NHTV internationaal hoger onderwijs Breda B Ruimtelijke Ordening en Planologie ISATnummer 34282 Visitatierapport Verslag van de visitatie die plaatsvond op 4 oktober en 15 november 2010
Utrecht, December 2010 www.AeQui.nl
Dit document laat zich het beste dubbelzijdig afdrukken.
2
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Managementsamenvatting Op 4 oktober en 15 november 2010 is de opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie gevisiteerd door een commissie van AeQui. Het totaaloordeel van de commissie is positief. De opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie maakt onderdeel uit van de Academie voor Stedenbouw, Logistiek en Mobiliteit. Jaarlijks kent de opleiding een instroom van circa tachtig nieuwe studenten. Op instigatie van het werkveld is er de afgelopen jaren naast de ruimtelijke ordening ook steeds meer aandacht gekomen voor stedenbouw ofwel urban design. Hiervoor is in 2006 een specifieke leerroute ‘Urban Design’ (UD) opgezet. Studenten kiezen al bij instroom voor een van de twee leerroutes, hoewel zeker in de eerste jaren de twee leerroutes een grote overlap kennen. Studenten kunnen gedurende de studie overstappen. AeQui heeft veel waardering voor de beide leerroutes. ROP voorziet al jaren in een behoefte, maar zeker ook de UD-route vult een bestaand gat in het werkveld op. De bachelor van de leerroute UD zal een goede brug kunnen slaan tussen de mbo-ers en wo-ers in het veld. Het vak stedenbouw heeft bovenal een eigen positie in het veld, en een goede opleiding hoort daar bij. De opleiding heeft veel voor elkaar gekregen in de achterliggende vier jaar. De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat de opleiding een hoog praktijkgehalte weet te koppelen aan een goede theorievorming. Docenten vervullen, mede doordat een aantal van hen eveneens in de beroepspraktijk werkzaam zijn, een goede brugfunctie tussen werkveld en leeromgeving. De docenten zijn vakbekwaam en enthousiast en weten de studenten goed te motiveren. Voorts zien we bij alle betrokkenen binnen de academie, management, docenten en studenten, een open houdig gericht op verbetering. Binnen de opleiding hangt een open sfeer waarin men elkaar feedback kan geven; het management pakt dingen op om zaken beter te laten lopen als dat nodig is. Veel lof heeft de commissie ook voor de gekozen werkvormen: projecten bij ROP en ateliers bij UD. De ateliergewijze benadering sluit goed aan bij ontwerpaanpakken in het werkveld. Overigens ziet de commissie op onderdelen ruimte voor verdere verbetering, zonder dat dit het positieve beeld overigens aantast. De ateliers kunnen nog aan kracht winnen als daar, incidenteel, andere disciplines aan worden toegevoegd, bijvoorbeeld uit de ROP-leerroute of de aanverwante verkeerskundeopleiding. De UD-route trekt veel nieuwe studenten, waardoor de ateliers bijna te druk worden. Incidenteel is er gewerkt met inschrijflijsten om docenten te spreken; dit is in de optiek van de commissie begrijpelijk vanuit timemanagementoverwegingen, maar hoort toch eigenlijk niet bij een meester-gezelrelatie. Verder zou de atelierruimte best wat artistieker ingericht mogen worden en is voor studenten niet altijd duidelijk hoe de leerstof in een periode zich verhoudt tot de opdracht in het atelier. Veel studenten hebben interesse om door te studeren na het behalen van de bachelorgraad. De opleiding zou dat meer kunnen ondersteunen door de doorleerroutes nog beter in kaart te brengen. Overigens zou zeker voor de studenten die voor een WO-vervolgopleiding opteren een minor met onderzoeksvaardigheden tot aanbeveling strekken, vindt de commissie. De studenten spreken positief over gastdocenten en gerenommeerde sprekers die in het verleden de academie aandeden. De commissie zou het goed vinden als het ‘invliegen van toppers’ wordt voortgezet en versterkt, of dat er excursies worden georganiseerd zodra een toonaangevende spreker elders in Nederland spreekt. In het verlengde daarvan kan ook het thema internationalisering verder opgepakt worden door bijvoorbeeld internationale regio’s in kaart te brengen die toonaangevend zijn in de ruimtelijke ordening.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
3
Alles overwegende heeft de commissie een positief beeld van de opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie. Ze zou het management van de opleiding willen uitdagen om de kwaliteiten ook buiten de zuidelijke provincies te verspreiden om zo de aanwas te versterken. Alle onderwerpen van het NVAO kader zijn positief beoordeeld (voldoende en goed) en op die grond geeft de visitatiecommissie een positief advies inzake accreditatie van de opleiding. Namens de voltallige visitatiecommissie, Utrecht, 16 december 2010
Ir René S. Kloosterman Voorzitter
4
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Overzicht De beoordelingen per onderwerp en facet zijn weergegeven in onderstaande tabel en zijn van toepassing op zowel de leerroute Ruimtelijke ordening en planologie als Urban Design.
ONDERWERP EN FACET
BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau: bachelor 1.3 Oriëntatie HBO
Voldoende Goed Voldoende Voldoende
Onderwerp 2: Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Samenhang tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing
Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed
Onderwerp 3: Inzet Personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel
Goed Goed Voldoende Goed
Onderwerp 4: Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding
Voldoende Voldoende Goed
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Goed Goed Goed Goed
Onderwerp 6: Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Voldoende Voldoende Voldoende
Accreditatieadvies
Positief
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
5
6
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Inhoudsopgave Managementsamenvatting ...................................................................................................................................... 3 Colofon ..................................................................................................................................................................... 9 Inleiding .................................................................................................................................................................. 11 1. Doelstellingen opleiding ..................................................................................................................................... 15 2. Programma ......................................................................................................................................................... 19 3. Inzet van personeel............................................................................................................................................. 29 4. Voorzieningen..................................................................................................................................................... 33 5. Interne kwaliteitszorg ......................................................................................................................................... 35 6. Resultaten........................................................................................................................................................... 39 Bijlagen ................................................................................................................................................................... 43 Bijlage 1: Commissie ............................................................................................................................................... 45 Bijlage 2: Programma visitatie ................................................................................................................................ 47 Bijlage 3: Domeinspecifiek referentiekader ........................................................................................................... 50 Bijlage 4: Bestudeerde documenten ...................................................................................................................... 53
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
7
8
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Colofon Instelling en opleiding NHTV internationaal hoger onderwijs Breda Academie voor Stedenbouw, Logistiek en Mobiliteit Postbus 3917 4800 DX Breda Telefoon (076) 533 22 03 Voor kwaliteit verantwoordelijke bestuurder: de heer H. Uijterwijk, voorzitter College van Bestuur NHTV. Contactpersonen met betrekking tot kwaliteit van de opleiding: de heer M. van Wietingen, opleidingsmanager Ruimtelijke Ordering en de heer M. van den Borst, opleidingsmanager Urban Design. Opleiding: B Ruimtelijke Ordening en Planologie, ISAT 34282 Niveau: HBO bachelor Titel: Bachelor of Built Environment Variant: Voltijd Locatie: Breda
Visitatiecommissie De visitatie is uitgevoerd op 4 oktober en 15 november 2010. De commissie bestond uit: René S. Kloosterman, voorzitter René Daniëls, werkveld- en domeindeskundige Gerwin van der Meulen, werkveld- en domeindeskundige Arjette van Noort, secretaris Menno van der Kamp, studentlid De visitatie is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van: AeQui VBI Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht (030) 87 820 87 www.AeQui.nl
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
9
10
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Inleiding NHTV internationaal hoger onderwijs Breda (hierna NHTV) positioneert zich als zelfstandige hoger onderwijsinstelling en richt zich op de ontwikkeling van de beroepspraktijk en op wetenschapsbeoefening in de volgende verwante en specialistische domeinen: Digital Entertainment Hotel & Facility Stedenbouw, logistiek en mobiliteit Toerisme Vrije tijd NHTV biedt in totaal elf hbo-bachelor opleidingen aan en twee academische bachelors (op het gebied van vrije tijd en toerisme). Tevens biedt NHTV masters aan op het gebied van Imagineering en Toerisme. NHTV heeft vier locaties in Breda, meer dan 6.900 studenten uit binnen- en buitenland en een kleine 700 medewerkers. NHTV ziet het als haar opdracht om het onderwijs invulling te geven via drie speerpunten: internationalisering, academisering en excellentie. Voor elke opleiding afzonderlijk wordt bekeken tot welke hoogte deze speerpunten realiseerbaar zijn. Internationalisering: studenten worden voorbereid op een loopbaan in internationale context. Daarbij is de ambitie om meer buitenlandse studenten en medewerkers aan te trekken. Academisering: NHTV werkt aan de voorbereiding van wetenschappelijke onderwijsprogramma’s, waarbij als uitgangspunt is genomen dat NHTV alleen investeert in wetenschappelijk onderwijs dat elders in Nederland (nog) niet wordt aangeboden. Excellentie: NHTV wil medewerkers en studenten inspireren en uitdagen hun talenten optimaal te ontwikkelen, hun kennis en kunde te integreren en deze als professional of als wetenschapper op excellente en duurzame wijze toe te passen in de samenleving. NHTV ontwikkelt haar kennis en onderwijs vanuit drie inhoudelijke strategische thema’s: Imagineering, Crosscultural Understanding en Social Responsibility. Deze thema’s liggen aan de basis van de ‘kennisidentiteit’ van NHTV. Ook voor deze thema’s geldt dat ze niet voor elke opleiding even sterk van toepassing zijn.
De opleiding De opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie behoort tot de Academie voor stedenbouw, logistiek en mobiliteit (hierna: Academie SLM). De andere opleidingen binnen de Academie SLM zijn Logistiek en technische vervoerskunde, Logistiek en economie en Verkeerskunde. Op 1 oktober 2009 telde de Academie SLM 847 studenten. De opleiding is voortgekomen uit de Nationale Verkeersakademie Tilburg, waar het als differentiatie van Verkeerskunde werd aangeboden. Vanaf 1978 werd planologie op grond van de maatschappelijke vraag naar ‘echte’ planologen als zelfstandige opleiding aangeboden. In 1987 is de Verkeersakademie gefuseerd met het Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme en Recreatie (NWIT) en is de Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer ontstaan (nu: NHTV internationaal hoger onderwijs Breda). In Nederland bieden vier hogescholen de hbo-bachelor Ruimtelijke Ordening en Planologie aan.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
11
In de afgelopen vijf jaar heeft de opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie (hierna: ROP) onderwijskundige vernieuwingen doorgevoerd over alle vier jaren van het curriculum. Concrete veranderingen in de laatste jaren zijn bijvoorbeeld de inrichting en vormgeving van het projectonderwijs, atelieronderwijs en loopbaancoaching. Daarnaast is gewerkt aan de versterking van de economische, bestuurlijke en juridische leerlijn in het bestaande programma en de ontwikkeling van de leerroute Urban Design (hierna: UD). De opleiding ROP kent nu twee leerroutes met een gemeenschappelijke stam voor 2/3 deel van het totale curriculum. Een derde deel van het curriculum is specifiek ingevuld ofwel als leerroute ROP ofwel als leerroute UD. Ontwikkelingen in de maatschappij en in het werkveld hebben geleid tot de ambitie van NHTV om de leerroute UD te laten doorontwikkelen tot een zelfstandige opleiding Stedenbouwkundig Ontwerpen. Om de vorming tot een zelfstandige opleiding te faciliteren is in het hogeschooljaar 2009/2010 reeds gestart met de samenstelling en installatie van een eigen werkveldcommissie en is een opleidingsmanager a.i. benoemd die een eigen UD-team aanstuurt. De opleiding ROP heeft keuzes moeten maken in de NHTV- ambities. Op grond daarvan heeft vooral het verhogen van de instroom hoog op de agenda gestaan. Doelstelling was om voor de opleiding ROP een jaarlijkse instroom van 100 studenten te werven. Verschillende maatregelen, waaronder de ontwikkeling van de leerroute UD, vormen een antwoord op het instroomvraagstuk. In 2009 telde de opleiding ROP 294 studenten (instroom van ROP en UD samen heeft een omvang van 84 studenten). In Nederland is de opleiding al sinds jaar en dag marktleider. In juni 2010 zijn de eerste studenten UD afgestudeerd. In aansluiting op de ambities van de hogeschool en de Academie SLM heeft de opleiding ROP prioriteiten gesteld en voor de volgende jaren speerpunten geformuleerd: 1. Verhogen van de instroom 2. Doorontwikkelen van beide leerroutes en het gemeenschappelijke programma 3. Optimaliseren van de interne organisatie en de bijbehorende in- en externe communicatie
De visitatie NHTV heeft aan AeQui VBI opdracht gegeven onderhavige visitatie uit te voeren. Hiertoe heeft AeQui een onafhankelijke en ter zake kundige commissie samengesteld. Met vertegenwoordigers van de opleiding heeft een voorbereidend gesprek plaatsgevonden. De visitatie heeft op 4 oktober en 15 november 2010 plaatsgevonden volgens het programma dat in bijlage 2 is weergegeven. De commissie heeft de beoordeling in onafhankelijkheid uitgevoerd; aan het einde van de visitatie is de opleiding in kennis gesteld van de bevindingen en conclusies van de commissie. Deze rapportage is in concept toegestuurd aan de opleiding op 10 december 2010; na ontvangst van reacties is op 16 december 2010 het definitieve rapport vastgesteld.
Leeswijzer Dit rapport vormt de integrale weergave van de visitatie. Daarbij zijn de vastgestelde onderwerpen van het NVAO beoordelingskader: Doelstellingen opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen
12
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
-
Interne kwaliteitszorg Resultaten
Steeds wordt per facet aangegeven welke bevindingen de visitatiecommissie heeft gedaan en op grond van welke overwegingen ze tot haar beoordeling is gekomen. Indien meerdere opleidingsvarianten tegelijk zijn beoordeeld, geldt daarvoor hetzelfde oordeel tenzij expliciet anders is aangegeven. Bij de beoordeling van de facetten zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd. - Excellent: als op dit facet de opleiding een voorbeeldfunctie kan vervullen op nationaal niveau; - Goed: als dit facet duidelijk beter wordt uitgevoerd dan vergelijkbare opleidingen; - Voldoende: als dit facet wèl voldoet aan de meest relevante criteria, maar niet te kwalificeren is als goed. Daarmee is ‘voldoende’ de maat voor basiskwaliteit; - Onvoldoende: als op dit facet niet voldaan is aan de criteria of aan de meest relevant geachte criteria binnen het facet. Bij de beoordeling van de onderwerpen zijn als uitgangspunt gehanteerd: - Positief: als alle facetten binnen dit onderwerp voldoende of beter zijn, of als er maximaal één facet onvoldoende is dat gecompenseerd wordt door andere positief beoordeelde facetten; - Negatief: als binnen dit onderwerp meerdere facet(ten) als onvoldoende worden beoordeeld. De commissie heeft ervoor gekozen om een positieve beoordeling van een onderwerp nader te duiden als voldoende, goed of excellent, met uiteraard een onderbouwing van deze waardering. In de bijlagen is het programma van de visitatie en de samenstelling van de commissie weergegeven. Tevens wordt in een bijlage het domeinspecifieke kader gepresenteerd.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
13
14
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
1. Doelstellingen opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen: de eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
•
•
•
•
Het doel van de opleiding ROP is het opleiden van planologen op hbo-niveau. Voor deze opleiding is in 2003 voor het laatst een landelijk profiel opgesteld onder verantwoordelijkheid van de Hoger Onderwijs Groep Bouw & Ruimte. Hiertoe behoren de opleidingen Bouwkunde, Civiele Techniek, Verkeerskunde, Ruimtelijke Ordening en Planologie en Bouwtechnische Bedrijfskunde. De opleiding is afgestemd op de (centrale) vraag binnen het werkveld van planologie, namelijk hoe de bestaande ruimtelijke situatie kan worden vormgegeven, aangepast, verbeterd dan wel beheerd, zodat de samenhang en afstemming tussen (toekomstige) maatschappelijke ontwikkelingen en ruimtegebruik bevorderd kan worden. Dit met als doel een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit, waarbij niet alleen functionaliteit en vormgeving een rol spelen, maar ook duurzaamheid en rechtszekerheid/rechtsbescherming. Planologen werken op verschillende beleidsniveaus en in een breed spectrum aan contexten en krijgen hierdoor te maken met een divers actorenveld; van burger tot politiek krachtenveld. Naast het werkterrein van de planoloog, die regievoerder is in gebiedsontwikkeling, is er een ander beroepsperspectief voor en werkterrein van de stedenbouwkundig ontwerper. Het beroep van stedenbouwkundig ontwerper kenmerkt zich door het bewegen op verschillende schaalniveaus; hij moet schakelen van het niveau van de straat tot en met het niveau van de regio. Dat wat de planoloog en de stedenbouwkundig ontwerper bindt, is ‘de ruimte’ als gemeenschappelijk werkveld. De opleiding ROP behoort tot het domein Bachelor of Built Environment (BBE). De opleiding geeft aan dat elke afgestudeerde beschikt over de domeincompetenties van Built Environment. Dit betekent dat de opleiding gericht is op de ontwikkeling, inrichting en het gebruik van de ruimte van de bebouwde omgeving. De beroepsbeoefenaren werken niet alleen vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek, maar ook vanuit een technische invalshoek. De inbreng van andere disciplines is een voorwaarde, maar de specifieke maatschappelijke context bepaalt welke andere disciplines dat zijn. Het werk speelt zich af binnen een bestuurlijk, politiek en maatschappelijk complex krachtenveld. Een belangrijk aspect daarbij is het spel van handelen en onderhandelen. Daarom zijn zowel het proces als het plan zelf van groot belang bij de beroepsuitoefening. Het domein Built Environment kent drie contexten: Gebied/Leefomgeving, Infrastructuur en Gebouw. ROP is ingedeeld bij Gebied/Leefomgeving omdat het voor planologen als hoofdtaak wordt gezien om de fysieke ruimte aan te passen en de kwaliteit ervan te verbeteren. De domeincompetenties BBE hebben betrekking op ontwikkelen, maken en sturen van producten en diensten binnen het domein Built Environment. Er is gekozen voor een ordening naar de vijf fasen van de voortbrengingscyclus van producten en diensten die in het domein Built Environment te herkennen zijn: Definiëren/initiëren, Ontwerpen, Specificeren, Uitvoeren en Beheren. In het landelijk beroepsprofiel voor de opleiding ROP zijn tien beroepscompetenties benoemd: 1. Beleid vormen 2. Beleid implementeren 3. Adviseren 4. Maken van een ruimtelijk ontwerp 5. Uitvoeren van planologisch onderzoek 6. Leiding geven aan een projectteam 7. Berekenen en beheren van financiële plannen 8. Ontwerpen en begeleiden van een multi-actorenproces
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
15
•
•
•
9. Communiceren met belanghebbenden 10. Een plan juridisch begeleiden De ontwikkeling van de leerroute UD is een tussenstap in de ontwikkeling van de opleiding Stedenbouwkundig Ontwerpen. Het programma van de leerroute UD sluit aan bij zowel de landelijke domeincompetenties BBE als de landelijke beroepscompetenties van de opleiding ROP. De leerroute UD legt evenwel meer dan de leerroute ROP het accent op beroepscompetenties 4 en 9 en in mindere mate op de beroepscompetenties 1, 7 en 10. In het perspectief van de erkenning tot Croho-opleiding Stedenbouwkundig Ontwerpen zijn er plannen voor het verder profileren van de opleiding. Daartoe zijn een eigen competentieset en beroepsprofiel van de Stedenbouwkundig Ontwerper ontwikkeld. Aangezien de opleiding op dit moment nog niet de Crohoerkenning heeft ontvangen om als zelfstandige opleiding verder te kunnen, wordt het competentieprofiel van Stedenbouwkundig Ontwerper hier verder niet vermeld. De visitatiecommissie heeft ten tijde van de visitatie wel kennis genomen van de inhoud van het competentieprofiel. De opleiding kent een werkveldcommissie die meerdere keren per jaar bijeen komt. De commissie geeft het opleidingsmanagement gevraagd en ongevraagd advies en informeert hen over relevante ontwikkelingen in het werkveld. De oprichting van de variant Urban Design komt mede voort uit signalen van de werkveldcommissie. Actuele ontwikkelingen en trends zijn in het beroepsprofiel geschetst, maar ze worden ook besproken in de werkveldcommissie van de opleiding. Daar waar nodig worden de inrichting en de inhoud van het programma hierop aangescherpt.
De visitatiecommissie neemt in haar overwegingen mee dat de opleiding zich voor haar doelstellingen baseert op de meest actuele opleidingspecifieke en domeincompetenties. Deze zijn in samenwerking met het werkveld tot stand gekomen. De wijze waarop de opleiding een relatie legt tussen de opleidingspecifieke competenties en de domeincompetenties beoordeelt de visitatiecommissie als adequaat. Tevens legt het opleidingsmanagement een relatie met het werkveld door middel van de werkveldcommissie. Op deze wijze ontvangt de opleiding signalen over de opleiding en relevante ontwikkelingen in het werkveld die van invloed kunnen zijn op de doelstellingen van het programma. De commissie beoordeelt daarom het facet ‘domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
1.2 Niveau: de eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
De opleiding heeft een tabel voorgelegd aan de visitatiecommissie teneinde het bachelorniveau van de opleiding te verantwoorden aan de hand van de Dublin Descriptoren. Deze tabel is hieronder integraal overgenomen:
Dublin Descriptoren Kennis en inzicht
Toepassing kennis en inzicht
16
Herkenbaar bij de opleiding ROP van NHTV in verschillende studieonderdelen De basiskennis , benodigd om de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen uitvoeren, verwerft de student hoofdzakelijk in cursussen. De student leert zowel in cursussen en trainingen als in projecten/ateliers, stage- en afstudeeropdrachten probleemgericht te werken: hij verwerft kennis, maar leert die ook toepassen op praktijkproblemen. Hij leert problemen op een professionele manier aan te pakken. Daarbij leert hij zichzelf aan te sturen en dus ook zelfstandig te werken. Tegelijkertijd vraagt een aantal problemen om een teamgerichte benadering. Bij de aangeboden
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Oordeelsvorming
Communicatie
Leervaardigheden
•
problemen worden reeds geleerde kennis en inzichten toegepast en wordt kennis uitgebreid. De student leert vooral binnen project- en atelieronderwijs en stage- en afstudeeropdrachten (integrale leerlijn) relevante informatie te verzamelen, te analyseren en te interpreteren om tot een oordeel te komen en te kunnen adviseren. Onderwijs op het gebied van communicatie is zichtbaar in training op het vlak van communicatie, talen, projectonderwijs (sturing op communicatieve aspecten zoals vergadertechnieken, feedback geven en ontvangen) of atelieronderwijs (samenwerkend leren), drie praktijkperioden buiten NHTV: twee stages en afstudeerfase. Studenten leren specifiek te reflecteren op hun eigen leerprocessen binnen de studieloopbaancoachingsleerlijn. Ook binnen project- en atelieronderwijs en tijdens de twee stages en de afstudeerfase worden zij uitgedaagd om in toenemende mate zelf sturing te geven aan het eigen leerproces en de eigen beroepsuitoefening te professionaliseren. Zij leren in uiteenlopende beroepssituaties te functioneren. Doordat zij vanaf studiejaar 1 keuzes moeten maken, worden zij van meet af aan uitgenodigd te reflecteren over wie ze zijn, wat ze willen en wat ze kunnen.
Daarnaast is expliciet de verbinding gelegd tussen de domeincompetenties en de Dublin Descriptoren in het landelijk vastgestelde document Bachelor of Built Environment, een toekomstgerichte profielbeschrijving (september 2006). De relevante delen hieruit zijn opgenomen in bijlage 3 waarin ook de domeincompetenties zijn opgenomen.
De visitatiecommissie heeft naar aanleiding van eigen analyse vastgesteld dat de Dublin Descriptoren te identificeren zijn binnen de opleidingspecifieke competenties. Tevens heeft de opleiding door middel van bovenstaande tabel aangegeven op welke wijze de Dublin Descriptoren een concrete plek in het onderwijsprogramma hebben gekregen. De commissie beoordeelt daarom het facet ‘niveau’ als voldoende.
1.3 Oriëntatie HBO: de eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door of met het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties een HBO-Bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of in een samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist of dienstig is; een HBO-Master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
Het landelijk ontwikkelde beroeps- en opleidingsprofiel is ter validatie voorgelegd aan vertegenwoordigers van het werkveld waarvoor de opleiding opleidt. Op deze manier is de opleiding ervan verzekerd dat de competenties overeenkomen met het niveau dat van een beginnend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. Een bevestiging van het niveau komt voort uit de koppeling van de eindkwalificaties aan de Dublin Descriptoren.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
17
• •
•
Frequent worden de doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding afgestemd met het relevante beroepenveld door middel van overleg met de werkveldcommissie, die meerdere keren per jaar bijeen komt. De visitatiecommissie heeft gesproken met de werkveldcommissie die verbonden is aan de opleiding. Daarin is vastgesteld dat de leden van de werkveldcommissie ter zake kundig en betrokken zijn bij de opleiding. De werkveldcommissie maakte een positief kritische indruk. Naast overleg met de werkveldcommissie onderneemt de opleiding onder meer de volgende activiteiten om de actualiteit van de beroepscompetenties te waarborgen: - Overleg met gecommitteerden, stagebegeleiders en afstudeerbegeleiders; - Deelnemen aan het landelijk overleg tussen de directeuren / opleidingsmanagers van de opleidingen ROP in Nederland. - Werkveldonderzoek onder werkgevers en afgestudeerden, waarin de aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt wordt onderzocht.
De visitatiecommissie concludeert op grond van de bevindingen dat de eindkwalificaties adequaat zijn afgestemd op het beroepenveld langs diverse wegen. De visitatiecommissie beoordeelt het facet ‘oriëntatie’ als voldoende. Beoordeling van het onderwerp Doelstellingen opleiding. De opleiding heeft in de ogen van de visitatiecommissie de eindkwalificaties op correcte wijze afgestemd op het landelijke beroeps- en competentieprofiel. Het landelijke profiel is tevens afgestemd op de generieke competenties van de Bachelor of Built Environment. De eindkwalificaties, die in samenspraak met het werkveld tot stand zijn gekomen, komen overeen met de Dublin Descriptoren op HBO Bachelorniveau en zijn afgestemd op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar. Alles bij elkaar beoordeelt de visitatiecommissie het onderwerp Doelstellingen opleiding als voldoende.
18
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
2. Programma 2.1 Eisen HBO: kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
•
•
•
•
Het programma zoals dat sinds 1 september 2006 wordt aangeboden, kent vanaf het eerste studiejaar twee varianten met een brede gemeenschappelijke stam die 2/3 van het programma omvat. De varianten worden als leerroute ROP en leerroute UD aan studenten aangeboden. De specifieke delen hebben ieder een omvang van 1/3 deel van het programma. Het doel van de opleiding is om in de eerste twee jaar een stevige kennisbasis te leggen, en de student tevens van meet af aan met praktijkgerichte opdrachten te confronteren. Studenten werken vanaf het eerste studiejaar aan levensechte problemen. Opdrachten zijn geformuleerd door de beroepspraktijk of zijn ontleend aan vraagstukken die zich daadwerkelijk afspelen in die beroepspraktijk. Zo kent de leerroute ROP in het eerste studiejaar drie projecten, in het tweede studiejaar zijn het eveneens drie projecten, waarvan de laatste een keuzeproject is van twee bimesters. De leerroute UD kent vanaf de eerste dag de ateliers, waarin de echte beroepspraktijk de opleiding binnenkomt. Ateliers zijn er in alle vier de studiejaren. Per week is de student gedurende twee dagen van acht uur verplicht aanwezig in het atelier en werkt aan opdrachten waarbij hij ook gedurende deze twee dagen begeleid wordt door een team van drie of vier professionals (twee per dag), waarvan één de hoofdateliermeester is. Dat team is interdisciplinair samengesteld en bestaat uit stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten en architecten. Een atelier bestaat uit ongeveer 25 studenten. De atelieropdrachten in het eerste en tweede studiejaar bestaan uit 50% groepswerk en 50% individueel werk. In het derde en vierde studiejaar wordt er hoofdzakelijk individueel gewerkt. Voor de cursussen krijgen de studenten van beide leerroutes les van docenten die veelal ofwel praktijkervaring hebben ofwel nog binnen de praktijk werkzaam zijn. Binnen cursussen is ruimte voor gastdocenten, maar ook binnen een project of atelier bestaat de mogelijkheid een gastcollege te organiseren. Het eerste jaar bevat twee volledige excursieweken. Tijdens deze weken gaan de studenten op pad (bijvoorbeeld dagexcursies naar Rotterdam centrum, Amsterdam Bijlmer, Noord-Zuidlijn, Maastricht centrum en het reconstructiegebied Boven/Dommel), en spreken zij tevens met afgestudeerden van NHTV. De eerste week is gezamenlijk voor beide leerroutes, de tweede week wordt per leerroute een apart programma aangeboden. In het tweede jaar vindt een internationale excursieweek plaats. In hogeschooljaar 2009/2010 zijn studenten ROP naar Londen gegaan. Studenten UD zijn in Berlijn geweest. In het derde studiejaar zijn er twee stages. Hierin werken studenten zelfstandig aan een of meer vraagstukken, opdrachten of problemen. De keuze om studenten twee stages te laten lopen voor het afstuderen is een bewuste keuze van de opleiding die voortvloeit uit de keuze om breed inzetbare beroepsbeoefenaren af te leveren die vele soorten praktijkproblemen en –vraagstukken kunnen aanpakken. In het vierde studiejaar vindt de afstudeeropdracht plaats, met een omvang van 30 EC, waarmee het totaal aantal stages feitelijk op drie komt. De moeilijkheidsgraad loopt daarbij op. Studenten zoeken hun stage- en afstudeerplek, maar de opdracht en/of invulling wordt vooraf altijd gefiatteerd door de stage- en afstudeercoördinator.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
19
•
•
•
•
• •
• •
•
• •
•
Op verzoek van het werkveld zijn de derdejaars stages sinds 2005/2006 verlengd, zodat de totale stageperiode 40 EC oplevert. De tweede stage is daarnaast naar het eind van het studiejaar verplaatst. Daardoor is de mogelijkheid om internationale stages te lopen gecreëerd; eerder was dat vrijwel onmogelijk doordat de stageperiode relatief kort was en direct werd opgevolgd door een lesperiode. De kans bieden voor internationale stages was eveneens een wens van het werkveld. Tijdens de eindexamens ter afsluiting van de studie is tevens een rol weggelegd voor de gecommitteerde; een persoon uit het werkveld met voldoende inhoudelijke kennis en ruime praktijkervaring. Hij heeft zitting in de afstudeercommissie. De student legt voor deze afstudeercommissie een mondeling examen af: hij verdedigt er zijn scriptie die de neerslag vormt van zijn afstudeerstage. Op verschillende manieren wordt de actualiteit van de opleiding gewaarborgd. Zo vindt hierover overleg binnen het leerplanoverleg (LPO). Jaarlijks wordt aandacht besteed aan de actualisering van het curriculum. Input daarvoor wordt gevormd door contacten met het werkveld en ervaringen uit de praktijk van het onderwijs. Inrichting en bijstelling van het leerplan behoren ook tot de taken van de opleidingscommissie, waarin zowel docenten als studenten zitting hebben. Binnen overleggen van de werkveldcommissie worden zowel de inrichting van het studieprogramma als curriculumvoorstellen regelmatig op de agenda geplaatst. De werkveldcommissie komt twee keer per jaar bijeen. Twee keer per jaar is een academiebrede studiedag, waarbij mede aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van het curriculum. De contacten van de docenten met het werkveld, de input van stage- en afstudeerbegeleiders en de gecommitteerden vormen alle input op grond waarvan nieuwe inzichten tot stand kunnen komen met eventuele aanpassingen van het programma tot gevolg. Eveneens wordt alumni gevraagd een oordeel te geven over de actualiteit van het programma. De toepassing van computerprogramma’s vraagt om voortdurende actualisering. Docenten die hiermee werken stellen zich continu op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen op softwaregebied binnen het werkveld. Door de vernieuwde opzet van het minorprogramma in het vierde jaar is de nadruk op gebiedsontwikkeling en multidisciplinaire aandacht centraal komen te staan. De ambitie is om binnen de nieuwe minorstructuur studenten uit verschillende specialisaties (Verkeerskunde, Urban Design, Urban Renewal, Urban Management en Planeconomie en Vastgoed) te laten samenwerken in een overkoepelend project. ROP-studenten die in zo’n projectgroep zitten met onder andere Verkeerskunde vinden dat heel fijn en ze zijn er dan ook erg positief over. Ze vinden de ervaring zo waardevol dat ze van mening zijn dat een dergelijk project ook wel in het tweede jaar mag. In de praktijk zitten ze straks in een regisseursrol dus studenten vinden het fijn om daar al vroeg ervaring in op te doen. In hoeverre de aansluiting met het werkveld zichtbaar is, wordt na ieder bimester geëvalueerd door studenten. Waar nodig vindt bijstelling plaats. De Ateliers worden al tijdens de periode geëvalueerd. Iedere dinsdag wordt er een uur uitgetrokken om overal voldoende diep op in te gaan. Studenten merken dat er wat mee gebeurt met de gegeven feedback. Bijvoorbeeld: de projectleider zegt soms iets anders dan de atelierbegeleider. Als dat signaal wordt afgegeven zoekt men elkaar op om beter af te stemmen. Literatuur die onderdeel uitmaakt van de opleiding is door de visitatiecommissie beoordeeld als actueel.
De visitatiecommissie beoordeelt de gebruikte vakliteratuur als kwalitatief goed. De studieprogramma’s hebben een fors aandeel waarin de student geconfronteerd wordt met de praktijk. Voor ROP is dat in de vorm van projecten, voor UD is dat in de vorm van ateliers. Hiermee anticipeert de opleiding op de praktijk waarin de student in een ateliersetting werkzaam is. De aard van de opdrachten en de interdisciplinaire begeleiding van de ateliermeesters motiveren en stimuleren de studenten. Het visitatiepanel heeft daar veel waardering voor. De docenten en ateliermeesters zijn in staat adequaat de verbinding te leggen tussen theorie en praktijk en kunnen gemakkelijk inspringen op actuele ontwikkelingen in het werkveld. De opleiding voert overleggen met verschil-
20
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
lende stakeholders om de actualiteit van de opleiding te kunnen waarborgen. De commissie beoordeelt al met al het facet ‘eisen HBO’ als goed. De visitatiecommissie wil als overweging meegeven wellicht in een minor meer aandacht te besteden aan onderzoeksvaardigheden. Ondanks dat het nu zeker als adequaat kan worden bestempeld kan het op deze wijze explicieter en sterker in de opleiding worden aangebracht. Deze overweging geeft de visitatiecommissie met het oog op het grote aantal studenten dat na afstuderen een masterstudie overweegt.
2.2 Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma: het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
•
•
•
•
De leerroutes ROP en UD hebben hetzelfde opleidingsmodel maar zijn verschillend wat betreft de integrale leerlijn in het eerste en tweede studiejaar, en voor een gedeelte van de vaardigheden en de cursussen in alle leerjaren. Het curriculum sluit volledig aan bij de beroepscompetenties ROP (zoals beschreven in facet 1.1), maar legt andere accenten in de competentieontwikkeling van de studenten. De visitatiecommissie heeft een overzicht ontvangen van de opleiding waardoor zij inzage heeft gekregen in de wijze waarop zowel de gemeenschappelijke als de specifieke onderdelen een plek hebben gekregen in beide leerroutes. De visitatiecommissie heeft naar aanleiding daarvan kunnen vaststellen dat alle eindkwalificaties een plek hebben gekregen in de opleiding en dat ze evenwichtig verspreid zijn over de studiejaren. Naast de didactische leerlijnen (zie paragraaf 2.7) kan het programma ook gekarakteriseerd worden via vakinhoudelijke leerlijnen. De vakinhoudelijke opbouw verbindt, op grond van inhoud, studieonderdelen uit de vier studiejaren. De volgende vakinhoudelijke leerlijnen worden onderscheiden: - Bestuursrecht - Planeconomie en vastgoed - Stedelijke vernieuwing en wonen - Ruimte & Mobiliteit - Onderzoek - Regievoering ruimtelijke ontwikkelingen - Stedenbouwkunde - Ruimtelijke ordening en planologie - Communicatie Enkele vakinhoudelijke leerlijnen monden in het vierde studiejaar uit in een minor te weten de minoren Planeconomie en Vastgoedontwikkeling, en Urban Renewal. Hier is sinds september 2010 een minor Urban Management aan toegevoegd. Naast deze doelstellingen is de opleiding ook gericht op het aanleren van een professionele beroepshouding bij de student. Dit gebeurt in het project PRO vanaf het eerste jaar, waarin de student wordt gestimuleerd om zich als professional op te stellen. Dit gebeurt door middel van posters, leuzen en acties. De opleiding bereidt studenten in eerste instantie voor op een loopbaan binnen Nederland. De vacatures in Nederlands kunnen zelfs niet allemaal gevuld worden. Niettemin wordt het internationale perspectief binnen alle vakken meegenomen. Zo wordt studenten bijvoorbeeld de mogelijkheid geboden om de tweede stage in
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
21
•
•
• •
•
het buitenland te lopen. Ook vanuit de academie wordt gezocht naar contacten met het hoger onderwijs in het buitenland om tot uitwisseling te komen. Internationale ontwikkelingen binnen het vakgebied worden gevolgd en verwerkt in de cursussen. Ook wordt de studenten de mogelijkheid gegeven om Engelstalige literatuur te kunnen lezen en zich voor te bereiden op een internationale stage. Er is een aantal extra internationale activiteiten, die veelal als keuzemogelijkheid worden aangeboden, zoals: - tweede studiejaar: een internationale excursie; - derde studiejaar: de mogelijkheid om één stage in het buitenland te lopen; - vierde studiejaar: 1) voor UD de specialistische cursus ‘Stedenbouw Internationaal’ waarin studenten een beeld ontwikkelen van actuele stedenbouwkundige opgaven buiten Nederland; 2) voor UD de atelieropdracht (Grootschalige) Complexe Stedelijke Ingreep. Dit atelier heeft een internationale insteek en is gesitueerd in de stad Luik; 3) mogelijkheid om de afstudeerstage in het buitenland te lopen. De vrije studieruimte biedt de studenten ook een aantal opties, zoals een summer course in Arizona, of een internationale reis (laatste jaren naar Johannesburg). Internationalisering mag wel een tandje dieper gaan volgens de alumni. Er zouden bijvoorbeeld meer excursies georganiseerd mogen worden. Ook meer uitwisselingsprogramma’s met interessante regio’s (ook voor stage en afstuderen) kunnen daartoe behoren. Ondersteunende medewerkers en docenten zijn verplicht een cursus Engels te volgen wanneer hun Engelstalige vaardigheden niet voldoende zijn. Zij kunnen een officieel examen Cambridge Engels afleggen, dat kan leiden tot het verwerven van een erkend Cambridge Certificaat. Docenten nemen tevens deel aan internationale congressen. Ze hebben de mogelijkheid mee te doen aan een docentenuitwisseling en te publiceren.
De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties evenwichtig gespreid zijn over het programma. Het feit dat aan professionele beroepshouding wordt gewerkt is een mooie aanvulling. De opleiding kiest nadrukkelijk voor een nationale focus en voert dat consequent door in het programma. Er wordt echter niet voorbij gegaan aan het internationale oogpunt, wat de visitatiecommissie van belang acht. Wel vindt de commissie dat er meer internationalisering in het programma kan en mag, zeker gerelateerd aan de strategische speerpunten van NHTV. De commissie beoordeelt alles overwegende het facet ‘relatie tussen doelstellingen en inhoud programma’ als voldoende.
2.3 Samenhang programma: studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. • •
•
•
22
De opleiding is vormgegeven naar het leerlijnenmodel, waardoor een geïntegreerd en samenhangend programma ontstaat (zie meer hierover bij facet 2.7 Didactisch concept). Aan de opleiding ligt ook de keuze ten grondslag voor een praktijkgericht leerplan. Doordat projecten hierin een belangrijk aandeel hebben, wordt de samenhang tussen studieonderdelen bewust gezocht, omdat de student kennis geïntegreerd dient toe te passen. De onderdelen in de opleiding bouwen op een logische wijze op elkaar voort, waarbij de complexiteit toeneemt naarmate de opleiding vordert. Dit is niet alleen herkenbaar in het theoretisch deel van de opleiding, maar ook in de praktijkcomponent. De opzet van de Ateliers is zodanig dat ze op twee dagen per week geprogrammeerd staan en de modulen daar omheen haken daar op in. Studenten geven aan dat de samenhang tussen theorie en praktijk niet altijd
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
helder is. Zo ervaren ze dat atelieropdrachten door sommige begeleiders anders geïnterpreteerd worden dan door de docenten. Dat zouden ze beter op elkaar af kunnen stemmen want het biedt studenten niet op alle vlakken helderheid ten aanzien van verwachtingen waar ze aan moeten voldoen. De visitatiecommissie vindt dat de opleiding een samenhangend programma heeft vormgegeven door middel van de leerlijnen. De kennis die studenten opdoen in cursussen en trainingen wordt geïntegreerd toegepast in de projecten en atelieropdrachten. De opleiding kent eveneens een samenhang en opbouw in zelfstandigheid en complexiteit, die toenemen naarmate de opleiding vordert. Met name de afstemming tussen theorie en praktijk in relatie tot de ateliers kan beter. Op grond hiervan beoordeelt de visitatiecommissie het facet ‘samenhang programma’ als voldoende.
2.4 Studielast: het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. • • •
• •
De totale studie omvat 240 EC’s. De studielast is zo evenwichtig mogelijk verdeeld over de perioden. De decaan zorgt met regelmaat voor een overzicht van studenten die een achterstand hebben opgelopen. Ingebouwde drempels in de studie moeten prikkels vormen om een eventuele studieachterstand te beperken. De propedeuse kent een bindend studieadvies. Heeft een student na het eerste studiejaar minder dan 46 EC’s gehaald, dan mag hij zijn studie niet vervolgen. Een tweede drempel ligt bij aanvang van de eerste stage. Een student kan pas aan zijn eerste stage in het derde studiejaar beginnen als hij in het tweede studiejaar 34 studiepunten heeft behaald aan het einde van het derde bimester. Ook de afstudeerstage kent een drempel: het tweede en derde studiejaar moeten volledig zijn afgerond. De studeerbaarheid van het curriculum blijkt ook uit de doorstroomcijfers en rendementscijfers. Rendementscijfers van de hbo-raad tonen dat bijna 64% van de ROP-lichting van 2003 binnen vijf jaar geslaagd is. Studenten van de leerroute UD geven aan dat het druk programma is dat veel vraagt. Daar staat tegenover dat de Ateliermeesters er wel voor zorgen dat de studenten goed gemotiveerd zijn. In totaal schatten de studenten de studiebelasting op ongeveer 50 uur per week, hetgeen vooral door de Ateliers veroorzaakt wordt. Bij de studieroute ROP zijn er geen ateliers; studenten van deze leerroute schatten de studiebelasting op gemiddeld 35 uur per week.
De visitatiecommissie is van mening dat de opleiding zich ervan bewust is het programma studeerbaar te houden. Ingebouwde drempels in de studie moeten prikkels vormen om een eventuele studieachterstand te beperken; doorstroomcijfers tonen aan dat het programma studeerbaar is. Studenten die vertraging oplopen worden door middel van coaching aangespoord hun achterstand weer in te halen. De commissie beoordeelt het facet ‘studielast’ op grond hiervan als voldoende.
2.5 Instroom: het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. • •
Aspirant studenten met een havo- of vwo-diploma (profielen N&T, N&G of E&M) zijn zonder meer toelaatbaar tot het eerste jaar van de opleiding. Tevens zijn studenten met een mbo-opleiding niveau 4 direct toelaatbaar. Werving van de nieuwe instroom gebeurt vanuit een accountschap mbo en vo. Op het gebied van instroom vanuit het voortgezet onderwijs wordt de focus gelegd op de inhoud van de opleidingen aan de academie
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
23
• •
SLM. Door middel van workshops, gastcolleges en excursies krijgen de leerlingen in het voortgezet onderwijs een beeld van de opleiding ROP. Voor studenten met instroom vanuit het vwo of een verwante mbo-opleiding bestaan verkorte trajecten. Zij starten in het tweede jaar, maar dienen nog wel een aantal specifieke vakken uit het eerste jaar te halen. Sinds 2005/2006 is er een mogelijkheid ontwikkeld voor mbo’ers van een stedenbouwkundige opleiding om al tijdens de mbo-studie via een voortraject aan het hbo te wennen. Zij kiezen er in hun derde studiejaar aan het mbo voor om een hbo-project te volgen. Zo kunnen de studenten kennis maken met de hbo-aanpak en de inhoud van een project. Mbo’ers die dit project in hun derde studiejaar volgens, gaan in de tweede helft van het vierde studiejaar van hun opleiding één dag in de week bij de Academie SLM cursussen calculeren, statistiek en schrijfvaardigheid volgen om de aansluiting met het hbo te verbeteren. Daarnaast werken ze aan een project Planologie / Atelier uit het eerste studiejaar. Op grond van de resultaten van het voortraject is de student toelaatbaar tot het verkorte programma.
De visitatiecommissie is van mening dat de opleiding een adequaat toelatingsbeleid voert, ondanks dat de instroom achter blijft bij de wensen/doelen die de opleiding zichzelf op dit vlak stelt. De opleiding biedt studenten met een vwo- of mbo-achtergrond een verkort studieprogramma aan. Studenten met een mbo-achtergrond worden begeleid om succesvol de overgang naar het hbo te kunnen maken. De commissie beoordeelt daarom het facet ‘instroom’ als voldoende.
2.6 Duur: de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum (HBO Bachelor: 240 studiepunten; Master: tenminste 60 studiepunten) De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. • • •
De opleiding omvat in totaal 240 EC’s en voldoet daarmee aan het wettelijk kader. De studiebelasting is evenredig verdeeld over het programma. De opleiding evalueert per periode de werkelijke studielast van de afzonderlijke modulen.
De visitatiecommissie beoordeelt op grond van het bovenstaande het facet ‘duur’ als voldoende.
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud: het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
24
De opleiding is opgezet vanuit een praktijkgerichte visie. Dat betekent dat studenten vanaf de start van de opleiding worden geconfronteerd met authentieke beroepssituaties en vraagstukken uit de beroepspraktijk. Hierdoor leert de student vanaf het eerste studiejaar oplossingsgericht te werk te gaan, waarbij hij kennis, vaardigheden en een juiste attitude moet combineren. De opleiding is vormgegeven volgens het leerlijnenmodel van De Bie en De Kleijn. Dat is op de volgende manier uitgewerkt: - Integrale leerlijn: projecten. Studenten verwerven competenties. De integrale leerlijn is voor de leerroute ROP ingevuld met projectonderwijs en voor de leerroute Urban Design met atelieronderwijs. In het projectonderwijs van de leerroute ROP (met name in de eerste twee studiejaren) verwerven studenten competenties. Ze werken in groepen van zes tot acht studenten samen en leveren aan het eind van een bimester een groepsproduct af. Het samenwerken staat centraal, maar er is ook aandacht voor de individuele
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
•
•
•
inzet en prestatie van de student. De stages in het derde studiejaar en de afstudeerstage in het vierde studiejaar worden eveneens gezien als onderdeel van de integrale leerlijn. In het atelieronderwijs van de leerroute Urban Design draait het om ontwerpgericht leren. In het programma is dit op drie manieren verweven. 1. door de structuur door de jaren heen waarin het onderwijs in de ateliers centraal staat. 2. door de inhoud van de ateliers: studenten werken aan uiteenlopende ontwerpopdrachten. Gezamenlijk bestrijken de atelieropdrachten alle schaalniveaus (van buurt tot regio) en alle probleemvelden waarop een stedenbouwkundig ontwerper actief is. 3. door de manier van begeleiden in de ateliers. Dit gebeurt in een meester-gezel relatie. Daarmee wordt bedoeld dat ateliers worden begeleid door teams van stedenbouwkundigen, architecten en landschapsarchitecten uit de beroepspraktijk. Daardoor wordt de student in zijn ontwikkeling naar stedenbouwkundig ontwerper voortdurend en gedurende zijn gehele opleiding professioneel gecoacht.. De begeleiding is bij aanvang van de studie zeer intensief en neemt af naarmate de opleiding vordert, omdat van de student geleidelijk een grotere zelfstandigheid en eigen inbreng wordt verwacht. Studenten werken twee dagen per week aan de ateliers. De atelieropdrachten voldoen aan de volgende vier punten: - de diverse taakgebieden komen aan de orde (onderzoek en ontwerp) - een geografisch gebied staat centraal (land, regio, stad, stadsdeel, wijk, buurt, straat) - gewerkt wordt binnen een nationale of internationale context - actuele ontwikkelingen komen aan bod. - Conceptuele leerlijn: cursussen. Studenten verwerven beroepsgereedschap in de vorm van kennis. Binnen de cursussen ligt het accent op de kennisinhoud. Het aandeel hiervan is substantieel: de helft van de EC’s in de eerste twee studiejaren van ROP is toebedeeld aan cursussen. Bij UD ligt dat percentage iets lager, ten gunste van trainingen en ateliers. In het derde studiejaar is dat bijna een derde van de studiepunten, in het vierde jaar vijftig procent. Binnen een cursus worden soms ook vaardigheden getraind. Het cursusonderwijs vindt meestal in een grote groep plaats, toetsing omvat vaak een schriftelijk tentamen en een opdracht. - Vaardighedenleerlijn: trainingen. Studenten verwerven beroepsgereedschap in de vorm van vaardigheden. In de trainingen verwerven studenten vaardigheden (bijvoorbeeld Engels of vaardigheden in softwarepakketten) die gerelateerd zijn aan het functioneren in de praktijk. Het aandeel trainingsprogramma’s is ongeveer 15% van het programma bij ROP. Bij UD is dat iets hoger. Het vaardighedenonderwijs vindt plaats in groepen, de toetsing is individueel. - Studieloopbaanleerlijn: studenten verwerven competenties en leren erop te reflecteren, ontwikkeling van beroepshouding. In de studieloopbaanleerlijn (waarin de praktijkleerlijn geïntegreerd is) leert de student te reflecteren en wordt hij gecoacht bij het maken van keuzes tijdens de opleiding en bij de voorbereiding op zijn loopbaan na de studie. Studenten worden uitgedaagd zelf verantwoordelijk te zijn voor hun studie en zelf richting te geven aan hun carrière en daar al van begin af aan over te denken en aan te werken. De studieloopbaancoach is twee jaar gekoppeld aan een student, daarna wordt de student begeleid door de stagebegeleider en afstudeerbegeleider. Het Atelier wordt gezien als ontwerpproces, dat is gecomprimeerd tot acht weken. Er zitten vaste toetsmomenten in, zoals twee presentaties (waaronder een aan het einde) en een rapport. De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat er een balans is aangebracht tussen groepsbeoordelingen en individuele beoordelingen. Er zitten ook veel verrassingsmomenten in, wat de studenten scherp houdt. Het is dus zeer actief onderwijs. Studenten werken onder begeleiding van ateliermeesters. De rol van een ateliermeester is het volgen van studenten, toetsen of de studenten consequent en de goede stappen nemen richting een ontwerp. Verder geven de ateliermeesters individuele begeleiding, afhankelijk van wat de student ‘nodig’ heeft. Als meer studenten met een issue zitten kan de ateliermeester besluiten een presentatie te geven zodat hij tegelijkertijd meerdere mensen kan aanspreken en helpen.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
25
•
•
De visitatiecommissie vindt de toepassing van het Atelier in de UD-route goed en wel om de samenhang van drie punten. Het gaat niet om elk punt op zich, maar juist de combinatie maakt het interessant: 1) Het opleidingsmanagement is van mening dat je ontwerpen het best kunt leren in de praktijk. In het Atelier zijn de opdrachten hierop ingericht en de Atelieropdrachten lopen ook door hele opleiding heen: vier in eerste jaar, vier voor tweede jaar, één in derde jaar, twee in vierde jaar. 2) Tevens is het opleidingsmanagement de mening toegedaan dat de studenten het ontwerpen het best kunnen leren onder begeleiding van professionals uit de praktijk die ook de hele dag aanwezig zijn. Dit gebeurt binnen het Atelier in de meester-gezel constructie. 3) Tot slot is het Atelier bedoeld om de student onderzoekend te laten leren: de student wordt al vroeg uitgedaagd een eigen visie en mening te ontwikkelen. Deze drie gedachten die de basis vormden voor het Atelieronderwijs zijn voor de visitatiecommissie duidelijk zichtbaar in de praktische uitvoering van het Atelier. Daarnaast zijn studenten zeer positief over het concept. Ze voelen zich uitgedaagd en gestimuleerd door de kennis, kunde en gedrevenheid van de Ateliermeesters en door de aard van de opdrachten. Ouderejaars studenten gaven desgevraagd aan dat de opdrachten in het Atelier allemaal praktijkvoorbeelden zijn dus dat ervaren ze als prettig als ze de stage in gaan. Ze ervaren dat stagebegeleiders vinden dat studenten goed inzetbaar zijn en meteen kunnen meewerken in teams en aan opdrachten.
De visitatiecommissie stelt vast het dat didactisch concept gebaseerd is op het leerlijnenmodel. Dit is herkenbaar vormgegeven in de opleiding. De conceptuele leerlijn en de integrale leerlijn hebben hierin een prominente plek gekregen, wat betekent dat er veel aandacht is voor kennisverwerving en competentieontwikkeling in de opleiding. De praktijkleerlijn is geïntegreerd in de studieloopbaanleerlijn. De wijze waarop het Atelier binnen de UDroute is vormgegeven, waarbij de basisgedachten goed herkenbaar zijn in de praktische uitvoering acht de visitatiecommissie goed; studenten voelen zich er zeer door uitgedaagd en geïnspireerd. De commissie beoordeelt daarom het facet ‘afstemming tussen vormgeving en inhoud’ als goed.
2.8 Beoordeling en toetsing: door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. • •
•
•
•
26
Elke onderwijsperiode wordt afgesloten met een toetsweek. Enkele weken daarna vindt een herkansingsweek plaats. Deze perioden liggen vast in het jaarrooster dat aan het begin van elk studiejaar wordt gepubliceerd. In de studiegids is beschreven welke toetsvorm voor welk studieonderdeel wordt gehanteerd. In de Onderwijs- en Examenregeling is het tijdpad voor correctie van toetsen en herkansingen aangegeven, evenals de inzageregeling voor tentamens. Deze regeling, die jaarlijks aan zowel de Deelraad van de Academie SLM als de Medezeggenschapsraad van NHTV wordt voorgelegd, is digitaal beschikbaar voor studenten. In de visie van NHTV moet toetsing aansluiten bij de onderwijsvisie en de didactiek binnen de leerlijnen. Tevens moeten toetsing en beoordeling zoveel mogelijk gericht zijn op de individuele student. Dat blijkt ook uit de toetsvormen per leerlijn (zie ook 2.7): iedere leerlijn kent zijn eigen toetsvormen. Nadrukkelijk wordt een balans nagestreefd tussen groepsbeoordeling en individuele beoordeling. Meeliftgedrag wordt niet getolereerd en daar wordt snel op geïntervenieerd. In eerste instantie wordt een meelifter op zijn gedrag aangesproken door de projectgroepsleden. Als verbetering uitblijft, kan de begeleider van het projectteam besluiten een groepslid uit het team te zetten. De meelifter zal op een ander moment de groepsopdracht moeten inhalen. Sinds enkele jaren bestaat een Toetscommissie, die de kwaliteit van toetsen beoordeelt. Zij bekijken aselect een aantal toetsen. Ook worden toetsen besproken waarvan studenten bij de evaluatiegesprekken hebben
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
aangegeven dat ze vragen hadden over vorm en/of inhoud. Tevens heeft de Toetscommissie de taak nieuwe docenten te ondersteunen bij het opstellen van toetsen en toetsmatrijzen. • In de studentenevaluatie per bimester wordt ook een vraag gesteld over toetsing om helder te krijgen of studenten vooraf goed geïnformeerd zijn over de toetsing- en beoordelingscriteria. • Er wordt bij elke toets een toetsmatrijs ingeleverd, die waarborgt dat de toets de gehele lesstof dekt en tevens waarborgt dat toets en herkansing niet alleen dezelfde vorm hebben, maar ook dezelfde stof betreffen en van hetzelfde niveau zijn. • Er wordt overleg gevoerd tussen projectbegeleiders (ROP) over de beoordeling van groepsproducten (werken met formats, vergelijken van examenproducten). Ook de atelierbegeleiders (UD) overleggen met elkaar ten behoeve van de beoordeling van groepsproducten en individuele producten). Wat betreft de Ateliers: alle studenten krijgen het atelierboek waarin staat welke competenties ze aanleren en er staan beoordelingsformulieren in zodat ze weten waar ze op beoordeeld worden, namelijk proces, inventarisatie/analyse, ontwerp, presentatie en volledigheid. Het beoordelingsformulier is gemaakt naar aanleiding van evaluaties waaruit bleek dat het voor studenten niet altijd duidelijk was waarop ze beoordeeld werden. Ten aanzien van de toetsing en beoordeling in de Ateliers is een balans aangebracht tussen groepsbeoordelingen en individuele beoordelingen. Dat kan doordat groepsgewijs de basis wordt besproken van een opdrachtuitwerking, maar daarna werkt ieder voor zich dat verder uit. De visitatiecommissie heeft geconstateerd dat NHTV toetsing en beoordeling van groot belang acht. De instelling van een Toetsingscommissie komt de kwaliteit van toetsing en beoordeling ten goede. De wijze waarop de opleiding ook in groepsopdrachten aandacht besteedt aan individuele bijdragen van studenten (50% van het eindcijfer), maar daarnaast nog veel aandacht besteedt aan individuele toetsing kan rekenen op waardering van de visitatiecommissie. Ook wordt geïntervenieerd op meeliftgedrag. De commissie beoordeelt daarom het facet ‘beoordeling en toetsing’ als goed. Beoordeling van het onderwerp Programma. Het programma van de opleiding, waarin de eindkwalificaties adequaat verwerkt zijn is samenhangend en van hbo-niveau. Werkvormen sluiten voldoende aan bij de didactische uitgangspunten; de commissie waardeert de ateliers als werkvorm voor de stedenbouwkundige leerroute. De toetsen zijn goed qua zwaarte en complexiteit. De meest relevante facetten zijn goed beoordeeld. Daarom beoordeelt de visitatiecommissie het onderwerp Programma als goed.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
27
28
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
3. Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
•
•
Uit een beoordeling van de CV’s van de ROP-docenten is gebleken dat het merendeel van hen in het recente verleden en zelfs heden binding hebben met het werkveld van de Ruimtelijke Ordening en Planologie of Urban Design. Er wordt op verschillende manieren een verbinding gelegd tussen de opleiding en de beroepspraktijk: - er zijn contacten met de praktijk via het onderwijsproces (studentbegeleiding bij externe projecten, atelier, stage en afstuderen); - een aantal van de docenten heeft naast een (deeltijd)aanstelling bij NHTV ook nog een (deeltijd)aanstelling in het werkveld; - overleg met de werkveldcommissie vindt plaats met het team om directe input naar de docenten te intensiveren. Bij de evaluatie van het onderwijs door studenten krijgt de verbinding met de praktijk expliciet aandacht. Studenten zijn enthousiast over de inbreng uit de praktijk en over de praktijkelementen in de opleiding. Ze vinden dat docenten goed in staat zijn om actualiteit en praktijk in het onderwijs te brengen. Studenten geven aan dat docenten kennis die ze opdoen vanuit hun eigen deskundigheidsbevordering snel delen met studenten. Er wordt gebruik gemaakt van externe gastdocenten die vanuit het werkveld acteren. De studenten geven aan deze gastdocenten goed en inspirerend te vinden. Ze ervaren gastdocentschappen als belangrijk onderdeel van het curriculum. De visitatiecommissie onderschrijft dit. Wel zou ze graag zien dat ook een aantal gastdocenten wordt ingezet dat van excellent niveau is om zo wat meer topniveau binnen de opleiding te brengen.
De visitatiecommissie vindt dat de opleiding ROP een goede mix aanbiedt van praktijkgerichtheid in het docentenkorps: docenten met werkveldervaring en/of -nevenfunctie, lectoren en externe gastdocenten. De opleiding is permanent op zoek naar werkveldervaringen en brengt langs die weg aanvullende kennis en kunde aan bij haar docenten. De commissie beoordeelt op grond van bovenstaande het facet ‘eisen HBO’ als goed.
3.2 Kwantiteit personeel: er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
• • •
Om de groei van het personeelsbestand in goede banen te leiden, heeft NHTV in 2004 de nota Strategisch HRM beleid NHTV geschreven. In 2009 heeft dit een vervolg gekregen in de vorm van de NHTV HRM beleidsnota 2009. Hierin wordt onder andere een verbinding gemaakt met de onderwijsambities en de strategie zoals benoemd is in het Strategisch Plan 2009-2012: NHTV Accelereert! De operationalisering van het NHTV personeelsbeleid komt binnen de academie SLM (en dus ook voor de opleiding ROP) onder verantwoordelijkheid van de academiedirecteur en de opleidingsmanager ROP. De leerroute ROP en de leerroute UD worden vanuit personeelsoogpunt als één entiteit beschouwd. De omvang van het gehele team is 14,5 fte, verdeeld over 40 medewerkers (peildatum 1-1-2010). Uitgangspunt bij de samenstelling van de gewenste formatie is een docent/student-ratio van 1:25 ten behoeve van het primaire proces.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
29
•
•
• •
Het formatieplan voorziet ook in 1,0 fte aan studiebegeleiders, die docenten ondersteunen bij het ontwikkelen en uitvoeren van onderwijs, maar ook een belangrijke rol spelen in de studieloobaancoachingstrajecten. Deze rol wordt door in totaal vier personen ingevuld. Op academieniveau is er een fulltime directeur, alsmede is er een opleidingsmanager (0,5 fte aan managementtaken). De functie is echter vacant waardoor er momenteel twee opleidingsmanagers a.i. zijn (voor beide leerroutes 0,25 fte). De verdere ondersteuning bestaat uit een decaan (0,7 fte), een onderwijskundige (0,7 fte) en secretariaatsmedewerkers (2,6 fte). De opleiding voert een actief vervangingsbeleid in geval van langdurige afwezigheid van een docent. Incidentele lesuitval wordt gecompenseerd door inhaallessen. De studenten loven het onderwijzend personeel omwille van hun toegankelijkheid en bereikbaarheid. Wel wordt een kanttekening geplaatst bij de beschikbaarheid van de atelierbegeleiders. Zeker bij de start van het atelier heeft men veel begeleiding nodig. Studenten geven expliciet aan te ervaren dat de groepen groot zijn, en zij daardoor niet zomaar een atelierbegeleider kunnen aanspreken. In totaal zijn er nu 75 studenten die verdeeld zijn over drie ateliers; per atelier zijn er twee begeleiders. Daarom is er aan studenten gevraagd zich in te schrijven om een begeleider te spreken. Dat is in de ogen van de commissie niet in lijn met een meestergezel relatie.
De visitatiecommissie is van mening dat de NHTV de docenten weet in te zetten op een voor de studenten toegankelijke manier. Want los van de docentenaantallen en –ratio’s is de voor de studenten beschikbare docententijd een belangrijke maat, hoewel niet altijd exact te meten. Wel plaatst de commissie een kanttekening bij de beschikbaarheid van de ateliermeesters. Begeleiding vervult in deze werkvorm een cruciale rol; door de grote instroom van studenten wordt de toegankelijkheid van de ateliermeesters als minder goed ervaren. De ateliermeesters zijn beschikbaar, maar niet meer op ieder moment dat de student er behoefte aan heeft. De commissie beoordeelt het facet ‘kwantiteit personeel’ alles overwegend als voldoende.
3.3 Kwaliteit personeel: het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
•
30
De opleiding voert een actief scholingsbeleid voor docenten, gericht op zowel generieke als op specifieke competenties. De generieke vakinhoudelijke scholing zorgt ervoor dat er brede inzetbaarheid ontstaat voor het begeleiden van projectgroepen en stagiairs. De generieke scholing krijgt vorm door intervisie, in- en externe cursussen en seminars. Ook is het de bedoeling om de Engelse taalvaardigheden van iedere medewerker op het gewenste niveau te krijgen (minimaal C1). Daarnaast vindt, indien nodig, basisscholing plaats op didactisch niveau (betreft lesgeven en/of coaching). Het versterken van de specifieke competenties is erop gericht de specialisaties van de medewerkers verder te ontwikkelen. Deze scholing krijgt vorm door het volgen van specifieke cursussen of seminars en het lopen van kortdurende stages. Docenten gebruiken een deel van hun aanstelling voor deskundigheidsbevordering. Dat gebeurt in de vorm van opleiding en training, congresbezoek en het lopen van stages in de praktijk. Deskundigheidsbevordering is een vast onderwerp tijdens de functioneringsgesprekken. Er is één lectoraat verbonden met de opleiding ROP: het lectoraat Verkeer en Stedenbouw, dat medegefinancierd wordt door het CROW. Het is de ambitie van het lectoraat om invulling te gaan geven aan het thema herontwikkeling van bedrijventerreinen. Daarnaast is één docent van het ROP-team lid van de kenniskring van het lectoraat Sustainable Tourism and Transport, omdat duurzame toeristisch-recreatieve ontwikkeling van gebieden een groeiende sector is.
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
•
• •
•
•
•
•
De academie richt zich op uitbreiding van het aantal lectoraten, waardoor op termijn voor docenten ROP mogelijkheden ontstaan om hun (vak)kennis- en onderzoeksvaardigheden verder te ontwikkelen binnen de kenniskring van het lectoraat. In het eerste en tweede studiejaar worden, ten behoeve van de uitvoering van het projectonderwijs, projectteams samengesteld. Specifiek ten aanzien van het Atelier: men is er op gericht mensen als Ateliermeester aan te trekken met ervaring in beroepspraktijk die stedenbouwkundige of (landschaps)architect zijn. Zij zijn allen academisch geschoold. In de praktijk is de groep Ateliermeesters op alle schaalniveaus actief. Er worden twee-, drie-, of viertallen gevormd die samen verantwoordelijk zijn voor het atelier van een bepaald studiejaar. In alle gevallen gaat het bij de Ateliermeesters om deeltijdaanstellingen (max, 0,2 FTE) omdat de actuele e relatie met de beroepspraktijk van groot belang is. Naarmate je naar het 4 jaar gaat, zit er een ander type begeleider bij (meer directeur, afdelingshoofden etc.). Volgens NHTV regels moeten degenen die een ruime taakomvang hebben met docenttaken, binnen drie jaar een didactische bevoegdheid halen. Voor docenten met een kleinere taakomvang die als atelierbegeleiders worden ingezet, wordt een kortere op maat gemaakte didactische cursus aangeboden met als doel om naast de vakinhoudelijke kwaliteiten ook de didactische kwaliteiten te verhogen. Lesevaluaties worden in alle gevallen besproken met de betrokken docenten. Studenten geven aan dat dit, indien nodig, ook leidt tot aanwijsbare verbeteringen in de kwaliteit van het lesgeven van betreffende docenten. Studenten tonen zich in de regel tevreden over de didactische kwaliteiten van het lesgevend personeel. De deskundigheid van de docenten beoordelen ze als (zeer) goed.
De visitatiecommissie stelt vast dat de opleiding maatregelen inzet om docenten op te leiden, en tevens dat de didactische vaardigheden door de studenten positief worden beoordeeld. De deskundigheid van de docenten wordt door de studenten hoog ingeschat. Daar waar nodig, wordt bijgestuurd door het management van de opleiding. De commissie beoordeelt het facet ‘kwaliteit personeel’ als goed. Beoordeling van het onderwerp Inzet van personeel. De visitatiecommissie heeft waardering voor de kwaliteit vandocenten en de link die zij leggen met de beroepspraktijk, mede doordat de opleiding bewust stuurt op deze praktijkcomponent. De commissie beoordeelt op grond daarvan het onderwerp Inzet van personeel als goed.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
31
32
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
4. Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen: de huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
•
•
De NHTV opleidingen zijn op vier locaties gevestigd in Breda. Het gebouw waar de opleiding ROP is ondergebracht verwacht door de groeiende instroom dat een uitbreiding van lokalen en werkplekken van docenten noodzakelijk zal worden. Op dit moment wordt de realisatie van nieuwbouw al onderzocht, wat volgens de huidige planning zal leiden tot een verhuizing naar een nieuwe locatie in 2013. Voor studenten ROP zijn NHTV-brede voorzieningen beschikbaar, zoals een mediatheek, een servicedesk, een dienst studentenzaken en een International Office. Alle studenten krijgen in het eerste jaar zowel een instructie voor het werken met Google als voor het gebruik van catalogi in de mediatheek en voor het werken met de ASVV (CROW-standaardwerk rondom verkeersvoorzieningen). In jaar 3 krijgen de studenten opnieuw een mediatheekinstructie. Voor de student is tevens specialistische software beschikbaar, zoals Autocad, Adobe Illustrator en ArcGIS-programma’s zoals ArcMap en Flowmap. Specifiek voor ROP-studenten zijn de volgende voorzieningen beschikbaar: projectruimtes, cursusruimtes, trainingsruimtes en ruimtes waar de gesprekken in het kader van studieloopbaancoaching, stage en afstuderen plaatsvinden. Voor de uitvoering van de atelieropdrachten is het V-gebouw vermeldenswaardig, waarin een aantal ateliers is gerealiseerd. Aangezien atelieronderwijs met name onderdeel uitmaakt van UD wordt het door studenten ook als UD-gebouw ervaren. Wel is de visitatiecommissie van mening dat van het atelier een meer creatieve uitstraling mag uitgaan, mede ter inspiratie van studenten en docenten. De commissie heeft kennis genomen van ideeën die reeds leven bij enkele docenten.
De visitatiecommissie stelt vast dat onder studenten op regelmatige basis hun tevredenheid over de voorzieningen wordt geëvalueerd. De voorzieningen zijn (nog) toereikend, maar de groeiende instroom zal de behoefte aan meer lokalen en docentwerkplekken bevorderen . NHTV is zich hiervan bewust en is reeds concrete plannen aan het ontwikkelen voor het creëren van nieuwe huisvesting door middel van nieuwbouw. Een verhuizing naar de nieuwe locatie staat gepland voor 2013. De commissie beoordeelt het facet ‘materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.2 Studiebegeleiding: de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening sluiten aan bij de behoefte van studenten. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. • • •
•
Elke student heeft in de eerste twee jaar van de studie een persoonlijke studieloopbaancoach (SLBC). Als SLBC treden op docenten die hiertoe een specifieke training hebben gekregen. Een studieloopbaancoach heeft in de regel vijf tot tien studenten onder zich. De coaching wordt gecoördineerd door de decaan. Elk jaar wordt er voor de nieuwe studenten een bijeenkomst georganiseerd waarin doel en werkwijze worden uitgelegd. Tijdens die bijeenkomst krijgen de studenten ook elk een SLBC toegewezen. Elk kwartaal vindt er een gesprek plaats tussen de student en de SLBC. De student stelt van te voren een agenda op, die hij vervolgens aanlevert bij de studieloopbaancoach. Een verplicht onderwerp is de studiemotivatie.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
33
• • •
•
•
• •
• •
•
Indien er sprake is van persoonlijke problemen, wordt de student doorverwezen naar de decaan voor tweedelijns begeleiding. Studenten ervaren het als prettig dat zij twee jaar dezelfde studieloopbaancoach hebben. Naast deze vorm van gestructureerde gesprekken vinden studenten het positief dat de docentenkamers laagdrempelig zijn, zodat zij bijna te allen tijde bij de docent met vragen terecht kunnen. Ook loven zij de kleinschaligheid van de opleiding. De studenten merken dat de docenten oprecht geïnteresseerd zijn in hen. Gevolg is ook een goede sfeer onderling. Kwaliteitswaarborging studieloopbaancoaching: elk jaar evalueert de opleiding de werking van de coaching en past indien nodig aan. Zo is bijvoorbeeld in 2008 het verplichte reflectieverslag vervangen door de agenda die door de student wordt opgesteld. De individuele benadering van de studenten komt niet alleen in studieloopbaancoaching tot uiting, maar ook in het projectonderwijs en in het atelieronderwijs. Studenten uit de hogere jaren met een studieachterstand worden gesignaleerd in de examencommissie. Deze studenten worden door de decaan of de afstudeercoördinator benaderd om te peilen of er behoefte is aan ondersteuning bij het inhalen van de achterstand. Buiten de individuele gesprekken vinden er ook plenaire informatiebijeenkomsten plaats voor de studenten. Van elk studieonderdeel is een beschrijving gegeven in de studiegids, zodat voor de student duidelijk is wat hij kan verwachten tijdens het lopende studiejaar en de jaren daarna. De studiegids wordt jaarlijks bijgesteld en uitgereikt aan alle studenten en is ook via intranet te raadplegen. Voor stages, afstuderen en projecten bestaan aparte handleidingen. Voor algemene documenten geldt dat de student ze kan raadplegen via N@tschool. Via het programma Osiris kunnen studenten op iedere gewenste plek hun tentamenresultaten inzien. In 2004/2005 is het project ‘Beter informeren’ ingevoerd, wat zich richt op het verbeteren van de informatievoorziening naar studenten, docenten en externe relaties binnen de opleidingen van de academie SLM. Een groot aantal studenten (een derde van alle afgestudeerden) wenst na afronding van de studie zijn studieloopbaan aan een universiteit voort te zetten. Gezien dit grote aantal vindt de visitatiecommissie het opvallend dat studenten aangeven vanuit de opleiding weinig informatie te krijgen over doorstudeerroutes. Ze blijken hier grote behoefte aan te hebben. De visitatiecommissie is van mening dat de doorstudeerroutes beter geëxpliciteerd zouden mogen worden en dat de aansluiting op vervolgopleidingen meer aandacht mag krijgen.
De visitatiecommissie constateert dat de opleiding de studieloopbaanbegeleiding als belangrijk instrument binnen het didactisch concept ziet. De coaching van eerste- en tweedejaarsstudenten is goed gestructureerd; de studenten tonen zich zeer tevreden over de inhoud en de frequentie van de gesprekken met de studieloopbaancoach. Daarnaast is het docentenkorps zeer goed benaderbaar voor studenten; dit wordt door de commissie als een duidelijk sterk punt van de opleiding gezien. Het expliciteren van de doorstudeerroutes zou toegevoegde waarde hebben voor de afstuderende studenten. De commissie beoordeelt op grond daarvan het facet ‘studiebegeleiding’ als goed. Beoordeling van het onderwerp Voorzieningen. De visitatiecommissie beoordeelt de huisvesting en materiële voorzieningen als voldoende en de studiebegeleiding als goed. Gezien het belang van een goede studiebegeleiding in de totale studieloopbaan, beoordeelt de visitatiecommissie het onderwerp Voorzieningen als goed.
34
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
5. Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten: de opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. • •
•
• •
• •
•
•
NHTV kent een centraal kwaliteitszorgsysteem. Het kwaliteitssysteem is geënt op de gedachte van de Demingcirkel: Plan, Do, Check en Act. Op instellingsniveau ligt de verantwoordelijkheid voor kwaliteitszorg bij het College van Bestuur. Binnen de academies ligt die verantwoordelijkheid bij de academiedirecteur en het managementteam. De dienst Kwaliteit, Planning en Control voert de regiefunctie van kwaliteitszorg binnen de hogeschool. De opleidingen werken echter elk voor zich decentraal het systeem uit. Dat geldt ook voor deze opleiding. Richtinggevend voor elke NHTV-opleiding is enerzijds de strategische notitie van het College van Bestuur waarin de strategische thema’s voor NHTV zijn beschreven, en anderzijds de specifieke academie- en opleidingsdoelen. De opleiding voert evaluaties uit. Binnen de Academie SLM is een monitorgroep in het leven geroepen die de evaluaties uitvoert. De evaluaties onder de studenten vinden in alle jaren plaats, aan het einde van elk bimester. De studenten wordt dan gevraagd de onderwijseenheden van het bimester te waarderen. Dat gebeurt op een vijfpuntsschaal. Wanneer scores beneden de 3,5 komen, dan volgen daarop acties om tot verbetering te komen. De resultaten van de evaluaties worden met de studenten in een college besproken. Daaruit haalt de opleiding kwalitatieve informatie ter onderbouwing van de scores. Naast deze formele evaluaties vinden ook informeel gesprekken plaats over de waardering van het onderwijs: tussen docenten en studenten, tussen student en studieloopbaancoach of tussen decaan en docenten. Deze signalen worden ingebracht in het Leerplanoverleg of neergelegd bij bijvoorbeeld het management. Docenten geven aan dat het kwaliteitssysteem cyclisch is opgezet. Alle input gedurende het jaar van zowel werkveldcommissie, studenten, externe werkveldcontacten als de eigen inbreng, komt samen op twee studiedagen in april. De input wordt gebruikt om het curriculum bij te stellen. Docenten ervaren dat ze voldoende ruimte krijgen om die input te geven en ze ervaren ook dat ze veel kunnen veranderen als ze dat willen. Daarnaast zijn er tweewekelijks leerplanoverleggen. Vakken en leerlijnen worden bediscussieerd en aanpassingen worden besproken. Eenmaal in de drie jaar voert NHTV hogeschoolbreed een tevredenheidsonderzoek uit. Dit onderzoek gaat niet in op de kwaliteit van de specifieke cursussen of projecten, maar evalueert op globaal niveau belangrijke kwaliteitsaspecten als onderwijsvormen, toetsing en begeleiding. Binnen het STO wordt een tienpuntsschaal gehanteerd. Scores beneden de 6 worden gezien als onvoldoende.
De visitatiecommissie is van mening dat het kwaliteitszorgsysteem adequaat is en met zorgvuldigheid structureel en periodiek wordt uitgevoerd. De commissie beoordeelt daarom het facet ‘evaluatie resultaten’ als goed.
5.2 Maatregelen tot verbetering: de uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
Met ingang van hogeschooljaar 2004/2005 is een onderwijsvernieuwingsoperatie ingezet met het leerlijnenmodel. Sinds 2007/2008 is de onderwijsvernieuwing in alle studiejaren doorgevoerd. Vanaf de start is het hele leerplan zorgvuldig gemonitord.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
35
•
•
Naar aanleiding van kwaliteitsmetingen van de SLM-monitorgroep en het STO zijn zowel inhoudelijke als onderwijskundige/organisatorische verbeteracties in gang gezet, waaronder: aanpassen van diverse inhoudelijke leerlijnen (onder andere de economische en juridische leerlijnen en de leerlijn mobiliteit en ruimte), het terugbrengen van acht naar zes projecten voor de leerroute ROP zodat er meer ruimte kwam voor oefening van vaardigheden die noodzakelijk zijn voor een goed verloop van projecten, het nemen van initiatieven om studenten meer te binden aan de opleiding met het oog op reductie van uitval, verbeteren voorbereiding en nazorg van studieloopbaancoaching en toevoegen van individuele toetsen aan projectgroepen om individuele projectbeoordeling te realiseren. Zowel studenten als docenten zijn van mening dat de kleinschaligheid van de opleiding ook bijdraagt aan de ‘kleine kwaliteit’ van de opleiding.
De visitatiecommissie heeft geconstateerd dat de opleiding continu streeft naar verbetering en dan ook niet schroomt om verbetermaatregelen te formuleren en door te voeren. De verbeteringen zijn van verschillende aard, van alle niveaus (van opleidingsmanagement tot bestuur, van module tot opleiding)en op alle gebieden (organisatorisch en inhoudelijk). De visitatiecommissie is van mening dat de maatregelen getuigen van een sterke wil om te blijven verbeteren, de acties zijn divers maar altijd to the point. De commissie beoordeelt daarom het facet ‘maatregelen tot verbetering’ als goed.
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten alumni en beroepenveld; bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten alumni en beroepenveld van de opleiding actief betrokken. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
•
• •
• • •
De instroomactiviteiten worden met aspirant-studenten geëvalueerd, zoals bijvoorbeeld de open dagen, open avonden en kennismakingsdagen. De eerstejaars studenten wordt gevraagd waarom zij de opleiding ROP hebben gekozen. Met die input kunnen accenten worden aangebracht tijdens de open dagen en kennismakingsdagen. Met studiestakers wordt een exitgesprek gehouden door de studentendecaan. De mogelijke signalen legt de decaan voor aan het managementteam van de Academie SLM. Daarnaast krijgen studiestakers nog een enquête waarin wordt gevraagd naar hun ervaringen met verschillende aspecten van NHTV. De resultaten worden verwerkt door de Dienst marketing en communicatie. Relevante signalen worden besproken in het Managementteam-overleg. Waar dat nodig wordt geacht, leidt dat tot beleidsaanpassingen. Het werkveld levert input door middel van evaluaties van stages, excursies en afstudeeropdrachten. Tevens wonen gecommitteerden de afstudeersessies bij en worden expliciet gevraagd hun commentaar schriftelijk door te geven. Deze input wordt besproken in de examenvergaderingen. De werkveldcommissie wordt gevraagd om advies ten aanzien van leerplanwijzigingen. De academie SLM onderhoudt contacten met alumni, onder andere over stageplaatsen en gastcolleges. Structureel contact tussen (alle) afgestudeerden en de opleidingen binnen de academie SLM wordt momenteel opgezet. Jaarlijks wordt een congres georganiseerd voor zowel alumni als werkveld. Het doel van de academie SLM is hiermee mede zichzelf te positioneren als kenniscentrum. In de opleidingscommissie hebben zowel docenten als studenten zitting. Ze bespreken de bimesterevaluaties en voorzien het opleidingsmanagement van advies. De input van medewerkers vindt formeel structureel plaats , maar ook informeel ad hoc. Voorbeelden van formele momenten zijn teamvergaderingen, leerplanoverleggen, het functioneringsgesprek en het medewerkertevredenheidsonderzoek. Periodiek wordt ook een intern klantenonderzoek georganiseerd.
De visitatiecommissie is van mening dat alle stakeholders op structurele basis betrokken zijn bij de kwaliteitszorg. Eveneens heeft de visitatiecommissie kennis genomen van de adviezen van onder andere de opleidingscommissie
36
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
en de werkveldcommissie die tot wijzigingen hebben geleid in het onderwijsprogramma. Op grond hiervan oordeelt de visitatiecommissie dat het opleidingsmanagement de signalen van haar stakeholders serieus neemt en die weet te vertalen in adequate verbeteracties. De commissie beoordeelt daarom het facet ‘betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als goed. Beoordeling van het onderwerp Interne kwaliteitszorg Het kwaliteitszorgsysteem is degelijk en is goed ingebed in de opleiding. Periodieke evaluaties waarbij alle stakeholders betrokken zijn, geven de opleiding signalen waar verbetering noodzakelijk dan wel wenselijk is. Daar worden dan ook verbeteracties bij geformuleerd en uitgevoerd. Al met al acht de visitatiecommissie het kwaliteitszorgsysteem goed werkend. Om deze redenen beoordeelt de visitatiecommissie het onderwerp Interne kwaliteitszorg als goed.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
37
38
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
6. Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau: de gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
• •
•
•
•
•
•
•
•
•
Uit de stages in het derde jaar en de afstudeerstage in het vierde jaar blijkt het niveau van de studenten. De stages in het derde jaar (beide duren 14 weken) worden beoordeeld door een bedrijfsbegeleider van het stageverlenende bedrijf, en twee docenten: de procesbegeleider en de referaatbeoordelaar. Een voldoende van de praktijkbegeleider is voorwaarde om tot een voldoende voor de stage te komen. Het uiteindelijke cijfer is een gemiddelde van de procesbegeleider en de referaatbegeleider. De student moet zelf op zoek naar een stageplaats. Van tevoren laat een docent verschillende mogelijkheden zien. Soms komen praktijkopdrachten bij de school. In een voorlichtingscollege wordt verteld wat in de stage van de student wordt verwacht. Tevens zijn er criteria waaraan het stagegevende bedrijf dient te voldoen. Met het bedrijf wordt een opdracht vastgesteld die dient te worden goedgekeurd door de stagecoördinator. Afhankelijk van de inhoud van de opdracht wordt de begeleider bepaald. Tijdens de stage zijn er drie terugkomdagen; daarbij praat de student met docenten en met andere studenten. e e Ook legt de docent een bedrijfsbezoek af, halverwege (vaak tussen de 2 en 3 terugkomdag). Aan het einde van de stage houdt de student een referaat. De student krijgt uiteindelijk een cijfer van de praktijkbegeleider, de stagebegeleider en de referaatbegeleider. Studenten van beide leerroutes lopen twee stages in het derde studiejaar. Studenten binnen de leerroute ROP lopen veelal stage bij de gemeente of een adviesbureau. Het betreft meestal een onderzoeksstage maar keuze voor een meewerkstage is mogelijk. De afstudeerstage in jaar 4 is altijd een onderzoeksstage. Bij de leerroute UD valt het niet altijd mee een opdrachtstage te vinden. In plaats van een complete opdracht werken studenten dan aan verschillende opdrachten voor een deel zodat ze alle facetten van een opdracht doen. In het vierde jaar loopt de student een afstudeerstage van 18 weken. In het handboek Afstuderen staat voor de student beschreven aan welke criteria het afstudeertraject moet voldoen. Daaruit blijkt dat de criteria voor afstuderen overeenkomen met het beoogde bachelorniveau. Tijdens het afstuderen heeft de student twee begeleiders: een van het bedrijf en een vanuit de hogeschool. De student mag een voorkeur uitspreken voor de begeleider vanuit de opleiding (hogeschoolbegeleider). Elke student legt een mondeling examen af, waarin hij de afstudeerscriptie verdedigt voor de afstudeercommissie. Deze commissie bestaat uit de bedrijfsbegeleider, de hogeschoolbegeleider, een onafhankelijke docent en de gecommitteerde uit de beroepspraktijk die namens het werkveld de kwaliteit bewaakt. Na het schrijven van de scriptie moet de student een mondeling examen afleggen, waarin hij de scriptie verdedigt voor een afstudeercommissie. In de afstudeercommissie heeft altijd een gecommitteerde vanuit de beroepspraktijk zitting, die namens het werkveld de kwaliteit bewaakt. Studenten vullen na de derdejaars stages maar vóór de afstudeerstage een vragenlijst in waarmee zij aangeven in welke mate zij zich competent voelen om in de beroepspraktijk aan de slag te gaan. Studenten zijn over het algemeen positief: scores in laatste onderzoek variëren van 3.4 tot 4.1 op een vijfpuntsschaal. De enige score die achterblijft (2.6) heeft betrekking op de mate waarin de student zich in staat voelt om binnen een internationaal werkverband samen te werken. In 2008 heeft de opleiding een arbeidsmarktonderzoek gehouden onder afgestudeerden van 2002 en later. In dit onderzoek is onder andere aan hen gevraagd om aan te geven hoe competent zij zich voelden bij aanvang van hun functie. Ook hieruit blijkt dat de internationale oriëntatie onvoldoende was, maar over het algemeen voelen afgestudeerden zich competent en zijn ze tevreden over de opleiding. In het kader van de HBO-Monitor heeft in het najaar van 2009 de jaarlijkse meting plaatsgevonden onder de afgestudeerden van onder meer de opleiding ROP. Het betreft de afgestudeerden van het collegejaar 20072008, hiervan hebben er zestien meegedaan aan het onderzoek (respons 32%). Landelijk hebben vijf
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
39
•
opleidingen ROP met in totaal 52 alumni aan het onderzoek meegedaan (respons 39%). De cijfers van de NHTV-opleiding ROP liggen overwegend op of net boven het landelijk gemiddelde. De visitatiecommissie heeft steekproefsgewijs een aantal afstudeerscripties bekeken. Uit de steekproef bleek dat de scripties aan de maat zijn, maar onderzoek en analyse zijn soms wat aan de magere kant. Niettemin is het eindniveau zonder twijfel voldoende. De visitatiecommissie heeft ook vastgesteld dat de waarderingen over het algemeen terecht zijn.
De visitatiecommissie heeft het hbo-niveau aan de hand van de scripties kunnen vaststellen. De begeleiding bij stage en afstuderen wordt als adequaat gezien. Het feit dat het werkveld in beide beoordelingen een rol heeft, wordt door de commissie gewaardeerd. De door de commissie beoordeelde scripties zijn aan de maat en vormen daarmee een adequate afspiegeling van het bachelorniveau. Op grond van het vorenstaande beoordeelt de commissie het facet ‘gerealiseerd niveau’ als voldoende.
6.2 Onderwijsrendement: voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. De visitatiecommissie heeft het navolgende vastgesteld. •
•
• •
De instroom bedroeg in hogeschooljaar 2009/2010 85 studenten. Met onder andere de uitbouw van de leerroute UD tot een zelfstandige opleiding Stedenbouwkundig Ontwerpen verwacht men in de komende jaren een toenemende instroom. De instroom in het eerste jaar voor hogeschoojaar 2010/2011 bedraagt 119 studenten: 45 voor de leerroute ROP en 74 voor de leerroute UD. Kijkend naar de instroom kan geconcludeerd worden dat de instroom met name afkomstig is uit de Havo (ongeveer 60%). Dit stemt overeen met de landelijke cijfers. Het aandeel mbo ligt bij NHTV 4% hoger en het aandeel vwo ligt 3% lager dan de landelijke cijfers. De groep studenten die vertraging oploopt tijdens de studie wordt door de decaan een aantal keren per jaar in beeld gebracht. Samen met het opleidingsteam wordt gekeken hoe de achterstand kan worden ingelopen. De rendementsgegevens van de opleiding zijn als volgt:
Totaal aantal studenten op 1/10 Instroom Aantal geslaagden Gemiddelde studieduur geslaagden Aantal studiestakers Gemiddelde studieduur studiestakers Netto onderwijsvraagfactor • •
40
2003/04 210
2004/05 236
2005/06 268
2006/07 303
2007/08 326
2008/09 292
2009/10 285
65 38 4.66
79 29 5.25
77 38 4.59
89 59 4.45
111 52 4.24
63 65 4.30
85
21 2.14
21 1.81
25 1.72
30 1.87
50 1.80
31 1.94
0.9000
0.89970
0.77660
0.94203
0.94620
0.96030
0.99738
Ten aanzien van de uitval hanteert de academie SLM voor alle opleiding de volgende streefcijfers: minder dan 20% uitval in het eerste studiejaar en minder dan 10% in de postpropedeutische fase. Met elke student die in het eerste jaar van de opleiding stopt. houdt de decaan een exitgesprek. Signalen uit het exitgesprek worden besproken met het managementteam en hebben in de afgelopen jaren in een aantal
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
gevallen geleid tot aanpassingen in het propedeuseprogramma. Deze werkwijze heeft, zoals de opleiding zelf vaststelt, nog onvoldoende invloed gehad op de uitvalcijfers, zoals ook uit bovenstaande tabel blijkt. Daarom overweegt de opleiding maatregelen gericht op het binden (zoals het verbeteren van het studieklimaat) en het boeien van de student (docenten motiveren en enthousiasmeren studenten). De visitatiecommissie constateert dat de opleiding de laatste jaren een groei doormaakt wat betreft instroom. De rendementscijfers laten zien dat afgestudeerden gemiddeld genomen iets meer dan vier jaar studeren (zelfden vijf jaar of meer). Opvallend is dat studiestakers pas relatief laat in de opleiding uitvallen (na bijna twee jaar). Al met al beoordeelt de commissie het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende. Beoordeling van het onderwerp Resultaten. De visitatiecommissie beoordeelt zowel het gerealiseerde eindniveau van de afgestudeerden als het onderwijsrendement als voldoende. Daarom beoordeelt de visitatiecommissie het onderwerp Resultaten als voldoende.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
41
42
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Bijlagen
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
43
44
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Bijlage 1: Commissie De visitatiecommissie was als volgt samengesteld. Voorzitter: René S. Kloosterman Na zijn studie Technische Bedrijfskunde (TUE, 1991) heeft Kloosterman gewerkt voor het adviesbureau KPMG Consulting en sindsdien grote projecten uitgevoerd in binnen- en buitenland (Rusland, Kazakhstan, Tsjechië, Curaçao). Sinds 1995 is hij actief als zelfstandig adviseur en interim manager. In die rol werkte hij voor diverse opdrachtgevers, recent nog voor de ANWB en voor de Politieacademie. Vanaf 2002 is hij actief op het gebied van onderwijsvisitaties, zowel in het huidige stelsel als ook in de opzet van fase 2 van het accreditatiestelsel. Hij heeft veel visitaties geleid bij hogescholen en universiteiten. Externe Werkveld- en Domeindeskundige Stedenbouwkunde: René Daniëls René Daniëls (64) is als Stedenbouwkundige afgestudeerd aan Technische Universiteit te Delft en oprichter en thans adviseur van Buro 5 te Maastricht. Hij heeft relevante ervaring op het gebied van stedelijke groei en ruimtelijke identiteit opgebouwd met projecten in Groningen, Maastricht, Rotterdam, Drechtsteden, Arnhem, Nijmegen en Antwerpen. René Daniëls was vanaf 1973 zeven jaar lang stadsstedenbouwer van Maastricht. Onder zijn leiding werd een stedenbouwkundige facelift ingezet voor het stadshart. Wat begon met de Stokstraat, mondde via de Ridderstraat, het Onze-Lieve-Vrouwe-Plein, de parkeergarages, het voetgangersgebied en de Boschstraat uit in een aantrekkelijke binnenstad. Van 2000 tot 2006 was René Daniëls onder meer stadsbouwmeester van Antwerpen en legde daar de basis voor de eerste welstandscommissie en verdere structurering van de stedelijke visie van de stad. Als stadsbouwmeester van Antwerpen gaf René Daniëls mede vorm aan de instelling van de eerste welstandscommissie in België. Voor het Antwerpse havengebied ontwikkelde René Daniëls een ambitieus masterplan voor een gebied van in totaal 200 ha met de naam: 't Eilandje. Dit voorheen verloederde gebied werd daarmee getransformeerd naar een nieuw stedelijk gebied. Daarnaast was hij actief als projectleider voor het complexe stedelijke renovatieproject Kop van Zuid in Rotterdam. Zijn loopbaan als stedenbouwkundige heeft hij immer gecombineerd met docentschappen in vele opleidingen, onder andere bij de Academie voor Bouwkunst en ook Hogeschool Zuyd. Externe Werkveld- en Domeindeskundige Ruimtelijke Ordening: Gerwin van der Meulen Gerwin van der Meulen (1971) studeerde Sociale Geografie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na zijn studie werkte hij in de periode 1997-2005 als (senior) consultant bij KPMG Bureau voor Economische Argumentatie. Bij KPMG was hij verantwoordelijk voor uiteenlopende studies op het gebied van ruimtelijke, regionale en stedelijke economie, kantoorlocaties en bedrijventerreinen. Vanaf 2005 tot 2007 is hij werkzaam geweest als procesmanager bij de gemeente Rotterdam voor de ondersteuning van de Economic Development Board Rotterdam (EDBR). De EDBR is een onafhankelijk, economische denktank met sleutelfiguren uit het Rotterdamse bedrijfsleven, cultuur, onderwijs en zorg. Sinds 2007 is hij partner bij economisch onderzoeks- en adviesbureau Decisio te Amsterdam. Binnen Decisio is hij verantwoordelijk voor projecten op het (snij)vlak van gebiedsontwikkeling, bedrijventerreinen, stedelijke economie en maatschappelijke kosten- en batenanalyses (MKBA’s). Daarnaast verrichte hij diverse (gemeentelijke) visietrajecten evaluaties. Secretaris: A.J.C. van Noort MScMC Arjette van Noort (1973) heeft Personeel en Arbeid en Nederlandse taal- en letterkunde gestudeerd. Na haar studie was ze bij de LOI (1998-2005, 2008-2009)) werkzaam als businessunit manager, waar ze in de rol van opleidingsmanager verantwoordelijk was voor de kwaliteit en actualiteit van onder andere hbo-opleidingen op het gebied van marketing, communicatie, gezondheidszorg, welzijn, talen, management, horeca, detailhandel en
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
45
toerisme en uiterlijke verzorging. Van 2005 tot 2008 is zij als zelfstandig gevestigd adviseur actief geweest op het gebied van (hoger) onderwijs en kwaliteitszorg. Enerzijds kwam dit tot uiting door tientallen malen als visitatiepanellid op te treden, voornamelijk als secretaris maar ook als extern deskundige. Anderzijds bood mevrouw Van Noort advies en ondersteuning aan zowel bekostigde als particuliere onderwijsinstellingen bij werkzaamheden ten behoeve van NVAO-accreditatie. In deze periode heeft ze tevens de Masteropleiding ‘Management Consultancy’ aan de EUR gevolgd en afgerond. Naar aanleiding van haar master thesis over Conflictmanagement heeft zij in vakbladen gepubliceerd. Sinds 2009 geeft ze mede leiding aan educatief adviesbureau Visscher & Van Noort Educational Services, dat zich richt op projectmanagement, interim management en onderwijsadvies, waaronder accreditatievraagstukken. Studentlid: Menno van der Kamp Menno van der Kamp (1987) is een student aan de Technische Universiteit Delft. Hij heeft de Bachelorstudie Technische Bestuurskunde bijna afgerond. Onderwijl is hij begonnen met de Masterstudie Transport, Infrastructure and Logistics, waarbij hij bijna zal beginnen met afstuderen. In het collegejaar 2008-2009 is Menno vice-voorzitter geweest van de Centrale Studentenraad aan de TU Delft. In deze hoedanigheid heeft hij zich beziggehouden met de invoering van het Bindend Studieadvies, de ICT-faciliteiten en de landelijke politiek. Ook heeft hij input geleverd voor het nieuwe tweede fase accreditatiestelsel van de NVAO. De leden hebben allen een Verklaring van onafhankelijkheid getekend.
46
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Bijlage 2: Programma visitatie Programma dag 1: 4 oktober 2010 10.30 – 11.00 uur
Aankomst commissie
11.00 – 12.30 uur
Interne vergadering commissie incl. lunch
12.30 – 13.00 uur
De heer H. Uijterwijk, voorzitter College van Bestuur NHTV De heer L. Kemps, academiedirecteur
13.00– 14.30 uur
De heer M. van Wietingen, opleidingsmanager Ruimtelijke Ordering De heer M. van den Borst, opleidingsmanager Urban Design De heer I. Dieleman, ateliercoördinator De heer B. Post, docent Mevr. C. Noteborn, onderwijskundige
14.30– 15.00 uur
Documentenonderzoek
15.00 – 16.00 uur
De heer K. Stegenga, lid Werkveldcommissie De heer J.-H. Biemand, lid Werkveldcommissie Mevr. D. Verhaak, lid Werkveldcommissie
15.00 – 16.00 uur
De heer C. Damoiseaux, studentlid Opleidingscommissie De heer T. Maaskant, studentlid Opleidingscommissie Mevr. R. Wijnen, studentlid Opleidingscommissie Mevr. Tegarti, studentlid Opleidingscommissie
16.00 – 16.30 uur
Aanvullend onderzoek
16.30 – 17.00 uur
Opleidingsmanagement
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
47
Programma dag 2: 15 november 2010 10.00 – 10.30 uur
Aankomst commissie
10.30 – 11.45 uur
De heer F. van den Eeden, stagecoördinator Mevr. M. van Herpen, afstudeercoördinator De heer R. van Dongen, docent De heer I. Dieleman, ateliercoördinator leerroute Urban Design De heer M. Holvoet, docent leerroute Urban Design Mevr. O. Russel, docent leerroute Urban Design
11.45 – 12.45 uur
Studenten leerjaar 1, ROP: De heer I. Beekmeijer De heer G. Hendrikx De heer N. Kampstra Studenten leerjaar 1, UD: Mevr. K. Leune, De heer S. Mackintosh Studenten leerjaar 2, ROP: De heer R. Boneß De heer J. Vinken Studenten leerjaar 2, UD: Mevr. L. Scheele De heer T. Goderie
12.45 – 14.00 uur
Documentenonderzoek en lunch
14.00 – 15.00 uur
Studenten leerjaar 3, ROP: De heer B. van der Veldt De heer P. Hendrickx Mevr. J. Habraken Studenten leerjaar 3, UD: De heer E. Polke De heer J. Stamps Studenten leerjaar 4, ROP: Mevr. B. Scholten Mevr. M. Meusen De heer M. Calkhoven Studenten leerjaar 4, UD De heer J. van Dienst Mevr. T. Bijlsma
48
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
14.00 – 15.00 uur
Alumni ROP: De heer T. Deijkers De heer B. Pieterse Mevr. D. Dekker Alumni UD: Mevr. J. van den Berg Mevr. G. Smets De heer P. Bisschops, De heer J. Krombeen
15.00 – 16.30 uur
Aanvullend onderzoek en formuleren van conclusies
16.30 – 17.00 uur
Terugkoppeling van de bevindingen
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
49
Bijlage 3: Domeinspecifiek referentiekader Afkomstig uit de Domeincompetenties van de Bachelor of Built Environment, Een toekomstgerichte profielbeschrijving (september 2006): B1 EISEN VOOR EEN ONTWERP ONTWIKKELEN • Signaleert en onderzoekt een situatie die relevant is voor de ontwikkeling van een plan, product, systeem, advies of dienst, gericht op de inrichting en het gebruik van de ruimte en van de gebouwde omgeving. • Ontwikkelt functionele prestatie-eisen voor een te maken ontwerp in de onderzochte situatie. • Wint draagvlak voor deze eisen door ervoor te zorgen dat ze voldoen aan de behoeften en wensen van de opdrachtgever(s) en dat ze realiseerbaar zijn. B2 EEN INTEGRAAL ONTWERP MAKEN EN VERANTWOORDEN • Ontwerpt op basis van functionele prestatie-eisen oplossingsvarianten voor (deel)problemen. • Verantwoordt keuzes. • Integreert de oplossingen in een ontwerp dat voldoet aan gestelde kaders voor kwaliteit, budget, tijd en duurzaamheid. B3 EEN ONTWERP SPECIFICEREN • Werkt een ontwerp uit naar specificaties ten behoeve van de realisatiefase. • Werkt vanuit een zo breed effectief en efficiënt mogelijk ingericht productie- of bedrijfsproces. B4 HET UITVOERINGSPROCES STUREN EN BEWAKEN • Maakt op basis van de specificaties een uitvoeringsplan waarin de aspecten tijd, geld, kwaliteit, informatie, organisatie en risico zijn vastgelegd. • Stuurt, bewaakt en evalueert het uitvoeringsproces aan de hand van het uitvoeringsplan. • Optimaliseert het productie- of bedrijfsproces door het aanbrengen van verbeteringen of innovaties. B5 EEN BEHEERSPLAN IMPLEMENTEREN • Adviseert de opdrachtgever op basis van relevante ontwikkelingen bij het bepalen van een strategie voor het beheren van objecten dan wel het handhaven van regelgeving in de gebouwde omgeving. • Ontwikkelt een scenario (als gewenst toekomstbeeld) voor het duurzame gebruik en/of beheer van ruimte, infrastructuur en gebouwen. • Stelt op basis van een gekozen beheersstrategie een onderhouds- of handhavingsplan op, binnen de bestaande maatschappelijke, juridische en financiële kaders. • Bewaakt de implementatie van het beheersplan.
50
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
HET BACHELORNIVEAU De Dublin-descriptoren vormen het uitgangspunt voor het bepalen van het niveau van de HBO-bachelorgraad BBE. In combinatie met domeinspecifieke aspecten (cursief) zijn de volgende niveau-indicatoren gedefinieerd: A1 KENNIS EN INZICHT Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau dat is bereikt in het voortgezet onderwijs om het vervolgens te overtreffen. Functioneert doorgaans op een niveau waarop, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. • Heeft aantoonbare kennis van de producten en processen zoals die in de gebouwde omgeving worden gerealiseerd. Functioneert op een niveau waarop – met ondersteuning van gespecialiseerde informatiebronnen/leveranciers – aspecten voorkomen waarop kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is, leidend tot kwalificering voor: • het zelfstandig uitvoeren van de taken van een beginnende beroepsbeoefenaar; • het functioneren binnen een arbeidsorganisatie; • de verdere professionalisering van de eigen beroeps- beoefening c.q. het beroep.
A2 TOEPASSEN VAN KENNIS EN INZICHT Is in staat om aanwezige kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen dat dit een professionele benadering van het werk of beroep laat zien. Beschikt bovendien over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. • Definieert zelfstandig een probleem bij een (complexe) praktijksituatie. Pakt de problemen uit het vakgebied stelselmatig aan op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten. Ontwikkelt en past zinvolle (nieuwe) oplossingstrategieën toe en kan de effectiviteit hiervan beoordelen. • Past beschikbare relevante kennis, inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten toe bij het oplossen van vraagstukken uit de praktijk. • Kan vraagstukken uit de beroepspraktijk analyseren, ook als het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en standaardprocedures niet van toepassing zijn. Komt met ideeën en oplossingen. Is creatief, heeft zicht op (on)mogelijkheden en denkt vanuit de gebruiker(s). • Werkt zowel sturend als participerend in multidisciplinaire teams. Is in staat problemen op te lossen waarbij de invloed van de omgeving (zowel maatschappelijk als op schaalniveau) een rol speelt.
A3 OORDEELSVORMING Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. • Is omgevingsbewust en in staat een oordeel te vormen over probleemstellingen waarbij sprake is van zowel maatschappelijke impact als invloed op de verschillende schaalniveaus binnen het domein. • Stelt realistische doelen en pakt werkzaamheden planmatig aan. Reflecteert op het (beroepsmatig) handelen op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie. • Heeft een professionele beroepshouding en betrekt daarin relevante ethische, normatieve en maatschappelijke aspecten.
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
51
A4 COMMUNICATIE Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek dat zowel uit specialisten als nietspecialisten bestaat. • Is in staat te communiceren (in de breedste zin des woords) en samen te werken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving. Voldoet tevens aan de eisen die gelden voor het participeren in een arbeidsorganisatie. • Is in staat eenvoudige leidinggevende- en managementtaken uit te voeren.
A5 LEERVAARDIGHEDEN Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt. • Kan kennis, inzichten en vaardigheden toepassen in uiteenlopende beroepssituaties. • Is blijvend toegerust met vaardigheden voor het ontwikkelen van actuele kennis die aansluit op recente kennis, inzichten, concepten en onderzoeksresultaten, alsmede op de (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld. Op basis daarvan in staat zich verder te professionaliseren in de beroepsuitoefening c.q. het beroep.
52
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
Bijlage 4: Bestudeerde documenten • • • • • • • • • • • • •
Zelfevaluatierapport inclusief bijlagen Studiegids 2010-2011 e e Tentamens 1 t/m 4 jaar Literatuur Uitwerkingen van projectopdrachten inclusief beoordeling Excursiedocumenten Vergaderstukken werkveldcommissie Scripties Stageverslagen Vergaderstukken leerplanoverleg Vergaderstukken opleidingscommissie Studentenevaluaties zoals bimesterevaluaties van alle studiejaren Analyse van NSE 2010 voor de opleiding ROP
B Ruimtelijke Ordening en Planologie
December 2010
53