 (114)
15.620 (133)
16.537 (141)
werkgeversbijdrage ZFW in mln euro’s
4.737
5.057
6.674
8.636
(100)
(107)
bron: Feiten & cijfers, VWS publicatie * = komt uit rapport CvZ lasten en financiering ZFW 2003-2004
(141)
(182)
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
De kosten voor de werkgever komen niet alleen voort uit de verplichte werkgeversbijdrage. Ook uit bestaande arbeidsvoorwaardelijke regelingen kunnen kosten voor de werkgever voortkomen. Zo kan het zijn dat de bestaande werkgeverstegemoetkoming in de particuliere verzekering gehandhaafd moet blijven omdat deze tegemoetkoming voortvloeit uit een cao-bepaling of een arbeidsvoorwaardenregeling danwel is neergelegd in de individuele arbeidsovereenkomst. De Zorgverzekeringswet treedt niet in afspraken tussen werkgever en werknemers. Daarom heeft de minister besloten het salderingsartikel op te nemen in de I&A wet (artikel 2.5.8). Hiermee wordt voorkomen dat werkgevers dubbel betalen, namelijk de wettelijke bijdrage en een vrijwillige bijdrage op grond van een cao, arbeidsvoorwaardenregeling of arbeidsovereenkomst. Maar het salderingsartikel is een overgangsmaatregel en komt op enig moment te vervallen. Ook regelt het salderingsartikel dat de tegemoetkoming voor 2005 voor zover deze betrekking heeft op een pakket dat breder is dan het standaardpakket, voor het meerdere niet in mindering kan worden gebracht op de verplichte werkgeversbijdrage. De werknemer kan de tegemoetkoming in het premiedeel dat betrekking heeft op verzekerde aanspraken die in het nieuwe stelsel tot het aanvullende pakket behoren, blijven claimen zolang de arbeidsvoorwaardelijke bepalingen hierover niet zijn aangepast. Deze werkgever loopt tevens het risico dat werknemers die nu ziekenfondsverzekerd zijn en aan wie de werkgever in de meeste gevallen geen tegemoetkoming verstrekt, ook een beroep zullen doen op tegemoetkoming zoals voortvloeit uit de arbeidsvoorwaardelijke regeling. Kortom, werkgevers die in het nieuwe stelsel alleen de wettelijk verplichte werkgeversbijdrage willen verstrekken, zullen moeten nagaan in hoeverre zij gebonden zijn aan bestaande afspraken met werknemers en zullen deze afspraken zonodig moeten herzien. Werkgevers die in het nieuwe stelsel wel bereid zijn een extra vrijwillige werkgeversbijdrage te verstrekken, mogen deze bijdrage koppelen aan deelname aan een collectief contract. Dit ‘stimuleren’ van deelname aan een collectief contract is toegestaan. Werknemers verplichten deel te nemen aan de collectieve verzekering van de werkgever via bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst, mag niet. Zowel over de verplichte loonafhankelijke werkgeversbijdrage als over een vrijwillige extra werkgeversbijdrage is de werknemer loonbelasting verschuldigd. Beide werkgeversbijdragen zijn van invloed op de hoogte van de zorgtoeslag en dus van invloed op het besteedbaar inkomen. Alleen een door een collectief (werkgever of andere groep) bedongen korting op de nominale premie, heeft geen invloed op de zorgtoeslag. In het geval dat een werkgever collectiviteitskorting bedingt en deze korting doorgeeft aan de 24
werknemer in de vorm van een tegemoetkoming voor deelname aan het collectieve contract, dan geldt deze tegemoetkoming als loon waarover loonbelasting verschuldigd is. 2.3 Veranderingen met betrekking tot de collectieve ziektekostenverzekering De invoering van de Zorgverzekeringswet zal vele gevolgen hebben voor werkgevers die in 2005 een collectief ziektekostencontract hebben. In deze paragraaf lichten we de veranderingen toe voor werkgevers die in de rol van verzekeringsnemer een collectieve particuliere ziektekostenverzekering sluiten, ten behoeve van de particulier verzekerde (ex-)werknemers en meeverzekerde gezinsleden. Acceptatieplicht Een werkgever mag werknemers niet verplichten om deel te nemen aan een collectieve verzekering. Het stimuleren van werknemers, door bijvoorbeeld een extra tegemoetkoming te koppelen aan deelname, mag wel. Nonselecte toegang tot een collectief contract heeft in de Zorgverzekeringswet alleen waarde voor zover het een verzekeringspakket betreft dat breder is dan het standaardpakket. Voor de aanvullende verzekering geldt namelijk geen acceptatieplicht. Verzekerden die voor de standaardverzekering van zorgverzekeraar willen wisselen, kunnen dat jaarlijks. Om te voorkomen dat verzekerden bij de overstap naar een andere verzekeraar voor de standaardverzekering, ook de verzekerde aanspraken verliezen voor de aanvullende verzekering, is een zogenaamd verbod op koppeling opgenomen. Dit verbod houdt in dat verzekeraars aanvullende verzekeringen niet mogen beëindigen als de verzekerde overstapt naar een andere verzekeraar voor de standaardverzekering. Het verbod op koppeling geldt ook voor verzekerden in een collectiviteit met een bredere dekking dan de standaardverzekering. Als de deelnemer de collectiviteit verlaat, bijvoorbeeld bij uitdiensttreding, dan mag de aanvullende verzekering niet automatisch worden beëindigd. Wel mag de ex-werknemer worden verzekerd op een individueel verzekeringsproduct met vergelijkbare aanspraken. De voorheen collectief verzekerde moet de aanspraken kunnen blijven behouden. Dat geldt niet voor de voordelen zoals een collectieve premiekorting en/of tegemoetkoming. Verzekerde aanspraken De aanspraken in de Zorgverzekeringswet zijn grosso modo gelijk aan de aanspraken in de zfw[3], met vanaf 2007 daaraan toegevoegd aanspraken met betrekking tot kortdurende – op genezing gerichte – GGZ-zorg. Tot dit laatste wordt ook eerstelijns psychologie gerekend. Deze aanspraak is wel beperkt tot maximaal 8 zittingen per verzekerde per jaar en kent een eigen
[3] Een wijziging in aanspraken betreft de vergoeding van hulp in het buitenland. Deze is in het concept Besluit Zorgverzekering begrensd tot maximaal de kosten die in Nederland voor een behandeling zouden zijn gemaakt.
25
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
bijdrage[4]. De particuliere collectieve verzekeringen, voor zover deze met de dekking van de Zorgverzekeringswet overeenkomen, komen van rechtswege te vervallen bij invoering van de Zorgverzekeringswet. Zonder ingrijpen van de werkgever en/of collectieve verzekeraar, blijven de resterende delen van de particuliere ziektekostenverzekering in de vorm van een aanvullende verzekering bestaan. Daarbij gaat het ondermeer om zaken als fysiotherapie, tandheelkunde, psycholoog, hulp in het buitenland en alternatieve geneeswijzen. Collectief verzekerden in 2005 zullen in het nieuwe stelsel veelal een aanvullende verzekering moeten sluiten om gelijke aanspraken te behouden. Het is voorstelbaar dat zij hun werkgever hierop zullen aanspreken. Als werkgevers hieraan tegemoet komen, dan zullen de voorheen ziekenfondsverzekerde werknemers daarin ook willen meedelen. Ongelijkheid in aanspraken tussen voormalig ziekenfondsverzekerde werknemers en particulier verzekerde werknemers, is voor werkgevers doorgaans geen uitgangspunt van beleid.
[4] In Kamerstukken van mei 2005 wordt gesteld dat bewust gekozen wordt voor een lagere eigen bijdrage voor de eerstelijnszorg in vergelijking tot de tweedelijnszorg. Voor eerstelijns psychologie wordt een bedrag van 10 euro per zitting genoemd. [5] Voor het kiezen van een zorgpolis bij aanvang van de zorgverzekeringswet, raamt de overheid de administratieve belasting voor de burger op 1 uur.
26
Het feit dat het standaardpakket nagenoeg gelijk is aan het ziekenfondspakket, wekt ten onrechte de indruk dat er ten aanzien van verzekerde aanspraken voor ziekenfondsverzekerden niets verandert. In de standaardverzekering kan de verzekeraar verschillende pakketten bieden[5]. De keuzes liggen op het gebied van natura versus restitutie, het bieden van een keuze in eigen risico’s, en op het gebied van voorkeursbehandelaars (preferred provider) waarbij de voorkeur van de verzekeraar kan gelden maar bijvoorbeeld ook de voorkeur van werkgevers of het zorgaanbod in de regio. Zorgverzekeraars kunnen dus binnen het standaardpakket verschillende polisvarianten bieden met een verschillende premiegrondslag. Voor alle pakketten geldt wel de acceptatieplicht. De collectiviteitskorting en de eigen risico korting, moet worden vormgegeven als een percentage op de premiegrondslag van een bepaalde polisvariant. De premiegrondslag is voor alle verzekerden met een zelfde polisvariant bij een zelfde zorgverzekeraar gelijk. Iedere zorgverzekeraar stelt zelf de premiegrondslagen vast voor de polisvarianten die hij biedt. Dit betekent dat de standaardverzekeringspremies tussen zorgverzekeraars zullen verschillen. Functionele omschrijving van aanspraken In de Zorgverzekeringswet en het besluit Zorgverzekering worden de aanspraken van verzekerden functioneel omschreven. Dit betekent dat alleen wordt bepaald op welke zorg de verzekerde recht heeft. Door wie de zorg wordt verleend en waar, mag nader worden ingevuld door de zorgverzekeraar. Hiermee wordt bijvoorbeeld de mogelijkheid geboden om de bedrijfs-
arts huisartsenzorg te laten verlenen. Daarbij blijft de kwaliteitswetgeving wel van kracht, zodat de huisarts bijvoorbeeld niet volledig kan worden vervangen door de doktersassistente of de verloskundige door de kraamhulp. Ook kan een verzekerde alleen aanspraak maken op zorg voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen. Dit betekent bijvoorbeeld dat preventieve tiltraining of het aan alle medewerkers aanbieden van een griepprik, niet tot de aanspraken op grond van de Zorgverzekeringswet horen. Welke (on)mogelijkheden de functionele omschrijving van zorg in de Zorgverzekeringswet zal bieden, zal in de praktijk moeten blijken[6]. Met de functionele omschrijving van zorg is er nadrukkelijk een taak voor de zorgverzekeraar om in de polis duidelijk te maken bij wie en onder welke voorwaarden de verzekerde terecht kan. Bij het sluiten van een collectief contract voor een standaardverzekering in de Zorgverzekeringswet, gaat het niet meer om afspraken over de omvang van de dekking, maar vooral om de afspraken over bij wie en waar de verzekerde terecht kan voor zorg. Vormgeving collectief ziektekostencontract Een werkgever kan kiezen voor een begunstigingscontract. Daarbij onderhandelt de werkgever met de zorgverzekeraar over een premiekorting die ten goede komt aan deelnemers aan de collectiviteit. In deze vorm stelt de zorgverzekeraar de polisvariant en de premie vast. De verzekerde is tevens de verzekeringsnemer. Deze vorm is goed mogelijk ten aanzien van de standaardverzekering en van de aanvullende verzekering. Er geldt wel een maximering voor de door de collectiviteit te behalen korting op een standaardverzekeringsproduct. In een verzekeringscontract is de werkgever de verzekeringsnemer en onderhandelt deze met de zorgverzekeraar over pakket, premie en service. Ook deze vorm is mogelijk ten aanzien van de standaardverzekering en van de aanvullende verzekering. De onderhandelingen tussen zorgverzekeraar en werkgever gaan niet over de omvang van het standaardpakket; dat is namelijk vastgelegd in de Zorgverzekeringswet. Het gaat vooral om de wijze waarop inhoud wordt gegeven aan de functionele aanspraken, al dan niet met regionale accenten, om natura versus restitutie en de mogelijkheid voor eigen risico. Ook voor deze vorm geldt dat de toegestane premiekorting op een standaardverzekeringsproduct is gemaximeerd. In een administratiecontract is de werkgever verzekeringsnemer en draagt bovendien het risico op de zorgkosten die door de deelnemers aan de collectiviteit worden gemaakt. In deze vorm bepaalt de werkgever de premie en maakt afspraken over de omvang van het pakket en de service met de
[6] In de I&A wet is vastgelegd dat de Zorgverzekeringswet zodanig wordt aangepast dat huisartsen in ieder geval de poortwachtersfunctie zullen blijven behouden naast andere zorgaanbieders.
27
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
ziektekostenverzekeraar. Omdat de toegestane premiekorting in de standaardverzekering is gemaximeerd, is deze vorm van collectieve verzekering in de Zorgverzekeringswet niet meer interessant voor werkgevers. Ook is niet duidelijk of deze vorm wel uitvoerbaar is. De verzekeraar moet hiervoor namelijk over de mogelijkheid beschikken om het budget uit het vereveningsfonds voor deze collectiviteit te oormerken. Een bijzondere vorm van eigen risico dragen door de werkgever is zelf de rol van verzekeraar vervullen via een personeelsfonds. Het personeelsfonds is gelieerd aan een bepaalde werkgever en bepaalt zelf wie toegang heeft tot de verzekering. Het personeelsfonds is een ziektekostenverzekeringsmaatschappij die valt onder het toezicht van de DNB. Zowel pakket, premie als service worden binnen het personeelsfonds bepaald. Deze vorm is voor de standaardverzekering moeilijk te handhaven. Immers er geldt een acceptatieplicht voor de standaardverzekering, waardoor iedereen zich voor het standaardpakket bij iedere verzekeraar moet kunnen verzekeren. Personeelsfondsen moeten dus voor de standaardverzekering ook de deuren openen voor anderen dan de doelgroep.
nemen. Denkbaar is dat werkgevers in deze situatie zullen regelen dat verzekerden terecht kunnen op een individuele internationale (aanvullende) ziektekostenverzekering. Collectieve ziektekostenverzekering en medezeggenschap In de Wet op de Ondernemingsraden (wor) wordt geen rol toebedeeld aan de Ondernemingsraad bij de vormgeving van een collectief ziektekostencontract. Alleen indien en voorzover het collectieve ziektekostencontract ook expliciet deel uitmaakt van het verzuimbeleid van de werkgever kan het formele instemmingsrecht van de ondernemingsraad aan de orde komen. Een eventuele tegemoetkoming voor deelname aan een collectief contract valt ook niet onder het wettelijk instemmingsrecht van de ondernemingsraad.
Ook de publiekrechtelijke regelingen (iza, izr en dvgp) kunnen worden gezien als collectieve regelingen. Deze regelingen komen, anders dan particuliere verzekeringen, volledig te vervallen.
[7] Speciaal voor in het buitenland woonachtigen, heeft het ministerie van VWS een brochure opgesteld (zie website minVWS.nl)
28
Collectief verzekerden woonachtig in het buitenland Steeds vaker komt het voor dat Nederlanders zich vestigen in het buitenland. Dat geldt voor mensen die in de grensstreek werken, maar ook voor gepensioneerden die elders van hun pensioen willen genieten. In 2005 hebben veel collectiviteiten te maken met in het buitenland woonachtige verzekerden. De situatie voor deze groep verandert met de komst van de Zorgverzekeringswet[7]. Het is niet vanzelfsprekend dat in het buitenland woonachtige verzekerden straks ook deel kunnen uitmaken van een collectief contract voor een standaardverzekering. Verzekerden die nu wel meeliften maar niet verplicht awbz-verzekerd zijn (zoals gepensioneerde exwerknemers, gezinsleden van grensarbeiders en gezinsleden van gedetacheerde werknemers), vallen straks niet onder de verzekeringsplicht van de Zorgverzekeringswet. Zij kunnen dus ook niet deelnemen aan een collectieve standaardverzekering. Als zij in een eu/eeg-land of verdragsland wonen kunnen ze op grond van internationale verdragen recht hebben op zorg in het woonland. De werkgever zal moeten bepalen of het na 2006 wenselijk en/of mogelijk is om een collectieve internationale (aanvullende) ziektekostenverzekering te organiseren, omdat deze personen straks niet meer in een collectiviteit voor de standaardverzekering kunnen deel29
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
3 De rol van de werkgever in het nieuwe zorgstelsel
In het nieuwe zorgstelsel kan de werkgever op verschillende manieren inhoud geven aan zijn betrokkenheid bij de zorgverzekering van zijn werknemers. Er gelden enkele wettelijke verplichtingen voor de werkgever en de werkgever krijgt een aantal nieuwe mogelijkheden om beleid te maken. Welke verplichtingen en mogelijkheden voor de werkgever gaan gelden, lichten we toe voor respectievelijk de standaardverzekering en de aanvullende verzekering. 3.1 Werkgever en standaardverzekering De belangrijkste verplichting met betrekking tot de standaardverzekering is dat de werkgever de inkomensafhankelijke bijdrage bij de werknemer op het loon inhoudt en afdraagt aan de Belastingdienst. Deze heffing loopt samen met de heffing van de loonbelasting, premie volksverzekeringen en werknemersverzekeringen in één gecombineerde aangifte. Tegelijkertijd keert de werkgever een loongerelateerde werkgeversbijdrage (bruto) uit aan iedere werknemer. Deze werkgeversbijdrage is gelijk aan de inkomensafhankelijke bijdrage die via de werkgever wordt afgedragen. De inkomensafhankelijke bijdrage, en daarmee ook de werkgeversbijdrage, is gemaximeerd. Verder moet de werkgever, in geval van een collectief contract voor het standaardpakket en/of een aanvullend pakket, de keuzevrijheid van de werknemer voor wat betreft de verzekeraar van het standaardpakket altijd respecteren. De werkgever mag de werknemer niet verplichten zijn standaardverzekering te sluiten bij een bepaalde verzeke30
raar. De werkgever mag de werknemer wel stimuleren om een standaardverzekering te sluiten bij een bepaalde verzekeraar. De mogelijkheden voor de werkgever om beleid te maken met betrekking tot de standaardverzekering van werknemers zijn divers. De werkgever mag bijvoorbeeld een vrijwillige extra bijdrage aan werknemers verstrekken. Daarbij moet wel worden aangetekend dat alle financiële tegemoetkomingen aan de werknemer worden gezien als loon waarover loonbelasting moet worden afgedragen. Een vrijwillige extra tegemoetkoming hoeft niet noodzakelijkerwijs gekoppeld te worden aan een collectieve verzekering. De werkgever kan ook besluiten zijn werknemers in de gelegenheid te stellen zelf een verzekeraar voor de standaardverzekering te kiezen, en zich beperken tot het verstrekken van een extra financiële bijdrage. Met een collectieve[8] standaardverzekering biedt de werkgever vooral gemak. Het niet zelf uit hoeven te zoeken van een passende verzekering en het in geval van problemen met de verzekeraar in kunnen schakelen van de werkgever, is een vaak gehoord argument om voor de verzekering van de werkgever te kiezen. De werkgever mag een collectieve standaardverzekering sluiten met één of meerdere verzekeraars. Het hebben van een collectief contract voor de standaardverzekering, ontslaat de werkgever niet van de verplichting de loongerelateerde werkgeversbijdrage te betalen. Een werkgever kan via een collectief contract maximaal 10 procent premiekorting bedingen op de nominale standaardpremie[9] van de standaardverzekeringsproducten van een verzekeraar. Daarbij kan de werkgever de rol van bemiddelaar kiezen of de rol van verzekeringsnemer die namens de deelnemende werknemers (en gezinsleden) een collectief contract sluit. In de rol van bemiddelaar is niet de bemiddelende werkgever premieplichtig, maar de deelnemende werknemer. In de rol van verzekeringsnemer is de werkgever wel premieplichtig. De bedongen premiekorting hoeft niet volledig te worden doorgegeven aan de werknemer. In een collectief contract tussen werkgever en zorgverzekeraar moet wel de hoogte van de korting en de verdeling van de korting over werkgever en werknemer, worden vastgelegd. De premiekorting mag ten goede komen aan werknemers en gezinsleden van werknemers. Volgens de letter van de wet mogen werkgevers gepensioneerde ex-werknemers niet laten mee profiteren van de collectiviteitskorting, tenzij ze hiervoor een aparte rechtspersoon oprichten. De Zorgverzekeringswet biedt zorgverzekeraars de mogelijkheid om verschillende polisvarianten op de markt te brengen. Zo mogen zorgverzekeraars in verschillende provincies verschillende polissen aanbieden en daarbij in premiehoogte differentiëren. Ook kunnen polissen verschillen voor wat betreft natura versus restitutie, de invulling van de functiegerichte
[8] Collectieve contracten in de standaardverzekering en/of aanvullende verzekering, zijn niet exclusief voorbehouden aan werkgevers. Verwacht wordt dat ook zogenaamde affinitygroups zich zullen begeven op het terrein van de zorgverzekering. Te denken val aan patiëntenorganisaties, maar ook aan bijvoorbeeld de consumentenbond, de ANWB, Vereniging eigen huis, winkelketens etc. [9] De nominale standaardpremies kunnen per verzekeraar verschillen. Bij één verzekeraar geldt voor alle verzekerden met het zelfde standaardproduct een zelfde nominale premie. Dit betekent dat een door een werkgever te behalen collectiviteitskorting bij een verzekeraar met een relatief hoge standaardpremie voor de verzekerde werknemer een betrekkelijk voordeel oplevert. Immers de verzekerde werknemer kan ook een standaardverzekering kopen bij de goedkoopste zorgverzekeraar.
31
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
omschrijving, en de mogelijkheden voor eigen risico[10] (100, 200, 300, 400 of 500). Daarenboven kunnen werkgever en zorgverzekeraar afspraken maken over premie-inning en serviceverlening. Met deze mogelijkheden kunnen zorgverzekeraars polisvarianten op de markt brengen met het accent op arbeid, de beschikbaarheid en kwaliteit van zorg, de keuzevrijheid van de verzekerde of geografische verschillen. 3.2 Werkgever en aanvullende verzekering De verplichtingen voor de werkgever ten aanzien van de aanvullende verzekering zijn beperkt. Er geldt alleen het eerder genoemde verbod op koppeling. Dit houdt in dat iedere verzekeringsovereenkomst met daarin de bepaling dat de aanvullende verzekering automatisch komt te vervallen als de verzekerde een andere standaardverzekering verkiest, nietig is. Het verbod op koppeling betekent niet dat een werknemer aanspraak behoudt op de voordelen die de werkgever biedt ten aanzien van de collectieve aanvullende verzekering. De werkgever mag bijvoorbeeld wel bepalen dat een tegemoetkoming of premiekorting die gekoppeld is aan een collectief contract, voor een ex-deelnemer komt te vervallen. Ook kan de werkgever met de verzekeraar afspreken dat de collectiviteit stopt voor bijvoorbeeld werknemers die uit dienst gaan. Dan dient de zorgverzekeraar de standaardverzekering en aanvullende verzekering op individuele basis voort te zetten.
[10] Een zorgverzekeraar moet altijd een standaardverzekeringsproduct met eigen risico 0 aanbieden. Een werkgever kan in de rol van verzekeringsnemer bepalen dat voor alle deelnemers een eigen risico van bijvoorbeeld 200 euro geldt. De werkgever is dus niet verplicht een collectieve standaardverzekering met een eigen risico van 0 euro te bieden.
32
De mogelijkheden voor de werkgever op het terrein van de aanvullende verzekering, zijn talrijk. Zo kan de werkgever een collectief contract sluiten bij desgewenst verschillende zorgverzekeraars. Ook kan de werkgever bij één of meerdere verzekeraars een premiekorting en non-selecte toegang bedingen voor de werknemer op een aanvullend product van de verzekeraar. Deelname aan een collectieve aanvullende verzekering, kan de werkgever stimuleren door hieraan een tegemoetkomingsregeling te verbinden of door premiekorting te garanderen. Premiekorting voor een aanvullende collectieve verzekering is niet gemaximeerd. Financiële tegemoetkomingen voor het sluiten van een aanvullende ziektekostenverzekering zijn niet vrijgesteld van loonbelasting. Een tegemoetkoming hoeft niet noodzakelijkerwijs te worden gekoppeld aan een collectieve aanvullende verzekering. De werkgever kan ook besluiten de verzekerde in de gelegenheid te stellen zelf een pakket en verzekeraar te kiezen, en zich dus te beperken tot het verstrekken van een financiële bijdrage. Een collectieve aanvullende verzekering is voor de werknemer vooral aantrekkelijk door de non-selecte toegang op een aanvullend pakket, het gemak en de mogelijkheid om bij problemen met de verzekeraar een beroep te doen op de werkgever. De werkgever kan, vooral door het wegvallen van het onderscheid tussen werknemers, een collectieve aanvullende
verzekering al dan niet in combinatie met een collectieve standaardverzekering gebruiken als middel voor zijn gezondheidsbeleid. Als een werkgever zelf het risico wil dragen voor een collectieve aanvullende verzekering, dan kan dat. 3.3 Typering van toekomstig werkgeversbeleid ziektekosten De Zorgverzekeringswet heeft zoals eerder aangegeven veranderingen tot gevolg voor werkgevers, in het bijzonder voor werkgevers die voor 2006 een collectieve ziektekostenverzekering en/of arbeidsvoorwaardelijke regelingen hebben. Bestaand beleid behoeft bij invoering van de Zorgverzekeringswet bijstelling. Er worden in de Zorgverzekeringswet nieuwe mogelijkheden geboden voor het ziektekostenbeleid van werkgevers, zowel voor wat betreft de standaardverzekering als de aanvullende verzekering. Welke mogelijkheden een werkgever zal benutten hangt onder andere af van: het bestaande beleid van de werkgever m.b.t. ziektekostenverzeke– ring van werknemers; de visie van de werkgever op de toegevoegde waarde van ziektekos– tenbeleid voor het gezondheidsbeleid van de onderneming; de visie van de werkgever op het arbeidsvoorwaardenbeleid van de – onderneming en de rol van de ziektekostenverzekering daarbinnen; wensen/eisen/verwachtingen van direct betrokkenen zoals werkne– mers, collectief verzekerde ex-werknemers, arbodienst, bestaande relatie met collectieve ziektekostenverzekeraar etc. randvoorwaarden voor nieuw beleid. Denk bijvoorbeeld aan kosten– neutraliteit, positie van bepaalde groepen, het imago van de werkgever op arbeidsmarkt, centraal versus decentraal regelen etcetera. Iedere werkgever zal bovengenoemde aspecten zelf op zwaarte moeten beoordelen. Deze afweging zal uiteindelijk het ziektekostenbeleid van een werkgever bepalen. Vooruitlopend op deze afweging karakteriseren we een aantal verschillende soorten werkgevers. In het volgende schema worden vijf opties voor het toekomstig ziektekostenverzekeringsbeleid van een werkgever getypeerd. Het schema is een denkrichting en beoogt niet een uitputtende opsomming te geven van mogelijkheden voor het toekomstig beleid van werkgevers. Het schema gaat uit van de situatie als de Zorgverzekeringswet met bijbehorende regelgeving van kracht is. Voor de overgangssituatie is in een aantal situaties aanvullend beleid nodig.
33
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
Toekomstig ziektekostenverzekeringsbeleid van de werkgever
34
Soort werkgever
Wat biedt werkgever in standaardverzekering (SV)
Wat biedt werkgever in aanvullende verzekering (AV)
Met welke partijen
Argumentatie voor beleid
Werkgever A hand op de knip
wettelijk verplichte werkgeversbijdrage
niets
geen
Zorgverzekering is individuele keuze werknemer. De verplichte werkgeversbijdrage is voldoende. Verdere investering is, gelet op de verwachte kostenontwikkeling in de zorg, een hachelijke zaak. Inkoop van arbeidsrelevante zorg loopt via Arbodienst/verzuimverzekeraar
Werkgever B royaal gebaar
wettelijk verplichte werkgeversbijdrage
tegemoetkoming in ziektekostenpremies (eventueel alleen voor werknemers die aantoonbaar een AV sluiten)
CAO-partijen
Zorgverzekering is individuele keuze werknemer en deze moet zelf een verzekeraar kunnen kiezen. Werkgever profileert zich door financieel iets extra’s te doen voor de werknemer in de vorm van tegemoetkoming of looncompensatie
Werkgever C prijspakker
– wettelijk verplichte werkgeversbijdrage – collectiviteitskorting op SV
mogelijkheid voor individuele aanvullende verzekering met premiekorting en/of non-selecte toegang bij verzekeraar X , voor werknemers plus ? (nader te bepalen)
verzekeraars
Maximaal inkoopvoordeel behalen zonder dat je als werkgever extra kosten maakt voor tegemoetkoming in premie of bemoeienis hebt met pakketkeuzes van werknemer
Werkgever D ontkoppelaar
wettelijk verplichte werkgeversbijdrage
– collectiviteit voor alleen aanvullende verzekering die aansluit op iedere polisvariant van de standaardverzekering van iedere zorgverzekeraar – tegemoetkoming werknemer bij deelname – collectiviteit toegankelijk voor werknemers plus ??? (nader te bepalen door werkgever)
verzekeraars CAO-partijen
Iedere werknemer moet vrij zijn in het kiezen van de verzekeraar voor zijn standaardverzekering. Werknemer moet zelf kunnen shoppen. De overheid is er voor de standaardverzekering. De werkgever is er voor iets extra’s; dus de aanvullende verzekering. De collectieve particuliere ziektekostenverzekering wordt voortgezet in het nieuwe stelsel voor het aanvullende pakket en voor alle werknemers en ???? (nader te bepalen door werkgever)
Werkgever E totaal verzorger
– wettelijk verplichte werkgeversbijdrage – collectiviteitskorting op de SV – tegemoetkoming in premie voor deelname aan collectieve SV – arbo-/verzuimzorg in SV via functionele omschrijving
– collectiviteit toegankelijk voor werknemers plus ??? (nader te bepalen door werkgever) – preventie en zorg t.b.v. verzuimreductie in AV-pakket – tegemoetkoming in premie voor deelname aan collectieve AV
CAO-partijen verzekeraars Arbodienst
Collectieve zorgverzekering maakt integraal onderdeel uit van arbeidsvoorwaarden- en verzuimbeleid. Werknemer is kostbaar kapitaal dat je goed moet onderhouden. Eventueel ook na pensionering
35
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
4 Stappenplan werkgever voor ziektekostenbeleid in 2006
2 3 4 5 6 7
1 2 3 4
Iedere werkgever kan als gevolg van het in werking treden van de Zorgverzekeringswet zijn beleid voor wat betreft de ziektekostenverzekering heroverwegen. Als hulpmiddel bij deze herbezinning zijn in dit hoofdstuk enkele stappen geformuleerd, die de werkgever bij de herbezinning op weg kan helpen. 1
1 2 3 4 5
1
36
Breng bestaand beleid met betrekking tot ziektekostenverzekering in beeld. Denk daarbij aan: Kosten van beleid, waaronder: werkgeverspremie Ziekenfondswet looncompensatie van werknemers verband houdend met ziektekostenpremies tegemoetkoming gekoppeld aan (collectieve) aanvullende verzekering zfw tegemoetkoming particulier verzekerden gekoppeld aan collectiviteit (inclusief gepensioneerden) kosten management & beheer collectief contract Inhoud van beleid non-selecte toegang tot collectieve particuliere ziektekostenverzekering
5 6 7 8
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 2
non-selecte toegang tot collectieve aanvullende verzekering op standaardpakketpolis non-selecte toegang op aanvullende verzekering zfw royale dekking in particuliere verzekering en aanvullende verzekeringen tegemoetkoming in premie voor particuliere verzekering en/of aanvullende verzekeringen korting op (zorg)verzekeringsproducten en/of diensten van zorgverzekeraar looncompensatie Voor wie is het staande beleid werknemers ziekenfonds/particulier gezinsleden ziekenfonds/particulier gepensioneerde ex-werknemers ziekenfonds/particulier gezinsleden van gepensioneerde ex-werknemers ziekenfonds/particulier ex-werknemers ziekenfonds/particulier gezinsleden van ex-werknemers ziekenfonds/particulier werknemers in buitenland en gezinsleden gepensioneerde werknemers in buitenland en gezinsleden Hoe is het staande beleid vormgegeven collectieve particuliere ziektekostenverzekering via personeelsfonds collectieve particuliere ziektekostenverzekering bij verzekeraar met eigen risicodragerschap werkgever collectieve particuliere ziektekostenverzekering bij verzekeraar collectieve ziekenfondsverzekering met aanvullende verzekering uitvoering via volmachthouder is er een rol voor een makelaar/adviseur in assurantiën is er een rol voor een branche-organisatie Waarom is er een ziektekostenbeleid? gelijkstelling zfw-verzekerde werknemers en niet zfw-verzekerde werknemers imago werkgever toegevoegde waarde gezondheidsbeleid historie Bepaal de visie op het gezondheidsbeleid van de onderneming en de rol van het ziektekostenverzekeringsbeleid daarin.
37
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL 3
Bepaal de visie op het arbeidsvoorwaardenbeleid van de onderneming en de rol van het ziektekostenverzekeringsbeleid daarin.
4 5 6 7 8
4
Inventariseer wensen/eisen/meningen van direct betrokkenen (werknemers, gepensioneerden, arbodienst, bestaande relatie met ziektekostenverzekeraar, leidinggevenden, hoofden P&O/HRM/Arbeidsvoorwaarden etcetera).
5
Benoem randvoorwaarden voor nieuw beleid. Denk bijvoorbeeld aan kostenneutraliteit, positie van bepaalde groepen, imago werkgever op arbeidsmarkt, centraal versus decentraal regelen etcetera.
1
6
Geef op grond van de uitkomsten van stap 1 t/m 5 het beleid voor de ziektekostenverzekering van 2006 vorm. Denk daarbij aan:
2
1 2
3 – – – – 4 5
6
1 2 3 38
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
Wat biedt de onderneming naast de verplichte werkgeversbijdrage? niets een tegemoetkoming in ziektekostenpremies ongeacht bij welke verzekeraar de werknemer zijn standaardverzekering en eventueel aanvullende verzekering sluit voordeel op het terrein van de aanvullende verzekering, bijvoorbeeld: non-selecte toegang op een individuele aanvullende verzekering van de ziektekostenverzekeraar premiekorting op een individuele aanvullende verzekering van de ziektekostenverzekeraar tegemoetkoming voor deelname aan een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering van de werkgever non-selecte toegang tot een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering met een aantrekkelijk pakket en premie premiekorting op een individuele standaardverzekering collectieve standaardverzekering met bij de werkgever passende afspraken over het eigen risico, wijze premiebetaling, invulling functionele aanspraken standaardpakket, natura versus restitutie, garanties voor soort zorgverlener, wachttijd, reistijd, declaratieverwerking, keuzemogelijkheden voor deelnemer, etc. tegemoetkoming voor deelname aan een collectieve standaardverzekering
3 4 5 7 –
moeten worden opgebouwd als gevolg van IAS-richtlijnen) gezinsleden gepensioneerde ex-werknemers ex-werknemers gezinsleden ex-werknemers gedetacheerde werknemers in buitenland gezinsleden van gedetacheerde werknemers in buitenland Hoe wordt beleid vormgegeven via collectief contract standaardverzekering en/of collectief contract aanvullende verzekering met één of meerdere verzekeraars. Bij aanvullende verzekering kan eigen risicodragerschap worden overwogen. via begunstigingscontract standaardverzekering en/of aanvullende verzekering met één of met meerdere verzekeraars via de arbeidsvoorwaarden (CAO) via volmachthouder via verzekeringsmakelaar/-adviseur
–
Maak een plan voor implementatie Met welke partij(en) moet de werkgever wanneer om de tafel om beleid te realiseren? Welke vragen moeten aan bod komen bij het zoeken naar een passende collectieve zorgverzekeraar? (zie voor uitgebreide lijst hoofdstuk 5) Zijn er overgangsmaatregelen nodig/wenselijk? En zo ja welke en voor wie? (denk aan mogelijkheid voor individuele voorzetting van bestaande (aanvullende) verzekering, positie collectief gepensioneerde ex-werknemers, en de positie van collectief verzekerden woonachtig in het buitenland) Wanneer wordt er door wie en met wie waarover gecommuniceerd?
8
Ga zo snel mogelijk aan de slag!
– –
Voor wie is het ziektekostenverzekeringsbeleid 2006 bedoeld? werknemers gezinsleden gepensioneerde ex-werknemers (let op reserveringen die hiervoor 39
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
5 Vragenlijst werkgevers; welke vragen zijn er te stellen richting zorgverzekeraars
–
Deel II gaat er van uit dat u een offerte van de verzekeraar ontvangt. Vanuit deze situatie gaat u reageren en onderhandelen. Deze vragenlijst is een hulpmiddel voor het reageren op een offerte. Ook kunt u het gebruiken als ondersteunende checklist bij het beoordelen van een offerte.
Deze vragenlijst is allereerst gebaseerd op documentatie van de overheid. Daarnaast is het gebaseerd op interviews met werkgevers van uiteenlopende organisaties, interviews met diverse zorgverzekeraars en interviews met Zorgverzekeraars Nederland, het Verbond voor Verzekeraars en de vereniging voor Collectiviteiten en Personeelsfondsen Ziektekostencontracten (cpz). In de vragenlijst worden persoonlijke voornaamwoorden ‘u’ en ‘ik’ gebruikt. Met de ‘u’ wordt op de verzekeraar gedoeld en met ‘ik’ op u als werkgever.
Als u uw ziektekostenbeleid heeft ge(her)inventariseerd (zie ook hoofdstuk 4) en aan de hand van deze informatie een beslissing genomen heeft of u wel of niet met een verzekeraar gaat onderhandelen om tot een collectief ziektekostencontract te komen, komt er een vervolgtraject. Als u de beslissing neemt niets meer te doen (hoofdstuk 3, p. 34, variant A), dan moet u richting uw personeelsvertegenwoordiger/OR bezien welke stappen u moet ondernemen. Als u bijvoorbeeld de beslissing genomen heeft met collectieve regelingen die gebaseerd zijn op een bedrijfs-cao te stoppen, betekent dit dat u hiervoor acties moet ondernemen. Als u de beslissing heeft genomen om wel iets te gaan regelen voor uzelf en uw werknemers en u wilt hierbij de verzekeraar betrekken (hoofdstuk 3, p. 34, varianten c/d/e), heeft vno-ncw een uitgebreide vragenlijst opgesteld die een werkgever als checklist kan gebruiken voor het beoordelen van de producten van een verzekeraar en een offerte van een verzekeraar.
In deze brochure vindt u een selectie van de samengestelde vragenlijst. De volledige versie van de vragenlijst kunt op de website van vno-ncw (zie dossier ‘Gezondheidszorg’) vinden. In dit hoofdstuk zijn slechts een aantal belangrijke vragen uit de gehele lijst geselecteerd. Voor een meer gestructureerd en compleet overzicht, verwijzen we naar de vragenlijst die op de website is geplaatst. De vragenlijst is niet als uitputtend en limitatief document bedoeld: het geeft een overzicht van mogelijke vragen die van belang zijn om tot een collectief contract te komen. U kunt de vragenlijst op uw eigen manier toepassen. I 1 2
3 De vragenlijst bestaat uit de volgende twee delen die van twee verschillende insteken uitgaan. – Deel I gaat er van uit dat de werkgever zijn ideeën en wensen aan de zorgverzekeraar gaat voorleggen om een offerte aan te vragen. U kunt dit deel gebruiken als hulpmiddel voor de inventarisering van uw wensen en ideeën; 40
4 5 6
U vraagt de verzekeraar om een offerte Welke polissen voor de standaardverzekering biedt u tegen welke premie? Kunt u daarvan een overzicht maken in de offerte? Kunt u een offerte doen voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering? In hoeverre zijn de aanvullende verzekeringen gekoppeld aan de standaardverzekering? Ik wil een overzicht van de verschillende kortingen die u verbindt aan de door u aangeboden polissen. Kunt u dit in beeld brengen? Kunt u aangeven welk effect het door u geselecteerde pakket zorgaanbieders heeft voor de hoogte van de premie/korting? Kunt u mij een overzicht geven van de kortingen in relatie tot het aantal deelnemers? Ik wil een begunstigingscontract[11]. Is dit mogelijk? Welke arrange-
[11] Voor begripsverklaring zie pagina 27
41
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
7
8
9
10
11
12
13
14
15
42
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
menten biedt u hier voor? a) Hoeveel korting kan ik bedingen? b) Welke rol kan ik spelen om een hogere korting te bedingen? c) Kunt u aangeven welke eisen u stelt bij het aangaan van een begunstigingscontract? d) Is het mogelijk een begunstigingscontract aan te gaan voor alleen de standaardverzekering of alleen de aanvullende verzekering? Ik wil zelf de korting ontvangen en neem daar bij de rol als verzekeringsnemer op mij. Is dit mogelijk? Kunt u in uw offerte laten zien welke arrangementen u hiervoor biedt? a) Kunt u aangeven welke korting u biedt als ik verzekeringsnemer ben en waarop u deze korting gebaseerd heeft? b) Kunt u aangeven wat het minimum aantal deelnemers is? c) Kunt u aangeven welke eisen u stelt bij het aangaan van een verzekeringscontract? Ik wil dat u in de offerte bepaalde provinciale/regionale accenten aanbiedt. Is dit mogelijk? Zo ja, wilt u in uw offerte duidelijk maken waar die regionale accenten liggen? Ik wil graag vastleggen of de ziekenhuizen in de buurt van mijn bedrijf én het leefgebied van mijn personeel zijn gecontracteerd. Kunt u in de offerte duidelijk maken waar en welke ziekenhuizen u in de buurt van mijn bedrijf heeft gecontracteerd? Als u deze ziekenhuizen niet heeft gecontracteerd, bent u dan bereid dit ziekenhuis voor mij te contracteren? Ik wil afspraken maken over toegang tot selectieve zorg. Bent u daartoe bereid? Zo ja, kunt u aangeven welke afspraken ik hierover kan maken? Zo nee, wilt u aangeven waarom het niet mogelijk is? Ik wil meer inzicht over hoe u aan zorgbemiddeling gaat doen. Kunt u in uw offerte aangeven op welke wijze u aan zorgbemiddeling doet? Kunt u daarvoor garanties vastleggen? Ik wil dat de bedrijfsarts ook huisartsenzorg gaat leveren. Kunt u in de offerte aangeven of u hiermee rekening heeft gehouden in de door u aan te bieden producten? Ik wil non-selectieve toegang tot aanvullende pakketten voor mijn medewerkers. Kunt u in de offerte aangeven of het mogelijk is nonselecte toegang te verkrijgen voor mijn medewerkers? Bedient u verschillende doelgroepen met de door u aangeboden aanvullende pakketten? Zo ja, kunt u aangeven welke arrangementen u aanbiedt en op welke wijze u ingaat op verschillende doelgroepen in mijn bedrijf? Kunt u in uw offerte aangeven wat de polisvoorwaarden zijn die u hanteert?
16 17
18 19
20
21
22 23
24
II 1 2 3
Ik wil afspraken maken over premiecalculatie voor het aanvullend pakket. Is dit mogelijk? 1 Kunt u een aanbieding doen van een bedrijfspakket voor: a) fysieke belasting (bedrijfsfysiotherapie en trainingen); b) psychologische interventies; c) reïntegratie (trainingen); d) gezond & vitaal. 2 Kunt u in uw offerte aangeven wat de mogelijkheden van deze pakketten zijn? Kunt u aangeven of het een vaststaand product is of dat er ook zorg op maat kan worden gerealiseerd? Biedt u de mogelijkheid voor eigen risicodragerschap of een winstdeling in de aanvullende verzekering? Ik wil dat u samen met mij het verzuim gaat aanpakken. Biedt u daar producten voor aan? Zo ja, kunt u aangeven welke arrangementen u biedt? Kunt u mij een offerte doen waarin een combinatie van (verzekerings)diensten wordt aangeboden? Zo ja, welke offertes kunt u mij doen? Kunt u in uw offerte aangeven of ik een 1/2/3/... jarig contract kan afsluiten? Kunt u inzichtelijk maken welke voordelen mij een meerjarig contract biedt? Kunt u aangeven of gezinsleden ook van de gehele offerte van de basis- en aanvullende verzekering gebruik kunnen maken? Ik wil een internationale private ziektekostenverzekering afsluiten. Is dit mogelijk? Biedt u dit aan binnen de collectiviteit of biedt u dit aan via een aparte collectiviteit? Kunt u dit in de offerte duidelijk maken? Heeft u aantoonbare ervaring met het bedienen van collectiviteiten van vergelijkbare omvang? Op welke wijze kunt u dit aantonen? U krijgt een offerte van de verzekeraar Is de offerte gebaseerd op een bepaald aantal deelnemers? Is dit duidelijk gemaakt in uw offerte? Is de aangeboden korting nu al vaststaand of kunnen we daar nog over onderhandelen? U biedt me een begunstigingscontract[12]. Waarom heeft u voor dit contract gekozen? a) Hoeveel korting kan ik bedingen? b) Welke rol kan ik spelen om een hogere korting te bedingen? c) Welk minimum aantal deelnemers hanteert u? d) Welke verdere eisen stelt u bij het aangaan van een begunstigingscontract? e) Is het mogelijk een begunstigingscontract aan te gaan voor alleen
[12] Voor begripsverklaring zie pagina 27
43
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
4
5 6 7 8 9 10 11
12 13
14 15 16
17 18 19 20
44
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
de standaardverzekering of alleen de aanvullende verzekering? U biedt me een verzekeringscontract. Waarom biedt u mij deze vorm? a) Hoeveel korting ontvang ik hier voor? b) Wat kunnen we regelen om een zo hoog mogelijke korting te verkrijgen? c) Wat is het minimum aantal deelnemers voor het verkrijgen van de korting? d) Welke verdere eisen stelt u bij het bieden van een verzekeringscontract? Wat is het werkgebied waarbinnen u actief bent? Blijkt uit de offerte welke afspraken u heeft gemaakt over toegang tot selectieve zorg? Biedt u de mogelijkheid samen afspraken te maken over de toegang tot selectieve zorg? Heeft u een inkoopbeleid? Zo ja, mag ik hier een afschrift van? Op welke wijze doet u aan zorgbemiddeling? Welk effect heeft uw selectie van zorgaanbieders op de hoogte van de premie/korting? Ik wil dat de bedrijfsarts ook huisartsenzorg gaat leveren. Heeft u hiermee rekening gehouden in uw producten? Als u hier geen rekening mee heeft gehouden, is het mogelijk dat u dit voor mij regelt? Hebben al mijn medewerkers recht op non-selecte toegang tot de door u aangeboden aanvullende verzekering? Blijkt dit uit de offerte? Waarom denkt u dat het aangeboden pakket geschikt is voor mijn bedrijf? Bedient het verschillende doelgroepen? Heeft u dit duidelijk gemaakt in de offerte? Wat zijn de polisvoorwaarden die u hanteert bij de verschillende aanvullende pakketten? Blijkt uit uw offerte dat er mogelijkheden zijn een combinatie van verzekeringen onder te brengen? Waarom biedt u mij een 1/2/3/... jarig contract aan? Kunt u mij een overzicht geven van de voordelen voor mij en mijn personeel als ik bij u een meerjarig contract afsluit? Is de offerte die u aanbiedt ook geldig voor de gezinsleden van mijn personeel? Biedt u aanvullende gezinspolissen aan? Zo ja, welke arrangementen biedt u? Maakt de offerte duidelijk wat u geregeld heeft voor werknemers in het buitenland? Heeft u aantoonbare ervaring met het bedienen van collectiviteiten van vergelijkbare omvang? Op welke wijze kunt u dit aantonen?
6 Hoofdpunten Wet op de zorgtoeslag
De Wet op de zorgtoeslag waarborgt dat niemand een groter deel van zijn inkomen aan ziektekostenpremie hoeft te betalen dan wat als aanvaardbaar wordt berekend. Dit wordt bereikt via de zorgtoeslag, een tegemoetkoming voor de kosten van de premie voor de zorgverzekering. De zorgtoeslag is een inkomensafhankelijke regeling waarop de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) op van toepassing is. De in de AWIR gehanteerde begrippen als tegemoetkoming, partner of toetsingsinkomen zijn eveneens op de Wet op de zorgtoeslag van toepassing. De zorgtoeslag wordt uitgevoerd door de Belastingdienst/Toeslagen. Deze organisatie keert ook de toeslag kinderopvang en de huurtoeslag uit. Deze organisatie publiceert periodiek een Toeslagwijzer. De Belastingdienst zal in september 2005 het aanvraagformulier voor de zorgtoeslag opsturen aan alle mensen die voor een dergelijke toeslag in aanmerking komen. Als men het formulier voor 1 november terugstuurt en recht heeft op een toeslag wordt de zorgtoeslag vanaf december 2005 door de Belastingdienst uitbetaald. De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van de draagkracht van verzekerden. Daarbij wordt gekeken naar het totale huishoudinkomen. De zorgtoeslag wordt per maand uitgekeerd aan de verzekerde, nog voordat de nominale premie aan de zorgverzekeraar moet worden betaald. Voor de aanvraag van de zorgtoeslag moet vooraf een schatting worden gemaakt 45
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
van het inkomen in het daarop volgende jaar van de aanvrager en de partner. Op basis daarvan wordt maandelijks een voorschot van de zorgtoeslag uitgekeerd. Onder meer aan de hand van de aangifte voor de inkomstenbelasting wordt later het definitieve bedrag van de zorgtoeslag bepaald, waarna zo nodig een verrekening van de te veel of te weinig ontvangen zorgtoeslag plaatsvindt. Hoe wordt de zorgtoeslag berekend? Voor de hoogte van de zorgtoeslag wordt van de standaardpremie voor het standaardpakket een door de overheid vastgestelde normpremie afgetrokken. Voor het restant kan de verzekerde in aanmerking komen voor een zorgtoeslag.
[13] Het drempelinkomen wordt gevormd door het minimumloon plus de verplichte loongerelateerde werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet minus het werknemersdeel Awf-premie (WW). [14] Zie artikel 8 AWIR: het toetsingsinkomen bestaat uit het verzamelinkomen zoals opgenomen in de aanslag inkomstenbelasting.
46
Standaardpremie De minister stelt vóór 1 november van het jaar voorafgaand aan het berekeningsjaar (= het betreffende jaar van betaling, jaar t) de standaardpremie voor het berekeningsjaar vast. Dit is het door het CPB in de MEV geraamde gemiddelde van de (nominale) premies in het berekeningsjaar minus het geraamde bedrag dat de verzekerde naar verwachting in het daaropvolgende jaar terugontvangt aan no-claimvergoeding. De standaardpremie betreft een gewogen gemiddelde nominale premie exclusief premiekortingen voor het nemen van eigen risico, collectieve contracten of combinatiekortingen. Er is bewust gekozen om niet de werkelijke standaardpremie en de werkelijke no-claimteruggave die een verzekerde betaalt c.q. ontvangt in de berekening op te nemen. Op deze manier wordt de verzekerde maximaal geprikkeld om te letten op de premiehoogte bij de keuze van een standaardverzekering. In april van het berekeningsjaar bepaalt de minister of de standaardpremie afwijkt van het werkelijke gemiddelde van de standaardpremies. Indien de afwijking meer dan 25 euro bedraagt, dan wordt de standaardpremie voor berekening van de zorgtoeslag in dat jaar (t) bijgesteld. Normpremie De normpremie is de aan de hand van het drempelinkomen[13] en het toetsingsinkomen[14] van de verzekerde vastgestelde premie voor een zorgverzekering in het berekeningsjaar. De normpremie voor een alleenstaande verzekerde bedraagt in 2006 3,5 procent van het drempelinkomen, vermeerderd met 5 procent van het toetsingsinkomen uitstijgend boven het drempelinkomen. Voor verzekerden met partner wordt het gezamenlijke toetsingsinkomen in aanmerking genomen. De normpremie bedraagt 5 procent van het drempelinkomen, vermeerderd met 5 procent van het toetsingsinkomen uitstijgend boven het drempelinkomen. Deze percentages
worden voor de eerste keer bij wet vastgesteld. De percentages kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. Hoogte van de zorgtoeslag Uit de Rijksbegroting blijkt wat de hoogte van de zorgtoeslag kan zijn. Grofweg kan worden gesteld dat voor 2006 alleenstaanden met een toetsingsinkomen van minder dan 25.000 euro en partners met een gezamenlijk toetsingsinkomen lager dan 40.000 euro in aanmerking zullen komen voor een zorgtoeslag. De zorgtoeslag bedraagt voor alleenstaanden maximaal 420 euro op jaarbasis en voor een gezin met meerdere verzekerden maximaal 1200 euro op jaarbasis. Ongeveer 6 miljoen huishoudens kunnen in aanmerking komen voor een zorgtoeslag. De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van het totale huishoudinkomen. Daarbij wordt gekeken naar de volgende factoren:
– – – – –
– – –
Wel Belastbaar inkomen Wettelijk minimum loon Het al dan niet hebben van een werkgever dan wel pseudowerkgever Bovenwettelijke vergoedingen van de werkgever Samenstelling van het huishouden Niet Inkomensafhankelijke bijdrage die iedere verzekerde over het box-1 inkomen betaalt in het kader van de Zorgverzekeringswet Huurtoeslag, toeslag kinderopvang, persoonsgebonden budget (PGB) en studiefinanciering Collectiviteitskorting op het standaard pakket en eigen risicokorting
Bepalend zijn het huishoudinkomen en of het huishouden uit één of meerdere personen bestaat. Het hebben van kinderen is niet relevant. Kinderen van achttien jaar en ouder kunnen, ook als zij thuis wonen, zelf een zorgtoeslag ontvangen. De zorgtoeslag wordt per huishouden uitgekeerd. De verplichte loongerelateerde werkgeversbijdrage is van invloed op het toetsingsinkomen en het drempelinkomen en dus daarmee ook van invloed op de zorgtoeslag. Een vrijwillige werkgeversbijdrage behoort tot het belastbare loon en is dus medebepalend voor het toetsingsinkomen (niet voor het drempelinkomen). Niet van invloed op het toetsingsinkomen of drempelinkomen is de collectiviteitskorting of korting voor een eigen risico. 47
ONDERNEMINGEN EN HET NIEUWE ZORGSTELSEL
VNO - NCW / FME - CWM / AWVN
Voorbeeldberekening zorgtoeslag Stel het drempelinkomen bedraagt 17.500 euro, de standaardpremie per verzekerde 1.100 euro en het toetsingsinkomen per huishouden 22.000 euro. Voor een verzekerde zonder partner geldt in dit voorbeeld dat de normpremie 820 euro bedraagt (3,5 procent van 17.500 plus 5 procent van (22.000 - 17.500). De zorgtoeslag bedraagt: 1.100 - 820 = 280 euro.
Voor een verzekerde met een verzekerde partner bedraagt de normpremie 1100 euro (5 procent van 17.500 plus 5 procent van (22.000 - 17.500) De zorgtoeslag bedraagt: 2.200 (1.100 per partner) - 1.100 = 1.100 euro.
48