Niet alleen Allah Waarden en identiteit van tweede generatie migranten met een moslimachtergrond
www.nietalleenallah.nl
Froukje Santing – 6616256 Universiteit van Amsterdam (UvA) Religiestudies, MA Islam in de moderne wereld November 2010, Amsterdam Masterscriptie Scriptiebegeleider: dr. R.L.A. van Leeuwen Tweede lezer: Dhr. B. Janssens, directeur Humanistische Omroep 0
Opstijgen naar de waarheid is niet mogelijk zonder neer te dalen naar specifieke kwesties.1
1
Clifford Geertz, Islam Observed, Chigaco/Londen, 1968, p 22.
1
INHOUD
INLEIDING…………………………………………………………………………………4 1. Mijn interesse voor de islam………………………………………………………...4 2. De twee sporen van onderzoek gedurende de studie.……………………………….6 1. BEELDVORMING MIGRANTEN MET EEN MOSLIMACHTERGROND EN DE HYPOTHESE ……………………………………………………....9 1. Inleiding….……………………………………………………………………….9 2. Rol van wetenschappelijk onderzoek in de beeldvorming…….…………………..11 3. Is de islamitische identiteit hun hele identiteit?...............................................................15 4. Hypothese………………………………………………….…………………….16 2. VERDERE THEORIEVORMING EN ONDERZOEKSMETHODE……………18 1. Inleiding………………………………………………………………….………...18 2. Vier formele typen van zingevingssystemen………………………………………..18 3. Het beeld dat geïnterviewden van zichzelf geven…………………………………..20 4. Waarden en identiteit zijn buzz-begrippen………………………………………….22 5. Zuivere kennis en hoe we ons existentieel verhouden tot de wereld waarin we leven23 8. Explorerende werkwijze en vragenlijst voor diepte-interviews……………………..24 3. DE STAGE „NIET ALLEEN ALLAH‟ BIJ HUMAN.NL…………………………..…..27 1. Inleiding…………………………………………………………………………...27 2. De stage…………………………………………………………………………...27 4. UITVOERING VAN HET ONDERZOEK……………………..……………………...30 1. Inleiding……………………………………………………………………….......30 2. De geïnterviewden………………………………………………………………...31 3. De interviews……………………………………………………………………...32 4. Reacties op de interviews………………………………………………………......33 5. De columns……………………………………………………………………….34 6. Reacties op de columns…………………………………………………………....35
2
5. ZINGEVING EN DE VIER TYPEN ZINGEVINGSSYSTEMEN……………………....36 1. Inleiding…………………………………………………………………………….36 2. Zingeving………………………………………………………………...………….36 3. De vier typen zingevingssystemen…………………………………………………...37 6. MIJN MATERIAAL EN DE VIER TYPEN ZINGEVINGSSYSTEMEN…………...…..39 1. Inleiding………………………………………………………………………….. 39 2. Toetsen van de vier zingevingssystemen…………………………………………...43 3. „Knelpunten‟………………………………………………………………………. 60 4. Conclusies………………………………………………………………………….57 7. WAARDEN EN IDENTITEIT…………………………………………………………....63 1. Inleiding……………………………………………………………………………63 2. Waarden……………………………………………………………………………66 3. Identiteit…………………………………………………………………………....71 8. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN…………...……………………………………..72 9. NAWOORD: INTERNET ALS ONDERZOEKSMEDIUM..……………………………74 BIBLOGRAFIE……………………………………………………………………………....77 BIJLAGEN…………………………………………………………………………………...81 1. Stageplan…………………………………………………………………………...82 2. Premisse en de 4 W‟s inzake documentaireplan „Niet alleen Allah‟……………….....86 3. Persbericht Human.nl over lancering www.nietalleenallah.nl …………………….....88 4. De interviewvragen………………………………………………………………....89 5. Overzicht bezoek blog www.nietalleenallh.nl …………………………………….....91
3
Aantallen moslims, waar en beeld Nederland De ummah, de wereldwijde gemeenschap van moslims, bestaat uit 1,57 miljard gelovigen. Dat is 23 procent van de getaxeerde wereldbevolking van 6,8 miljard mensen. Zestig procent van de moslimbevolking woont in Azië en twintig procent in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Rond de 300 miljoen moslims, éénvijfde van de totale gemeenschap, woont in landen waar de islam een minderheidgodsdienst is.2 Nederland telt officieel 825.000 moslims, waarvan de Turken en de Marokkanen de grootste groepen vormen.3 Volgens de Amsterdamse IMES-onderzoekers Ineke Roex, Sjef van Stiphout en Jean Tillie, in het rapport Salafisme in Nederland. Aard, omvang en dreiging, dat op 24 september 2010 verscheen, zijn 72.000 Nederlandse moslims streng orthodox, dat is 8 procent. Voor de Turkse moslims is dat 5 procent, voor de Marokkanen 12 procent. Verder is, volgens hen, 38 procent van de moslims in Nederland niet-orthodox (28 procent van de Marokkaanse en 46 procent van de Turkse moslims). De resterende 54 procent van de moslims zijn, aldus de onderzoekers, matig orthodox (61 procent van de Marokkaanse en 54 procent van de Turkse moslims).4
INLEIDING 1. Mijn interesse voor de islam Mijn interesse voor de islam, hoe moslims hun religie beleven en uitdragen en hoe zich dat verhoudt tot het „secularisatiedebat‟ in het Westen is gewekt tijdens mijn correspondentschap voor diverse media in Turkije in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Dit omvangrijke land, ruim twintig keer zo groot als Nederland, en vaak aangeduid als de brug tussen oost en west, was bezig opnieuw geschiedenis te schrijven. Vanaf het midden van de jaren tachtig, vooruitlopend op de val van de Berlijnse muur en de eerste Golfoorlog waardoor de verhoudingen in deze regio ingrijpend veranderden, tekende zich de opkomst af van wat de politieke islam is gaan heten. Turkije, dat zichzelf als seculier, als westers georiënteerd beschouwde, kreeg te maken met een groeiend deel van de bevolking dat de islam wilde paren aan een moderne levensstijl. Het land moest zich weliswaar bij Europa aansluiten, maar dat betekende niet dat Turkije een blauwdruk van het Westen behoefde te worden. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1994 vielen, zo voelde het toen voor de seculiere Turkse meerderheid, de toonaangevende metropolen Ankara http://pewforum.org/docs/?DocID=450, laatst bezocht op 28 april 2010. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/ACE89EBE-0785-4664-9973-A6A00A457A55/0/2007k3b15p48art.pdf en http://www.nrc.nl/binnenland/article2313709.ece/CBS_poldermoslim_ontkerkelijkt_ook 4 ‘Studie:Salafisten geen bedreiging voor de democratie‟, NRC Handelsblad, 24 september 2010, De onderzoekers zeggen dat er circa 900.000 moslims in Nederland zijn, in afwijking van het CBS dat een aantal van 825.000 noemt. 2 3
4
en Istanbul in handen van islamitische burgemeesters, en andere steden verspreid over het land volgden. Een overwinning die bij de parlementaire verkiezingen in 1995 nog werd overtroffen. De regerende conservatieve en door de islam geïnspireerde AK-partij die nu aan de macht is en een meerderheid in het parlement bezit, is de hedendaagse uitwerking van de ontwikkeling die zich gedurende de periode van mijn correspondentschap inzette: een belangrijk deel van de Turken eigent zich een identiteit toe die sterk is verweven met de islam, terwijl het land tegelijkertijd claimt deel uit te maken van de moderne, westerse wereld en aansluiting zoekt bij de wereldeconomie. In 2003, enkele jaren na mijn terugkomst in Nederland, kreeg ik de portefeuille integratie en asielzaken bij NRC Handelsblad. De centrale vraag was toen en is eigenlijk nog steeds: Wat gebeurt er met mensen en hun kinderen die vanuit een samenleving waarin het vrijwel onmogelijk is om niet in God te geloven terecht komen in een land, zoals Nederland, waarin geloof slechts één van de mogelijkheden is tussen andere? In hun land van herkomst is religiositeit primair een zaak van de familie, niet van het individu. In het nieuwe land is participatie in de islamitische gemeenschap steeds minder een vanzelfsprekendheid en steeds meer een kwestie van keuze.5 Hun nieuwe [leef]wereld biedt talloze opties - religieus, spiritueel, agnostisch, antireligieus – die individuen en groepen aangrijpen om hun leven betekenis en hun idealen vorm te geven.6 Al snel realiseerde ik me dat mijn kennis ontoereikend was om de veelvormige ontwikkelingen in de moslimgemeenschappen in Nederland te begrijpen, laat staan te kunnen duiden, dat een journalist betaamt. Om zicht te krijgen op de pluriforme uitingen van de islam, de grillig veranderde beleving van deze religie in Nederland, waar de islam noch verbonden is met de staat noch met de heersende stroming in de samenleving, heb ik de afgelopen jaren de Bachelorstudie Wereldgodsdiensten met specialisatie islam vanuit een sociaal-wetenschappelijk perspectief gevolgd aan de Universiteit Leiden. Aansluitend heb ik de Master „Islam in de moderne wereld‟ gevolgd aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Deze masterscriptie „Niet alleen Allah‟ vormt het slotstuk daarvan. Mijn Turkse jaren, de bachelor- en masterstudie, de hernieuwde aandacht voor religie in het publieke debat7 en de groeiende polarisatie tussen migranten met een moslimachtergrond en autochtone Nederlanders hebben me bewust gemaakt van de volgende zaken: a. Religie, en zingeving in het algemeen, speelt een veel grotere rol in deze postmoderne tijd dan menigeen heeft voorzien.8 b. Geloof en moderniteit sluiten elkaar niet per definitie uit. De discussie over deze ogenschijnlijke tegenstelling is ook in de islam in volle gang, zowel onder moslimgeleerden Sipco Vellenga, „Islam in Nederland: trends en toekomst‟, in: Sipco Vellenga, Sadik Harchaoui, Halim El Madkouri & Baukje Sijses (red), Mist in de polder. Zicht op ontwikkelingen omtrent de islam in Nederland, Amsterdam, 2009, p 14. 6 Geïnspireerd door tekst achterflap Charles Taylor, Een Seculiere Tijd, Rotterdam, 2009. 7 Zie bijvoorbeeld W.B.H.J. van de Donk, A.F. Jonkers, G.J. Kronjee en R.J.J. M. Plum (red), Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie, Amsterdam, 2006. 8 Zie Birgit Meyer, Religious Sensations. Why media, aesthetics and power matter in de study of contemporary religion, Amsterdam, 2006, pp 4-5. 5
5
als onder leken, en zowel in Europa als in de islamitische wereld. c. In de media en de politiek ligt de nadruk op een essentialistische benadering van de islam, terwijl deze religie, met een aanhang van ruim 1, 57 miljard gelovigen, juist wordt gekenmerkt door een grote variëteit aan opvattingen en houdingen. Dat laatste wordt door wetenschappelijke onderzoekers al geruime tijd vastgesteld, maar desondanks is het inzicht, ook in Nederland, in de persoonlijke invulling van de overtuigingen en praktijken van migranten met een moslimachtergrond en de manieren waarop deze zich ontwikkelen nog altijd beperkt. 2. De twee sporen van onderzoek gedurende de studie Tijdens de studie heb ik me beziggehouden met twee thema‟s s die volgens mij in de politiek en de media, maar evenzeer in de wetenschap onderbelicht of zelfs geheel uit beeld blijven, respectievelijk 1. bij de bestudering van de hedendaagse islam wordt uitgegaan van het idee dat een sterkere nadruk op de geloofsregels duidt op een groeiende orthodoxe9 geloofshouding en levensstijl. Dat sluit een proces van religieuze individualisering, dat wil zeggen het idee dat religieus gezag in toenemende mate bij de individuele gelovige is komen te liggen, uit. 2. De identiteit van migranten met een moslimachtergrond wordt in de publieke opinie, de media en de politiek stelselmatig tot die van moslim gereduceerd. Dat is hun enige label. Voor alles wat ze doen en laten wordt een verklaring in hun geloof gezocht. De vraag is of zo recht wordt gedaan aan de veranderende beleving van de islam op individueel niveau. Tevens blijven die migranten met een moslimachtergrond buiten beeld die zich niet langer wensen te identificeren met de islam. In de bachelorfase heb ik me in mijn onderzoeksopdrachten met spoor 1 beziggehouden. Om meer inzicht te krijgen in hun beweegredenen en de manieren waarop ze hun geloof beleven, focuste ik, begin 2009 voor het leeronderzoek in het kader van Methoden &Technieken (M&T) en vervolgens in de zomer van datzelfde jaar in mijn bachelorscriptie, op hoogopgeleide, moslimvrouwen. Beide keren heb ik hen ondervraagd over de manier waarop ze hun religie vorm geven. Bij M&T gebeurde dat in de vorm van een enquête onder 25 hoogopgeleide moslimvrouwen met hoofddoek, variërend in leeftijd van 19 tot 39 jaar. De onderzoeksvraag was toen: Is het zo dat praktiserende, hoogopgeleide moslimsvrouwen met hoofddoek in Nederland de afgelopen jaren meer nadruk zijn gaan leggen op het naleven van de regels van de islam en zichzelf omschrijven als conformistisch in hun geloofsbeleving? Leidt het feit dat ze de afgelopen jaren steeds kritischer op hun geloof worden aangesproken ertoe dat ze worden gedwongen zich meer te verdiepen in de islam, een standpunt in te nemen en zich te bekennen? 9
Godsdienstig geheel volgens de regels van de godsdienst.
6
Om een eventuele sterkere nadruk op de geloofsregels te kunnen meten, vroeg ik hen om aan te geven hoe ze in 2008 en hoe ze vijf jaar daarvoor hun religie vorm gaven. De uitkomst was dat 44 % zei nu de geloofsregels strikt na te volgen tegen 28 % vijf jaar geleden. Een meerderheid van 66 % noemde zichzelf een individualistische moslima. Of er verband is tussen de groeiende islamkritiek in Nederland en hun veranderende geloofsbeleving kan niet uit mijn onderzoek worden geconcludeerd. Hooguit dat er een samenhang is tussen de vrouwen die de geloofsregels strikter zijn gaan naleven en hun ervaring dat de vooroordelen in 2008 uitgesprokener zijn dan vijf jaar geleden.10 In het bacheloronderzoek Moslim-zijn is een opdracht. Hoe hoogopgeleide moslimvrouwen vorm geven aan hun religie en welke wrijvingen ze daarbij ervaren wilde ik van hen zelf horen hoe ze de sterkere nadruk duiden op de geloofsregels en de individualistische vormen van geloven die ze zeggen er op na te houden. Ik heb negen hoogopgeleide vrouwen ondervraagd.11 Vijf van hen hebben een Turkse, vier een Marokkaanse achtergrond. Ze variëren in leeftijd van 26 tot 40 jaar en ze wonen verspreid over Nederland. Uit mijn onderzoeksbevindingen blijkt dat geen recht wordt gedaan aan het eigene van de religieuze ontwikkelingen in mijn onderzoeksgroep als wordt uitgegaan van een conventionele benadering van conformisme. Andere patronen van geloven waarbij het strikt naleven van de geloofsregels belangrijk zijn blijven dan buiten beeld. Zoals de notie van een vroom zelf, de kern van de manier waarop mijn informanten hun religie vorm geven. Het in acht nemen van de voorschriften is een vorm van zelfdiscipline om een vroom zelf te ontwikkelen. Deze notie van godbewustzijn ontleende ik aan Saba Mahmood in ´Politics of Piety´.12 Het naleven van de geloofsregels is belangrijk voor mijn respondenten. Het helpt hen om de ethische waarden en normen die ze aan de islam ontlenen in hun leven te implementeren. Mijn conclusie was dat die notie wellicht één van de sleutels is tot een beter begrip van de religiositeit onder hoogopgeleide moslima´s in Nederland. In grootschalig onderzoek, was mijn aanbeveling, zou getoetst kunnen worden in hoeverre dit het geval is. In de masterfase, met dit onderzoek „Niet alleen Allah‟, volg ik spoor 2 en vraag ik me af waarom de identiteit van migranten met een moslimachtergrond, waarvan een belangrijk deel van de tweede en opkomende derde generatie in Nederland is geboren en getogen, tot die van moslim worden gereduceerd. Is het gerechtvaardigd om mensen uitsluitend als lid van één groep te bejegenen en te labelen? Hoe zit het met de religieuze individualisering onder hen? Ligt ook aan hun identiteit, en de waarden waaraan ze die ontlenen, niet veeleer een breder palet, een mozaïek Froukje Santing, Een hoofddoek en een hoge opleiding. Leeronderzoek naar de geloofsbeleving van 25 praktiserende, hoogopgeleide moslimvrouwen van Marokkaanse en Turkse origine in Nederland, M&T-verslag, Amsterdam, 2009, p 2. 11 Zie voor vragenlijst bijlage 2 in: Froukje Santing, Moslim-zijn is een opdracht. Hoe hoogopgeleide moslimvrouwen vorm geven aan hun religie en welke wrijvingen ze daarbij ervaren, BA-scriptie Wereldgodsdiensten, Leiden, 2009. 10
12
Saba Mahmood, Politics of Piety. The Islamic Revival and the Feminist Subject, Princeton, 2005.
7
of een conglomeraat, van waarden ten grondslag dan alleen „Allah‟ en de koran? En ontneemt die nauwe focus op „Allah‟ als het enige morele anker van migranten met een moslimachtergrond ons tevens niet het zicht op degenen die niet langer geassocieerd willen worden met de islam? In de volgende hoofdstukken behandel ik eerst de achtergrond in den brede van de beeldvorming over migranten met een moslimachtergrond in Nederland en mijn hypothese „Niet alleen Allah´. Daarna beschrijf ik mijn zoektocht naar de verdere uitwerking van de theoretische onderbouwing en onderzoeksopzet van „Niet alleen Allah‟. Aansluitend komt mijn stage bij Human.nl aan bod dat de uitvoering van mijn onderzoek mogelijk maakte via het blog www.nietalleenallah.nl. In het daarop volgende hoofdstuk leg ik uit hoe ik de vijftien mensen die ik heb geïnterviewd heb gevonden en hoe de afwikkeling van de gesprekken heeft plaatsgevonden. Vervolgens komt de inhoud van het onderzoek aan bod: allereerst een uitleg van vier zingevingssytemen waar ik mijn empirisch materiaal tegen afzet en in het daarop aansluitende hoofdstuk de toetsing van die vier zingevingssystemen aan de hand van gespreksfragmenten uit de vijftien interviews. Daaruit blijkt dat deze typologieën niet geschikt zijn om goed zicht te krijgen op individueel niveau van het eigene van de ontwikkelingen onder migranten met een moslim achtergrond, zowel onder degenen voor wie de islam het oriëntatiekader vormt voor hun denken en handelen, als voor degenen voor wie de islam nog slechts een stem uit het verleden is of al geheel uit beeld is verdwenen. Tot slot licht ik in het laatste hoofdstuk toe of en hoe hun waarden hun identiteit legitimeren. Wat rest zijn de conclusies. In het nawoord ga ik kort in op mijn ervaring met internet als onderzoeksmedium.
8
1 - BEELDVORMING MIGRANTEN MET EEN MOSLIMACHTERGROND EN DE HYPOTHESE 1. Inleiding: De aanvankelijke verwachting was dat naarmate migranten met een moslimachtergrond langer in Nederland zouden verblijven, ze zich minder zouden identificeren met hun islamitische achtergrond.13 Dat idee is inmiddels ingehaald door een nieuwe, pijnlijke werkelijkheid voor een groeiend deel van de autochtone Nederlandse bevolking. De islam blijft belangrijk voor de identiteit van migranten met een moslimachtergrond, ook voor de jongeren. En ze leggen juist meer nadruk op de regels van de islam.14 Recentelijk bleek dat dat ook geldt voor hoger opgeleide tweede generatie moslims. Mieke Maliepaard, Marcel Lubbers en Mérove Gijsberts concluderen op basis van kwantitatief onderzoek dat in tegenstelling tot de eerste generatie hoger opgeleiden de tweede generatie moslimmigranten in Nederland meer gericht zijn op de religieuze praktijk (bijvoorbeeld vaker bidden), dan mensen met een geringe opleiding.15 De onderzoekers noemen dit opmerkelijk omdat in Nederland onderwijs [naast werk] altijd is gezien als een katalysator voor assimilatie en secularisatie. Volgens hen is dat op grond van hun onderzoek een te simpele analyse. De werkelijkheid is weerbarstiger. Over het algemeen genomen zijn tweede generatie moslimmigranten minder religieus dan de eerste generatie, maar tegelijkertijd zijn tweede generatie goedopgeleide migranten religieuzer dan de minder tot laag opgeleiden.16 Het onbegrip en de teleurstelling over de aanhoudende identificatie met de islam van juist tweede en latere generaties migranten klinkt door in alle geledingen van de Nederlandse samenleving. Het legde, gecombineerd met 11 september 2001, terroristische aanslagen door islamitische terreurgroepen in Europa en de moord op Theo van Gogh door een moslim van eigen bodem eind 2004, de basis voor nationalistische politieke bewegingen. De Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders en Rita Verdonk met haar beweging Trots op Nederland (TON) mobiliseren kiezers met negatieve opvattingen over de islam. Wilders gaat zelfs nog een stapje verder. Hij strijdt impliciet voor de verwijdering van de islamitische minderheid uit de Nederlandse samenleving. Tegelijkertijd heeft de komst in de afgelopen decennia van zo‟n omvangrijke groep migranten met een moslimachtergrond naar Nederland het wetenschappelijke debat over geloven in het publieke domein nieuw leven ingeblazen. De bestudering van religie door sociale wetenschappers was, in lijn met het idee in de tweede helft van de vorige eeuw dat modernisering Mieke Maliepaard, Marcel Lubbers en Mérove Gijsberts, „Generational differences in ethnic and religious attachment and their interrelation. A study among Muslim minorities in the Netherlands‟, in Ethnic and Racial Studies, 33: 3, 2009, p 455. 13
Zie Moslims in Nederland, SCP, Den Haag, 2004. Mieke Maliepaard, Marcel Lubbers en Mérove Gijsberts, „Generational differences in ethnic and religious attachment and their interrelation. A study among Muslim minorities in the Netherlands‟, in Ethnic and Racial Studies, 33: 3, 2009, pp. 451- 472. 16 Zie ook: http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/04/07/wordt-tweede-generatie-nu-meer-of-minder-religieus/ 14 15
9
en rationalisering van samenlevingen zich niet verdragen met een grote rol voor religie, op een laag pitje komen te staan. Maar zowel in de wetenschap als in het publieke domein is er de laatste tijd sprake van een verbazingwekkende comeback van religie. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) wijst er op dat dat beeld waarschijnlijk te simpel is: veeleer is sprake van een transformatie van religie. Als er al sprake is van een terugkeer van religie dan wel in verschijningsvormen die soms weinig meer doen denken aan de religie die wij kenden: een vooral institutioneel gebonden vorm, die zich tamelijk overzichtelijk in schema‟s liet vangen. Kortom, het zijn niet de oude instituties die weer opleven, veeleer is er sprake van nieuwe vormen van religie en spiritualiteit die zich niet richten op het opheffen van het menselijk tekort, maar op de vervulling van het zelf. Dat verenigt zich niet met „dwang van bovenaf‟.17 Het wegvallen van de traditionele gezagsstructuren is in de islamitische wereld de afgelopen twee eeuwen manifest geworden in de vorm van het afbrokkelen van het traditionele religieuze gezag van de ulema en de opkomst van een lekenislam. Volgens Nathal Dessing is “de toekenning van religieus gezag in toenemende mate bij de individuele gelovige komen te liggen. In zijn of haar zoektocht naar de ware islam beslist iedere gelovige voor zich welk standpunt hij of zij wil volgen. Deze individualisering betekent niet dat iedereen zijn of haar eigen gids is, met andere woorden het zelf als bron van autoriteit, zoals in het geval van New Age. De autoriteit ligt buiten de individuele gelovige, maar de toewijzing van autoriteit ligt bij het individu”.18 Er zijn, somt ze op, veel instituties en personen die religieus gezag claimen zoals religieuze geleerden, sufishaykhs, televisiepersoonlijkheden, websites, wetgevende instanties, fatwaraden en intellectuelen zonder specialistische religieuze opleiding. De toewijzing van autoriteit is volgens Dessing gedeïnstitutionaliseerd, maar geworteld in de traditie. “Het zelf, het diepste ik, is niet de bron van kennis, zoals bij veel nieuwe religieuze bewegingen, maar het individu bepaalt wel zelf welk religieus traject hij of zij wil volgen.” En dat heeft weer gevolgen voor wat feitelijk het concept geloofsgemeenschap inhoudt.19 Dat proces is mede tot stand gekomen onder invloed van een nieuwe ontwikkeling in de afgelopen decennia: een groeiend aantal moslims woont niet langer in landen waar de islam de meerderheidsgodsdienst is en waar, zoals gezegd, de islam noch verbonden is met de staat noch met de heersende stroming in de samenleving. Moslims zijn in deze samenlevingen, zoals Nederland, de ander.
17Zie
bijvoorbeeld W.B.H.J. van de Donk, A.F. Jonkers, G.J. Kronjee en R.J.J. M. Plum (red), Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie, Amsterdam, 2006, pp 13-14. 18 Nathal Dessing, “Wat denk je dat je bent?” Vormen en elementen van islam in de moderne tijd, openingscollege academisch jaar, Leiden, 8 september 2010, p 6. 19 Ibid, p 6.
10
2. Rol van wetenschappelijk onderzoek in de beeldvorming Voor een belangrijk deel is het beeld dat moslims de ander zijn20 - naast de veelal negatieve beeldvorming in de media en de politiek over dé islam en dé moslim – mede te wijten aan het feit dat maar beperkt onderzoek wordt gedaan naar de ontwikkeling van de islam onder „gewone‟ migranten. Hoe beleven zij hun geloof in Nederland? Aandacht voor de islam betekent meestal aandacht voor thema‟s als radicalisering en beladen symbolen als de hoofddoek, de boerka en minaretten. Wetenschappers gaan hierin mee, stelt Thijl Sunier, de nieuwe hoogleraar „Islam in Europese samenlevingen‟ aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (VU). In hun onderzoeken leggen ze sterk de nadruk op integratievraagstukken. Dat geldt volgens hem vooral wanneer islamonderzoekers door de overheid worden ingehuurd.21 Hun onderzoek heeft tot doel, betoogt Sunier, om instrumenten te ontwikkelen ter voorkoming van radicalisering en criminaliteit, met name onder jonge moslims. Daardoor blijft een ander, zeker zo belangrijk onderwerp, onderbelicht: hoe de islam vorm krijgt in Europa. Het baart Sunier zorgen dat veranderingen in de religieuze betrokkenheid van moslims en de pluriforme uitingsvormen daarvan onvoldoende wetenschappelijke aandacht krijgen. Hierdoor wordt de eigenheid van de religieuze beleving van moslims tekort gedaan. Die eigenheid is van cruciale betekenis, zeker in een periode van politieke polarisatie met de islam als inzet. 2.1 Kleinschalige en grootschalig onderzoek Maar ook de gebruikte onderzoeksmethoden zijn (mede) debet aan het beperkte inzicht in de veranderende beleving van de islam in Nederland onder met name, zoals gezegd, de grote groep „gewone‟ moslims. Grootschalige sociologische en psychologische onderzoeken peilen veelal aan de hand van uitgebreide vragenlijsten houdingen ten aanzien van geloofsvoorstellingen en de mate van religieuze participatie. Enkele voorbeelden zijn het verzamelrapport Moslim in Nederland. Een onderzoek naar de religieuze betrokkenheid van Turken en Marokkanen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)22, de monitor Van Vasten tot Feesten23, waarin beter opgeleide moslimjongeren worden onderzocht, en De lat steeds hoger24, een onderzoek naar de leefsituatie van jongeren tussen de achttien en dertig jaar van Turkse en Marokkaanse afkomst in Rotterdam van de Rotterdamse onderzoekers Han Entzinger en Edith Dourleijn. Kleinschalige onderzoeken, aan de hand van diepte-interviews, participerend onderzoek of de actor-benadering, richten zich vooral op de individuele beleving van de godsdienst. Een voorbeeld, toegespitst op hoogopgeleide vrouwen, is Van huis uit Marokkaans. Over verweven
Mieke Maliepaard, Marcel Lubbers en Mérove Gijsberts, „Generational differences in ethnic and religious attachment and their interrelation. A study among Muslim minorities in the Netherlands‟, in Ethnic and Racial Studies, 33: 3, 2009, pp 451-472. 21 Thijl Sunier, „Islamonderzoeker is geen overheidsdienaar‟, in NRC Handelsblad, 24 november 2009. 22 Moslims in Nederland, SCP, Den Haag, 2004. 23 D.J. Korf, B. Yesilgöz, T. Nabben en M. Wouters, Van Vasten tot Feeste., Leefstijl, acceptatie en participatie van jonge Moslims, Utrecht, 2007. 24 Han Entzinger en Edith Dourleijn, De lat steeds hoger. De leefsituatie van jongeren in een Multi-etnische stad, Assen, 2008. 20
11
loyaliteiten van hoogopgeleide migrantendochters van Marjo Buitelaar25 en het boek Moslima‟s. Emancipatie achter de dijken van Ceylan Pektaş-Weber26 - strikt genomen geen wetenschappelijke publicatie met een vergelijkbare aanpak. Grootschalige onderzoeken helpen om zicht te krijgen op een nieuw en grillig veranderend fenomeen als de ontwikkeling van de islam in Nederland. Onderzoekers stellen daarmee trends vast in de geloofsbeleving van Nederlandse moslims. Ze peilen hun houding ten aanzien van bepaalde geloofsvoorstellingen en de mate van religieuze participatie. Deze onderzoeken leveren informatie op waaraan politici, de overheid, het lokale bestuur, maatschappelijke organisaties en tal van anderen behoefte lijken te hebben en op grond waarvan ze nieuwe visies, nieuw beleid en nieuwe plannen ontwikkelen. Maar trends laten zich moeilijk vertalen naar de persoonlijke geloofspraktijken van moslims in Nederland. Diepte-interviews en participerend onderzoek slagen daar in het algemeen beter in. Ze geven inzicht in de persoonlijke invulling van het geloof en de ontwikkeling daarvan. Het nadeel is dat het tijdrovende en kostbare onderzoeksmethoden zijn en dat de bevindingen zich moeilijk laten veralgemeniseren. Maar het zijn wel onderzoeksmethoden bij uitstek om het eigene van mensen of groepen op te sporen, evenals mogelijke nieuwe factoren of processen. De open houding bij de vraagstelling, participerend onderzoek of de actor-benadering geeft de kans om nieuwe patronen en invullingen te traceren. 2.2 Conformisme en religieuze individualisering Kleinschalige onderzoeken bevestigen de toename van conformisme waarop grootschalige onderzoeken wijzen, maar nuanceren het beeld van afnemende religieuze autonomie. In de kleinschalige onderzoeken die ten grondslag liggen aan de onderzoeken van Pektaş-Weber en Buitelaar staat de individuele beleving van religie centraal. Beide auteurs hebben hun relaas over de religieuze beleving van de geïnterviewde vrouwen verweven met de levensverhalen van deze hoogopgeleide moslima‟s. Buitelaar geeft bovendien inzicht in de ontwikkelingsgeschiedenis van hun geloofspraktijk. Ze sprak haar informanten in 1998 en een deel in 2008 opnieuw. In de eerste interviewronde lag het accent bij vrijwel alle vrouwen op prestaties en persoonlijke successen. In de tweede interviewronde vertelden ze dat ze meer oog hebben gekregen voor de spirituele en ethische dimensies van de islam. Het accent ligt sterker op de zin van het leven en de waarde van in vrede leven met God, zichzelf en anderen. Tegelijkertijd klagen de geïnterviewden over de islamofobie in Nederland. Ze voelen zich weggezet. Dat was voor velen een belangrijke reden om aan het onderzoek van Buitelaar mee te werken. Het gaf hen de mogelijk om uit te leggen dat je religieus en tegelijk modern kan zijn. Ze 25 26
Marjo Buitelaar, Van huis uit Marokkaans. Over verweven loyaliteiten van hoogopgeleide migrantendochters, Amsterdam, 2009. Ceylan Pektaş-Weber, Moslima‟s. Emancipatie achter de dijken, Amsterdam, 2006.
12
betogen dat hun toegenomen vroomheid hen in staat stelt om de waarden die ze aan de islam ontlenen - eerlijkheid, oprechtheid, sociaal gedrag - te verbinden met hun dagelijks leven. De islam werkt eerder als motor dan als belemmering voor hun integratie in Nederland.27 2.3 De methodologische kwestie Tijdens het al geciteerde openingscollege van het academische jaar op 8 september 2010 van de faculteit Godgeleerdheid van de Universiteit Leiden wees Dessing expliciet op “het gevaar dat wetenschappers bij de bestudering van een religie te veel uitgaan van de hun bekende categorieën of ideeën”.28Als we geluk hebben, sprak ze, zijn beschrijvingen van religie niet onjuist maar ontnemen ze “ons het zicht op belangrijke andere kwalificaties die het fenomeen zo mogelijk nog beter beschrijven”.29 Dessing is universitair docent en doet tevens als postdoc en programmaleider onderzoek naar moslimvrouwenorganisaties.30 Daarbij richt ze zich op de relatie tussen individu, geloofsgemeenschap en religieus gezag. De aanpak is een uitvloeisel van het idee dat in academische beschrijvingen vaak drie fases of trends worden onderscheiden: een eerste fase van de kerk als gezaghebbend instituut, een tweede fase van secularisering, privatisering of believing without belonging dat wil zeggen gelovigen verlaten massaal de kerk al dan niet met behoud van het geloof, en een derde fase van hernieuwde belangstelling voor het geloof en de wens om deel uit te maken van een geloofsgemeenschap maar in iets losser verband dan in de eerste fase van de kerk als gezaghebbend instituut. De vraag die Dessing en haar medeonderzoeksters zich stellen is of deze drie trends ook relevant zouden zijn voor de religieuze praktijk van moslims in Europa. “We weten dat de islam van belang is gebleven voor veel Marokkanen, Turken en Surinamers in Nederland. Maar hoe uit zich dat in de religieuze praktijk?”31 Een van de eerste uitkomsten van het onderzoek van Dessing en consorten is dat “vrouwen actief op zoek zijn naar kennis over de islam en naar manieren om islamitische waarden in hun dagelijkse leven vorm te geven. Een tweede bevinding is dat de toekenning van religieus gezag in toenemende mate bij de individuele gelovige is komen te liggen. Een derde bevinding is dat de geldende conceptualisering van belonging, participatie of geloofsgemeenschap te veel geworteld is in het christendom. In wetenschappelijk onderzoek wordt het vrijdaggebed in de moskee, naar analogie van de zondag in de kerk, te vaak als maatstaf voor geïnstitutionaliseerde religiositeit genomen”.32 Froukje Santing, Moslim-zijn is een opdracht. Hoe hoogopgeleide moslimvrouwen vorm geven aan hun religie en welke wrijvingen ze daarbij ervaren, BA-scriptie Wereldgodsdiensten, Leiden, 2009. 28Nathal Dessing, “Wat denk je dat je bent?” Vormen en elementen van islam in de moderne tijd, openingscollege academisch jaar, Leiden, 8 september 2010, p 2. 29 Ibid. 30 Dit onderzoek is onderdeel van het door het NWO gefinancieerde onderzoeksprogramma „Individualisering, fragmentatie van gezag en nieuwe organisatievormen bij moslims in Europa‟. 31 Nathal Dessing, “Wat denk je dat je bent?” Vormen en elementen van islam in de moderne tijd, openingscollege academisch jaar, Leiden, 8 september 2010, p 2. 32 Ibid, pp 2-3. 27
13
Een voorbeeld van dat laatste is het al aangehaalde onderzoek uit 2004 van het SCP naar de islambeleving van moslims in Nederland. Hierin wordt op een vergelijkbare manier een dalende trend gesignaleerd van het belang van de islam en een dominante trend naar secularisatie. “Dat wordt gedaan op basis van indicatoren als moskeebezoek, het uitvoeren van het dagelijkse gebed en lidmaatschap van religieuze organisaties. Er is dus vooral gekeken naar specifieke dimensies van religiositeit op institutioneel niveau. In dit onderzoek wordt niet verklaard waarom de subjectieve betrokkenheid bij de islam niet is afgenomen en hoe, vooral jongeren, deze subjectieve betrokkenheid vormgeven. De basis voor deze analyse ligt in een conceptualisering van geloofsgemeenschap in termen van het christendom.”33 2.4 Houdingen onder Nederlandse moslims Ik keer, om zicht te krijgen op het deelonderwerp islamitische identiteiten en het grote belang dat tweede generatie migranten met een moslimachtergrond daaraan hechten, toch weer even terug naar de grote trends. Volgens Sipco Vellenga, als godsdienstsocioloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), bestaan de volgende houdingen onder Nederlandse moslims: 1. radicalisering, 2. stolling (onveranderlijke vorm van de islam zoals die in de jaren zestig en zeventig is geïmporteerd), 3. secularisering en 4. religieuze individualisering. Die laatste houding, aldus Vellenga, lijkt de meest dominante te zijn.34 Wat al deze houdingen gemeen hebben is de islamisering van de identiteit. Hiermee wordt bedoeld dat moslims zich steeds explicieter en vaker definiëren en presenteren als moslims. Men legt, aldus Vellenga, een sterker accent op de moslimidentiteit, een trend die zich zowel voordoet onder „radicale‟ als onder „gewone‟ moslims in Nederland. Jongeren uit beide categorieën zijn op zoek naar een nadere definiëring van hun identiteit ten opzichte van hun ouders en van de omringende niet-islamitische samenleving en zoeken die in een nadere bepaling van de „echte‟, de „zuivere‟ islam.35 Tegelijkertijd staat die versterking van de moslimidentiteit het proces van „religieuze individualisering‟ dus niet in de weg. Moslims stellen zich naar eigen zeggen onafhankelijker op ten opzichte van de hun overgeleverde islam en hechten er aan deze op een eigen manier in te vullen. Dat resulteert evenwel niet zozeer in het loslaten of verwerpen van de islam, zoals bij een tendens tot secularisatie aan de orde is, maar in nieuwe geïndividualiseerde vormen van de islam.36 33
Ibid, p 7.
34Sipco
Vellenga, „Islam in Nederland: trends en toekomst‟, in: Sipco Vellenga, Sadik Harchaoui, Halim El Madkouri & Baukje Sijses (red), Mist in
de polder. Zicht op ontwikkelingen omtrent de islam in Nederland, Amsterdam, 2009, pp 15-19. Interessant is om te zien dat onder laagopgeleiden, onder ROC-leerlingen, deze groepering slechts 13 procent bedraagt. Dat stellen de onderzoekers Korf, Wouters, Place en Koet in Geloof en Geluk. Traditie en vernieuwing bij jonge moslims, Amsterdam, 2009, pp 97-104. 35 Sipco Vellenga, „Islam in Nederland: trends en toekomst‟, in: Sipco Vellenga, Sadik Harchaoui, Halim El Madkouri & Baukje Sijses (red), Mist in de polder. Zicht op ontwikkelingen omtrent de islam in Nederland, Amsterdam, 2009, pp 15-16. 36 Ibid, pp 18-19.
14
De Franse islamologe Jocelyne Cesari komt tot vergelijkbare conclusies als Vellenga. Ze spreekt van een „stille revolutie‟ die onder moslimmigranten in Europa aan de gang is en waar binnen het oprijzen, het tevoorschijn komen van a Muslim individual er een is. “Als het culturele erfgoed verwatert dat met het land van herkomst wordt geassocieerd”, benadrukt ze, “formuleren en drukken opeenvolgende generaties migranten hun religie minder in termen van familie en tradities uit en meer in termen van individueel geloof.”37 [Voor mij is het evenwel nog maar de vraag of het wegdrijven van het culturele erfgoed van hun ouders en de gevolgen daarvan voor de religieuze levensstijl wel zo specifiek zijn voor de tweede en latere generaties moslimmigranten in Europa. Doet datzelfde zich ook niet voor in Istanbul, Bursa, Gaziantep, Casablanca, Rabat of Fez en elders?] Cesari stelt dat individualisering kan samengaan, in de woorden van Vellenga, met een trend tot wat wel bricolage wordt genoemd: het individu stelt als het ware vrijelijk zelf de inhoud van de eigen religie samen.38 De Belgische antropologe Nadia Fadil wilde weten of deze trend inderdaad valt waar te nemen in de seculiere West-Europese context. Ze interviewde in 2000 en 2001 zestien- tot achttienjarige moslima‟s in Antwerpen. Fadil stootte in haar onderzoeksgroep niet op de zogeheten bricolage. Ze meent veeleer waar te nemen dat de religieuze individualisering zich binnen de traditie van de islam afspeelt. “I want to argue that there is a need to focus more clearly on how Muslims individualize themselves through Islam rather than how they individualise from Islam.”39 Volgens haar verhinderen noties als bricolage juist het zicht op het feit dat, zowel in WestEuropa als daarbuiten, individualisering zich binnen het religieuze frame voltrekt, zeker als de religie een significant onderdeel is van de identiteit. Individualisering is minder een zaak van religieuze bricolage, aldus Fadil, en meer een manier om vanuit de eigen religie te komen tot nieuwe interpretaties en handelingsmogelijkheden die aansluiten bij de eigen levenssituatie.40 3. Is de islamitische identiteit hun hele identiteit? De islam, zo blijkt telkens weer uit onderzoek, is voor een meerderheid van de migranten die als moslims worden aangemerkt in Nederland, belangrijk voor hun identiteit, ook als ze niet belijdend zijn. De vraag wordt evenwel niet gesteld of de islam hun hele identiteit, hun hele Zijn, bepaald. Hangen ze hun waarden en hun identiteit volledig op aan hun religie? De studie van Maliepaard, Lubbers en Gijsberts geeft een glimp van een inzicht: een groeiend percentage noemt zichzelf geen moslim: 5,3 procent van de eerste- en 12 procent van de tweede generatie. De 37
Joycelyne Cesari, Muslim Minorities in Europe: The Silent Revolution. In John L. Esposito & Francois Burgut (eds.), Modernizing Islam: Religion
in the Public Sphere in the Middle East and in Europe, London, 2003, p 260. 38Sipco Vellenga, „Islam in Nederland: trends en toekomst‟, in: Sipco Vellenga, Sadik Harchaoui, Halim El Madkouri & Baukje Sijses (red), Mist in de polder. Zicht op ontwikkelingen omtrent de islam in Nederland, Amsterdam, 2009, p 18. 39
Nadia Fadil, „Individualizing Faith, Individualizing Identity: Islam and Young Muslim Women in Belgium‟, in: Jocelyne Cesari & Seán
McLoughlin (eds.), European Muslims and the Secular State, Aldershot, 2005, p 152. 40
Ibid, pp 152-153.
15
onderzoekers stellen dat het weliswaar om “een erg klein deel van de totale populatie van migranten met een moslimachtergrond gaat, maar dat er wel duidelijk sprake is van een afname van de religieuze affiliatie”. Maliepaard, Lubbers en Gijsberts benadrukken dat de werkelijkheid zoals die zich met betrekking tot de veranderende geloofsbeleving van moslims uitrolt, grillig en weerbarstig is. Oude denkpatronen, bijvoorbeeld dat onderwijs de sleutel is tot secularisatie, gaan niet op. Maar, tegelijkertijd valt een proces van religieuze individualisering onder migranten met een moslimachtergrond waar te nemen en een groeiend deel identificeert zich niet langer met de islam. Dat maakt nieuwsgierig naar de vraag of het daadwerkelijk zo is dat „Allah‟, de koran, het enige morele anker is van alle migranten met een moslimachtergrond, en specifiek de tweede generatie, zoals in de publieke opinie wordt benadrukt. Is er wellicht meer dat het leven van tweede generatie migranten met een moslimachtergrond zin geeft en waaraan ze hun zelfvertrouwen ontlenen? Maakt die vraag niet evenzeer onderdeel uit van de bestudering naar de grillige veranderende beleving van de islam onder „gewone‟ moslims waarvoor Sunier in zijn inauguratierede bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar „Islam in Europese Samenlevingen‟ aan de faculteit der Sociale Wetenschappen van de UvA op 27 november 2009 een lans brak? 4. Hypothese Geconcludeerd kan worden dat, mede als gevolg van het wegvallen van traditionele gezagsstructuren binnen de islam, het beeld zich opdringt dat tweede en latere generaties nietWesterse migranten in Nederland ontegenzeggelijk steeds meer eigen keuzes maken met betrekking tot religieuze en ethische kwesties in het leven. Dat is een grillig en veelvorming proces. Het verschilt van individu tot individu. In hoeverre is het dus nog houdbaar om te stellen dat „Allah‟ feitelijk nog volledig de „dienst uitmaakt‟ in hun leven. Of is het voor menigeen juist „Niet alleen Allah‟ die hun waarden en identiteit vormgeeft. Dat laatste is de hypothese die ten grondslag ligt aan dit onderzoek en die aan de hand van de volgende twee onderzoeksvragen nader wordt onderzocht en beschreven: 1. waaraan ontlenen tweede generatie migranten met een moslimachtergrond in Nederland hun waarden naast of bij ontstentenis van „Allah‟? 2. en in hoeverre bepalen die waarden hun identiteit? De zoektocht naar antwoorden daarop heb ik vanaf februari tot en met augustus 2010 vooral vorm kunnen geven dankzij de Humanistische Omroep, die al op zoek is naar de Humanistische islam, ondermeer door Hak-Der, de overkoepelende organisatie van Alevitische verenigingen in 16
Nederland, op te nemen in de Humanistische Alliantie.41 Directeur Bert Janssens van de Humanistische Omroep en Human.nl hielp me bij het formuleren van de prikkelende premisse „Niet alleen Allah‟. Hij gaf mij vervolgens een blog42, plus begeleiding, op de site van de Humanistische Omroep (www.human.nl). Hierdoor kon ik tevens ervaren of en in hoeverre internet als onderzoeksmedium kan dienen. Hij honoreerde bovendien een andere wens: begeleiding bij het verwerken van de onderzoeksgegevens van „Niet Alleen Allah‟ tot een mogelijk documentaireplan. Over dat laatste gaan we ons beraden na de afronding van dit masteronderzoek. Een eventuele documentaire is niet bedoeld om in beeld nog eens opnieuw de verhalen van de vijftien geïnterviewden te vertellen, maar om te onderzoeken of we een slag verder kunnen komen. Slagen mensen zoals
er daadwerkelijk in hun individuele identiteit in de Nederlandse samenleving voor het voetlicht te brengen? Krijgen ze wel de ruimte om hún waarden en identiteit uit te dragen in een land als Nederland, waar het beeld van wat een hedendaagse migrant met een moslimachtergrond is aardig lijkt te zijn „voorgeprogrammeerd‟ door de meerderheid van niet-moslims? Kortom: brengt dat spanningen in hun leven te weeg en zo ja welke en hoe uiten die zich?
41 42
Zie stageplan: Bijlage 1. www.nietalleenallah.nl
17
2 – VERDERE THEORIEVORMING EN ONDERZOEKSMETHODE 1. Inleiding Het voelde goed, begin september 2010, om te kunnen melden dat mijn blog „Niet alleen Allah´43 in het voorjaar en gedurende de zomer door ruim drieduizend geïnteresseerden was bezocht. In totaal waren er 5.137 bezoeken.44 Dat zijn geen geringe aantallen. Ik concludeer hieruit dat het onderwerp „Niet alleen Allah‟ appelleert aan een breed gedeeld gevoel dat net als dé islam niet bestaat, ook dé moslim in Nederland niet bestaat. Mijn onderzoek vond weerklank. Maar voordat ik met „Niet alleen Allah‟ kon beginnen, worstelde ik met de vraag hoe een dergelijk, betrekkelijk ambitieus, masteronderzoek op te zetten. Mijn analyse, de beeldvorming over migranten die ten grondslag ligt aan de hypothese „Niet alleen Allah‟, had ik grotendeels ingekleurd, maar hoe was ik op grond van diepte-interviews in staat een richting van denken aan het verzamelde materiaal te kunnen ontlenen? Dus: wat moest ik verzamelen en hoe? Ik was niet zozeer op zoek naar harde gegevens, meer naar onderbouwingen of de identiteit van migranten met een moslimachtergrond in Nederland wel volledig wordt opgeslokt door Allah, waar in het polariserende debat met betrekking tot de islam in Nederland vaak van uit wordt gegaan? Wat zijn mogelijke andere morele ankers naast of bij ontstentenis van Allah? Ik wilde een hypothesebeschrijvend onderzoek doen. Maar ook dat vraagt om een methodologische aanpak. Ik wilde immers meer dan mijn respondenten simpelweg napraten. In dit hoofdstuk leg ik uit hoe ik zoekend en tastend tot mijn verdere theoretische onderbouwing en mijn onderzoeksopzet ben gekomen. Mijn stage bij Human.nl, beschreven in het volgende hoofdstuk, bood me de gelegenheid het onderzoek te kunnen uitvoeren. 2. Vier formele typen van zingevingsystemen Ik legde mijn centrale vraag, wat zou er naast Allah nog meer aan morele ankers kunnen zijn die de waarden en identiteit van tweede generatie migranten met een moslim achtergrond bepalen, op 8 februari 2010 allereerst voor aan de al genoemde godsdienstsocioloog Vellenga van de faculteit Geesteswetenschappen van de UvA.45 Hij raadde me ondermeer, wellicht als theoretisch kader en als voorbeeld van een werkwijze, aan het proefschrift Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen uit 1994 van de sociale wetenschapper Ellen Hijmans.
www.nietalleenallah.nl Zie voor overzichten van bezoekers en andere details: bijlage 5. 45 http://home.medewerker.uva.nl/s.j.vellenga/ en ondermeer lid van de commissie Religie in het Publieke domein van FORUM, het Instituut voor multiculturele vraagstukken (http://www.forum.nl/res/Over_ReS/Commissie_Religie). 43 44
18
In haar proefschrift verkent Hijmans de onzichtbare religie aan de hand van een empirische confrontatie met één representant uit het secularisatiedebat: Thomas Luckman. Het gaat haar om de aard en meer formele kenmerken van hedendaagse zingevingsystemen.46 Luckman meent dat religie in onze hedendaagse samenleving niet aan het verdwijnen is, maar onzichtbaar is geworden, een theorie die hij bijeen heeft gebracht in zijn boek The Invisible Religion. Religie is in de visie van Luckman, en in de woorden van de Leidse godsdienstsocioloog Meerten ter Borg in een bespreking van het proefschrift van Hijmans, een privézaak aan het worden, en trekt zich dus terug in een domein dat met sociologische onderzoeksmethoden nauwelijks doordringbaar is. “Deze privé-religies zouden bestaan uit aan elkaar geknoopte noties, die op de „levensbeschouwelijke markt‟ bijeen gesprokkeld zijn.”47 Hijmans sprak vijftig respondenten en gebruikte de zogeheten actor-benadering. Ze liet haar mensen urenlang vrijuit praten over onderwerpen die met de zin van het leven hebben te maken. Vervolgens destilleerde ze uit het materiaal vier formele typen zingevingssystemen: met of zonder één dominant levensdoel, en met of zonder levensbeschouwing. Ik citeer, ter samenvatting, Ter Borg: “Zingeving met één levensdoel en met een levensbeschouwing noemt H.: het drijfveertype (voorbeeld: mensen met een duidelijk, alles overheersend kerkelijk geloof); wanneer het levensdoel ontbreekt spreekt zij van het aholictype (voorbeeld: mensen die alles opzij zetten voor hun carrière); zijn er meerdere levensdoelen en is er ook een levensbeschouwing, dan spreekt zij van het mozaïektype (men is op verschillende terreinen actief, de levensbeschouwing is een mozaïek van uiteenlopende tradities); ontbreekt een levensbeschouwing, dan spreekt zij van het conglomeraattype (voorbeeld: mensen die laten komen wat komt).” 48 Op de theorie van Luckman is de nodige kritiek geuit, ondermeer dat die nooit door feiten zou zijn gestaafd en dat het onmogelijk is dat wat onzichtbaar is met empirisch onderzoek zichtbaar te maken. In die discussie meng ik me niet, evenmin in het debat dat Hijmans zelf met Luckman voert in haar promotie-onderzoek . Ik ben om andere redenen in haar onderzoek geïnteresseerd: 1. Deels om wat ze beoogt. Ze wil boven water tillen hoe de hedendaagse mens zin geeft aan het bestaan zonder steun en de vanzelfsprekendheid van de traditionele religie - de fundering van wat mensen eigenlijk beweegt 2. haar aanpak. Ze poogt buiten de paden van de meeste onderzoekers te treden die voor zichzelf vaststellen wat (nieuwe) religieuze zingeving zoal inhoudt. Ze laat haar respondenten zelf aangeven wat zin geeft aan hun leven.49 3. één van de centrale uitkomsten. Ze maakt korte metten, stelt Ter Borg, “met zaken die in de godsdienstsociologie gemeengoed waren: bijvoorbeeld dat er bij zingeving altijd sprake moet zijn van één wel-geïntegreerde Ellen Hijmans, Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen, Nijmegen, 1994, p vii https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/10452/1/915_084.pdf. 48 De vermelding in vet van de vier typen is van mij: voor de overzichtelijkheid. 49Ellen Hijmans, Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen, Nijmegen, 1994, pp 27-28. 46 47
19
levensbeschouwing”. Het veelvuldig voorkomen van het aholic, het mozaïek- en het conglomeraat-type bewijzen het tegendeel.50 Het idee dat er veeleer vaak sprake is van een borduurwerk van motieven, van onderliggende waarden, sprak mij aan. Dat was precies wat ik met “Niet alleen Allah‟ boven water probeerde te halen. Vallen mensen die moslim, Nederlandse moslim, worden genoemd, voor hun zingeving - hun waarden, hun identiteit - wel volledig op de koran terug? Tekenen zich onder hen ook zogeheten borduurwerken af en hoe zien die er dan uit? In het secularisatiedebat zijn wat Hijmans betreft twee punten van belang, die mede mijn onderzoek raken: 1. ze sluit zich aan bij een verbreding van het onderzoek naar religie tot onderzoek naar wereld- en levensbeschouwing, respectievelijk zingevingsprocessen. Het interesseert haar bijzonder hoe mensen in de huidige tijd – waarin modellen van de traditionele kerkelijke religie niet meer vanzelfsprekend zijn – niettemin hun bestaan zin geven 2. onderzoek van het surveytype (sociale formules omtrent religie, wereldbeschouwing of zingeving) levert volgens haar nuttige informatie op maar vertelt weinig over de aard of de belevingswereld rondom hedendaagse zingevingsprocessen.51 In het kader van dit masteronderzoek zou het te ver voeren om, naast het boven water halen van mogelijke morele ankers naast of bij ontstentenis van Allah, ook het een en ander te kunnen afleiden over de vorm en aard van secularisatie die zich onder migranten met een moslimachtergrond in Nederland voltrekt. Veeleer sluit ik me aan bij een van de uitgangspunten van de visie van Luckman dat om de uitkomsten van het moderniseringsproces sociaaltheoretisch te kunnen bepalen je je vooral moet richten op het lot van het individu. De moderne mens voert een geïsoleerd en op zichzelf teruggeworpen bestaan in een gesegmenteerde en gerationaliseerde maatschappij. Daarmee werpt hij, aldus Hijmans, de vraag op wat de uitwerking zal zijn van een dergelijke maatschappij op het individuele bewustzijn. Zoals gezegd is in het land van herkomst van de ouders van tweede generatie migranten met een moslimachtergrond religiositeit primair een zaak van de familie, niet van het individu. In Nederland is participatie in de islamitische gemeenschap steeds minder een vanzelfsprekendheid en steeds meer een kwestie van keuze.52 3. Het beeld dat geïnterviewden van zichzelf afgeven Birgit Meyer, hoogleraar Culturele Antropologie aan de VU, benadrukt in haar inauguratierede dat het idee dat de publieke relevantie van religie als gevolg van modernisering en https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/10452/1/915_084.pdf Hijmans, Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen, Nijmegen, 1994., pp 14-15. 52 Sipco Vellenga, „Islam in Nederland: trends en toekomst‟, in: Sipco Vellenga, Sadik Harchaoui, Halim El Madkouri & Baukje Sijses (red), Mist in de polder. Zicht op ontwikkelingen omtrent de islam in Nederland, Amsterdam, 2009, p 14. 50
51Ellen
20
ontwikkeling zou verdwijnen, de secularisatiethese, is ingehaald door actuele ontwikkelingen: variërend van de manifestatie van de zogeheten politieke islam, de opkomst wereldwijd van Pinkstergemeenten, het mobiliseren van religieuze overtuigen voor daden van terreur in de naam van God tot de innige verstrengeling van religie en entertainment en religieus toerisme.53 Zeker na 9/11 is de secularisatiethese als theoretisch punt van vertrek in onderzoek naar religie heden ten dage ongeschikt. Ze meent dat de secularisatiethese dan ook meer een ideologie is in plaats van een historische realiteit.54 Om de relevantie van religie te kunnen duiden, roep ze op tot een post-secularist benadering. Niet langer, in lijn met de aanpak van de antropoloog Talad Asad55 evenals die bijvoorbeeld van de al genoemde Mahmood56, moet uitgegaan worden van het idee dat seculier en religieus tegenstellingen zijn: die tegenstelling moet onderwerp van de studie worden. Net als Dessing afgelopen najaar, riep Meyer vier jaar eerder, op 6 oktober 2006, op om bij de bestudering van religie een open mind te betrachten.57 Ook Vellenga benadrukte eind 2007 voor een breed gehoor in Amsterdam, dat de islam zeker niet de enige bepalende factor is voor de wijze waarop moslims leven. “Hun [moslims] doen en laten wordt ook beïnvloed door zaken als de sociaal-economische positie, de beeldvorming over de islam in de media én de concrete ervaringen die moslims in het dagelijks leven met niet-moslims opdoen.”58 Meyer vult dat in haar inauguratierede op een eigen wijze in door ondermeer een lans te breken voor aandacht in de bestudering van hedendaagse religiebeleving voor wat Dessing “de nadruk op de rol van de media in de sociaal gedeelde ervaringen van het bovennatuurlijke” noemt. Het betreft hier zowel oude als nieuwe media. “In deze benadering wordt vooral aandacht besteed aan de zintuiglijke en materiële dimensies van religie, de manier waarop het religieuze subject wordt gevormd. Dat alles houdt verband met de manier waarop de gemeenschap of belonging wordt gedefinieerd, in termen van gedeelde religieuze ervaringen en minder in termen van autoriteit.59 Meyer pleit tevens voor het betrekken van esthetica bij het beter begrijpen van de oorsprong en het onderhouden van religieuze ervaringen en gevoelens.60 Bijvoorbeeld (kleding) als onderdeel van de identiteit, gezien vanuit het perspectief van de migrant met een moslimachtergrond zelf. Stijl weerspiegelt een collectieve religieuze identiteit.61 Het is volgens haar interessant om te zien dat religieuze esthetica, eenmaal geïmplanteerd in een persoon,
53Birgit
Meyer, Religious Sensations. Why media, aesthetics and power matter in de study of contemporary religion, Amsterdam, 2006, p 4 Ibid p 28. 55 Zie bijvoorbeeld: T. Asad, The idea of an anthropology of Islam, CCAS Occasional paper series,Washington, 1986/1996. 56 Zie bijvoorbeeld: Saba Mahmood, Politics of Piety. The Islamic Revival and the Feminist Subject, Princeton, 2005. 57 Birgit Meyer, Religious Sensations. Why media, aesthetics and power matter in de study of contemporary religion, Amsterdam, 2006, p5. 58 Vellenga op Conferentie „De vermijding voorbij, Trends en ontwikkelingen binnen de islam in Nederland‟, Amsterdam, 6 december 2007. Nathal Dessing, “Wat denk je dat je bent?” Vormen en elementen van islam in de moderne tijd, openingscollege academisch jaar, Leiden, 8 september 2010, p 9. 60 Birgit Meyer, Religious Sensations. Why media, aesthetics and power matter in de study of contemporary religion, Amsterdam, 2006, p 23. 61 Birgit Meyer, Religious Sensations. Why media, aesthetics and power matter in de study of contemporary religion, Amsterdam, 2006, pp 24-25. 54
21
gehandhaafd blijft, onafhankelijk van de nieuwe buitenwereld of het feit of er nog spreke is van een actieve religieuze betrokkenheid.62 4. Waarden en identiteit zijn buzz-begrippen Thijl Sunier, de nieuwe hoogleraar „Islam in Europese samenlevingen‟ aan de VU, vergeleek in een gesprek de begrippen waarden en identiteit met kapstokken: “je kan er hele verschillende zaken aan ophangen. Dat wordt wel: nailing jelly on the wall, genoemd”. Waarde en identiteit zijn verworden tot buzz-begrippen, tot clichés zonder werkelijke betekenis. Rogiers Brubaker en Frederick Cooper tekenen in Beyond “identity” 63 op hoe de notie identiteit in de jaren zestig in de wetenschap opkwam. Het is een rijk begrip, concluderen ze, maar als analytisch concept is het hopeloos ambigue.64 Het suggereert ofwel teveel ofwel te weinig. Toch pleiten Brubaker en Cooper er voor om het concept te handhaven, maar dan moet het wel opnieuw geformuleerd worden door het als het ware uit elkaar te rafelen in deelaspecten: 1. identificatie en categorisatie. Hoe identificeren, dus categoriseren mensen zichzelf en hoe wordt men door anderen geïdentificeerd en gecategoriseerd? Dat varieert van context tot context. 2. Self-understanding en sociale lokaliteit. Hiermee wordt gedoeld op het idee wie men is, wat als de sociale lokatie wordt ervaren en de bereidheid (op grond van deelaspect 1) om dat uit te dragen. Ook hiervoor geld dat dat van situatie tot situatie kan verschillen. Het idee wie men is kan vele vormen aannemen. 3. gemeenschappelijkheid, verbondenheid, groepsgevoel. Hier gaat het om de emotionele verbondenheid met een specifieke groep, waarmee zowel solidariteit wordt gevoeld ten opzichte van de groep als geheel als eenheid ten opzichte van de afzonderlijke groepsleden. Zo onderscheid je je of definieer je je ten opzichte van de anderen, degenen die niet tot die specifieke groep behoren. Martijn de Koning, die onderzoek heeft gedaan naar de geloofsbeleving en identiteitsvorming van jonge Marokkaans-Nederlandse moslims, stelt, net als bijvoorbeeld de Franse islamoloog Oliever Roy, dat gaandeweg in de jaren zeventig en tachtig in de studies naar religieuze identiteit het etniseringsperspectief het dominante paradigma is geworden. Dat geldt eveneens voor de media en de politiek, zeker in de afgelopen decennia. De Koning doelt op het proces waarbij bijvoorbeeld de islam, of het hindoeïsme, de „identity marker‟ wordt.65 Vervolgens laat hij zien dat er geen eenduidige theorie bestaat over hoe de ontwikkeling van moslimidentiteiten in de moderne Europese samenlevingen zich voltrekt. Er bestaat een woud aan opvattingen over in de sociale wetenschap. Tegelijk waarschuwt hij 1. dat identiteit weliswaar situationeel bepaald is, maar dat de betrokkenen dit zelf anders kunnen ervaren en 2. dat authenticiteit en identiteit veel raakvlakken hebben maar niet hetzelfde zijn. “Authenticiteit gaat Ibid, pp 25-26 Brubacker, R & F. Cooper, „Beyond “Identity”´ in Theory and Society, 29(1), 2000, pp1-47. 64 ibid, p 6. 65Martijn de Koning, Zoeken naar een „zuivere‟ islam. Geloofsbeleving en identiteitsvorming voor jonge Marokkaans-Nederlandse moslims, Amsterdam, 2008, p 28. 62 63
22
over het idee van het eigenlijke Zelf en de pogingen om trouw te zijn aan dat authentieke Zelf. Identiteit gaat over loyaliteit aan de eigen groep op basis van verbeelde verwantschap en het markeren van grenzen tussen de eigen groep en de outsiders.“66 De Koning onderscheidt de volgende dimensies van de moslimidentiteit van jongeren; 1. de etnografische, 2. de externe (bijvoorbeeld ervaringen met niet-moslims), 3. de interne (bijvoorbeeld mening over religieuze gezagsdragers, ouders), 4. de gender, 5. de transempirische (bijvoorbeeld: religieuze identiteit is niet alleen een cognitief en affectief aspect van iemands leven, maar ook een lichamelijk aspect. Denk aan wel of niet een hand geven aan het andere geslacht) en 6. de virtuele dimensie (bijvoorbeeld internet). Al deze dimensies beïnvloeden elkaar voortdurend, meent De Koning. Ze vormen voor hem een analytisch hulpmiddel om recht te doen aan de verschillende processen die aan de basis liggen van de constructie van de eigen identiteit.67 Voor „Niet alleen Allah‟ is het relevant al deze dimensies in het achterhoofd te houden, maar de zoektocht richt zich niet op de vraag hoe hun identiteit is opgebouwd, maar of en zo ja welke morele ankers er naast „Allah‟ nog meer zijn die het denken en handelen van tweede generatie migranten met een moslimachtergrond bepalen. 5. Zuivere kennis en hoe we ons moreel en existentieel verhouden tot de wereld waarin we leven Ger Groot benadrukt in zijn de inleiding Charles Taylor over godsdienst en de moderne wereld bij de Nederlandse editie van Secular Age van de Canadese politieke wetenschapper en filosoof Charles Taylor, dat deze meent dat terwijl de wetenschap over zuivere kennis gaat, het in de godsdienst gaat om de vraag hoe we ons moreel en existentieel verhouden tot de wereld waarin we leven.68 Ook al zijn dat twee verschillende gezichtspunten, aldus de Canadese wetenschapper, ze hoeven elkaar niet uit te sluiten.69 Wetenschappelijke en religieuze vormen van denken en spreken hebben volgens Taylor betrekking op verschillende werkelijkheidsniveaus en brengen verschillende waarheden tot uitdrukking. Natuurwetenschappen, hoe bewonderenswaardig die ook mogen zijn, worden in zijn optiek gevaarlijk als zij als enige gaan beslissen over wat voor het mensenleven als waar en belangrijk geldt.70 Taylor voorspelt dat in het hart van de moderniteit opnieuw het verlangen zal opkomen naar een transcendentie die erkent dat datgene wat voor mensen werkelijk waarde heeft, zich onttrekt aan iedere calculeerbaarheid en menselijke autonomie.71 Groot benadrukt dat Taylor laat zien dat “de moderniteit ruimte biedt voor het inzicht dat de menselijke autonomie het niet kan stellen zonder zaken waarop zij nu juist géén greep heeft”.72
Ibid, pp 30-34. Ibid, pp 40-45. 68Ger Groot, „Charles Taylor over godsdienst en de moderne wereld‟, in: Charles Taylor, Een Seculiere Tijd, Rotterdam, 2009, p 8. 69 Ibid, p 9. 70 Ibid, pp 29-30. 71 Ibid, p 31. 72 Ibid, p 33. 66 67
23
De Canadese wetenschapper is een pleitbezorger van het idee dat „samenleven‟ een eigen dynamiek veronderstelt, die niet te herleiden is tot de interactie van individuen die elk voor zich hun eigen welbegrepen eigenbelang nastreven. Hij is, verduidelijkt Groot, “een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het communitarisme, dat er grofweg van uitgaat dat er éérst een gemeenschap is en vervolgens pas een individu dat daarbinnen tot wasdom komt en functioneert”.73 Maar Taylor zet, zoals menige communitarist doet, niet alle kaarten op de gemeenschap, zoals liberalen alle kaarten op het individu zetten. Hij beschouwt de twee als polen binnen een spanningsveld dat slechts in evenwicht kan blijven wanneer van beide het fundamentele onherleidbare bestaansrecht wordt erkend.74 Het voert hier te ver om diep in te gaan op zijn onderliggende visie dat de moderniteit niet een exclusieve voortzetting is van de achttiende eeuwse Verlichting. Voor Taylor, in de uitleg van Groot, is voor ons huidige zelfbewustzijn zeker de traditie van de Romantiek net zo belangrijk. De Romantiek reageerde direct op de Verlichting en werd voor een deel al direct in de achttiende eeuw voorbereid. “Het was immers de Romantiek die het individu niet alleen als een eenling beschouwde, maar ook opgenomen zag in een groter, gemeenschappelijk geheel.” En het was de Romantiek, die voor het eerst filosofische aandacht schonk aan het feit dat “mensen zichzelf vaak helemaal niet als algemeen-abstracte individuen beschouwen, maar hun grootste waarde zien liggen in datgene wat hen nu juist van anderen onderscheidt75 – niet onbelangrijk in de huidige tijd van polarisatie en globalisering. Wat Taylor, in de uitleg van Groot, betoogt is dat een mens is gesitueerd in een wereld die er al is en dat hij die in overeenstemming moet brengen met de waarden die hijzelf gekozen heeft en waarvoor hij dus verantwoordelijk is. In andere woorden: oordelen over waarden zijn dus niet helemaal de vrije keuze van het individu en we kunnen in onze ethische, maatschappelijke en politieke keuzes al evenmin louter pragmatisch te werk gaan. Het vertrekpunt voor Taylor is dat erkend wordt dat er fundamentele waarden zijn die niet calculeerbaar, niet verhandelbaar of zelfs vrij te kiezen zijn. Ze zijn eenvoudigweg voorgegeven aan ons morele bewustzijn omdat de werkelijkheid ons zelf reeds het grondstramien van een rangorde van waarden aanreikt die ofwel in de dingen zelf zitten, ofwel intrinsiek behoren tot de cultuur en traditie waarvan wij deel uitmaken.76 Groot besluit zijn inleiding met de opmerking dat het opvallend is dat “Taylor noch in Een Seculiere Tijd, noch in eerdere publicaties waarin hij dit thema voorbereidde, over de geloofsinhoud veel zegt. Liever spreek hij over de geloofspraktijk, en dat wettigt het vermoeden dat ook voor hem de godsdienst vooral en kwestie van handelen en niet van weten is”.
Ibid, p 12. Ibid, p 13. 75 Ibid, pp 14-15. 76Ibid, pp18-19. 73 74
24
6. Explorerende werkwijze en vragenlijst voor de diepte-interviews Het onderzoek „Niet alleen Allah‟ heeft een explorerend karakter. Ik wil aansluiten bij de waarden van de betrokkenen zelf: tweede generatie migranten met een moslimachtergrond. Ik wil uitstijgen boven referenties aan collectieve voorstellingen. Ik ben op zoek naar geïndividualiseerde betekenisverleningen. Dit betekent dat er niet eerst begrippen worden geconstrueerd en geoperationaliseerd, en vervolgens gemeten, bijvoorbeeld door de concepten waarden en identiteit af te bakenen, maar dat er direct contact wordt gezocht met de leefwereld, de sociale werkelijkheid van het individu.77 Het betekent tevens dat de onderzoekprocedures in voldoende mate flexibel en open moeten zijn om het directe contact, het deelnemen en meebeleven mogelijk te maken. Dat zou in de praktijk ondermeer kunnen betekenen dat verschillende vormen van dataverzameling gecombineerd zouden moeten worden.78 Een masteronderzoek is evenwel een bescheiden onderzoek, en daardoor minder geschikt voor de zogeheten actor-benadering, die zeer arbeidsintensief en daardoor tijdrovend is, én het combineren van verschillende vormen van dataverzameling. Tegelijkertijd wil ik met „Niet alleen Allah‟ wel verder reiken dan het weergeven of beschrijven van het innerlijke perspectief van de onderzochten. Hen enkel „napraten‟.79 Dat betekent dat de onderzoeker twee perspectieven moet hanteren: enerzijds aansluiting zoeken bij de sociale werkelijkheid van het individu, en anderzijds afstand daarvan nemen door de gereconstrueerde werkelijkheid te objectiveren door aansluiting te zoeken bij bestaande of nieuwe (sociologische) begrippen te ontwikkelen. Dat laatste komt in het onderzoek van Hijmans tot stand door de afwisseling van cycli van materiaalverzameling, analyse, toetsing en reflectie.80 Voor mijn bescheiden onderzoek was dat te ambitieus. Ik maak gebruik van de begrippen die Hijmans in haar proefschrift heeft ontwikkeld: vier typen van zingevingssystemen. Door te toetsen aan de hand van mijn materiaal in hoeverre mijn respondenten in de vier typen zingevingssystemen van Hijmans passen of juist niet, stijg ik boven het innerlijke perspectief van mijn respondenten uit. Tevens onderzoek ik zo of het wel klopt voor tweede generatie migranten met een moslimsachtergrond, zoals uit het onderzoek van Hijmans blijkt, dat er bij zingeving niet altijd sprake hoeft te zijn van één wel-geïntegreerde levensbeschouwing. Ik hoop een glimp te ontdekken van wat het eigene is aan de ontwikkelingen met betrekking tot waarden, in de zin van oriëntatiekader, en identiteit, al of niet religieusislamitisch geborgd, die zich onder de personen in mijn onderzoekgroep voordoen. Hijmans stelde zich met haar beschrijvende onderzoek ten doel om een “empirische typologie van hedendaagse zingevingssystemen te ontwikkelen, om daarmee de these van de
77Ellen
Hijmans, Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen, Nijmegen, 1994, p 33. p 33. 79Ibid, p 33. 80Ibid, pp 33-34. 78Ibid,
25
„onzichtbare religie‟ te evalueren en zodoende een bijdrage te leveren aan het secularisatiedebat”.81 Ik wil inzichtelijk maken in hoeverre het beeld dat in het publieke debat wordt gehanteerd, dat de islam voor migranten met een moslimachtergrond allesbepalend zou zijn voor hun identiteit, en de waarden die daaraan ten grondslag liggen, overeenstemt met de realiteit. Haar vier zingevingssystemen 1. fungeren voor mij veeleer als ideaaltypen, aan de hand waarvan ik, op grond van mijn materiaal, een mogelijke verscheidenheid aan identiteiten van tweede generatie migranten met een moslimachtergrond toets en 2. op basis waarvan ik onderzoek in hoeverre haar typologie ook relevant is om de veelvormige ontwikkelingen ten aanzien van de religieuze individualisering en de geconstateerde afname van religieuze affiliatie, het wegdrijven van de islam, onder tweede migranten met een moslimachtergrond in beeld te kunnen brengen. Tijdens de diepte-interviews werkte ik met een thematisch gestructureerde vragenlijst, waarbij ik een open vraagstelling hanteerde.82 Ik koos, op basis van de beschreven theorie, voor de volgende vier thema‟s: 1. persoonlijke geschiedenis, 2. levensbeschouwing, 3. praktijk, 4. identiteit. Dat stelde mij in staat om zowel het cognitieve betekenisaspect (thema 1 en 2) als het instrumentele gebruiksaspect (thema 3) uit te diepen. Hoe worden opvattingen met de praktijk verbonden? En thema 4 geeft (zeer beperkt) inzicht of en in hoeverre hun waarden in hun identiteit tot uitdrukking worden gebracht. Op advies Janssens van de Humanistische Omroep, voor het mogelijke latere filmplan, sloot ik de gesprekken af met de vraag: Als je je waarden zou mogen visualiseren, wat komt dan bij je op?83
81Ellen
Hijmans, Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen, Nijmegen, 1994, p 29. Zie interviewvragen: bijlage 4. 83 Ibid. 82
26
3 – DE STAGE „NIET ALLEEN ALLAH‟ BIJ HUMAN.NL 1. Inleiding Ik wilde mijn masteronderzoek graag laten samenvallen met het maken van een plan voor een documentaire film. Hoe vang je betrekkelijk gecompliceerde problematiek en wetenschappelijke onderzoeksbevindingen in een beeldverhaal? En in hoeverre verschilt wetenschappelijk onderzoek van journalistiek onderzoek? Janssens, directeur van de Humanistische Omroep, tilde op 26 november 2009 mijn idee van een stage naar een project: onderzoek naar wat naast „Allah‟ de „morele ankers‟ van tweede generatie migranten met een moslimachtergrond nog meer konden zijn en of en hoe dat tot uitdrukking komt in hun identiteit. Hieronder beschrijf ik inhoud en uitvoering van mijn stage bij de Humanistische Omroep. 2. De stage De stage, aldus Janssens, zou kunnen bestaan uit een blog op hun digitale platform, Human.nl. Het publiceren van de interviews - het empirische materiaal van mijn onderzoek -, columns van „meedenkers‟ en blogpost van mij gedurende de onderzoeksperiode. Zo zou ik een bredere groep bereiken dan alleen mijn onderzoekspopulatie. Op grond van de onderzoeksresultaten zouden we vervolgens kunnen bekijken of een documentaireplan er in zat of dat daarvoor mogelijk additioneel onderzoek nodig was. De inhoud en aanpak, het stageplan, werd in de maanden december 2009 en januari 2010 gaandeweg concreet op basis van het huiswerk dat Janssens me opgaf.84 Bovendien moest ik een premisse bedenken. “Vat je onderzoek in een tegeltjeswijsheid samen‟, sprak Janssens. Ik puzzelde en puzzelde, maar het duurde tot begin maart, tijdens de gesprekken over de look and feel van mijn blog, dat al pratend opeens de drie woorden Niet Alleen Allah uit mijn mond rolden. Bij de lancering van het onderzoeksblog „Niet alleen Allah´, eind maart 2010, wilde ik, naast de eerste zes interviews, ook al enkele columns van „meedenkers‟ publiceren. Ik vroeg om verschillende redenen Jan Jaap de Ruiter85, Martijn de Koning86 en Ibrahim Yerden87, die zich met facetten van „de islam in Nederland‟ bezighouden. Tegelijkertijd boog ik me, samen van Rosemarie Kraanen, bij Human.nl verantwoordelijk voor ondermeer de snel groeiende groep bloggers, over de layout van „Niet alleen Allah‟. Al zoekend kwamen we op een logo88 en de bestaande indeling en categorisering89. Op 31 maart gingen we geruisloos live. In de week daarop,
Zie stageplan: bijlage1. http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/03/18/geen-steun-aan-religie-wel-steun-aan-religieuzen/ 86 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/03/18/wat-minder-hokjes-denken-svp/ 87 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/03/31/de-aleviet-bestaat-niet/ 88 Zie afbeelding op het schutblad van deze masterscriptie 89 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/ 84 85
27
op 8 april, maakte de Humanistische Omroep met een persbericht de geboorte van „Niet alleen Allah‟ wereldkundig.90 In de maanden daarop, tot en met augustus 2010, interviewde ik in verschillende steden respondenten91, sprokkelde columns92 en schreef blogposts.93 Het streven was om vijftien interviews af te nemen en tien columns te publiceren. Dat eerste is gelukt, het tweede hield op bij acht. Het einde van het academische jaar naderde, iedereen had het druk, ook met eigen onderzoek. Bovendien voegde ik een nieuwe categorie op mijn blog toe: onderzoeksvragen. Ik was benieuwd of en in hoeverre de tweede generatie migranten met een moslimachtergrond in Nederland waarde hechten aan hedendaagse islamitische denkers - zoals ik ook in mijn stageplan had gezet - die pogen het religieuze gezagsvacuüm in de islam op te vullen en de eigenwaarde van moslims in het Westen op te krikken. Een van hen is bijvoorbeeld de in Nederland zowel befaamde als verguisde Tariq Ramadan. Een ander, zeker zo omstreden, voorbeeld is de meer radicale en in de Bronx (New York) geboren sjeik Khalid Yasin. Tegelijkertijd trachten - eveneens in een poging om de wildgroei aan fatwa‟s in te dammen - ook steeds meer klassieke islamitische geleerden om dat vacuüm op te vullen. Een van de meest sprekende voorbeelden daarvan is de in 1997opgerichte en in Dublin gevestigde Europese Raad voor Fatwa en Onderzoek (ECFR)94, voorgezeten door de „global mufti´ Yusuf alQaradawi. Hij is tevens betekend van islamonline95 en zijn wekelijkse televisieprogramma op AlJazeera.96 De doelstelling van de raad is om bestaande uitgangspunten binnen het islamitische recht, het recht van de minderheden, te herinterpreteren en op die manier 1. het welzijn van de moslims in Europa te bevorderen door 2. specifieke wettelijk niet-toegestane zaken (bv het afsluiten van een hypotheek) voor moslims in het Westen wel mogelijk te maken (bv terwijl rente in de rest van de islamitische wereld ten strengste is verboden) 3. en hierdoor zowel de gemeenschap van moslims in de westerse wereld intern te versterken 4. als niet-moslims in Europa te verleiden om tot het moslimgeloof toe te treden (dawa/zending). De raad heeft in de afgelopen dertien jaar zeker onder een deel van de islamitische geleerden (imams, academici) gezag afgedwongen met spraakmakende fatwa‟s die de directe
Voor persbericht: bijlage 4. Zie voor alle interviews: http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/category/interviews/ 92 Zie voor alle columns: http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/category/interviews/ 93 Zie voor alle blogposts: http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/category/interviews/ 94 http://www.e-cfr.org/en/ 95 http:/islamonline.net 96 Zijn tv-show Sharia and Life bestaat inmiddels al ruim tien jaar. 90 91
28
geloofspraktijk van moslims in het Westen vergemakkelijken. Of de raad erin is geslaagd de miljoenen moslims in datzelfde Europa te bereiken en aan te spreken, laat staan zich onder hen tot een gezaghebbende religieuze instantie te ontwikkelen, valt te betwijfelen. Op 21 april postte ik onderzoeksvraag 1: Spreekt het gedachtegoed van Tariq Ramadan jou aan of juist niet?97 Tot op de dag van vandaag heeft geen enkel bezoeker een comment achtergelaten. Op 9 mei postte ik onderzoeksvraag 2: Heb jij je wel eens laten leiden door een advies van de Europese Fatwaraad?98 Het enige commentaar tot nu toe: “nooit van gehoord”. Ik besloot om dit onderdeel uit mijn aanvankelijke stageplan en dus onderzoeksopzet te schrappen en me in meer algemene zin te richten op de vragen: 1. Waaraan ontlenen tweede-generatie-migranten met een moslimachtergrond in Nederland hun waarden? 2. In hoeverre bepalen die waarden hun identiteit? Verder bleef de onderzoeksblog „Niet alleen Allah‟ niet onopgemerkt in de media. Op 27 april 2010 werd ik geïnterviewd in het radioprogramma „OBA-live‟ van de Nieuwe Islamitische Omroep (NIO) op Radio 5 en op 19 mei was ik een uur te gast in het radioprogramma „Kunststof‟ van de NPS.99
http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/04/21/91/ http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/category/onderzoeksvragen/ 99 http://www.nps.nl/page/programma/424/kunststof/aflevering/detail/10997016/froukje-santing--journaliste http://www.obalive.nl/default.aspx?lIntEntityId=1150 97 98
29
4 – UITVOERING VAN HET ONDERZOEK 1.
Inleiding
Uit tal van onderzoeken in Nederland komt het beeld naar voren dat net als onder Nederlanders ook onder tweede en derde generatie migranten met een moslimachtergrond de betrokkenheid bij godsdienstige activiteiten als moskeebezoek afneemt en de beleving van de islam steeds meer een persoonlijke keuze wordt. Tegelijkertijd leidt dat niet tot een verminderde identificatie met het eigen geloof, zoals we onder protestanten en katholieken in Nederland in de afgelopen decennia hebben gezien. De islam blijft belangrijk voor hun zelfbeeld. Ze denken er vaak aan en ze voelen zich persoonlijk aangesproken als hun geloof wordt bekritiseerd. Wel houdt de mate van betrokkenheid verband met leeftijd, opleiding en maatschappelijke positie:100 Believing with en deels without belonging. Ook voor niet-praktiserende tweede- en derde generatie migranten met een moslimachtergrond blijft de islam een belangrijke leidraad in hun leven. Ze ervaren de islam nog steeds als hun cultureel erfgoed en gebruiken het geloof als moreel richtsnoer bij de opvoeding van hun kinderen. Bovendien kiezen ook degenen die een losse band hebben met de islam voor een moslimpartner, het liefst ook nog uit de eigen etnische groep: belonging without believing/cultuurmoslims.101 Daarnaast is er een derde groep: tweede en latere generaties moslimmigranten die te kennen geven niet met de islam geïdentificeerd te willen worden. Zo zegt bijvoorbeeld veertig procent van de Iraniërs in Nederland moslim te zijn, tegenover 98 procent in Iran zelf. Dat de percentages moslims in de landen van herkomst en in de desbetreffende bevolkingsgroepen in het Westen niet parallel lopen, is een van de redenen dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het aantal moslims in Nederland naar beneden heeft bijgesteld tot inmiddels 825.000.102 In dit hoofdstuk leg ik uit wie, met de hierboven beschreven drie groepen in gedachten, mijn respondenten zijn en hoe ik hen heb gevonden. Verder ga ik in op onze gesprekken, de afwikkeling daarvan en de plaatsing van een verkorte versie van die gesprekken op mijn blog „Niet alleen Allah‟. Ik inventariseer mede de reacties die op de interviews op de blog werden achtergelaten. Tot slot leg ik uit hoe de keuze van de columns tot stand is gekomen en welke reacties die opriepen.
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/953535E3-9D25-4C28-A70D-7A4AEEA76E27/0/2008e16pub.pdf en van eerdere datum http://www.scp.nl/dsresource?objectid=20905&type=org 101 http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/953535E3-9D25-4C28-A70D-7A4AEEA76E27/0/2008e16pub.pdf en van eerdere datum http://www.scp.nl/dsresource?objectid=20905&type=org 102http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/ACE89EBE-0785-4664-9973-A6A00A457A55/0/2007k3b15p48art.pdf en http://www.nrc.nl/binnenland/article2313709.ece/CBS_poldermoslim_ontkerkelijkt_ook 100
30
2. De geïnterviewden Hoe was ik in staat om in een bestek van 15 interviews, eigenlijk al te veel voor de periode waarin je wordt geacht een masterscriptie uit te voeren, enigszins een afspiegeling van de hierboven genoemde groepen te vangen? Een representatief onderzoek zou het zeker niet worden, maar om de „sneeuwbal‟ nu helemaal vrij spel te geven, was ook weer niet de bedoeling. Ik verspreidde wijd in mijn kennissenkring het bericht dat ik met het onderzoek „Niet alleen Allah‟ was gestart. Op die manier dienden zich de eerste kandidaten aan. Ook vroeg ik bijvoorbeeld Hak-Der, de landelijke organisatie van Alevieten in Nederland, om bemiddeling en spotte ik via sites en nieuwsbrieven enkele respondenten. Zodra de eerste interviews online verschenen, begin april 2010, kreeg ik bovendien mailtjes van mensen die me wezen op mogelijke kandidaten. In de laatste fase was ik selectiever. Ik verspreidde het bericht dat ik nog een kandidaat zocht die belijdend was of juist een man of vrouw die de islam de rug had toegekeerd. Ook kwam ik via de opiniepagina van de Volkskrant in contact met één respondent. Het onderzoek is dus min of meer via de zogeheten sneeuwbalmethode uitgevoerd en vond in de maanden februari tot en met augustus 2010 plaats. Naast het criterium dat ik respondenten van de tweede generatie uit alle, in de inleiding genoemde, groepen wilde hebben, streefde ik bovendien naar een brede etnische spreiding. Dat lukte niet. Ik kwam geen tweede generatie migranten tegen uit bijvoorbeeld Afghanistan of Bosnië, die met me wilden praten. Uiteindelijk heb ik met vijftien mensen gesproken waarvan acht van Marokkaanse, zes van Turkse en één van Pakistaanse origine zijn. Van dertien van hen staat een verkorte versie van het interview online. Eén wilde dat niet gezien zijn positie in het leger en het feit dat hij ook al in het kader van de 5-meiviering in de publiciteit was geweest. Een andere respondent liet ook na herhaald aandringen per mail en telefoon niets meer van zich horen na ons gesprek. De uitgewerkte tekst van het interview is dan ook niet door hem geautoriseerd. Een voorwaarde voor mij om een verkorte versie op te kunnen baseren voor de onderzoeksblog „Niet alleen Allah‟. Eén andere respondent vond het niet prettig dat haar foto bij het gesprek werd geplaatst. Ik heb een deel van haar boekenkast bij het interview afgebeeld. Bovendien streefde ik naar een redelijke verdeling tussen mannen en vrouwen. Helemaal gelukt is ook dat niet. Ik interviewde negen mannen en zes vrouwen. In leeftijd variëren de respondenten van 24 tot en met 44 jaar, waarvan vier mensen jonger dan dertig jaar zijn. Nadat de eerste interviews online stonden keek Hijmans van het proefschrift Je moet er het beste van maken op mijn verzoek naar de gesprekken. Een van haar adviezen was dat ze het “erg interessant zou vinden als er ook minder hoogopgeleiden aan het woord kwamen”. Ik heb inderdaad slechts één persoon gesproken die een mbo-opleiding heeft, het merendeel is universitair geschoold, enkele hebben een hbo-opleiding gedaan. 31
Ik begreep haar interesse, maar ik had ervaren hoe ingewikkeld de uitvoering daarvan was. Ik was bijvoorbeeld in april bij de coördinator van een mbo-opleiding in Amsterdam-Noord op bezoek geweest met het verzoek om in een klas tijdens de lessen maatschappijleer over „Niet alleen Allah‟ te mogen komen praten. Het idee was om na afloop daarvan voor de camera korte gesprekken met drie leerlingen te voeren, die daarna op mijn onderzoeksblog zouden worden gepubliceerd. De coördinator was enthousiast, maar het liep spaak op de organisatie. Veel leerlingen waren op stage, vakanties in april en mei. 3. De interviews De vijftien gesprekken brachten mij in Amsterdam (4 x), Rotterdam (2x), Utrecht (2x), Amersfoort (1x), Apeldoorn(1x), Leiden (1x), Den Haag (2x), Eindhoven (1x) en Alphen aan de Rijn (1x). De meeste interviews vonden, op verzoek, buitenshuis plaats; een enkeling praatte met me in de woonkamer of in de tuin. Eén keer werd het gesprek bij mij thuis gehouden. De interviews duurden gemiddeld twee uur en de uitwerking ervan varieerde van 3.000 tot 4.500 woorden. Het waren zonder uitzondering inspannende, aangename en boeiende gesprekken. Veelal ontstond al na een kwartier een vertrouwensband, die me in staat stelde om door te dringen tot hun belevingswereld. We verkenden die wereld als het ware samen. We wandelden er door heen en benoemden zaken. Net als voor mij was veel ook voor hen zelf betrekkelijk nieuw. Op die manier hadden ze zich nog niet eerder met hun innerlijk verstaan. Eén respondent bleef maar onderstrepen dat hij zich niet pas kritisch tot de islam was gaan verhouden nadat de Nederlandse samenleving hem op zijn religie had aangesproken – met 9/11 en de moord op Theo van Gogh eind 2004 als directe aanleidingen. “Ik wil benadrukken dat ik me niet voor mijn geloof interesseer omdat ik in het Westen woon. Dat het verlichte Westen mij gedwongen zou hebben om na te denken over de islam.” De vragenlijst fungeerde als gids, maar vaak vertelden respondenten me na afloop dat ze meer het gevoel hadden gehad dat we een gesprek voerden dan dat ze geïnterviewd waren. Soms was het moeilijk om uiteindelijk op te breken. Er waren zoveel gedachten, gevoelens, ervaringen en herinneren omhoog gewoeld. Hoe ga je dit gesprek op papier zetten, werd me dan vaak gevraagd. Een enkeling was aangenaam verrast toen hij de uitgewerkte tekst onder ogen kreeg. Ik had de essentie van hun „zijn‟ gevangen, zeiden ze. Na elk gesprek werkte ik de tekst in de dagen erna uit. Ik nam de interviews niet op, maar schreef mee. Zo blijf ik geconcentreerder tijdens interviews dan wanneer ik de bandrecorder laat meelopen, is mijn ervaring. Thuis, achter mijn bureau, probeerde ik de sfeer van de gesprekken terug te halen en daar hun woorden, hun zinnen in terug te plaatsen. Soms bleef op onderdelen onduidelijk wat ze bedoelden. Vaak vroeg ik hen dan om een verklarend voorbeeld. Soms 32
kwamen ze zelf, bij het lezen van de tekst, op formuleringen die hen tijdens het gesprek maar niet te binnen wilden schieten. Uiteindelijk kwamen we zo tot een door hen geautoriseerde versie. Op basis van die tekst maakte ik een verkort interview voor de blog. Een enkeling vond het moeilijk dat niet alles wat in het gesprek aan de orde was geweest, op de blog terugkwam. Daar correspondeerden we over, tot we overeenstemming bereikten. Internet is niet geschikt om lappen tekst op te lezen, maar ik had toch zeker tussen de 750 en 1000 woorden nodig om mijn geïnterviewden tot hun recht te laten komen. Binnen enkele weken bleek dat veel bezoekers meer dan zes minuten op de site bleven. Later verminderde dat van vier naar drie minuten. En de nieuwsgierigheid piekte tijdens en na afloop van gesprekken met mij over ´Niet alleen Allah´ op publieke radiozenders.103 4. Reacties op de interviews De reacties die op de interviews op de blog zijn achtergelaten vallen tegen, zowel wat aantal als de inhoud betreft. Op zeven van de dertien kwam geen enkele reactie, op één werd één reactie achtergelaten, op vier twee en op één interview zeven reacties. Die laatste is van de enige vrouw die ik heb gesproken die een hoofddoek draagt. Er ontstond een discussie over enerzijds of ze wel begrepen heeft wat het is om moslim te zijn, terwijl anderzijds wordt gesteld dat ze laat zien dat “ze eigenlijk boven Islam of Christendom staat. Zij is iemand die vanuit haar traditie de universele waarden omarmt. Voor mij is Meryem in dit opzicht niet anders dan de Nederlandse protestant of Italiaanse katholieke die vanuit hun geloofstraditie de humaniteit als leidraad kiezen”104 Die herkenning komt ook in een reactie op een ander interview terug: “Een prachtig, eerlijk, toegankelijk en indrukwekkend interview van Faisal. Daarnaast ik herken enorm veel overeenkomsten met mijn christelijke opvoeding.”105 Maar veelal werd de blog ook gebruikt om elkaar de maat te nemen, zoals in de reacties bij het interview met Meryem, of om hen af te zeiken, in het geval van Asseia: “rather have to say that your story is quite hypocrite and full of one-liners which mean nothing. It‟s a typical reaction of someone in a multi-racial relationship. The foreigner who cuts with his/her roots and tries to become part of the society of his/her partner. If you have any dignity for yourselve try to respect the other part as well. Interessant om te ervaren was dat zich vervolgens dan altijd wel iemand meldde om tegengas te geven: “strange‟: your intention to hurt Asseia is too obvious”.106 Maar een bijdrage aan het onderzoeksonderwerp „Niet alleen Allah‟ waren de reacties niet.
103http://www.obalive.nl/default.aspx?lIntEntityId=1150
en http://www.nps.nl/page/programma/424/kunststof/aflevering/detail/10997016/froukje-santing--journaliste. 104 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/03/31/ik-voel-me-het-meest-verbonden-met-de-koran/ 105 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/05/19/%E2%80%98vertrouw-op-god-maar-bindt-wel-je-kameel-vast%C2%B4/ 106 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/06/04/%E2%80%98mijn-familie-zat-overal-bovenop-in-mijn-jeugd/
33
5. De columns Janssens, de directeur van de Humanistische Omroep, raadde me aan om enkele deskundigen, wetenschappers en anderen, te vragen om mee te schrijven op mijn blog en gedurende de loop van het onderzoek mee te denken. De vorming van een zogeheten klankbordgroep, „meedenkers‟. Ik ervoer al snel dat veel wetenschappers tot over hun oren in het werk zitten, zeker in het voorjaar als het academisch jaar ten einde loopt. Sommigen zagen het onderwerp „Niet alleen Allah‟ wel degelijk zitten, maar kregen het domweg niet voor elkaar om een bijdrage te leveren voor mijn blog, laat staan voortdurend mee te denken. Vijf: Thijl Sunier, Martijn de Koning, Jan-Jaap de Ruiter, Ibrahim Yerden en Mieke Maliepaard schreven uiteindelijk een column, evenals drie niet-wetenschappers: Ceylan Pektaş-Weber, adviseur op het terrein van emancipatie en islam en redactielid van www.nieuwemoskee.nl, Leyla Cakir, voorzitter van de landelijke vrouwenorganisatie al Nisa, en Adbelghafour Ahalli, betrokken bij het Netwerk Vrijzinnige Marokkaanse Nederlanders. Hun columns belichten op een andere manier dan de interviews het onderwerp van dit onderzoek. Cakir benadrukt, naar aanleiding van een campagne van al Nisa, dat je én moslim én Nederlander kunt zijn.107 De column van Ahalli is een overdruk van zijn bijdrage aan de opiniepagina van de Volkskrant waarin hij uitlegt waar vrijzinnige Marokkaanse moslims in Nederland naar streven.108 Pektaş-Weber laat weten dat moslims zich beslist niet alleen door de islam laten inspireren.109 De Koning werpt de vraag op waarom voor alles wat met moslims heeft te maken of wat moslims doen een verklaring in de koran wordt gezocht.110 Yerden legt uit dat net als dé moslim niet bestaat ook dé Aleviet, liberale shi‟tisch moslim, niet bestaat. Hij komt uit op tenminste zes ideaaltypes.111 Maliepaard benadrukt hoe moeilijk het is om op basis van onderzoek vast te stellen of tweede generatie moslims nu religieuzer worden of niet.112 De bijdrage van De Ruiter valt welbeschouwd iewat buiten de boot. Hij meent dat steun aan een religie niet nodig is. Die hebben de toets der eeuwen doorstaan, maar religieuzen hebben wel steun nodig.113 Tot een klankbordgroep kwam het dus niet. Wel zorgden de acht columns voor een verbreding van mijn onderwerp. Strikt genomen was dat voor het onderzoek op zich niet noodzakelijk, de interviews vormen het onderzoeksmateriaal, maar voor de blog werkte het positief. Het gaf mijn onderzoek meer aanzien en de columns maken inzichtelijk dat „Niet alleen Allah‟ kan worden ingebed in een breder idee: moslims zijn geen homogene groep. De levensverhalen helpen om daar zicht op te krijgen. De columns veralgemeniseren het onderwerp.
http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/06/10/%E2%80%98ik-ben-moslim-en-ook-echt-nederlands%E2%80%99/ http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/05/12/marokkanen-handelen-niet-op-bevel-van-de-moskee/ 109 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/06/22/moslim-laten-zich-niet-alleen-door-de-islam-inspireren/ 110 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/03/18/wat-minder-hokjes-denken-svp/ 111 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/03/31/de-aleviet-bestaat-niet/ 112 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/04/07/wordt-tweede-generatie-nu-meer-of-minder-religieus/ 113 http://weblogs.hollanddoc.nl/nietalleenallah/2010/03/18/geen-steun-aan-religie-wel-steun-aan-religieuzen/ 107 108
34
6. Reacties op de columns Net als bij de interviews vallen ook de reacties op de columns tegen. Bij meer dan de helft zijn geen comments achtergelaten. Bij die van Maliepaard vijf, op de bijdrage van Ahalli twee, evenals bij die van De Koning. De reacties op De Koning zijn van beschouwende aard en filosoferen voort op zijn thema. Ahalli wordt de maat genomen door een moslimstudent die zijn ideeën over de islam en over moslims over het hele internet blijkt rond te strooien. Maliepaard krijgt complimenten voor haar onderzoeksfocus, maar ook is er wrevel over het feit waarom het toch zo moeilijk is greep op de door haar aangesneden problematiek te krijgen. Al met al kan, net als bij de interviews, worden geconcludeerd dat de reacties geen bijdrage leveren aan het onderzoek „Niet alleen Allah‟.
35
5 - ZINGEVING EN DE VIER TYPEN ZINGEVINGSSYSTEMEN 1. Inleiding Hijmans stelde zich met haar beschrijvende onderzoek Je moet er het beste van maken ten doel om een “empirische typologie van hedendaagse zingevingssystemen te ontwikkelen, om daarmee de these van de „onzichtbare religie‟ te evalueren en zodoende een bijdrage te leveren aan het secularisatiedebat”.114 Ik wil inzichtelijk maken of het beeld dat de islam voor tweede generatie migranten met een moslimachtergrond allesbepalend zou zijn voor hun identiteit, en de waarden die daaraan ten grondslag liggen, wel in overeenstemming is met de realiteit. De vier door Hijmans ontwikkelde profielen van zingevingssystemen fungeren voor mij als ideaaltypen, waaraan ik de mogelijke verscheidenheid in waarden en in identiteit onder tweede generatie migranten met een moslimachtergrond toets. Tevens onderzoek ik of de typologie van Hijmans wel van waarde is voor de snelle en grillige veranderingen met betrekking tot enerzijds de religieuze individualisering en anderzijds het „wegdrijven‟ van de islam onder migranten met en moslimachtergrond. Zo stijg ik boven het innerlijke perspectief van mijn respondenten uit en objectiveer ik de door hen gereconstrueerde werkelijkheid. In dit hoofdstuk ga ik in op wat onder zingeving wordt verstaan en beschrijf ik vervolgens de vier typen zingevingssystemen. 2. Zingeving Ik ben met „Niet alleen Allah‟ op zoek naar waarden in de betekenis van oriëntatiekader, naast of bij ontstentenis van Allah, of de koran, die staat voor ultieme waarden. Zingeving dus niet alleen als betekeniscategorie, maar ook als alledaags verschijnsel dat verbonden is met het doen en laten van mijn respondenten. Zingeving verschaft niet alleen antwoorden op levensvragen. Het geeft tevens structuur en vorm aan het leven en het legitimeert de identiteit.115 Hijmans gaat uit van twee aspecten van zingeving: het betekenisaspect en het instrumentele aspect, respectievelijk het persoonlijke levensontwerp en het praktische en het vormgegeven vermogen in het zingevingssysteem. Wat vertegenwoordigt de zingeving en hoe komt dat in hun doen en laten tot uitdrukking? Centraal in mijn onderzoek staat de vraag of het perspectief van mijn respondenten op de zin van het leven een levenbeschouwelijke, een islamitische, component bevat, en in welke mate. En als dat niet zo is, hoe ziet hun oriëntatiekader er dan uit? En hoe komt dat in hun identiteit tot uitdrukking? Dat kan van persoon tot persoon verschillen. Hijmans komt op basis van een vijftigtal diepte-interviews met de zogenaamde actorbenadering uit op vier typen zingevingsystemen in de betekenis van zingeving als alledaags verschijnsel, als oriëntatiekader voor het dagelijks handelen, dat op verschillende manieren wordt
114 115
Ellen Hijmans, Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen, Nijmegen, 1994, p 29. Ibid, p 51.
36
ingevuld. De twee typen, drijfveer en aholic, met of zonder één dominant levensdoel (bijvoorbeeld mensen die alles opzij zetten voor een carrière, naar analogie van de Amerikaanse zegswijze „workaholic‟ ), noemt ze „geïntegreerd‟: De twee typen, mozaïek en conglomeraat, er zijn meerdere levensdoelen en ook een levensbeschouwing of wel een levensbeschouwing ontbreekt, noemt ze „gedifferentieerd‟.116 Tabel 1: Typen zingevingssysteem naar hun oriëntatie op het dagelijks leven.117 INTEGRATIE
Levensbeschouwing speelt rol + Levensbeschouwing speelt rol -
Dominant levensdoel
1. DRIJFVEER
2. AHOLIC
Meerdere levensdoelen
3. MOZAIËK
4. CONGLOMERAAT
3. De vier typen zingevingssytemen Waar staan de verschillende typen voor? Eerst de twee typen met of zonder één dominant levensdoel: Drijfveertype: vertoont een dominerend levensdoel dat de dagelijkse gang van zaken bepaalt, en dat levensdoel is verbonden met een levenbeschouwelijke visie die de expliciete achtergrond vormt waartegen dat doel wordt geformuleerd. Er is sprake van eenheid in het levensbeschouwelijke verhaal dat, op natuurlijke wijze overloopt in handelen, zoals in het oplossen van problemen, ethiek, opvoeding en het omgaan met anderen.118 Aholictype: een bepaalde levenssector, bijvoorbeeld de carrière, neemt een centrale plaats in het leven in. Bij de ultieme interpretatie van de zin van het leven of de legitimatie van het dagelijks handelen wordt juist geen gebruik gemaakt van levensbeschouwelijke betekenissen. De overeenkomst met het drijfveertype is dat er een sterke concentratie plaatsvindt van denkbeelden, doelen, activiteiten en sociale relaties. Men beweegt zich in een specifieke cultuur, domein of sector. Het verschil is dat men zich niet op het betekenisniveau maar op het handelingsniveau concentreert. 119 De andere twee typen waar sprake is van meerdere levensdoelen en ook een levensbeschouwing ofwel een levensbeschouwing ontbreekt: Mozaïktype: meerdere min of meer gelijkwaardig ervaren levensdoelen staan naast elkaar. Men kan in het algemeen moeilijk uitmaken wat de meeste prioriteit heeft. Als geheel is het zingevingssysteem meer geschakeerd en zijn de levensdoelen onderling verweven. Voor het verantwoorden van hun leef- en handelswijze wordt geput uit meerde bronnen om een eigen visie Ibid, pp 56-58. Ibid, p 56. 118 Ibid, p 83 en p 155. 119 Ibid, p 83 en p 156. 116 117
37
te construeren. Een van die bronnen is evenwel een vorm van levensbeschouwing. In vergelijking met het drijfveertype is de levensbeschouwing hier meer naar de achtergrond van het leven gedrongen en minder uitgewerkt in een expliciete „leer‟. De dagelijkse gang van zaken wordt door meerdere belangrijke thema‟s bepaald.120 Conglomoraattype: levensbeschouwing speelt nauwelijks een rol. Bereikbare doelen en behoeften fungeren direct als ingang voor het oriëntatiekader. Er vindt weinig reflectie plaats of zingevingsvragen of levensdoelen, deze worden als het ware door het leven zelf aangereikt. De vraag naar de zin van bestaan of van de levensdoelen wordt niet gesteld of vermeden, het hieren-nu en de eisen die de verschillende situaties (en rollen) stellen zijn allesbepalend.121 Er is dus sprake van verschillende oriëntaties op het dagelijks leven. Voor het drijfveertype staat het niveau van redeneren centraal, de nadruk ligt op de levensbeschouwelijke onderbouwing van het handelen. Het mozaïektype combineert meerdere oriëntaties met een eigen onderbouwing, waarvan er één levensbeschouwelijk van aard is. Het aholictype oriënteert zich vanuit het handelingsniveau, waarin één sector centraal staat, die als levensvervullend wordt gezien. Het conglomoraattype ten slotte oriënteert zich vanuit het niveau van de sociaalculturele formules en sociale relaties. Van hieruit worden doelen, legitimaties en handelingen vormgegeven.122
Ibid, p 83 en pp 156-157. Ibid, p 83. 122 Ibid, p 158. 120 121
38
5. MIJN MATERIAAL EN DE VIER TYPEN ZINGEVINGSSYSTEMEN 1. Inleiding Hijmans stuitte in haar promotiewerk - naast het drijfveertype - veelvuldig op het aholic-, het mozaïek-- en het conglomeraattype. Hierdoor maakt ze korte metten, stelde Ter Borg in een bespreking van haar proefschrift, “met zaken die in de godsdienstsociologie gemeengoed waren: bijvoorbeeld dat er bij zingeving altijd sprake moet zijn van één welgeïntegreerde levensbeschouwing”.123 Het was interessant te zien dat bij een eerste, vluchtige toetsing van de vier profielen en mijn interviewgesprekken alle vier de typen zingevingssytemen oplichten, die ik als ideaaltypen interpreteer: drijfveer (3x), aholisch (1x), mozaïek (9x) en conglomeraat (2x). Ook bij migranten met een moslimachtergrond is één wel-geïntegreerde levensbeschouwing dus niet (langer) noodzakelijkerwijs het geval. Bij nadere toetsing bleek mijn materiaal evenwel in sterke mate „te knellen‟ met de typologieën van met name de drijfveer- en mozaïektypen van Hijmans, maar ook met het conglomeraattype. Dat had niet zozeer te maken met het feit dat ik de typologieën opvat als ideaaltypen: dus bij het levensverhaal van elke respondent zijn wel kanttekeningen te maken in hoeverre dit ene kader hun levensverhaal écht dekt. De „afwijkingen‟ waren veeleer terug te voeren op het feit dat - op grond van mijn materiaal - voor het drijfveertype het “leven weliswaar is doordrenkt met levensbeschouwelijke zingeving, en dat levensdoel en levensbeschouwing een monolithisch blok vormen”124 maar dat die levensbeschouwing in mijn materiaal niet tot in de kleinste details tot uitdrukking komt, zoals onder de respondenten van Hijmans. In de onderstaande paragraven wordt dat nader uitgelegd. De afwijkingen voor het merendeel van de mozaïektypen die ik in eerste instantie uit mijn materiaal had gedestilleerd, zitten in het volgende: uit het materiaal van Hijmans blijkt dat voor dit type het monolithische levensdoel als het ware is vergruizeld tot kleinere levensdoelen, die op gelijke hoogte ten opzichte van elkaar staan. “Er is dus weliswaar differentiatie, maar ook ordening. Een van de bronnen waaruit men put is een vorm van levensbeschouwing waaraan men refereert bij de verantwoording van de leef- en handelwijze. Minstens één van de levensdoelen wordt daarmee in verband gebracht.”125 Bij mijn respondenten is evenwel duidelijk sprake van één innerlijke religieuze ervaring, die dominant is. Hun verwoording is eerder, zo te zeggen, drijfveerachtig, hoewel ook meerdere werelden van het mozaïek worden benoemd. Verder lijkt de levensbeschouwing bij het mozaïektype van Hijmans niet zozeer een inhoudelijk uitgewerkt antwoord te geven op zijns- en bestaansvragen, maar meer toegespitst te https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/10452/1/915_084.pdf Ellen Hijmans, Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen, Nijmegen, 1994, p 57. 125 Ibid, p 58. 123 124
39
worden op een invulling van de praktijk van het leven, van het welzijn en de ethiek. In vergelijking met het drijfveertype is levensbeschouwing hier meer op de achtergrond van het leven gedrongen en minder uitgewerkt in een expliciete „leer‟.126 Voor zes van de negen respondenten die ik in onder het mozaïektype schaarde en die een voornamelijk gevoelsmatig antwoord menen te hebben op de „zijns‟-vraag, in een transcendente duiding van kosmos en wereld, is de islam allerminst naar de achtergrond geschoven, ook al wordt de dagelijkse gang van zaken door meerdere thema‟s bepaald. De twee bovenstaande „afwijkingen‟ worden in het vervolg van dit hoofdstuk nader uitgelegd. Tot slot het conglomeraattype: in de typologie van Hijmans spelen voor degenen in dit type zingevingssysteem “levensbeschouwing en reflectie op het handelen nauwelijks een rol. Hier fungeren bereikbare doelen en behoeften direct als ingang voor het oriëntatiekader. Het leven van deze mensen is georganiseerd rondom activiteiten, die als doelen op zichzelf zin en richting geven”.127 Een van de twee respondenten die ik als conglomeraattype aan had gemerkt, reflecteert evenwel duidelijk op zijn migrantengeschiedenis en dat komt ook in zijn handelen tot uitdrukking. De ander ontkomt, veeleer als uiterlijke dimensie van zijn identiteit, eveneens niet aan zijn Turkse origine, hoe vurig hij dat ook wenst. Onder het kopje conglomeraat in paragraaf twee en knelpunten in paragraaf drie kom ik daar nader op terug. De vraag die zich opdringt is of de zingevingssytemen van Hijmans daadwerkelijk van nut kunnen zijn bij de bestudering van de grillig veranderende religieuze beleving van migranten met een moslimsachtergrond in Nederland en degenen onder hen die zeggen zich niet langer met de islam wensen te identificeren? Om dat inzichtelijk te maken, laat ik allereerste zien in hoeverre de vier zingevingssystemen van Hijmans overeenkomen, dan wel onbruikbaar zijn voor het objectiveren van mijn materiaal. Ik licht dat toe met behulp van fragmenten uit het empirische materiaal: gesprekken met vijftien hoogopgeleide tweede generatie migranten met een moslimachtergrond. En ik doe dat op basis van de aanvankelijke indeling van mijn respondenten in zingevingstypen. Daarna behandel ik specifieke „knelpunten‟. Ik sluit af met enkele conclusies. 2. Toetsen van de vier zingevingssystemen 2.1 Drijfveer Voor het drijfveertype, aldus Hijmans, staat het niveau van redeneren centraal, de nadruk ligt op de levensbeschouwelijke onderbouwing van het handelen. Er is sprake van eenheid in het levensbeschouwelijke verhaal dat, op natuurlijke wijze overloopt in handelen, zoals in het oplossen van problemen, ethiek, opvoeding en het omgaan met anderen. Dit zingevingstype combineert dus twee aspecten: een dominant levensdoel en levensbeschouwing. De aanwezigheid van een duidelijk omlijnd levensdoel zorgt voor richting en houvast. Er is sprake 126 127
Ibid. Ibid.
40
van een duidelijk hiërarchie in levensdoelen, een overkoepelend principe waaronder alle andere activiteiten geordend zijn.128 Een van mijn respondenten verwoordde het idee dat het organiserende principe zowel dominant als levensbeschouwelijk (islamitisch) is, als volgt: “Ik voel me het meest verbonden met de koran, de Turkse vertaling van de koran want ik lees en begrijp geen Arabisch. Het is niet zozeer dat ik mijn waarden aan de openbaring ontleen, die zijn door mijn opvoeding al ontwikkeld, maar de koran is wel de inspiratiebron om die waarden te blijven voeden. [ ] Ik ben [] niet zozeer bezig met de regeltjes van de islam, maar met de geest: de centrale boodschap. Voor mij is dat het idee dat: o
er een schepper is
o
dat deze wereld een overgangsperiode is
o
en dat hoe je dit leven invult bepalend is voor het eeuwige leven. Ik ben me er heel goed van bewust dat ik zelf verantwoordelijk ben voor wat ik doe. [ ] De band met je Schepper, ik spreek niet over God of Allah maar over mijn Schepper, is zo‟n overweldigende ervaring, niet te vergelijken met welke band met wie dan ook in het leven. Het contact dat je met hem hebt bijvoorbeeld gedurende het gebed, voelt als het overvloeien van zijn liefde. Dat gevoel wordt nog sterker als ik in de moskee bid. Vaak ben ik dan tot tranen toe geroerd. De band met hem is voor mij de meest krachtige inspiratiebron in mijn leven. Het geeft me kracht en richting om indachtig mijn waarden te leven.”
Een ander kenmerk voor dit type zingevingssyteem is de verbondenheid met een hogere orde, dat niet alleen buiten of boven, maar ook binnen de mens wordt gelokaliseerd, waaraan hij of zij als individu ondergeschikt is. Twee gesprekfragmenten hoe mijn respondenten dat beleven: “Voor mij is religie niet alleen maar bidden etc. Islam is een levensbeschouwing. In alles in het leven kun je God terugvinden. Zie je het mooie van zijn creaties. [ ] Ik laat me door het soefisme, de spirituele kant van de islam, inspireren. Ik maak onderscheid tussen mijn buitenkant en mijn binnenkant. Dat laatste is alleen zichtbaar voor God. Het eerste voor mensen. Wel zijn zij met elkaar verbonden. Als onderdeel van de vijf zuilen van de islam, de rituele verplichtingen, moet je vijf keer per dag bidden. Dat kost je zeg vijf keer tien minuten. Als je dat hebt gedaan kun je dat afvinken: ik heb me vandaag aan het religieuze voorschrift gehouden. Maar bidden is meer dan een uiterlijke handeling. In het soefisme ben je continu met God bezig. Je staat onafgebroken in contact met God. Hoe? Voor mij is aanbidding van God ook het helpen van een oude dame bij het oversteken. Alles wat God ons opdraagt om te doen. Het doen van het goede. Heel humanistisch van aard dus.”
En “De islam is heel duidelijk over de zin van het leven. Er wordt in de koran veel over gesproken. Je leeft op aarde om iets te betekenen. De achterliggende gedachte is toch dat dit 128
Ibid, pp 58-59.
41
leven de brug is naar het volgende, het eigenlijke leven. De manier waarop ik die brug invul is bepalend voor hoe ik na mijn dood in de hemel wordt beoordeeld. Dus of ik ja of nee in het paradijs wordt toegelaten door God. Dat inspireert mij in mijn liefde voor God. De band met hem geeft me energie. Maar bovenal zie ik het leven als een kans om bepaalde zaken te bereiken. Niet alleen voor het hier en nu, maar vooral als een manier om bij God te komen.
Naast het idee dat het organiserende principe zowel dominant als levensbeschouwelijk is - de betrokkenheid bij de omgeving stuurt - geef ik hieronder een illustratie van een ontplooiingsideologie, ook wel New-Age-denken genoemd, dat mijn respondenten aan hun religie, de islam ontlenen. Het verschil met het empirische materiaal van Hijmans is dat voor mijn respondenten dat ontplooien van jezelf een hoger doel dient dan alleen jezelf dienen. Dat element keert terug onder het kopje mozaïek. “Ik ben moslim en de kernwaarde in de islam is gerechtigheid. Dat is ook mijn kernwaarde. Bovendien maakt het volgens mij niet uit of je nu wel of geen moslim bent. Zonder rechtvaardigheid kom je als mens nergens. Met rechtvaardigheid bedoel ik dat je niet alleen rechtvaardig tegenover anderen moet zijn, maar ook tegenover jezelf. Dat houdt bijvoorbeeld in dat je je moet ontplooien;. Je hebt de plicht om je te ontwikkelen tot een evenwichtig mens.”
Tot slot, naast het meer gevoelsmatige ervaringselement is ook een meer cognitief kenniselement van belang voor de constructie en in standhouding van een levensbeschouwing, aldus Hijmans. Kennis van heilige of belangrijke boeken, maar ook via de bevestigende werking van het dagelijks handelen en de sociale interacties. Bij de duidelijkste vertegenwoordigers van het drijfveertype in haar onderzoek kwam deze behoefte naar voren in de vorm van lidmaatschappen van institutionele groepen, kerken, verenigingen of studieclubs. Hieronder enkele gespreksfragmenten van mijn respondenten met betrekking tot het cognitieve kenniselement: “Vijftien jaar geleden voelde ik me ook verbonden met Milli Görüs (nationale visie), een conservatief Turks-islamitische beweging die zich in Nederland gematigd opstelt en de integratie van de Turkse moslims in Nederland voorstaat. Nu heb ik positieve gevoelens ten aanzien van de Turkse premier Erdogan en de Turkse presint Gül. Het zijn mannen die zich hebben ontworsteld aan de eng islamitische visies van hun geestelijke vaders en die een nieuwe politieke beweging hebben opgezet die open naar de wereld kijkt. Ik ben net als deze voormannen niet zozeer bezig met de regeltjes van de islam, maar met de geest.¨ In de achterliggende jaren hebben ook de boeken van Emine Senlikoglu, een Turkse moslima die tevens als feministe wordt aangemerkt, me geïnspireerd. Net als Gül en Erdogan is zij voor mij geen rolmodel, die heb ik niet, maar haar manier van in de wereld staan stimuleert mij om over mijn eigen rol in deze wereld na te denken.”
42
En “Mijn traditionele kant is dat ik het interpreteren van de „bronnen‟ van de islam (koran en overleveringen van de profeet - ahadith) aan religieuze geleerden, de ulama, overlaat. Dat doe ik niet zelf. Ik geloof in een geïnstitutionaliseerde islam. Ik vind het vreemd dat we bijvoorbeeld voor een medisch probleem de hulp inroepen van een deskundige, een man of vrouw die tien jaar heeft gestudeerd. Maar als het op geloofszaken aankomt zijn sommige moslims bereid om zich te laten leiden door een Syrische prediker met drie maanden religieuze scholing. Zo heb ik bijvoorbeeld sympathie voor het idee van de Zwitserse filosoof en islamoloog Tariq Ramadan dat moslims in Europa een Europese identiteit moeten ontwikkelen. Hij is een fijne, intelligente man met de juiste credentials maar ik zoek voor de interpretatie van de bronnen van de islam naar geleerden die voortborduren op oude tradities. Ik moet hun manier van denken in een perspectief kunnen plaatsen. Op welke opvattingen van andere religieuze geleerden baseren ze zich?”
En “De religieuze geleerde Tahir-ul-Qadir, een van oorsprong Pakistaanse geleerde die in Canada leeft, vertelde dat hij op een gegeven ogenblik genoeg had van de wereld en zich terug wilde trekken in de bossen. Zijn vader sprak hem vermanend toe: in de bossen kan iedereen in balans met zichzelf komen. Het is veel moeilijker om dat in het gewone leven te realiseren. Dat is de reden dat ik www.wijblijvenhier.nl heb opgezet. Ook al staan we als tweede generatie moslimmigranten nu in een gure wind in Nederland, we rennen niet de bossen in, we blijven, verenigen ons en maken duidelijk dat we in Nederland horen. Om diezelfde reden heb ik in 2003 de studentenvereniging Mashriq opgezet en ben ik daar nog steeds bij betrokken. De islam leert me om zaken niet op zijn beloop te laten. Ik moet pro-actief zijn. Vertouw op God, maar bind wel je kameel vast, luidt een Arabisch gezegde. Met andere woorden: je bent zelf verantwoordelijk voor een beter wereld. We moeten ook zelf werken aan het verkleinen van de afstand tussen moslims en niet-moslims in Nederland.”
2.2 Aholic Het aholictype, in de invulling van Hijmans, oriënteert zich vanuit het handelingsniveau, waarin één sector centraal staat, die als levensvervullend wordt gezien. In tegenstelling tot bij het drijfveertype speelt levensbeschouwing bij de organisatie van het dagelijks leven geen rol. Een kader ontbreekt, een „verhaal‟, en een reflectie op het hoe en waarom van het doel, dat verder reikt dan de persoon zelf en zijn bezigheden. Zingeving wordt vervangen door concrete levensdoelen en bezigheden.129 Het volgende gespreksfragment geeft inzicht in de achterliggende
129
Ibid, p 63.
43
reden van hoe dat wegdrukken van de „waarom-vraag‟ bij een van mijn respondenten tot stand is gekomen: “Ik ben religieus opgevoed, maar al op de lagere school werd duidelijk dat zoiets als een koranschool waar veel leeftijdsgenoten vanuit de Marokkaanse gemeenschap naar toe gingen, niets voor mij was. Ik lees bijvoorbeeld wel boeken van Karen Armstrong over de islam, maar ik heb niets met instituten zoals koranscholen waar je wordt geacht blind te volgen wat de imam je vertelt. Ik heb niets met concepten van dit is zonde, dus je gaat naar de hel en dit is goed gedrag dus je komt in de hemel. Wat een hypocriet gedoe. Religie als positief verschijnsel, als factor waar anderen geluk en tevredenheid uit kunnen halen, religie als roze bril zeg maar, vind ik prima. Daar heeft niemand echt last van. Religie als zweep of opgeheven vinger, daar maak je mij niet blij mee. Helaas is dat in mijn jeugd wel mijn ervaring geweest en dat verklaart mijn tegenzin tegen religie en waarom ik me er niet bij thuis voel. In mijn jeugd heb ik de islam niet als een toegevoegde waarde ervaren en ik heb me er al vrij jong bewust voor afgesloten.”
Een ander element van het aholictype is de sterke concentratie op één segment van het dagelijks leven dat zo sterk is dat er sprake is van een zekere monomanie. Een gesprekfragment van een respondenten geeft inzicht in hoe dat bij haar tot uitdrukking komt: Kun je vertellen wat voor jou van waarde is in het leven? Waar draait het in jouw leven om? “Autonomie. Ik wil mijn eigen weg kunnen gaan. Naarmate ik ouder word, vind ik het moeilijker om te aanvaarden dat anderen mij vertellen wat ik moet doen. Ik handel vaak intuïtief, vanuit mijzelf. Tegelijkertijd wil ik genieten van het leven. En ik wil blijven leren. Ik wil niet stil blijven staan.”
Een groot deel van dat handelen en de kwaliteit van het bestaan worden met een doel in verband gebracht, meent Hijmans.130 Het volgende gespreksfragment uit mijn materiaal hoe waarden in middelen en doelen worden omgezet: “Mijn behoefte aan autonomie en het feit dat ik wil genieten van het leven, bepalen mijn dag. Zo wil ik bijvoorbeeld niet onnodig overrompeld worden met dezelfde verhalen, met herhalingen. Ik lees geen krant meer en ik kijk geen televisie. Als er echt nieuws is dan hoor ik dat wel via anderen, op het schoolplein, of op een verjaardag. Tachtig procent van die info is herhaling of niet relevant. Je moet vandaag de dag met de grote stroom informatie die voortdurend op je afkomt goed opletten wat de meerwaarde daarvan daadwerkelijk is. Je moet filteren, selecteren, reguleren, zelf de regie houden. Door geen kranten meer te lezen en geen tv meer te kijken, heb ik meer vrije tijd. Het is gewoon minder druk. Bovendien brengt het geestelijke rust met zich mee. De behoefte daaraan heeft denk ik te maken met het feit dat in mijn jeugd mijn familie overal bovenop zat. Ze 130
Ibid, p 64.
44
wilden werkelijk alles controleren en overal invloed op uitoefenen. Als autonomie je drijfveer is dan is dat erg lastig.”
Hijmans stelt dat de situatie van aholictypen vaak besloten, hun wereld klein is. Zij maakt dat duidelijk met een gespreksfragment waaruit blijkt dat ook het gezins- en familieleven een dominant levensdoel kan zijn. De kwaliteit van het leven wordt door de door haar geciteerde geïnterviewde dan ook afgemeten in de mate waarin zij er in slaagt dit gezinsleven harmonieus te laten verlopen, zonder daarbij te worden geplaagd door andere ambitieuze doelen, die anderen volgens haar wel koesteren. Voor een van mijn respondenten is dat het geval: “Mijn gezin is erg belangrijk. Ik wil mijn kinderen een goede basis geven zodat ze zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige volwassenen waar ik naar ik hoop ook dan een goede relatie mee heb.”
Tegelijkertijd heeft dezelfde respondent de band met haar ouders, en het merendeel van haar familie, verbroken, juist omdat deze haar haar autonomie, een van haar kernwaarden, ontzegden: “Ik heb vanaf mijn eenentwintigste geen contact meer met mijn ouders. Ik studeerde toen bestuurskunde in Rotterdam aan de Erasmus-universiteit. [ ] Ik was achter geraakt met mijn tentamens omdat mijn ouders er moeite mee hadden dat die soms in de avonduren waren. Ze vertrouwden me niet. Vervolgens droegen ze me op mee te gaan naar Marokko terwijl mijn broers en zussen niet mee hoefden. Dat vond ik vreemd. Ik kwam er achter dat ze me waarschijnlijk in Marokko wilden dumpen. Dat er daar een huwelijkskandidaat op mij wachtte. [ ] Ik besefte dat mijn studie belangrijk was. Dat als ik die niet zou afmaken, ik geen eigen leven zou kunnen opbouwen. Al snel ben ik op kamers gaan wonen in Rotterdam. Na verloop van tijd ben ik met mijn huidige Nederlandse man apart maar wel in hetzelfde huis gaan wonen. Inmiddels zijn we al weer langere tijd getrouwd.”
2.3 Mozaïek Het mozaïektype, in de uitleg van Hijmans, combineert meerdere oriëntaties met een eigen onderbouwing, waarvan er één levensbeschouwelijk van aard is. Een mozaïek in de zin dat er sprake is van een samengesteld geheel waarin niettemin een zekere ordening heerst. Net als bij het drijfveertype blijkt dat levensbeschouwing als een houvast op de achtergrond voor een zekere samenhang kan zorgen. Levensbeschouwing werkt in die zin integrerend. Wel is belangrijk te beseffen dat levensbeschouwing bij het mozaïektype een beperktere geldigheid heeft en een minder centrale plaats in het leven inneemt dan bij het drijfveertype. En het levensbeschouwelijke 45
gehalte varieert van individu tot individu. Dat hangt vooral samen met de mate waarin er bewust reflectie plaatsvindt op het „hoe‟ en het „waarom‟ van het handelen. Voor mijn respondenten bestaan traditioneel islamitische elementen als naastenliefde, solidariteit, eerlijkheid, oprechtheid, naast bijvoorbeeld ontplooiingsidealen of/en een maatschappijkritische houding. Werk, hobby‟s en vrijetijdsbesteding, bijvoorbeeld, nemen naast de levensbeschouwing een duidelijke plaats in bij de organisatie van het dagelijks leven. Het verschil met het materiaal van Hijmans is dat zelfontplooiing, zelfverwerkelijking juist wordt ontleend aan de islam. Negen van de vijftien respondenten ervaren dat als een opdracht die de islam aan hen stelt. Een „goede‟ moslim behoort dat bij zichzelf te ontwikkelen.131 Volgens Hijmans is er ook bij mozaïektypen sprake van principiële stellingen en uitgangspunten. Voor mijn respondenten geldt het volgende: “Mijn verbondenheid met mijn geloof is gebaseerd op mijn overtuiging dat bepaalde zaken in het leven boven mijn bevattingsvermogen uitstijgen. Om die te kunnen begrijpen vertrouw ik op God. Bijvoorbeeld ziektes. Als mensen gezond leven en toch ziek worden, dan accepteer ik dat zonder dat ik het hoef te begrijpen. Ik vertrouw er op dat God er wel een bedoeling mee zal hebben. Andere zaken zoek ik uit. Ik bevraag zelf de bronteksten. Ik zet de zaken in de juiste context. Ik neem bijvoorbeeld niet klakkeloos aan dat vrouwen mannen geen hand mogen geven of andersom. Ik heb heel veel houvast aan mijn manier van geloven. Natuurlijk is het niet altijd even gemakkelijk om de grens te trekken tussen overgave en eigen verantwoordelijkheid. Wat gaat mijn bevattingsvermogen te boven en voor welke zaken ben ik zelf verantwoordelijk? Dat blijft een discussiepunt, maar ik heb nog nooit meegemaakt dat ik niet uit die discussie kwam. En als ik eigen verantwoordelijkheid neem en het lukt toch niet of het valt tegen dan kan ik daar vrede mee hebben. Mijn geloof geeft me die rust.”
En “Mijn daadkracht wordt niet zozeer gestuurd door mijn geloof. Ik ben me er van bewust wat hier in Nederland als mens van me wordt verwacht. Ik krijg kansen en die behoor ik te grijpen. Daardoor kan ik me ontwikkel, kan ik werken en voor mezelf zorgen. Wat de Profeet duidelijk heeft gemaakt is dat je moet doorzetten, ook als het even niet meezit. Hij heeft in zijn leven vele beproevingen gekend. Eigenlijk is mijn leven hier in Nederland niet zoveel anders.”
Hoewel principes voor een zekere achtergrond zorgen, aldus Hijmans, lijkt levensbeschouwing bij (een deel van) dit type zingevingssyteem een apart domein te vormen, dat op de achtergrond van het dagelijks leven een rol speelt.132 Twee gesprekfragment uit mijn materiaal die inzicht geven in hoe zich dat onder migranten met een moslimachtergrond kan openbaren: 131Ibid,pp 132
67-68. Ibid, p 68.
46
“Ik ben inmiddels geen gelovige moslim meer, wel behoor ik tot de Turks-islamitische cultuur.”
En “Ik ben los van religie. Ik zeg bewust niet los van de islam maar van religie. Religie staat voor verbondenheid, voor verbinden. Ik hoef geen verbinding met iets waarvoor ik niet zelf heb gekozen. Allah is te groot, te veel voor mij. Dat idee heeft zich vanaf mijn twaalfde/dertiende levensjaar ontwikkeld. Ik voelde mij disconnected met hem. Ik kon me niet vinden in het idee dat hij met onbarmhartigheid, met wreedheid wordt geassocieerd. Dat in naam van hem onrechtvaardigheid en ongerechtigheid wordt gelegitimeerd. Dat in naam van hem bijvoorbeeld mannen boven vrouwen zijn gesteld.”
Doordat er sprake is van meerdere oriëntaties op het leven is de vraag naar de hiërarchie ervan inzake „zijn‟ en „welzijn‟ moeilijk te beantwoorden. Hij wordt als kunstmatig ervaren.133 Bij mijn respondenten lijkt er, ondanks meerdere oriëntaties toch een duidelijke centrale lijn te bestaan in hun denken en handelen: “Religieus sta ik in de monotheïstische traditie. Ik ben vanwege mijn geboorte in de islam terechtgekomen, maar ik had ook heel goed jood of christen kunnen zijn. Politiek sta ik in de democratische traditie. Ik geloof niet in een theocratisch staatsmodel. En mijn politieke kleur is gemengd. Sociaal sta ik links van het midden, ben ik rood. Wat veiligheidszaken betreft ben ik meer rechts, dus blauw. Ik houd niet van een overheid die zich overal mee bemoeit. Dus ook zoiets als de normen-en-waarden-discussie van het CDA staat mij tegen. Evenals een ander idee dat actief door het CDA wordt uitgedragen: dat het gezin de hoeksteen is van de samenleving. Ook mijn inspiratie komt uit verschillende richtingen. Ik heb op het maatschappelijke vlak meer met Malcom X dan met Martin Luther King. De eerste eiste het recht op, de tweede hoopte op de goedheid van de ander. Ik ben meer van de eerste houding. Dat is de reden dat ik Malcom X een mooi voorbeeld vind. Vaktechnisch (militair) laat ik me ook door heel verschillende mensen inspireren. Vaak ook door historische figuren. Dat heb ik met mijn studie meegekregen. [ ] ook een foute man als generaal Rommel inspireert me, niet in politieke maar in militaire zin. Hij was als generaal altijd in de buurt van zijn mannen, hij was altijd ook zelf aan het front. Hij verafschuwde leiding op afstand. Zijn doorzettingsvermogen en intelligentie zijn een voorbeeld voor mij als militair.”
Hijmans onderstreept dat er wat het levensbeschouwelijke aspect op het eerste gezicht twee mozaïektypen groepen zijn te onderscheiden die elk een verschillend accent leggen. Dat blijkt eveneens uit de hierboven aangehaalde gesprekfragmenten evenzeer voor mijn 133
Ibid.
47
respondenten te gelden: althans voor de negen die ik aanvankelijk als de mozaïektype heb ingedeeld. De eerst groep, waaruit hieronder twee citaten, meent een voornamelijk gevoelsmatig antwoord te hebben op de „zijns‟-vraag, in een transcendente duiding van kosmos en wereld. Dat geldt voor zes van de negen die ik mozaïektype noemde:134 “Wij zijn door God op deze aarde neergezet en je moet er wat van maken. Je hebt naast het leven ook je gezondheid en kwaliteiten gekregen en daar moet je wat mee doen.”
En “Ik koppel mijn geloof, het alevietisme, aan mijn waarden. Eigenlijk is het meer een levensbeschouwing, een humanistische kijk op het leven. Zoals ook op de site van Hak Der (www.hakder.nl) wordt uitgelegd is het Alevietisme een humanistische filosofie, waarbij de mens centraal staat. Om tot God te komen, om God te gedenken, is het noodzakelijk om ook de Goddelijke essentie in de mens te erkennen. Daarom staat het geloof in de mens centraal bij Alevieten. Dit geloof is alleen mogelijk wanneer het er in de samenleving menselijk aan toegaat, dat betekent: democratisch en humanistisch. Voor mij houdt dat in dat ik bijvoorbeeld de koran, de islamitische openbaring, met een knipoog neem. Die is dertienhonderd jaar geleden ontstaan. De omstandigheden zijn niet vergelijkbaar. Wat ik als Aleviet doe is bij de essentie van de boodschap blijven: het waarderen van mensen, hen centraal stellen.”
De tweede groep, de resterende drie, hebben op de „zijns‟-vraag als zodanig geen inhoudelijk antwoord en ontkennen ook het directe belang er van. Men richt zich naar de uitwerking van „welzijn‟ en hoe „goed„ te leven.135 De volgende gespreksfragmenten lichten toe tot welke ontwikkelen dat onder mijn respondenten leide: Ik ben vanaf mijn veertiende al bezig met het bewerkstelligen van veranderingen (bestrijden van onrecht en de dominerende grootmachten die ten koste van andere volkeren hun eigen politieke ideologie waarmaakten en het versterken van de sociale cohesie) in de samenleving. Ik was in die tijd erg pro-Turks. Ik dacht door te investeren in Turkije, in het Turkse volk, ik positieve veranderingen zou kunnen doorvoeren. Ik was een aanhanger van zeg de GrootTurkse-gedachte. Ik was een nationalist. Zo ben ik met de Gülenbeweging in aanraking gekomen. Ik was teleurgesteld in de Turks nationalistische idealen. [ ] ik besefte dat de ideologie van de Groot-Turkse gedachten niet-Turken buitensloot. [ ] De ideeën van de Gülenbeweging hebben hun wortels ook in Turkije en vanuit het islamitische idee dat je je moet ontwikkelen, staan ze een investering in mensen voor. Ze richten zich specifiek op het belang van onderwijs. Zo kun je, met de islam als moreel richtsnoer, een nieuwe generatie van mensen opleiden die belangrijke functies in de samenleving gaan innemen. In het begin was ik
134
Ibid, p 69. p 70.
135Ibid,
48
erg idealistisch. Ik dacht dat ik bij de Gülenbeweging mijn plek gevonden had, maar gaandeweg ervoer ik dat ik in een sekte was beland. 99 procent van de mensen die bij de beweging horen, gedragen zich als schapen die de herder volgen. [ ] Mijn studie algemene sociale wetenschappen heeft me geholpen om te begrijpen waarom ik met de Gülenbeweging heb gebroken. Op het eerste college sociologie zei de docent: de waarheid bestaat niet, die maken wij zelf. Het sloot aan bij mijn idee dat elke religie, elke ideologie zegt de waarheid in pacht te hebben. Die waarheid is de enige waarheid. Ook de Gülenbeweging heeft haar eigen waarheid. Zij zegt namelijk dat zij de uitverkoren organisatie is om de islam in de wereld op een betere positie te brengen. Maar ook andere islamitische organisaties doen daar een beroep op. En als er zoveel waarheden zijn, bestaat de waarheid dus niet.”
En “Het idee dat een religie wordt teruggebracht tot regels is niet mijn idee. Dat kan nooit de essentie zijn. Voor mij is het onbelangrijk of je nu wel of niet een hoofddoek zou moeten dragen. Wat belangrijk is dat je goed en kwaad kan onderscheiden. Dat je liefde kan geven en ontvangen. Dat je probeert een goed mens te zijn. Dat is de essentie van het menselijk bestaan. Het idee dat je een supermarkt binnenstapt en op elk potje of zakje kijkt of het ingrediënt E3 in een product zit. Want dat bestandsdeel is haram en je mag dat product als moslims dus niet aanschaffen. Ik kan er niet bij dat het daar echt om zou kunnen gaan in de islam. Ik denk dat mijn gerichtheid op muziek, en het zelf gaan zingen een vlucht was uit die wereld. Muziek bekommert zich niet om de vraag waar je vandaan komt en waartoe je behoort. In de muziek bestaan regels maar daar kan je even zo goed weer van afwijken.”
Zinvragen worden in geen van beide groepen als zinloos ervaren maar de aandacht verschuift van de meer emotionele antwoorden op zinvragen naar het meer beredeneerde. Wat te doen met het leven en het doel van het leven. De tweede groep ziet het leven als materiaal waaraan men toch voornamelijk zelf vorm kan en moet geven door zichzelf beredeneerde levensdoelen te stellen. Deze maken deel uit van een visie op het leven, en ze vervullen als „idealen‟ een vergelijkbare „functie‟ als meer transcendente opvattingen. Zij zorgen op de achtergrond, nog steeds volgens Hijmans, voor enige samenhang tussen denken en handelen, en dus ook voor integratie en een zekere overkoepeling136. Twee van mijn respondenten geven dat als volgt weer: “Berbers zijn door de geschiedenis heen voortdurend vervolgd en onder de voet gelopen door Romeinen, Arabieren. Om hun vrijheid te kunnen behouden trokken ze naar de bergen en vestigden ze zich in afgelegen dorpen waar de landbouwgrond vaak schraal was en moeilijk te bewerken. Tegelijkertijd poogden ze zo ook hun moeders, zusters en vrouwen te beschermden die bij overvallen als oorlogsbuit werden meegevoerd.
136
Ibid, pp 71-72.
49
Wat ik, in lijn met onze geschiedenis, van mijn moeder heb geleerd is dat het belangrijk is dat je kunt omgaan met verlies. Dat je los kunt laten. Ik realiseer me, zeker ook nu ik in Neerland woon, hoe tegenovergesteld dat is aan het idee waar veel kinderen mee worden opgevoed. Ze leren om te presteren, om te winnen. En als dat niet lukt dan leidt dat tot deceptie, tot teleurstelling. Ik heb vaak de neiging om te zeggen: ik heb genoeg. Ik ben niet bezig met aandelen en opties. Het interesseert me te weinig. Geluk wordt gezien als het vermeerderen van bezit. Ik denk dat dat een verkeerde definitie van geluk is en een verkeerde voorstelling van zaken is. Geluk is het volgens mij streven naar het verminderen van pijn. Als je honger hebt en jij krijgt eten dan voel je gelukkig. Het verminderen van psychische en fysiek pijn leidt tot geluk.”
En “Mijn dromen om echt iemand te worden en een verschil in de wereld te maken, zijn mijn drijvende krachten. Die geven mijn leven zin. Ik heb niet echt rolmodellen, maar ik heb diep respect voor mensen als Job Cohen of Marcel van Dam. Het zijn intellectuelen die op een bepaalde manier hun stempel op de ontwikkelingen in Nederland hebben gedrukt. Ik denk dat het voor iemand als ik niet mogelijk is om in Nederland echt het verschil te maken. Er zijn sowieso in het hele Westen veel goedopgeleide, slimme mensen. Ik richt mijn blik nu op Afrika. Daar is een gebrek aan kennis en kunde. Ik ben er van overtuigd dat ik met mijn ervaring daar een grotere bijdrage kan leveren aan de samenleving dan bijvoorbeeld in Nederland. Dat is ook de reden dat ik nog een master politicologie wil doen. Ik wil de bagage waarmee ik naar Afrika vertrek vergroten. Wat ik daar precies wil gaan doen, weet ik nog niet. Mijn interesses gaan uit naar de onderwijssector en het versterken van zelforganisaties. Het sociale kapitaal van een samenleving. Over drie jaar wil ik mijn plannen gaan uitvoeren. Ik spaar nu geld om daar ook met eigen middelen projecten te kunnen opzetten. Verder wil ik eerst ook nog een jaar rondreizen, om me beter te kunnen oriënteren op wat ik precies als mijn taak ga zien. Tegelijkertijd is een ander doel in het leven mijn zoektocht naar geluk. Die wil ik ook voortzetten. Wat is geluk? Wat doen we daarvoor? En als het niet lukt geluk te vinden, wat dan? Het zijn vragen die me erg bezighouden.”
De zin van het leven is in de tweede groep veel minder uitgewerkt. Bovenstaande voorbeelden maken duidelijk dat ze meer liggen in een uitwerking van de „welzijns‟-vraag en in en bepaalde mens- en wereldvisie, waaraan men richtlijnen kan ontlenen.137 Een voorbeeld uit mijn materiaal: “De zingeving is voor mij dat je de wereld beter moet achterlaten. Je moet als mens daartoe een bijdrage leveren. Ik merkte bij de dood van mijn ouders dat juist omdat ik die waarde van hen heb meegekregen, ik beter om kan gaan met hun dood dan ik ooit had gedacht. Ik heb
137
Ibid, p 72.
50
altijd gedacht dat het heel erg is om je ouders te verliezen, zeker als dat gebeurt op een moment dat ze nog niet echt oud zijn, zoals mijn vader en moeder. Maar het idee dat ik iets van hen kan voortzetten, maakt hun dood minder onverkwikkelijk. Zij hebben zes kinderen op de wereld gezet en die gestimuleerd en de kans gegeven om zich te ontwikkelen tot zelfstandige mensen. In die geest moet ik doorgaan.”
Volgens Hijmans is het ook typerend voor dit mozaïektype dat aan de mens- en wereldvisie een mengsel van levensbeschouwelijke elementen ten grondslag kan liggen, een voorbeeld van een mengeling van islamitische en oosters religieuze elementen. Ik stuitte daar, slechts impliciet, slechts bij één van mijn respondenten op : “Mijn ouders kregen veel mensen over de vloer: van ultralinkse atheïsten tot rechtsreligieuze Turken. Maar ook Nederlandse, Indonesische, etc. vrienden en collega‟s. Wij hebben thuis nooit veel aan religie gedaan. Mijn moeder is zeg maar een cultuurmoslim. Ze bidt niet vijf keer per dag, maar viert wel Suikerfeest bijvoorbeeld. Ze is ook wel bijgelovig. Mijn vader is absoluut niet praktiserend, maar hij weet wel alles over de islam, evenals over andere wereldreligies. Hij meent dat als je intenties goed zijn het goede op de één of andere manier naar je toekomt. Hij gelooft dat je zo karma opbouwt.”
Hijmans benadrukt dat doelen en idealen ook subjectief belangrijk zijn. Dat blijkt volgens haar uit het feit dat deze beleefd worden als een taak.138 Een van mijn respondenten verwoordt dat als volgt: “Je kunt wel zeggen dat je ergens in gelooft of ergens voor staat, maar dat moet je wel in het dagelijks leven uitdragen. Zo zit ik in elkaar. Toen ik nog jong was had ik samen met Alevitische vrienden bijvoorbeeld in Apeldoorn een eigen organisatie en nodigden we rondom verkiezingen de plaatselijke afdelingen van de politieke partijen uit. Zo is mijn verbondenheid met D‟66 ontstaan. Daar is het allemaal begonnen. Dat gaf me de kans om mijn betrokkenheid bij mijn omgeving, bij mijn stad, bij Nederland in de praktijk te brengen.”
Vergeleken met het drijfveertype is er in het leven van (de tweede groep van) het mozaïektype minder duidelijkheid en houvast. Vaak zal men opnieuw moeten bepalen in welke mate situaties overeenkomen met het levensdoel en in die zin houdt men zich ook actief bezig met zingeving aan het eigen bestaan.139 Een citaat van een van mijn respondenten die scherpe kritiek heeft op het terugbrengen van een religie tot het enkel naleven van de regels, wat veel moslims volgens haar doen:
138Ibid, 139Ibid,
p 73. p 75.
51
“De zin is toch dat je dingen kunt delen met andere mensen. Dat is wat je leven zin geeft. Wellicht is dat het religieuze element in mij. En wellicht is dat ook de reden dat zoveel mensen tot een religie, levensbeschouwing of ideologie of een groepering behoren: het idee dat je in een groter geheel bent opgenomen en je waarden universele waarden zijn. Dat geeft kracht en inspiratie in het leven. Dat is wellicht ook de belangrijkste reden dat ik me op de één of andere manier verbonden voel met mijn wortels. Pas als je tot een groter geheel hoort ben je in staat om te delen. En dat geeft je weer de mogelijkheid om uit jezelf te kunnen treden in de zin dat je in de praktijk brengt dat het in het leven niet alleen om jou draait. Dat je alleen respect kunt verwerven door het ook te geven.”
Tot slot draag ik een gespreksfragment uit mijn materiaal aan dat duidelijk maakt hoe in de eerste groep van mozaïektypen, die een voornamelijk gevoelsmatig antwoord hebben op de „zijns‟-vraag, in een transcendente duiding van kosmos en wereld, hun levenschouwing, in dit geval de islam, naast andere waarden kan bestaan: “Ik ben niet verbonden met of wordt geïnspireerd door slechts één ding. Soms is het een boek dat ik lees, of een goed gesprek. Als het me maar stof tot nadenken geeft. Soms maak je iets mee dat blij je maakt of nieuwe richtingen in denken biedt. Het kunnen ook de kinderen zijn. Ze kunnen onbekommerd uit de hoek komen. Ze zijn nog zo weinig beïnvloed. Soms stellen ze prachtige, zuivere vragen.[ ] Ik weet dat God er is en dat Mohammed zijn profeet is. Maar verder is het vooral wat je er zelf van maakt. De islam in Saoedi-Arabië wordt heel anders beleefd dan hier in Nederland. Voor mij is de islam als religie te breed. Ik verbind het geloof, mijn religieus handelen, met de cultuur, dus met de context waarin ik het beleef. Religie verandert, het is een levende traditie.”
2.4 Conglomeraat Het conglomoraattype, in de typologie van Hijmans, ten slotte, oriënteert zich vanuit het niveau van de sociaal-culturele formules en sociale relaties. Van hieruit worden doelen, legitimaties en handelingen vormgegeven. Levensbeschouwing en reflectie spelen nauwelijks een rol bij de oriëntatie op het dagelijks leven. Het zingevingssysteem als geheel is gedifferentieerd, diverse doelen en levenssectoren staan op een gelijkwaardige manier los van elkaar. Volgens Hijmans is het voor dit type bovendien moeilijk om een hiërarchie te formuleren.140 Een van mijn gesprekspartners formuleerde het als volgt: “Ik vind het eigenlijk immoreel om je met een ideologie te verbinden die je inspireert in het leven. Daardoor definieer je jezelf in negatieve termen. Je zegt, door te definiëren wat de ander niet is, wie jij bent. Dat creëert een hiërarchisch onderscheid tussen mensen. De grote religies zijn hier een goed voorbeeld van. De Katholieke Kerk zegt bijvoorbeeld dat er buiten Jezus
140Ibid,
pp 76-77.
52
Christus geen redding zou zijn en volgens de Koran mogen er geen echte vriendschappen worden gesloten met ongelovigen. Daarmee zeg ik niet dat ik geen moreel kompas heb en dat ik mensen die bijvoorbeeld een religie aanhangen immoreel vind. Ik geloof wel degelijk in elementaire menselijke waarden, maar dan in de zin van dat je wordt geacht mensen in zwakkere posities bij te staan, solidair te zijn met anderen zonder daar een religieuze of ideologische agenda bij nodig te hebben. Ik zie om me heen dat het „eigenbelang‟ steeds sterker wordt in de samenleving. En die perceptie van het eigenbelang uit zich bijvoorbeeld ook in je politieke keuzes. Je bent links of rechts, dat hangt af van waar je denkt dat je belangen liggen. Dat heb ik niet. Ik kan er niets mee omdat ik niet denk in dit soort oude tegenstellingen.”
In mijn onderzoek ben ik, zoals in de inleiding aangegeven, bij een eerste, vluchtige toetsing van mijn materiaal met de vier zingevingstypen van Hijmans, op twee respondenten gestoten die in het ideaaltype conglomeraat zouden passen. Beiden staan welbewust in het leven, maar zijn duidelijk niet op zoek naar een hoger doel of diepere zin. Een van hen heeft evenwel duidelijke levensdoelen, die als het ware door het leven zelf worden aangereikt. “Ja, waar draait het in het leven om? Uit onderzoek is gebleken dat sociaal gedrag en wederzijdse hulp mensen een evolutionair voordeel biedt. Historisch gezien heeft de mensheid de grillen van de natuur het hoofd kunnen bieden door samen te werken en solidair te zijn met elkaar. Elkaar helpen is dus een voorwaarde in het leven. Vanuit dat uitgangspunt sta ik in het leven. Ik geloof dan ook niet zo in het hedendaagse eilandjes-denken en het neoliberale dogma van „ieder voor zich‟ in de zogenaamde vrije markt. Rationeel gezien helpt dat je als individu niet vooruit.”
Hijmans meent dat conglomeraattypen met een grote vanzelfsprekendheid in het leven staan, men lijkt van de ene dag in de andere te leven, zonder duidelijk idee van verleden en toekomst.141 Mijn respondenten hebben evenwel een duidelijk idee van hun (migranten)verleden. Zie de volgende citaten: “In mijn opvoeding heb ik meegekregen dat zaken als respect voor je ouders en de familieband heel belangrijk zijn. En het feit dat je je er heel erg van bewust moet zijn dat alles wat er op en in de wereld is te danken is aan God. Daar draait het in feite om in het leven. Ik ben een typisch tweede-generatie-kind. Respect voor je ouders en iets als bijvoorbeeld respect voor eten, daar leef ik bewust mee. Ik woon alleen en vaak heb ik brood over, maar ik heb er moeite mee dat weg te gooien. Het gevoel dat mijn moeder als het ware over mijn schouder meekijkt. Zij zou nooit eten weggooien. Als ik het soms noodgedwongen wel doe, maakt het me ongelukkig. Hetzelfde gebeurt ik als ik dure spullen aanschaf. Eigenlijk mag dat niet van mijzelf. Nederig zijn, weten waar je vandaan komt, dat is me met de paplepel ingegeven.”
141
Ibid, p 78.
53
En “Ik ben [dus] opgegroeid met aan de ene kant de traditionele Anatolische opvattingen van mijn moeder, bijvoorbeeld de rollen van mannen en vrouwen lagen voor haar vast, en de open kijk op de wereld van mijn vader aan de andere kant. Hij was absoluut niet dogmatisch. Bij mijn moeder groeide er met de jaren ook een soort irrationeel wantrouwen tegenover mijn vader. Dat verschil in hoe ze in het leven stonden, was denk ik een van de redenen dat ze zes jaar geleden uit elkaar zijn gegaan. Mijn vader woont inmiddels weer in Turkije, in Izmir, aan de Westkust. Mijn moeder woont nog steeds in Rotterdam. Anderzijds kwam daar het leven in Nederland bij. Ik ben voor een belangrijk deel opgegroeid in een arme arbeiderswijk in Rotterdam-Zuid. Er waren daar toen relatief weinig andere migrantenkinderen. Het vreemde was dat mijn Turks-zijn geen issue was, tot de momenten waarop we ruzie maakten. Dan riepen de andere kinderen opeens rot-Turk of zo naar mij. Ik werd me er dan heel sterk van bewust dat ik anders was. Verder was ik de enige uit de buurt die naar het gymnasium ging. Die schooltijd zou ik willen typeren als een probleemloze periode. Het Erasmiaans staat bekend als het meest zwarte gymnasium in Nederland, maar etniciteit was totaal geen issue. Ik ben door die periode in belangrijke mate gevormd. Het heeft, naast wat ik van mijn vader heb meegekregen in dit opzicht, bijgedragen aan de open houding waarmee ik in het leven sta.”
Wat de toekomst betreft heeft één van hen geen duidelijk ideeën en staat het leven hier en nu centraal. Dat is de meest zwaarwegende factor, zoals uit het onderstaande citaat blijkt: “Ik zit nu in de fase waarin ik niets heb: noch een religie, noch een ideologie waarmee ik me verbonden voel. Dat geeft een verloren gevoel. Ook zijn er geen personen die me inspireren. Ik heb wel literaire voorbeelden of filosofen die ik hoog acht, maar ik voel me noch met hen als persoon noch met hun gedachtegoed echt verbonden. En daar heb ik op dit moment ook geen behoefte aan.”
Voor de andere respondent is dat idee van de toekomst er wel degelijk, maar ook hier geldt dat het verbonden is met het hier en nu, zoals wordt geïllustreerd in het volgende gespreksfragment: “Momenteel is mijn belangrijkste doelstelling dat ik wil promoveren. Ik ben op zoek naar een promotieplaats. Ik zou graag de verschillen in en overeenkomsten tussen de protestbewegingen in Turkije en die in Iran onderzoeken. Ik denk dat het uiteindelijk wel gaat lukken. Tegelijkertijd denk ik soms dat het je ook wel beperkt als je je zo lang met één onderwerp bezighoudt. En het kenmerk van een promotie-onderzoek is toch dat het zo‟n beetje jouw specialisatie is, ook daarna.”
54
Voor de een geldt dus meer dat hij met de vraag naar de zin van het leven worstelt, dan voor de ander. Een antwoord is nog in de maak, alles is nog mogelijk142, aldus het onderstaande citaat: “Er is eigenlijk niet een echte zin in mijn leven. Het zijn lege tijden. We leven met het einde van ideologieën en ook religies gaan keihard onderuit. Als mensen in deze moderne wereld waarin je toch niet meer zo afhankelijk bent van de ander als in vroeger tijden, op eigen houtje in naam van God andere mensen vermoorden, is religie echt failliet. Mensen zijn nu hun eigen koning. Ze zijn in staat het leven tot op grote hoogte zelf in de hand te nemen en als je dan in naam van je religie moordt, dan is er wel iets vreselijk mis met religie. En wat is er van de islamitische wereld geworden? Er is geen enkel land met een waarlijke democratie. In vrijwel al die landen zie ik pijn en verderf. Dat brengt me weer terug op de waarden in Nederland waarover ik eerder sprak. Nederland is in mijn beleving een mooie, rijke en open cultuur. Laten we dat alstublieft koesteren en behouden.”
Hijmans onderstreept dat meer dan bij de andere typen zingeving (drijfveer, mozaïek en aholic) bij het conglomeraattype de dynamiek van de constructie van een zingevingssyteem zichtbaar is, en dus ook de mogelijkheid en verandering of overgang naar een ander zingevingstype.143 Mijn twee conglomoraattypen, om zo te spreken, vertonen minder die neiging. Ze weten waaraan ze zich ontworsteld hebben, of waar ze zich niet langer bij thuis voelen. Dat kleurt in belangrijke mate hun oriëntatie op het bestaan in: “Vroeger was ik erg met de islam bezig. Het luisteren naar verhalen over de aartsvaderen en de profeet Mohammed maakte me zielsgelukkig. Het waren verhalen die terugkamen op de katholieke school waar ik op heb gezeten - op die over de profeet na. Ik had daar een grote mate van affiniteit mee. Ik was gewoon diep religieus. De islam was “mijn club”. Net zoals een ander bijvoorbeeld helemaal opgaat in Ajax of PSV. Maar naarmate ik ouder werd, werd die passie minder. Ik realiseerde me dat de verhalen mooi zijn, maar dat de conclusies star zijn. Het kan toch niet zo zijn dat er na het leven uiteindelijk maar twee opties zijn: de hemel of de hel. In de verhalen over het geloof zaten voor mijn gevoel zoveel meer kleuren. Die starheid begon me steeds meer tegen te staan. Ik keek om me heen. Ik ben in een redelijk witte wijk in Haarlem opgegroeid en ik dacht die mensen zijn allemaal geen moslim en ze komen dus allemaal in de hel. Dat kan niet waar zijn. Ik voelde me als de gek die tegen de wereld zegt dat die gek is en hij niet. Ik had iets kinderachtigs dat je zo expliciet anderen uitsluit. Tegelijkertijd weet ik uit ervaring dat religie je wel een heel warm gevoel geeft. Je hoort erbij. Het vieren van het Suikerfeest of het Offerfeest, met z‟n allen naar de moskee gaan en daar gezamenlijk bidden, dat is mijn nestgeur. Het is te vergelijken met supporters die naar het stadion gaan om hun geliefde club te zien spelen.“
142 143
Ibid, p 79. Ibid, p 80.
55
Loskomen van het verleden, dat men een andere origine heeft dan autochtone Nederlanders, is dus niet mogelijk: “Ik waak er voor in situaties te geraken dat ik ingrijpende beslissingen moet nemen. Ik ben bang mensen te verliezen als ik wel knopen doorhak of op mijn strepen ga staan. Zo heb ik het met mijn moeder, mijn vader is inmiddels overleden, ook nooit over hoe ik over de islam denk. We leven in twee werelden. Als ik zou proberen die kloof te overbruggen, zou blijken dat dat niet mogelijk is. Maar het resultaat zou zijn dat ik mijn moeder wel kwijt zou raken. Er is niet eens sprake van een generatiekloof tussen mij en haar, de kloof is stukken dieper. Tegelijkertijd ben ik loyaal aan haar migratieproces. Dat is een schuld die ik moet inlossen. Ik heb liever dat mijn kinderen met mij straks dat gevecht aangaan dan dat ik dat met haar doe. Ik denk dat ik er dan beter klaar voor ben dan zij nu is. Ik kan het haar gewoon niet aandoen te zeggen dat ik de islam anders dan haar beleef. Ik koester wat ik wel heb met anderen. Dat is de reden dat ik breekpunten vermijd.”
En “In 2008 was ik uitwisselingstudent. Ik heb een semester in de VS gestudeerd en onderzoek gedaan. De VS hebben heel veel institutionele problemen: bijvoorbeeld de organisatie van de gezondheidszorg. Maar op cultureel gebied zijn ze open minded. Ik ben in de VS nooit aangesproken op mijn etniciteit. Dat is het grote verschil met Nederland en ook met Turkije. Hier wordt me voortdurend gevraagd naar waar ik écht vandaan kom. Ik noem dat het WestEuropese nationale narratief. Nogmaals: nationaliteit is gebaseerd op exclusiviteit. Nederland is erg tolerant, wordt vaak gezegd, en dat klopt ook. Maar tolerantie is niet hetzelfde als acceptatie. Ik wil niet getolereerd worden. Ik wil geaccepteerd worden. Als jij mij tolereert dan ben jij dominant, jij duldt mij zeg maar. Henri Beunders heeft terecht geschreven dat het concept van tolerantie eigenlijk ongrondwettelijk is omdat het discriminatie impliceert. De getolereerde heeft per definitie een lagere positie dan degene die tolereert. Dat is het grote verschil met een accepterend land als de Verenigde Staten, wellicht minder tolerant dan Nederland, maar waar men nationalisme op een inclusieve manier heeft vormgegeven.”
Waar mijn twee conglomeraattypen zich weer voegen in het algehele beeld dat Hijmans van dit type schetst, is dat ze wel duidelijke (en optimistische) toekomstverwachtingen hebben en zich door ideale voorstellingen laten leiden bij de keuzes die ze maken. Deze liggen eerder op het niveau van sociale en persoonlijke behoeften dan dat zij onderdeel zijn van een redenering rondom „zijn‟ en „welzijn‟: “Ik heb geen waarden in de zin dat ze mijn leven zin geven. Waarom zou ik die nodig hebben? Het leven is eigenlijk zinloos in termen van een groter doel. Voor irrationeel geloven heb ik
56
een soort allergie. Ik ben atheïst. Ik denk: als we hier toch zijn laten we er dan het beste van maken. Het is ook het meest rationele, evolutionair voordelige wat je kunt doen. Het leven is niet altijd een pretje, maar als we solidair met elkaar zijn wordt het in ieder geval leefbaarder. Kijk bijvoorbeeld naar de arbeidsmarkt. Uitbuiting, racisme, kinderarbeid, achterstelling van vrouwen waren de norm tot mensen gingen samenwerken om deze ongelijkheden op te heffen. Het kinderwetje van Van Houten was het gevolg van groeiende protesten tegen kinderarbeid. Een meer recent voorbeeld is de Ierse GAMA staking uit 2005. De Turkse multinational GAMA had een aanbesteding gewonnen in Ierland en had jarenlang slechts 20% van het contractueel overeengekomen loon uitbetaald aan hun Turkse seizoensarbeiders. Met steun van Ierse arbeiders hebben ze echter uiteindelijk, na veel strijd en stakingen, hun achterstallig loon weten af te dwingen. Ik denk, heel rationeel, dat je de aarde zo goed mogelijk moet gebruiken. Dat je daarin een eigen verantwoordelijkheid hebt, verder niets.”
Ook de andere geïnterviewde geeft aan, zoals eerder hierboven al is aangehaald, dat ook voor hem het leven eigenlijk niet een echte zin heeft, het volgens hem lege tijden zijn, maar tegelijkertijd is hij wel bezig een Berberbibliotheek op te zetten: “Mijn ouders zijn naar Nederland gekomen: mijn vader uit economische motieven, mijn moeder onder dwang. Gezinshereniging is een mooi woord, maar het weerspiegelt op geen enkele manier de realiteit van hoe gastarbeidergezinnen zijn ontstaan. Mijn moeder is simpelweg uit haar eigen omgeving gehaald, omdat mijn vader niet meer alleen wilde zijn. Mijn vader werd met zijn gezin herenigd, mijn moeder werd uit haar omgeving getrokken. In de Berbertraditie is de moeder erg belangrijk. Zij is degene die de verhalen, de waarden en normen doorgeeft. Mannen in die cultuur zijn onbetrouwbaar. Zij vertegenwoordigen de continuïteit allerminst. Ze trekken weg om geld te verdienen. Ik ben hun nazaat. Ik ben een Berberkind. Ik voel me verantwoordelijk jegens die achtergrond. Ik voel me verantwoordelijk naar met name mijn moeder toe om haar verhalen over de Berbercultuur door te geven en hier in Europa wortel te laten schieten. Mijn vader bracht het geld binnen, mijn moeder gaf ons te eten en nu is het aan mij iets met de cultuur te doen.”
3. „Knelpunten‟ Uiteindelijk bleek het niet mogelijk om het oriëntatiekader van vijf van de negen geïnterviewden die ik aanvankelijk onder het kopje mozaïektype had geschaard, in dit type zingeving te vangen. In drie gevallen omdat ik de oriëntatie op hun geloof, de islam, dermate centraal vond staan in hun bestaan dat ik me afvroeg of ze wellicht niet beter onder het kopje drijfveertype pasten. In de levensverhalen van de twee anderen kon ik de vinger niet leggen op een islamitische oriëntatie in de zin van wat vertegenwoordigt de zingeving en hoe komt dat in hun doen en laten tot uitdrukking. Ze passen evenwel ook niet in het conglomeraatof het aholictype. 57
Bij nadere toetsing bleek tevens dat de drie respondenten die ik als drijfveertype had aangemerkt, niet in dit label pasten. Hun leven is weliswaar doordrenkt met levensbeschouwelijke zingeving, en levensdoel en levensbeschouwing vormen een monolithisch blok. Toch blijkt uit niets in mijn empirische materiaal dat die levensbeschouwing tot in de kleinste details van hun dagelijks bestaan tot uitdrukking komt, zoals onder de respondenten van Hijmans. Verder merkte ik dat het denken en handelen van de twee geïnterviewden die ik onder het conglomeraattype schaarde, ondanks hun ogenschijnlijke autonome opstelling, nog steeds deels worden bepaald door hun migrantenachtergrond. Het verleden blijft medebepalend voor het heden, in tegenstelling tot bij dit type in het onderzoek van Hijmans, waar verleden en toekomst minder een rol spelen. Ontsnappen aan het migrantenbestaan, waartoe de islam behoort, is onontkoombaar – ook al verschilt de mate waarin van individu tot individu. Dit deed me terugdenken aan een uitspraak van één van de mensen die niet wilde meewerken aan mijn onderzoek op grond van de titel „Niet alleen Allah‟. Hij maakt zich sterk voor de integratie van tweede generatie „Turken‟ in bestuurlijk en politiek Nederland, maar zei, om zijn weigering te verklaren, dat hij zijn vader niet wilde kwetsen. Die zou de titel „Niet alleen Allah‟ niet alleen niet begrijpen maar er, belangrijker, aanstoot aannemen. Dat wilde hij voorkomen. Ook roep ik de uitleg van Groot bij De seculiere eeuw van Taylor in herinnering: een mens is gesitueerd in een wereld die er al is en moet die in overeenstemming brengen met de waarden die hijzelf gekozen heeft en waarvoor hij dus verantwoordelijk is. In andere woorden: oordelen over waarden zijn dus niet helemaal de vrije keuze van het individu en we kunnen in onze ethische, maatschappelijke en politieke keuzes al evenmin louter pragmatisch te werk gaan. 3.1 Mozaïek of eerder conglomeraat of drijfveer? Één geïnterviewde die ik aanvankelijk als mozaïektype had betiteld, gaf expliciet aan niet meer te geloven. Hij stond alleen nog in de Turks-islamitische traditie. Wel was hij tot voor kort sterk betrokken geweest op het geloof. Hij maakte laatstelijk deel uit van de Turks-islamitische Gülenbeweging. Islam vertegenwoordigde lange tijd de centrale oriëntatie in zijn bestaan, de motor achter zijn denken en handelen. Hij heeft momenteel evenwel geen gevoelsmatig antwoord meer op de „zijns‟-vraag, in een transcendente duiding van kosmos en wereld. Gezien het feit dat deze ontwikkelingen zo recent waren, speurde ik wat Hijmans als volgt uitlegt: dat levensbeschouwing bij sommige mozaïektypen een apart domein lijkt te vormen, dat op de achtergrond van het dagelijks leven een rol speelt. Op basis van het interview met hem en gezien het feit dat hij zelf aangeeft nog wel in de Turks-islamitische traditie te staan, lijkt mij dat wat hem betreft niet uitgesloten. Ik kan me evenwel ook vergissen door te onderschatten in hoeverre de islam voor hem werkelijk al geheel buiten beeld is als oriëntatiekader op het dagelijks 58
bestaan. Wellicht helpt hier de duiding van Taylor: dat er fundamentele waarden zijn die calculeerbaar, niet verhandelbaar of zelfs vrij te kiezen zijn. Ze zijn eenvoudigweg voorgegeven aan ons morele bewustzijn omdat de werkelijkheid ons zelf reeds het grondstramien van een rangorde van waarden aanreikt die ofwel in de dingen zelf zitten, ofwel intrinsiek behoren tot de cultuur en traditie waarvan wij deel uitmaken.144 De andere geïnterviewde die ik intuïtief onder dit type zingevingssysteeem schaarde, heeft ook kenmerken van het aholictype. Ze geeft expliciet aan dat de essentie, wat de waarde vertegenwoordigt in haar leven, het najagen is van haar dromen, haar ambities. Het volgende citaat maakt dat duidelijk: Op de vraag wat voor haar van waarde in het leven is, antwoordde ze: “Het is in deze fase van mijn leven belangrijk dat ik mijn dromen, mijn ambities kan najagen.. Dat is waar het nu in essentie voor mij om draait.”
Ze geeft expliciet aan dat er geen personen en levensbeschouwingen zijn waarmee ze zich verbonden voelt op dit moment. Tegelijkertijd sluit ze niets uit en benadrukt ze dat ze in “een moslimgemeenschap is opgegroeid. Moslims die hun geloof op een heel vrome en positieve manier belijden waren in de meerderheid in mijn omgeving en dat heeft een grote stempel op mij gedrukt. Ik heb geleerd om altijd naar het individu te kijken, omdat mensen uniek zijn. Als je een goed mens bent, dan zal jouw geloof ook wel goed zijn. En wat dat geloof dan is, dat maakt mij niets uit. Als je mensen beledigt, kwetst en uitsluit, dan ben ik bang dat jouw geloof niet veel anders is dan wat je predikt. Religie is voor mij een individuele (en dus een uiterst privé) aangelegenheid, niet een onderwerp dat zo eventjes de revue kan passeren. Sterker nog: het gaat niemand wat aan. Ik kan wel zeggen dat ik steeds meer en meer sympathie voel voor de mystieke zijpad van de islam: het sufisme. Ik kan me vinden in de ideeën van de filosoof Mevlana dat je moet praktiseren wat je predikt, dat je een oprecht mens moet zijn en een rechtvaardige wereld moet nastreven. Maar ik ben nog zeker niet in een stadium dat ik me erin verdiep. Wat ook een grote invloed op mij heeft gehad zijn mijn jaren die ik op de rooms-katholieke basisschool en de christelijke middelbare school heb doorgebracht. Ik heb dus echt van alles wat meegekregen. Ik vond het vroeger fantastisch om zowel Kerst als Suikerfeest te vieren. (Tegenwoordig kom ik tijd te kort…) Tegelijkertijd geloof ik steeds meer in reïncarnatie en –net als mijn vader- in het idee dat je karma moet opbouwen”.
Deze geïnterviewde denkt en handelt dus niet bewust vanuit een levensbeschouwelijke oriëntatie, maar haar belonging is nog steeds voornamelijk gekoppeld aan de gedifferentieerde (Turkse) migrantengemeenschap waarin haar ouders verkeerden.
144
Ibid, pp18-19.
59
3.2 Mozaïek of eerder drijfveer? Het springende punt bij de drie geïnterviewden met een sterke oriëntatie op de islam die ik aanvankelijk in de mozaïekgroep plaatste, is dat hun geloof - bij twee de soennitische islam, de ander is Aleviet (niet-orthodoxe, liberale shi‟itische islam) - op het eerste gezicht de rode draad vormt in het denken en handelen in hun leven. Zijn ze niet veeleer drijfveertypes? Bij nadere beschouwing blijkt dat voor alle drie geldt dat het idee dat de waarden van de islam, ultieme waarden zijn, niet bij hen past. Ze zetten zich daar juist expliciet tegen af in bijvoorbeeld de opvoeding van hun kinderen. Zie de onderstaande twee citaten: “Ik zeg nooit tegen mijn kinderen: wij zijn moslims en doen het zo. Ik breng universele waarden en normen over op de kinderen. Bijvoorbeeld op de vraag waarom wij thuis geen varkensvlees eten, zeg ik niet dat moslims nooit varkensvlees eten. Dat vind ik een onduidelijk antwoord. Ook zeg ik niet dat ik varkensvlees vies vind. Daarmee toon ik weinig respect voor mensen die het wel lekker vinden. Ik zeg: wij vinden het ongezond. Op dezelfde manier waarop ik soms snoep weiger: ik vind dat ongezond. Het is mijn persoonlijke beslissing. Laatst vroeg mijn oudste zoon: mamma, dat bidden wat is dat nou? Ik heb hem uitgelegd dat ik dat doe om rust te vinden. God te bedanken voor sommige zaken die me zijn overkomen. Ik maak het niet te ingewikkeld voor hen. Voor alles wil ik voorkomen dat ik hen inprent dat het onze waarden zijn, de waarden van moslims en dat die waarden superieur zijn. Je doet iets omdat je dat zelf zo vindt.”
En “Mijn twee zonen zaten gedurende hun lagere schooltijd op een christelijke school. Ik kies er bewust voor dat ze gedurende het voortgezet onderwijs op een openbare school worden opgeleid. Ik wil dat ze met meerdere culturen in contact komen. Ze moeten ervaren dat niet iedereen op dezelfde manier in het leven staat en dat ze dat moeten accepteren. Als je denkt dat jij altijd gelijk hebt, dat jouw manier van in het leven staan de enige juiste is, dan radicaliseer je. Misschien heb je wel helemaal geen gelijk. Wie weet. Als je je daar niet van bewust bent, staat onverdraagzaamheid op de loer. In de huidige tijd wordt er wel erg veel op de uitwassen van de islam gehamerd. Maar ik ben er als Aleviet ook nog. Het is niet alleen haat en nijd en radicalisering. Maar omdat we als Alevieten zo ingeburgerd zijn in Nederland zijn we ook onzichtbaar geworden. “
Een derde geïnterviewde benadrukte dat hij in het bestuur zit van een moskeevereniging in Leiden, waar de bouw van een moskee het belangrijkste aandachtspunt is, maar “ik koppel mijn moskeewerk wel aan mijn Nederlandse zakelijkheid en doelmatigheid. De moskee moet als een bedrijf gerund worden en het doel moet zijn dat we mensen daar uiteindelijk weerbaarder maken. Dat ze beter kunnen functioneren in de Nederlandse
60
samenleving. Ik pleit er dan ook voor dat de activiteiten die er op het sociale en maatschappelijke vlak worden ontplooid, ondergebracht moeten worden in aparte stichtingen.”
Bij alle drie bestaat naast hun levenbeschouwelijke, hun islamitische oriëntatie, een uiterst pragmatische levenshouding, aldus het volgende gespreksfragment: “Ik ben een Aleviet, een humanist die met beide benen op de grond staat .
Bij nadering beschouwing blijkt dat deze mensen, die Hijmans omschrijft als de groep die een voornamelijk gevoelsmatig antwoord meent te hebben op de „zijns‟-vraag, in een transcendente duiding van kosmos en wereld145, in hun verwoording „drijfveerachtig‟ zijn, maar tegelijkertijd meerdere werelden van het mozaïek, meerdere tradities, onder hun religieuze paraplu verenigen. 3.3 Religieus mozaïktype De twee hierboven besproken voorbeelden van respondenten die noch in de drijfveernoch in de mozaïekgroep vallen, vertegenwoordigen feitelijk een religieuze variant van het mozaïektype, al is de verwoording drijfveerachtig. Wat de eerste groep van mozaïektypen in mijn onderzoek, degenen die een voornamelijk gevoelsmatig antwoord menen te hebben op de „zijns‟-vraag, in een transcendente duiding van kosmos en wereld, met het drijfveertype verbindt is dat de levensbeschouwing juist niet naar de achtergrond van het leven is gedrongen, zoals dat voor het mozaïektype wel geldt, maar dat, zoals weer wel bij het mozaïektype, de levensbeschouwing, de islam, wel minder uitgewerkt is in een expliciete „leer‟. De dagelijkse gang van zaken wordt door meerdere belangrijke thema‟s bepaald.146 Het religieuze mozaïektype sluit aan bij wat Fadil opmerkte in haar onderzoek in Antwerpen, dat religieuze individualisering minder een zaak is van religieuze bricolage en meer een manier om vanuit de eigen religie te komen tot nieuwe interpretaties en handelingsmogelijkheden die aansluiten bij de eigen levenssituatie.147 Ook Dessing heeft in dit opzicht een punt. Zij stelt dat de individualisering onder migranten met een moslimachtergrond, in haar geval vrouwen, weliswaar inhoudt dat de toekenning van religieus gezag in toenemende mate is komen te liggen bij de individuele gelovige, maar dat deze individualisering niet betekent dat iedereen zijn of haar eigen gids is, met andere woorden het zelf als bron van autoriteit, zoals in het geval van New Age.148
Ibid, p 69. Ibid, p 83 en pp 156-157. 147 Ibid, pp 152-153. 148 Nathal Dessing, “Wat denk je dat je bent?” Vormen en elementen van islam in de moderne tijd, openingscollege academisch jaar, Leiden, 8 september 2010, p 6. 145 146
61
4. Conclusies Concluderend kan worden gesteld dat de typologie van Hijmans voldoet om grofmazig inzichtelijk te maken dat ook bij de zingeving van migranten met een moslimachtergrond niet noodzakelijkerwijs sprake behoeft te zijn van één wel-geïntegreerde levensbeschouwing. Om daadwerkelijk greep te krijgen op het oriëntatiekader voor het denken en handelen van migranten met een moslimsachtergrond in Nederland, zowel van degenen die zeggen de islam aan te hangen als degenen onder hen die zeggen zich niet langer met de islam te identificeren, zijn de vier zingevingssytemen niet bruikbaar. Op grond van mijn onderzoeksmateriaal onder tweede generatie migranten met een moslimachtergrond in Nederland, dat beslist niet representatief is, wordt duidelijk dat er nauwelijks verschil bestaat tussen het drijfveertype en het mozaïektype in de eerste variant, degenen die een voornamelijk gevoelsmatig antwoord menen te hebben op de „zijns‟-vraag, in een transcendente duiding van kosmos en wereld. De islam is hun centrale oriëntatiekader, maar dat houdt niet in dat het, zoals bij het drijfveertype, is uitgewerkt in een expliciete „leer‟. De dagelijkse gang van zaken wordt door meerdere belangrijke thema‟s bepaald. Eerder is sprake van een religieus mozaïektype. Verder bieden de zingevingsstypen onvoldoende mogelijkheden om te traceren wat „de islam‟ op de achtergrond eventueel nog vertegenwoordigd voor degenen die zeggen zich niet (meer) of nauwelijks nog te identificeren met „Allah‟, al dan niet „opgedrongen” door de eigen etnische en religieuze gemeenschap en/of de Nederlandse samenleving in den brede?
62
7 – WAARDEN EN IDENTITEIT 1. Inleiding Religieuze individualisering staat niet los van de omgevingsfactoren. In andere woorden: individuen ontwikkelen geen nieuw wereldbeeld vanuit het niets. De constructie daarvan houdt verband met, is een reactie op het wijde spectrum van wat in de sociale wetenschap social experiences wordt genoemd. Het vermogen om keuzevrijheid en de realisatie van het zelf te koesteren, komt niet uit het niets – het is aangeleerd. Aangenomen wordt dat het ideaal dat elk individu zijn of haar eigen wereldbeeld mag ontwikkelen vooral ondersteuning vindt in samenlevingen die worden gekenmerkt door een hoge mate van individualisering149, zoals de Nederlandse. In hoeverre ontlenen de vijftien tweede generatie migranten met een moslimachtergrond in mijn onderzoek hun waarden (nog steeds) aan hun religie? In hoeverre weerspiegelt zich dat in het beeld dat zich van zich afgeven, waarmee ze zich identificeren? Uit het vorige hoofdstuk blijkt dat een beperkt deel van mijn respondenten niet (langer) in de categorie van mensen vallen waarop Fadil en anderen duiden. Voor hen is de islam geen significant onderdeel meer van hun identiteit, althans zo wordt dat uitgedragen. Voor de meerderheid is dat zeer zeker nog wel het geval. Met één onderscheid wat dat laatste betreft: voor twee geïnterviewden speelt de islam nog slechts op de verre achtergrond een bescheiden rol. Als een stem uit het verleden die eerder met de (Turkse) cultuur dan met hun religie wordt geassocieerd. Ik keer in dit hoofdstuk terug naar mijn aanvankelijke indeling in de vier typen zingevingssystemen en toetst aan de hand van interviewfragmenten per zingevingstype allereerst welke waarden hun leven zin geven en vervolgens, opnieuw per zingevingstype, hoe en of die waarden hun identiteit legitimeren en definiëren. Ik sluit de hoofdstukken waarden en identiteit elk af met enkele conclusies. 2. Waarden Voor het drijfveertype staat het niveau van redeneren centraal, de nadruk ligt op de levensbeschouwelijke onderbouwing van het handelen. Een inventarisatie van de waarden die zin geven aan de leven van de drie geïnterviewden die ik onder het kopje drijfveertype had geschaard: “Liefde en zorg voor elkaar. Dat geldt niet alleen voor je familie maar voor de medemens in het algemeen. De gedachte hierachter is dat ik niet egoïstisch mag zijn. Daar ben ik voortdurend mee bezig.”
149Inger
Furseth en Pål Repstad, An Introduction to the Sociology of Religion, Aldershot, 2007, p 124.
63
“Vrede, liefde en harmonie. Het klinkt wellicht hippie-achtig, maar naar deze drie zaken streef ik bij alles wat ik doe.” “Ik ben moslim en de kernwaarde in de islam is gerechtigheid. Dat is ook mijn kernwaarde.
Het aholictype oriënteert zich vanuit het handelingsniveau, waarin één sector centraal staat, die als levensvervullend wordt gezien. Het gespreksfragment over de waarden in het leven van de ene geïnterviewde die ik onder dit kopje had geplaatst: “Autonomie. Ik wil mijn eigen weg kunnen gaan. Naarmate ik ouder word, vind ik het moeilijker om te aanvaarden dat anderen mij vertellen wat ik moet doen. Ik handel vaak intuïtief, vanuit mijzelf. Tegelijkertijd wil ik genieten van het leven. En ik wil blijven leren. Ik wil niet stil blijven staan.”
Het mozaïektype combineert meerdere oriëntaties met een eigen onderbouwing, waarvan er één levensbeschouwelijk van aard is. Wat zeggen mijn respondenten hierover: “Mijn familie, het gezin waaruit ik voortkom en een paar echt goede vrienden. Verder: zelfontwikkeling. Dat geldt zowel privé als in mijn werk. Je moet het beste uit jezelf halen. Als je denkt: ik snap het nu wel, dan is het tijd voor iets nieuws. En mijn geloof. Ik geloof dat er iets groters is dan alleen het stoffelijke.”
“Om een goed mens te zijn, om nuttig te zijn voor je naaste en voor de samenleving. Wij zijn door God op deze aarde neergezet en je moet er wat van maken. Je hebt naast het leven ook je gezondheid en kwaliteiten gekregen en daar moet je wat mee doen.” “Vrijheid en geluk. Ik hecht erg aan vrijheid en heb er hard voor gevochten om mijn eigen vrijheid te bewerkstelligen. [ ] Verder ben ik erg met geluk als waarde bezig. Onbewust leven heel veel mensen met het idee dat dat de zin van het leven is: gelukkig zijn. Voor sommige mensen zit geluk in simpele dingen. Ik weet niet of dat werkelijk zo is. Ik ben actief bezig met de vraag wat geluk is. Ik reis heel veel, en ik zie dat wat als geluk wordt aangemerkt contextgebonden is. Maar kun je wel werkelijk gelukkig zijn met zeg een baan, een leuk huis, een goed leven in Amsterdam? In hoeverre ben je dan nog echt vrij? Daar ben ik nog niet uit.” “Mijn gezin, mijn omgeving – vrienden, buren. Ik probeer een goed mens te zijn, zowel naar mijn omgeving als naar de maatschappij toe. Met goed bedoel ik dat ik betrouwbaar en behulpzaam ben. Dat ik anderen respecteer. Zeg maar artikel één van de Nederlandse grondwet150.”
150
Tekst grondwet: http://www.parlement.com/9291000/modulesf/gd0djtzd
64
“Mijn basiswaarden komen uiteindelijk neer op liefde en acceptatie. Zonder die twee zaken kom je er niet in het leven. Als je geen liefde krijgt voel je je niet geaccepteerd en als je je niet geaccepteerd voelt ben je niet in staat liefde te geven.”
Het conglomoraattype ten slotte oriënteert zich vanuit het niveau van de sociaalculturele formules en sociale relaties. Van hieruit worden doelen, legitimaties en handelingen vormgegeven. Op de vraag naar wat voor jou van waarde is in het leven antwoordden twee geïnterviewden: “Ik heb eigenlijk heel weinig vaste waarden. Je moet zelf zin geven aan het leven. Als jij niets in het leven stopt, krijgt je leven ook geen waarde. Toen ik jong was dacht ik dat er een bepaald normen- en waardenstelsel was waaraan je geacht werd je te houden. Naarmate ik ouder word besef ik dat er eigenlijk heel weinig vaste waarden zijn. [ ]Wat voor mij belangrijk is, is dat je een beetje netjes met elkaar omgaat in het leven. Ik heb evenwel de indruk dat juist dát in Nederland momenteel onder druk staat. Zaken als met twee woorden spreken, de deur voor elkaar openhouden. Theaterstukjes in feite maar ze zijn wel heel belangrijk in het leven. We zijn momenteel niet in staat zelfs die kleine waarden in stand te houden.” “Ja waar draait het in het leven om? Uit onderzoek is gebleken dat sociaal gedrag en wederzijdse hulp mensen een evolutionair voordeel biedt. Historisch gezien heeft de mensheid de grillen van de natuur het hoofd kunnen bieden door samen te werken en solidair te zijn met elkaar. Elkaar helpen is dus een voorwaarde in het leven. Vanuit dat uitgangspunt sta ik in het leven. Ik geloof dan ook niet zo in het hedendaagse eilandjes-denken en het neoliberale dogma van „ieder voor zich‟ in de zogenaamde vrije markt. Rationeel gezien helpt dat je als individu niet vooruit. Ik zie mezelf dan ook als een humanist, wellicht is seculier humanist nog wel een betere omschrijving.”
2.1 Conclusies: Twee zaken vallen op: 1. Door het merendeel van de geïnterviewden wordt de waardevraag opgevat als een identiteitsvraag ( ik ben …, ik heb…. ik geloof……etc.). Ze onderstrepen veelal hun hybride identiteit. 2. De waarden die wel worden genoemd verwijzen - op eenderde van de respondenten na die niet bewust handelen vanuit een levensbeschouwelijke oriëntatie - impliciet naar hun religie: beter gezegd de universele waarden van hun geloof. Het accent ligt voor deze groep op (naasten) liefde, de plicht om je nuttig te maken als mens en je talenten te ontplooien. Dat duidt op een overeenkomst met waarden die deel uitmaken van het oriëntatiekader van autochtone Nederlanders (bijvoorbeeld christelijk, humanistisch-, seculier, sociaal etc. geïnspireerd). Religie, de islam, is voor dit deel van mijn respondenten de aanzet tot zelfverwerkelijking en betrokkenheid bij de omgeving. Voor een enkeling is die omgeving nauwelijks groter dan de eigen etnische- en moslimgemeenschap; voor het merendeel is dat de omgeving in brede zin: hun stad, Nederland, Europa, de wereld. 65
Voor de resterende vijf respondenten zijn hun waarden niet verbonden met een levensbeschouwing. Dat varieert van een totaal gebrek aan waarden (“je moet de zin van het leven zelf maken‟), autonomie ten nutte van zichzelf tot een meer pragmatische vorm van sociaal gedrag (“om de grillen van de natuur te weerstaan kunnen mensen maar het beste samenwerken en solidair zijn”). 3. Identiteit Voor het drijfveertype staat het niveau van redeneren centraal, de nadruk ligt op de levensbeschouwelijke onderbouwing van het handelen. Hieronder een inventarisatie van gesprekfragmenten over identiteit van de drie geïnterviewden die ik aanvankelijk onder het kopje drijfveertype schaarde. Allereerst in hoeverre en op wat voor manier hun waarden bepalend zijn voor hun identiteit: “Mijn legitimatie is hoe ik herinnerd word als ik dood ben. In wat voor termen spreken mensen dan over mij. Hoe dat plaatje er precies uit moet zien weet ik nog niet maar in ieder geval in termen van dat ik een goede moslima was en een eervolle vrouw. Bovenden zou ik het fijn vinden als er van me werd gezegd dat ik goed voor mijn ouders heb gezorgd. In termen van: het is een echte Karaaslan, dat zijn mensen die zich om elkaar bekommeren.”
En “Ik zie mezelf niet als Nederlander. Ik houd niet van het idee dat er een muur om mijn identiteit heen staat. Ik geloof in spirituele territoriums, die zijn onbegrensd. Ik opereer vaak intuïtief. Ik ben Faisal en ik heb meerdere etiketten. Ik geloof dat identiteit constant in verandering is. Ik denk dat mijn waarden hier een belangrijke rol in spelen. Mochten deze over 15 jaar totaal veranderd zijn, dan verandert mijn identiteit - wie ik ben - ongetwijfeld mee. Identiteit leeft.”
En “Mijn waarden moeten in mijn gedrag tot uitdrukking komen. Nogmaals, je kan wel heel integer zijn van binnen, maar die innerlijke kant moet wel in overeenstemming zijn met wat je doet en laat. Ik kan wel zeggen dat ik andere mensen lief heb als ik boos en geïrriteerd ben, maar is dat daadwerkelijk ook zo of zeg ik dat alleen maar om me uit een pijnlijke situatie te manoeuvreren. Voel ik ook werkelijk liefde?”
Vervolgens enkele antwoorden op de vraag hoe ze zich, in het licht van de polariserende discussie in Nederland over dé islamitische identiteit van migranten met een moslimachtergrond in Nederland, zouden omschrijven/definiëren: 66
“Ik ben de laatste tijd steeds minder bezig met etiketten. Met het feit dat ik moslima ben en met mijn nationaliteit. Ben ik Turkse, Nederlandse, beide? Ik ben Meryem, vrouw, moeder, ik werk en denk dat ik waar ik ook zou wonen in de wereld mijn leven wel volgens mijn waarden zou invullen. De Meryem die ik ben, beperkt zich niet tot Turkije en/of tot Nederland en tot het etiket moslima.”
En “Ik ben van Pakistaanse origine, ergens ver weg Mongools, woon in Nederland, ben Europeaan en moslim. Maar feitelijk ben ik een wereldburger: ik voel me overal thuis, vaak al na een half uur. En dat is misschien even wennen voor Nederland. Maar we moeten nu eenmaal accepteren dat onze samenlevingen constant veranderen.”
En “Ja, wie ben ik? Ik ben geboren in Nederland en ik voel me ook een echte Nederlander. Ik reis veel. Niet alleen naar Marokko. Maar na verloop van tijd wil ik weer naar huis, naar Nederland. Ik begrijp de mechanismen in Nederland. Dat is een onderdeel van wie ik ben, mijn identiteit. Ook al komen mijn ouders uit het zuiden van Marokko en ben ik van oorsprong dus Marokkaans – het is mijn vaderland, mijn opa‟s zijn er opgegroeid en liggen er begraven – ik zet meer vraagtekens bij de mechanismen in Marokko dan bij die in Nederland. Daarnaast ben ik moslim. Ik heb in de islam geïnvesteerd en ik ben overtuigd moslim. Maar ik zie geen tegenstrijdigheid in het feit dat ik zowel Nederlander als moslim ben. Ik heb de afgelopen jaren als jongerenimam gemerkt dat veel moslimjongeren dat wel zo voelen. Ze menen dat je eigenlijk geen Nederlander kan zijn als je moslims bent. Alsof je als moslims niet wat kunt gaan drinken op bijvoorbeeld het Rembrandtplein in Amsterdam. Of het je ervan weerhoudt in de Nederlandse samenleving te participeren. Ik heb juist heel veel contacten. Een van mijn beste vrienden is marxist. Hij is atheïst. Met hem kan ik het evenwel “top” hebben.”
Het aholictype oriënteert zich vanuit het handelingsniveau, waarin één sector centraal staat, die als levensvervullend wordt gezien. Ten eerste het gespreksfragmenten op de vraag in hoeverre en op wat voor manier hun waarden bepalend zijn voor hun identiteit: “Ik ben een levensgenieter, ik houd van het leven. Van feesten, van nieuwe mensen ontmoeten. Van onverwachte situaties. Ik ga volledig mijn eigen gang, maar doe geen gekke dingen. Ik ben heel direct, ook al ben ik geen extroverte persoon.“
Vervolgens enkele gespreksfragmenten naar aanleiding van de vraag hoe ze zich, in het licht van de polariserende discussie in Nederland over dé islamitische identiteit van migranten met een moslimachtergrond in Nederland, zou omschrijven/definiëren:
67
“Ik ben Marokkaanse met een Nederlands paspoort of een Nederlandse met een Marokkaanse achtergrond. Ik merk dat ik toch anders ben dan autochtone Nederlandse vrouwen, maar ook anders dan allochtone Marokkaanse vrouwen. Ik kook anders en sta anders in het leven. Ik regel mijn zaakjes veel zelfstandiger dan Nederlandse vrouwen: op z‟n Marokkaans en ben tegelijkertijd zeer individualistisch, dus heel Nederlands. [ ] in tegenstelling tot in Nederlandse gezinnen bepalen Marokkaanse vrouwen in het gezin alles. Bovendien voelen ze zich veilig en beschermd in de vrouwenwereld waar ze deel van uitmaken. Ze ondersteunen elkaar, genieten samen en zetten zich minder tegen elkaar af dan ik onder Nederlandse vrouwen in mijn Vinexwijk zie. [ ] De vrouwen in mijn straat genieten niet van elkaars aanwezigheid, maar spiegelen zich aan elkaar. Ze stellen zich veel minder zelfstandig op dan wat over Marokkaanse vrouwen wordt verteld. Ze houden elkaar meer in de gaten zonder helpende hand te bieden. Alle vrouwen zijn op dieet en houden elkaars vorderingen in de gaten. Bijna een soort competitie wie het snelst 20 kilo kwijt zou zijn, maar niet echt een sfeer van elkaar helpen doelen te bereiken. [ ] Anderzijds merk ik, als ik naast mijn man op straat loop, dat ik scheve blikken krijg van Marokkanen. Mij valt het niet zo op, maar Marc wel. Ik ben een minderheid.”
Het mozaïektype combineert meerdere oriëntaties met een eigen onderbouwing, waarvan er één levensbeschouwelijk van aard is. Hieronder enkele fragmenten uit de gesprekken met negen geïnterviewden op de vraag in hoeverre en op wat voor manier hun waarden bepalend zijn voor hun identiteit: “Ik ben zoals ik ben: ik ben van Turkse afkomst, heb de Nederlandse nationaliteit en ik ben Aleviet. Zo heb ik bijvoorbeeld mijn tweede zon die nu elf jaar oud is, niet aangegeven bij de Turkse autoriteiten in Nederland na zijn geboorte. Officieel bestaat hij voor de Turkse wet niet. Als hij op latere leeftijd besluit alsnog de Turkse nationaliteit te willen aannemen, kan hij dat zelf regelen. Die mogelijkheid staat heel nadrukkelijk open. Mijn eerste zoon heb ik nog wel aangegeven. [ ] Mijn beide zonen zijn rasechte Apeldoorners. Maar door de verharding in de maatschappij worden ze gedwongen om terug te keren naar hun Turkse wortels. Daarop worden ze beoordeeld en veroordeeld. Mij maakt dat daadkrachtig. Kom op, zo kan het niet in Nederland. Maar ondertussen is het verdrietig te zien dat jongetjes van elf jaar al met dit soort grote vraagstukken tobben. Ze worden geacht te voetballen op straat.”
En “Ik ben rechtvaardig, eerlijk, hulpvaardig. Dat zijn allemaal deugden die mijn identiteit legitimeren. Maar tegelijkertijd ben ik ook heel zakelijk. Ik wil resultaten boeken. Ik zit niet zo maar in het moskeebestuur of in de MR van de school van mijn zoon. Ik doe dit soort vrijwilligerswerk tevens omdat ik me zo verder kan ontwikkelen.”
En 68
“Ik zie mezelf als Loubna, een bescheiden, vriendelijk, zorgzame persoon. Ik ben niet beter dan elke ander, maar ook niet minder. En ik praat liever over hoe mensen zijn dan wat hun geloof zegt. Dat laatste is niet altijd even gemakkelijk want de sociale controle in moslimgemeenschappen is erg groot. Je bent niet vrij om alles maar te zeggen. Ik houd mijn kinderen voor dat ze in eerste instantie van zichzelf moeten houden. De mening van anderen is belangrijk, maar eerst moeten ze zelf uitdokkeren wat ze willen.”
Aanvullend enkele gespreksfragmenten op de vraag hoe ze zich, in het licht van de polariserende discussie in Nederland over dé islamitische identiteit van migranten met een moslimachtergrond in Nederland, zouden omschrijven/definiëren: “Hoe ik me voorstel hangt [ook] van de context af. Op mijn reis door Armenië stelde ik me bijvoorbeeld voor als Ahmet uit Nederland. Op reis in andere landen zeg ik wel eens: ik kom uit Turkije en ik woon in Nederland. Wat ik om me heen zie in Nederland is dat hoogopgeleide tweede generatie migranten met hun identiteit kunnen spelen, al naar gelang de situatie. Laagopgeleide migranten kunnen dat niet. Die houden vast aan één cultuur, die van hun ouders.”
En “Met de vraag wie je bent, hoe je je definieert, ben je denk ik je hele leven bezig. Daar weet ik nu simpelweg geen antwoord op te geven. Hoe ik mezelf voortaan introduceer, dat weet ik inmiddels wel. Ik was drie weken lang op uitnodiging van de Amerikaanse ambassade in de VS en nam deel aan een speciaal programma voor een internationaal gezelschap. Ik introduceerde mezelf de eerste keer als volgt: ik ben Arzu Kökeng, 32 jaar oud, in Nederland geboren en getogen en van Turkse komaf. Toen riep iemand: „oh je bent dus Nederlander‟. Ik baalde van mijn eigen gedrag. Het was zo Nederlands dat benadrukken van je etnische achtergrond. Voor mijn Amerikaanse gesprekspartners was het helder: je bent in Nederland geboren en opgegroeid, dus je bent Nederlander. Nog steeds, maanden later, stel ik mezelf de vraag waar de drang in Nederland vandaan komt om generaties lang Nederlanders als allochtoon weg te zetten. Waarom niet gewoon accepteren dat er verschil mag zijn?”
En “Ik heb een hybride identiteit. Ik ben niet slechts een Nederlander, Marokkaan, moslim, Amsterdammer. Met andere woorden: ik heb geen monocultuur die dominant is.”
En “Ik ben Nederlander met een Marokkaanse achtergrond die zich perfect heeft aangepast aan de Nederlandse samenleving, maar die zijn roots niet is vergeten. Maar tegelijkertijd weet ik wie
69
Frans Bauer of Andre Hazes is. Verder: een man die zich aan zijn afspraken houdt en die eerlijk is. Ik ben een tijdje actief geweest in de SP in Leiden en in 2006 stond ik dertiende op de verkiezingslijst voor raadsleden. De partij wilde mij hoger op de lijst zetten maar ik wilde niet op een verkiesbare plaats omdat ik het raadswerk én het moskeewerk én mijn baan nooit allemaal zou kunnen combineren. In 2008 heb ik evenwel mijn lidmaatschap van de SP opgezegd omdat ze tegen “Europa” zijn. Ik wilde niet op een andere partij stemmen tijdens de Europese verkiezingen en tegelijkertijd lid blijven van de SP.”
Het conglomoraattype oriënteert zich vanuit het niveau van de sociaal-culturele formules en sociale relaties. Van hieruit worden doelen, legitimaties en handelingen vormgegeven. Hieronder een gespreksfragment over de vraag in hoeverre en of de waarden die hun denken en handelen bepalen ook bepalend zijn voor hun identiteit: “Ik vind het heel belangrijk dat je het de mensen om je heen gunt dat ze hun leven naar hun eigen inzicht inrichten. Wat ik bedoel is bijvoorbeeld het volgende: zo heb ik op een van mijn boeken op de achterflap laten zetten dat ik een katholieke Berberachtergrond heb. Hoe kan dat nou, werd me steeds gevraagd. Verder heeft ik eigenblijk Aziz, maar dat heb ik veranderd in Asis. Ook daarop krijg ik vaak commentaar. Dat doe je toch niet. Het feit dat je aan zoiets als een naam sleutelt, is voor veel mensen vreemd. Met name Turken en Marokkanen zijn erg star in het veranderen van iets dat ze met hun oorsprong verbinden. Ik vind juist dat je in je leven dat soort veranderingen wel door mag voeren.”
Tenslotte de twee antwoorden op de vraag hoe mijn respondenken zich, in het licht van de polariserende discussie in Nederland over dé islamitische identiteit van migranten met een moslimachtergrond in Nederland, zouden omschrijven/definiëren “Ik zit gevangen in mijn identiteit: in de mij als tweede generatie migrant met een moslimachtergrond opgelegde identiteit. Van die gevangenschap ben ik me erg bewust. Maar omdat ik me er van bewust ben, ben ik in staat er tegen in actie te komen. Tegelijkertijd ben ik, zoals gezegd, heel loyaal naar beide kanten toe: zeg de allochtone en de autochtone kant. Ik neem geen radicale beslissingen die vergaande consequenties hebben. Ik heb wel diep respect voor mensen die dat wel doen en ik sluit ook niet uit dat ik dat in de toekomst ook ga doen.” “Tijdens mijn verblijf in de VS zei ik altijd als ik me moest introduceren: ik kom uit Nederland, ik studeer geschiedenis en ik ben hier in het kader van een uitwisselingsprogramma. Vaak werd me dan meteen gevraagd of ik wilde uitleggen hoe het Nederlandse drugbeleid in elkaar zat. Niks geen vragen over waar ik echt vandaan kwam. Ik heb mezelf aangeleerd, het is inmiddels een principieel punt, om geen antwoord meer te geven op vragen waar ik echt vandaan kom. We moeten het onderscheid van allochtoon en autochtoon achter ons laten, zeker voor mijn generatie en die daarop volgen.”
70
2.1 Conclusies 1. Tweederde van de respondenten benadrukt opnieuw, expliciet dan wel impliciet, hun moslimzijn. Dat fungeert als de rode draad, als de ruggegraat van hun identiteit. 2. In het algemeen overstijgen de geïnterviewden nationale, etnische en in een enkel geval religieuze grenzen. Ze hebben een hybride identiteit. Dat uit zich in een algemeen afzetten tegen de smalle grenzen van het migrant-zijn. Menigeen definieert zich als wereldburger, als kosmopoliet, dit in tegenstelling tot de smalle marges die autochtone Nederlanders hen en zichzelf gunnen, zeggen ze: de identificatie met een mono-cultuur. Een enkeling speelt bewust met de rollen die daardoor in onderscheidende situaties, in onderscheidende contexten, kunnen worden aangenomen. 3. Het zijn van zowel moslim als Nederlander is geen tegenstrijdigheid, maar een realiteit. Enkele geïnterviewden onderstrepen expliciet dat ook al zijn ze moslim en zijn ze betrokken bij hun roots, ze zich het gemakkelijkst in de Nederlandse context ophouden. Dat is hun meest natuurlijke biotoop, gezien het feit dat ze in Nederland zijn opgevoed. Niets staat het feit dat ze ook moslim zijn hen daarbij in de weg. Althans voor henzelf. 4. Één geïnterviewde is erg bezig met het feit dat zijn zonen niet zozeer kunnen zijn wie ze menen dat ze zijn: Apeldoorners. Maar hun (autochtone) omgeving maakt hen allereerst tot Turken. Ze krijgen dus niet de ruimte uit te dragen waarmee ze zichzelf identificeren. Ze worden gecategoriseerd door de ogen van de ander: ongewild teruggebracht tot hun Turkse origine, die bovendien niet wordt gewaardeerd. 5. Het migrant-zijn kent naast een uiterlijke wel degelijk ook een innerlijke dimensie: het is moeilijk er aan te ontsnappen, zoals ook uit het hoofdstuk hiervoor bleek. In het algemeen uit zich dat in een liefhebbende houding en een grote mate van loyaliteit naar hun ouders toe. Vrijwel iedereen spreekt expliciet dank uit voor de manier waarop hun ouders hen hebben opgevoed en sluiten compromissen in hun levenshouding om het contact met hun ouders in stand te kunnen houden. 6. Ze ervaren het feit dat ze in Nederland allochtoon zijn als achterhaald. Dat je wordt gelabeld op basis van de geboortegrond van je ouders is volgens hen volstrekt achterhaald en doet geen recht aan de door henzelf ervaren realiteit: Nederland is een meltingpot, een immigratieland en moet ook als zodanig met migranten omgaan. Dat dat door autochtone Nederlanders niet wordt onderkend, is belangrijk voor de uiterlijke dimensie, één van de processen volgens De Koning die hun identiteit bepalen: namelijk dat ze door degenen die ze niet tot de eigen groep rekenen, autochtonen, niet op dezelfde manier worden gecategoriseerd als ze zichzelf categoriseren. Een deel van de geïnterviewden neemt daar actief aanstoot aan; anderen ervaren het eerder passief: ze gaan desondanks hun eigen gang.
71
8 – CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Het empirische onderzoeksmateriaal bestaat uit vijftien diepte-interviews met hoogopgeleide tweede generatie migranten met een moslimachtergrond van Turkse (6), Marokkaanse (8) en Pakistaanse (1) origine. Daarin wordt beschreven dat voor deze onderzoeksgroep „Allah‟ zeker niet de enige drijvende kracht is achter hun denken en handelen en hun identiteit volledig vorm geeft, zoals in de publieke opinie wordt benadrukt. „Allah‟, of de koran, stuurt voor bijna tweederde - negen van de vijftien geïnterviewden – in belangrijke mate hun denken en handelen en geeft hun identiteit vorm. Voor drie andere geïnterviewden speelt de islam nog slechts een rol op de achtergrond van het dagelijks leven. Het is een stem uit het verleden die meer wordt geassocieerd met de cultuur waaruit ze komen dan met hun religie. Voor de resterende drie geïnterviewden is „Allah‟ inmiddels volledig uit beeld. Op grond van de premisse „Niet alleen Allah‟ zijn de volgende twee onderzoeksvragen onderzocht en beschreven: Onderzoeksvraag 1: waaraan ontlenen tweede generatie migranten met een moslimachtergrond in Nederland hun waarden naast of bij ontsteltenis van „Allah‟? Voor tien respondenten ligt het accent op (naasten) liefde, de plicht om je nuttig te maken als mens en je talenten te ontplooien. Religie, de islam, vormt voor dit deel van mijn respondenten de aanzet tot zelfverwerkelijking en betrokkenheid bij de omgeving. Daarnaast vervult voor drie geïnterviewden „Allah‟ als motor van hun denken en handelen geen enkele rol meer. Hun morele ankers zijn vooral van praktische aard: hoe kan ik mijn leven zo autonoom mogelijk inkleuren, samenwerking met anderen omdat de geschiedenis nu eenmaal heeft uitgewezen dat de grillen van de natuur zo het beste kunnen worden bedwongen tot het volledig ontbreken van morele ankers. Onderzoeksvraag 2: in hoeverre bepalen die waarden hun identiteit? Bijna tweederde van de respondenten zien de islam, hun moslim-zijn - expliciet dan wel impliciet - als de ruggengraat van hun identiteit. Voor de rest van de geïnterviewden is dat juist niet het geval. Zij onderstrepen hun hybride identiteit. Ze presenteren zich als wereldburgers, als kosmopolieten - evenals de anderen trouwens. Dat uit zich in een algemeen afzetten tegen de smalle grenzen van het migrant-zijn. De nadruk op de moslimidentiteit van negen respondenten staat het proces van „religieuze individualisering‟ niet in de weg. Ze stellen zich naar eigen zeggen onafhankelijk op ten opzichte van de hun overgeleverde religie en hechten er aan deze op een eigen manier in te
72
vullen. Dat resulteert evenwel niet zozeer in het loslaten of verwerpen van de islam, zoals bij een tendens tot secularisatie aan de orde is, maar in nieuwe geïndividualiseerde vormen van de islam. Dat sluit ondermeer aan bij onderzoeksbevindingen van de Leidse antropologe Dessing en de Belgische antropologe Fadil dat religieuze individualisering zich binnen de traditie van de islam afspeelt. Beiden menen dat religieuze individualisering onder tweede generatie migranten met een moslimachtergrond minder een zaak is van religieuze bricolage (dat de levensbeschouwing uit meerdere tradities is opgebouwd en van individu tot individu verschilt; te vergelijken met het mozaïektype), en meer een manier is om vanuit de eigen religie te komen tot nieuwe interpretaties en handelingsmogelijkheden die aansluiten bij de eigen levenssituatie. De manier waarop ze hun geloof invullen vormt geen belemmering om in een niet-islamitische, seculiere cultuur te leven en zich te handhaven. Dat laatste, dat de religieuze individualisering zich binnen de traditie van de islam afspeelt, is één van de belangrijkste redenen dat de gebruikte begrippen van Hijmans, de vier typen zingevingsystemen (drijfveer, mozaïek, aholic en conglomeraat) waarlangs ik mijn empirische materiaal heb gelegd, onbruikbaar zijn om greep te krijgen op het eigene van de ontwikkelingen ten aanzien van het oriëntatiekader van tweede generatie migranten met een moslimachtergrond in Nederland. Dat geldt zowel voor degenen die zeggen de islam aan te hangen, als degenen die zeggen dat hun religie ofwel nauwelijks nog een rol speelt in hun leven dan wel geheel uit beeld is verdwenen. Ik meen dat voor de negen respondenten in mijn onderzoek die een voornamelijk gevoelsmatig antwoord menen te hebben op de „zijns‟-vraag, in een transcendente duiding van kosmos en wereld, het onderscheidt in drijfveer- en mozaïektype onhoudbaar is. De islam is voor beiden het centrale oriëntatiekader, maar dat houdt niet in dat het, zoals bij het drijfveertype, is uitgewerkt in een expliciete „leer‟. De dagelijkse gang van zaken wordt door meerdere belangrijke thema‟s bepaald. Eerder is sprake van een religieus mozaïektype. Om dit nader te kunnen duiden is kwalitatief vervolgonderzoek vereist. Tevens biedt het conglomeraattype onvoldoende mogelijkheden om zicht te krijgen op wat de zin van het bestaan is voor migranten met een moslimachtergrond die zich niet (langer) identificeren met de islam. „Niet alleen Allah‟ maakt duidelijk dat tweede generatie migranten met een moslimachtergrond niet in staat zijn louter pragmatisch te werk te gaan in het kiezen van hun waarden en daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen? Nadere duiding van juist deze groep voor wie de islam buiten beeld is, van wat de achterliggende processen en factoren zijn van wat de zin van hun leven vertegenwoordigt, is eveneens dringend gewenst.
73
9 – NAWOORD: INTERNET ALS ONDERZOEKSMEDIUM Het gebruik van een weblog als onderzoeksmedium is in de wetenschap niet wijdverbreid, “ook niet onder masterstudenten”, aldus Alexander Pleijter, universitair docent journalistiek en nieuwe media aan de Universiteit van Groningen, die tevens redacteur is van het online magazine De Nieuwe Reporter151. Eerder wordt een weblog als een hulpmiddel ingezet in het academische onderwijs.152 Dat nam een vlucht begin deze eeuw doordat er eenvoudige content management systemen beschikbaar kwamen die het publiceren van teksten sterk vereenvoudigden. Je hoefde niet langer eerst het ingewikkelde HTML- programma onder de knie te krijgen De eerst zogeheten weblogs verschenen in 1997 en werden vooral door reizigers opgezet om anderen via internet op interessante en mooie locaties en op websites te wijzen die ze becommentarieerden. De naam weblog – aanvankelijk ook wel als blog, een nieuwspagina of een filter betiteld – deed in 1999 zijn intrede op het internet.153 Alhoewel het als genre in de jaren daarop enorme populair werd, is het verschijnen tijdens de oorlog in Irak in 2003 van weblogs van Iraakse burgers, later omschreven als Baghdad Bloggers, een key event in de brief history of blogs. Internationale nieuwsorganisaties gebruikten de informatie uit die blogs en maakten het grote publiek zo vertrouwd met dit digitale genre. Eveneens maakte de zich snel ontwikkelde techniek het mogelijk om bloggers te volgen door je als internetgebruiker op hun digitale kladblokken te abonneren of overzichten van blogposten van verschillende weblogs te ontvangen.154 Het is die laatste optie die wetenschappers in staat stelt het vaak urenlange surfen op internet naar nieuwe, interessante literatuur terug te brengen tot overzichtelijke lijsten van nieuwe publicaties die naar hun toe komen in plaats van dat zij naar die informatie op zoek moeten, zoals in het verleden. Het delen via het internet van onderzoeksplannen, - gegevens en –bevindingen vinden veel academici wereldwijd vaak nog een hachelijke onderneming. Wie garandeert dat er heimelijk niet iemand met je ideeën en kennis aan de haal gaat.155 Daarvoor was aanvankelijk het intranet ontwikkeld, een gesloten digitale omgeving waarop alleen deelnemers toegang hadden en dat vaak gekoppeld was aan een bedrijf of organisatie. Tegelijkertijd zetten steeds meer universitaire faculteiten zogeheten digitale podia op, zoals bijvoorbeeld „Standplaats wereld‟ van de afdeling sociale en culturele antropologie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Medewerkers
151 152
http://www.denieuwereporter.nl/ Trey Martindale en David A Wiley, „Using Weblogs in Scholarship and Teaching‟, in:
TechTrends; Mar/Apr 2005; 49, 2; ProQuest Education Journals, pg. 55-61. Ibid, p 55. Ibid, p 56. 155 Laura Bonette, „Scientists enter the blogosphere‟, in; Cell 129, May 4, 2007. 153 154
74
schrijven daar op persoonlijke titel “informatieve, prikkelende en verrassende reflecties op de actualiteit in Nederland en de wereld”.156 De indicatie is dat van de meer dan 50 miljoen weblogs op internet, slechts een fractie van een fractie over wetenschappelijke onderwerpen gaat. Een belangrijk concept daarachter is dat wetenschappers zo ook in staat zijn een lekenpubliek te bereiken. Blogs die worden geschreven door academici voorzien een onderwerp van een menig met aanzien, en plaatsen die vaak in een rijkere context dan, bijvoorbeeld, in een krantenartikel.157 Dit vraagt evenwel om een vertaling, een ander soort framing van de ingewikkelde informatie dan academici gewend zijn. Het is niet zozeer van belang de technische details van een wetenschappelijk onderwerp te belichten maar om een lekenpubliek van informatie te voorzien die hen helpt om een ingewikkeld onderwerp te snappen en te kunnen duiden. Gaandeweg is zo de situatie ontstaan dat academische discussies zich ook buiten traditionele platforms van de wetenschappelijke literatuur gingen afspelen. Een wetenschappelijk tijdschrift is nu eenmaal minder geschikt als forum voor debat en discussie158, dat gebeurt in de conventionele context: op congressen en andere podia. Weblogs van wetenschappers – een zeer kleine minderheid heeft een blog of leest regelmatig blogs – worden om die reden dan ook gelezen door een breder publiek dan wetenschappers alleen: opinieleiders, activisten, journalisten, die die informatie doorgeven. Menige bloggende academicus is zo uitgegroeid tot een public intellectual. Bloggen kost evenwel tijd, een schaars goed ook onder wetenschappers. Maar toch zeggen in het algemeen die academici die bloggen dat ze beter communicatoren zijn geworden en dat ze oog hebben gekregen voor een bredere range aan wetenschappelijke issues dan die alleen binnen hun eigen vakgebied. Een van de problemen evenwel waarom academici zich ongemakkelijk blijven verhouden tot het weblog is dat ze vanuit hun wetenschappelijke discipline zijn getraind in het scheiden van meningen en feiten en dat op een blog die twee veelal worden vermengd.159 Menige bloggende academicus zegt tegelijkertijd dat het bloggen hem of haar helpt om helderder te denken over het werk dat ze onderhanden hebben. Zij kijken voor informatie op andere blogs en andere bloggers reageren op hun informatie. De grens wordt evenwel vaak getrokken bij nog niet gepubliceerde onderzoeksbevindingen. Daarover rep je niet op je weblog, op uitzonderingen na, bijvoorbeeld op een zogenaamd live open lab notebook waar onderzoeksbevindingen worden geanalyseerd en bediscussieerd via links naar het ruwe materiaal. Alle onderzoekstappen, het onderzoekslogboek, is zichtbaar op het web. Als één van de deugden van een onderzoeksblog zou kunnen worden aangemerkt dat de gesloten academische wereld zo toegankelijker wordt. Maar past die onderzoekstechniek niet
156
http://standplaatswereld.nl/ Bonette, „Scientists enter the blogosphere‟, in; Cell 129, May 4, 2007, p 444.
157Laura 158 159
Ibid. Ibid.
75
veeleer bij aanstormend jong academisch talent en minder bij academici die geleidelijk aan onderdeel zijn geworden van het academische establishment? Jill Walker schreef in 2006 in het artikel, Blogging from the inside of the ivory tower, over haar eigen ervaringen met dit dilemma en beantwoordt die vraag met ja.160 Wellicht verstoren bloggers de hiërarchie waar ik nu, als gearriveerde wetenschapper, baat bij heb, werpt zij op.161 Walker legt uit dat wetenschappers hoger in de academische hiërarchie minder toegankelijk zijn dan degenen in de lagere regionen en dat de eerste groep slechts van zich doet spreken via prestigieuze kanalen. Dat dient hun status. Ze zijn achievement-oriented, ze presenteren zich op plekken en in situaties waar de impact van hun deelname het grootst is. Dat verhoudt zich niet tot de egalitaire bloggerswereld. Walker vertelt dat toen zij een blogger werd in 2000 het haar opzet was om een onderzoekslog te schrijven. Zij eindigde evenwel met het schrijven van een hybride genre: een podium dat zowel het thema van het onderzoek, de ideeën in zichzelf, als de processen van ervaring en onderzoek bediscussieert.162 Mijn onderzoeksblog „Niet alleen Allah‟, onderdeel van Human.nl , was 1. vooral bedoeld om de achterban van de Humanistische Alliantie aan de hand van uitgebreide interviews inzicht te geven in het idee dat niet elke migrant met een niet-westerse achtergrond een belijdende moslim is en niet elke belijdende moslim fundamentalistisch, orthodox of traditioneel is. Een groeiende groep is bovendien atheïst of noemt zich expliciet seculier of humanist. 2. Een breed publiek van deskundigen, ervaringsdeskundigen en geïnteresseerden te bewegen om over dit onderwerp mee te praten, ervaringen te delen en richtingen van denken te ventileren. Dat eerste is gelukt, het tweede niet. Wat ik heb onderschat is hoe moeilijk het is om als onderzoeker tijdens het proces van onderzoek ook al te reflecteren op waar je mee bezig bent. Die reflectie is voor mij ontstaan tijdens het schrijven van de masterscriptie. Pas toen kwam mijn empirische materiaal tot leven. Verder ben ik teleurgesteld, zoals beschreven, over zowel het geringe niveau van de reacties die zijn achtergelaten als het aantal reacties. De bezoekers gedroegen zich als evenementenbezoekers, ze consumeerden vooral, of ze namen anderen de maat of ventileerden hun ongenoegen over moslims en de islam in het algemeen. Wat blijft is dat ik met mijn blog verder heb kunnen reiken met mijn onderzoeksthema dan de beperkte wereld waarin een masterscriptie zich beweegt. Omdat ik op internet aanwezig ben, heb ik over de premisse „Niet alleen Allah‟ met tal van mensen kunnen discussiëren. De interviews en het andere materiaal op de blog fungeerden als referenties. Bovendien word ik nu door personen en organisaties in den lande uitgenodigd om over mijn onderzoeksthema te komen spreken.
160
Jill Walker, „Blogging from inside the ivory tower‟, in: Axel Bruns & Joanne Jacobs (eds), Uses of blogs, pp 127-138, New York.
161
Ibid, p 3. Ibid, p 5.
162
76
BIBLIOGRAFIE Literatuur T. Asad, The idea of an anthropology of Islam, CCAS Occasional paper series, Washington, 1986/1996. Herman Beck & Gerard Wiegers, Moslims in de Westerse samenleving: islam en ethiek, Zoetermeer, 2008. Laura Bonette, „Scientists enter the blogosphere‟, in; Cell 129, May 4, 2007 Aart Brouwer, „Aan God Vast‟, De Groene Amsterdammer, 21 januari 2010. Rogers Brubaker en Frederick Cooper, „Beyond “identity”‟, in Theory and Society 29: 1-47, 2000. Marjo Buitelaar, Van Huis uit Marokkaans. Over verweven loyaliteiten van hoogopgeleide migrantendochters. Amsterdam, 2009. Joycelyne Cesari, „Muslim Minorities in Europe: The Silent Revolution‟, in: John L. Esposito & Francois Burgut (eds.), Modernizing Islam: Religion in the Public Sphere in the Middle East and in Europe, London, 2003, 251-270. Nathal Dessing, “Wat denk je dat je bent?” Vormen en elementen van islam in de moderne tijd, openingscollege academisch jaar, Leiden, 8 september 2010. W.B.H.J. van de Donk, A.F. Jonkers, G.J. Kronjee en R.J.J. M. Plum (red), Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie, Amsterdam, 2006. Han Entzinger en Edith Dourleijn, De Lat Steeds Hoger. De leefsituatie van jongeren in een Multietnische stad, Rotterdam, 2007. John L. Esposito en Dalia Magahed, Who Speaks for Islam? What a Billion Muslims Really Think, New York, 2007.
77
Inger Furseth en Pål Repstad, An Introduction to the Sociology of Religion, Aldershot, 2007. Nadia Fadil, „Individualizing Faith, Individualizing Identity: Islam and Young Muslim Women in Belgium‟, in: Jocelyne Cesari & Seán McLoughlin (eds.), European Muslims and the Secular State, Aldershot, 2005, pp143-154. Clifford Geertz, Islam Observed, Chicago/London, 1968. Janny Groen en Annieke Kranenberg, ´Loyaal aan de baas met hoofddoek´, De Volkskrant, 14 november 2008. Janny Groen en Annieke Kranenberg, Opstand der gematigden, Amsterdam, 2009. Ger Groot, „Charles Taylor over godsdienst en de moderne wereld‟, in: Charles Taylor, Een Seculiere Tijd, Rotterdam, 2009. Ellen Hijmans, Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen, Nijmegen, 1994. Susanne Ketner, Marokkaanse Wortels, Nederlandse grond. Jonge moslims over opgroeien in Nederland, Utrecht, 2010. Martijn de Koning, Zoeken naar een „zuivere‟ islam. Geloofsbeleving en identiteitsvorming voor jonge Marokkaans-Nederlandse moslims, Amsterdam, 2008. Dirk Korf, Berfin Yesilgöz en Ton Nabben, Van Allah tot Prada, Identiteit, leefstijl en geloofsbeleving van jonge Marokkanen en Turken, Utrecht, 2006. Dirk Korf, Berfin Yesilgöz, Ton Nabben en Marije Wouters, Van Vasten tot Feesten, Leefstijl, acceptatie en participatie van jonge Moslims, Utrecht, 2007. Dirk Korf, Marije Wouters, Susan Place en Sanna Koet, Geloof & Geluk. Traditie en vernieuwing bij jonge moslim, Utrecht 2009. Mieke Maliepaard, Marcel Lubbers en Merové Gijsberts, „Generational differences in ethnic and religious attachment and their interrelation. A study among muslim minorities in the 78
Netherlands‟, Ethnic and Racial Studies, 33:3, 451-472, first published on: 28 october 2009. (iFirst). Saba Mahmood, Politics of Piety. The Islamic Revival and the Feminist Subject, Princeton, 2005. Trey Martindale en David A Wiley, „Using Weblogs in Scholarship and Teaching‟, in: TechTrends; Mar/Apr 2005; 49, 2; ProQuest Education Journals, pg. 55-61. Birgit Meyer, Religious Sensations. Why media, aesthetics and power matter in de study of contemporary religion, Amsterdam, 2006. Moslims in Nederland, SCP, Den Haag, 2004. Olivier Roy, De Globalisering van de islam, Amsterdam, 2003. Martijn de Rijk, De nieuwe moskee. Politiek en geloof in een provinciestad, Amsterdam, 2006. Ceylan Pektaş-Weber, Moslima‟s. Emancipatie achter de dijken, Amsterdam, 2006. Trees Pels, Marjan de Gruijter en Fadoua Lahri, Jongeren en hun islam. Jongeren over hun ondersteuning als moslim in Nederland, Utrecht, 2008. Recensie van: E.J.S. Hijmans, Je moet er het beste van maken. Een empirisch onderzoek naar hedendaagse zingevingssystemen, door M.B. ter Borg in: Nederlands Theologisch Tijdschrift, 50(2), 174 – 175, 1996. Froukje Santing, „Islam is veel meer een gevoel dan een religie‟, NRC Handelsblad, 22 juli 2004. Froukje Santing, Een hoofddoek en een hoge opleiding. Leeronderzoek naar de geloofsbeleving van 25 praktiserende, hoogopgeleide moslimvrouwen van Marokkaanse en Turkse origine in Nederland, M&Tverslag, Amsterdam, februari 2009. Froukje Santing, Moslim-zijn is een opdracht. Hoe hoogopgeleide moslimvrouwen vorm geven aan hun religie en welke wrijvingen ze daarbij ervaren, Amsterdam, juli 2009. 79
Froukje Santing, „Kennis als antwoord op Wilders‟, in: ZemZem, 1/2010. „Studie: Salafisten geen bedreiging voor de democratie‟, NRC Handelsblad, 24 september 2010. Thijl Sunier, Beyond the domestication of islam in Europe, Amsterdam, 2009. T. Sunier, “Islam onderzoeker is geen overheidsdienaar” in NRC Handelsblad, 24 november 2009. Sipco Vellenga, „Islam in Nederland: trends en toekomst‟, in: Sipco Vellenga, Sadik Harchaoui, Halim El Madkouri & Baukje Sijses (red), Mist in de polder. Zicht op ontwikkelingen omtrent de islam in Nederland, Amsterdam, 2009. Roanne van Voorst, Jullie zijn anders als ons. Jong en allochtoon in Nederland, Amsterdam, 2010. Jill Walker, „Blogging from inside the ivory tower‟, in: Axel Bruns & Joanne Jacobs (eds), Uses of blogs, pp 127-138, New York. Ibrahim Yerden, Míjn Mekka is de mens. Alevieten in de Nederlandse samenleving, Amsterdam, 2010. Internet: http://www.qantara.de/webcom/show_article.php/_c-310/_nr-791/i.html http://pewforum.org/docs/?DocID=450, http://home.medewerker.uva.nl/s.j.vellenga http://www.nps.nl/page/programma/424/kunststof/aflevering/detail/10997016/froukjesanting--journaliste http://www.obalive.nl/default.aspx?lIntEntityId=1150 www.nietalleenallah.nl (maakt tevens onderdeel uit van deze masterscriptie) 80
BIJLAGEN
81
1 – STAGEPLAN Humanistische Omroep/Froukje Santing In het kader van de stage ter voorbereiding op de masterscriptie ter afronding van de Master ´Islam in de Moderne Wereld´ aan de UvA. Stageperiode: Februari 2010 t/m juni 2010 – in totaal minimaal 280 uren. Onderzoeksvragen: 1. Waaraan ontlenen tweede generatie migranten met een moslimachtergrond in Nederland hun waarden? 2. In hoeverre bepalen die waarden hun identiteit? Achtergrond: Uit tal van onderzoeken in Nederland komt het beeld naar voren dat net als onder Nederlanders ook onder tweede en derde generatie migranten met een moslimachtergrond de betrokkenheid bij godsdienstige activiteiten als moskeebezoek afneemt en de beleving van de islam steeds meer een persoonlijke keuze wordt. Tegelijkertijd leidt dat niet tot een verminderde identificatie met het eigen geloof, zoals we onder protestanten en katholieken in Nederland in de afgelopen decennia hebben gezien. De islam blijft belangrijk voor hun zelfbeeld. Ze denken er vaak aan en ze voelen zich persoonlijk aangesproken als hun geloof wordt bekritiseerd. Wel houdt de mate van betrokkenheid verband met leeftijd, opleiding en maatschappelijke positie (believing without belonging). Ook voor niet-praktiserende tweede- en derde generatie migranten met een moslimachtergrond blijft de islam een belangrijke leidraad in hun leven. Ze ervaren de islam nog steeds als hun cultureel erfgoed en gebruiken het geloof als moreel richtsnoer bij de opvoeding van hun kinderen. Bovendien kiezen ook degenen die een losse band hebben met de islam voor een moslimpartner, het liefst ook nog uit de eigen etnische groep (Belonging without believing/cultuurmoslims).163
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/953535E3-9D25-4C28-A70D-7A4AEEA76E27/0/2008e16pub.pdf en van eerdere datum http://www.scp.nl/dsresource?objectid=20905&type=org 163
82
Daarnaast is er een derde groep: tweede en latere generaties moslimmigranten die te kennen geven niet met de islam geïdentificeerd te willen worden. Zo zegt bijvoorbeeld veertig procent van de Iraniërs in Nederland moslim te zijn, tegenover 98 procent in Iran zelf. Dat de percentages moslim in de landen van herkomst en in de desbetreffende bevolkingsgroepen in het Westen niet parallel lopen, is één van de redenen dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het aantal moslims in Nederland naar beneden heeft bijgesteld tot inmiddels 825.000.164 Dus minder „Allah‟, maar voor de identiteit is het moslim-zijn voor de overgrote meerderheid nog steeds bepalend. Die ontwikkeling, gecombineerd met het wegvallen van traditionele gezagsstructuren binnen de islam, maakt dat tweede en latere generaties niet-Westerse migranten in Nederland steeds meer eigen keuzes maken met betrekking tot de ethische kwesties in het leven. Dat maakt nieuwsgierig naar antwoorden op de vragen 1. Waaraan ontlenen tweede generatie migranten met een moslimachtergrond in Nederland hun waarden? 2. Welke personen en/of organisaties en/of ideologieën en/of religie/levensbeschouwing fungeren voor hun als moreel kompas? 3. In hoeverre bepalen die waarden hun identiteit? In hoeverre hechten ze waarde aan islamitische predikers en tal van andere religieuze voormannen, in uiteenlopende verschijningsvormen (cyperspace, cassettebandjes, videoboodschappen, televisieprogramma‟s, uitgeverijen, onderwijsinstellingen, moskeeën, radio– en tv-kanalen etc), die pogen het religieuze gezagsvacuüm in de islam op te vullen en de eigenwaarde van moslims in het Westen op te krikken? Een van hen is bijvoorbeeld de in Nederland zowel befaamde als verguisde Tariq Ramadan. Een ander, zeker zo omstreden, voorbeeld is de meer radicale en in de Bronx (New York) geboren sjeik Khalid Yasin. Tegelijkertijd springen - eveneens in een poging om de wildgroei aan fatwa‟s in te dammen ook steeds meer klassieke islamitische geleerden in dat gat. Een van de meest sprekende voorbeelden daarvan is de in 1997opgerichte en in Dublin gevestigde Europese Raad voor Fatwa en Onderzoek (ECFR)165, voorgezeten door de global mufti Yusuf al-Qaradawi. Hij is tevens betekend van islamonline166 en zijn wekelijkse televisieprogramma op Al-Jazeera.167 De doelstelling van de raad is om bestaande uitgangspunten binnen het islamitische recht, het recht van de minderheden, te herinterpreteren en op die manier 1. het welzijn van de moslims in Europa te bevorderen door
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/ACE89EBE-0785-4664-9973-A6A00A457A55/0/2007k3b15p48art.pdf en http://www.nrc.nl/binnenland/article2313709.ece/CBS_poldermoslim_ontkerkelijkt_ook 165 http://www.e-cfr.org/en/ 166 http:/islamonline.net 167 Zijn tv-show Sharia and Life bestaat inmiddels al ruim tien jaar. 164
83
2. specifieke wettelijk niet-toegestane zaken (bv het afsluiten van een hypotheek) voor moslims in het Westen wel mogelijk te maken (bv terwijl rente in de rest van de islamitische wereld ten strengste is verboden) 3. en hierdoor zowel de gemeenschap van moslims in de westerse wereld intern te versterken 4. als niet-moslims in Europa te verleiden om tot het moslimgeloof toe te treden (dawa/zending). De raad heeft in de afgelopen twaalf jaar zeker onder een deel van de islamitische geleerden (imams, academici) gezag afgedwongen met spraakmakende fatwa‟s die de directe geloofspraktijk van moslims in het Westen vergemakkelijken. Of de raad er in is geslaagd de miljoenen moslims in datzelfde Europa te bereiken en aan te spreken, laat staan zich onder hen tot een gezaghebbende religieuze instantie te ontwikkelen, is nog de vraag. En als noch predikers, noch organisaties verbonden op de één of andere manier met de islam in aanmerking komen, wie en wat zijn dan wel in beeld? Is wellicht (deels) buiten de islam om een nieuwe oriëntatie aan het ontstaan en zo ja, waar richt die zich op en hoe ziet die er uit? Wie en wat zijn die nieuwe morele ankers van tweede en latere generaties migranten met een moslimachtergrond in Nederland? Doel: Met deze stage wil ik antwoord krijgen op bovengestelde vragen. De zoektocht is tevens de onderzoekscomponent van de stage en, naar het zich nu laat aanzien, de centrale vraagstelling van de hierna te schrijven masterscriptie. De stage heeft evenwel ook nog een ander doel: de zoektocht moet tevens uitmonden in een filmplan. In de stage wordt gepoogd op grond van het doen van onderzoek naar de vraag waaraan migranten met een moslim-achtergrond in Nederland hun eigenwaarde ontlenen en welke mensen of organisaties ze kiezen als moreel kompas de volgende Te verwerven competenties: blogschrijven onderzoeken in hoeverre internet als onderzoeksmedium kan dienen, ideeën verwerven of de onderzoeksgegevens kunnen leiden tot een filmplan en zo niet wat voor soort additioneel onderzoek er gedaan moet worden
84
Opzet: Éen centrale lijn in de stage is de hierboven geformuleerde zoektocht die mede wordt gestuurd door literatuuronderzoek. In dit deel van de stage staat het internet als onderzoeksmedium centraal: eigen blog op de site van human.nl; naast info over en voor het onderzoek ook interviews met voorbeeldpersonen uit de onderzoeksgroep en zo mogelijk het visualiseren van hun ankers samenstellen en inzetten van een klankbordgroep van betrokken specialisten en andere deskundigen De tweede centrale lijn is de narrative: van idee tot verhaal. Een aanzet geven tot en inzicht verwerven in het verwerken van de onderzoeksgegevens en literatuurstudie tot een filmplan. Dat zal vooraf gegaan worden door gerichte leeropdrachten door en onder leiding van Bert Janssens, directeur Humanistische Omroep. Hiervoor zal, indien mogelijk, voorafgaande aan de stage een tijdspad worden uitgezet.
Froukje Santing, Amsterdam, 16 februari 2010.
85
2 – PREMISSE EN DE 4 W‟S INZAKE DOCUMENTAIREPLAN „NIET ALLEEN ALLAH‟ Premisse: „Allah‟ blijft belangrijk, maar hij is niet meer alom aanwezig. -Waarom moet documentaire gemaakt worden? 1. (Expliciet) Om te laten zien dat de essentialistische benadering van de islam door politiek/media/overheid geen recht doet aan de verscheidenheid onder migranten met een moslim-achtergrond in Nederland. Net als onder christelijke Nederlanders wordt de beleving van de islam steeds meer een persoonlijke keuze. Bovendien zijn niet alle moslims praktiserend. Dat is de reden dat de overheid het aantal moslims in Nederland naar beneden heeft bijgesteld in 2009. Maw: Niet iedereen ontleent zijn eigenwaarde (nog langer in belangrijke mate) aan de islam en richt zich voor moreel gezag tot islamitische voormannen en organisaties. Maar hoe ziet dat nieuwe beeld er dan wel uit? 2. (Impliciet) In beeld brengen dat binnen de normatieve islam wordt gepoogd om vanuit de bestaande rechtspraktijk (het islamitische recht van de minderheden/fiqh al aqalliyyat) de positie van moslim in landen waarin ze een minderheidspositie innemen te vergemakkelijken. Dat recht bestaat al heel lang en heeft tot doel om de achterliggende gedachte van de sharia: het welzijn voor zoveel mogelijk mensen te bevorderen, te vertalen naar context en tijd. Zo wordt aan de meer fundamentele moslims getoond dat hun religie veel praktischer is ingesteld dan zij ons (mensen in het Westen), zichzelf en andere moslims vaak laten geloven. - Waarom moet de documentaire nu gemaakt worden? Omdat er in Nederland op twee fronten een fnuikende polarisatie aan de gang is: Moslims onderling nemen elkaar de maat wie een goede dan wel minder goede moslim is en door de essentialistische benadering van de islam dreigt de samenleving in wij (autochtone Nederlanders) en zij (moslims) te worden opgedeeld. In beide situaties lijkt het alsof de identiteit van migranten met een moslimachtergrond zich beperkt tot moslim en er geen andere oriëntatie is dan die op het geloof. Migranten met een moslimachtergrond maken individuele keuzes over vragen waaraan ze hun identiteit ontlenen en tot welke mensen en/of organisaties ze zich richten voor moreel gezag.
86
-
Waarom moet ik de documentaire maken? Ik zie het al geruime tijd als een belangrijke (journalistieke) opdracht om te laten zien dat
migranten met een moslim-achtergrond in Nederland geen homogene groep zijn, maar individuen die zich elk op hun eigen wijze verhouden tot de wereld om hun heen. Het is de enige manier om recht te doen aan de ontwikkelingen in Nederland.. Bovendien ben ik door mijn professionele ervaring als journalist in Nederland en Turkije en door mijn studie in staat ontwikkelingen bloot te leggen en die kritisch te bevragen. Die achtergrond geeft me de mogelijkheid om me op te stellen als een brug tussen verschillende werelden en werelden binnen werelden.
- Waarom is de documentaire van belang voor Jan, Piet, Nel, Ans, Elmar, Selma, Ahmet of Hasan? Omdat we alleen door onszelf en onze religie etc. kritisch te bevragen, ons in elkaar te verdiepen en ons open te stellen voor de ander de liberale seculiere Nederlandse samenleving in stand kunnen houden. Jan, Piet, Nel, Ans, Elmar, Selma, Ahmet en Hasan zijn die samenleving.
87
3- PERSBERICHT HUMAN LANCERING WWW.NIETALLEENALLAH.NL
8 april 2010 NIET ALLEEN ALLAH Waarden en identiteit van tweede-generatiemigranten Voor steeds meer tweede-generatiemoslims is niet alleen Allah hun ‘morele anker’. Het nieuwe HUMAN-Docblog ‘Niet alleen Allah’ onderzoekt waaraan zijn hun waarden en identiteit nog meer ontlenen. Mede met het oog op de verkiezingen in juni, waarbij de islam een beladen thema is, is het belangrijk dat er een meer waarheidsgetrouw beeld wordt geschetst van de waarden en de identiteit van mensen met een moslimachtergrond in Nederland. Is er meer dan alleen Allah dat het leven van tweede-generatiemoslims zin geeft en waaraan ze hun zelfvertrouwen ontlenen? Initiatiefneemster van Niet alleen Allah, Froukje Santing, denkt van wel. De beleving van de islam onder migranten wordt steeds meer een persoonlijke keuze. Net als bij Nederlanders neemt ook onder hen de betrokkenheid bij godsdienstige activiteiten af. Die ontwikkeling, gecombineerd met het wegvallen van traditionele gezagsstructuren binnen de islam, maakt dat tweede generaties niet-westerse migranten steeds meer eigen keuzes maken met betrekking tot ethische kwesties. Op Nietalleenallah.nl wordt nagegaan wat de tweede-generatiemoslims beschouwen als hun morele ankers. Door middel van interviews met de betreffende migranten.
Fathia Bazi, 30
Ahmet Alkas, 43
Asis Aynan,29
Meryem KiliçKaraaslan,38
Senay Ozdemir,40 Zihni Ozdil,28
Maar ook aan de hand van columns van een brede, niet alleen uit de migrantengemeenschap voortkomende groep betrokkenen zoals wetenschappers, publicisten, leraren, werkgevers en politici.
Waarom deze site? ‘Bij het vaststellen van het aantal moslims in ons land wordt er meestal automatisch van uitgegaan dat migranten uit islamitische landen vanzelfsprekend moslim zijn. Dat vind ik raar. Officieel was het tot voor kort zelfs zo dat mensen met één islamitische grootouder gerekend werden tot de groep gelovige moslims. Zo kom je natuurlijk snel uit op ‘een miljoen’ moslims. Mensen worden op zo’n manier gereduceerd tot hun religie. Wat is beeldvorming en wat is de realiteit? Daar gaat het HUMAN om. Deze site kan ertoe bijdragen om de nuance te vinden. En dat is broodnodig.’
Momenteel doet ze de Master ‘Islam in de moderne samenleving’ aan de Universiteit van Amsterdam.
Bert Janssens, directeur HUMAN
Froukje Santing (1956) werkte vanaf 1975 voor o.a.NRC Handelsblad, Trouw en de NOS. Van 1981 tot 1999 woonde en werkte ze als correspondent in Turkije. Na terugkeer in Nederland trad ze opnieuw toe tot de redactie van NRC Handelsblad. Ze schreef onder meer over integratie- en asielkwesties. Sinds 2006 studeert ze voltijds: Wereldreligies met variant islam vanuit een sociaal-wetenschappelijk perspectief (Bachelor).
88
4- INTERVIEWVRAGEN Jouw waarden en het dagelijks leven: Persoonlijke geschiedenis: Kun je vertellen wat voor jou van waarde is in het leven/waar draait het in jouw leven om? In hoeverre heb je die waarden meegekregen in je opvoeding en in hoeverre zijn die ook in de confrontatie met de Nederlandse/Westerse samenleving tot stand gekomen? Levensbeschouwing: Met welke personen en/of organisaties en/of ideologieën en/of religie/levensbeschouwing voel je je het meest verbonden? Waar haal je je inspiratie vandaan? Heb je eventueel rolmodellen? Hoe heeft dat proces van verbondenheid met bovenstaande zich voltrokken. Hoe of waardoor werd je getriggerd? Hoe zou je dat ontwikkelingsproces schetsen? Zou je kunnen uitleggen in hoeverre en op wat voor manieren jouw waarden je leven zin geven? Praktijk: Zou je kunnen uitleggen in hoeverre en op wat voor manieren jouw waarden 1. je daadkracht bepalen en hoe dat zich voltrekt in het dagelijks leven? 2. de doelstellingen in jouw leven bepalen? (En als dat maar beperkt het geval is, wat is daarvan de reden en wat is dan wel bepalend?) Brengt het feit dat je in meerdere werelden leeft, je wel eens in verwarring over wat je kernwaarden zijn? Zo ja, hoe probeer je dan tot een balans te komen? Bij wie ga je te rade? Wie of wat zijn je rolmodellen daarbij, waar ontleen je je inspiratie aan daarvoor? Zou je terug kunnen gaan naar twee werkelijk beslissende moment in je leven – graag die momenten aangeven – en kunnen uitleggen of en in hoeverre of juist niet jouw waarden daarin een rol of juist niet hebben gespeeld (opoffering/crisis/leven-endood/ethiek/ontroering/…)?
89
Identiteit: Zou je kunnen uitleggen in hoeverre en op wat voor manieren jouw waarden bepalend zijn voor je legitimiteit, je identiteit bepalen Er wordt de laatste tijd veel gepraat over de islamitische identiteit van migranten met een moslimachtergrond in Nederland. Hoe zou jij jezelf omschrijven/of definiëren?
En als je je waarden zou mogen visualiseren: wat komt dan bij je op?
90
5: - OVERZICHT BEZOEK BLOG www.nietalleenallah.nl
91
92
93